Constructies met passer en liniaal, origami en meccano Een wiskunde-D module geschreven door Luuk Hoevenaars van de Hogeschool Utrecht Deze module is in ontwikkeling en wordt uitgeprobeerd in het najaar van 2012 op het Junior College Utrecht (JCU). De auteur bedankt Ton van der Valk (JCU) en Johan van de Leur (Universiteit Utrecht) voor uitleg over de gang van zaken op het JCU en Joke Daemen (IVLOS) en Aad Goddijn (Freudenthal Instituut, JCU) voor het lezen van een eerdere versie. Fouten en onvolkomenheden blijven uiteraard geheel voor de verantwoordelijkheid van de auteur. De ontwikkeling en het uittesten van het materiaal is mede mogelijk gemaakt door de Hogeschool Utrecht, het Junior College Utrecht (JCU) en het Geometry and Quantum Theory (GQT) cluster. Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons NaamsvermeldingNietCommercieel-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie (2012). Voorkant: detail van de Atheense School van Rafaël. Het is onduidelijk of de hoofdpersoon Euclides voorstelt of Archimedes, beiden spelen een belangrijke rol in deze module. Inhoudsopgave Inleiding Constructies Geschiedenis van constructies met passer en liniaal Deel 1. Constructies met passer en liniaal Hoofdstuk 1. Constructies met passer en liniaal 1.1. Spelregels en bewijzen 1.2. Basisconstructies 1.3. Ongeoorloofde en onmogelijke constructies 1.4. Beroemde problemen Samenvatting H1 Hoofdstuk 2. Van tekenen naar rekenen 2.1. Zijn lengtes van lijnstukken getallen? 2.2. Wat zijn getallen? 2.3. De meetkundige rekenmachine 2.4. Geogebra Samenvatting H2 1 1 1 5 7 7 10 13 16 23 25 25 27 29 32 36 Hoofdstuk 3. Wat is wel en niet construeerbaar met passer en liniaal 3.1. Snijpunten van lijnen en cirkels 3.2. Lichaamsuitbreidingen 3.3. Verdubbeling van de kubus is niet construeerbaar Samenvatting H3 37 37 43 47 51 Antwoorden 57 Bijlage A. Bijlage B. Antwoorden Veronderstelde voorkennis van vlakke meetkunde Een bewijs uit het ongerijmde 53 55 57 Inleiding Voor je ligt een Wiskunde D module over constructies met passer en liniaal, origami en meccano. In het eerste deel bekijken we vier beroemde problemen uit de Griekse Oudheid die gaan over constructies met passer en liniaal. Je zult zien hoe de Grieken hun uiterste best hebben gedaan om deze problemen op te lossen, maar het is ze uiteindelijk niet gelukt. Pas 2000 jaar later werd duidelijk waarom. In het tweede deel zien we dat er meer mogelijk is met Origami of Meccano als alternatieve constructiemethode. Dit deel is op het moment nog in ontwikkeling. Constructies Heb je je wel eens afgevraagd waarom je wel van een bisectrice hebt gehoord maar nog nooit van een trisectrice? Of waarom je een regelmatige negenhoek niet kunt construeren met passer en liniaal, maar wel kunt vouwen met een blaadje papier? Wist je dat Origami wordt toegepast in de ruimtevaart en de medische wetenschap? En dat het speelgoed Meccano kan worden gebruikt om een lineaire beweging om te zetten in een cirkelbeweging zoals bij een stoomlocomotief? Er zijn talloze hulpmiddelen en gereedschappen om meetkundige figuren te tekenen, elk met zijn eigen grenzen. Voor een wiskundige is het interessant om het gereedschap te idealiseren, nauwkeurig te omschrijven hoe het gereedschap gebruikt mag worden en vervolgens de grenzen van dit gebruik op te zoeken. Dat zullen we in deze Module doen voor de constructiegereedschappen Passer en liniaal, Origami en Meccano. Geschiedenis van constructies met passer en liniaal Vanaf ongeveer 3000 v. chr. hebben de Babyloniërs en Egyptenaren hun vorderingen in de wiskunde opgeschreven en doorgegeven aan ons. Voor hen diende wiskunde meestal een praktisch doel: ze deden berekeningen voor bijvoorbeeld architectuur, landverdeling of het voorspellen van zonsverduisteringen. Daar kwam verandering in bij de Grieken die rond 400 v.chr. een grote bloeiperiode kenden. Zij dachten na over dingen gewoon omdat ze het interessant vonden en dit noemen we tegenwoordig met een Grieks woord filosofie (filein=houden van, sofia=kennis). De opbloei van (wiskundige) kennis, logisch nadenken en de Griekse cultuur gingen hand in hand. De filosoof Plato had niet voor niets boven de ingang van zijn Academie een inscriptie laten plaatsen AGEWMETRHTOS MHDEIS EISITO Laat geen meetkundig ongeschoolde hier ooit binnentreden 1 Je zult deze tekst tegenwoordig weliswaar niet boven een arbeidsbureau zien hangen, maar toch vinden bedrijven het nog steeds belangrijk dat hun werknemers wiskundig geschoold zijn als bewijs dat ze logisch kunnen nadenken. De zuiverste vorm van meetkunde was voor de Grieken de meetkunde in het platte vlak, waarbij alleen gebruik mocht worden gemaakt van passer en liniaal. Een belangrijke stelling over driehoeken in het vlak is bijvoorbeeld de stelling van Pythagoras: voor een rechthoekige driehoek met rechthoekszijden van lengte a en b en schuine zijde c geldt a 2 + b2 = c 2 Het bewijs werd meetkundig geleverd volgens een vast stramien: P robleem Constructie Bewijs Je construeert dus eerst met behulp van passer en liniaal een rechthoekige driehoek volgens bepaalde afspraken die uitgebreid aan bod komen in hoofdstuk 1. Vervolgens geef je een bewijs dat het vierkant met zijde c een even grote oppervlakte heeft als de vierkanten met zijde a en zijde b bij elkaar opgeteld. Dit stramien was zeer succesvol: we noemen deze stelling immers nog steeds naar Pythagoras ondanks dat de beste man al meer dan 2000 jaar dood is. Het indrukwekkende boek de Elementen van Euclides (ca. 300 v. chr.) bevat vrijwel alle wiskunde die tot dan toe was gedaan. Euclides schreef hierbij duidelijk alle aannames op voordat hij iets ging bewijzen. Met een minimum aan aannames (5 postulaten en 5 axioma’s) werd een maximum aan resultaat geboekt: 176 stellingen over vlakke meetkunde! Ondanks de indrukwekkende hoeveelheid constructies die de Grieken maakten en de meetkundige stellingen die ze konden bewijzen bleef er een aantal taaie problemen over waarvan een constructie met passer en liniaal ze ontging. En daar wordt het interessant voor onze Module: zijn dit de grenzen van de gereedschappen Passer en liniaal? We introduceren die problemen hier kort: Beroemd probleem 1 (Kwadratuur van de cirkel). Kun je een vierkant construeren met dezelfde oppervlakte als een cirkel met straal 1? Beroemd probleem 2. Kun je iedere regelmatige veelhoek construeren? Beroemd probleem 3 (Driedeling van een hoek). Kun je een willekeurige hoek met behulp van een constructie in drieën delen? 2 Beroemd probleem 4 (Het Delische probleem – verdubbeling van een kubus). Als een kubus met zijden van lengte 1 gegeven is, kun je dan een kubus construeren met twee keer zo groot volume? Zo dus niet... want nu wordt het volume verachtvoudigd. Bij dit laatste probleem staan we nog even stil. Volgens de legende1 had de god Apollo gezorgd voor pestepidemie op het Griekse eiland Delos. Toen de Deliërs naar het orakel van Delphi gingen om te vragen hoe ze weer van de plaag af konden komen kregen ze te horen dat ze het altaar van Apollo op Delos moesten verdubbelen. De Delische beeldhouwers verdubbelden de zijden van het altaar, maar de pest ging niet over. Ten einde raad wendden ze zich tot Plato’s Academie. Daar kregen ze te horen dat het eigenlijke probleem was om het altaar te verdubbelen in volume en dat de Delische geleerden dus op zoek moesten gaan naar een constructie van een zijde met de juiste lengte. Volgens Plato was het een terechtwijzing van de god Apollo: de Grieken moesten minder aandacht besteden aan ruzie maken en oorlog voeren, en meer aan de wetenschap. Sindsdien heet dit ook wel het Delische probleem. De Grieken schijnen zich goed te hebben beseft dat het eigenlijk een probleem van de ruimtemeetkunde is, niet van de vlakke meetkunde. Ze konden het probleem wel degelijk oplossen met behulp van ruimtemeetkunde of andere instrumenten dan passer en liniaal, de wiskundige en geschiedschrijver Thomas Heath noemt zelfs 9 oplossingen in zijn History of Greek Mathematics, maar geen van allen gebruikten alleen maar passer en liniaal. De constructie van Archimedes bijvoorbeeld gebruikt een liniaal met streepjes (opgave 25), en die van Menaechmus gebruikt parabolen (opgave 43). Deze constructies zijn dan ook niet opgenomen in de Elementen van Euclides. Na de inspanningen van de Grieken bleef de vraag dus overeind: zijn de vier beroemde problemen te construeren met passer en liniaal? Na de middeleeuwen werd deze vraag opgepikt door veel vooraanstaande wetenschappers zoals Descartes, Newton en Gauss. Maar hoewel Gauss bijna kon bewijzen welke regelmatige veelhoeken kunnen worden geconstrueerd is het de weinig bekende Fransman Pierre Laurent Wantzel geweest die in 1837 problemen 2, 3 en 4 volledig heeft opgelost. Voordat het zover was zijn er dus meer dan 2000 jaar overheen gegaan, is er een moord gepleegd (op Archimedes), is er een wiskundige aan ziekte en armoede gestorven (Niels Abel), een ander is in een pistoolduel omgekomen (Évariste Galois) en Wantzel zelf is niet beroemd geworden maar in de vergetelheid geraakt en heeft zich doodgewerkt onder de invloed van opium. Maar daarover meer in de volgende hoofdstukken... 1Vrij geciteerd uit De E apud Delphos van de Griekse geschiedschrijver Plutarchos, 1e eeuw n.chr. 3 Deel 1 Constructies met passer en liniaal HOOFDSTUK 1 Constructies met passer en liniaal Dit hoofdstuk gaat over het construeren van punten, lijnen en cirkels in het platte vlak met behulp van passer en liniaal. Typische vragen die we ons daarbij stellen zijn: kunnen we een gelijkzijdige driehoek construeren? En een regelmatige vijfhoek? Kunnen we een hoek in tweeën delen? En in drieën? Kunnen we een vierkant construeren met dezelfde oppervlakte als een gegeven cirkel? Om antwoorden te geven op deze vragen moeten we heel precies omschrijven wat we eigenlijk bedoelen met construeren. Hierbij volgen we ongeveer de spelregels zoals de Griekse wiskundige Euclides ze opschreef rond 300 v. chr. in zijn beroemde boek de Elementen. De regels van Euclides zijn niet zaligmakend: het is goed mogelijk om een andere verzameling spelregels te verzinnen waarmee je vergelijkbare constructies kunt maken. In deel 2 zullen we onderzoeken wat je allemaal kunt doen met origami en meccano. Als de spelregels eenmaal zijn vastgelegd kunnen we onderzoeken wat mogelijk en vooral ook onmogelijk is met passer en liniaal. Daarbij stuiten we uiteindelijk op een aantal klassieke problemen uit de Griekse Oudheid. Ten slotte nemen we nog een loopje met de spelregels: door vals te spelen kunnen sommige constructies plotseling wél worden gemaakt! 1.1. Spelregels en bewijzen In dit hoofdstuk bekijken we de vlakke meetkunde van punten, lijnen en cirkels. Het boek de Elementen van Euclides van omstreeks 300 v.chr. gaat hierover en geldt al eeuwenlang als een blauwdruk voor een wiskundige tekst omdat het duidelijk onderscheid maakt tussen de volgende aspecten van wiskunde: Aannames – Logische regels – Stellingen – Bewijzen Euclides begint met 23 definities waarin hij uitlegt wat meetkundige begrippen zoals punt, lijn, driehoek, cirkel etcetera betekenen. Dan volgen 5 postulaten, waarin aannames worden gedaan over relaties tussen deze begrippen: (1) (2) (3) (4) (5) Er gaat één lijnstuk door twee gegeven punten. Een lijnstuk kan in beide richtingen worden verlengd tot een rechte lijn. Er is één cirkel met gegeven middelpunt en gegeven straal. Alle rechte hoeken zijn gelijk. Stel dat twee lijnen worden gesneden door een derde. De twee lijnen snijden elkaar alleen als de kleinste hoeken die ze maken met de derde lijn samen kleiner zijn dan twee rechte hoeken. De eerste drie postulaten gaan over toegestane meetkundige constructies, de laatste twee kunnen worden gebruikt om te bewijzen dat die constructies voldoen aan bepaalde eigenschappen. Omdat Euclides zo duidelijk maakt wat zijn aannames zijn, kun je onderzoeken wat er gebeurt als je een aanname verandert. Vooral over het vijfde postulaat (het parallellenpostulaat) is in de loop der eeuwen veel discussie ontstaan en het is inderdaad mogelijk gebleken 7 Hoofdstuk 1 Constructies met passer en liniaal om zonder dit postulaat een consistente theorie op te bouwen: de niet-Euclidische meetkunde. Een voorbeeld hiervan is meetkunde op een boloppervlak, waarin twee evenwijdige lijnen elkaar inderdaad kunnen snijden, denk maar aan de meridianen op het aardoppervlak die elkaar snijden in de noord- en zuidpool. De opbouw van de Elementen is weliswaar lovenswaardig, maar er is nog wel het één en ander op af te dingen1. We kijken nog eens kritisch naar de eerste drie postulaten en we merken op dat ze niet helemaal volledig zijn: hoe construeren we bijvoorbeeld nieuwe punten? Euclides zwijgt daarover in zijn postulaten, maar in de tekst worden wel degelijk nieuwe punten geconstrueerd. We vullen daarom de eerste drie postulaten aan tot een verzameling spelregels die wij zullen hanteren bij het construeren: Spelregels voor constructie met passer en liniaal Constructie van nieuwe lijnen en cirkels: PL1. Een lijn door twee gegeven punten. PL2. Een cirkel door een gegeven punt met een ander gegeven punt als middelpunt. Constructie van nieuwe punten: PL3. Een willekeurig punt in het vlak (geen bijzondere eigenschappen) PL4. Snijpunt van twee lijnen. PL5. Snijpunt(en) van een lijn en een cirkel. PL6. Snijpunt(en) van twee cirkels. 1Er is vanuit modern wiskundige oogpunt nog wel meer af te dingen op de Elementen dan wat we hier vermelden, en daarom heeft David Hilbert in 1899 een verbeterd stelsel voorgesteld met daarin 21 aannames. 8 Als het goed is ken je nog een aantal constructies uit de onderbouw, zoals bijvoorbeeld de bissectrice van een hoek en de middelloodlijn van een lijnstuk. 1a Opgave Maak een lijstje van constructies die je al eens hebt gezien en probeer ze weer uit te voeren. 1b Opgave Bedenk tenminste drie constructies in het platte vlak die je nooit hebt gezien maar waarvan je denkt dat ze uitvoerbaar zijn. We komen later nog op deze lijstjes terug. 1.1.1. Wat bedoelt Euclides met een bewijs? Normaal gesproken loopt een wiskundig bewijs als volgt: Stelling aannames+logica ! Bewijs Euclides vond het echter belangrijk dat een meetkundige stelling niet alleen voorstelbaar is, maar ook construeerbaar op basis van de spelregels. Hij hanteerde daarom het volgende stramien Stelling spelregels ! Constructie aannames+logica ! Bewijs Later zullen we zien dat bijvoorbeeld een regelmatige zevenhoek niet construeerbaar is en Euclides zwijgt dan ook in alle toonaarden over zo’n figuur, terwijl we geen enkele moeite hebben om ons een regelmatige zevenhoek voor te stellen. Laten we eens kijken hoe Euclides zijn eerste stelling uit de Elementen bewijst: Er bestaat een gelijkzijdige driehoek ABC met een gegeven lijnstuk AB als zijde. 2a Opgave (eerste stelling uit de Elementen) Construeer volgens de bovenstaande spelregels de gevraagde gelijkzijdige driehoek Schrijf bij elke stap op welke spelregel van PL1 t/m PL6 het is. 2b Opgave Bewijs dat de driehoek die je hebt geconstrueerd inderdaad gelijkzijdig is. ABC. Het is dus mogelijk om een gelijkzijdige driehoek te construeren vanuit een gegeven zijde. 3a Opgave (tweede stelling uit de Elementen) In de figuur hiernaast staat een constructie afgebeeld. Lijnstuk P Q en punt R zijn gegeven, lijnstuk RS is het eindresultaat. Zijn de lengtes |P Q| en |RS| gelijk? Wat denk je dat het doel is van de constructie? 3b Opgave Schrijf een stappenplan, waarbij de deelconstructie van opgave 2 één stap is. 3c Opgave Bewijs dat het doel van de constructie inderdaad wordt bereikt. 9 Hoofdstuk 1 Constructies met passer en liniaal 1.1.2. De rol van de passer en de liniaal Euclides noemt nergens de woorden “passer” en “liniaal". Toch is het uit zijn tekst duidelijk dat hij grote waarde hecht aan constructies, en dat daarbij alleen specifieke gereedschappen op een bepaalde manier mogen worden gebruikt. Je bent zelf bijvoorbeeld gewend te werken met een geodriehoek. Daarmee kun je zowel afstanden als hoeken opmeten, wat heel handig kan zijn bij het construeren. Als je bijvoorbeeld een hoek in tweeën moet delen, dan meet je de hoek op en je deelt dit getal door twee. De Grieken vonden dit niet zuiver: de meting is nooit precies en dus ‘aards’. Liniaal Passer Een liniaal bevat geen markeringen en mag alleen worden gebruikt om reeds geconstrueerde punten te verbinden. De passer mag alleen worden gebruikt om cirkels te construeren met een reeds geconstrueerd middelpunt en randpunt. Moderne passers hebben een radartje waarmee je de benen vast kunt zetten. Op die manier kun je de afstand tussen twee punten P en Q “meten” met je passer en vervolgens de passerpunt ergens anders neerzetten. Volgens de spelregels hierboven mag dit niet zomaar! Uit de vorige opgave volgt echter dat het toch mogelijk is om net te doen of je een moderne passer hebt. Op het ongeoorloofd gebruik van de passer en liniaal (valsspelen dus) komen we terug in paragraaf 1.3. 1.2. Basisconstructies In deze paragraaf proberen we structuur aan te brengen in het denken over constructies. We bekijken een aantal basisconstructies: niet al te ingewikkelde constructies die vaak van pas komen als bouwsteen in grotere constructies. De constructie van een gelijkzijdige driehoek in opgave 2 kwam bijvoorbeeld meteen van pas in opgave 3. Eerst even opwarmen: 4 Opgave Geef een samengestelde constructie die uiteenvalt in basisconstructies. Gebruik als inspiratie de lijstjes die je hebt gemaakt in opgave 1. Je hoeft niet te beschrijven hoe de basisconstructies moeten worden uitgevoerd, je kunt deze behandelen als “black box”. 5a Opgave Met het aantal stappen van een constructie bedoelen we het aantal keren dat PL1 of PL2 wordt gebruikt. Geef een constructie waarmee het midden van een lijnstuk wordt bepaald (3 stappen). 5b Opgave Gegeven is een lijn m en een punt P dat niet op m ligt. Geef een constructie voor de loodlijn op m die door P gaat (het kan in 3 stappen). 5c Opgave Gegeven is een lijn m met daarop een punt P . Geef een constructie voor de loodlijn op m die door P gaat (het kan in 3 stappen). 10 B1 T���� �. Basisconstructies Het midden van lijnstuk AB. B2 De loodlijn van AB door punt C. Punt C ligt niet op AB. B3 ... B4 De combinatie van I en III. Hoe heet dit? B5 De lijn door C evenwijdig aan AB. B6 De bissectrice: lijn die de hoek \CAB door midden deelt. B7 ... ... ... ... In tabel 1 staat een lijst van basisconstructies met de opdracht aan de lezer om deze aan te vullen, de details van de constructies te geven en te bewijzen dat ze voldoen aan de gevraagde eigenschappen. 6 Opgave Vul tabel 1 aan en bewijs dat de constructies doen wat ze moeten doen. 11 Hoofdstuk 1 Constructies met passer en liniaal Beschrijf van de volgende constructies welke basisconstructie van pas komt: 7a Opgave Het snijpunt van de drie zwaartelijnen van een driehoek. 7b Opgave Het snijpunt van de drie hoogtelijnen van een driehoek. 7c Opgave Het middelpunt van de ingeschreven cirkel van een driehoek. 7d Opgave Het middelpunt van de omgeschreven cirkel van een driehoek. 8 Opgave Gegeven zijn punten M en N en de cirkel met middelpunt M en randpunt N . Construeer de gelijkzijdige driehoek N P Q waarbij P en Q op de cirkel liggen. Hint: Begin met het construeren van een regelmatige zeshoek. 9 Opgave Zijn er constructies in opgave 1b) die je inmiddels met passer en liniaal kunt maken? De volgende constructies zijn goede oefeningen en hebben iets te maken met de beroemde problemen uit de Griekse Oudheid. Geef bij iedere constructie nieuwe punten een naam (in hoofdletters) en nieuwe lijnen en cirkels een naam (in kleine letters). Schrijf nummertjes in je tekening om aan te geven wat de volgorde is en beschrijf bij ieder nummer kort welke basisconstructie het is. 10a Opgave (Verdubbeling van een vierkant) Gegeven is een vierkant ABCD waarvan de zijde 1cm lang is. Construeer een vierkant met oppervlakte 2cm2 . 10b Opgave Gegeven is een vierkant ABCD. Construeer een vierkant waarvan de oppervlakte twee keer zo groot is. 11 Opgave (Kwadratuur van een rechthoek) Gegeven is een rechthoek ABCD. Construeer een vierkant met dezelfde oppervlakte. Hint: Introduceer getallen a = |AB| en b = |BC|.pDe oppervlakte van de rechthoek is dus gelijk aan ab en we zoeken een vierkant met zijde ab. Ga na dat ab = ✓ a+b 2 ◆2 12 ✓ a b 2 ◆2 Als we dit lezen met een “Pythagorasbril” op, dan staat hier dat een rechthoekige driehoek p a b met schuine zijde a+b ab. 2 en rechte zijde 2 een tweede rechte zijde heeft met lengte Construeer zo’n rechthoekige driehoek. 12a Opgave (Kwadratuur van een veelhoek) Gegeven is 4ABC. Construeer een vierkant met dezelfde oppervlakte. Geef hierbij nauwkeurig aan welke constructies van de voorgaande opgaven je hebt gebruikt. Hint: Probeer dit probleem te reduceren tot de kwadratuur van een rechthoek. 12b Opgave Gegeven is een regelmatige veelhoek. Laat zien dat je een vierkant kunt construeren met dezelfde oppervlakte. Hint: Probeer dit probleem te reduceren tot de kwadratuur van driehoeken en rechthoeken. 13 Opgave (Regelmatige veelhoeken) Je kleine zusje krijgt voor school de opdracht om op een lege wijzerplaat de uren van de klok aan te geven. Je besluit haar aan een tien te helpen door met behulp van passer en liniaal de streepjes op de juiste plek te zetten. Hint: begin met een gelijkzijdige zeshoek (zie opgave 8) en gebruik bissectrices. Er is ook een andere aanpak mogelijk om de uren op de wijzerplaat van een klok te construeren: de constructie van een regelmatige 12-hoek vanuit een regelmatige driehoek en vierhoek. Daarover gaat de volgende opgave. 14a Opgave (Regelmatige veelhoeken) Gegeven is een cirkel met daarin een gelijkzijdige 4P0 P1 P2 en vierkant ⇤Q0 Q1 Q2 Q3 met één gemeenschappelijk punt e P0 = Q0 . De hoekpunten Pi liggen op 3i deel van de cirkel, e de hoekpunten Qj liggen op 4j deel. Leg uit dat P1 Q1 gelijk 1 e is aan 12 deel van de cirkel en dus de zijde is van een regelmatige twaalfhoek. 14b Opgave Je zou het vermoeden kunnen krijgen dat met behulp van een regelmatige m-hoek en n-hoek een regelmatige m · n-hoek kan worden geconstrueerd. Leg uit dat dit vermoeden waar is voor een regelmatige vijftienhoek. 14c Opgave Start met een vierkant en een regelmatige achthoek met wederom P0 = Q0 . Leg uit dat je zo geen regelmatige 32-hoek kunt construeren. 14d Opgave Probeer te ontdekken waaraan m en n moeten voldoen zodat het vermoeden wél waar is (schrijf duidelijk je vermoeden op en controleer het voor een aantal gevallen. Een bewijs wordt niet gevraagd maar levert wel bonuspunten op). 1.3. Ongeoorloofde en onmogelijke constructies Het is natuurlijk leuk om te zien dat je met de basisconstructies in de hand een aantal ingewikkelde constructies kunt uitvoeren. Interessanter zijn echter de constructies die je (nog) niet kunt maken! In deze paragraaf bekijken we niet wat de mogelijkheden zijn, maar juist wat de onmogelijkheden zijn. We lopen tegen de beperkingen van de spelregels op, enerzijds omdat sommige constructies met cirkels en lijnen niet zijn toegestaan en anderzijds omdat we alleen mogen werken met lijnen en cirkels en niet met bijvoorbeeld parabolen, hyperbolen of andere figuren. 13 Hoofdstuk 1 Constructies met passer en liniaal 1.3.1. Ongeoorloofde constructies met lijnen en cirkels Er zijn constructies met lijnen en cirkels die je volgens de spelregels niet zomaar mag uitvoeren terwijl ze in de praktijk geen probleem opleveren. Als er een cirkel en een punt buiten de cirkel gegeven is kun je bijvoorbeeld een lijn tekenen die raakt aan de cirkel en door het punt gaat (er zijn zelfs twee van deze lijnen). Volgens de spelregels is dit niet zomaar toegestaan. Is er een manier om deze constructie toch te maken op een legale manier? 15 Opgave Probeer zo precies mogelijk uit te leggen waarom het tekenen van een raaklijn aan een cirkel niet aan de spelregels PL1 t/m PL6 voldoet. Gelukkig bestaat er wél een eerlijke constructie van een raaklijn aan een cirkel. 16a Opgave Gegeven is een cirkel c met middelpunt M en randpunt S. Bewijs dat de lijn door S loodrecht op lijnstuk M S maar één snijpunt heeft met c. De raaklijn aan c door S staat dus loodrecht op de straal. Hint: Een tweede snijpunt S 0 zou leiden tot een onmogelijke driehoek 4SM S 0 . De stelling van Thales luidt: een driehoek ingeschreven in een cirkel, waarbij één van de zijden een middellijn is van de cirkel, is altijd een rechthoekige driehoek. 16b Opgave Gegeven is een punt P buiten de cirkel c. Construeer een nieuwe cirkel met middellijn M P en noem de snijpunten met c respectievelijk S1 en S2 . Leg met behulp van de stelling van Thales en onderdeel a) uit waarom de lijnen P S1 en P S2 raken aan de cirkel. 16c Opgave Wat gebeurt er als het punt P op de cirkel ligt? En als het er binnen ligt? 17 Opgave Van twee gegeven cirkels (niet even groot, niet snijdend of rakend) kun je eenvoudig de vier gemeenschappelijke raaklijnen tekenen. Maar kun je ze ook volgens de spelregels construeren? Probeer de vorige opgave te gebruiken, bijvoorbeeld door beide cirkels te krimpen totdat één van de cirkels een punt is geworden. In opgave 25 zien we hoe Archimedes een loopje neemt met de spelregels om een hoek in drieën te kunnen delen. Ook in die situatie is het lang niet zo duidelijk of er ook een eerlijke constructie als alternatief bestaat.. 1.3.2. Onmogelijke constructies Je stuit wel eens op een constructie die je niet kunt uitvoeren. Dit kan twee oorzaken hebben: je bent ofwel niet handig genoeg geweest bij het verzinnen van een mogelijke constructie, of de constructie is principieel onmogelijk. 14 Soms is het meteen duidelijk dat een constructie onmogelijk is: je kunt met passer en liniaal nou eenmaal geen ellips construeren. Een interessante vraag is of er ook constructies bestaan die onuitvoerbaar zijn, maar waarvan je dat niet meteen kunt zien. En of je van een onuitvoerbare constructie kunt bewijzen dat dat zo is. Als wiskundigen lange tijd een constructie niet hebben kunnen maken dan bewijst dat natuurlijk nog niets, er zijn genoeg wiskundige stellingen waar pas na eeuwen een bewijs voor is gegeven. Een voorbeeld is de beroemde laatste stelling van Fermat (1637) die uiteindelijk is bewezen door Andrew Wiles (1994). Op deze bewijsbare onmogelijkheid komen we terug in latere hoofdstukken. In de volgende paragraaf bespreken we eerst nog de vier beroemde constructies uit de Griekse Oudheid die 2000 jaar lang onuitgevoerd bleven. Zijn ze misschien onmogelijk? 15 Hoofdstuk 1 Constructies met passer en liniaal 1.4. Beroemde problemen De Oude Grieken zijn ware passer–en–liniaal kunstenaars geweest. Toch is er een viertal constructieproblemen dat zelfs hun pet te boven ging: (1) (2) (3) (4) De De De De kwadratuur van een cirkel. constructie van bepaalde regelmatige veelhoeken. driedeling van een hoek. verdubbeling van een kubus. In de komende paragrafen geven we een beschrijving van deze problemen. De Grieken hebben ze niet kunnen oplossen met passer en liniaal, hoe goed ze ook zochten naar constructies. 1.4.1. Kwadratuur van de cirkel De oppervlakte van een cirkel met straal 1 noemen we ⇡, dit is ongeveer 3, 1415. Het getal ⇡ heeft een lange geschiedenis en bijna elke beschaving sinds de Babyloniërs heeft zich ermee bezig gehouden. Soms werd het erg onnauwkeurig benaderd (de bijbel rekent in 2 Kronieken 4:2 en 1 Koningen 7:23 bijvoorbeeld met ⇡ = 3), maar soms was een benadering opmerkelijk nauwkeurig. Een erg efficiënte methode was die van Archimedes: hij tekende een regelmatige veelhoek zowel binnen de cirkel (zie figuur 1) als eromheen en hij bedacht dat de oppervlakte van de cirkel tussen die van de veelhoeken moest liggen. Door een regelmatige n-hoek te gebruiken met grote n wordt de benadering nauwkeuriger. 18 Opgave Bekijk de eenheidscirkel en bereken de oppervlakte van een ingeschreven en omgeschreven zeshoek, zie figuur 1. Net als Archimedes mag je daarbij de volgende ongelijkheid gebruiken 265 p 1351 < 3< 153 780 De methode van Archimedes roept een aantal vragen op: (1) Hoe construeerde hij een regelmatige veelhoek? (2) Hoe berekende hij de oppervlakte van een regelmatige veelhoek? In een gegeven cirkel is een regelmatige zeshoek construeerbaar, bijvoorbeeld door alle gelijkzijdige driehoeken in figuur 1 te construeren (zie ook opgave 13). Welke veelhoeken wel en niet construeerbaar zijn is het volgende beroemde probleem, we richten ons daarom op de tweede vraag. De oppervlakte van een regelmatige veelhoek is te reduceren tot een som van oppervlakten van driehoeken door vanuit het middelpunt lijnen te trekken naar de hoekpunten, zoals gedaan is in figuur 1. Op basis van opgave 12 kun je hier rechthoeken van maken, die je ook nog eens aan elkaar kunt plakken tot één grote rechthoek. De methode van Archimedes geeft dus een benadering van de oppervlakte van de cirkel in termen van de oppervlakten van een rechthoek. Dit leidt tot de essentie van de kwadratuur van de cirkel: kan de ware oppervlakte van een gekromd object als de cirkel evenals zijn benaderingen worden uitgedrukt in termen van de oppervlakte van een rechthoek? Of, omdat er ook een vierkant te construeren is met dezelfde oppervlakte als een rechthoek (opgave 11): bestaat er een vierkant met dezelfde oppervlakte als de cirkel met straal 1? Beroemd probleem 1 (Kwadratuur van de cirkel). Gegeven is een cirkel met straal 1. Kun je een vierkant met dezelfde oppervlakte construeren? 16 F����� �. Een ingeschreven en omgeschreven regelmatige zeshoek voor een cirkel met straal 1. Uiteindelijk tekende Archimedes ingeschreven en omgeschreven 96-hoeken (construeerbaar: deel de hoeken van een gelijkzijdige driehoek vijf keer in tweeën) en kwam2 tot de benadering 1 3 10 71 < ⇡ < 3 7 die tot op twee decimalen nauwkeurig is. Archimedes erkende dat zijn methode de kwadratuur van de cirkel niet oplost: de veelhoeken blijven benaderingen voor de oppervlakte van de cirkel. Voor een echte kwadratuur van de cirkel is de constructie van een lijnstuk met lengte p ⇡ vereist. 2In de berekening gebruikt Archimedes allerlei afschattingen voor wortels die hij niet uitlegt, zoals de afp schattingen voor 3. Zie bijvoorbeeld de website van Dick Klingens http://www.pandd.demon.nl/piarchi.htm voor de hele berekening. 17 Hoofdstuk 1 Constructies met passer en liniaal 1.4.2. De constructie van regelmatige veelhoeken. We zagen dat Archimedes voor zijn benadering van ⇡ ingeschreven en omgeschreven regelmatige veelhoeken gebruikte. In opgaven 2, 8 en 10 heb je regelmatige veelhoeken geconstrueerd met passer en liniaal, bijvoorbeeld een driehoek, vierkant en zeshoek. We gaan nu in stappen de nog ontbrekende regelmatige vijfhoek bekijken. F����� �. Een springende kangoeroe 19a Opgave (Constructie van een regelmatige vijfhoek) Gegeven zijn twee halve lijnen die met elkaar een hoek a maken in het punt A. Een kangoeroe maakt telkens even grote sprongen van de ene lijn naar de andere, indien mogelijk naar een ander punt dan waar hij net vandaan kwam, zie figuur 2. Druk de hoeken \a1 , \a2 enz. uit in \a (gebruik eventueel de stelling van de buitenhoek). 19b Opgave Leg uit: als \a = 36 , dan is 4A2 A3 A gelijkbenig met tophoek \a. Schets deze situatie. 19c Opgave Leg uit: als \a = 36 , dan kunnen A, A2 en A3 worden gebruikt om een regelmatige tienhoek te construeren binnen de cirkel met middelpunt A en straal |A2 A|. 19d Opgave Als \a = 36 en |A2 A| = 1, hoe groot is dan |A1 A|? Is deze lengte construeerbaar? Hint: zoek gelijkvormige driehoeken en gebruik verhoudingen tussen lengtes van zijden om een vergelijking te vinden waaraan x = |A1 A| moet voldoen. 19e Opgave Construeer een regelmatige vijfhoek in een cirkel met straal 1. Vrije interepretatie van de kangoeroewedstrijd wizPROF 2010, opgave 25. De Grieken konden dus een regelmatige drie-, vier-, vijf- en zeshoek construeren. Dit roept de vraag op of het mogelijk is om elke regelmatige veelhoek te construeren. Beroemd probleem 2 (Regelmatige veelhoeken). Is het mogelijk om elke regelmatige veelhoek te construeren? 18 F����� �. Het standbeeld van Gauss in Braunschweig 20 Opgave De Grieken zijn niet verder gekomen dan de drie-, vier-, vijf- en zeshoek en de veelhoeken die je hieruit kunt construeren door hoeken in tweeën te delen. Maak een lijstje van de regelmatige veelhoeken die de Grieken konden construeren. Waar zitten de gaten? Pas toen de wiskundige Carl Friedrich Gauss zich er rond 1800 mee ging bemoeien werd dit probleem volledig opgelost: hij gaf een beschrijving van de veelhoeken die wel en niet kunnen worden geconstrueerd. Hij heeft bijvoorbeeld op 18-jarige leeftijd een regelmatige 17-hoek geconstrueerd en hierop was hij zo trots dat hij besloot wiskunde te gaan studeren (en geen taalkunde). In het volgende hoofdstuk treed je in zijn voetsporen door zelf in het computerprogramma geogebra een regelmatige zeventienhoek te construeren. In zijn geboorteplaats Braunschweig staat een standbeeld van Gauss met een sokkel in de vorm van een zeventienpuntige ster. De constructie van regelmatige veelhoeken is gerelateerd aan het delen van hoeken, zoals blijkt uit de volgende opgaven. 21 Opgave Leg uit: als je een willekeurige hoek in n gelijke hoeken kunt verdelen, dan is iedere regelmatige n-hoek construeerbaar. De vraag of we hoeken in n gelijke stukken kunnen delen is dus algemener dan de vraag of we een regelmatige n-hoek kunnen construeren. 22 Opgave Als we hoeken in drieën kunnen delen, hoe verwacht je dat het lijstje van opgave 20 dan verandert? 19 Hoofdstuk 1 Constructies met passer en liniaal 1.4.3. Driedeling van een hoek Via de basisconstructies kunnen we inmiddels lijnstukken en hoeken in tweeën delen. Door deze weer in tweeën te delen, en deze weer in tweeën, enzovoorts kunnen we dus ieder lijnstuk en iedere hoek verdelen in 2k gelijke delen voor iedere k. Zouden we nu ook een lijnstuk of een hoek in drieën kunnen delen? Stelling: Met passer en liniaal kan een lijnstuk in een willekeurig aantal gelijke stukken worden verdeeld. B����. We leggen eerst uit hoe een lijnstuk in drieën kan worden gedeeld, zie figuur 4. Kies twee willekeurige punten A, B op de lijn en een punt C1 dat niet op de lijn ligt. Verleng het lijnstuk AC1 twee keer en noem de tussenliggende punten C2 en C3 . We krijgen dus |AC1 | = |C1 C2 | = |C2 C3 |. Teken nu de lijnen door C1 en C2 die evenwijdig zijn aan BC3 . De snijpunten D1 , D2 met AB delen dit lijnstuk op in 3 gelijke delen omdat de driehoeken ABC3 , AD2 C2 en AD1 C1 allen gelijkvormig zijn. In figuur 4 staat dit bewijs geïllustreerd. Het opdelen in meer gelijke stukken gaat analoog, door het lijnstuk AC1 vaker te verlengen. ⇤ Het teken ⇤ geeft aan dat het bewijs hier eindigt. F����� �. De driedeling van een lijnstuk gebruiken voor de driedeling van een hoek? De driedeling (trisectie) van een hoek is een ander verhaal. De Grieken hadden hier grote moeite mee. Zijn wij slimmer dan de Grieken? 23 Opgave Bekijk een driehoek 4ABC. Verdeel zijde BC in drie gelijke delen. Kun je dit gebruiken om de hoek \CAB in drieën te delen (zie figuur 4)? Zo ja, geef een bewijs. Zo nee, geef een tegenvoorbeeld. Dit is dus geen goede algemene strategie. Nu proberen we een bijzonder geval. 24 Opgave Verzin een constructie om een hoek van 90 oftewel ⇡2 in drieën te delen. Hint: Welke regelmatige veelhoek hoort bij een hoek van 30 ? Het is dus in ieder geval mogelijk om sommige hoeken met passer en liniaal in drieën te delen. Archimedes (ja, dezelfde van de kwadratuur van de cirkel) heeft een manier bedacht om alle hoeken in drieën te delen. Voor de constructie van de regelmatige vijfhoek maakten we in opgave 19 gebruik van figuur 2 waarbij \a = 36 . Voor de driedeling van Archimedes gebruiken we geen specifieke waarde. In figuur 5 is de volgorde van tekenen anders dan in figuur 2: Archimedes start met de punten B, C en D en tekent daarna E en A. 20 F����� �. Driedeling van een hoek volgens Archimedes 25a Opgave (De constructie van Archimedes) Leg uit dat \A en driedeler is van \DBC (zie ook opgave 19). 25b Opgave Leg uit A dat de tekening van Archimedes geen geldige constructie is met passer en liniaal. Welke stap voldoet niet aan de regels PL1 t/m PL6? De Grieken konden dus wel degelijk alle hoeken in drieën delen, maar ze maakten daarbij gebruik van extra hulpmiddelen naast de gewone passer en liniaal zoals de neusis (Grieks: ⌫" ◆&). Dit is een liniaal waarop je streepjes mag zetten (zoals op je geodriehoek) en die je mag schuiven zodat je één streepje op een gegeven lijn mag zetten en een ander streepje op een andere gegeven lijn of een cirkel. Ruim 2000 jaar lang bleef het onbekend of een hoek in drieën kan worden gedeeld. Het is ons derde beroemde passer–en–liniaal probleem. Beroemd probleem 3 (Driedeling van een hoek). Kun je een willekeurige hoek met passer en liniaal in drieën delen? Archimedes van Syracuse (287 - 212 v.Chr.) was een Grieks wiskundige, natuurkundige, ingenieur, uitvinder en sterrenkundige. In opdracht van de koning moest hij een kroon testen op het goudgehalte zonder deze kapot te maken. Hij zat in bad na te denken, ontdekte in een flits de wet van de opwaartse kracht, sprong uit bad en rende naakt door de straten van Syrakuse. Hij schreeuwde: ·urhka (eureka) – ik heb het gevonden! Hier zie je Archimedes afgebeeld op de Fields Medaille, de “Nobelprijs” voor de wiskunde. 21 Hoofdstuk 1 Constructies met passer en liniaal 1.4.4. Verdubbeling van een kubus Het laatste beroemde probleem is al uitegebreid aan bod gekomen in de inleiding via een legende die ermee samenhangt. In opgave 10 heb je de oppervlakte van een vierkant verdubbeld. Als het oorspronkelijke vierkant zijden met lengte p 1 heeft, dan heeft volgens de stelling van Pythagoras het nieuwe vierkant zijden met lengte 2. Nu moeten we een soortgelijke constructie maken voor een kubus: Beroemd probleem 4 (HetpDelische probleem – verdubbeling van een kubus). Is een lijnstuk met lengte 3 2 construeerbaar? 22 Samenvatting H1 Dit hoofdstuk ging over vlakke meetkunde met passer en liniaal, gebaseerd op het boek de Elementen van Euclides. In dit boek doet hij meetkunde volgens het paradigma Aannames – Logische regels – Stellingen – Constructies – Bewijzen Wij richten ons in deze module vooral op de constructies. Daarin mag alleen gebruik worden gemaakt van een passer en liniaal volgens de spelregels PL1 t/m PL6. Passer Met de passer mag je bovendien nog een geconstrueerd lijnstuk opmeten en ergens anders een cirkel met deze straal maken. Liniaal De liniaal heeft geen streepjes, en je mag er niet mee schuiven om bijvoorbeeld raaklijnen te vinden. Eerder gemaakte constructies dienen als bouwstenen voor nieuwe constructies, bijvoorbeeld de veel gebruikte basisconstructies B1 t/m B6. Spelregels voor constructie met passer en liniaal PL1. PL2. PL3. PL4. PL5. PL6. Basisconstructies Lijn door twee gegeven punten. Cirkel met gegeven middelpunt en randpunt. Willekeurig punt in het vlak Snijpunt van twee lijnen. Snijpunt(en) van lijn en cirkel. Snijpunt(en) van twee cirkels. B1 B2 B3 B4 B5 B6 Midden van lijnstuk. Loodlijn op lijn door punt dat niet op lijn ligt. Loodlijn op lijn door punt dat wel op lijn ligt. Middelloodlijn van lijnstuk. Lijn door punt evenwijdig aan gegeven lijn. Bissectrice van twee gegeven lijnen. Een paar beroemde constructieproblemen bleven eeuwen lang onopgelost: Kwadratuur van de cirkel: Kun je een vierkant construeren met dezelfde oppervlakte als een cirkel met straal 1? Driedeling van een hoek: Kun je een willekeurige hoek met behulp van een constructie in drieën delen? Regelmatige veelhoeken: Het Delische probleem: (verdubbeling van een kubus) Kun je iedere regelmatige veelhoek construeren? Als een kubus met zijden van lengte 1 gegeven is, kun je dan een kubus construeren met twee keer zo groot volume? Een aantal constructies bleken uitvoerbaar met passer en liniaal, bijvoorbeeld: • • • • • De raaklijn aan een cirkel door een punt. Een vierkant met opp. twee keer zo groot als dat van een gegeven vierkant. Een vierkant met dezelfde opp. als een driehoek, rechthoek of regelmatige veelhoek. Het verdelen van een lijnstuk in n gelijke stukken Een regelmatige driehoek, vierhoek, vijfhoek, zeshoek, achthoek, twaalfhoek. 23