יום רביעי כ"ט סיון תשס"ה woensdag 6 juli 2005 Aan de orde van de dag De voornaamste onderwerpen van de Daf HaJomi – Sjabbat 65 Door Zwi Goldberg, [email protected], www.hoor-israel.org Een watje in het oor De Misjna op de vorige daf zegt dat een vrouw met een watje in haar oor op Sjabbat mag uitgaan naar resjoet harabbiem. Een Baraita op onze daf zegt dat dit alleen mag als het watje vast zit aan haar oor, anders gaat ze er misschien mee lopen in haar hand, als het eruit valt. Maar wanneer het watje goed diep in het oor zit, zegt de Gemara, is er geen gevaar dat het eruit valt en hoeft het niet te worden vastgemaakt. Hetzelfde geldt voor een watje in een open sandaal, ook dat moet vastzitten, maar in een schoen valt het er niet uit. Het bovenstaande geldt ook voor het uitgaan naar karmeliet [een gebied dat noch resjoet hajachiet, noch resjoet harabbiem is]. Uitgaan met een gouden tand Rabbi Elazar ben Sjim’on meent dat men met ieder voorwerp waarvoor men zich schaamt als men het nodig heeft, mag uitgaan op Sjabbat, omdat men het niet zal laten zien aan een ander wegens die schaamte. Daarom staat hij het toe om uit te gaan met een gouden tand, die dient ter vervanging van een tand die mist. En ook met een medaillon met reukwerk tegen slechte lichaamsgeur: Een vrouw zal dat niet in haar hand nemen om het aan een vriendin te laten zien. Een Baraita vertelt dat Rebbi dezelfde mening heeft. En de zoon van Rabbi Elazar ben Sjim’on, Rabbbi Sjim’on ben Elazar zegt ook dat een vrouw mag uitgaan met alles wat onder haar hoed zit, want dat zal zij er niet onderuit halen, want dan ontbloot zij haar haren [hetgeen voor een getrouwde vrouw verboden is]. Echter, de andere Geleerde zijn het daar niet mee eens en verbieden het ermee uit te gaan, uit vrees dat zij het wel in haar hand zal nemen en er mee zal lopen over publiek gebied. Misjna Nog meer voorwerpen waar een vrouw mee mag uitgaan op Sjabbat: Zij mag uitgaan met een sela [een munt] gebonden op een tsiniet [wordt nader verklaard]. Jonge meisjes mogen uitgaan met draden of splinters door de gaatjes in hun oren [om de pas gemaakte gaatjes open te houden (Rasji)]. Joodse vrouwen in Arabische landen [waar de Arabische vrouwen met een hoofddoekje om hun hoofd lopen (Rasji)] mogen ook met zo’n doekje uitgaan in die landen. In Medië waren de vrouwen gewend zijn om een koord om hun jas te binden [als ceintuur], met aan beide einden een steen of noot bevestigd als knoop. Joodse vrouwen mogen daar in dat land ook mee uitgaan. Zij mag er ook een munt voor gebruiken, mits zij het niet lechatchila daarmee op Sjabbat vastmaakt [wordt nader verklaard]. Uitgaan met een munt Gemara: De Misjna heeft het over een tsiniet. Dat is een wond op de voetzool. Daar bond men een munt op ter genezing. En waarom een munt [die toch moektse is op Sjabbat]? Wegens drie speciale eigenschappen van de munt, die, volgens Abbajjé samen geneeskrachtig zouden werken: hij is hard, van zilver (hetgeen vochtig maakt) en er staat een afbeelding op [waarvan men vroeger dacht dat dat geneeskrachtige werking had]. De gestrengheid van Sjmoeëls vader De Misjna zegt dat meisjes mogen uitgaan met draden in hun oren, maar Sjmoeëls vader verbood dat zijn dochters zo te doen, want zij droegen gekleurde draden en hij vreesde dat zij die uit hun oren zouden nemen om aan hun vriendin te laten zien. Zij mochten als maagden ook niet naast elkaar slapen, om te voorkomen dat zij door tegen elkaars lichaam te liggen, te seksueel opgewonden zouden worden. Sjmoeël liet zijn dochters in de periode van Nissan [voorjaar] niet in de Eufraat een mikwe nemen, omdat dan de rivier hoog stond ten gevolge van de regens, en er meer regenwater dan rivierwater in stond, waardoor de rivier ongeschikt werd als mikwe. Hij maakte dan een mikwe voor hen. [De Tora (Leviticus 11:36) zegt: „Alleen een bron of een put of een verzameling van water kan reinigen.” Dat wil zeggen òf (stromend) bronwater òf stilstaand regenwater (een mikwe).] Sjmoeëls vader maakte ook matten voor zijn dochters om op te staan wanneer zij in de periode van Tisjrie [najaar] in de Eufraat een ritueel bad namen om zich te reinigen, om te voorkomen dat dan de modder op de bodem van de rivier zich op hun voeten en benen zou afzetten en zo een scheiding zou maken tussen hun huid en het water. Vastknopen De Misjna heeft gezegd dat een vrouw haar jas mag dichtknopen met een steen, noot of munt, mits zij dat niet lechatchila doet op Sjabbat. Dit laatste, zegt onze Gemara, heeft alleen betrekking op de munt. Een munt is moektse en als men die op Sjabbat wil gebruiken als knoop, moet men daaraan vóór Sjabbat daadwerkelijk die bestemming geven en die bestemming alleen in gedachten maken, is voor een munt, die een eigen waarde heeft en doorgaans niet als knoop gebruikt wordt, niet voldoende. Maar een steen mag men in gedachte vóór Sjabbat een toegestane bestemming geven en die dan op Sjabbat daarvoor gebruiken. De Gemara eindigt met de vraag of een moeder een noot in haar jas mag knopen op Sjabbat, alsof zij die noot wil gebruiken als knoop, zodat zij ermee mag uitgaan, met de bedoeling om die knoop aan haar zoontje te geven, die op resjoet harabbiem staat. Men mag immers op deze manier ook kleren uit een brandend huis redden, door er meerdere over elkaar aan te trekken en daar mag men dan mee over straat lopen. De Gemara laat de vraag open. [Zie de Sjoelchan Aroech O.Ch. 303:23 die schrijft dat dit verboden is op resjoet harabbiem maar is toegestaan op karmeliet.]