Introductiebrochure Dienst Spoedgevallenzorg Johan De Knock en Noémie Paret Versie juni 2014 INHOUDSTAFEL Inhoudstafel ................................................................................................................................. 1 Voorstelling van de spoedgevallen .................................................................................................. 4 Welkom op de dienst spoedgevallen ............................................................................................... 4 Organogram van de spoedgevallen ................................................................................................. 5 Medisch organisatie ....................................................................................................................... 5 Verpleegkundig organogram .......................................................................................................... 5 Introductie .................................................................................................................................... 6 De spoedgevallendienst ................................................................................................................. 7 1 Indeling .......................................................................................................................... 7 2 Hoofdverpleegkundigen ................................................................................................... 7 3 Taakverdeling verpleegkundigen ...................................................................................... 8 4 Mentoren ........................................................................................................................ 9 5 Dossiers ......................................................................................................................... 9 6 Interne MUG ..................................................................................................................10 7 Zuurstoftank / HBO ................................................. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. 8 Patiëntenstroom .............................................................................................................11 9 CPD...............................................................................................................................11 10 Patiëntenopvang ............................................................................................................12 10.1 Inschrijvingen ................................................................................................................12 11 Aanmelden van patiënten ...............................................................................................12 12 Algemene opvang van niet-kritische patiënten .................................................................13 12.1 Algemene Heelkunde ......................................................................................................13 12.2 Orthopedie ....................................................................................................................13 12.3 V.K.O. (Verkeersongeval, val, … mineur trauma) ..............................................................14 12.4 Polytrauma: ernstig trauma (cfr. trauma protocol)............................................................14 12.5 Cardiologie ....................................................................................................................14 12.6 Abdominale Heelkunde (abdominale pijn) ........................................................................15 12.7 Neurochirurgie ...............................................................................................................15 Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 2 12.8 Vaatchirurgie (vb. koud lidmaat) .....................................................................................15 12.9 Gynaecologie .................................................................................................................15 12.10 Urologie (vb. nierkoliek) .................................................................................................15 12.11 N.K.O. / Oftalmologie / MKA ...........................................................................................16 12.12 Algemeen Inwendige Ziekten / Geriatrie (cfr. protocol) .....................................................16 12.13 Neurologie .....................................................................................................................16 12.14 Gastro – enterologie .......................................................................................................16 12.15 Pneumologie ..................................................................................................................17 12.16 Nefrologie ......................................................................................................................17 12.17 Ziek kind / baby .............................................................................................................17 12.18 Intoxicaties ....................................................................................................................17 12.19 Psychiatrie .....................................................................................................................18 12.20 Brandwonden ................................................................................................................18 12.21 Operatiepatiënt ..............................................................................................................18 12.22 Staande orders en procedures ........................................................................................18 12.23 Overlijden ......................................................................................................................19 13 Regeling ziekenwagen – mug ..........................................................................................19 14 Check-List/Stappenplan ..................................................................................................20 15 Verwachtingen vanuit spoed naar de student ...................................................................22 16 Nuttige tips ....................................................................................................................24 17 Bijlage: checklist introductie student ...............................................................................24 Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 3 Voorstelling van de spoedgevallen Welkom op de dienst spoedgevallen De komende weken zal je stage lopen op onze spoedgevallendient. Samen met het volledige spoedgevallenteam heten wij u van harte welkom. Werken in een spoedgevallendienst betekent continu je prioriteiten bepalen in functie van de graad van urgentie en de drukte (patiëntenaanbod). De spoedgevallendienst is een specialistische dienst binnen het ziekenhuis waar de werkdruk zeer sterk kan variëren van rustig tot extreem druk, maar over het algemeen hoog is. Van de student wordt dus een flexibele ingesteldheid verwacht alsook een groot aanpassingsvermogen. Bijzondere aandachtspunten tijdens je stage op spoed zijn de privacy van elke patiënt en het beroepsgeheim. We verwachten van de student dat deze beiden strikt gerespecteerd worden. De meeste patiënten die zich aanbieden op de spoedgevallendienst komen, ook voor hen, op de meest onverwachte momenten. Wij dienen daarom steeds paraat te zijn om deze mensen zo deskundig mogelijk op te vangen, de nodige onderzoeken uit te voeren en een eerste behandeling op te starten. Door het onverwachte en vaak ernstige karakter van de aanmelding, kunnen er (ernstige) emotionele reacties ontstaan. Wij vragen hiervoor uw begrip, het is ook een kans om uw vaardigheid hierin beter eigen te maken. Als student kom je terecht in een gedreven team bestaande uit hoofdverpleegkundigen, verpleegkundigen, brancardiers, secretaressen, centralisten en medewerkers van de poetsploeg. Elk van hen heeft z’n bijdrage tot een optimale patiëntenzorg, doordat zij allen specifieke verantwoordelijkheden hebben. Naast deze groep heb je dan nog de zeer diverse groep artsen die op een spoedgevallendienst komen: de spoedartsen, de stafleden anesthesie en reanimatie, de assistenten anesthesie en reanimatie, de geneesheer-stagiairs en alle assistenten en stafleden van alle andere disciplines binnen het ziekenhuis. Een goede onderlinge communicatie tussen al deze medewerkers zorgt voor een vlotte samenwerking zodat de patiëntenzorg optimaal zal zijn. Zoals u kunt merken komt u in een nieuwe wereld terecht waar het vaak hectisch is. Dit maakt misschien een beangstigende indruk op u maar weet echter dat het spoedgevallenteam er is om u op te vangen en te begeleiden in functie van uw stage. Tijdens je stage kan je al eens tegen je persoonlijke/emotionele grenzen aanlopen … een niet geslaagde reanimatie, een onverwachte ernstige diagnose, polytrauma patiënten met ernstige verminkingen, kinderen op spoed … Als je het persoonlijk moeilijk krijgt, kan je je altijd even terug trekken om even een ‘time-out’ te nemen, bespreek dit wel altijd eerst met de verpleegkundige met wie je samen werkt zodat hij/zij op de hoogte is. Blijf je er achteraf nog mee zitten, dan kan je dit altijd bespreken met je mentor of de hoofdverpleegkundige. Zijn er problemen of vragen dan zal het spoedgevallenteam u met raad en daad bijstaan. Zij zullen er voor zorgen dat uw stage u de mogelijkheid geeft om te groeien in het totaalconcept van de patiëntenzorg. Wij hopen dat u een aangename, toffe en vooral leerrijke stage zullen lopen op onze dienst. Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 4 Organogram van de spoedgevallen Medisch organisatie Anesthesisten: (in ons ziekenhuis behoort spoed tot het departement anesthesie en reanimatie (A&R)) - Dr. Vandycke (medisch diensthoofd spoed) - Dr. Müller Spoedartsen: (2 vaste spoedartsen, de 24-uurs permanentie wordt aangevuld met stafleden en assistenten van het departement A&R en andere assistenten van de diverse specialismen) - Dr. De Wolf - Dr. Kaczmareck Assistenten verbonden aan A&R in opleiding tot anesthesist, urgentist of intensivist Dokter-stagiairs in opleiding Verpleegkundig organogram Stafmedewerker zorg voor de kritische diensten: Barbara De Moerloose Hoofdverpleegkundigen: - Johan De Knock Noémie Paret Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 5 Introductie De eerste stagedag wordt je in het ziekenhuis verwacht aan het onthaal om 9 uur voor een algemene verwelkoming. Hierna wordt je naar de spoedgevallendienst begeleid waar je door één van de verpleegkundigen wordt opgevangen. In de loop van de dag (of op een ander moment indien zo afgesproken) wordt dan samen met de hoofdverpleegkundige een werklijst opgesteld, wordt je aan een mentor toegewezen en worden de nodige administratieve formaliteiten afgewerkt. Op de eerste dag van de stage doet elke student een aangepaste dagdienst, van 9u tot 17u30’ (30’ middagpauze). Voor de tussentijdse- en de eindevaluatie worden de West-Vlaamse evaluatieformulieren gebruikt die elke student meekrijgt de eerste stagedag. Voor de evaluaties zelf maakt de student een afspraak met de stage begeleider en de mentor. Op het einde van de stage wordt door de mentor en de hoofdverpleegkundige ook een evaluatie opgemaakt die aan de personeelsdienst van het ziekenhuis wordt bezorgd en kan gebruikt worden bij eventuele sollicitaties en aanwervingen. Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 6 De spoedgevallendienst 1 Indeling De infrastructuur van de spoedgevallen biedt meerdere voordelen. Alle onderzoekskamers zijn privé, er is dus veel aandacht besteed aan de privacy van de patiënt, de kamers zijn wel niet geluidsdicht, dus wees steeds voorzichtig wat je in de box of in de gang vertelt. 2 Hoofdverpleegkundigen Op de dienst spoedgevallen zijn er 2 hoofdverpleegkundigen; namelijk Johan De Knock en Noemie Paret (deeltijds spoed deeltijds mid-care). Zij zijn ieder op zich verantwoordelijk voor een specifiek takenpakket, in afwezigheid van de collega worden elkaars taken overgenomen. Deze taken omvatten: Johan De Knock: Tel 2850 1. Organisatie patiëntenzorg – dagelijks beleid: dagdagelijkse organisatie, doorschuiven patiënten, secundaire transporten, bestellingen, herstellen materiaal, kwaliteitskontrole,… 2. Personeelsbeleid: evaluatie- en functioneringsgesprekken, informatie doorstroming, aanwerving en selectie personeel,… 3. Communicatie intern/extern: met ziekenhuismedewerkers, FOD volksgezondheid, brandweer, politie, andere ziekenhuizen, medische firma’s, contactpersoon nieuwe studenten,.. 4. Organisatie prehospitaal activiteit en kritische zone spoed: materiaal, interventie voertuigen, opvolging PIT-project, MUG-Heli,… 5. Opleiding: Functiegerichte vorming op dienstniveau, inscholing, bijscholing, procedures, kwaliteitscontrole, participatie wetenschappelijke studies, coördineren inhospitaal reanimatiebeleid,… 6. Rampenplanning: contactpersoon voor spoed voor intern en extern rampenplan, veiligheidscel Brugge,… 7. Informatisering: Implementatie van toekomstige toepassingen op spoed Noemie Paret: Tel 2004 1. Organisatie patiëntenzorg – dagelijks beleid: kwaliteitsbewaking, herstellen materiaal, bestellingen,… 2. Personeelsbeleid: opmaak werklijsten, opvolgen webrapporten, verlofregeling, opvolgen overuren, opvolgen extra prestaties, opvolgen ziekteverzuimbeleid, informatie doorstroming, aanwerving en selectie personeel, … 3. Communicatie intern/extern: andere ziekenhuismedewerkers, medische firma’s,… 4. Informatisering: Implementatie van toekomstige toepassingen op spoed Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 7 3 Taakverdeling verpleegkundigen De verpleegkundigen werken in vier shiften of diensten: Vroegdienst (V): van 06.45 tot 13.30 uur Namiddagdienst (N): van 13.15 tot 21.15 uur Nachtdienst-Waak (W): van 21.15 tot 07.00 uur Dagdienst: van 08.00 tot 16.30 uur (bediening hyperbare zuurstofkamer, daarna hulp aan collega’s) De taakverdeling wordt opgemaakt door de hoofdverpleegkundige en staat op de werklijst genoteerd. Op het overzichtsscherm aan de centrale spoed kan je zien welke verpleegkundige welke taken heeft. V1 en N1 en W1: Dit is de verpleegkundige die van ‘eerste uitruk’ is. Hij/Zij houdt zich klaar om op interventie te gaan, na de interventie blijft deze verpleegkundige de patiënt verder volgen tot na ontslag van de patiënt uit spoedgevallen. Als er geen interventie is en hij/zij geen patiënt moet volgen, zorgt hij/zij dat al het materiaal in de wagens, heli, reanimatiekamers,… aangevuld en operationeel is. Als hij/zij hiermee klaar is, helpt hij/zij de andere collega’s. V2 en N2 en W2: dit is de verpleegkundige die van ‘tweede uitruk’ is. Hij/Zij houdt zich klaar om op interventie te gaan (als de verpleegkundige van eerste uitruk niet beschikbaar is), na de interventie blijft deze verpleegkundige de patiënt verder volgen tot na ontslag van de patiënt uit spoedgevallen. Als er geen interventie is en hij/zij geen patiënt moet volgen, zorgt hij/zij dat al het materiaal in de wagens, heli, reanimatiekamers,… aangevuld en nagekeken is. Als hij/zij hiermee klaar is, helpt hij/zij de andere collega’s. V3 en N3: dit is de verpleegkundige die van ‘derde uitruk’ is. Naast het aanvullen van materiaal en op interventie gaan, heeft hij/zij nog enkele andere specifieke taken: Als er een kritische patiënt langdurig op spoedgevallen moet verblijven (vb. geen vrij bed op intensieve zorgen), neemt deze verpleegkundige de observatie van de patiënt over in de reanimatiekamers. Als er een behandeling in de hyperbare zuurstoftank moet gestart worden en er is geen verpleegkundige van D-dienst, zorgt de verpleegkundige 3 voor de behandeling in de hyperbare. D: dit is de verpleegkundige die zorgt voor de behandelingen in de hyperbare zuurstoftank. VT en NT: Dit is de triageverpleegkundige. Hij/Zij ontvangt alle patiënten, neemt de anamnese af, bekijkt de situatie en begeleidt de patiënt naar de juiste onderzoeks- en behandelzone (zittende boxen, liggende boxen of reanimatiekamers). Hij/Zij blijft verantwoordelijk voor de patiënten in boxen A en B en de kleine boxen. Omdat deze verpleegkundige het overzicht moet behouden en alle patiënten ontvangen kan hij enkel kleine zorgen toedienen aan de patiënten, de uitgebreidere zorgen (vb. gipsen,uitgebreide wondzorg,…) worden dan door de verpleegkundigen van uitruk toegediend. Vh, Nh en Wh: dit is de verpleegkundige die van ‘nachthospitaal’ is. ’s Morgens zorgt hij/zij voor de patiënten van interne die overnacht hebben op spoedgevallen in afwachting van een vrij bed op interne. ’s Nachts zorgt de Wh voor de observatie van de patiënten in het nachthospitaal. Daarnaast is deze verpleegkundige verantwoordelijk voor de patiënten die verblijven in de boxen 7-13. Vb, Nb en Wb: dit is de verpleegkundige die van ‘boxen’ is. ’s Morgens vult hij/zij eerst al het materiaal van de boxen (voornamelijk de verzorgingskarren) aan, daarna staat deze verpleegkundige in voor de opvang, onderzoeken en behandeling van de patiënten die in de boxen 1-6 worden opgenomen. Brancardier: patiënten transport, labo, apotheek,… Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 8 Centrale: telefooncentrale van spoed, contacten HC-112, uitsturen interventieploegen, bijhouden wachtlijsten, … Secretariaat: administratie ivm inschrijven van patiënten, opname patiënten, ontslag patiënten, consultatie afspraken vastleggen,… Als student werk je de eerste week enkel in de boxen en het nachthospitaal. Vanaf de volgende weken kan je dan ook meegaan tijdens prehospitaal interventies. De opvang, stabilisatie, onderzoeken en initiële behandeling van patiënten in de reanimatiekamers is interessant, maar daarna ligt de nadruk terug op het werk in de boxen/nachthospitaal. Dit is een stage spoedgevallen, geen stage intensieve zorgen. 4 Mentoren Het mentorschap valt onder de verantwoordelijkheid van Johan De Knock. Hij zorgt voor de opvang, en de administratieve taken ivm studenten (werklijst, aanmeldingsformulieren,…). Er zijn verschillende mentoren werkzaam op dienst. De werklijst van de studenten wordt zo opgemaakt zodat je minstens 1 keer per week met de mentor samen werkt, de andere dagen werk je samen met de andere verpleegkundigen. De mentor staat in voor de tussentijdse- en eindevaluatie, hiervoor bevraagt hij de andere verpleegkundigen en gaat hij in overleg met de stagebegeleider van school. 5 Dossiers Wij werken op onze dienst met papieren dossiers. Elk dossier bestaat uit: Een verpleegkundig luik Een medisch luik (spoeddossier + soms een specifiek dossier per discipline) Alle dossiers worden per dag bijgehouden en ingescand (beschikbaar in CPD-archief). Het is heel belangrijk, ook als student, deze dossiers goed in te vullen zodat er geen belangrijke informatie verloren gaat en alles vlot kan teruggevonden worden. (hulpmiddel bij vragen achteraf of bij juridische problemen). Alle uitgevoerde handelingen, onderzoeken, verkregen informatie,… moeten zorgvuldig genoteerd worden in het dossier + mondeling doorgegeven aan de verantwoordelijke verpleegkundige. Volgende gegevens moet je dus telkens in het patiënten dossier kunnen terugvinden Naam triage verpleegkundige (bij ‘anamnese’) Naam verpleegkundige Naam arts Doorverwezen door huisarts of specialist Te contacteren: naam en telefoonnummer familie (zie ook vignet) Opname of ontslag Tijdklok onderzoeken, medicatie, ontslag,… Korte anamnese Noteren en aftekenen aangevraagde onderzoeken Parameters (met paraaf) Infuusbeleid en medicatie: paraferen na toediening Verzorging en therapie aanduiden Speciale zorgen Waardevolle voorwerpen Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 9 6 Interne MUG In het ziekenhuis zijn er 2 manieren om de interne MUG op te roepen: Reanimatieknop indrukken in de patiëntenkamer, onderzoekslokaal,… Bellen naar het nummer 2003 (rechtstreekse lijn centrale spoed) Deze oproep komt bij de centralist van spoed terecht en de MUG-arts en verpleegkundige terecht. Samen met de interne MUG-kar vertrekt de verpleegkundige naar de plaats van interventie. Afhankelijk van de situatie wordt de patiënt dan overgebracht naar spoed, naar operatiekwartier, blijft ter plaatse,… 7 Hyperbare zuurstofkamer - HBOT Hyperbare zuurstoftherapie is een medische behandeling waarbij patiënten, in een ruimte met verhoogde omgevingsdruk, 100% zuivere zuurstof inademen. Dit zorgt ervoor dat het lichaam tientot vijftienmaal meer zuurstof krijgt. De normale omgevingsdruk bedraagt 1 bar. Tijdens een behandeling in de hyperbare zuurstofkamer wordt de druk verhoogd tot maximaal 2.5 bar. Deze druk is te vergelijken met de druk aanwezig op een diepte van 15 meter onder water. Door bij deze druk, via een beademingsmasker, zuivere zuurstof (100%) in te ademen, herstelt men sneller van bepaalde aandoeningen en worden sommige infecties tegengegaan. Voor wie is dit nu bestemd?: Duikers met een decompressie- of ander duikongeval Personen met één van volgende aandoeningen: - Met CO-vergiftiging - Met slecht genezende wonden zoals voetwonden bij diabetici, wonden na ongevallen en sommige besmette wonden (vb. gasgangreen) - Met vaataandoeningen - Met aantasting of infecties van weke delen - Die een ingreep aan de kaakbeenderen, mond- of keelholte dienen te ondergaan of ondergaan hebben na een periode van bestraling - Plotse doofheid Hoe verloopt een behandeling?: Eerst vindt er een info-gesprek plaats met de arts en verpleegkundige van dienst. De arts bekijkt de algemene toestand van de patiënt, indicatie, contra-indicaties,… De verpleegkundige informeert de patiënt over de praktische kant van een behandeling. De druk wordt geleidelijk aan opgevoerd. Hierdoor gaat het warmer worden (25 à 28 graden), dit duurt circa 25 minuten. Om het drukverschil in uw oor te kunnen overbruggen zijn er een aantal hulpmiddelen: slikken, geeuwen, kauwen en het valsalva manoeuvre Het zuurstofmasker wordt opgezet en de behandeling kan starten Tijdens de behandeling (duurt 1 uur) wordt elke patiënt in het oog gehouden via de bewakingscamera’s. Er is ook een intercomsysteem aanwezig waardoor elke patiënt op elk moment contact kan hebben met de bediener van de tank (verpleegkundige). Na de behandeling wordt de druk verminderd tot op het normale niveau, 1 bar (duurt ongeveer 10 minuten). Het gaat hierbij kouder worden. Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 10 Een totale sessie duurt dus ongeveer 1u45’. Het aantal behandelingen dat een patiënt dient te ondergaan is afhankelijk van de reden voor behandeling (wordt bepaald door de verwijzende specialist). Dagelijks is er een standaard behandeling die start omstreeks 8 uur. De patiënten verzamelen hiervoor in de wachtzaal spoed waar de verpleegkundige de patiënten ophaalt. Het hyperbaar zuurstofcentrum is 24 op 24 uur beschikbaar voor urgente gevallen. Vanwege de veiligheid zijn er een aantal voorwerpen verboden in de zuurstoftank; nl.: Kledij uit nylon en zijde (statische elektriciteit) Aanstekers, lucifers of andere rookwaren Brandbare vloeistoffen zoals ether, alcohol, … Alle elektrische toestellen op batterijen (Ipod, radio, computer, GSM,…) Gehoorapparaten Vulpennen en ballpoints (lekken) Spuitbussen, puffs en aërosols Koolzuurhoudende dranken Horloges die niet drukbestendig zijn 8 Patiëntenstroom Jaarlijks melden zich ongeveer 29.000 patiënten op de spoedgevallen. Dit komt neer op 79 patiënten per dag. Ongeveer 45% van hen wordt na de eerste zorgen gehospitaliseerd, 55% van de patiënten krijgen ambulante zorgen op spoed. De patiënt wordt ingeschreven door het secretariaat spoed. De eerste opvang gebeurt door de triage verpleegkundige die afhankelijk van de ernst van de situatie in overleg gaat met de spoedarts of een andere specialist. Er zijn verschillende manieren waarop de patiënt zich kan melden op de spoedgevallen: 9 De patiënt komt op eigen initiatief naar het ziekenhuis zonder verwijzing van de huisarts of specialist. De spoedarts zal de eerste onderzoeken starten en de patiënt (meestal) doorverwijzen naar de desbetreffende specialiteit voor ambulante zorg of opname. De patiënt wordt verwezen door een huisarts of door een specialist naar een desbetreffende specialist. De spoedarts legt het contact met de specialist voor verder onderzoek en behandeling. De patiënt is vervoerd per ziekenwagen. Dit kunnen zowel ongevallenslachtoffers als zieke patiënten zijn die door de dienst 100 opgeroepen zijn, als secundaire transporten die door privé – ambulancediensten uitgevoerd worden. Patiënten van andere afdelingen die via de interne MUG naar spoed komen daar er dringende hulpverlening nodig is worden door de stafleden of assistenten reanimatie (intensieve zorgen en spoed) opgevangen, onderzocht en behandeld (zo nodig in overleg met een specialist). CPD CPD (Centraal Patiënten Dossier) is het computernetwerk van het ziekenhuis. Spoed heeft hier een aparte module voor ‘CPD-spoed’. Alle patiënten die op spoed worden ingeschreven komen automatisch in dit netwerk terecht. Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 11 In het verpleeglokaal is er een groot scherm waar de coördinator en al de andere aanwezigen een overzicht hebben van heel de dienst. Elke patiënt die ingeschreven wordt verschijnt op het scherm in een bepaalde kleur, volgens triagesysteem. Via dit netwerk kunnen ook al de onderzoeken opgevraagd worden die de patiënt in het verleden in dit ziekenhuis gekregen heeft. Zelfs de protocollen en de brieven aan de huisartsen kunnen heel gemakkelijk opgevraagd worden. Zo kunnen we gemakkelijk labo’s en foto’s vergelijken en noem maar op, alles is mogelijk. De onderzoeken die nog moeten gebeuren krijgen een andere kleur, de onderzoeken waaraan de uitslagen en protocollen binnen zijn worden dan anders gekleurd. Ook de RX – opnames die klaar zijn kunnen op dit netwerk bekeken worden; eveneens CT, echo en NMR, alles kan ook afgeprint worden. Natuurlijk zijn er hiervoor passwoorden nodig, want de privacy van elk patiënt is cruciaal. Door dit systeem hebben de artsen hun resultaten veel sneller en kunnen de patiënten dan ook veel sneller afgewerkt worden. Zo kunnen ook huisartsen, die geabonneerd zijn, via Mediweb onmiddellijk de uitslagen opvragen. 10 Patiëntenopvang 10.1 Inschrijvingen Alle patiënten worden ingeschreven door het secretariaat spoed, hiervoor is enkel een geldige identiteitskaart nodig, het secretariaat is te bereiken op het nummer 2010. Nadat de patiënt is ingeschreven, wacht de patiënt aan het secretariaat op de triageverpleegkundige, ondertussen drukt het secretariaat de nodige identificatieklevers af. In acute situaties wordt de patiënt eerst opgenomen in een gewone- of reanimatiekamer en wordt dan later ingeschreven. Er zijn twee triagekamers voorzien op de spoedgevallen (box A en B). 11 Aanmelden van patiënten Patiënten kunnen zich op verschillende manieren aanbieden op de spoedgevallendienst: Zonder verwijzing (op eigen initiatief): De patiënt wordt ontvangen door de triageverpleegkundige en de spoedarts. De spoedarts start de eerste onderzoeken en neemt contact op met de betrokken specialiteit voor overleg ivm het verdere beleid en opvolging. Met verwijzing door een huisarts of specialist: Huisarts verwijst de patiënt gewoon naar de spoedgevallen. Hier zal de spoedarts de eerste opvang doen en de patiënt dan doorverwijzen naar het betrokken specialisme. Huisarts verwijst de patiënt naar een specialist. De spoedarts zal het betrokkens specialisme contacteren. Met ambulance (100- of privé ambulance) bij niet-kritische patiënten: Opvang door de triageverpleegkundige die in overleg met de spoedarts de eerste onderzoeken opstart. Afhankelijk van de aandoening zal de spoedarts de patiënt afwerken of doorverwijzen naar een specialist. Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 12 Opvang van kritische patiënten: (eigen vervoer, 100- of privé ambulance) Met begeleiding van eigen spoed verpleegkundigen (PIT, MUG): de begeleidende verpleegkundige volgt de patiënt verder op samen met een reanimatie arts (staflid of assistent). Zonder begeleiding of begeleiding door een externe MUG: één van de interventie verpleegkundigen verzorgt de opvang van de patiënt, samen met een reanimatie arts. 12 Algemene opvang van niet-kritische patiënten Het is de bedoeling om hieronder enkele algemene richtlijnen te geven voor de opvang van patiënten volgens hun aandoening. Individuele aanpassingen kunnen noodzakelijk zijn volgens de ernst van de toestand, leeftijd, situatie,… Aandachtspunten bij het uitkleden van patiënten: - Kledij verzamelen in een witte tas + hierop een patiëntenvignet kleven - Bij verwijderen van juwelen: in labozakje met patiëntenvignet, noteren in het verpleegdossier en bij voorkeur meegeven met familie. 12.1 Algemene Heelkunde Toepassing: kleine traumata, snijwonden, kleine arbeidsongevallen,… Installeer de patiënt volgens ernst (triage) Eerste wondzorg volgens wondzorgprotocol Eventueel pijnstilling? (cfr. protocol) Vraag of de patiënt in orde is met zijn tetanusvaccinatie Indien het gaat om een wonde met mogelijk botletsel dan wordt er een RX – opname gevraagd (spoedarts) De spoedarts of triageverpleegkundige zal de chirurg verwittigen Assisteer de chirurg bij de hechting Wondzorg volgens wondzorgprotocol of voorschrift van de arts 12.2 Orthopedie Toepassing: kleine traumata, verzwikkingen, pijnlijk gewricht, … Installeer de patiënt volgens ernst (triage) Verwijder eventuele juwelen aan het betrokken lidmaat (zwelling) Leg een spalk aan Eventueel pijnstilling? (cfr. protocol) De triageverpleegkundige contacteert de spoedarts ivm RX-onderzoek Na overleg tussen spoedarts en orthopedist: - RX negatief: steunverband, gipsverband,… - RX positief: Gipsverband, operatieve ingreep, tractie,… Bij een operatieve ingreep wordt de patiënt voorbereid voor operatie (E.C.G., labo, RX thorax en eventueel bloed bestellen in opdracht van de arts) Het secretariaat spoed zoekt dan een bed voor de patiënt via de centrale opnameplanning Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 13 12.3 V.K.O. (Verkeersongeval, val, … mineur trauma) Installeer de patiënt volgens ernst (triage) Leg een halskraag aan tot het tegendeel bewezen is Indien nodig wordt de patiënt uitgekleed en voorzien van een OP-hemdje (algemeen onderzoek) Neem de parameters (BD, pols en saturatie) en controleer zijn/haar pupillen Verzorg de wonden (cfr. wondzorgprotocol) en vraag naar een tetanusvaccinatie Eventueel pijnstilling? (cfr. protocol) De spoedarts onderzoekt de patiënt, vraagt de eerste onderzoeken aan (labo, RX, EKG) en zal indien nodig de patiënt doorverwijzen naar een specialist 12.4 Polytrauma: ernstig trauma (cfr. trauma protocol) De patiënt wordt geïnstalleerd in REA 1.2 of 3 Meestal is de patiënt al voorzien van een halskraag, spalk, infuus, zuurstof, monitoring, intubatie,… door de ziekenwagen, PIT of MUG Verwijder al de kleren van de patiënt en doe de juwelen uit, patiënt warm houden! Doe een bloedafname (ook bloed bestellen) Eventueel pijnstilling, waakinfuus? Het staflid reanimatie wordt verwittigd voor de coördinatie van het verdere beleid. RX-thorax en bekken kunnen in de rea uitgevoerd worden. Bed-side echografie (FAST-onderzoek) gebeurt door de reanimatie arts of verpleegkundige. Verdere onderzoeken (CT of specifieke RX) gebeuren op de medische beeldvorming: - Eerst RX-thorax, CWZ en bekken - Dan CT - Dan echo - De rest van de RX-opnamen Na de onderzoeken wordt de patiënt verder afgewerkt indien nodig: arteriële catheter, centraal veneuze katheter, blaassonde, maagsonde, vaccinatie, wondverzorging, antibiotica,… Meestal gaan deze trauma’s eerst naar de operatiezaal en daarna worden ze opgenomen op één van de intensieve zorgen afdelingen De familie wordt in de spreekkamer van de spoedgevallen geplaatst. Op regelmatige tijdstippen zal de reanimatie arts of de behandelende arts hen informeren over het verdere verloop. Van zodra mogelijk mag de familie de patiënt (kort) bezoeken. 12.5 Cardiologie Installeer de patiënt in de CPU boxen (Chest Pain Boxen, box 7 en 8). Indien de patiënt hemodynamisch niet stabiel is gebeurt de opvang in een reanimatiekamer. Verwijder de kleren van de patiënt en doe zijn juwelen uit Neem de parameters (BD, pols, temperatuur en saturatie) en neem een E.C.G. af Installeer de patiënt aan de monitor Defibrillator altijd in de buurt houden De spoedarts zal de cardioloog van wacht verwittigen Doe een bloedafname en prik eventueel een infuus (500ml Glucose 5%®) Zo nodig zuurstoftherapie voor sat > 94% Een RX-Thorax wordt uitgevoerd in de box De patiënt wordt meestal opgenomen op de hartbewaking of medium care of gaat naar de cardiologie-afdeling (beslissing door de cardioloog) Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 14 12.6 Abdominale Heelkunde (abdominale pijn) Installeer de patiënt in een box, enkel als je denkt dat een reakamer nodig zal zijn ga je naar 1,2 of 3 Verwijder de kleren van de patiënt en doe zijn juwelen uit Neem de parameters en een korte anamnese (verwijsbrief huisarts?) De triage verpleegkundige zal de spoedarts verwittigen Neem een bloedafname en prik eventueel een infuus (500 ml NaCl 0,9%) De spoedarts zal de nodige onderzoeken voorschrijven (RX, echo en urine) Pijnmedicatie geven op advies van de spoedarts of volgens pijnprotocol Indien een opname nodig is zal de verpleegkundige een bed aanvragen 12.7 Neurochirurgie Installeer de patiënt in een box, enkel als je denkt dat een reakamer nodig zal zijn ga je naar 1,2 of 3 Verwijder de kleren van de patiënt en doe zijn juwelen uit Neem de parameters, controleer bewustzijn, pupillen, mobiliteit, pijn,… Doe een anamnese en vraag of de patiënt reeds onderzoeken bij heeft (RX, CT) De triage verpleegkundige zal de spoedarts verwittigen De spoedarts zal in overleg met de specialist het verdere beleid bepalen (pijnstilling, opname, ambulante controle,…) 12.8 Vaatheelkunde (vb. koud lidmaat) Installeer de patiënt in een box, enkel als je denkt dat een reakamer nodig zal zijn ga je naar 1,2 of 3 Verwijder de kleren van de patiënt en doe zijn juwelen uit Neem de parameters en doe een anamnese De triage verpleegkundige zal de spoedarts verwittigen Doe een bloedafname De spoedarts zal de nodige onderzoeken uitschrijven (RX-thorax, duplex, halsvaten, arteriografie,…) In overleg met de specialist zal het verdere beleid bepaald worden 12.9 Gynaecologie Opvolging van gynaecologische patiënten is afhankelijk zwangerschap of niet. Er werd hiervoor stroomdiagram opgesteld om te bepalen waar de (zwangere) patiënt wordt opgevolgd: consulatie gynaecologie, maternele intensieve zorgen (MIC) of verloskwartier. Indien de patiënt niet zwanger is dan installeer je de patiënte in een triagekamer Doe een korte anamnese en neem de parameters (BD, pols en temperatuur) De triage verpleegkundige zal de spoedarts verwittigen De spoedarts overlegt het verdere beleid met de specialist en vraagt de nodige onderzoeken aan 12.10 Urologie (vb. nierkoliek) Installeer de patiënt in de box Verwijder de kleren van de patiënt en doe zijn juwelen uit Neem de parameters (BD, pols en temperatuur) Doe een bloedafname en prik eventueel een infuus Bij nierkoliek wordt in overleg met de spoedarts volgende medicatie opgestart: 1 gr Perfusalgan® intraveneus, 1 ampul Voltaren® intraveneus en 1000ml Procaine® Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 15 Onderzoeken worden voorgeschreven: labo, urinesediment en CT-abdomen à blanc Indien nodig wordt de patiënt opgenomen en zal de verpleegkundige een bed regelen 12.11 N.K.O. / Oftalmologie / MKA Tijdens openingsuren van de consultatie wordt telefonisch overleg gepleegd zodat deze patiënten op de consulatie kunnen onderzocht en behandeld worden (aanwezigheid van specifiek materiaal) Buiten de kantooruren gebeurt de opvang op spoed: Installeer de patiënt in een kleine box De triage verpleegkundige zal de spoedarts verwittigen Deze zal de patiënt op spoed afwerken of contact opnemen met de wachtdienst Indien er onderzoeken nodig zijn dan worden deze voorgeschreven Indien een opname nodig is dan zal de verpleegkundige een bed regelen Bij een neusbloeding meet je steeds de bloeddruk 12.12 Algemeen Inwendige Ziekten / Geriatrie (cfr. protocol) Installeer de patiënt in een box Verwijder zijn kleren en doe een OP-hemdje aan Neem de parameters (BD, pols, saturatie en temperatuur), bepaal de ISAR score (> 75j) De triage verpleegkundige zal de spoedarts verwittigen Doe een bloedafname, zo nodig een ‘slotje’ plaatsen of infuus toedienen Neem een E.C.G. Verdere onderzoeken worden aangevraagd (RX-thorax, abdomen, urinesediment, cultuur en haemoculturen,…) door de poortarts Bij opname: - Interne: via het secretariaat spoed en de centrale opnameplanning wordt een vrij bed gezocht - Geriatrie: de assistent/geriater regelen zelf de opname (indien vrije bedden binnen de diensten geriatrie, zo niet toch opname via de centrale opnameplanning) 12.13 Neurologie Indien vermoeden TIA of CVA neuroprotocol uitvoeren Installeer de patiënt in een box Verwijder zijn kleren en doe een OP-hemdje aan Neem de parameters (BD, pols en temperatuur) De triage verpleegkundige zal de spoedarts verwittigen Verdere onderzoeken worden door de poortarts aangevraagd Indien de patiënt wordt opgenomen dan zal de neuroloog of zijn assistent een bed regelen 12.14 Gastro – enterologie Verwijder zijn kleren en doe een OP-hemdje aan Neem de parameters (BD, pols en temperatuur) Indien vermoeden gastro-enterale bloeding zn reanimatiekamer en protocol opstarten Voer een bloedafname uit (extra EDTA om zn bloed te bestellen), plaats een ‘slotje’ of een infuus Neem een E.C.G. De triage verpleegkundige verwittigt de spoedarts of reanimatiearts (afhankelijk van ernst) De arts schrijft de onderzoeken voor (RX-thorax / abdomen, echo abdomen, urinesediment en cultuur, CT-abdomen, haemoculturen,…) Indien de patiënt opgenomen wordt dan regelt het secretariaat spoed Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 16 12.15 Pneumologie Indien ernstige situatie zo snel mogelijk opname in een reanimatiekamer en de reanimatie arts verwittigen Indien vermoeden COPD-opstoot COPD protocol opstarten Verwijder de kleren en doe een OP-hemdje aan Zet de patiënt recht op en geef hem zuurstof afhankelijk van zijn saturatie (> 88%) Neem de parameters (BD, pols, temperatuur en saturatie), voer een arteriële bloedafname uit Bloedafname, zn ‘slotje’ of een infuus Neem een E.C.G. Laat een RX-thorax nemen, liefst op de dienst radiologie De triage verpleegkundige zal de spoedarts verwittigen De arts zal verdere onderzoeken aanvragen indien nodig (CT-thorax, haemoculturen,…), dit in overleg met de pneumologen De nodige medicatie wordt opgestart Indien de patiënt opgenomen wordt dan zal het secretariaat spoed via de centrale bedplanning een vrij bed zoeken 12.16 Nefrologie Installeer de patiënt in een box Verwijder de kleren en doe een OP-hemdje De triage verpleegkundige zal de spoedarts verwittigen en deze zal dan de nefroloog contacteren, ook al komt de patiënt voor een andere specialiteit (indien dialyse patiënt) De arts zal de onderzoeken aanvragen Neem de parameters (BD, pols en temperatuur) Neem een E.C.G. Doe een bloedafname, nooit de dialysecatheter gebruiken op spoed, nooit de AV-fistel aanprikken Indien de patiënt opgenomen wordt dan zal het secretariaat spoed via de centrale bedplanning een vrij bed zoeken 12.17 Ziek kind / baby Installeer de patiënt in een pediatrische box (box 11-12-13), zn opname in een reanimatie kamer Neem de temperatuur (liefst rectaal), pijnmedicatie of koortswerende medicatie volgens protocol De triage verpleegkundige zal de spoedarts verwittigen, deze contacteert de pediater De nodige onderzoeken/behandelingen worden uitgevoerd, meestal samen met de pediater (vb. bloedafname) Indien het kind opgenomen wordt dan regelt de pediater zelf de opname 12.18 Intoxicaties Volgens bewustzijn en algemene toestand wordt de patiënt geïnstalleerd in een box of een reanimatiekamer. Bij een intoxicatie wordt altijd de reanimatie arts verwittigd. Neem de parameters (BD, pols, Temperatuur en saturatie) en leg de monitor aan. Zorg voor een veilige houding voor de patiënt (stabiele zijligging), hou frequent toezicht en rapporteer zorgvuldig de parameters + bewustzijnstoestand van de patiënt Tracht de achterhalen welke producten de patiënt ingenomen heeft, wanneer hij dit gedaan heeft en de hoeveelheid ervan Voer een bloedafname uit (ook ethanol bepaling) en neem een urinestaal voor toxicoscreening De triage verpleegkundige zal de spoedarts en reanimatie arts verwittigen Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 17 Volgens de nieuwe richtlijnen is een maagspoeling niet meer zinvol, in overleg met de arts kan actieve kool aangewezen zijn Afhankelijk van de ernst zal de anesthesist de patiënt opnemen op een bewakingsafdeling of doorverwijzen naar de psychiatrie (EPSI) 12.19 Psychiatrie Indien er geen gevaar is voor de patiënt of de omgeving, en de pathologie zuiver van psychiatrische aard is, wordt de patiënt in een spreekkamer geplaatst in afwachting van een gesprek met de diens EPSI. In andere gevallen wordt de patiënt in een box geïnstalleerd, in afwachting van onderzoek door de spoedarts. De triage verpleegkundige zal de poortarts verwittigen De spoedarts voert een gesprek met de patiënt en de familie, en onderzoekt de fysische toestand van de patiënt. Als er geen indicaties zijn voor fysische problemen, wordt de EPSI verwittigd voor verdere opvolging. Na het gesprek beslist de psychiater of de patiënt opgenomen wordt op de dienst psychiatrie, of hij in een externe instelling opgenomen kan worden of dat hij ontslaan wordt Op aanvraag wordt er een labo (complet, ethanol en levertesten) uitgevoerd Bij opname wordt de patiënt door een EPSI verpleegkundige begeleid naar de opname eenheid 12.20 Brandwonden Verwijder zijn kleren en juwelen De wonde wordt langdurig en ruim gespoeld (afhankelijk van locatie en grootte: douche, lavabo,…) Intussen zal de triage verpleegkundige de spoedarts verwittigen Zn bloedafname en vochtresuscitatie Geef eventueel zuurstof De spoedarts zal de plastische chirurg verwittigen Eventueel wordt de patiënt doorgestuurd naar een gespecialiseerd brandwondencentrum. De verantwoordelijke verpleegkundige zal het transport dan regelen in overleg met de reanimatie arts. 12.21 Operatiepatiënt Van zodra beslist wordt dat een patiënt geopereerd moet worden: - Hou de patiënt nuchter - Geef de patiënt een OP-hemdje en laat hem eventueel nog urineren - Ga na of alle pré-operatieve onderzoeken uitgevoerd werden (in overleg met arts) (labo, E.C.G., RX-thorax, bloed bestellen) - Verwijder kunstgebit, juwelen, lenzen, piercings, … en geef dit aan de familie (noteren op het verpleegdossier!) - Laat de patiënt naar het operatiekwartier brengen op het afgesproken tijdstip 12.22 Staande orders en procedures Deze zijn beschikbaar op de spoedgevallen, o.a.: Pijnprotocol bij traumatische pijn Pijnprotocol bij niet-traumatische pijn Verschillende pijnprotocollen bij kinderen (afhankelijk van leeftijd) Opvang van de cardio patiënt (Chest-Pain Unit) Opvang van de patiënt met vermoeden CVA/TIA Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 18 Trauma protocol Opvang van de COPD patiënt Protocol gastro intestinale bloeding 12.23 Overlijden 13 De betrokken spoedverpleegkundige zal samen met de behandelende arts de familie begeleiden. Zij kunnen hierbij ondersteund worden door: - De dienst ‘pastorale zorg en morele bijstand’ - Bij kinderen de dienst klinische psychologie De lijktooi wordt uitgevoerd: - Onmiddellijk na het overlijden (indien geen familie aanwezig) - In overleg met de familie Na de lijktooi kan de familie de patiënt nog begroeten Patiënt wordt naar het mortuarium gebracht Regeling ziekenwagen – MUG Je bent niet de enige student die stage loopt op de spoedgevallen. Om alles in goede banen te leiden zijn er afspraken gemaakt: Tijdens de eerste week van de stageperiode gaan de reguliere studenten NIET mee op interventie, zodat je je eerst helemaal kan inwerken op spoed zelf. Vanaf de tweede week gaan de studenten wel mee de met ziekenwagen of de MUG wagen Als er meerdere studenten aanwezig zijn tijdens dezelfde shift dan zijn er afspraken gemaakt wie de eerste oproep doet, deze volgorde is: - Student 4de jaar spoed / intensieve - Student 3de jaar verpleegkunde - Soms wordt van dit schema afgeweken omdat er vb. een nieuwe spoedverpleegkundige moet opgeleid worden De telefoons worden onderling aan elkaar doorgegeven Er gaat maximaal maar één student verpleegkunde mee per oproep Afspraken i.v.m. MUG-interventies In de centrale van spoedgevallen zijn er 2 DECT-telefoons beschikbaar voor de studenten. Bij aanvang van je ‘shift’ kan je in de centrale een telefoon krijgen, dit natuurlijk in overleg met de andere studenten die op dat moment op spoedgevallen aanwezig zijn. Via deze telefoon kan de verantwoordelijke verpleegkundige je opbellen en worden ook de MUG-interventies aangekondigd. Spreek steeds af met de andere studenten wie welke telefoon bij zich houdt en wie wanneer op interventie gaat. Wat doe je als je een alarm krijgt?: Nakijken welke boodschap er op het scherm komt: - MUG extern - PIT uitruk - Bij een interne MUG verschijnt het kamernummer of het lokaal Telefoon opnemen door te drukken op het groen telefoontje Dan hoor je een automatische band vragen of je meegaat op interventie: - Als je meegaat op interventie druk je op: 1 (= positief bevestigen) - Als je niet meegaat op interventie druk je op: 0 (= negatief bevestigen) Op rood telefoontje drukken om af te sluiten Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 19 Naar waar moet je je begeven? Kom steeds naar de centrale spoed om daar met de MUGverpleegkundige samen te vertrekken Tijdens MUG-interventies voer je enkel handelingen uit in uitdrukkelijke opdracht van de verantwoordelijke verpleegkundige. Stel je behulpzaam op (helpen dragen materiaal,…), bekijk de situatie en leer uit de handelingen van de verpleegkundige. Voordat je vertrekt op interventie doe je een interventiejas voor verpleegkundigen aan (bevinden zich in de garage: oranje of gele jas met groen opschrift). Deze jas is nodig voor je eigen veiligheid + herkenbaarheid op de plaats van interventie. 14 MUG-wagen: Hier gaat steeds 1 verpleegkundige + 1 arts mee. Dan zijn er nog 2 plaatsen achteraan in de wagen: 1 dokter stagair en 1 student verpleegkunde. DOE STEEDS JE AUTOGORDEL AAN ! Ambulance, PIT of PITplus: Doe steeds je autogordel aan! o Ambulance of PIT: 1 HV-ambulancier + 1 verpleegkundige, dan kan er nog 1 student verpleegkunde mee op interventie o PITplus: 1 HV-ambulancier, 1 verpleegkundige + 1 arts. Dan kan er nog 1 dokter stagair of 1 student verpleegkunde mee. MUG-Heli: In de heli is er slechts plaats voor 4 personen: de piloot + de verpleegkundige + de arts + de patiënt. Hierbij komt dat de verzekering van de MUG-heli niet toelaat dat er studenten meegaan op interventie, vandaar de duidelijke afspraak dat er geen studenten meekunnen met de MUG-heli. Interne MUG: dit is een reanimatie situatie in ons ziekenhuis zelf, dan verschijnt er op je scherm een kamernummer of een lokaal. Het best kan je je dan onmiddellijk begeven naar de interne uitrukkar die zich bevindt in de gang naast de buizenpost of naar de centrale spoed komen, daar wacht je op de verpleegkundige. Check-List/Stappenplan Hieronder vind je een check-list terug van materialen, werkingsmethode, organisatie, … die op spoed aanwezig zijn. Het is de bedoeling dat je voor jezelf kan ‘aftekenen’ of je alles wel gezien hebt … Het is een werkdocument die je doorheen je stage op spoed helpt, hou deze zelf bij en neem zelf het initiatief om aan je mentor of een andere spoedmedewerker informatie te vragen over deze verschillende items. Check-List door de student zelf in te vullen en bij te houden. Naast de datum kan je eventueel ook nog notities toevoegen. ITEMS DATUM-Notities Werking triage Verpleegdossier Philips monitors boxen Brancards ECG Toestel Verzorgingskar Materiaal pediatrische box Speciale kar oftalmo/uro Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 20 Orthopedisch materiaal/verbanden Gipsverband Steunverband Spalken Claviculaverband Schouderverband Zimmerspalk Dakpanverband Robert-Jones verband Syndactylieverband Centrale/Secretariaat: Administratie Ontslag patiënt Opname patiënt BLOEDAFNAME: IV lijn Poortkatheter CVC Arteriële lijn Radiologische onderzoeken Reanimatiekamer: kennismaking materiaal Monitoring Aspiratie Beademing Defibrillator varia Rode basistas Groene tas ademhaling Metalen medicatiekoffer Corpuls defibrillator Interne MUG Externe MUG Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 21 Kathlab procedure bijwonen Transport kritische patiënt MUG-Heli: kennismaking Ambulance: materiaal Traumamateriaal Schepbrancard Nekkragen Vacuümspalk 15 Verwachtingen vanuit spoed naar de student De spoedgevallen wereld is een heel ‘eigen’ wereld, waar je een continue mix krijgt van diverse pathologieën (heelkundig, intern,…), leeftijden (van pasgeborene tot de honderdjarige), kritische en niet-kritische situaties,… Omdat dit zo’n specifieke dienst is, weten we ook dat studenten zich hier wat moeten aan aanpassen, we hebben daar dan ook alle begrip voor, maar samen met de mentor en het team proberen we er een boeiende stage van te maken. We verwachten dan ook dat je met volgende ingesteldheid aan je stage begint: Goede achtergrondkennis die bij de werking op de dienst aan de praktijk getoetst kan worden Werken aan een vlotte en precieze uitvoering, met oog voor details, waarbij op een planmatige en doordachte manier gewerkt wordt Zelfstandige werking met veel zin voor initiatief Verantwoordelijkheid nemen ten aanzien van eigen daden Gebruik maken van uw eigen gezond verstand Inzicht in de aanpak van het hele spoedgebeuren; dit wil zeggen op basis van verschillende observaties en met behulp van de achtergrondkennis Een onderscheid kunnen maken tussen dringende en minder dringende spoedgevallen Tactvolle en vlotte omgang met patiënten en met het hele spoedteam Goede kennis van de verpleegkundige technieken die voorkomen op de spoedgevallen Het tonen van interesse en motivatie door vragen te stellen over de nog niet gekende technieken en pathologie Goede rapportage, zowel schriftelijk op het verpleegdossier als mondeling naar de verpleegkundige en de artsen Openstaan voor feedback, zowel positief als negatief Aandacht geven aan het beroepsgeheim Rustige persoonlijkheid, ook in acute situaties Leren omgaan met vrijheid Je mag alles inoefenen (rekening houdend met je opleiding), maar dit steeds in overleg met de verantwoordelijke verpleegkundige! Door de veelheid aan studenten en de diverse opleidingen (bachelor opleidingen, BaNaBa-opleidingen, gebrevetteerde verpleegkundigen,…) is het voor onze verpleegkundigen onmogelijk om van elke student het opleidingsniveau bij te houden. Daarom de uitdrukkelijke afspraak dat je als student zelf aangeeft aan de verpleegkundige welke taken je wel/niet kan/mag uitvoeren. Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 22 Het kan ook interessant zijn om het volledige traject van je patiënt te volgen (vb. MUG-interventie voor reanimatie bij een cardio patiënt, patiënt eerst stabiliseren in de reanimatiekamer, daarna interventie op het cathlab waarna opname op intensieve zorgen). Je kan alle onderzoeken en behandelingen bijwonen (mits in acht nemen van de nodige voorzorgsmaatregelen). Enkel het bijwonen van een operatie is niet mogelijk. Op spoedgevallen kan je veel leren, maar kan je ook gemakkelijk wegvluchten. Dit hangt volledig van jezelf af! Op een spoedgevallen afdeling kom je in contact met heel wat patiënte. Vaak maak je ook spectaculaire zaken mee: ongevallen, pogingen tot zelfdoding, drugs, contacten met gevangenen, … Ook kan je op plaatsen komen waar reeds pers aanwezig is … Wij willen je er nog eens extra attent op maken dat jullie steeds en in alle situaties gebonden zijn aan het BEROEPSGEHEIM! Daarom volgende afspraken: We verwachten dat je deze introductiebrochure grondig gelezen hebt! We verwachten dat je de doelstellingen van je stage vooraf formuleert en bespreekt met de mentor bij het begin van de stage. Na feed-back kunnen de doelstellingen aangepast worden. Wij verwachten dat je de afgesproken aanvangstijden van je shift respecteert. Als je overwerkt, kan je dit altijd (na overleg) compenseren op een ander moment. Wij verwachten dat je je geïnteresseerd en ‘open’ opstelt, steeds bereid om te helpen, maar dat steeds in overleg met de verantwoordelijke verpleegkundige Met problemen, voorstellen, vragen,… kan je steeds bij je mentor of bij Johan De Knock 2850 en Noémie Paret 2004 Wij verwachten steeds een correctie houding, ook t.o.v. patiënten met minder ernstige kwalen, daar ook zij op dat moment in nood zijn Vraag informatie aan de verpleegkundige: waarom doet hij iets, wat is het probleem, hoe lost hij zoiets op (dit best na de interventie of (be) handeling),… Als er geen directe hulp nodig is bij de patiënten waar je helpt, kan je steeds in een andere ‘zone’ (Vb. rea’s, hyperbare,…) kijken of je daar hulp kan bieden. Maar het heeft geen zin om de ganse dag van hier naar daar rond te wandelen, want op die manier kan je geen enkele patiënt volgen of afwerken. Als student verpleegkunde rapporteer je steeds mondeling en schriftelijk. Mogen we tenslotte nog vragen om in de laatste week van je stage de stage-enquête in de vullen. Dit neemt slechts enkele minuten in beslag. Je vindt deze terug op intranet -> studenten -> stageenquête. Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 23 16 Nuttige tips Telefoonnummers van spoed: Hoofdverpleegkundigen: - Johan De Knock - Noémie Paret Spoed: 050/45 2000 Secretariaat: 050/45 2010 2850 2004 Opbergkastje: Elke verpleegkundige heeft een persoonlijk opbergkast (postvak) in de keuken. In de keuken is er ook een kast voorzien waar de studenten hun tas en andere spullen kunnen achterlaten. Omdat er vaak zoveel studenten aanwezig zijn, is er geen slot aanwezig op deze kast, wie houdt anders de sleutel bij? Daarom is het belangrijk om hier geen waardevolle voorwerpen op te bergen! Maaltijden: er is geen vaste afspraak rond maaltijden. Het is de student zelf die erop let dat hij aan zijn maaltijd voldoet. In afspraak met de verpleegkundige kan de student zijn maaltijd nuttigen. Dit kan in de keuken van spoed, maar ook in de refter van het ziekenhuis. Hoe meer je leert, hoe meer je tot het besef komt hoe weinig je weet! Dus, maak er een leerrijke stage van!! 17 Bijlage: checklist introductie student Doelstellingen navragen en bespreken indien ze haalbaar zijn op de dienst Infrastructuur van de dienst + belangrijke plaatsen vanuit de spoed (consultaties, gangen, A/B/C/D,…) Taakverdeling spoed Werkwijzer taakverdeling Opvang van patiënten: uitkleden, parameters, infuus, labo, ecg, comfort van de patiënt (bel geven, deken/laken, eten, drinken, info geven,…) Eerste week hulp bieden in boxen en nachthospitaal Tweede week mee met de uitrukken + uitleg regeling ziekenwagen/MUG (wie wanneer meegaat) Uitleg spoeddossier (communicatie en rapportage zowel mondeling als schriftelijk) Uitleg CPD Uitleg interne MUG Uitleg Jassen Uitleg evaluatie en tussentijdse evaluatie (student moet uit eigen initiatief vragen naar feedback en tussentijdse evaluatie) Dienstregeling studenten maken in functie van de andere studenten op spoed (afspraak hoofdverpleegkundige) Derdejaars: info studenten enquête Uitleg stappenplan + papier meegeven Stimuleren om veel te vragen (zeker bij twijfel), initiatiefname, motivatie, feedback Beroepsgeheim respecteren Rondleiding spoedgevallendienst Introductiebrochure Spoedgevallen AZ Sint-Jan campus Brugge – versie 2014-09 blz. 24