De Opdracht Voorwoord Hoofdstuk 1 De geschiedenis van Vietnam 1.1 De conferentie van Genève en de 1e Indo- Chineze oorlog 1.2 Het ontstaan van twee staten 1.3 Amerikaanse militaire inmenging en de Amerikaans-Vietnamese of Tweede Indo-Chinese Oorlog 1.4 de ontwikkelingen na het akkoord van Parijs 1.5 Vietnam na de hereniging 1.6 Nieuwe koers Hoofdstuk 2 Vietnam eind jaren 70 2.1 Geografsch beeld 2.2 Mentaal beeld 2.3 Ruimtelijk gedrag 2.4 Conclusie Hoofdstuk 3 Vietnam nu (inleiding op presentatie) Nawoord Bronvermelding 1 Bouw een regionaal beeld op van een klein ontwikkelingsland. Laat er uiteindelijk ruimtelijk gedrag uit voortvloeien. (Zie bron 1) Zorg voor minimaal 3 soorten bronnen. Maak gebruik van begrippen uit het boek. Zorg voor een logische opbouw: - titelpagina - inhoudsopgave - inleiding - korte hoofdstukken - eindconclusie - bronnenvermelding 2 Meteen na het krijgen van de opdracht gingen wij aan de slag om met behulp van de Grote Bosatlas een ontwikkelingsland uit te zoeken. Na veel wikken en wegen hebben wij voor Vietnam gekozen omdat dit land bij ons bekend was. Vooral door de oorlog met de Amerikanen en omdat nu in een groot deel van onze spullen het zinnetje “made in Vietnam”staat. De volgende stap was gaan overleggen hoe we het zouden aanpakken. Ten eerste zul je wel moeten weten over welk land je het hebt dus was het eerste hoofdstuk al snel geboren: De geschiedenis van Vietnam. We kregen het idee om het regionaal beeld van nu te vergelijken met een oud regionaal beeld. Op die manier konden we ook veel meer gebruik maken van boeken en encyclopedieën. Langzaamaan groeide ook het idee om meet te doen met het werkstuk, bijvoorbeeld een presentatie. Wij hebben ervoor gekozen om de hoofdopdracht als presentatie uit te voeren. De presentatie zal berusten op foto’s. Taakverdeling: Hoofdstuk 1: Thijs Dooper Hoofdstuk 2: Lennart Weerts Hoofdstuk 3: Kenny Kontzen Voorwoord: Lennart Weerts Nawoord: Thijs Dooper Bronvermelding: Lennart Weerts Lay-out: Lennart Weerts Samenstelling: Lennart Weerts Eindredactie: Kenny Kontzen 3 1.1 De conferentie van Genève en de 1e Indo- Chineze oorlog Het grondgebied van het huidige Vietnam, bestaande uit de protectoraten Annam, Cochin-China en Tonkin, werd in 1886/1887 samen met de protectoraten Cambodja en Laos verenigd in Frans Indo-China. In 1941 werd het gebied door de Japanners bezet. Door Frankrijks pogingen tot herstel van zijn koloniaal gezag en door het verzet daartegen van de op 2 sept. 1945 tot stand gekomen Democratische Republiek Vietnam (DRV) en de verzetsbewegingen in Laos en Cambodja ontstond de Eerste Indo-Chinese Oorlog, die tot 1954 zou duren. Tijdens deze oorlog werden er vele overeenkomsten gesloten en de machthebbers wisselden dus ook vaak, zo waren China, een regering van Vietnam onder leiding van Ho Tsji Minh en Frankrijk achtereenvolgens de machthebbers van Vietnam. Tijdens het bevel van de Fransen werd Vietnam in 2 delen gesplist, het noorden bleef nog van de Chinezen en het zuiden (onder de 16e breedtegraad) kwam onder Frans gezag. Later veroverde Frankrijk heel Vietnam dmv van een overeenkomst met China. Frankrijk maakte ook een overeenkomst met de regering van Vietnam, het akkoord van Hanoi, hierin erkende Frankrijk de staat Vietnam als een onderdeel van Indo-China, maar wel met een eigen regering onder leiding van Ho Tsji Minh, deze zetelde in Hanoi. In de overeenkomst werd verder bepaald dat na beëindiging van de plaatselijke vijandelijkheden tussen Franse en Vietnamese troepen een referendum zou worden gehouden over de vraag of Tonkin, Annam en Cochin-China zouden worden verenigd. In een annex tot de overeenkomst werd verder gezegd dat de Franse troepen in 1952 uit Vietnam zouden worden teruggetrokken. Al snel bleek dat de Franse en de Vietnamese interpretaties van de overeenkomst aanzienlijk van elkaar afweken. Hierdoor vormde Ho Tsji Minh op 31 okt. 1946 een nieuwe regering, deze maakte een nieuwe grondwet. De op 9 nov. 1946 door de Nationale Vergadering te Hanoi aanvaarde grondwet was vrij liberaal van opzet. Het grondgebied van de DRV omvatte volgens deze grondwet Noord-, Middenen Zuid-Vietnam. Een Frans ultimatum dat de Vietnamese troepen zich zouden terugtrekken uit het Chinese deel van Haiphong, werd gevolgd door een Frans bombardement op Haiphong (23 nov.). Op 19 dec. 1946 deden Vietnamese troepen een aanval op de Fransen in Hanoi en in andere garnizoenen van Noord- en MiddenVietnam. Deze gebeurtenissen leidden tot de uitbreiding van de in sept. 1945 reeds begonnen Frans-Vietnamese oorlog over geheel Vietnam. In het noorden waren de Franse troepen er in enkele maanden tijd in geslaagd de voornaamste steden van Tonkin en Noord-Annam te bezetten. Op het platteland bleef de Vietnamese regering echter heer en meester. Ongeveer terzelfder tijd vond, met hulp van de Fransen, de oprichting plaats van een anticommunistische regering onder leiding van Boa Dai in Hanoi. De Franse militaire autoriteiten benaderden in dezelfde periode Ho Tsji Minh met het voorstel een wapenstilstand te sluiten, welke de strekking zou hebben dat de Franse troepen zich vrij zouden kunnen bewegen in heel Noord- en Midden-Vietnam, terwijl de Viet Minh-eenheden zich slechts zouden mogen ophouden in door de Franse militaire autoriteiten aangewezen gebieden. Deze eis werd door Ho Tsji Minh afgewezen. Onderhandelingen tussen Frankrijk en Bao Dai leidden ten slotte tot een akkoord dat de erkenning van de eenheid en onafhankelijkheid van Tonkin, Annam en Cochin-China inhield. In maart 1949 erkende Frankrijk Bao Dai's regering als geassocieerd lid van de Franse Unie en verklaarde dat er geen bezwaren zouden worden ingebracht tegen vereniging van Tonkin, Annam en Cochin-China. In april 1949 werd in Cochin-China een vertegenwoordigend lichaam in het leven geroepen, dat besloot dat Cochin-China niet langer een Franse kolonie was en deel zou uitmaken van Vietnam, indien dit land geassocieerd lid van de Franse Unie zou zijn. Op 21 mei 1949 keurde het Franse 4 parlement de aansluiting van Cochin-China bij Vietnam goed. Begin 1950 verklaarde Ho Tsji Minh dat de DRV de enige wettige regering van Vietnam vormde. In jan. 1950 erkenden de Chinese Volksrepubliek en de Sovjet-Unie de DRV, terwijl Groot-Brittannië en de Verenigde Staten in februari de regering van Bao Dai erkenden. In dezelfde maand confisqueerde Ho Tsji Minh de bezittingen van gevluchte landeigenaren en verdeelde de grond onder de boeren. De strijd tussen de Franse en de Vietnamese troepen ging intussen voort. Op 9 okt. 1950 leden de Fransen een zware nederlaag bij Cao Bang, waarna zij gedwongen waren een groot aantal grensposten in NoordoostVietnam te ontruimen. In december van dat jaar werd in Saigon een FransAmerikaanse overeenkomst gesloten waarbij Amerikaanse economische en militaire hulp ter beschikking werd gesteld van het Franse Hoge Commando. In dec. 1952 nam de NAVO-Raad een resolutie aan waarin steun werd toegezegd aan Frankrijk, dat het in het noorden zwaar te verduren had. In Frankrijk traden duidelijke symptomen van oorlogsmoeheid op en Parijs stemde in met het denkbeeld om in Genève een conferentie te houden waar zowel Korea (de Koreaanse Oorlog was daar net beëindigd) als IndoChina zou worden behandeld. Voor deze conferentie werd zowel Bao Dai als Ho Tsji Minh uitgenodigd. Op deze conferentie stemde Frankrijk in met de tijdelijke verdeling van Vietnam in een noordelijke en een zuidelijke militaire hergroeperingszone (scheidingslijn de 17de breedtegraad). Ook China, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië, de DRV, Cambodja en Laos stemden ermee in. De Verenigde Staten volstonden met ‘kennis te nemen’ van de overeenkomst en verklaarden dat Washington iedere nieuwe agressie ernstig zou nemen. Washington zou zich onthouden van maatregelen die de uitvoering van de overeenkomst in gevaar zouden kunnen brengen. Verder verklaarde de conferentie dat in 1956 algemene verkiezingen in heel Vietnam zouden worden gehouden om te beslissen door welke regering het land zou worden geregeerd. 5 1.2 Het ontstaan van twee staten De Amerikanen hadden weinig vertrouwen in het vermogen van de regeringen van Bao Dai en van Cambodja en Laos om een verder opdringen van de communisten op eigen kracht te weerstaan. Om aan dat opdringen weerstand te bieden, werd te Manila de SEATO (Zuidoost-Aziatische Verdrags Organisatie) opgericht, waarbij de Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Frankrijk, de Filippijnen, Thailand, Australië, Nieuw-Zeeland en Pakistan de onafhankelijkheid van Zuid-Vietnam, Cambodja en Laos garandeerden. Intussen waren begin oktober 800 000 Tonkinezen (onder wie 110 000 Vietnamese militairen en hun gezinnen), merendeels katholieken, uit Noord-Vietnam geëvacueerd en overgebracht naar Zuid-Vietnam. In Zuid-Vietnam manifesteerden zich de eerste symptomen van verzet tegen het bewind van Bao Dai en diens premier Ngo Dinh Diem. De religieuze sekten – de Cao Dai, Hoa Hao – en de onderwereldorganisatie Binh Xuyen eisten en verkregen participatie in de regering. De Verenigde Staten en Frankrijk kwamen overeen dat Amerika's financiële hulp niet langer via Frankrijk zou lopen, maar direct aan de lid-staten van de Franse Unie zou worden afgedragen. Voor de overdracht van Hanoi en Haiphong aan de regering van Ho Tsji Minh ontmantelden de Fransen de hele onder Frans beheer staande industrie en verscheepten zij alle machinerieën en onderdelen via Haiphong naar het buitenland. Terwijl de Amerikanen $ 100 miljoen steun toezegden aan Zuid-Vietnam, beloofde China de DRV materiële steun. In Saigon werd onmiddellijk na de overdracht van het militaire commando door de Fransen aan de regering van Ngo Dinh Diem (febr. 1955) de financiële steun aan de Cao Dai en de Hoa Hao voor het onderhoud van hun troepen stopgezet, waarop de vertegenwoordigers van de Cao Dai en de Hoa Hao uit de regering traden. De ZuidVietnamese regeringstroepen vernietigden de Binh Xuyen-eenheden in Cholon, de Chinese voorstad van Saigon. Nadat de hergroepering van de troepen in heel Vietnam, geregeld in het Geneefse akkoord, was voltooid (18 mei 1955), begon de actie voor het houden van algemene verkiezingen. De regering van de DRV verklaarde zich bereid tot het houden van besprekingen over algemene verkiezingen. Maar hoewel ook premier Ngo Dinh Diem het beginsel van vrije verkiezingen niet verwierp, stelde hij de voorwaarde dat de Viet Minh het bewijs zou leveren dat Hanoi het nationaal belang zou stellen boven de beginselen van het communisme. In de loop van okt. 1955 werd in Zuid-Vietnam een referendum gehouden waarbij de kiezers zich uitspraken vóór het afzetten van Bao Dai als hoofd van de staat en diens vervanging door Ngo Dinh Diem als president: de Staat Vietnam werd vervangen door de Republiek Vietnam. In het voorjaar van 1956 werden op verzoek van de regering in Saigon alle Franse troepen uit Zuid-Vietnam teruggetrokken en werd het Franse Hoge Commando opgeheven. Terwijl in het zuiden politieke en sociale onrust hoogtij vierde, werd in Noord-Vietnam tegen het midden van het jaar het programma voor de landhervorming voltooid (in 1953 aangevangen). De regering in Hanoi zette er alles op om te komen tot de in de Geneefse akkoorden voorziene verkiezingen met de eenmaking van noord en zuid als inzet. De daartoe gedane voorstellen werden telkens opnieuw afgewezen door Ngo Dinh Diem met als motief dat vrije verkiezingen onder de in Noord-Vietnam bestaande verhoudingen onmogelijk waren. De onrust in Zuid-Vietnam, speciaal in het gebied van het grootgrondbezit, waar Ho Tsji Minh veel aanhangers had, nam in de loop der jaren sterk toe. Ook in de steden nam het verzet tegen Ngo Dinh Diem snel toe. Op 20 dec. 1960 richtten guerrillero's het Vietnamese Nationale Bevrijdingsfront (NLF, Viet Cong) op, dat door Hanoi werd gesteund. In Saigon nam de spanning in okt. 1961 zo sterk toe dat Ngo Dinh Diem bijzondere volmachten kreeg en voortaan bij decreet kon regeren. 6 1.3 Amerikaanse militaire inmenging en de Amerikaans-Vietnamese of Tweede Indo-Chinese Oorlog In dec. 1961 volgde een briefwisseling tussen de Amerikaanse president Kennedy en Ngo Dinh Diem over maatregelen die genomen konden worden om Zuid-Vietnam beter in staat te stellen zich te verdedigen tegen de communistische bedreiging: twee maanden later werd het Amerikaanse Militaire Hulp Commando (MAC) ingesteld. In nov. 1963 werd een coup tegen Ngo Dinh Diem uitgevoerd door hoge legerofficieren, waarbij Ngo Dinh Diem en zijn broer en adviseur Ngo Dinh Nhoe omkwamen. Een tweede coup volgde eind jan. 1964. Het aantal militairen in Zuid-Vietnam nam regelmatig toe en de Verenigde Staten vergrootten voortdurend hun steun aan Saigon. In hetzelfde jaar kondigde president Johnson het besluit aan de bases van NoordVietnamese torpedoboten en opslagplaatsen van aardolie te bombarderen. Aanleiding hiertoe waren rapporten over het feit dat de torpedobootjager Maddox op 2 aug. 1964 in internationale wateren in de Golf van Tonkin was aangevallen door NoordVietnamese torpedoboten. Het Amerikaanse Congres keurde Johnsons besluit goed en schonk hem tevens volmachten voor verdere militaire acties, indien die noodzakelijk zouden zijn. Steunend op deze volmachten voerde president Johnson in ca. vier jaar tijds de sterkte van de strijdkrachten van de Verenigde Staten in Vietnam op tot meer dan 550 000 man. De Amerikanen gingen nu over tot toepassing van de meest moderne strijdmiddelen, met als gevolg verwoesting van een aanzienlijk deel van het land. Hun strijdkrachten werden aangevuld met contingenten uit Zuid-Korea, de Filippijnen, Thailand, Australië en Nieuw-Zeeland, tezamen ca. 71 000 man sterk. Toen eenheden van de Viet Cong een verrassende aanval deden op Zuid-Vietnamese vliegvelden, op de stad Hoey Toa en Amerikaanse kampen, werden de luchtbombardementen verhevigd (febr. 1965). Ze werden ook uitgevoerd op grote steden als Hanoi en Haiphong en lokten scherpe protesten uit, niet alleen in het neutrale buitenland, maar ook in de Verenigde Staten zelf, waar in vrijwel alle steden felle demonstraties gehouden werden tegen de Vietnamoorlog. De buitenwereld was weinig gelukkig met het Amerikaanse optreden en drong vrijwel eensgezind op onderhandelingen aan zonder voorwaarden vooraf. De Verenigde Staten weigerden in een tot Groot-Brittannië gerichte nota de Viet Cong te erkennen als partij bij de te voeren onderhandelingen. Maanden van besprekingen achter de schermen volgden, maar Ho Tsji Minh bleef bij zijn eis van terugtrekking van de Amerikaanse troepen en erkenning van de Viet Cong als vertegenwoordiger van het volk van Zuid-Vietnam. Op 14 juli 1967 kondigde Johnson aan dat de omvang van de Amerikaanse strijdkrachten met nog eens 45 000 man zou worden opgevoerd. Pham Van Dong, de NoordVietnamese premier, verklaarde dat stopzetting van de bombardementen voorwaarde was voor het beginnen van onderhandelingen. Nadat de secretaris-generaal van de Verenigde Naties U Thant op 17 aug. 1967 bij de Verenigde Staten had aangedrongen op staking van de bombardementen voor drie of vier weken, verklaarde president Johnson op 29 aug. 1967 dat de Verenigde Staten bereid waren de bombardementen te staken, indien zulks tot besprekingen zou kunnen leiden. Niettemin werd aan het einde van de Honolulu-conferentie op 21 dec. 1967 tussen Johnson en Nguyen Van Thieu, de nieuwe president van Zuid-Vietnam, een communiqué uitgegeven, waarin de vastbeslotenheid werd uitgesproken de communistische agressie te verslaan. Begin jan. 1968 deelde president Johnson mee dat de regering van Zuid-Vietnam bereid was tot informele besprekingen met de Viet Cong. Tijdens het Tet-feest (Nieuwjaarsfeest) van eind jan. 1968 voerden Viet Cong en Noord-Vietnamese troepen onder leiding van generaal Vo Nguyen Giap hevige aanvallen uit op de voornaamste steden en bases in Zuid-Vietnam. Hué werd tijdelijk bezet en in Saigon zelf werden regeringsgebouwen en de Amerikaanse ambassade aangevallen. De aan de zijde van de Viet Cong gekoesterde hoop dat de bevolking in opstand zou komen, ging niet in vervulling. Het was in deze periode dat de revolutionaire strijd zijn derde fase inging: (na terreur en guerrilla) tactische eenheden. Bij de aanval op Lang Vei werden voor het eerst tanks ingezet. De Amerikaanse verliescijfers liepen hoog op, terwijl het lot van de Amerikaanse krijgsgevangenen in handen van Hanoi steeds meer zorg ging baren. Op 7 31 maart 1968 deelde president Johnson mee de bombardementen ten noorden van de 20ste breedtegraad te staken. Op 3 april 1968 verklaarde Hanoi zich bereid vertegenwoordigers aan te wijzen om met Amerikaanse gedelegeerden voorbesprekingen te houden over onvoorwaardelijke stopzetting van de bombardementen en andere oorlogshandelingen tegen de DRV. Op 13 mei 1968 begonnen in Parijs onderhandelingen waaraan werd deelgenomen door de Verenigde Staten, Zuid-Vietnam, Noord-Vietnam en de Viet Cong. De resultaten van de bijeenkomsten waren uiterst gering. Noord-Vietnam en de Viet Cong bleven bij hun eis dat alle Amerikaanse troepen zouden moeten worden teruggetrokken voor er van eigenlijke vredesbesprekingen sprake zou kunnen zijn. In juni 1969 maakte president Nixon, die herstel van de vrede in Vietnam tot zijn voornaamste verkiezingsleuze had gemaakt, bekend dat spoedig een begin gemaakt zou worden met de terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Zuid-Vietnam. Sedert aug. 1969 werden door zijn persoonlijke adviseur Kissinger te Parijs geheime besprekingen gevoerd met vertegenwoordigers van Noord-Vietnam. Het tempo van de door Nixon aangekondigde troepenvermindering zou vooral worden bepaald door het snel toenemend vermogen van Zuid-Vietnam om zelfstandig de verdediging van zijn grondgebied tegen de Viet Cong ter hand te nemen. Deze ‘vietnamisering’ van de oorlog eiste betere training en betere bewapening van de troepen van Saigon. Eind aug. 1969 waren 25 000 Amerikanen uit Vietnam vertrokken en was de sterkte van de Amerikaanse troepenmacht teruggebracht tot 511 000 man. In maart 1972 stonden nog slechts 60 000 man Amerikaanse grondtroepen op Vietnamese bodem, terwijl de Amerikanen niet meer deelnamen aan gevechtshandelingen op de grond. De regering in Saigon kreeg intussen van Washington de verzekering dat zij bij de verdediging van het land zou kunnen blijven rekenen op de steun van de Amerikaanse luchtmacht. De Verenigde Staten continueerden inmiddels het – reeds in 1965 aangevangen – gebruik van chemische ontbladeringsmiddelen (‘Agent Orange’) in Vietnam. Op 30 maart 1972 begonnen de Noord-Vietnamezen en de Viet Cong een groot offensief, dat tot grote Zuid-Vietnamese verliezen leidde en tot de bezetting in het noorden van Quang Tri en Hué, in Midden-Vietnam van Kontum en Dak To, terwijl de aanval op An Loc de Noord-Vietnamezen en de troepen van de Viet Cong dicht bij Saigon bracht. De steun van de Amerikaanse luchtmacht en van de Amerikaanse vloot voorkwam een Zuid-Vietnamese ondergang. Op 6 april 1972 besloot Washington de op 31 maart 1968 door president Johnson stopgezette, maar door Nixon in dec. 1971 hervatte luchtbombardementen op Noord-Vietnam te verhevigen, o.a. met hernieuwde aanvallen op de dijken en bemijning van de havens. In mei 1972 vonden in de Franse hoofdstad gesprekken tussen Kissinger en de speciale Noord-Vietnamese afgezant Le Duc Tho plaats. Begin okt. 1972 kwam een ontwerp-overeenkomst tot stand. Het akkoord voorzag in een onmiddellijk staken van het vuren en in de bereidheid tot het aanvangen van onderhandelingen tussen de in 1969 gevormde Voorlopige Revolutionaire Regering van Zuid-Vietnam (VRRZ) enerzijds en het Thieu-bewind anderzijds. De VRRZ zou met Thieu c.s. onderhandelen over de toekomst van ZuidVietnam. De overeenkomst hield in: 1. eerbiediging door de Verenigde Staten van de soevereiniteit, de eenheid en de territoriale onschendbaarheid van Vietnam, erkend door de Geneefse Conferentie van 1954. 2. Staakt-het-vuren binnen 24 uur na ondertekening van de overeenkomst. Beëindiging door de Verenigde Staten van alle militaire activiteiten. Volledige terugtrekking binnen 60 dagen van alle Amerikaanse troepen en personeel en die van de bondgenoten van de Verenigde Staten en van Zuid-Vietnam. Een voor de beide Zuid-Vietnamese partijen geldend verbod om militaire adviseurs, personeel, wapens, munitie en oorlogsmaterieel in Zuid-Vietnam in te voeren (wel mochten periodiek wapens, munitie en oorlogsmaterieel worden vervangen op basis van gelijkheid). Voorts zouden de Verenigde Staten hun militaire bemoeienissen niet voortzetten en zich niet mengen in binnenlandse aangelegenheden. 8 3. Vrijlating van gevangenen en geïnterneerden van de drie partijen gelijktijdig met de terugtrekking van de Amerikaanse troepen. 4. Zelfbeschikkingsrecht van het Zuid-Vietnamese volk, tot gelding komend in werkelijk vrije en democratische verkiezingen, te organiseren door een Nationale Raad van Verzoening en Nationale Eendracht. Beide Zuid-Vietnamese partijen moesten voorts op zo kort mogelijke termijn een overeenkomst tekenen over de binnenlandse problemen van Zuid-Vietnam, bij voorkeur binnen drie maanden na het staakt-het-vuren. 5. Vereniging van Noord- en Zuid-Vietnam, stap voor stap en met vreedzame middelen. 6. Toezicht door een gemengde internationale commissie op de uitvoering van de overeenkomst. 7. Erkenning door Noord-Vietnam, de VRRZ, de Verenigde Staten en Zuid-Vietnam van de fundamentele nationale rechten van Cambodja en Laos. In nov. 1972 werden door de regering van de Verenigde Staten eisen gesteld aan Noord-Vietnam (erkenning van de 17de breedtegraad als politieke scheidslijn, erkenning soevereiniteit van Zuid-Vietnam, terugtrekking van Noord-Vietnamese troepen uit Zuid-Vietnam. Op 14 dec. zond de Amerikaanse regering Noord-Vietnam een ultimatum waarin zij dreigde de luchtaanvallen benoorden de 20ste breedtegraad te zullen hervatten als niet binnen drie dagen op haar eisen was ingegaan. Hiertoe was Hanoi niet bereid. In opdracht van president Nixon begonnen nu op 18 dec. massale bombardementen op de Noord-Vietnamese grote steden, waarbij voor het eerst op grote schaal B52-bommenwerpers werden ingeschakeld. Twaalf dagen lang werden o.a. Hanoi en Haiphong blootgesteld aan zware luchtaanvallen, die enorme verwoestingen aanrichtten en in Hanoi alleen al meer dan duizend doden eisten. Het akkoord werd op 23 jan. 1973 door Kissinger en door Le Duc Tho geparafeerd en op 27 jan. 1973 door de ministers van Buitenlandse Zaken van de VS en de DRV getekend. Officieel maakte de overeenkomst een einde aan de oorlog, die met korte tussenpozen van sept. 1945 (de Franse herovering van Saigon) tot eind jan. 1973, dus meer dan 27 jaar, had geduurd en die grote delen van het land had verwoest. 9 1.4 De ontwikkelingen na het akkoord van Parijs De vijandelijkheden in Zuid-Vietnam namen na sluiting van het akkoord niet af. Washington bleef het Thieu-bewind steunen in de vorm van wapens en geld. Thieu hield zich niet aan de bepalingen van het akkoord van Parijs, omdat te voorzien was dat de VRRZ de macht van Thieu in Zuid-Vietnam zou overnemen als de bepalingen van Parijs loyaal uitgevoerd zouden worden. De VRRZ en de neutralisten (de zgn. derde macht) ijverden voor de hereniging van Noord- en Zuid-Vietnam. Tegen het einde van 1974 begon het Thieu-bewind te wankelen. De Verenigde Staten begonnen ook langzamer hand steeds meer kritiek tegenover Thieu te leveren en ook uit eigen land had Thieu veel kritiek te verduren. Toen Zuid-Vietnam genoodzaakt werd het Centrale Hoogland prijs te geven, werd de militaire situatie onhoudbaar: Thieu vluchtte naar Taiwan en Saigon (spoedig omgedoopt in Ho Tsji Minh-stad) werd op 30 april 1975 door VRRZ-troepen ingenomen. Een hereniging was nu mogelijk. In het kader hiervan werden op 25 april 1976 algemene verkiezingen gehouden voor een Nationale Vergadering voor heel Vietnam. Deze vergadering kondigde op 2 juli 1976 officieel de eenheid van Noord- en ZuidVietnam af. Staatshoofd van de Socialistische Republiek Vietnam werd Ton Duc Thang, Pham Van Dong werd tot premier benoemd. 10 1.5 Vietnam na de hereniging Eind 1977 – begin 1978 begon, na grensincidenten tussen Vietnam en Cambodja de Derde Indo-Chinese Oorlog, die de jaren tachtig zou beheersen. De verhouding met China, dat Cambodja steunde, verslechterde nog meer toen in 1978 200 000 Vietnamezen (vnl. van Chinese afkomst) naar China vluchtten. In febr. 1979 viel China Vietnam binnen (in april 1984 volgde nog een tweede invasie) en drong bij Vietnam aan op terugtrekking uit Cambodja. In Vietnam was men inmiddels met de opbouw van de door de oorlog ontwrichte economie begonnen. Dat gebeurde met behulp van vijfjarenplannen en Amerikaanse financiële steun. De economie werd omgebouwd tot een socialistische planeconomie en op grote schaal begon men onder de bevolking in het zuiden aan zgn. ‘heropvoedingprogramma's’. De slechte economische situatie, nog verergerd door grote droogte in 1977 en overstromingen in 1978, brachten echter duizenden Vietnamezen, aanvankelijk vooral van Chinese afkomst, ertoe het land illegaal in kleine bootjes te verlaten. In 1984 werd het aantal vluchtelingen op 554 000 geschat. Veel van deze zgn. bootvluchtelingen kwamen in vluchtelingenkampen in Thailand, Maleisië en Hongkong terecht. Om deze landen te ontlasten toonden westerse landen zich bereid in grotere getallen dan voorheen vluchtelingen op te nemen. Pas in 1990 werd internationaal overeenstemming bereikt over de gedwongen terugkeer, onder toezicht van de VN, van deze boat people vanuit de vluchtelingenkampen naar Vietnam. Vietnam koos in 1986 voor een gewijzigde koers: economische openheid (doi moi) maar met behoud van de politieke geslotenheid. Onder partijleider Nguyen Van Linh en de premiers Pham Hung, Do Muoi en Vo Van Kiet wist het land zich uit de economische malaise te werken en een voorspoedige groei-economie op te bouwen. Op 15 april 1992 werd een nieuwe grondwet aangenomen die de oude van 1980 verving. De nieuwe constitutie voorzag in een radicale verandering van de structuur van het bestuursapparaat en bekrachtigde de economische hervormingen die al vanaf 1986 waren doorgevoerd, terwijl de leidende politieke rol van de CPV gehandhaafd bleef. In sept. 1992 werd generaal Le Duc Anh als opvolger van Vo Chi Cong tot president gekozen. Vo Van Kiet werd als premier herkozen. Op het terrein van de buitenlandse politiek bleven vanwege het pro-Vietnamese bewind in Cambodja de relaties met Thailand en China in de loop van de jaren tachtig op gespannen voet staan. In 1987 leidde dat zelfs tot opnieuw een gewapend conflict met China. De Verenigde Staten, en in navolging daarvan de EG en Japan, stelden hun economische hulp afhankelijk van Vietnams vertrek uit Cambodja. Onder druk van hun bondgenoot de Sovjet-Unie en de slechte economie, die de kostbare militaire aanwezigheid in Cambodja niet langer kon dragen, trok Vietnam in 1989 zijn troepen uit Cambodja terug. In nov. 1991 werden de betrekkingen met China genormaliseerd. Ook die met de Verenigde Staten verbeterden, mede omdat Vietnam bereid was het probleem van vermiste Amerikaanse krijgsgevangenen uit de Vietnamoorlog op te lossen. Deze toenadering bracht ook de opheffing van het Amerikaanse handelsembargo (reeds vanaf 1975 in werking) dichterbij. 11 1.6 Nieuwe koers In april 1992 werd een nieuwe grondwet aanvaard, die een duidelijke breuk met het verleden en een grotere scheiding tussen regering en partij inhield. De regerende Communistische Partij bleef echter leidinggevend. Ook benadrukte het document de sinds het midden van de jaren tachtig ingezette markt-georiënteerde hervormingskoers en werd voor de eerste keer stil gestaan bij de gegarandeerde respectering van de mensenrechten. In juli werden verkiezingen gehouden voor de Nationale Vergadering, zij het dat onafhankelijke kandidaten nauwelijks een kans kregen mee te doen. De benoeming in sept. van Vo Van Kiet tot premier en zijn rechterhand Pham Van Kai tot een van de drie vice-premiers werd algemeen gezien als een bevestiging van de hervormingskoers. Generaal Le Duc Anh, een vertegenwoordiger van het conservatieve militaire establishment en tweede man van het Politburo van de Partij, kreeg de nieuwe post van president van de republiek. De politieke oppositie tegen de regering bleef actief, hetgeen leidde tot arrestaties, veroordelingen en verscherping van de perscensuur. Ook op religieus gebied werden de vrijheden opnieuw aan banden gelegd. Positief was echter de vrijlating van vrijwel alle in heropvoedingskampen verblijvende voormalige Zuid-Vietnamese leger- en overheidsfunctionarissen. De slechte infrastructuur en toenemende werkloosheid, mede veroorzaakt door een verdere instorting van de staatssector, zorgden ook in 1992 voor een vertraging van de economische ontwikkeling. In april en mei kondigde de Amerikaanse regering het herstel aan van alle telecommunicatieverbindingen met Vietnam en de ongehinderde import van handelsgoederen voor humanitaire doeleinden. Ook beëindigde zij het verbod op ontwikkelingshulp van Amerikaanse particuliere instellingen en werd een uitbreiding van humanitaire hulp toegezegd. In juli 1993 keurde de Nationale Vergadering een wet op het grondeigendom goed, waarmee een einde kwam aan de onzekere economische situatie van ongeveer 57 miljoen boeren. De nieuwe wet regelt het vruchtgebruik van grond voor 20 jaar, voor grond met meerjarige gewassen zelfs 50 jaar. Particulier eigendom bleef echter uitgesloten. Evenals in voorgaande jaren ging de stormachtige groei van de economie (ongeveer 8%) in 1993 door. Prijsstijgingen zorgden voor een afnemende koopkracht, vooral op het platteland. Door de voortdurende begunstiging van de staatssector werd ook in 1993 de verdere privatisering van de economie afgeremd. Ook bleek de regering niet bij machte de snel om zich heen grijpende corruptie en smokkel een halt toe te roepen. De opheffing in febr. 1994 van het 19-jarige Amerikaanse handelsembargo had eerder symbolische waarde dan dat het het economische hervormingsproces ingrijpend beïnvloedde. In dec. sloten Washington en Hanoi overeenkomsten over de regeling van eigendomsrechten daterend uit de periode van de Vietnamoorlog en werden zij het eens over de opening van handelskantoren in beide hoofdsteden. Op economisch gebied deden zich geen opvallende veranderingen voor: de groei bleef rond de 8% gehandhaafd en de inflatie lag op ruim 9%. In de tweede helft van het jaar kostten de overstromingen in de Mekongdelta het leven aan meer dan 300 mensen en raakten meer dan een half miljoen mensen dakloos. Bij verkiezingen voor districts- en gemeenteraden werden voor het eerst onafhankelijke en niet-partijgebonden kandidaten toegelaten. De betrekkingen met de Chinese Volksrepubliek verbeterden in het midden van de jaren negentig aanzienlijk, vooral op economisch en militair gebied. De snel groeiende economie vormde ook een bron van politieke zorgen. Binnen de machtsdriehoek van partijleider Du Muoi, premier Vo Van Kiet en staatshoofd Le Duc Anh werd in 1995 overeengekomen dat de ‘socialistische markteconomie’ niet ten koste mocht gaan van de politieke hiërarchie. De fiscale en financiële hervormingen bleven achter bij eerder gewekte verwachtingen en de privatiseringen verliepen traag. Ook in 1996 bleef die situatie ongewijzigd bij een groei van ruim 9%. Slechts eenderde van de 12 in totaal 6000 staatsbedrijven bleek winstgevend, maar de overheid weigerde deze sector te saneren. De kloof tussen arm en rijk nam toe, vooral op het gebied van de gezondheidszorg. In sept. 1997 stemde de Assemblee in met de benoeming van Phan Van Khai tot premier, als opvolger van de succesvolle Vo Van Kiet. De geoloog Tran Duc Luong werd benoemd tot president, als opvolger van oud-generaal Le Duc Anh. Deze veranderingen werden gezien als bevestiging van de hervormingskoers. In dec. 1997 volgde de opvolging van secretaris-generaal Do Muoi van de CVP door de conservatieve generaal Le Kha Phien. De wisseling van de wacht vond plaats in een klimaat van ernstige politieke onrust. Bloedige confrontaties tussen lokale milities en veiligheidstroepen na vreedzame protesten tegen corruptie en zware belastingen breidden zich uit over meerdere delen van het land. De tropische storm Linda maakte in nov. 1997 bijna duizend slachtoffers in het zuiden van het land. Meer dan 2500 mensen werden vermist. De betrekkingen met de VS verbeterden, o.a. door een bezoek van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Madeleine Albright, en een ontmoeting tussen voormalig minister van Defensie McNamara en oud-generaal Vo Nguyen Giap. Washington bleef echter de Vietnamese wens om de status van meest begunstigde handelsnatie te verkrijgen afwijzen. Tijdens het bezoek van Albright aan Vietnam bekrachtigde de Vietnamese regering haar aanspraak op schadeloosstelling voor de verwoestingen die werden aangericht door de chemische wapens, die de Amerikanen tijdens de Vietnamoorlog gebruikt hadden. Nieuwe cijfers van de overheid lieten zien dat meer dan 3 miljoen Vietnamezen door de inzet op grote schaal van o.a. het dioxine bevattende Agent Orange dodelijk waren vergiftigd en dat nog eens 4,4 miljoen hun gezondheid erdoor zagen aangetast. Ca. 50 000 kinderen kwamen in de eerste 10 jaar na de oorlog met afwijkingen op de wereld. In het kader van de nationale onafhankelijkheidsdag (2 sept.) in 1998 liet de regering meer dan vijfduizend gevangenen vrij, onder wie leden van de (verboden) Verenigde Boeddhistische Kerk. De bekendste dissidenten waren Doan Viet Hoat, die tot 15 jaar gevangenisstraf was veroordeeld voor het verspreiden van een pro-democratische nieuwsbrief, en Nguyen Dan Que, Vietnams enige lid van Amnesty International. Beiden verkozen te vertrekken naar de Verenigde Staten. Om het maatschappelijk leven beter te controleren, werd het toezicht op ‘bijgelovige’ religieuze praktijken verscherpt. Vooral leden van de katholieke minderheid, protestantse sekten en militante religieuze bewegingen als de Cao Dai werden hiervan het doelwit. Pogingen van een speciale VNrapporteur, Abdelfattah Amor, om de situatie inzake de godsdienstvrijheid te onderzoeken, werden ernstig gehinderd door veiligheidstroepen, met kennelijke instemming van de regering. In maart onthief president Clinton Vietnam van het Jackson Vannick Amendment, een restant van Amerika’s economische boycot. In juni werden de handelsbesprekingen hervat, maar concrete besluiten bleven uit. Tot op de dag van vandaag is Vietnam een arm land dat ontwikkelingshulp ontvangt. Hoewel het nog altijd een communistische basis heeft, is het land ver van deze idealen afgedreven en daardoor is de verhouding met de VS bijzonder goed. 13 In dit hoofdstuk kijken we naar het regionaal beeld van Vietnam eind jaren zeventig, vlak na de oorlog tussen Noord- en Zuid-Vietnam. Ook bekijken we het ruimtelijk gedrag van de Vietnamezen in die tijd. 2.1 Geografisch beeld 1979 Oppervlakte km2 Bevolking x miljoen inwoners/km2 Hoofdstad Taal Godsdienst Munteenheid Werelddeel Positie tov de evenaar Hoogste punt m Gemiddelde temperatuur Landschap Vietnam 329.566 50 151,7 Hanoi Vietnamees Boeddhistisch, Katholiek Dong (1 dong = fl. 1,1) Azie Zuidelijk 3400 Nederland 33.612 13 2700 Amsterdam Nederlands Protestants, Katholiek 17 graden celcius Bergketen loopt evenredig met kustlijn dichte jungle langinwaarts 9,3 graden celcius Gulden Europa Noordelijk 321 vlak landschap grotendeels onder zeenivieau 2.2 Mentaal beeld Als ik een mentaal beeld moet vormen van Vietnam dan wordt dit als snel gevormd door de beelden van de oorlog tussen noord en zuid Vietnam waar dankzij de Amerikanen zeer veel beeldmateriaal van is. Ik denk dan aan verwoeste dorpen, huilende vietnamezen en oorlogsmisdaden. Ik zie een arm land voor me waar veel mensen onder de armoedegrens leven en de rijken hun geld verdienen over de rug van duizenden armen. Ook denk ik aan ruines van Boeddhistische tempels en een grote jungle. Als ik aan een Aziatisch volk denk dan zie ik meteen rijstvelden voor me waarin Aziaten werken met grote hoeden op. 2.3 Ruimtelijk gedrag Beperkingen Na de hereniging van Noord en Zuid-Vietnam in 1976 wordt Zuid-Vietnam economisch op één lijn gebracht met het noorden. Alles wordt op communistische wijze aangepakt, dat wil zeggen: particulier gebied wordt in beslag genomen door de overheid en de industrie en handel komen in handen van de staat. Landbouwbedrijven worden net als in de andere communistische landen gecollectiviseerd (tien kleine boerderijen worden één groot bedrijf). Ook worden er 5jarenplannen opgesteld. Een direct gevolg hiervan is een enorme daling van de productiviteit. De VS verklaart dat handel drijven met Vietnam door hen als een misdaad wordt beschouwd (Wet op handel met de vijand, 1970) en de VS oefent druk uit zodat Vietnam geen geld kan lenen van de Wereldbank. 14 De regering denkt in eerste instantie aan de bevolking voeden, lanbouw wordt dus de belangrijkste economische sector. Rijst met stip op nummer gevolgd door producten als bananen, mais, suikerriet, kokosnoten, uien, aardnoten, soja, ananas, sinaasappelen, bonen, tabak, thee, koffie, katoen, jute enz. De industrialisatie groeit door de conservatieve regering minder sterk dan in andere (veelal democratische en kapitalistische) aziatische landen. Vietnam zit in een heel diep economisch dal op dat moment. De wensen van mensen. Men wil vooral weg uit Vietnam, na de oorlog vluchten ongeveer een miljoen Vietnamezen naar het buitenland, zij hebben hiervoor meerdere redenen en methoden. Direkt na de hereniging kunnen Vietnamezen gaan studeren in Oost-Europa. Veel vertrekken naar de DDR. Menig Vietnamees academici heeft gestudeerd aan de universiteiten in Oost-Berlijn, Leipzig en Dresden. De Vietnamezen leefden daar in “ghetto’s” en werden zwaar gediscrimineerd. Zij deden het smerigste werk in de steden. Veel pro-amerikaanse Vietnamezen uit Vietnam vertrokken uit vrees voor de nieuwe regering. Zij zochten hun heil vooral in de VS of in West-Europa. Deze vluchtelingen haalden later veel familieleden uit Vietnam weg onder het motto “gezinshereniging”. Ook vertrokken later veel Vietnamezen waarvan de Vader Amerikaans was, deze kinderen werden vaak door de maatscahppij en door de moeder verstoten. Tijdens de economische crisis eind jaren 70 begin jaren 80 vertrekken veel Vietnamezen per “bananenboot” uit Vietnam. Ze vluchten voor de economische malaise. Velen bleven echter dood tijdens deze vluchten. De paar die het redden vluchtten naar nabijgelegen Aziatische landen om vervolgens in het Westen of in de VS terecht te komen. Ook vluchten zo’n 200.000 Vietnamezen naar China waardoor de relatie tussen China en Vietnam ernstig bekoeld. 2.4 Conlcusie Vietnamezen ondervinden voor problemen door het regionaal beeld dat mensen van Vietnam hebben. Een beeld dat vooral door Amerika en de internationale media gevormd werd (of nog steeds wordt). Vietnamezen zelf willen niet in hun eigen land blijven en daardoor blijft de economie kwakkelen in die jaren. Er zal pas verbeterng in de situatie komen als de regering eind jaren 80 begin jaren 90 hun beleid te veramerikaniseren en het land openstelt voor vrije handel en beschikbaar is voor bedrijven van over de hele wereld. 15 Korte inleiding op de Powerpoint presentatie over het nieuwe regionaal beeld van Vietnam: Een regionaal beeld is een beeld dat mensen van een gebied hebben. Het is de indruk die mensen hebben van de ligging en grootte van een gebied en de kenmerkende verschijnselen die er voorkomen. Ruimtelijk gedrag omvat alle dingen die mensen doen en waarvoor ruimte nodig is. Het gaat om allerlei activiteiten voor wonen, werken, recreatie en cultuur. Daarbij spelen 3 factoren een rol in onze presentatie: De wensen van mensen en het regionaal beeld dat mensen van een gebied hebben. Wij hebben, om het nieuwe regionaal beeld van Vietnam te maken, gebruik gemaakt van foto’s. Die in de presentatie uitvoerig worden besproken en zullen worden toegelicht. Dat heet dus dat wij gebruik hebben gemaakt van een relatief objectieve informatiebron. We hebben deze presentatie verdeeld in meerdere onderdelen: 1. De infrastructuur 2. De werkgelegenheid 3. Het landschap 4. De cultuur en de bevolking Ons regionaal beeld wat wij hebben gevormd voordat wij deze presentatie maakten was, dat Vietnam een klein landje was met heel veel oerwoud en dat het een zeer dun bevolkt landje is. Deze presentatie laat echter het tegendeel zien, het is een groot, veelzijdig, dichtbevolkt land. Het ruimtelijk gedrag wat uit het regionaal beeld voortvloeit, de natuur en cultuur is volop aanwezig in Vietnam. Maar door het nare verleden van Vietnam en de vaak onderkomen krottenwijken stoot het toch veel mensen af om er op vakantie te gaan. 16 Door deze opdracht hebben wij veel geleerd over de Vietnam oorlog, ik wist bijvoorbeeld niet dat Frankrijk hier ook iets mee te maken had. Wij hebben ook gezien dat Vietnam duidelijk een ontwikkelingsland is, niet alleen omdat het ontwikkelingshulp ontvangt, maar ook omdat Vietnam de zoveelste mislukking van het communisme is. Dit land is vooral arm geworden, doordat het eerst gekoloniseerd werd door de Franssen en later communistische denkbeelden als idealen gebruikte, hierdoor weigerde de VS hulp en zorgde er zelfs voor dat Vietnam buiten gesloten werd op de wereldmarkt, dus kort samengevat, Vietnam kon er eigenlijk niks aan doen dat het steeds armer werd omdat het overal werd buitengesloten door de VS. Ons regionaal beeld van Vietnam is sterk verandert door eht maken van deze opdracht. Eerst dachten we dat het een mooi exotisch land was, met mooie omgevingen en dat het redelijk rijk was. Nu zien wij de werkelijkheid en weten we dat de omgevingen wel mooi zijn, maar dat deze sterk afsteken tegenover de beelden van de steden die vele krottenwijken tellen. Miljoenen mensen leven onder de armoede grens en de regering heeft niet de middelen om deze mensen te helpen. Vietnam is een ontwikkelingsland dat door fout optreden van de VS in zware problemen is gekomen. 17 Comuter: Encarta encyclopedie 2000 Winkler Prins Internet Wikipedia.org Google.com afbeeldingen zoeken Encyclopedie De Oosthoeks encyclopedie (1973) De grote Nederlandse Larousse encyclopedie (1979) De grote Oosthoek (1976) Boeken De landenreeks, Vietnam, Herbert Paulzen (2002) Wereldwijs, Regionale beeldvorming (1998) 18