De wind speelt zachtjes

advertisement
Vroeger, als ik een boom kon zijn,
wilde ik in jouw tuin staan
en telkens als ik je zag
zou ik rillen
jij zou
misschien
het windstil ruisen
van mijn bladeren horen
en je verwonderen …
nu wij samen gaan
schitteren onze bladeren
speelt de wind met zonnestralen
duizend maal opnieuw in morgendauw
trots en liefdevol om jou, om jou, om jou
De wind speelt zachtjes
met de laatste bladeren,
legt ze teder neer.
laat mij vanavond liefste,
wind zijn aan al je zijden.
Ach,
hoe onverdroten
speurt mijn hart
naar tekens van jou
en vindt geen sporen
dan fel brandende groeven
mijn handen
graven in de krul van je lenden
honger en dorst
noodt mijn mond
de felbegeerde nectar te zoeken
drinken als een woeste
uit dorre tuinen gevluchte
de oase eindelijk zo
nabij,
mijn tong proeft al
het woord waar liefde woont : jij.
Wanneer je
zacht,
niets in mijn oor fluistert
dan
een ademstoot
een kreun
of net op je lippen
een woord
onhoorbaar geboren wordt
in de plooi van je lach
een nieuw woord
voor liefde,
schoonheid,
verlangen,
en pijn
de zoete pijn
van minnen.
Hoor hoe de wind huilt
vannacht zal het gebeuren
dan lopen op zachte poten
zeven draken door het bos
hun groene ogen loeren
de oren spits, beducht
om ieder geritsel op te nemen
hun tong zoekt de einder af
wanneer ik naar de bron kom
liefste zullen zij waken
hun klauwen gescherpt en klaar
kom en fluister in mijn oor
jouw diepste geheimen breken
de muren om ons heen
geen leger blijft bestaan
en enkel bloemen zullen dromen.
als ik jou niet had
rimpelde alles naakt voorbij
maar dan zonder kleren
niet dat dit veel zou maken
maar de kleur werd dan
als rozen zonder geur
als jij niet plots voorbij
was gekomen rinkelden
alle bellen niet langer
was er geen vogel meer
om de morgen in te luiden
geen gekwetter of geschetter nee
je weet wel, ik overdrijf
zoals altijd, zo doen mannen dat
ik ben niet alleen, gelukkig maar.
Als het nu vandaag
eens nieuwjaar was, zo geheel
onverwacht zomaar nieuwjaar,
zou het buiten dan minder
grijs zijn? zou er iets
tintelend in de lucht hangen,
de geur van cadeautjes,
het ritselen van feestkleren,
en, en, ?
Zie, de lente kruipt al
in de plooien van dit blad,
de vlinders in mijn buik
ontpoppen, hun trillende vleugels
drogen in de bloemengeur
van morgen
ik voel jouw hand al,
jouw warmte vindt de mijne
ze dansen samen de salsa,
rood, geel, oranje, groen,
violet en blauw doen vrolijk mee.
Als ik aan jou denk
schijnt plots de zon weer.
Een palet van kleuren en geuren
waait zomaar binnen
als stond het venster open
op een mooie lentedag.
Zoals jij naar me kijkt
wordt aarde vruchtbaar
krijgen dorre takken bloemen.
In jouw handen leg ik mijn zijde
aan alle kanten neer.
Jouw woorden openen deuren
die lang gesloten bleven
nieuwe kamers van mezelf
krijgen kleur, vullen zich
met de geur van een trage ochtend.
Zie, zelfs morgen trekt
de ogen open en lacht ons toe …
Lieveling
Ik fluister je naam voor me uit
hoor het steels schuifelen van de wind
die de letters vormt, onbezorgd
dansen ze om ons heen
maken capriolen, lokken ons mee
voor ik het weet bloeien
alle krullen in de werveling
van je naam
lieveling
steels zoeken je lippen
me de adem te benemen; proeven
hoe ze (teer) me (innig) kunnen
omhelzen, stout en onbevreesd
gaan ze op pad met de mijne
draaien een tango en een wals
fluisteren uitdagend erop los
zie, je geur mengt zich in de strijd
lieveling
op voorhand verloren, geef ik
me over, neem je mee
op de klop van mijn hart
in de diepte roept een zee
in je armen opent een woud
en in je aarde roept
de zon, breekt open
koestert ons eens te meer
lieveling
al zit ik hier
in mijn tuin te dromen
van jou, je ogen, je handen, je huid,
je lippen, je woorden, je geur, je adem,
je haren, je stem, je benen, je plooien,
je oren, alle plekjes, alle beetjes van jou
en voert dit
alles, je ogen, je handen, je huid,
je lippen, je woorden, de klank van je huid, je
geur, je tanden, je adem, de glans van je haar,
je nagels, je benen, alles, dat alles van jou,
voert me naar de hoogste toppen
zwevend kijk ik om me heen
alle kleuren en geuren
worden nog mooier
het regent bloemblaadjes
het zonlicht straalt in duizend tinten,
alle vogels zingen een lied
een lied voor jou
in duizend talen, in duizend tonen
lieveling; lieveling; lieveling; lieveling;
altijd door
Telkens ik je zie
barst de dag open
enkele kussen later
gloeit jouw huid
in mijn handen
zoeken jouw lippen
de brand van mijn lenden
te verzengen, even
lijkt de wereld te vergaan
jouw hartslag danst
met de mijne, steeds wilder
tot je mij leidt naar
de valei waar we samen
liggen en stapsgewijs
in wolken verdwijnen.
Het gedicht van de eeuw
zal over jou gaan
daarvoor zal, onvermijdelijk,
de dichter(es) van de eeuw
jou leren kennen en
liefhebben, wat zij/hij (vanzelfsprekend) op slag
zal doen zodra zij/hij jou
vindt. Zij/hij zal in haar (zijn) liefde
voor jou branden als
geen ander mens, de
onvervulbare pijn ook, doorstaan
niet in staat zijn
te verwoorden wat zij/hij voelt.
Tot dan, ik weet het,
het is schamel vergeleken
met wat jou te wachten staat,
waar jij als enige recht op hebt,
tot dan, povere ik,
kan ik niet méér dichten dan
Jij bent zo mooi, zo mooi
Jij bent zo mooi, zo mooi
Jij bent zo mooi, zo mooi
ik hou van je, ik hou van je,
ik hou van je, ik hou van je,
ik hou van je, ik hou van je,
ik hou van je, ik hou van je,
ik hou van je, ik hou van je,
ik hou van je, ik hou van je,
ik hou van je, ik hou van je,
Jij bent zo mooi, zo mooi
Jij bent zo mooi, zo mooi
Jij bent zo mooi, zo mooi
Jij bent zo mooi, zo mooi.
.
als ik jou zie verbleekt de zon,
venus, in al zijn morgenschittering
aarzelt bij de glans van je ogen
en jij wandelt daar onwetend,
lijkt het, van wat je teweegbrengt,
zo onschuldig lach je naar me
zou je geen moord doen voor zo'n vrouw?
toch is je droefheid voelbaar
je tranen aarzelen, vatten moed,
zoeken de schouder die je vertrouwt
laat me de zon zijn die je verwarmt
al verbleek ik dan, en de maan die je troost,
de bleke maan die stil is en luisteren kan.
Toen je vanmorgen uit bed stapte,
een wolk van jouw geur achterlatend,
nipte ik drup na drup van halfwakkere blikken, (droombeelden misschien?)
Jouw hemd over je huid glijdend, als een strelende vinger,
de stof zacht over je borsten,
een laatste knoop sluit het doek.
Je billen in je broek wroeten om plaats met je slip
Je rits geeft me een laatste knipoog, op de valreep,
voor je weggaat krullen jouw lippen zich nog eens, net,
in een laatste halfuitgesproken zoen.
De zachte klik van de deur.
Een krakende tree,
roept om de geur
van brood, beleg en dampende koffie.
Ik trek je kussen dichterbij
speur naar resten, vluchtig verlangen
doezel wat langer - tot straks- .
Je vluchtige zoen
Fladderende rokken
Een laatste verstolen blik over je schouder
In de hal hangt een vleugje geur van je
Vergeten, speels achtergelaten
Net als in de kast waar je jasje hing
Een kop met een restje thee
De bloemen die je bracht
Woorden, flarden gesprekken dwarrelen om me heen
In de tuin hangt een beeld
Hoe je verwonderd rondkeek
Je lach verscholen tussen de bloemen klinkt nog na.
Download