I N F O R M AT I E F I C H E Wie creëert het geld ? 14 Geld, je bent er zo mee vertrouwd dat je je zelden afvraagt waar het vandaan komt of hoe het wordt gemaakt. Als economen over geld spreken, maken ze meestal een onderscheid tussen chartaal en giraal geld. Chartaal geld bestaat uit munten en bankbiljetten, giraal geld omvat alle tegoeden die op bankrekeningen staan en die dus worden overgemaakt per overschrijving, domiciliëring, bankkaart, enz. De technische vooruitgang heeft een derde soort geld gecreëerd : elektronisch geld. Elektronisch geld is een digitaal equivalent van contant geld dat wordt opgeslagen op een elektronische drager (card based) of op een externe server (server based). De voorloper van het bankbiljet ontstond toen goud en zilver te onpraktisch werden. Uit angst voor dieven gingen handelaars op zoek naar een vertrouwenspersoon die hun munten in bewaring wou nemen, zodat zij alleen het strikt noodzakelijke op zak hoefden te hebben. Vaak speelden edelsmeden de rol van bankier, omdat zij de waarde van edelmetalen het beste konden beoordelen. De handelaars ontvingen voor hun goud of zilver een ontvangstbewijs. Met de voorraad edelmetaal die ze in hun kluis bewaarden, verstrekten de edelsmeden-bankiers na verloop van tijd ook leningen : het bancaire krediet was geboren. De geleende som kwam uiteindelijk opnieuw terecht bij een bankier. Zo ontstond het verschil tussen wat we vandaag de chartale basis noemen (het geld dat door de centrale banken wordt uitgegeven ter vervanging van de vroegere goud- en zilverstukken) en de geldhoeveelheid (of monetaire aggregaat), die gecreëerd wordt door financiële tussenpersonen. Tegenwoordig omvat het monetaire aggregaat M3 (1) van het eurogebied naast alle in omloop zijnde biljetten en munten ook de tegoeden op de zicht-, spaar- en termijnrekeningen, evenals alle schuldvorderingen die binnen de twee jaar vervallen. Het verschil in omvang tussen chartaal geld en de andere componenten van de geldhoeveelheid neemt toe met de verfijning van de financiële markten en de spitsvondigheid van de financiële tussenpersonen. De centrale banken bezitten wel het monopolie om biljetten uit te geven, maar op de geldcreatie in de ruime betekenis hebben ze weinig invloed. (1) M1 = chartaal + giraal geld (inclusief elektronisch geld) M2 = M1 + spaardeposito’s + andere kortlopende deposito’s M3 = M2 + kortlopende effecten Voor wie er meer wil over weten • Infomap : Ultieme kredietverstrekker, p. 12023 fiche © Nationale Bank van België, 1 september 2014. Alle rechten voorbehouden. De gehele of gedeeltelijke vermenigvuldiging van deze publicatie voor educatieve en niet-commerciële doeleinden is toegestaan met bronvermelding.