Botanici | Dikke kruidenboeken met afbeeldingen en beschrijvingen van geneeskrachtige planten markeren het begin van de botanie in het Europa van de zestiende eeuw. De geneeskrachtige werking was het belangrijkst. De eerste tuin waar onderzoek naar deze planten werd gedaan was de kruidentuin van de universiteit van Padua. Een voorzichtig begin van belangstelling was er voor niet-geneeskrachtige, ‘nutteloze’, planten. Bijvoorbeeld door Carolus Clusius, professor aan de universiteit van Leiden. In 1623 vatte Caspar Bauhin, een Zwitsers medicus en botanicus, de bestaande literatuur samen en presenteerde haar in een nieuwe vorm in zijn ‘Pinax theatri botanici’. Voor het eerst is hierin sprake van een ordening van de planten volgens veronderstelde verwantschappen. In de eeuw erna verschenen diverse andere classificatiesystemen die echter geen van alle beklijfden. Dat duurde tot 1753. Toen verscheen ‘Species plantarum’ door Carolus Linnaeus. Daarin worden de plantensoorten geordend volgens een systeem dat gebaseerd is op sexuele kenmerken en worden de soorten consequent benoemd met twee Latijnse woorden. Daarmee werd in principe een eind gemaakt aan de verwarring over plantensoorten en hun namen, waardoor de studies van artsen/botanici 1 2 3 lastig vergelijkbaar waren. Linnaeus’ ordeningssysteem is al lang losgelaten maar zijn methode van naamgeving van planten en andere entiteiten is tot op de dag van vandaag een betrouwbaar anker in de wetenschappelijke wereld. Drie grote namen zijn verbonden met het in kaart brengen van de flora van Japan: Engelbert Kaempfer, Carl Peter Thunberg en Philipp Franz Balthasar von Siebold. Allen waren arts en kortere of langere tijd gestationeerd op Dejima, de Nederlandse handelspost in de Baai van Nagasaki. Het is in een periode waarin de botanie zich meer en meer begint los te maken van de medische wetenschap. Kaempfer’s beschrijvingen van planten zijn van vóór de publicatie van ‘Species plantarum’, die van Thunberg en Von Siebold komen erna. Engelbert Kaempfer (1651 – 1716) geboren in Lemgo in Noordrijn-Westfalen studeerde talen, medicijnen en geschiedenis aan meerdere universiteiten. Na een reis van twee jaar door Rusland en Perzië als secretaris in het gezantschap van de Zweedse koning Karel XI trad hij in dienst van de VOC. Eerst als medicus in de factorij te Bandar Abbas aan de Perzische Golf en later op Dejima, waar hij twee jaar verbleef. Na terugkeer in Europa was hij enkele jaren verbonden aan de universiteit van Leiden. Daarna keerde hij terug naar zijn geboortegrond. Kaempfer was een zeer veelzijdig en creatief man; hij was een bekwame observator, schrijver en tekenaar. Hij had hoge achting voor de Japanse cultuur. Twee keer maakte hij de hofreis naar Edo. In zijn ‘Amoenitatum exoticarum’ uit 1712 beschrijft hij bijna 500 Japanse planten, maar ook acupunctuur, moxa en andere medische onderwerpen. Zijn beroemdste werk is ‘De geschiedenis van Japan’ dat na zijn dood verscheen. 5 4 Carl Peter Thunberg (1743 – 1828) studeerde filosofie en medicijnen aan de universiteit van Uppsala. Hij was een leerling van Linnaeus. Via Parijs, waar hij zijn studie voortzette, belandde hij in Nederland in de kring van botanici in Amsterdam en Leiden. Daar werd hij uitgenodigd om naar Japan te gaan, als arts in dienst van de VOC. De reis ging via de Kaap, waar hij drie jaar bleef en expedities naar het binnenland maakte om planten te verzamelen. In Japan was hij iets meer dan een jaar. Via Java, Ceylon en Amsterdam keerde hij terug naar zijn geboorteland. Terug in Zweden werd Thunberg benoemd tot professor aan de universiteit van Uppsala en schreef er over zijn onderzoekingen en reizen. Onder andere in Flora Japonica, in 1784, waarin hij ongeveer achthonderd Japanse plantensoorten beschrijft en classificeert. Echter, veel daarvan in dit en andere werken van zijn hand werd kort na verschijnen ervan door andere botanici herschikt. Philipp Franz Balthasar von Siebold (1796 – 1866) werd in Würzburg geboren in een familie van artsen. Hij studeerde in die stad medicijnen, natuurwetenschap en land- en volkenkunde. Na zijn studie verhuisde hij naar Den Haag en werd hij aangesteld als arts in het Nederlands-Indische leger. In die functie verbleef hij 6 zes jaar op Dejima tot hij in 1829 werd uitgezet wegens spionage. Na terugkeer in Nederland woonde hij op zijn buitenhuis Nippon in Leiden. Hij had nauwe 7 banden met de Leidse Hortus. Later in zijn leven keerde hij voor enkele jaren terug naar Japan. Evenals Kaempfer en Thunberg heeft Von Siebold ervoor gezorgd dat veel Japanse planten naar Nederland verstuurd werden. Vele daarvan kweekte Von Siebold verder op op zijn buiten en vele ook gingen naar de Leidse Hortus. Een aantal daarvan groeit er nog steeds. Zijn bekendste werk, waarin enkele honderden soorten beschreven worden heet, evenals Thunbergs werk, Flora Japonica. Hij schreef het samen met de Duitse botanicus Joseph Gerhard Zuccarini. 8 1. Caspar Bauhin, 1560-1624. In zijn ‘Pinax theatri botanici’ werd voor het eerst een botanische nomenclatuur gepresenteerd. nigeschichte.unibas.ch 2. Afbeelding van Linnaeus’ plantenclassicatie gebaseerd op sexuele kenmerken. www.austere.co 3. Dubbelportret van de kunstenaars Heinrich Fullmaurer en Albrecht Meyer. De eerste tekende de planten en de tweede bracht de tekening op een blok over. Rijksmuseum Amsterdam. 4. Op de oorspronkelijke locatie werd in 2009 de Hortus Botanicus van de Universiteit Leiden naar het ontwerp uit 1594 opnieuw aangelegd. 5. Hortus Botanicus van de Universiteit Leiden, Willem Isaacsz. van Swanenburg, Andries Clouck, 1610. Rijksmuseum Amsterdam. 6. Kopergravure uit 1842 van de botanische tuin van Padua, aangelegd in 1545. Biblioteca dell’Orto Botanico, Università degli Studi di Padova. wug.cab.unipd.it 7. De botanische tuin van Padua. Foto: Semolo75, Wikimedia commons. 8. De hofreis naar Edo (Tokio) in 1691/92. Uit: Engelbert Kaempfer, ‘De geschiedenis van Japan’. 9. Schilderij door Kawahara Keiga van Von Siebold met zijn Japanse vrouw Kusumoto Otaki en hun dochtertje 9 Kusomoto Ine bij de aankomst van een Nederlands zeilschip bij Dejima. Wikimedia commons. Botanische Tuin