Winter doe krant! Alles over de winter! De winter is één van de vier seizoenen. In deze tijd van het jaar is het koud, zijn de nachten lang en kan het vriezen en sneeuwen. Ons jaar! De zon is een enorme vuurbal van brandende gassen die ons, warmte en licht geeft. Onze aarde draait om de zon. In precies een jaar beschrijft de aarde een baan om de zon. De zon geeft ons leven. Zonder de zon zouden er op aarde geen dieren of planten zijn. De aarde: De aarde bestaat uit een noordelijk en een zuidelijk halfrond. Als het op het ene halfrond winter is, is het op het andere zomer. De lijn die midden over de aarde loopt heet de evenaar. De seizoenen: Omdat de aarde om de zon draait is een deel van de aarde naar de zon gericht. Op het halfrond dat het dichtst bij de zon is, is het zomer, op het andere halfrond is het dan winter. Terwijl de aarde langzaam om de zon beweegt volgen de seizoenen elkaar op. Koudste streken: De stralen van de zon zijn het zwakst op de twee uiteinden van de aarde, de noord en de zuidpool. Daar zijn de winters het koudst. evenaar de seizoenen koude streken Winter hier, winter daar! Het is niet overal tegelijk winter. Terwijl jij loopt te bibberen van de kou, liggen mensen aan de andere kant van de wereld heerlijk in de zon! Noordelijk en zuidelijk halfrond: Op het noordelijk halfrond zijn december, januari en februari de wintermaanden. Op het zuidelijk halfrond zijn dat juni, juli en augustus. In sommige delen van het noordelijk halfrond valt ‘s winters veel sneeuw en kan het heel koud worden. In Noord – Amerika bijvoorbeeld en in het noorden van Europa. Noord Amerika Noorden van Europa En op de evenaar: Het gebied rond de evenaar kent geen winter of zomer. Het is er het hele jaar lekker warm. Ze hebben er wel een droog seizoen en een regenseizoen. In andere delen van de wereld, in Australië bijvoorbeeld, valt er ’s winters niet veel sneeuw maar regent het heel veel. Dagen en nachten: De aarde draait niet alleen om de zon, maar ook om zijn eigen as. In 24 uur draait hij één keer om zijn eigen as. Eerst komt de ene kant van de aarde in de zon en dan de andere kant. Zo wisselen dag en nacht elkaar af. ‘s Winters worden de dagen korter en de nachten langer. De hele dag donker: De noordpool, die helemaal in het noorden van de aarde ligt, ziet eruit als land maar is eigenlijk bevroren zee. ’s Winters is het er niet alleen ’s nachts, maar ook overdag donker. Het is er dan zo koud dat een groot deel van de zee bevriest. Kouder dan in de diepvries: In het uiterste zuiden van de aarde ligt Antarctica, het vasteland in het zuidpoolgebied. Het is er zo koud, dat het altijd bedekt is met een dikke laag ijs. ’s Winters is het er dag en nacht donker. De zee bij het land bevriest en de temperatuur is er lager dan in de diepvries. In het noorden van Rusland vervoeren mensen ‘s winters alles per slee. winter noordpool noorden van Rusland Antarctica De winter komt eraan! Als de winter eraan komt wordt het kouder en worden de nachten langer. Je kunt aan nog meer dingen zien dat de winter eraan komt. Vogels trekken weg: Veel vogels trekken weg om in een warmer land te overwinteren. Je ziet ze soms in grote groepen over vliegen, op weg naar het zuiden. ‘s Winters zie je veel minder dieren. Veel kleine insecten gaan dood, en andere dieren kruipen ergens weg. Kale bomen: vogels trekken naar warme streken Op de grond zie je veel minder planten dan in de zomer. Als het kouder wordt stoppen planten met groeien. Als je naar een loofboom kijkt zie je dat ze hun blaadjes verliezen, en er ‘s winters kaal en naakt bijstaan. Kun je de winter voelen? Je kunt voelen dat de winter eraan komt omdat het buiten Loofboom kouder wordt. De temperatuur meten we met een thermometer. In een buisje zit een vloeistof met een kleurtje. Die gaat omhoog als het warmer wordt, en zakt als het kouder wordt. Naast het buisje staan cijfers. Die cijfers geven aan hoeveel graden Celsius of Fahrenheit het is. Bibberde bibber: Soms heb je het zo koud dat je gaat bibberen. Dat betekent dat je lichaam zichzelf op probeert te warmen. Je spieren spannen en ontspannen zich heel snel achter elkaar. De hoogste tijd om lekkere warme winterkleren aan te trekken! Kippenvel: Als je huid koud wordt verschijnen er kleine bobbeltjes. Je hebt kippenvel. Spiertjes onder je huid spannen zich waardoor de haren op je huid overeind gaan staan. Je lichaam probeert met zijn haren de warmte om je heen vast te houden. kippenvel muts en sjaal voor in de winter warme winter kleren Winterweer! Water bevriest als de temperatuur onder de O graden Celsius daalt. Zo komt het dat er op sommige plaatsen ‘s winters sneeuw en ijs ligt. Alles over sneeuw: Sneeuwvlokken zijn opgebouwd uit kleine zeshoekige ijskristallen. Water dat bevriest vormt kleine kristallen. Deze kristallen ontstaan ‘s winters als het koud is in de wolken. Ze botsen tegen elkaar aan, en vormen samen sneeuwvlokken. Elke sneeuwvlok bestaat uit meer dan 50 aparte kristallen die aan elkaar vastzitten. Je hebt poedersneeuw, natte sneeuw of juist hele droge sneeuw. Wat voor soort sneeuw er valt hangt af van de temperatuur. Patronen: poedersneeuw natte sneeuw droge sneeuw Sneeuwvlokken hebben een prachtig structuur. Dat kun je zien als je ze met een microscoop bekijkt. Elke sneeuwvlok heeft weer een ander patroon. Rijp: Als het heel koud is verandert de waterdamp in de lucht in ijskristallen, en ontstaat er rijp. Je kunt het ’s winters op takken en blaadjes zien, op spinnenwebben en op de grond. Het knispert als je eroverheen loopt. Sneeuwstorm: Sneeuw kan ’s winters voor grote problemen zorgen. Wegen kunnen ondergesneeuwd raken. Soms komen mensen zelfs vast te zitten in een sneeuwstorm. rijp ijskristallen sneeuwstorm sneeuwruimer Wintertuin: Als het kouder wordt stoppen planten met bloeien en groeien. Dat gaan ze pas weer doen als het warmer wordt. Minder water: Planten zuigen met hun wortels water op uit de bodem. ‘s Winters gaat dat veel moeilijker, omdat de bodem bevriest. Planten moeten het met minder water doen. Ze stoppen met groeien. Bij sommige planten sterft het gedeelte boven de grond af, waarna de plant in de lente weer opkomt. Loofbomen verliezen in de herfst hun bladeren, en hebben ‘s winters kleine knoppen. knop van een loofboom loofboom in de winter Knoppen: Loofbomen hebben ‘s winters geen blaadjes, maar wel knoppen. In die knoppen zitten nieuwe blaadjes en bloemen. Als het voorjaar aanbreekt en het warmer wordt, worden de knoppen groter en gaan ze open. Bladeren die water kwijtraken: Via hun grote platte bladeren raken loofbomen veel water kwijt. Dat verdwijnt door poriën, heel kleine gaatjes in de huid van het blad, en komt als waterdamp in de lucht terecht. Loofbomen hebben ‘s winters geen bladeren meer, en kunnen het daarom met minder water doen. Bladeren als naalden: Bomen die het hele jaar door bladeren hebben worden altijd groene bomen genoemd. Ze hebben vaak bladeren in de vorm van een naald. Deze bladeren raken bijna geen water kwijt door verdamping. Daarom blijven ze gewoon ook zitten in de winter. Gemaakt voor sneeuw: Coniferen zijn altijd groene bomen die het goed doen in koude streken waar veel sneeuw valt. Hun takken hangen schuin naar beneden, zodat sneeuw er makkelijk afglijdt en de takken niet breken door het gewicht van de sneeuw. blad van een loofboom coniferen met sneeuw Winter op de boerderij: ‘s Winters liggen de velden er stil en verlaten bij. Maar dat wil niet zeggen dat er niets te doen is op de boerderij. De bodem: Het lijkt alsof er niets gebeurt op de velden, maar dat is maar schijn. Als het vriest en later weer dooit wordt de bovenste laag van de akkers brokkelig. Dat maakt het planten van nieuwe gewassen in de lente makkelijker. De dieren voederen: In koude streken is er ‘s winters niet voldoende vers gras voor het vee. De dieren krijgen dan hooi van het gras dat de boer in de zomer gemaaid heeft. Het hooi wordt samengeperst tot grote, rechthoekige balen. hooi van de zomer Eten voor de mensen: In streken met sneeuw is er geen vers eten. Vroeger aten mensen dingen die ze hadden bewaard of ingemaakt. Ze maakten dan brood van het graan dat ze in de zomer hadden geoogst, en aten jam die ze gemaakt hadden van fruit. Tegenwoordig wordt vers voedsel aangevoerd uit warme streken. Binnen blijven: jam inmaken in potten ‘s Winters is het vaak te koud voor de koeien om buiten te blijven. Ze staan dan op stal. De boer geeft ze hooi te eten en maakt elke dag de stal schoon. Dikke vacht: Schapen mogen ‘s winters buiten blijven, want ze hebben een lekkere warme wollen vacht. Ze worden bijgevoerd met hooi. In het Andes gebergte in Peru houden boeren alpaca’s Die hebben een dikke vacht waar mooie zachte wol van gemaakt wordt. koeien op de stal Schapen hebben een warme wollen vacht die mogen in Alpaca’s in de besneeuwde bergen van de Andes. de winter buiten Door hun ruige, dikke vacht hebben ze blijven in de sneeuw geen last van de kou Wilde dieren in de winter: Wilde dieren en vogels hebben het ‘s winters vaak moeilijk, vanwege de kou, en omdat er veel minder te eten is. Op zoek naar eten: Roofdieren hebben het ‘s winters moeilijk omdat er veel minder prooidieren zijn. Vossen trekken erop uit om toch te overwinteren. Ze proberen een prooi dier te overmeesteren. Wintervoorraad: Sommige dieren leggen voor de winter een voedselvoorraad aan. Eekhoorns en muizen hamsteren in de herfst noten en eikels. Ze kruipen ‘s winters dicht bij elkaar om zichzelf warm te houden. vos in de sneeuw met een prooi dier eekhoorn muis noten en eikels Wintervacht: In koude streken krijgen dieren ‘s winters een dikkere vacht. Die zorgt ervoor dat ze het niet koud krijgen. Sommige dieren met een bruine vacht, sneeuwhazen bijvoorbeeld, krijgen ‘s winters een witte vacht. Dan vallen ze minder op in de sneeuw Welterusten: Sommige dieren, beren en vleermuizen bijvoorbeeld, houden een winterslaap. Vleermuizen gaan dan met zijn allen in een koele vochtige ruimte dicht op elkaar ondersteboven aan het plafond hangen! beren zoeken een warme droge plek op voor hun winterslaap sneeuwhaas vleermuizen met zijn allen ondersteboven aan een plafond Winterhard: Sommige dieren zijn bestand tegen de barre kou die, ‘s winters op de noordpool of zuidpool heerst. Andere trekken naar warmere oorden om daar te overwinteren. Tot ziens in de lente: Veel pooldieren trekken ‘s winters weg naar een warmere plek. Kariboes bijvoorbeeld. Deze Noord– Amerikaanse rendieren trekken in enorme kuddes van wel 100.000 dieren weg uit het noordpoolgebied. De ruig behaarde Muskusos: Muskusossen kunnen ook goed tegen de winterse kou van de poolstreken in Noord– Amerika. Hun dikke, langharige vacht beschermt hen tegen de kou. Ze leven van mossen die ze vinden op plekken waar de wind de sneeuw heeft weggeblazen. Kariboes mos voor de Muskusossen Muskusossen Ik blijf: De meeste vogels trekken ‘s winters weg uit het noordpoolgebied. Maar er zijn er ook die goed tegen de kou kunnen, en blijven. De sneeuwuil bijvoorbeeld. Die leeft dan van kleine knaagdieren en van dode dieren die hij in de sneeuw vindt. IJsberen: IJsberenmannetjes zwerven in hun eentje over de bevroren zee in het hoge noorden. Ze vangen zeehonden als die bij een gat in het ijs adem komen halen. IJsbeervrouwtjes overwinteren in een hol dat ze uitgraven in de sneeuw. In dat hol brengen ze hun jongen ter wereld, meestal een tweeling. sneeuwuil Gezellig onder de grond: ijsbeervrouwtje met baby ‘s Lemmingen zijn kleine knaagdieren die ‘s winters in Noord- Europa en Siberië in ondergrondse holen blijven. Ze leven van mos en plantenwortels. Insecten: Op de zuidpool kan het in juli -59 graden celsius zijn. Dat is voor de meeste dieren te koud om te overleven. Maar niet voor mijten en springstaarten. Die hebben antivries in hun bloed, waardoor ze niet bevriezen, zelfs niet als ze opgesloten zitten in het ijs! springstaart lemming Het kerstfeest van de Kerstman! Uitgeput aait de Kerstman zijn rendier. Hij mompelt wat en het rendier snuift. Zijn warme vochtige neus is vlakbij het oor van de oude man. Er trekt een rilling door het rendierlijf. Stoom komt uit zijn neusgaten. Het zit erop, beestje, zegt de Kerstman zacht. Nu mag je rusten. Verdrietig kijkt de Kerstman in de glanzende ogen van zijn trouwe lastdier. Het laat zijn kop zakken, alsof het zich schaamt voor zijn eigen vermoeidheid. Ik ben ook moe, zegt de Kerstman troostend. We hebben hard gewerkt en ver gereisd. Voorzichtig legt hij een deken over de rug van het rendier. Hij schudt even zijn hoofd. Waarom voelt hij zich teleurgesteld? Andere jaren kwam hij in de nacht van tweede kerstdag toch tevreden thuis? Het was dit jaar anders, zegt hij zacht voor zich uit. Het rendier draait zijn kop half naar hem om. Dan zegt het, met woorden die alleen de Kerstman kan verstaan: Anders hoeft niet altijd slechter te zijn. De Kerstman knikt, maar hij kan er nu niet in geloven. Ga maar slapen, zegt hij enkel. Nog één keer streelt hij de fluwelen nek en gaat de stal uit. Zacht sluit hij de deur achter zich. Langzaam loopt hij naar zijn houten hut. Hij hijgt en worstelt tegen de wind in. Het is gaan sneeuwen, geen dwarrelende zachte kristallen, maar striemende verijsde vlokken. Binnen pookt hij het vuur op. Zuchtend schuift hij zijn gemakkelijke stoel dichter naar de haard en gaat zitten. Met een hand wrijft hij over zijn voorhoofd. Hij rilt, maar zijn voorhoofd gloeit. Buiten gaat de storm tekeer. De ijzige wind rukt aan de luiken voor de ramen, giert in de schoorsteen. Het dak maakt een roffelend geluid. De dakbalken kraken en steunen. De Kerstman let er niet op. Hij voelt zich nog steeds verward. Andere jaren genoot hij van dit moment. Moe maar voldaan zat hij dan in zijn stoel voor het vuur, zijn voeten op de kachelplaat. In de vlammen had hij weer al die blije gezichten gezien. Hoeveel kinderwensen waren niet in vervulling gegaan? Maar nu? Weer schudt hij zijn hoofd. Wat is er toch met me aan de hand? denkt hij. Hij doet zijn ogen dicht, leunt achterover in zijn stoel. Het gebulder van de wind klinkt al verder en verder... De geluiden worden doffer en doffer... De kin van de Kerstman zakt op zijn borst. Plotseling klinkt een krassende stem: Arme man! Geschrokken kijkt de Kerstman op. Arme man! zegt de stem weer met een geluid alsof er takken kraken. Het komt uit de haard. De Kerstman fronst zijn voorhoofd en staart naar het vuur. Dan ziet hij iets wat alleen de Kerstman kan zien: boven het vuur op een dikke tak die uitsteekt, zit een klein grauw mormel. Het grinnikt geniepig. Als de Kerstman van zijn verbazing bekomen is, wordt hij boos. Laat me met rust, moppert hij. Moet je mijn kerstfeest soms verknoeien! Wie ben je eigenlijk? Je beste vriend," zegt het mormel. De stem in je hoofd. En ik wil je behoeden voor nog meer domme streken. Domme streken? vraagt de Kerstman onzeker. Ja, jaar in jaar uit breng je met Kerstmis overal op de wereld cadeaus rond. Ondanks je hoge leeftijd vertrek je telkens fris en vrolijk. Maar hoe kom je terug? Doodmoe, bekaf, versleten en uitgeput. Koud en kleumend en met lege zakken. Je bent en blijft een arme domme oude man. vervolg van het verhaal: Het kerstfeest van de Kerstman! Met lege zakken...? De Kerstman veert op. Nee! roept hij. De zakken voor de cadeaus zijn leeg, ja. Natuurlijk zijn die leeg. Maar de zakken van mijn broek... Wacht! De Kerstman staat op en pakt een trommeltje van de schoorsteen. Hij haalt het deksel eraf en kijkt erin. Het is leeg, tot op de glimmende bodem. Dan grijpt hij met beide handen tegelijk in de zakken van zijn broek. Hij haalt er iets uit dat alleen de Kerstman kan zien en stopt het in de trommel. Hij pakt zijn pijp van de schoorsteen en gaat weer zitten, met de trommel op zijn schoot. Hij moet ineens weer denken aan de woorden van zijn rendier: Anders hoeft niet altijd slechter te zijn. Een handvol zand lijkt ook weinig, denkt de Kerstman. Maar ga de korrels maar eens tellen... Glimlachend kijkt hij naar het vuur. Hij knikt het kleine mormel boven de vlammen toe. Ik kom veel rijker terug dan ik ga, zegt hij. Dit jaar viel het wat tegen, maar toch... Ik ben rijk. Laat je rijkdom dan maar eens zien! roept de stem. Weer knikt de Kerstman. Terwijl hij de trommel openmaakt, zegt hij zacht: Geluk is een fijn poeder dat rond de kinderen zweeft. Uit elk huis waar ik kwam, nam ik een klein beetje mee. Dan zwijgt de Kerstman. Hij denkt aan de andere jaren. Toen was zijn trommeltje altijd vol. Nu is het maar half vol. Hij heeft dit jaar zoveel lege huizen op de wereld gezien. Niemand woonde er. Er brandde geen licht, er speelden geen kinderen. En dan waren er de huizen waar veel te veel mensen woonden. Er werd hard gepraat en de kinderen maakten er ruzie. In die huizen kon de Kerstman nauwelijks geluks poeder vinden. Hij zucht en kijkt naar het vuur. Het mormel grijnst nog steeds. Ja, zegt de Kerstman. Ik was teleurgesteld. Maar als ik zuinig ben, heb ik genoeg poeder om er tot volgend jaar Kerstmis van te genieten. De Kerstman zucht tevreden en begint zijn pijp te stoppen met wat geluks poeder. "Heb je daar al die moeite voor gedaan, zegt het mormel spottend. Het is meer dan je denkt, mompelt de Kerstman nog voordat hij zijn pijp aansteekt. Hun geluk is mijn geluk. Het mormel zwijgt. De wind fluit en huilt in de schoorsteen. De vlammen flakkeren hoog op en het hout knettert. Een grote wolk as vliegt de schoorsteen in. Het mormel is verdwenen. Boven de pijp van de Kerstman kringelt een gouden sliert rook. De Kerstman leunt behaaglijk achterover. Wat een heerlijk kerstfeest, denkt hij tevreden. Mijn kerstfeest! maak de leuke Kerstman als trekpop! Kerst mandala inkleuren! puzzel/doolhof sneeuwpop! puzzel/van punt naar punt! Kleur en plak de Sneeuwpop!