130_natuurlijker groenbeheer vorbeeld

advertisement
Cursusmap: Natuurlijker groenbeheer
1.0INLEIDING
Als we over natuur hebben waar denk je dan aan?
Schrijf dit hier nu eens op:
De meeste mensen denken dat ze de natuur ver weg moeten zoeken.
Ze denken niet meteen aan hun eigen leefomgeving, dat is ook wel te begrijpen want
we hebben geleerd dat onze omgeving opgeruimd en netjes moet zijn, dus alles wat
er aan planten zo maar komt is onkruid, en dat moet onmiddellijk weg.
Maar als je goed kijkt zie je steeds maar weer dat de natuur overal plekjes weet te
vinden om planten te laten groeien, ook al doen we allerlei pogingen om dit te
voorkomen.
Hieronder zie je een dwarsdoorsnede van een gemiddelde straat in Nederland, geef
nu eens plaatsen aan waar nou vaak planten toch kans zien om te groeien.
Zet op die plek een kruisje, of als je goed kunt tekenen teken dan een plantje.
AOC Terra / AOC Friesland
© Cedris
pag. 3
Cursusmap: Natuurlijker groenbeheer
1.1 Opdracht Hoofdstuk 1
We noemen de planten die groeien op plaatsen waar we deze niet willen hebben
onkruid.
Er zijn verschillende gereedschappen en machines gemaakt om ons te helpen om
die zogenaamde onkruiden te verwijderen.
Zet in onderstaande tabel de gereedschappen die u dagelijks gebruikt voor het
verwijderen van onkruid.
1
2
3
4
5
6
7
Tot voor kort haalde we al die planten die we onkruid noemen weg, of met de
schoffel of met de gifspuit. Het moet toch schoon en netjes zijn. Nu doen we dit op
sommige plekken niet meer, of veel minder.
Deze andere manier van wijkbeheer noemen we ecologisch beheer of met een
meer Nederlands woord natuurvriendelijker beheer.
Vandaag start een cursus waar we proberen u wat te leren hoe je deze nieuwe
manier van beheren moet aanpakken.
AOC Terra / AOC Friesland
© Cedris
pag. 4
Cursusmap: Natuurlijker groenbeheer
2.0GROEIVOORWAARDEN
WAT MOET JE EERST WETEN OM OP EEN NATUURLIJKERE MANIER
HET GROEN IN DE WIJK TE BEHEREN?
Belangrijk is om eerst iets te weten hoe planten groeien.
We moeten eerst de zo genaamde groeivoorwaarden van planten kennen.
Als we hier iets van weten dan kunnen we ook begrijpen waarom bepaalde planten
juist op bepaalde plaatsen te vinden zijn.
Hier zie je een aantal plaatjes van planten.
Naast het plaatje staan 2 woorden, zet het juiste woord bij het juiste plaatje.
Droog
Nat
Cactus
Waterlelie
Zon
Schaduw
Varens
Zonnebloem
Voedselrijk
Voedselarm
Grasklokje
Brandnetel
Warm
Koud
Gatenplant
Spar
Zuur
Basisch
Dopheide
Suikerbiet
AOC Terra / AOC Friesland
© Cedris
pag. 5
Cursusmap: Natuurlijker groenbeheer
De groeivoorwaarden voor planten zijn:







voeding
licht
lucht
vocht
temperatuur
bodem
zuurgraad
We zullen nu al deze voorwaarden één voor één gaan bespreken.
2.1 Voeding en bodem
De bodem bestaat eigenlijk uit zeer fijn gemalen gesteenten, die op diverse manieren
is ontstaan.
In Nederland hebben we nauwelijks plekken waar we kunnen spreken van een
bodem die er van het begin was.
De Nederlandse bodem is van elders aangevoerd. Hoe die is aangevoerd is te zien
op het kaartje.
Juist deze manier van ontstaan maakt dat we in Nederland zoveel verschillende
grondsoorten hebben.
AOC Terra / AOC Friesland
© Cedris
pag. 6
Cursusmap: Natuurlijker groenbeheer
We kennen grofweg de volgende grondsoorten:
 kleigrond
 zandgrond
 leemgrond
 veengrond
Kleigrond is van naturen rijk aan plantenvoedende stoffen.
Dit komt doordat ze bestaan uit soorten gesteenten die erg veel plantenvoeding
bevat. We kennen twee soorten, de zeeklei en de rivierklei. Door de kalk in de
zeeklei onderscheidt deze zich van rivierklei.
Waar zou die kalk in zeeklei vandaan komen? ……………………………………….
Tevens kan kleigrond het water goed vasthouden.
Zandgrond is een grondsoort die niet zulke fijne korreltjes heeft als kleigrond, en ook
geen plantenvoedende stoffen heeft, het is een voedselarme grondsoort.
Door die grove korreltjes kan zandgrond ook minder water vasthouden.
Leemgronden zijn speciale gronden, we vinden ze niet zoveel in Nederland.
Echte leemgronden vinden we alleen in Zuid Limburg.
Ze hebben van beide vorige grondsoorten iets.
Veengronden zijn op een speciale manier ontstaan. Doordat de aarde in het verleden
warmer werd zijn de plassen en meren opgedroogd. De planten die er in de eeuwen
daarvoor in die plassen en meren terecht zijn gekomen zijn op elkaar gepakt.
Op sommige plekken is daar overheen weer zand gekomen.
Dus veengronden bestaan hoofdzakelijk uit plantenresten die langzaam verteerd zijn.
Om te kunnen groeien moeten planten net als wij aan eten zien te komen.
Ze halen hun eten uit de grond.
Uit de geschiedenis weten we wel dat vroeger boeren
op de kleigronden in Nederland veel meer opbrengst
hadden dan de boeren op de zandgronden.
De rijkere boeren woonde dan ook op de rijke
kleigronden, en de arme keuterboertjes woonden in
Brabant en Drenthe, de arme zandgronden.
Dankzij de uitvinding van kunstmest kon ook op
zandgronden een redelijke opbrengst worden gehaald.
AOC Terra / AOC Friesland
© Cedris
pag. 7
Cursusmap: Natuurlijker groenbeheer
Als gronden veel plantenvoeding bevatten zullen op die gronden grote en forse
planten groeien.
Dus planten met veel en grote bladeren. Op de armere gronden zijn de planten maar
klein en nietig. Wat wel opvalt is dat op de zandgronden het er vaak meer zijn, en dat
er meer verschillende soorten planten zijn.
Dus de grondsoort is bepalend welke planten er voorkomen en hoeveel soorten
planten er voorkomen.
Op onderstaand kaartje zie je waar de voedselrijke en waar de voedselarme plekken
liggen.
voedselrijk
matig voedselrijk
voedselarm
extreem voedselarm
AOC Terra / AOC Friesland
© Cedris
pag. 8
Cursusmap: Natuurlijker groenbeheer
Regel 1:
Voor meer natuurlijk beheer
We moeten proberen om bij natuurlijker wijkbeheer de
voedselvoorraad voor de planten zo laag mogelijk te krijgen.
Hoe doen we dat?
Dit kunnen we doen op een aantal manieren:
 niet meer bemesten met kunstmest of organische mest
 geen versnipperd snoeihout tussen de beplanting aanbrengen
 niet te vaak te maaien, en het lange maaisel afvoeren
 geen slootbagger op de kant van de sloot uit spreiden
 de grond niet (te vaak) losmaken
 geen afval in het plantsoen achter laten
 de waterstand in de sloten niet sterk laten wisselen
Doordat ieder grondsoort zo zijn eigen natuurlijke rijkdom aan plantenvoedende
stoffen heeft hebben planten zich aan die voedselhoeveelheid aangepast, en zijn
gaan groeien op de plek die voor hen het meest geschikt is.
Om deze natuurlijke rijkdom aan voedsel te verkleinen zijn er vele tientallen zo niet
honderdtal jaren nodig van beheer.
Regel 2:
Voor meer natuurlijk beheer
Zorg ervoor dat je de juiste planten op de bijbehorende grondsoort zet
Hoe doen we dat?
Als we kiezen om bepaalde planten in te zaaien of te planten dan dien
je eerst te onderzoeken of die planten op die grond wel willen groeien.
Waar kan ik deze informatie vinden?
 Er zijn voldoende boeken in de handel waarin dit staat omschreven.
 Ook Internetsites geven hier veel informatie.
 Er zijn ook speciale cursussen om dit te leren.
AOC Terra / AOC Friesland
© Cedris
pag. 9
Cursusmap: Natuurlijker groenbeheer
2.2 Licht en temperatuur
Planten zijn de enige wezens op aarde die in staat zijn om zelfstandig voeding te
maken. Om die voeding te kunnen maken hebben ze onder andere zonlicht nodig.
Maar niet iedere plant heeft evenveel zonlicht nodig. Er zijn planten die zich
aangepast hebben aan een beperkte hoeveelheid zonlicht, zoals bijvoorbeeld een
groot aantal varen- en mossensoorten.
Andere planten hebben bedacht dat ze het beste sterk kunnen groeien op het
moment dat er nog geen bladeren aan de bomen en struiken zitten, zoals vele
bosplanten. Ze slaan snel reservevoeding op in hun wortels, om zo de “donkere
tijden” te kunnen overleven.
Als er inheemse planten worden gebruikt ziet u dat er bepaalde planten zijn die de
zonnige kant van een plantsoenstrook gebruiken, andere soorten planten staan meer
aan de schaduwkant.
Weer ander planten staan liever wat verder weg in het open veld of tussen het gras.
Het is u misschien nog niet opgevallen, maar nu er op gewezen wordt zult u vast wel
praktijkvoorbeelden kennen.
Als in het bosplantsoen sterk wordt gedund, zodat er kale plekken ontstaan zult u in
de zomer zien dat hierop direct planten gaan groeien, het zaad van planten blijft in de
grond achter, en kiemt doordat er licht tot op de bodem doordringt. Meestal komen er
planten die we liever niet willen zien.
Regel 3:
Voor meer natuurlijk beheer
Probeer niet al te veel te dunnen, maar doe dit geleidelijk zodat het
plantsoen na zo’n dunning in één à twee jaar weer een gesloten
bladerdek heeft.
In het voorjaar zie je dat planten die in de luwte staan vaak
wat eerder opkomen dan planten die in het open veld staan.
Wanneer u in het vroege voorjaar met de trein door
Nederland zou reizen, zou u kunnen merken dat de
dotterbloemen langs de slootkant in Zuid-Nederland al in
volle bloei staan, terwijl in het noorden van Nederland ze
nauwelijks zichtbaar zijn.
Als u in boeken, zou kijken waarin staat geschreven waar welke planten te vinden
zijn, zo’n boek noem je een flora, zult u zien dat in Noord Nederland planten
voorkomen die veel meer voorkomen in Scandinavië.
AOC Terra / AOC Friesland
© Cedris
pag. 10
Cursusmap: Natuurlijker groenbeheer
In Zuid Nederland zien we planten die meer voorkomen in Frankrijk.
Dus temperatuurverschillen, hoe klein die voor ons gevoel ook zijn, zijn voor planten
wel degelijk van invloed.
Regel 4:
Voor meer natuurlijk groenbeheer
Door warme en minder warme plekken te maken, komen er meer
soorten planten.
Hoe doe je dat?
Door open plekken en gesloten plekken te maken in de beplanting.
2.3 Vocht en lucht
Net als wij hebben planten ook vocht en lucht nodig.
De planten moeten dit halen uit de bodem.
In een ideale omstandigheid zou je kunnen zeggen dat een kwart van de bodem
water moet bevatten, en het andere kwart lucht.
De helft is dan de bodem zelf.Nou zo ideaal is het nooit, dus planten zullen of water
teveel of water tekort hebben.
Bij het beheer moeten we hier rekening mee houden, dat sommige planten op
nattere plekken, en andere op droge plekken groeien.
Geef zelf aan met een kleurtje welk deel bodem, water of lucht is in de tekening die
hier staat afgebeeld.
Over het algemeen kun je zeggen dat die plaatsen waar het vochtig tot nat is de
hoeveelheid lucht in de bodem ook maar weinig is.
Dit merk je onmiddellijk aan de groei van planten, en vaak ook aan de kleur.
Sommige planten zoals pitrussen geven ook aan dat het op die plaatsen niet zo best
gesteld is met de luchthoeveelheid in de grond.
AOC Terra / AOC Friesland
© Cedris
pag. 11
Cursusmap: Natuurlijker groenbeheer
Aan de soort plant kan u vaak aflezen hoe de groeiomstandigheden van de plant is.
Zo’n plant noemen we met een moeilijk woord indicatorplant.
Toch ziet u dat zo’n plant als de pitrus hier wel wil groeien. Dit wijst erop dat iedere
plant zijn eigen plekje opzoekt, waar het door andere planten niet in de weg wordt
gezeten. We noemen dit met een moeilijk woord concurrentie.
Door nu de natuur een beetje na te bootsen en hoge en lage plekken in het
plantsoen te maken krijg je verschillen in vocht en lucht in de bodem, dus ook
verschillen in plantengroei.
Deze hoogten en laagten noemen we met een moeilijk woord reliëf.
In grote nieuw aan te leggen natuurgebieden wordt dit doelbewust gedaan, we
noemen deze ingreep natuurtechnische milieubouw.(zie hoofdstuk 6)
Regel 5:
Voor meer natuurlijk beheer
Laat kleine hoogteverschillen zoveel mogelijk in stand.
Hoe doe je dat?
Maak het terrein bij vooral nieuwe aanleg niet al te glad, maar laat het
wat ruw liggen, of maak er kunstmatig hoogteverschillen in.
AOC Terra / AOC Friesland
© Cedris
pag. 12
Cursusmap: Natuurlijker groenbeheer
2.4 Zuurgraad
Dit is een moeilijk uit te leggen begrip, omdat je het niet altijd zo ziet aan planten.
Maar de zuurgraad van de bodem hangt sterk samen met de voeding van de
planten.
Zuurgraad beïnvloedt het opnemen van die voeding.
We kennen daarom zure gronden zoals bijvoorbeeld de gronden waar de
heideplanten op groeien, en basische of alkalische gronden, de kleigronden.
Die zuurgraad daar kunnen we als mens maar weinig invloed op uitoefenen, al
hoewel we dit in de siertuinen en plantsoenen wel doen, met het aanbrengen van
extra turfproducten om de zuurgraad te verhogen of sterk bekalken om de zuurgraad
te verlagen. In natuurvriendelijk wijkbeheer zullen we dit zeker niet doen.
AOC Terra / AOC Friesland
© Cedris
pag. 13
Download