nederlandse samenvatting

advertisement
NEDERLANDSE SAMENVATTING
Het doel van het onderzoek dat beschreven staat in dit proefschrift, was het verkrijgen van
meer inzicht in de veranderingen die optreden in de doorbloeding van de hartspier tijdens
algehele narcose met het dampvormige anestheticum sevofluraan. Hierbij stonden met name
veranderingen in de kleinste bloedvaatjes van de hartspier, de microcirculatie, centraal.
Onder normale omstandigheden wordt de doorbloeding van de microcirculatie aangepast
aan de zuurstofbehoefte van de hartspier. Zodra de zuurstofbehoefte van de hartspier
toeneemt, bijvoorbeeld tijdens lichamelijke inspanning of stress, treedt er vaatverwijding
op in de microcirculatie waardoor meer bloed en zuurstof de hartspier bereiken. Of deze
mechanismen voldoende werkzaam zijn tijdens algehele narcose is onduidelijk.
Eén van de systemen in ons lichaam die bijdraagt aan de regulatie van de doorbloeding van
de hartspier is het autonome zenuwstelsel. Dit is het deel van het zenuwstelsel dat met name
onbewuste processen in ons lichaam reguleert, waaronder ademhaling, bloeddruk, hartslag
en de werking van de spijsvertering. Patiënten waarvan het autonome zenuwstelsel niet goed
functioneert, bijvoorbeeld wanneer zij suikerziekte (diabetes mellitus) hebben, kunnen de
doorbloeding van de microcirculatie niet meer goed reguleren. Deze patiënten hebben een
grotere kans op schade aan de hartspier vanwege onvoldoende doorbloeding tijdens perioden
van inspanning. Ook de meest gebruikte anesthetica, waaronder het in dit proefschrift
gebruikte sevofluraan, dempen de functie van het autonome zenuwstelsel. Dit zou er mede
toe kunnen leiden dat de doorbloeding van de hartspier verandert tijdens algehele narcose.
In dit proefschrift hebben wij onderzocht of het evalueren van de functie van het autonome
zenuwstelsel mogelijk is bij patiënten die geopereerd moeten worden. Daarnaast hebben wij
patiënten met en zonder diabetes blootgesteld aan het anestheticum sevofluraan tijdens een
operatieve ingreep om te onderzoeken of deze blootstelling invloed had op de doorbloeding
van de microcirculatie in de hartspier. Hieronder vindt u een samenvatting van de verschillende
onderzoeken die voor dit proefschrift zijn uitgevoerd.
I. Evaluatie van de functie van het autonome zenuwstelsel rondom een operatie
Het is algemeen bekend dat patiënten die een operatie onder narcose ondergaan een verhoogd
risico hebben op het krijgen van complicaties aan het hart. De kans op deze complicaties
varieert van 1 tot 5%, afhankelijk van het soort operatie en de vorm van narcose. De meest
voorkomende complicatie is een hartinfarct. Dit treedt meestal op binnen 24 tot 48 uur na
een operatie en is één van de belangrijkste oorzaken van overlijden rondom een operatie. In
hoofdstuk 1 van dit proefschrift wordt een algemene introductie gegeven op het optreden
van complicaties aan het hart rondom een operatie en de invloed van algehele narcose op het
autonome zenuwstelsel en de doorbloeding van de hartspier.
Nederlandse samenvatting • 157
A
R1
R2
R3
R4
R5
R6
R7
R8
R9
R10
R11
R12
R13
R14
R15
R16
R17
R18
R19
R20
R21
R22
R23
R24
R25
R26
R27
R28
R29
R30
R31
R32
R33
R34
R35
R36
R37
R38
R39
R1
R2
R3
R4
R5
R6
R7
R8
R9
R10
R11
R12
R13
R14
R15
R16
R17
R18
R19
R20
R21
R22
R23
R24
R25
R26
R27
R28
R29
R30
R31
R32
R33
R34
R35
R36
R37
R38
R39
In hoofdstuk 2 worden de resultaten beschreven van een onderzoek onder gezonde
vrijwilligers naar de geschiktheid van hartslagvariatie als maat voor de functie van het
autonome zenuwstelsel in de intraoperatieve setting. In het algemeen wordt de functie van
het autonome zenuwstelsel gemeten door middel van kwantificatie van de variatie in de
hartslag. Deze variatie is een uiting van de controle van het parasympatische en sympathische
zenuwstelsel over het hartritme. Uit de literatuur is bekend dat een verminderde variatie in
de hartslag gepaard gaat met een hoger risico op perioperatieve hemodynamische instabiliteit
(daling in bloeddruk), toegenomen mortaliteit na hartinfarct en plotse hartdood. Voor
de kwantificatie van hartslagvariatie is een elektrocardiogram noodzakelijk waaruit R-R
intervallen kunnen worden afgeleid. Echter, er treedt frequent storing op in het signaal
van het elektrocardiogram door handelingen tijdens de operatie en beweging van de
patiënt, waardoor het signaal onbruikbaar is. In dit hoofdstuk hebben we aangetoond
dat polsslagvariatie, gemeten met een continue, niet-invasieve bloeddrukmeter, goed
overeenkomt met de hartslagvariatie verkregen door middel van een elektrocardiogram. Het
signaal dat gebruikt wordt voor polsslagvariatie wordt beduidend minder beïnvloed door
omgevingsfactoren. We concludeerden dat polsslagvariatie een waardevolle parameter kan
worden in de intraoperatieve setting en kan bijdragen aan vroege herkenning van patiënten
die een verhoogd risico hebben op complicaties van het hart.
In hoofdstuk 3 presenteren we een studie waarin onderzocht is of autonome functietesten
(hartslagvariatie en de zogenaamde Ewing-testen) vergelijkbaar zijn onder standaard en
niet-standaard testcondities in gezonde vrijwilligers. In het algemeen geldt dat autonome
functietesten uitgevoerd worden onder standaard condities: patiënten mogen 12 uur
niet roken, eten en drinken en de testen worden vroeg in de ochtend uitgevoerd in een
rustige omgeving. De standaardisatie van deze testen maakt het moeilijk om de testen te
implementeren in de reguliere zorg, bijvoorbeeld tijdens een bezoek aan de preoperatieve
screeningspoli. In dit hoofdstuk beschrijven we dat autonome functietesten, uitgevoerd onder
niet-standaard omstandigheden, een goed alternatief vormen voor testen onder standaardcondities. Gezien de associatie tussen autonome functie en complicaties aan het hart,
concluderen we dat autonome functietesten uitgevoerd op de preoperatieve screeningspoli
waardevolle informatie kan opleveren, waarop de anesthesioloog kan anticiperen tijdens een
operatieve ingreep.
II. Veranderingen in autonome functie en de relatie met de doorbloeding van de hartspier
In hoofdstuk 4 wordt een overzicht gegeven van de meest recente literatuur over veranderingen
van de doorbloeding van de hartspier tijdens en na een operatie. Er wordt bediscussieerd dat
anesthetica, middelen die algehele narcose induceren, alleen een milde invloed hebben op
de doorbloeding van de hartspier in patiënten die geen hart- en vaatziekten hebben. Verder
worden artikelen besproken die geen overtuigend bewijs laten zien voor het gebruik van
158 • Appendix
dampvormige anesthetica boven intraveneuze anesthetica, als het gaat om het optreden van
cardiovasculaire complicaties rondom niet-cardiale chirurgie. Deze resultaten zijn in strijd
met de aanbevelingen in de Amerikaanse richtlijnen uit 2007. Aan het einde van het hoofdstuk
bepleiten we dat het routinematig bepalen van hartenzymen, met name troponine, zinvol is
in patiënten die een verhoogd risico hebben om complicaties aan het hart te ontwikkelen
rondom een operatie.
Met behulp van echocardiografie kunnen het hart en de hartfunctie in beeld worden gebracht.
In hoofdstuk 5 beschrijven we de karakteristieken en toepassing van echocardiografie,
waarbij gebruik wordt gemaakt van contrastmiddel voor het meten van de doorbloeding van
de hartspier. Dit betreft een relatief nieuwe techniek die nog maar weinig wordt toegepast
in de operatiekamer. Voor deze techniek wordt gebruik gemaakt van kleine microbellen die
gevuld zijn met gas. Deze microbellen worden in een bloedvat geïnjecteerd en blijven in
de bloedvaten gedurende hun reis door de microcirculatie van het hart. Met behulp van de
microbellen kan de doorbloeding van de hartspier worden gemeten. De resolutie van contrast
echocardiografie is superieur aan andere beeldvormende technieken, en patiënten worden
niet blootgesteld aan schadelijke straling. Daarnaast kan een echoapparaat makkelijk worden
verplaatst en is het geschikt om metingen uit te voeren in een operatiekamer. Eén van de
voornaamste doelen van de onderzoeken beschreven in dit proefschrift, was het bestuderen
van veranderingen in de microcirculatie van het hart bij patiënten onder algehele narcose,
waarbij we gebruik hebben gemaakt van contrast echocardiografie.
In hoofdstuk 6 beschrijven we een onderzoek onder gezonde vrijwilligers naar de invloed
van het dampvormige anestheticum sevofluraan op de doorbloeding van de hartspier en
de reactie van de microcirculatie in het hart op sevofluraan. We beschrijven dat tijdens
toediening van sevofluraan de doorbloeding van de hartspier in rust onveranderd is. Twee
testen werden uitgevoerd om de reactie van de microcirculatie te onderzoeken. Allereerst
werd het sympathische zenuwstelsel gestimuleerd door middel van een koudwatertest.
Hierbij wordt één van beide handen van een patiënt ondergedompeld in ijswater gedurende
drie minuten. Onder normale omstandigheden leidt dit tot een toename van de doorbloeding
van de hartspier. Deze reactie trad onveranderd op tijdens de toediening van sevofluraan.
De tweede test omvatte het injecteren van het middel adenosine in een bloedvat. Adenosine
zorgt voor volledige verwijding (vasodilatatie) van de kleine bloedvaten in de microcirculatie
van het hart. Deze reactie van de microcirculatie wordt ook wel hyperemie genoemd. Het
bloedvolume in de microcirculatie en de doorbloeding van de hartspier tijdens hyperemie
waren verminderd tijdens blootstelling aan sevofluraan. Deze resultaten impliceren dat de
doorbloeding van de hartspier en de mechanismen die de doorbloeding reguleren grotendeels
behouden blijven in gezonde patiënten die onder narcose worden gebracht met sevofluraan.
De daling in doorbloeding onder hyperemische condities is klinisch minder belangrijk in
deze specifieke populatie. Dit kan echter wel van belang worden wanneer er sprake is van
Nederlandse samenvatting • 159
A
R1
R2
R3
R4
R5
R6
R7
R8
R9
R10
R11
R12
R13
R14
R15
R16
R17
R18
R19
R20
R21
R22
R23
R24
R25
R26
R27
R28
R29
R30
R31
R32
R33
R34
R35
R36
R37
R38
R39
R1
R2
R3
R4
R5
R6
R7
R8
R9
R10
R11
R12
R13
R14
R15
R16
R17
R18
R19
R20
R21
R22
R23
R24
R25
R26
R27
R28
R29
R30
R31
R32
R33
R34
R35
R36
R37
R38
R39
een verminderd zuurstofaanbod aan de hartspier, bijvoorbeeld in het geval van hypoxie
(zuurstoftekort) of hemodilutie (verdunning van bloed).
In hoofdstuk 7 bestuderen we de doorbloeding van de hartspier en de reactie van de
microcirculatie in het hart van patiënten die pijnstillende medicatie ontvingen door middel van
epidurale anesthesie. Voor epidurale anesthesie wordt een slangetje vlak bij het ruggenmerg
ingebracht waardoor pijnstillers kunnen worden ingespoten. Epidurale pijnstilling kan in
het geval van een hoog thoracale locatie (op het niveau van het hart) tegelijkertijd een acute
blokkade van het sympathische zenuwstelsel geven. De onderzoeksresultaten tonen aan dat
acute sympathicusblokkade de toename in de doorbloeding van de hartspier tijdens stimulatie
van het sympathische zenuwstelsel remt. Ook zagen we een toename van het bloedvolume in
de microcirculatie en van de doorbloeding van de hartspier tijdens hyperemie. Met name de
toename in bloedvolume is een bijzondere bevinding. In het algemeen verandert dit volume
niet zolang de druk waarmee de bloedvaten van bloed worden voorzien binnen de grenzen
van normale drukregulatie van de bloedvaten blijft (autoregulatie) en arteriële vasomotie
intact is. Deze toename in bloedvolume zou verklaard kunnen worden door toename van
het aantal beschikbare capillairen, of door een verhoogde rekbaarheid van deze bloedvaatjes.
De toename van de doorbloeding tijdens hyperemie suggereert dat de mogelijkheid om
bloedvaten te verwijden in het hart toeneemt tijdens sympathicus blokkade.
Interessant genoeg werden bovengenoemde effecten niet langer waargenomen wanneer de
sympathicus blokkade werd gecombineerd met sevofluraan. Of deze observaties het resultaat
zijn van de daling in bloeddruk of dat sevofluraan interfereert met de mechanismen die de
doorbloeding van de hartspier reguleren, kan niet worden geconcludeerd uit dit onderzoek.
Het onderzoek beschreven in hoofdstuk 8 richt zich op een patiëntengroep met een
fundamenteel veranderd autonoom zenuwstelsel. We beschrijven dat narcose met sevofluraan
de doorbloeding van de hartspier in rust vermindert in patiënten met type 2 diabetes mellitus
in vergelijking met gezonde vrijwilligers. Dit resultaat zou deels kunnen verklaren, waarom
complicaties aan het hart rondom een operatie meer optreden in patiënten met type 2
diabetes mellitus. Tevens werd een tendens waargenomen van een lagere doorbloeding van
de hartspier tijdens hyperemie. Deze laatste bevinding suggereert dat in patiënten met type 2
diabetes mellitus de reactie van de microcirculatie in het hart veranderd is. De resultaten van
dit onderzoek wijzen ons op het belang van het behoud van de doorbloeding van de hartspier
in patiënten die lijden aan een chronische ziekte zoals diabetes mellitus, of in het geval van
zuurstoftekort, lage bloeddruk of bloedarmoede.
In hoofdstuk 9 worden de voornaamste bevindingen in dit proefschrift besproken en in een
breder perspectief geplaatst. Tevens worden methodologische overwegingen besproken en
aanbevelingen gedaan voor toekomstig onderzoek. In de laatste paragraaf concluderen we dat
sevofluraan in gezonde patiënten zonder hart- en vaatziekten of diabetes mellitus geen invloed
heeft op de doorbloeding van de hartspier, zowel in rust als tijdens sympathische stimulatie.
160 • Appendix
Daarnaast vermindert sevofluraan het bloedvolume in de microcirculatie van het hart. Acute
sympathicusblokkade door hoog thoracale epidurale anesthesie verhoogt het bloedvolume in
de microcirculatie; dit suggereert dat het autonome zenuwstelsel een rol speelt bij de regulatie
van beschikbare capillairen in de hartspier. In patiënten met type 2 diabetes mellitus is de
doorbloeding van de hartspier verminderd tijdens sevofluraan narcose.
Ondanks dat het autonome zenuwstelsel een gematigde rol speelt bij de regulatie van de
doorbloeding van de hartspier, lijkt het nuttig om de integriteit hiervan te evalueren. Dit
geldt met name voor patiënten die een risico lopen op een verminderde doorbloeding van
de hartspier tijdens een operatieve ingreep. Preoperatieve beoordeling van de autonome
functie door middel van metingen van de polsslag variatie is mogelijk, en lijkt een waardevol
instrument om patiënten te identificeren met een verhoogd risico op perioperatieve
complicaties van het hart.
A
Nederlandse samenvatting • 161
R1
R2
R3
R4
R5
R6
R7
R8
R9
R10
R11
R12
R13
R14
R15
R16
R17
R18
R19
R20
R21
R22
R23
R24
R25
R26
R27
R28
R29
R30
R31
R32
R33
R34
R35
R36
R37
R38
R39
Download