Verwijdering van het strottenhoofd (laryngectomie) Het strottenhoofd Strottenhoofdkanker Verwijdering van het strottenhoofd (Laryngetomie) Delen van de informatie op deze pagina zijn met toestemming ontleend aan de folder 'Kanker van het Strottenhoofd' van de Nederlandse Kankerbestrijding (Koningin Wilhelmina Fonds) Het strottenhoofd Het strottenhoofd (de larynx) ligt onder de keelholte en vormt de ingang van de luchtpijp. Het strottenhoofd is opgebouwd uit kraakbeen, spierweefsel en slijmvlies. In het strottenhoofd bevinden zich ook de stembanden. Aan het strottenhoofd worden drie delen onderscheiden: De glottis of stemspleet (II): dit gebied bevindt zich centraal in het strottenhoofd en bevat twee banden van elastisch weefsel, de zogeheten ware stembanden. De supraglottis (letterlijk: boven de stemspleet) (I): dit gebied bevat verschillende weefsels waaronder de valse stembanden. Deze stembanden bestaan uit spierweefsel. Het strottenklepje of de epiglottis sluit dit gebied af. De subglottis (letterlijk: onder de stemspleet) (III): dit is het gedeelte van het strottenhoofd dat tussen de stembanden en de luchtpijp ligt. Op onderstaande tekening zijn de verschillende delen van het strottenhoofd aangegeven. I Gebied boven de stembanden (supraglottis) II Stemspleet (glottis) III Gebied onder de stembanden (subglottis) a Strottenklepje (epiglottis) b Valse stembanden c Ware stembanden d Keelholte e Luchtpijp f Slokdarm Het strottenhoofd heeft twee belangrijke functies. Het strottenhoofd zorgt ervoor dat de luchtpijp (kortstondig) afgesloten kan worden bij slikken, persen en kort voor het hoesten. Tevens speelt het strottenhoofd een essentiële rol bij het produceren van geluid. Het strottenklepje De lucht die wij inademen via de neus of via de mond, komt in de keelholte. Vervolgens gaat deze langs het strottenklepje de luchtpijp in en vervolgens naar de longen. Voedsel dat wij doorslikken komt ook in de keelholte. Om te voorkomen dat het voedsel in de luchtpijp komt, sluit het strottenklepje de luchtpijp af tijdens het slikken. Het voedsel glijdt dan door de slokdarm verder naar de maag. Stembanden Lucht die (tijdens het uitademen) door het strottenhoofd gaat, veroorzaakt een trilling van de stembanden. Deze trilling brengt een geluid voort. Hoe groter de druk waarmee de lucht tussen de stembanden wordt geperst, des te sterker het geluid. De toonhoogte van het geluid wordt bepaald door de snelheid waarmee de stembanden trillen. De mate van de snelheid (de trillingsfrequentie) is afhankelijk van de spanning en de vorm van de ware stembanden. De stembanden van mannen zijn meestal dikker en langer dan die van vrouwen. Dit heeft tot gevolg dat de stembanden bij mannen zich langzamer bewegen: de trillingsfrequentie is lager. Zij hebben dan ook in het algemeen een lagere stem dan vrouwen. Spraak Het geluid dat in het strottenhoofd wordt gemaakt, moet nog worden omgevormd tot verstaanbare spraak. Dit gebeurt in de mond-, neus- en keelholte waarbij ook het gebit, de lippen, de wangen, het gehemelte, en de tong een belangrijke rol spelen. Elk van deze organen moet goed functioneren om duidelijk verstaanbaar te kunnen spreken. Strottenhoofdkanker In Nederland wordt per jaar bij ruim 750 mensen strottenhoofdkanker vastgesteld. Strottenhoofdkanker komt voornamelijk voor bij mannen. De laatste jaren wordt de ziekte in toenemende mate ook bij vrouwen vastgesteld. Strottenhoofdkanker wordt bij mannen meestal tussen de 50 en 70 jaar ontdekt. Vrouwelijke patiënten zijn doorgaans vijf tot tien jaar jonger. Verschillende typen Meestal ontwikkelt strottenhoofdkanker zich vanuit het slijmvlies van het strottenhoofd. De plaats van de tumor in het strottenhoofd bepaalt in belangrijke mate welke klachten iemand kan krijgen, hoe het ziekteverloop zal zijn en welke behandeling mogelijk is. In ons land ontstaat de tumor bij ongeveer tweederde van de patiënten ter hoogte van de ware stembanden. Men spreekt dan van een glottische tumor. Bij bijna eenderde van de patiënten komt de tumor voor in het gebied boven de stembanden. Het gaat dan om een supraglottische tumor. Bij een gering aantal patiënten bevindt de tumor zich in het gebied onder de stembanden, een zogeheten subglottische tumor. Uitzaaiingen Zoals bij de meeste vormen van kanker, kunnen er ook bij strottenhoofdkanker uitzaaiingen optreden. Het gaat dan in eerste instantie om uitzaaiingen in de lymfeklieren in de hals. Of er uitzaaiingen ontstaan, is ondermeer afhankelijk van de plaats, de grootte en de mate van doorgroei van de tumor. Wanneer een tumor zich in het strottenhoofd boven de ware stembanden bevindt, is de kans op uitzaaiingen groter dan bij een tumor van de ware stembanden zelf of bij een tumor onder de ware stembanden. Dit heeft te maken met het feit dat zich in het gebied boven de ware stembanden meer lymfevaten bevinden dan in de rest van het strottenhoofd. In een vergevorderd stadium van de ziekte kunnen er ook uitzaaiingen ontstaan in de longen, door verspreiding van kankercellen via het bloed. Voorstadia van strottenhoofdkanker/ pre-maligne afwijkingen In het weefsel van het strottenhoofd kunnen veranderingen optreden die, als een patiënt daarvoor niet wordt behandeld, kunnen ontaarden in strottenhoofdkanker. Deze weefselveranderingen worden dan ook voorstadia genoemd. De kans op het ontaarden van dergelijke veranderingen wordt, net als bij strottenhoofdkanker, vergroot door roken en overmatig alcoholgebruik. Na behandeling en als de patiënt niet meer rookt en geen alcohol meer drinkt, is de kans op terugkeer van de voorstadia minimaal. Verwijdering van het strottenhoofd (Laryngectomie) Wat gebeurt er bij een laryngectomie? Een laryngectomie is de operatie waarbij het strottenhoofd wordt verwijderd. Bij deze operatie wordt de luchtpijp onder het strottenhoofd doorgesneden/los gemaakt en net boven het borstbeen in de hals op de huid aangesloten (het tracheo-stoma, zie figuur 1). De slokdarm die aan de achterzijde tegen het strottenhoofd aanligt, wordt hierbij geopend en tijdens de operatie ook weer dichtgemaakt. Vanwege deze wond is het na de operatie noodzakelijk dat de voeding enige tijd via een neus(voedings)sonde plaatsvindt. Dit is een slangetje dat via de neus en de slokdarm in de maag komt. Via dit slangetje zal de patiënt na de operatie ongeveer 10 dagen gevoed worden. Zoals in figuur 1 te zien is er na de verwijdering van het strottenhoofd een volledige scheiding ontstaan tussen de luchtpijp (ademhalingsweg) en de slokdarm (spijsverteringsweg). In- en uitademen en ook hoesten gaat niet meer via de mond. Ook het snuiten van de neus is (tijdelijk) niet meer mogelijk. Wanneer bij onderzoek in de hals uitzaaiingen gevonden zijn, worden tegelijkertijd met het strottenhoofd ook de halslymfeklieren weggenomen (halsklierdissectie). De opname De opnameduur is gemiddeld 14 dagen. De patiënt wordt tenminste een dag voor de operatie opgenomen. De dag voor de operatie heeft de patiënt contact met de spraak-sliktherapeut (logopedist), de KNO-artsen, de anesthesist (de arts die de narcose verzorgt) en eventueel een "lotgenoot". De lotgenoot/patiënten-voorlichter kan de patiënt ook thuis voor de operatie een bezoek komen brengen. Een lotgenoot is een ex-patiënt die, indien de patiënt dat wil, zijn/haar ervaringen kan vertellen en bij wie de patiënt ook met vragen terecht kan. Het is handig als een familielid of bekende bij dit gesprek aanwezig is want twee weten (later) meer dan één. Door de verpleegkundige wordt het eventueel aanwezige haar van kin, hals en borst, voor zover dit in het operatiegebied zit, weggeschoren. De operatie (laryngectomie) De operatie duurt 2 tot 4 uur en wordt uitgevoerd onder algehele narcose. Tijdens de operatie is een infuus voor de vochttoevoer aangebracht en één of meerdere wonddrains. Een wonddrain is een slangetje om het wondvocht af te voeren naar een fles. In het stoma wordt een soort buisje (tracheacanule) geplaatst om te voorkomen dat het stoma vernauwt. Wanneer de operatie langer duurt (bijvoorbeeld waneer de halslymfeklieren meegeopereerd worden), wordt tijdens de narcose tijdelijk een urineslangetje (katheter) bij het plaskanaal ingebracht om een overvolle blaas tijdens de operatie te voorkomen. De urine wordt opgevangen in een zakje. De patiënt en zijn/haar familie moeten zich geen zorgen maken bij het zien van alle slangetjes (zie figuur 2). Het maakt allemaal deel uit van een routineprocedure om de patiënt te helpen snel te herstellen van de operatie. Na de operatie Afhankelijk van de persoonlijke situatie van de patiënt brengt hij/zij soms de eerste 24 uur door op de "intensive care" afdeling. In principe niet dus beter niet vermelden Op de verpleegafdeling worden slijm en restjes bloed regelmatig uit de mond en luchtpijp gezogen om ophoping daar te voorkomen. De patiënt krijgt vloeibare voeding via de voedings(neus)sonde omdat de voedselpassage en het drinken via de verse operatiewond de eerste 10 dagen absoluut niet is toegestaan. Het infuus wordt verwijderd wanneer de patiënt de voeding via de neussonde goed verdraagt en geen bloedtransfusie of medicijnen via het infuus nodig heeft. Meestal is dit de tweede of derde dag na de operatie. Via de wonddrains wordt het vocht dat zich ophoopt bij de operatiewond weggezogen. De hoeveelheid vocht wordt gemeten en als er vrijwel niets meer uit komt worden de wonddrains verwijderd. De patiënt kan de eerste 10 dagen in het geheel niet spreken en het communiceren moet met behulp van pen en papier (of toverlei) gebeuren. Na deze 10 dagen begint de spraakrevalidatie, waarbij de patiënt opnieuw leert spreken. Hoe dit spreken zonder stembanden in zijn werk gaat staat apart beschreven (zie: Logopedie bij een laryngectomie). De logopedist (spraak- sliktherapeut) zal de patiënt bij deze spraakrevalidatie intensief begeleiden. De canule die het stoma goed openhoudt kan er na de eerste dag steeds langere perioden uitblijven totdat ook daar volledige wondgenezing is opgetreden. De patiënt moet wel elke dag (ook thuis) de canule even in het stoma passen om te controleren of het stoma niet vernauwt. Indien het stoma nauwer wordt kan de patiënt de canule beter weer een deel van de dag (of nacht) gaan dragen. De verpleegkundige leert de patiënt hoe hij/zij de canule en het stoma zelf kan verzorgen. Rond de 10e dag worden de hechtingen verwijderd. De slikfoto Rond de 10e dag na de operatie worden er soms slikfoto’s gemaakt. Dit is een röntgenfoto die gemaakt wordt na het drinken van witte contrastvloeistof. Als uit deze foto blijkt dat de slokdarm gesloten is kan de neussonde eruit en wordt gestart met de voeding door de mond; eerst een vloeibaar dieet, hetgeen meestal snel wordt uitgebreid tot een normaal dieet. Als er geen reden tot twijfel is over de genezing van de slokdarm, wordt het opstarten van het dieet uitgevoerd zonder slikfoto. Ontslag uit het ziekenhuis Bij ontslag uit het ziekenhuis (meestal 2-3 weken na de operatie) streven we ernaar dat de patiënt zich, eventueel met behulp van huisgenoten, geheel zelf kan verzorgen. Ook de partner krijgt tijdens de opname op de afdeling instructie over verzorging van het tracheostoma. De huisarts wordt volledig op de hoogte gebracht over de operatie en het ontslag uit het ziekenhuis. Thuis is deze dan ook zeker een aanspreekpunt bij eventuele vragen en problemen. Ook voor uw huisarts kan dit een nieuwe ervaring zijn. In sommige gevallen volgt na ontslag uit het ziekenhuis nog een periode van poliklinische bestralingen (zie: Bestraling (radiotherapie)). Thuis uit het ziekenhuis Na verloop van tijd zal de patiënt merken dat hij/zij de meeste activiteiten weer kan oppakken. Wel wordt geadviseerd het directe contact van het stoma, en dus de luchtpijp, met extreme koude of hitte, veel stof en prikkelende gassen en dampen te voorkomen. Dit heeft te maken met het feit dat de ingeademde lucht via het stoma direct naar de longen gaat en niet meer door de neus wordt gefilterd. Om de longen toch enigszins af te schermen kan het stoma worden bedekt door een stoffilter. Dit kan zijn een befje of een warmte/vocht uitwisselaar in de vorm van een plakker op het stoma. Sommige mensen gebruiken in de winter een dun laagje schuimrubber als stomabeschermer. Dit schuimrubber kan behalve bevochtigen, de koude lucht ook enigszins verwarmen. Door het bedekken van het stoma kan veelvuldig hoesten en slijmproductie worden verminderd. Bij lage buitentemperaturen is vooral een wollen shawl/sjaal? aan te bevelen. Een hoge luchtvochtigheid (ca. 60-70 %) houdt het slijm dun en voorkomt veelvuldig hoesten. Het is daarom belangrijk dat de lucht in huis vochtig blijft met bijvoorbeeld bakjes water aan de verwarming of een vernevelaar. Bij het ophoesten van slijm kan de patiënt een vochtig washandje voor het stoma houden zodat tevens wat vocht uit het washandje wordt geïnhaleerd. De patiënt dient er rekening mee houden dat water via het stoma rechtstreeks in de longen terecht kan komen. Daarom moet voor het douchen de douchekop zo ingesteld worden dat het water onder het stoma terechtkomt. Als de patiënt zijn/haar hoofd wilt afspoelen kan hij/zij met een holle hand of een nat washandje het stoma afdekken. Er zijn ook speciale voorzieningen in de handel zoals een douchebeschermer en bij het zwemmen een speciale snorkel. In overleg met de logopediste zijn deze via de NSVG (Nederlandse Stichting Voor Gelaryngectomeerden) te verkrijgen. Om te controleren dat het stoma niet nauwer wordt, zonder dat de patiënt dit merkt, is het aan te raden om de canule die de patiënt uit het ziekenhuis heeft meegekregen eenmaal per dag te passen. Als deze goed past hoeft de patiënt niets te veranderen. Als blijkt dat het stoma nauwer is geworden, moet de canule weer vaker worden gedragen. Een moeilijke periode Na de operatie dringt het bij de patiënt pas goed door dat hij/zij niet meer op de normale wijze kan spreken. De patiënt moet zich erop voorbereiden dat de sociale contacten na de operatie (tijdelijk) zullen verminderen en dat ook het uiting geven aan emoties in de huiselijke omgeving moeilijker kan zijn. Dit geeft aanleiding tot onzekerheid en vaak tot depressieve gevoelens. De reuk en smaak kunnen blijvend verminderd zijn en eten gaat soms lastiger. Ook is men wat gemakkelijker vatbaar voor verkoudheid. Het opnieuw gaan werken kan soms een probleem zijn doordat de werksituatie is veranderd of zelfs doordat overplaatsing noodzakelijk is. Het kan helpen als de patiënt probeert voor ogen te houden wat hij/zij nog wel kan en wat wegvalt op een andere manier tracht in te vullen. Communiceren over dit soort zorgen en problemen is vaak moeilijk. Maar als men de problemen steeds uit de weg gaat, blijft de druk op de patiënt en op zijn omgeving. Wel erover communiceren met partner, familieleden, vrienden en kennissen maar ook praten met de specialist en de huisarts kan een opluchting betekenen. Ook het uitwisselen van ervaringen met een medepatiënt (lotgenoot) kan een enorme steun zijn. Adressen van de patiëntenverenigingen voor het krijgen van contact met lotgenoten staan apart vermeld (zie: Contact met lotgenoten). Controle In het algemeen is strottenhoofdkanker een goed te genezen ziekte. Er blijft echter altijd een kans aanwezig dat de ziekte terugkomt. Daarom worden na de behandeling gedurende 5 jaar poliklinische controles uitgevoerd. Initieel frequenter dan de daarop volgende jaren. Overige Informatie voor gelaryngectomeerden (mensen bij wie het strottenhoofd is verwijderd) vindt u ook op deze website met informatie die afkomstig is van de firma ATOS Medical: http://www.eur.nl/fgg/mi/ATOS/result.html terug