Theorie Aquariumvissen N2

advertisement
Theorie
Aquariumvissen
N2
Inleiding
Vrijwel iedereen heeft wel een huisdier. Iedereen is vertrouwd met dieren
als hond, kat, cavia en grasparkiet. Veel minder mensen houden
aquariumvissen, er valt immers niets te knuffelen, ze luisteren niet naar je
en ze kijken je niet aan.
De aquarium- (en terrarium-) houderij is een heel andere manier van de
hobby bedrijven. Je hebt de dieren om er naar te kijken, omdat hun gedrag
zo interessant is of omdat je voor hun uiterlijk valt. Ook een manier van de
hobby is het kweken met de diverse dieren.
Ook met de verzorging van vogels en zoogdieren is men vaak beter bekend
dan met de verzorging van overige diergroepen, voornamelijk omdat vogels
en zoogdieren warmbloedige dieren zijn.
Niemand kan zomaar een aquarium beginnen. Allereerst zal je heel wat
informatie moeten verzamelen voordat jouw aquarium een kans van slagen
heeft. Deze bundel helpt je daarbij.
Theorie aquaria
Pagina 2
1
Inrichting van een aquarium
1.1 Veiligheid
Wanneer we een tropisch aquarium te verzorgen hebben, is het
onontkoombaar om gebruik te maken van elektriciteit, bijvoorbeeld voor de
verlichting, het filter en de verwarming.
Water en elektriciteit vormen niet direct de ideale combinatie.
Aquariumwater geleidt de elektrische stroom zeer goed. Bij het kleinste
foutje loop je dan ook al het risico van een stroomschok. Je moet er dan ook
bijzonder goed op letten dat de gebruikte elektrische apparaten
uitgesproken veilig zijn van constructie en qua aansluiting.
Mocht het aquarium breken of mocht er bijvoorbeeld een pompje in het
water vallen, dien je altijd eerst de stroom uit te schakelen.
Algemene veiligheidsmaatregelen zijn het gebruik van:

Rand-geaarde stekkers en contactdozen (indien nodig)

Aardlekschakelaar

Goede druipwaterdichte TL-doppen
Vooral in oudere huizen ontbreken in de huiskamer vaak contactdozen die
geaard zijn. Dit hoeft geen probleem te zijn.
Veel aquariumapparatuur is verkrijgbaar in een z.g. dubbel-geïsoleerde
uitvoering. Deze apparaten zijn volkomen veilig zonder randaarde.
Theorie aquaria
Pagina 3
1.2 Plaatsing van het aquarium
We bekijken de volgende situatie. Deze situatie van het geplaatste
aquarium ziet er goed uit.
Dit geeft een correcte plaats voor het aquarium weer. Daar fungeert het
echt als een blikvanger, krijgt het weinig verkeerd invallend licht en niet
teveel warmte. De plek is rustig en men kijkt recht in het aquarium.
De volgende plaatsen zijn niet, of slechts ten dele geschikt om een
aquarium te plaatsen:
1
2
3
4
In een aquarium dicht bij de verwarming kan de temperatuur
veel te sterk oplopen.
Zoek voor het aquarium een rustige plek. Aquariumvissen zijn
stressgevoelig. Op een onrustige plek wordt dit alleen nog
maar erger. Stress kan tot ziekte en zelfs tot sterfte leiden.
Zorg er ook voor dat het aquarium niet regelmatig staat te
trillen, bijvoorbeeld door het open en dicht slaan van een
regelmatig gebruikte deur.
Zet het aquarium niet te dicht bij een raam met veel zonlicht
in de nabijheid. Meestal betekent dit teveel verkeerd invallend
licht. Dit kan algengroei bevorderen Ook kan hierdoor de
temperatuur te veel oplopen.
Andere punten van belang:
 Plaats het aquarium op een stabiele standplaats. Plaats, bij een
houten vloer, de steunpunten van het aquarium altijd ter hoogte van
de draagbalken onder die vloer! Lukt dit niet, dan moet onder de
poten van het meubel of de tafel waarop het aquarium staat, een
dwarsbalkje gelegd worden om te zorgen dat het gewicht van het
aquarium over meerdere balken wordt verdeeld (zie tekening).
Theorie aquaria
Pagina 4




Een juiste inkijkhoogte. Het midden van het aquarium behoort zich
net onder ooghoogte te bevinden. Een aquarium naast een moderne
zithoek behoort dus lager te staan dan een aquarium in een hal.
Aanpassing aan het interieur. Een aquarium moet functioneel zijn.
Het aquarium moet absoluut waterpas staan.
Zorg voor een zachte ondergrond. Het kleinste zandkorreltje of de
kleinste
o oneffenheid kan glasbreuk veroorzaken. Om dit te
voorkomen, moet een aquarium altijd op een dunne laag
tempex worden geplaatst. Circa 1 cm is voldoende.
Bedenk dat een aquarium van 80 x 50 x 50 cm al 200 liter bevat, dus zo’n
200 kg is.
Tel daar nog eens 75 kilo (voor zand, stenen en glas) bij op, dan heb je al
met al een behoorlijk gewicht.
1.3 De inrichting zelf
Na de plaatsing van het aquarium is de inrichting zelf aan de beurt, dat wil
zeggen het aanbrengen van achterwand, bodem, decoratie, technische
apparatuur, planten en vis.
Bij de inrichting dienen we bij alles wat we doen op twee zaken te letten.
Ten eerste:
 Komt het de vis ten goede.
Hierbij moet je proberen het biotoop van het dier zo goed mogelijk te
benaderen. Biotoop is de natuurlijke leefomgeving van het dier.
En hebben we daaraan voldaan, dan pas:

Is het esthetisch verantwoord.
Daarbij kunnen we doen en laten wat we zelf mooi vinden, al zijn er
natuurlijk grenzen. Duikertjes en schatkisten dienen verbannen te
worden.
1.4 Achterwanden
Een achterwand in een aquarium geeft de vis
een veilig gevoel. Daardoor hebben de vissen
minder last van stress en zullen ze gezonder
blijven en mooier warden. Daarnaast staat een
achterwand natuurlijk ook gewoon mooi.
Er zijn achterwanden voor buiten het
aquarium, zoals de bekende aquariumposters. Bij gebruik van deze achterwanden
spiegelt echter de achterruit en ook dat kan
stress bij een aantal vissen veroorzaken. Een ander nadeel is dat in dat
geval de achterruit (en de evt. zijruiten) ook regelmatig moeten worden
schoongemaakt. Een met alg begroeide ruit vormt een vieze aanblik. Dit in
tegenstelling tot de nu volgende soorten achterwanden die in het aquarium
geplaatst worden. Deze worden alleen maar mooier naarmate ze dichter
begroeien.
Theorie aquaria
Pagina 5
We gebruiken dus tegenwoordig hoofdzakelijk nog achterwanden in het
aquarium. Dat wil zeggen dat de gebruikte materialen waterbestendig
moeten zijn en geen giftige stoffen mogen bevatten. Als je de achterruit aan
de buitenkant verft, spiegelt deze, net als bij het gebruik van een poster,
nog altijd.
De meest gebruikte materialen zijn:
Materialen
 Tempex: kan als 1 stuk geplaatst worden. Het is
altijd wit en niet door en door te verven. Er is wel
een laagje op te schilderen met bijv. latexmuurverf. Maar een algeneter raspt snel de verf
van de wand en veroorzaakt witte vlekken.
Tempex valt op den duur uit elkaar. Een
voordeel is dat tempex erg goedkoop is.
 Styropore: is net als tempex, in platen te koop.
Het is harder dan tempex. Door en door te kleuren en blijft langer
goed. Styropore is in zijn spuitvorm, PUR-schuim, mooi in allerlei
vormen (terrassen, holen) te spuiten. Het moet daarna wel erg goed
uitharden i.v.m. gifstoffen.
 Kurkschors (natuurkurk): is moeilijk te verwerken. Het geeft wel een
erg mooi effect als het eenmaal zit, maar dan gaat de vis er nogal
eens achter zitten. De verzurende en kleurende effecten voor het
water zijn te verminderen door de kurk enkele uren in sodawater te
koken.
 Kurkplaten: bestaan uit geperste stukjes kurk, bijeengehouden door
lijm. De lijm is echter over het algemeen niet volledig waterbestendig
en de platen zullen binnen enkele jaren afbrokkelen. Het is
gemakkelijk verwerkbaar, maar eigenlijk alleen goed te gebruiken
voor terraria.
 Dunne leistenen: zijn erg geschikt voor een zee-aquarium of een
aquarium met Afrikaanse cichliden. Ze zijn gemakkelijk met
siliconenkit te bevestigen. Planten met hechtwortels zoals javamos
en javavaren zijn erg decoratief als ze een achterwand gedeeltelijk
begroeien. Dit geldt overigens ook voor een aantal algsoorten.
1.5 De bodem
Aan een goede aquariumbodem worden de volgende eisen gesteld:







De planten moeten er goed in kunnen wortelen en groeien.
De bodem mag niet dichtslibben.
De vissen mogen er geen hinder van hebben. Een te lichte bodem
veroorzaakt bijvoorbeeld stress bij de meeste aquariumvissen.
Het zand moet decoratief zijn.
Over het algemeen is fijn gewassen grind met een donkere kleur het
meest geschikt. Bodemmateriaal is te koop in diverse soorten en
kleuren.
In heel fijn zand kunnen de plantenwortels sterven door zuurstofgebrek.
Bij een goede bodemstructuur moet er altijd wat zuurstofrijk water door
de bodemlaag kunnen stromen.
In grove kiezels hebben de plantenwortels te weinig houvast.
Theorie aquaria
Pagina 6

Fijn riviergrind (2 á 3 mm) kan zwart, wit of bruin zijn. Mengen is
mogelijk, maar liever niet met fijn zand.
Om het aquariumzand
schoon te maken vul je een
emmer met een niet te dikke
laag zand. Dan is het een
kwestie van doorspoelen,
roeren en afgieten totdat het
bovenstaande water helder
is en blijft. Een bodemlaag
moet minimaal 5 cm dik zijn
aan de voorruit, oplopend
naar achter. Een ophoging
kan ook gemaakt worden
d.m.v. een terras, gemaakt
met bijvoorbeeld kienhout, stenen, kurkplaten (zie decoratie).
Een voedingsbodem (turf, leem, klei e.d.), om de planten te laten groeien, is
in een normaal beplant en bevolkt aquarium niet voor alle planten
noodzakelijk. Slechts bepaalde (zgn. moeras-) planten die hun voedsel
hoofdzakelijk uit de bodem halen, vragen wat extra voeding.
1.6 Decoratie
Decoratiematerialen zoals stenen en wortelhout kunnen een aantal functies
hebben, zoals:

Bescherming/schuilgelegenheid/afbakening territorium

Decoratie (terrassen, rotspartijen)

Afzetplaats voor eitjes

Camouflage van apparatuur (verwarming. filterslangen etc.).
Je kunt met een juiste toepassing een goede dieptewerking creëren. Het
materiaal moet gifvrij zijn, mag niet gaan rotten en mag (voor de meeste
vissen en planten) geen kalk bevatten. Dit geeft namelijk problemen voor
dieren en planten die in zacht en zuur water moeten leven. Of een steen
kalk bevat kun je controleren door een druppeltje zoutzuur op de steen te
laten vallen. Bruist het, dan kun je het materiaal niet gebruiken voor aquaria
met een zuur milieu.
Theorie aquaria
Pagina 7
Veel gebruikte materialen zijn:

Lavasteen: dit is licht van gewicht, ruw van vorm en mooi donker van
kleur.

Leisteen: vlakke, uit plaatjes opgebouwde steen. Grijs.

Flagstone: dit is altijd vlak.

Vuursteen: mooi van vorm, maar erg zwaar.

Kalkstenen: alleen te gebruiken in een hard water milieu.

Kienhout: Dit heeft zeer lang in het veen gelegen en
is daardoor goed geconserveerd. Je kunt het het best even
afborstelen, koken en het dan laten inwateren voor gebruik.

Tropisch wortelhout en savannehout zijn knoestig en zwaar. Dit heeft
als voordeel dat het hout meteen zinkt en in het begin niet verzwaard
hoeft te worden.

Kurkschors.
Met al deze materialen, samen met turfvezel, folie, glas, etc., kunnen prima
terrassen worden vervaardigd, hetgeen o.a. een goede dieptewerking aan
het aquarium geeft.
Zware stenen of rotsformaties kunnen beter direct op de bodemplaat
geplaatst worden, eventueel met een stukje tempex ertussen, bijvoorbeeld
om een glasplaat niet te beschadigen. Wanneer er zand of een steentje
tussen stenen en glas komt, kan dit krassen en/of breuk veroorzaken.
Theorie aquaria
Pagina 8
2
Technische apparatuur
Elk normaal tropisch aquarium moet het qua technische apparatuur kunnen
stellen met verlichting (met tijdklok), verwarming en een filterinstallatie die
ook voor de nodige waterbeweging zorgt. Meer is niet direct noodzakelijk.
2.1 De verlichting
Over het algemeen worden voor de verlichting van aquaria Tl-buizen
gebruikt. Tl-buizen zijn op den lange duur goedkoper dan bijvoorbeeld
gloeilampen, hebben een hoger lichtrendement en hebben een grotere
variatie in kleuren. Gloeilampen zijn over het algemeen niet geschikt voor
een goede plantengroei, omdat ze te veel rood en te weinig blauw licht
bevatten.
De volgende factoren kunnen tot gevolg hebben dat de planten in het
aquarium toch te weinig licht krijgen, ondanks verlichting volgens de norm:
1
Een erg hoog aquarium (boven 60 cm zijn Tl-buizen niet meer
geschikt).
2
Kleur (bijv. bruin) en troebeling van het water.
3
Erg veel drijfplanten.
4
Vuile of beslagen dekruiten.
5
Vuile of oude lampen.
Bij het gebruik van Tl-buizen moeten we rekening houden met:
1 Een aantal vaste lengtes van Tl-buizen met daaraan gekoppelde
wattages.
2 De levensduur. Na ± 1 jaar moeten Tl-buizen vervangen worden, ook al
branden ze nog.
Aan de lichtkap worden de volgende eisen gesteld:
1
Een veilige constructie (o.a. druipwaterdichte Tl-doppen).
2
Goede reflectie van licht.
3
Gemakkelijk te hanteren.
4
Er moeten voldoende Tl-buizen in geplaatst kunnen
worden.
De verlichting moet per dag 12 - 14 uur branden. En omdat
ook vissen en planten slapen, moet het licht ’s nachts uit.
Een tijdschakelaar is daarbij een onmisbaar hulpmiddel.
Op een Tl-buis staat vaak een aanduiding betreffende de Tl. Zo betekent
"TL"D op de buis "TI"D 58W/83 (van Phillips) dat het om een dunne,
energiezuinige buis gaat. 58W geeft het wattage aan (en daarmee
automatisch de lengte van 150 cm) en 83 is het kleurnummer, waarbij de 8
staat voor de "generatie”, d.w.z. de serie en de 3 voor de kleur. Een TL
kleurtype 85 is bijvoorbeeld blauwer (koeler) dan een Tl type 83.
Voor de planten is eigenlijk alleen een juiste verhouding tussen het blauwe
en rode licht van belang. Bij een teveel aan blauw licht vormen de planten
kleine bladeren en lange "stengels", bij een teveel aan rood licht vormen ze
juist groot blad en hele korte stengels. Je moet dus proberen de juiste
Theorie aquaria
Pagina 9
kleurencombinatie te vinden.
Voor de aquaristiek zijn vooral de warmwitte en koelwitte buizen van belang
(bij Philips bijv. de kleuren 93 en 94). Deze buizen geven het hoogste
groeirendement. Het groeirendement is de hoeveelheid groeilicht (rood en
blauw) dat een TL buis uitstraalt.
Sommige "paarse buizen" (bijv. Grolux) worden vaak aangeprezen voor de
kleuren van de vissen (en de planten) komen wel mooier over. Je kunt dus
het best uitgaan van bijvoorbeeld warmwitte buizen.
Druipwaterdichte doppen worden zeer veel gebruikt
2.2 De verwarming
De temperatuur van een gemiddeld tropisch aquarium is ± 24 °C.
Dit betekent dat in de meeste gevallen het water bijverwarmd moet worden.
De term ''koudwateraquarium" slaat op een aquarium met water tot 18 °C.
"Warm water" betekent warmer dan 23 °C.
(Let wel, sommige tropische vissen hebben een afwijkende
temperatuurbehoefte. Discusvissen bijvoorbeeld gedijen het best bij 28-30
°C).
De benodigdheden:
1
Verwarmingselement
Verkrijgbaar in 25 Watt, 50, 75, 100 Watt, enz.
2
Thermostaat
Dit staafvormige apparaat is verbonden met het
verwarmingselement. Meestal zitten beide, verwarmingselement en
thermostaat samen in één glazen buis. Men
stelt de gewenste temperatuur in op de
thermostaat. Deze slaat uit als de gewenste
temperatuur is bereikt, het element stopt
dan met verwarmen. Omgekeerd slaat de
thermostaat aan als de temperatuur onder
de gewenste temperatuur zakt.
Verwarmingselement en thermostaat in één
apparaat is veel veiliger.
Men dient voor een aantal zaken te zorgen:



Zorg dat je de verwarming niet ziet, verstop hem bijvoorbeeld achter
een stuk achterwand.
Zorg dat het water langs de verwarming circuleert. Het element mag
dus niet geheel of gedeeltelijk onder het zand liggen. Dit isoleert
teveel waardoor het element kan knappen.
Zorg dat de verwarming niet een te groot vermogen heeft. Want als
Theorie aquaria
Pagina 10

de thermostaat dan blijft “hangen", dan zijn de problemen bij een
kleine verwarming niet al te groot. De norm: 1 Watt per 2 liter water.
Zorg dat het element niet boven water komt terwijl het nog aanstaat.
Het glas kan dan knappen.
2.3 Filters
Filters en pompen hebben twee functies:
1
Het in beweging houden van het water.
2
Het reinigen van het water.
1 Waterbeweging
Wanneer er in een aquarium geen filter geplaatst wordt, of wanneer zich
weinig planten in een aquarium bevinden, is het wel belangrijk om te zorgen
voor een goede oppervlaktebeweging.
Het zuurstofgehalte stijgt overdag door de planten en algen in een aquarium, en door de waterbeweging aan het oppervlak neemt het water ook
zuurstof uit de lucht op.
Het zuurstofgehalte daalt door de vissen, de planten en de algen (‘s nachts)
en vooral door de bacteriën die afvalstoffen afbreken. De bacteriën verbruiken ± 50 à 75 % van de zuurstof in een aquarium. Het koolzuurgasgehalte
stijgt en daalt door dezelfde factoren, maar dan omgekeerd.
Met een luchtpomp (membraanpomp), waaraan een slangetje met een uitstroomsteentje zit, kunnen we het water doorluchten. Door de waterbeweging kunnen de gassen aan het wateroppervlak goed uitwisselen. Natuurlijk moet de luchtpomp wel schone, zuivere lucht kunnen aanzuigen. Het
grote nadeel van doorluchten is dat soms teveel kooldioxidegas (CO2) uit
het water geblazen wordt. Kooldioxide is nodig voor de groei van planten.
2 Reiniging
In principe moet een aquarium zonder filter kunnen draaien. Maar omdat er
zelden een redelijk evenwicht wordt bereikt in de hoeveelheid vis, voedsel
en planten, heeft men in de praktijk eigenlijk altijd een filter nodig.
Het water kan op drie manieren gereinigd worden:
A
mechanisch (m.b.v. watten, e.d.)
B
biologisch (m.b.v. bacteriën)
C
chemisch (m.b.v. kool, ozon e.d.)
Mechanische filtratie wil in principe zeggen dat je het opgevangen zweefvuil
verwijdert voordat het door bacteriën wordt omgezet in andere stoffen. Dat
houdt in dat men bijv. filterwatten liefst elke dag moet
uitspoelen of vervangen. Wie de filterwatten weken of zelfs
maanden in een filterpot laat zitten, is dus niet mechanisch
aan het filteren, maar veroorzaakt door bacteriegroei een
gedeeltelijke biologische filtering.
Om de biologische filtratie te kunnen begrijpen, moet eerst
hoofdstuk 8 (aquariumchemie) goed doorgenomen worden.
Maar je kunt stellen dat geen enkel aquarium goed
functioneert zonder biologische filterwerking.
Let erop: in een biologisch filter dat enkele uren heeft
uitgestaan, loop je het risico dat het bacteriebestand
Theorie aquaria
Pagina 11
gedeeltelijk afsterft door zuurstofgebrek. Er ontwikkelen zich dan andere
anaerobe bacteriën, die giftige stoffen kunnen produceren.
Typen filters
De meest gebruikte typen filters zijn:

Het binnenfilter aangedreven door een luchtpomp. Dit type filter
blaast snel teveel CO2 uit het water, waardoor het niet
geschikt is als je veel plantengroei wilt. Wel is het uitstekend
geschikt voor een bakje met goudvis of een kweekaquarium.

Het binnenfilter aangedreven door een waterpomp. Hier trekt
het pompje het water door een filtermedium. Om dit filter
mechanisch te houden, moet je het vaak verschonen en dat is
eigenlijk niet te doen. Anderzijds moet je het niet te sterk laten
vervuilen, anders werkt het biologisch ook niet optimaal. Een
binnenfilter is goedkoop en goed geschikt voor kleine aquaria.

Het gesloten buitenfilter (potfilter) aangedreven door een
waterpomp. Het principe is gelijk aan de binnenfilter, alleen is
dit systeem geschikt voor grotere aquaria. Vaak wordt de vulling in
dergelijke filters in een nylon zakje gedaan. Dit is niet aan te raden
omdat deze zakjes snel verstoppen. Het best kun je een potfilter
gebruiken als een biologische filter met een dun laagje watten ter
bescherming van de rotor.

Het bodemfilter werkt biologisch en geeft een goede
bodemcirculatie.
Voordeel, de bodem bevat altijd voldoende zuurstof. Nadeel, het kan
eigenlijk niet verschoond worden zonder de hele bak leeg te halen.
Eigenlijk is een goed bodemfilter alleen geschikt voor een plantloos
aquarium met vissen die niet graven.

Het open filter. Dit filter kun je zo groot
maken als je wilt. Het geeft over het
algemeen een grote biologische
werking. Je moet het zo min mogelijk
schoon maken, bacteriën hebben rust
nodig.
De voordelen van een buitenfilter zijn:
Geen apparatuur in het aquarium.
Grote capaciteit
Bij de aanschaf van een buitenfilter moet je
letten op de capaciteit, veiligheid en de constructie van de pomp. Een
buitenfilter wordt vaak gevuld met filterwatten en kool. Deze hebben in principe de volgende functies:
Functie watten: opvangen zweefvuil. Vaak verschonen.
Functie kool: absorberen van een aantal opgeloste organische
verbindingen, bijvoorbeeld eiwitten, insecticiden e.d. Filterkool is na korte
tijd uitgewerkt en moet dan ook regelmatig ververst worden (om de 2 à 4
weken).
2.4 Hulpmiddelen

De algenmagneet. Deze wordt gebruikt voor het verwijderen van
algen die op de voorruit groeien. Hij heeft meer nadelen dan
voordelen. De magneet laat gauw los. Je kunt niet veel druk zetten,
Theorie aquaria
Pagina 12





dus hardnekkige alg blijft zitten. Verder komen er gauw steentjes en
zand tussen, die krassen op de voorruit veroorzaken. Beter voor het
schoonmaken van de ruit zijn filterwatten of een fijne spons. Denk er
dan aan dat je de onderste 5 cm als allerlaatste poetst, ook weer
vanwege het gevaar voor krassen.
De aquariumstofzuiger. Met dit apparaat kan je wel grof vuil van de
bodem verwijderen, maar geen opgeloste afvalstoffen.
Je kunt beter het aquarium schoonmaken met een hevelslang en
een emmer.
Elke 2 weken hevel je dan ca 1/3 van het aquariumwater af. Op
deze manier verwijder je telkens ook een hoeveelheid opgeloste
afvalstoffen.
Vangnetjes en/of vangklokken. Deze pas je qua grootte aan aan de
grootte en snelheid van de te vangen vis en het formaat aquarium.
Het beste zijn groene netjes met een niet te fijne maaswijdte,
gemaakt van soepel materiaal.
Andere nuttige hulpmiddelen zijn de noodzakelijke thermometer en
een set voedselzeefjes.
Theorie aquaria
Pagina 13
3
Aquariumplanten
De belangrijkste functies van planten in een aquarium zijn het verbruiken
van nitraten, andere voedingszouten, kooldioxide en het produceren van
zuurstof. Via een omweg nemen de planten de afvalstoffen op die door de
vissen geproduceerd worden en op die manier houden ze het water zo
schoon dat de vissen in leven kunnen blijven. Daarnaast bieden ze
schuilgelegenheid en voedsel aan de vissen en tot slot zijn planten in een
aquarium natuurlijk gewoon mooi.
3.1 Aquariumplanten
We kunnen de aquariumplanten onderverdelen in vier hoofdgroepen:
1
De echte waterplanten
Deze planten nemen hun voedsel hoofdzakelijk op via de bladeren en niet
via de wortels. Door deze eigenschap en door het feit dat het meestal snelle
groeiers zijn die dus veel voedingszouten opnemen, zijn dit de belangrijkste
planten om een aquarium gezond te houden. De wortels dienen vrijwel alleen ter hechting in de bodem.
Echte waterplanten zijn gemakkelijk te herkennen: wanneer de plant boven
water in de hand genomen wordt, zal de plant in de meeste gevallen slap
over de hand hangen. Ze drogen boven water ook snel uit en zijn dan
verder onbruikbaar. Ook als ze nog in een aquarium staan, zijn ze vaak al te
herkennen. Hun toppen of bladeren buigen namelijk af als ze het wateroppervlak bereiken. Ze zijn niet in staat om boven water door te groeien. Waterlelies vormen drijfbladeren als ze het oppervlak bereiken.
Voorbeelden van echte waterplanten zijn: Waterpest, Cabomba, Vallisneria,
Ludwigia, hoornblad, waterlelies (Lotus).
2
De onder water groeiende moerasplanten
Moerasplanten halen hun voedsel grotendeels via de wortels uit de bodem.
Wanneer deze planten uit het water gehaald worden, blijken de stengels
over het algemeen veel steviger te zijn dan bij de echte waterplanten.
Moerasplanten zullen meestal gewoon boven water doorgroeien wanneer
ze het oppervlak bereikt hebben. Het blad dat boven water staat kan een
heel andere vorm aannemen dan het onderwaterblad. Het is vaak steviger,
groter en donkerder van kleur dan de onderwatervorm. Moerasplanten
worden vaak boven water geteeld (emers), omdat ze dan sneller groeien
dan onder water (submers). Een probleem is dan echter, dat bij plaatsing
onder water de boven water gevormde bladeren na korte tijd afvallen.
Moerasplanten worden in de aquaristiek hoofdzakelijk gebruikt (vanwege
hun grote variatie in vorm en kleur) voor de esthetische aspecten.
Voorbeelden: Javavaren, Amazone Zwaardplanten, Lobelia, Althernanthera,
Cryptocoryne.
3
De landplanten
Landplanten zijn vaak mooi van vorm, kleur en tekening. Meestal sterven
deze planten wanneer ze in een aquarium geplaatst worden na korte tijd.
De stengels en de bladeren zijn stevig. Hoewel ze helaas nog steeds als
aquariumplant worden aangeboden, zijn ze uitgesproken ongeschikt voor
een leven onder water.
Voorbeelden zijn: palmpjes, Syngonium en Cordelyne.
Theorie aquaria
Pagina 14
4
Drijfplanten
Drijfplanten halen hun voedsel uit het water. Veel drijfplanten kunnen zich,
onder de goede omstandigheden, explosief uitbreiden en moeten dan regelmatig uitgedund worden omdat ze te veel licht wegnemen voor de andere
planten.
Voorbeelden: eendekroos, watervorkje, mosselplant.
Gezonde aquariumplanten zijn mooi van kleur, zijn weinig bealgd en
vertonen enige groei-activiteit. Verder hebben gezonde planten licht
gekleurde wortels. Als het wortelstelsel zwart is, dan is er iets niet goed.
Het planten
Bij het planten in een bodem kun je het best een gaatje in de bodem maken,
de plant erin zetten en de bodem zijdelings aandrukken. Verwijder wel eerst
de onderste bladeren en de te lange wortels. Bij planten waarbij de bladeren
in rozetten staan, bijv. Cryptocorines en Vallisneria, moet je ervoor zorgen
dat het hart van de plant boven de bodem uitkomt, anders gaan ze rotten.
Om aquariumplanten goed te laten groeien zijn voornamelijk een
voedingsbodem en CO2 gas veel gebruikte hulpmiddelen. Een
voedingsbodem is een voedselrijke substantie die onder het grind wordt gelegd. Het is vooral van belang voor de moerasplanten. Meestal wordt echter
veel te veel voedingsbodem gebruikt. Dat veroorzaakt overmatige alggroei
en gaat op den duur rotten. Enkele handjes vol voor de beginfase, en dan
alleen nog maar op de plaatsen waar je moerasplanten wilt poten, zijn
genoeg. Daarna leveren de uitwerpselen van de vissen genoeg
plantenvoedsel.
Een beetje (!) kooldioxide is een prima middel om een bak heel even op te
peppen. Vaak wordt het veel en langdurig gebruikt en gezegd moet worden
dat de planten er uitstekend door groeien. Voor de planten werkt het echter
als een drug en ze zijn vrijwel niet meer over te wennen naar een situatie
zonder extra koolzuurgebruik. Stop je ermee, dan gaat het grootste
gedeelte van de planten dood. Het overmatig gebruik is dus niet aan te
bevelen.
Het vermeerderen
Als de planten goed groeien, kunnen we de meeste soorten vermeerderen.
In de aquaristiek gebeurt dit eigenlijk alleen maar op een ongeslachtelijke
manier.
Er zijn drie mogelijkheden:
1
Via uitlopers: dit is de eenvoudigste manier. Op een kleine afstand
van de moederplant groeit een dochterplantje dat, mits groot genoeg, van
de moederplant gescheiden kan worden. Voorbeelden: Echinodorus,
Cryptocoryne, Vallisneria.
2
Via stekken: vooral bij aquariumplanten met lange stengels waaraan
dan kleine rozetten van blaadjes groeien. Je snijdt de toppen van de te lang
geworden aquariumplanten en poot deze, nadat je de onderste bladeren
verwijderd hebt, terug in de bodem. Deze methode noemt men "toppen".
Voorbeelden: Lobelia, Hygrophylla, Althernanthera, Ludwigia.
3
Bij sommige plantjes groeien er jonge plantjes op of aan de bladeren
van de moederplant. Als deze zich ver genoeg ontwikkeld hebben kunnen
Theorie aquaria
Pagina 15
ze verwijderd worden. Voorbeelden: Javavaren, Ceratopteris (bijv. blad-opblad, eikenbladvaren), sommige Echinodorissoorten (aan bloeiwijze).
Vegetatieve vermeerdering bij aquariumplanten. V.l.n.r. toppen, uitlopers,
bladstekken.
Het gebruik
Er is een grote verscheidenheid aan aquariumplanten. Verscheidenheid in
kleur, vorm, groeiwijze, lichtbehoefte en voorkeur voor een bepaalde
watersamenstelling. Over het algemeen hebben planten met rood blad meer
licht nodig dan groene planten. Je ziet nogal eens dat mensen de bladeren
van een Vallisneria afknippen als deze het wateroppervlak teveel bedekken.
Het is dan beter om enkele van de planten te verwijderen, omdat afgeknipte
bladeren afsterven en er heel lelijk uitzien.
Met die grote verscheidenheid aan planten kun je complete tuintjes in je
aquarium aanleggen. Nederlanders staan daar bekend om (Leidse school).
Er zijn een aantal “richtlijnen” voor het inrichten van een mooi aquarium:






Gebruik een achterwand met twee zijwanden
Creëer dieptewerking. Doe dit door asymmetrisch met de planten te
werken.
Verberg de technische apparatuur achter de planten of achter een
stuk
achterwand.
Laat de bodem oplopen van 4 cm bij de voorruit tot zo’n 8 cm dik
tegen de achterwand. Gebruik hierbij eventueel terrassen (m.b.v.
decoratiemateriaal), om verschuiven van de bodem te voorkomen.
Zet dan de planten zodanig, dat een mooie dieptewerking ontstaat.
Zet planten van één soort altijd bij elkaar. Zet nooit twee
plantengroepen met dezelfde kleur of bladvorm naast elkaar.
Rangschik de planten naar hoogte, lage vooraan, hoge achteraan.
Maak een basisschema voor het beplanten van een gezelschapsaquarium.
(Bv. Zwarte arcering = terras, S = solitair).
Bovenaanzicht van een volledig beplant gezelschapsaquarium.
Theorie aquaria
Pagina 16
3.2 verschillende typen aquaria
We onderscheiden verschillende typen aquaria, namelijk:
A
B
C
D
E
F
Het gezelschapsaquarium
Het speciaalaquarium
Het streek- of biotoopaquarium
Het koudwateraquarium
Het paludarium- of oeveraquarium
Het zee-aquarium
A
Het gezelschapsaquarium
Deze vorm van aquariumhouden komt het meest voor, d.w.z. vissen en
planten uit de meet uiteenlopende tropische gebieden worden in een
aquarium bijeen gebracht. Omdat in veel van deze aquaria de nadruk wordt
gelegd op een decoratief plantenbestand, worden de vissen hierin
aangepast. Plantenetende en gravende vissen worden geweerd. Ook
agressieve vissen zijn zelden in een gezelschapsaquarium te vinden.
De volgende zaken moeten in acht worden genomen.
 Houd rekening met de eisen die elke vis aan de watersamenstelling
stelt.
 Combineer geen extreem hardwatervissen met extreem
zachtwatervissen, warm- en koudwatervis etc.
 Houd scholenvissen altijd met een minimum van zeven, liefst meer.
Uiteraard moet je wel rekening houden met de grootte van de vissen
en de maat van het aquarium. Een scholenvis zonder gezelschap
van soortgenoten voelt zich niet beschermd, hetgeen stress
veroorzaakt.
 Waak voor overbevolking. Een norm die, bij kleine
visjes, wel wordt gehanteerd is 1 cm vis op twee liter
water.
 Houd bij het combineren rekening met kleur, vorm,
tekening en het niveau waar de vissen zich het
meeste ophouden in het aquarium. Er zijn bodem-,
midden- en oppervlaktezwemmers.
B
Het speciaalaquarium
Dit zij aquaria, speciaal voor een bepaalde vissoort ingericht. Bijvoorbeeld
voor discusvissen, killyvissen of grote- of dwergcichliden.
C
Het streek- of biotoopaquarium
Bij streek- of biotoopaquaria gaat de specialisatie in feite nog een stukje
verder. In deze aquaria is getracht een stukje biotoop (bv. tropische beek)
Theorie aquaria
Pagina 17
zo natuurgetrouw te imiteren, dus ook met planten en vissen alleen uit dat
gebied.
D
Het koudwateraquarium
Hiervoor kiest men alleen planten en vissen uit een koud milieu. De grote
moeilijkheid is het koel houden van het aquarium. Het is aanzienlijk
makkelijker een tropisch aquarium door de winter heen te brengen dan een
koudwateraquarium door de zomer.
E
Het paludarium of moerasaquarium
Het aquariumgedeelte beslaat in paludaria vaak slechts ⅓ of ½ van de bak
(palus=moeras). Het oevergedeelte is vochtig, weelderig begroeid en kan
worden bevolkt door amfibieën en reptielen.
Een van de grootste moeilijkheden is een goede belichting van het
aquariumgedeelte (en dus van de waterplanten).
Een oeveraquarium noemt men een riparium (ripa=oever).
F
Het zee-aquarium
Een dure, maar zeer interessante en mooie hobby. De waterkwaliteit speelt
een zeer belangrijke rol. De laatste jaren worden veel vorderingen gemaakt
in deze hobby. Behalve door tropische zeevissen worden zee-aquaria
vooral door lagere dieren bevolkt.
Theorie aquaria
Pagina 18
4
Verzorging aquaria
Een aquarium moet regelmatig verzorgd worden. Er zijn zaken die elke dag
moeten gebeuren, zaken die elke week moeten gebeuren en andere die je
maar af en toe doet (het hele aquarium leeg halen bijvoorbeeld).
De verzorging kan verdeeld worden in:

Controle

Voeren

Schoonmaken

Overige verzorging
4.1 Controle
De volgende zaken controleer je elke dag, voordat je ook maar iets aan je
aquarium doet:

de temperatuur

de apparatuur; vooral verlichting en het filter

de gezondheid van de vissen.
Andere zaken moet je in principe één keer per week controleren:

de groei van de planten

de waterstand

het water zelf (waterkwaliteit)

algengroei
4.2 Voeren
Het voedsel van vissen in de natuur is enorm gevarieerd. De vissen in onze
aquaria moeten dan ook niet alleen maar met droogvoer uit een potje
gevoerd worden. Er moet ook rekening worden gehouden met de specifieke
eisen die sommige vissen aan het voer stellen. Er zijn tal van soorten voer
verkrijgbaar. Vele soorten vis gaan dood als ze niet af en toe levend
voedsel krijgen. Nog sterker, sommige soorten eten alleen maar levend
voer zoals het blauwe baarsje (Badis badis) en de vlindervis (Pantodon
buchholzi).
"Mijn goudvis werd maar liefst 10 jaar oud en kreeg elke dag alleen maar
wat droogvoer".
Deze opmerking kan gemakkelijk weerlegd worden door te zeggen dat
goudvissen wel 25 jaar (en 30 cm groot) kunnen worden en dat deze vissen
zo sterk zijn dat het voorbeeld ondanks de eenzijdige voeding
nog tien jaar geworden is.
Er zijn verschillende soorten voer. Deze zijn onder te verdelen in
de volgende soorten:
 Droogvoer
 Gevriesdroogd voer
 Ingevroren voer
Theorie aquaria
Pagina 19

Levend voer
De soort voer (en de variatie) is dus erg belangrijk voor een vis, maar ook
de kwaliteit van het voer. In principe wordt tegenwoordig alleen nog maar
droogvoer van een goede kwaliteit verkocht. Koop echter niet een te grote
pot, waar je een jaar of langer mee doet. In dat geval kan het voer wel
degelijk in kwaliteit terug lopen of zelf bederven.
Levend voer is in principe altijd vers, erg gezond en kan niet overtroffen worden
door droogvoer. Maar ook levend voer kan nog wel eens van matige of slechte
kwaliteit zijn. Dat geldt met name voor tubifex. Slechte, half dode en rottende
tubifex bevat vaak witte of grijze stukjes afgestorven worm. Gezonde tubifex ziet
er donkerrood uit, en wordt bij de winkelier bewaard in een ondiepe bak met
continue waterverversing. Om tubifex goed in conditie te houden is het aan te
bevelen om het te voeren met een stukje rauwe aardappel.
Tubifex en rode muggenlarven komen voor in modderbodems en kunnen
daardoor vervuild zijn met b.v. zware metalen, die ze opslaan en waarmee ze, als
ze gegeten worden, de vissen kunnen vergiftigen. Omdat dit aan de buitenkant
niet is te zien, geeft het regelmatig voeren van deze soorten voedsel een zeker
risico.
Levend voer wordt vaak ingevroren verkocht: diepvriesvoer, waardoor het
langere tijd goed blijft.
Een derde punt van belang is de hoeveelheid voer. Veel vissen krijgen teveel
voer. Hoewel dit wel wordt opgegeten, verstoort het toch het evenwicht in het
aquarium, met algengroei tot gevolg. Een norm die gebruikt kan worden is om de
vissen eenmaal in de twee dagen zoveel te voeren als ze in ongeveer drie
minuten op kunnen eten. Dit geldt niet voor vissen die heel jong zijn. Die moeten
meerdere malen per dag gevoerd worden.
Ten vierde moet je de vissen gericht voeren. Stel je hebt een aquarium met
daarin pantsermeervalletjes op de bodem. Een beetje droogvoer zal vaak al
op zijn voordat het de bodem heeft bereikt. De meervallen verhongeren.
Tabletvoer geeft hier de uitkomst.
Theorie aquaria
Pagina 20
4.3 Schoonmaken van aquaria
Een aquarium met de juiste verhouding vissen en planten zou eigenlijk geen filter
nodig nebben (maar wel voldoende waterbeweging). In veel aquaria zwemmen
echter teveel vissen, of er is te weinig plantengroei. Afhankelijk van het filtertype
moet deze min of meet regelmatig worden schoongemaakt.
Over de verschillende typen filters hebben we het al gehad
(Hoofdstuk 2). In een mechanisch filter moet het opgevangen
zweefvuil worden verwijderd voordat het door bacteriën wordt
omgezet in opgeloste stoffen, dus eigenlijk elke dag. De
bacteriën in een biologisch filter moet je eigenlijk zoveel
mogelijk rust geven, zodat zich een evenwicht instelt. De
bekende potfilters worden vaak als mechanisch gezien en elke
paar weken verschoond. Ze werken zo meer biologisch dan
mechanisch, maar in geen van beide gevallen optimaal.
Actief kool in een filter is na een paar weken al uitgewerkt en
moet dan eventueel worden vervangen.
Bij een te grote hoeveelheid vis zullen zich ook afvalstoffen ophopen in het
aquariumwater. Nitraat bijvoorbeeld wordt niet door de doorsnee (aerobe) filters
uit het water verwijderd. Daarom moet water ververst worden. Elke veertien dagen ca. 1/3 van het aquariumwater.
Het komt regelmatig voor dat de voorruit bealgd, bijvoorbeeld als er teveel voedingsstoffen in het water zijn opgelost of als het afbraakproces niet optimaal
functioneert. De voorruit moet dan gepoetst worden met een plukje filterwatten of,
voor de hardnekkige plekken, met goed gebruik een algenkrabber. De bekende
algenmagneten en ruitensponzen werken niet optimaal en willen nogal eens
krassen veroorzaken.
4.4 Loslaten nieuwe vis
Wie een nieuwe vis zo vanuit het zakje loslaat in het aquarium zal vaak problemen hebben. Je kunt het vergelijken met een douche die ineens steenkoud
wordt, met dat verschil dat de vis er dood van kan gaan. Vissen moeten kunnen
wennen aan het aquariumwater, dat een andere samenstelling heeft dan het
water in het zakje. Zuurgraad, hardheid, temperatuur en elektrische
geleidbaarheid zijn voorbeelden van factoren die kunnen verschillen.
Om de vis hieraan te laten wennen wordt de druppelmethode vaak gebruikt. Via
een luchtslangetje wordt langzaam aquariumwater in het zakje gedruppeld. Na
ongeveer een uur kan de nieuwe aanwinst worden losgelaten. Als je weinig tijd
hebt, kun je ook de zak 30-45 minuten met kleine gaatjes erin in net water
hangen.
Theorie aquaria
Pagina 21
5. De bouw van vissen
5.1 Lichaamsbouw en bekvormen
De weerstand van water is vele malen groter dan de weerstand van lucht.
Dieren aangepast aan het leven in het water, moeten dan ook, om zich
gemakkelijk te kunnen verplaatsen, gestroomlijnd zijn en geen overdreven
uitsteeksels bezitten. Naarmate de noodzaak om snel te bewegen groter is,
is ook een grotere perfectie van die stroomlijn nodig. Om deze reden kan
een logge, trage vis als bijvoorbeeld een steenvis, zich qua vorm wat meer
permitteren dan een enkel op snelheid gebouwde zalm.
Het vissenlichaam bestaat uit de kop, de romp en de staart. Qua uitwendige
bouw worden bij de vissen vier hoofdvormen
onderscheiden:
1
Een torpedovorm
De grootste breedte ligt direct achter de kop en neemt
daarna geleidelijk af. Dit, en het bezit van een krachtige
staart maakt deze vissen tot uitstekende zwemmers.
Voorbeelden: forel, zalm, neon tetra.
2
De pijlvorm
Kenmerkend zijn de spitse kop en de ver naar achter gelegen rug- en aarsvin. Het zijn meestal vissen die het grootste deel van de dag stil staan te
wachten, maar bij een naderende prooi met een enorme krachtsexplosie
kunnen toestoten. Voorbeelden: snoek en halfsnavelbekje
3
De slangvorm
Het hele lichaam doet mee aan de zwembeweging. Deze vissen leven vaak
op de bodem van niet te snel stromend water, in de modder of tussen de
planten.
Voorbeelden: paling en Indische modderkruiper
4
De schijfvorm
Bij de schijfvorm onderscheiden we twee levenswijzen: vissen die zich in
horizontale stand voortbewegen en vissen die hun leven in verticale stand
doorbrengen. De horizontale vorm (zgn. platvissen) leven over het
algemeen op of in een zand- of modderbodem. De verticale vorm komt
vooral voor in water met een rijke plantengroei en veel in het water
hangende boomwortels. Het zijn vaak rustige zwemmers die alleen in
uiterste nood voor korte tijd een grote snelheid
kunnen ontwikkelen. Voorbeelden bij de horizontale
vorm: schol en rag.
Bij de verticale leefwijze: maanvis en de discusvis.
Hoewel er best vissen te vinden zijn die niet in een
van deze vier vormen zijn in te delen, kunnen we de
meeste vissen in deze verdeling wel onderbrengen.
De diverse hoofdvormen vertellen ons al veel over de
Theorie aquaria
Pagina 22
•
leefwijze van een vis. Door goed op te letten en bepaalde zaken goed te
interpreteren, is al veel informatie te krijgen over bijvoorbeeld
voedingsgewoonte en over de manier waarop we een aquarium moeten
inrichten voor een bepaalde vissoort.
De plaatsing en de vorm van de mond kan ons bijvoorbeeld al veel vertellen
over het voedsel van een bepaalde vissoort.
We onderscheiden drie bektypen:
A
De bovenstandige bek
Deze geeft meestal aan dat de vis veel in de buurt van het oppervlak leeft
en dat zijn hoofdvoedsel zal bestaan uit op het water vallende insecten etc.
B
De eindstandige bek
Deze zien we vooral bij vissen die leven in de middelste waterlagen. Vissen
met dit bektype zullen hoofdzakelijk leven van zwemmende prooidieren die
kleiner zijn dan de vis zelf.
C
De onderstandige bek
Deze wijst op een leven op of in de buurt van de bodem of het substraat.
Vissen met een onderstandige bek verzamelen hun voedsel meestal op de
bodem. Dit voedsel kan bijvoorbeeld bestaan uit wormachtige, maar we
vinden bij deze vissen ook veel algeters die stenen en planten afschrapen.
Een onderstandige bek is vaak op en bizarre wijze vergroeid. Bij sommige
soorten zien we een bek die er uitziet als een klein staalborsteltje. Een
dergelijk bek wordt dan vooral gebruikt om stugge algen van de ondergrond
of te schrapen. Bij andere soorten is de bek dan ook nog vergroeid tot een
zuignap. Deze vissen zijn dan in staat om zich vast te zuigen aan de
ondergrond. Deze eigenschap wijst er op dat de soort dan van nature leeft
in snel stromend water en op die manier kan voorkomen dat ze over te
grote afstanden worden mee gespoeld.
5.2 De vinnen
Kenmerkend voor vissen zijn de vinnen. Het zijn min of meer sterk
ontwikkelde huidplooien, die met vinstralen (graatjes) zijn verstevigd. Deze
vinstralen kunnen hard zijn, de zgn. harde vinstralen, of zacht de zgn.
zachte of weke vinstralen. Vinnen heeft een vis niet voor niets. We kunnen
onderscheid maken tussen de allerbelangrijkste functie per vin (de zgn.
primaire functie) en een aantal functies die het dier er ook mee kan
uitvoeren (de zgn. secundaire functies).
Zoals al eerder vermeld wijken veel visvormen af van de basisvormen; deze
veelheid van vormen zien we ook in de vinnen zoals:
extra grote of extra kleine vinnen
punt- of draadvormige verlengingen
splitsing in twee gedeelten
omvorming tot voortplantingsorgaan
vergroeiing tot een soort pootjes
De combinatie van de zeer variabele lichaamsvormen met de eveneens
variabele vinbouw geeft een enorme vormenrijkdom van de vissen. Er zijn
ongeveer 30.000 vissoorten; meer dan alle amfibieën, reptielen, vogels en
zoogdieren bij elkaar.
Theorie aquaria
Pagina 23
Bij de meeste vissen zorgt vooral de staart voor de voortbeweging. De
snelheid die een vis kan bereiken, verschilt uiteraard per soort. Zo bereikt
een goudvis maximaal ongeveer een snelheid van 1 m/sec en een forel 3.8
m/sec. (14 km/uur).
5.3 Overige aspecten
5.3.1 De huid
Het vissenlichaam is door een gelaagde, doorzichtige opperhuid bedekt
waarin zich talloze slijmcellen bevinden. Onder de opperhuid ligt de
lederhuid die de bloed en lymfevaten, alsmede vet-, glans-, en kleurcellen
bevat. Hierin bevinden zich ook de schubben. Er zijn twee soorten
schubben, ronde of gladde schubben en kamschubben. Vissen met
kamschubben voelen enigszins ruw aan. Een schub wordt uit ringen
opgebouwd, waardoor het onder bepaalde omstandigheden mogelijk is om
uit het aantal ringen op een schub de leeftijd van een vis af te lezen
(vergelijkbaar met jaarringen bij bomen).
5.3.2 Zintuigen
A
Zijlijnorgaan
Het zijlijnorgaan vormt het belangrijkste zintuig bij de meeste vissen. Bij veel
vissen is het een enkele ononderbroken lijn op de beide flanken van de vis.
Het kan echter ook een onderbroken en/of
meervoudige lijn zijn. Het orgaan is een kanaaltje met
zijtakken waarin bijzonder gevoelige zintuigcellen
zitten. Door de beweging van het water worden deze
zintuigcellen geprikkeld. Meest duidelijke voorbeeld is
de blinde holenvis, die zich m.b.v. dit orgaan vrijwel
geheel oriënteert op de terugkaatsing van de door
hemzelf veroorzaakte trillingen.
B
Reukzin
Vissen kunnen goed ruiken. Het reukorgaan bestaat bij de meeste vissen uit twee
groeven die elk aan de voor- en achterzijde een opening hebben. Een vis heeft
dus eigenlijk vier neusgaten. Dit is bijvoorbeeld bij een grote karper heel goed
met het blote oog te zien. Het water stroomt door de voorste opening naar binnen, omspoelt de zintuigcellen en verlaat de neus door de achterste opening.
Cichliden hebben slechts twee neusgaten.
Theorie aquaria
Pagina 24
Het ruiken speelt een belangrijke rol bij:
Het voedsel zoeken
Het bijeenhouden van het schoolverband
Het ruiken van vrouwtjes
De broedzorg
Het terugvinden van paaiplaatsen
Een voorbeeld voor het reukvermogen van een vis is de zalm. Waarschijnlijk
vinden de zalmen hun honderden kilometers verwijderde paaiplaats (de plek
waar ze ook geboren zijn), terug door hun reukvermogen.
C
De smaakzin
Vissen kunnen zoet, zuur, zout en bitter via de smaak van elkaar onderscheiden.
D
De temperatuur
Het blijkt dat vissen temperatuurverandering zeer goed kunnen waarnemen. Bij
proeven bleek dat goudvissen veranderingen van 0.05 °C nog kunnen
waarnemen. Dit is ook van belang bij het verversen van water en het loslaten van
vissen in een nieuw aquarium. Een te groot temperatuurverschil kan stress
veroorzaken.
De temperatuur beïnvloedt:
- De stofwisseling
- De zintuigactiviteit
- Het gedrag.
E
Het gezichtsvermogen
De bouw van het vissenoog komt vrijwel overeen met die van andere gewervelde
dieren. Het oog kan echter weinig bewogen worden, de iris kan zich ook niet
vergroten of verkleinen en de vis kan zijn kop niet draaien. Bewegende
voorwerpen ziet de vis het beste. Vissen kunnen ook kleuren en zelfs UV licht
waarnemen. Een schuttervis heeft overigens veel betere ogen dan een vis die
van naturen in vaak troebel water leeft (labyrintvis).
F
Positievin (evenwicht)
Vissen kunnen op twee manieren hun evenwicht bepalen, door evenwichtsorganen en door de zgn. ruglichtinstelling. Dit laatste veroorzaakt dat een vis
scheef gaat zwemmen wanneer het licht schuin in het aquarium valt. In de natuur
zorgt deze eigenschap ervoor dat de vis bij scheef invallend licht niet extra gaat
opvallen en zo gemakkelijk een prooi vormt voor rovers. Dit zou bij rechtop
zwemmen wel vaak het geval zijn, bijvoorbeeld doordat de (vaak) lichtgekleurde
buik dan extra af gaat steken tegen de donkere ondergrond.
5.3.3 Gehoor
Vissen hebben geen echt gehoororgaan toch kunnen sommige soorten uitstekend horen. Ze hebben daarvoor een zgn. "orgaan van Weber”. Dit orgaan functioneert als overdrachtsorgaan voor de geluidsgolven en drukveranderingen die
door de zwemblaas zijn opgevangen.
Sommige vissen produceren zelf ook geluiden (b.v. knorgoerami, sommige meervallen, cichliden).
5.3.4 De ademhaling
Kieuwademhaling
In water zit ongeveer 25 keer minder zuurstof dan in lucht. Het is dus voor dieren
die in het water leven veel moeilijker om voldoende zuurstof te bemachtigen dan
voor dieren die op het land leven. Bovendien kost het veel meer kracht om water
te bewegen dan lucht.
Theorie aquaria
Pagina 25
Dat een vis het desondanks toch uithoudt onder water heeft hij te danken aan zijn
kieuwen met een enorm prestatievermogen en een pompsysteem dat de kieuwen
van water voorziet.
Een vis heeft acht kieuwen, achter beide kieuwdeksels vier. Je kunt ze het best
vergelijken met een kam met twee rijen tanden.
Het water stroomt langs de ademplooien en is slechts door een dun vliesje van
het bloed gescheiden. De zuurstof die in het water is opgelost dringt door dit
vliesje heen in het bloed. Omgekeerd wordt kooldioxide aan het water afgegeven.
De vis is in staat om wel 80 % van de in het water aanwezige zuurstof op te
nemen.
Water stroomt via de bek in de kieuwholte, langs de kieuwen en door de
kieuwspleten weer naar buiten. 1. Mondopening, 2 Mondademklep. 3
Kieuwspleten.
Vrijwel alle vissen hebben kieuwen, dit is dan ook de meest belangrijke vorm van
ademhaling bij vissen.
Er zijn drie soorten ademhaling die belangrijk verschillen van kieuwademhaling:
A
Darmademhaling
Sommige soorten meervallen kunnen, bij nood, lucht 'inslikken'. In de darmen vindt de gasuitwisseling plaats.
B
Labyrint ademhaling
In het lichaam, boven de kieuwen, komt een tweede, met de kieuwen verbonden holte voor.
Hierin bevinden zich sterk geplooide beenplaten. Deze vormen het zgn.
labyrint. Hierdoor wordt een groot oppervlak verkregen en is de vis in staat
zuurstof uit de lucht op te nemen.
Labyrintvissen komen veel voor in gebieden met een hoge watertemperatuur
en in veel gevallen is het water ook "modderig" (rijstvelden). Labyrintvissen
gaan ongeveer elke 2 minuten naar de oppervlakte om lucht te happen.
Aanvullende ademhalingsorganen bij vissen.
Labyrinthorgaan bij Labyrintvissen.
Theorie aquaria
Pagina 26
C
Huidademhaling
Vooral een aantal palingachtigen neemt een groot gedeelte van de
benodigde zuurstof op via de huid.
5.3.5 De zwemblaas
De zwemblaas zit onder de ruggengraat en is een taaie, min of meeer
luchtdichte zak die omgeven
is door het zgn. “wondernet". Dit wondernet is voorzien van klieren die
gassen aan het bloed onttrekken en brengt één en ander naar behoefte in
of uit de zwemblaas. Daardoor wordt de zwemblaas groter of kleiner. Dit
zorgt ervoor dat een normale vis altijd het zelfde soortgelijke gewicht heeft
als zijn omgeving.
5.3.6 De bloedsomloop
Vissen beschikken over een enkelvoudige bloedsomloop. Dat wil zeggen
dat het hart van een vis slechts één kamer en één boezem bezit en dat er
sprake is van slechts een bloedsomloop richting.
5.3.7 De spijsvertering
De indeling is gelijk aan elk ander gewerveld dier. Belangrijk voor de
voeding is dat het voedsel slechts langzaam verteert. Sommige vissen
hebben geen maag. Deze dieren zijn dan afhankelijk van extra licht
verteerbare voedingsstoffen.
5.3.8 Tanden
Ook hier is weer een grote variatie aanwezig. De vorm en plaatsing van de
mond verraadt de voedselspecialisatie:
Tanden kunnen voorkomen in:
De gehele mondholte (snoek)
De keel
Het gehemelte
Ook komt het voor dat vissen geen tanden bezitten. In de plaats daarvan
hebben ze kaakbeenderen.
Theorie aquaria
Pagina 27
6.Visfamilies
6.1
Systematiek
Om alle levende wezens op aarde te kunnen onderscheiden en benamen heeft de Zweedse
onderzoeker Linnaeus het classificatiesysteem ontworpen.
Voor ons zijn vooral de verschillende “families", "geslachten" en “soorten" bij vissen van belang.
Iedere "soort" wordt aangeduid met een combinatie van twee namen: voorop de geslachtsnaam,
met een hoofdletter geschreven, vervolgens de soortnaam met een kleine letter. De geslachtsnaam is te vergelijken met jouw achternaam, en de soortnaam met een beetje fantasie met jouw
voornaam.
Guppy
Poecilia reticulata
6.2 Eierlevendbarende tandkarpers
Herkomst: Midden- en Zuid Amerika (oorspronkelijk)
Algemene kenmerken
De eierlevendbarende tandkarpers worden gekenmerkt door inwendige bevruchting.
Daartoe is het mannetjes voorzien van een vergroeide aarsvin: het gonopodium.
Tijdens de paring brengt het mannetje door middel van dit gonopodium sperma over
in de geslachtsopening van het wijfje. Een enkele paring is voldoende voor meerdere
worpen. Het sperma wordt opgeslagen in het lichaam van het wijfje zonder te vergaan
en het behoudt zijn kracht. Het vrouwtje is als het ware continue drachtig en is te
herkennen aan de zogenaamde drachtigheidsvlek. Deze drachtigheidsvlek wordt in
feite gevormd door het zwarte pigment in de oogjes van de ongeboren, verder vrijwel
kleurloze visjes. De draagtijd duurt vier tot zes weken. Het aantal jongen per worp
varieert van 25 tot 200 stuks. De familie wordt soms nog “levendbarende tandkarpers”
genoemd. Deze naam is onjuist, daar de ongeboren jongen hun voedsel uit de
eidooier verkrijgen en niet van hun moeder. De meeste van deze vissen zien hun
jongen als voedsel, zodat een apart bakje voor het opkweken van de jonge visjes
dringend gewenst is.
Verzorging/voeding
Deze vissen leven graag in middelhard tot hard en wat alkalisch water. Eventueel kan
men zeezout aan het water toevoegen. De meeste soorten zijn alleseters. Voor vele
soorten is plantaardig voer (algen) essentieel voor een goede gezondheid. De leeftijd
die deze vissen in het aquarium kunnen bereiken is ongeveer twee tot vijf jaar.
Enkele veel voorkomende soorten:
a. Guppy, Poecilia reticulata
Gupmannetjes kunnen erg variëren in vorm en kleur van
voornamelijk hun staart. Vanwege de enorme
voortplantingsdrift wordt dit visje ook wel miljoenenvisje
genoemd. De vrouwtjes zijn stukken groter dan de mannen
en bruingrijs van kleur. Vaak wordt aangenomen dat deze
vis in koud water te houden is. Hoewel het een erg sterke
vis is met een groot aanpassingsvermogen, is het toch aan te raden ze te houden bij
minstens 22 °C.
Theorie aquaria
Pagina 28
b. Zwaarddrager, Xiphophorus helleri
De mannetjes van zwaarddragers hebben, in ieder geval aan de onderzijde, een
verlengde staartvin. De kweekvormen van deze vis zijn vaak oranje en/ of zwart
gekleurd. Ook de wildvorm (de groene zwaarddrager) is tamelijk populair.
Bij deze vissen komt het wel eens voor dat ze van geslacht veranderen, dat wil
zeggen dat vrouwtjes die reeds enkele malen jongen hebben geworpen, veranderen
in mannetjes die zelfs tot normale voortplanting in staat zijn.
c. Platy, Xiphophorus maculatus/variatus
Lijkt veel op een zwaarddrager, maar heeft niet de verlengde staartvin. Verder is hij
iets korter en wat meer gedrongen.
In de vrije natuur komen geen bastaarden voor van platy's en zwaarddragers. In het
aquarium waar de partnerkeuze beperkt is, komt dit wel voor.
d. Black Molly, Poecilia hybride
De black molly komt in de natuur niet voor. Het is een kruising van diverse van de
voorgaande soorten. Zie verder bij de hoogvinkarper.
6.3 Eierleggende tandkarpers
Herkomst: gehele wereld, behalve Australië
Algemene kenmerken
Deze visjes warden ook wel killy-vissen genoemd. Deze naam danken ze aan bun
biotopen, die door de kolonisten in de 16e – 17e eeuw ook wel “kil” werden genoemd.
Alle killy-vissen hebben een langwerpige lichaamsbouw. De meesten worden niet
groter dan 5 cm. De kop is aan de bovenzijde afgeplat en de bek is bovenstandig.
Vrijwel alle killy's eten in het bijzonder vanaf het wateroppervlak. Het
geslachtsonderscheid is niet moeilijk, de mannetjes zijn vaak zeer intensief gekleurd
en hebben een veel krachtiger ontwikkeld vinnenstelsel dan de veelal bruinkleurige
vrouwtjes.
Er zijn twee groepen killy-vissen:
a plantenleggers of meerjarige soorten;
b bodemleggers of seizoenvissen.
Ad a
Bij groep a vindt de ei-afzetting plaats tussen fijnbladerige planten of op wortels van
drijfplanten: Nylonkwasten (moppen) kunnen daarvoor ook worden gebruikt. De
eieren komen na enkele weken uit.
Ad b
Seizoenvissen leven in poelen die elk jaar uitdrogen. De volwassen dieren sterven op
dat moment - hun eieren zijn dan achtergebleven in de modder. Bij de aanvang van
de regentijd (na enkele maanden!) komen de eieren uit. In een aquarium, dat normaal
gesproken niet uitdroogt, kunnen ook deze zgn. seizoenvissen over het algemeen
enkele jaren oud worden. Slechts een paar soorten wordt nooit ouder dan een maand
of tien.
Verzorging/voeding
Het aquarium moet als volgt ingericht worden: een donkere bodem van turf of
turfpluizen, zacht water en veel drijfplanten. Het is beslist noodzakelijk een goed
sluitende dekruit op het aquarium aan te brengen, daar de killyvissen door het
kleinste gaatje springen. Omdat deze vissen zeer snel kunnen groeien is een goede
Theorie aquaria
Pagina 29
voeding zeer belangrijk, vooral veel levend voer!
De eieren die deze vissen afzetten, zijn groot en kunnen het best uit het aquarium
verwijderd worden en vochtig bewaard blijven gedurende enkele weken of langer,
afhankelijk van de soort.




6.4
Watersamenstelling: zacht tot middelhard.
Temperatuur: 18-24 °C.
Belangrijke geslachten zijn:
Aplocheilus
Aphiosemion
Nothobranchius
Epiplatys
Een veel gehouden soort is de Kaap Lopez.
Houden bij 22-24 °C, in zwak zuur (pH 6.3-6.7) en zacht water
(0.2-3 °DH). Plantenlegger.
Karperzalmen
Herkomst: Zuid-Amerika (Amazone-rivier)
Afrika
Algemene kenmerken
De Karperzalmen worden gekenmerkt door het aanwezig zijn van een vetvin. Het zijn
rustige visjes die het best in een flinke school gehouden kunnen worden. In de natuur
zijn die scholen veelal duizenden vissen groot. In een aquarium is een schooltje vanaf
7 stuks acceptabel. Het zijn zogenaamde "vrijleggers", dat wil zeggen dat ze de
eieren na het leggen aan hun lot overlaten. Alleen de spatzalm vertoont broedzorg.
De eitjes komen na 1-2 dagen uit.
Alle karperzalmen zijn in het bezit van tanden voor in de bek, deze zijn vooral goed te
zien bij de piranha's
Geslachtsverschillen:
 Volwassen mannetjes zijn veelal wat slanker dan volwassen vrouwtjes, die wat
ronder van vorm zijn (kuitrijp).
 Bij een aantal soorten zijn de vinnen van de mannetjes wat sterker ontwikkeld. Bij
veel soorten is het onderscheid echter moeilijk te zien. Het vereist vaak
behoorlijke ervaring.
Verzorging/voeding
De meeste karperzalmen verlangen zacht en licht zuur water. De belichting mag niet
te fel zijn. Alle soorten voedsel worden geaccepteerd, maar de voorkeur gaat toch uit
naar levend voer.
Enkele veel voorkomende soorten:
a Rode Piranha, Serrasalmus nattereri.
Deze grote karperzalm is niet geschikt voor een gezelschapsaquarium.
b Neon-tetra, Paracheirodon innesi
Dit blauwrode visje is aan de voorzijde van de buik wit.
c Kardinaal-tetra, Cheirodon axelrodi
De kardinaal-tetra lijkt erg veel op de neontetra, maar heeft een geheel rode
onderzijde. Beide soorten worden in principe nooit samen in netzelfde aquarium
gehouden. Ten eerste omdat de kardinaal-tetra veel dieper van kleur is, zodat neontetra’s al snel flets en ziekelijk gaan lijken. Ten tweede omdat de neontetra van
naturen in minder warm water leeft dan de kardinaal.
Theorie aquaria
Pagina 30
6.5
Karperachtigen
Herkomst: Gehele wereld.
Algemene kenmerken
De familie der karperachtigen, ook wel karpers of barbelen genoemd, is de grootste
vissenfamilie op aarde. Veel karperachtigen zijn in het bezit van twee of drie paar
baarddraden. De karperachtigen zijn net als de karperzalmen vrijleggers en
scholenvissen. Karperachtigen hebben geen vetvin. Alle karperachtigen hebben een
V-vormige staart. Naast tropische soorten zijn er ook enkele koudwatersoorten. In de
paartijd hebben de mannen van veel karperachtigen (o.a. goudvis) witte stippen op de
kieuwdeksels. De vrouwtjes zijn dan bolrond (kuitrijp).
Verzorging/voeding
De vissen vragen helder water, afwisselend voedsel en veel zwemruimte. Sommige
soorten kunnen zeer oud worden.
Goudvissen bijvoorbeeld kunnen wel 25
jaar worden.
Enkele veel voorkomende soorten:
A. De goudvis, Carassius auratus
De goudvis heeft geen baarddraden.
Goudvissen kunnen 25 jaar oud worden
en tot 30 cm groot. Goudvissen in een
vissenkom is pure dierenmishandeling!
Er zijn vele kweekvormen, bijvoorbeeld:
- Leeuwenkop
- Telescoopvis
- Blaasoog
- Shubunkin
- Sluierstaart
- Red cap.
B. Goudkarper, Cyprinus carpio
De goudkarper heeft wel baarddraden. Goudkarpers willen nogal eens de planten
in een vijver of aquarium vernielen. Het zijn voornamelijk vijvervissen. Bekend
voorbeeld is de Koi-karper.
C. Zebrabarbeel (zebravisje), Brachydanio rerio
Theorie aquaria
Pagina 31
6.6 Labyrintvissen
Herkomst: ·Zuid Oost Azië en Afrika
Algemene kenmerken
Deze vissen leven vaak in verontreinigd (modderig), warm, en dus zuurstofarm water,
waarin vissen aan kieuwademhaling alleen niet voldoende hebben.
Bij alle soorten heeft zich in de kieuwholte een luchtademhalingsorgaan ontwikkeld, het
labyrinthorgaan. Door lucht te happen kunnen ze dit orgaan vullen en zuurstof uit de
opgenomen lucht opnemen. Als de zuurstof verbruikt is, moet de vis weer naar het
oppervlak.
De mannetjes van een aantal soorten bouwen een schuimnest van in speeksel gehuide
luchtbelletjes (en plantendelen). Het mannetje lokt een of meerdere vrouwtjes hiernaar
toe, waarna de paring volgt. Het nest wordt door het mannetje bewaakt tot de jongen
kunnen zwemmen (na twee tot drie dagen). Een duidelijk uiterlijk kenmerk van
Iabyrinthvissen is de sterk verlengde anaalvin. Bij veel Iabyrinthvissen zijn de buikvinnen
vergroeid tot voelsprieten. Deze staan dan vaak nog voor de borstvinnen geplaatst.
Verzorging/voeding
De temperatuur moet hoger zijn dan voor andere tropische vissen, namelijk 25-30 °C.
Belangrijk voor deze vissen is een dekruit op het aquarium, zodat de temperatuur van de
lucht tenminste die van het water houdt.
Veel soorten kunnen goed in een gezelschapsaquarium gehouden worden. Omdat de
mannetjes, voornamelijk in de paartijd, nogal fel op de vrouwtjes jagen, is het verstandiger
om twee of drie vrouwtjes per mannetje te houden. Jongen dient men in ondiep water op
te fokken, vooral ten tijde dat het labyrinthorgaan zich begint te ontwikkelen (vanaf 2-3
weken).Enkele veel voorkomende soorten:
A. Siamese kempvis, Betta splendens
Mannetjes vechten onderling tot de dood erop volgt.
B. Diamant goeramie, Trichogaster leeri
C. Blauwe spat /Gemarmerde goeramie Trichogaster trichopterus
Theorie aquaria
Pagina 32
6.7 Cichliden
Familie Cichlidae
Herkomst:
Afrika
Zuid- en Midden Amerika
India
Algemene kenmerken
Cichliden zijn baarsachtige vissen en worden veel gehouden in speciaalaquaria. De
meeste soorten zijn ongeschikt voor een gezelschapsaquarium. Vooral de voortplanting en
broedzorg is interessant om te zien. Qua uiterlijk zijn cichliden te herkennen aan de lange
rugvin. Daarnaast hebben cichliden als enige familie twee neusgaten, hoewel dit moeilijk te
zien is. Veel cichliden worden erg groot en zijn erg agressief. Veel soorten graven in de
bodem, zodat planten nauwelijks te houden zijn.
Cichliden zijn te verdelen in twee groepen:
A
muilbroeders
B
substraatbroeders
Verzorging/voeding
De meeste cichliden nebben een ruim aquarium nodig. Het zijn echte territoriumvormers.
Verwarmingsapparatuur in de bak meet goed vastzitten, want sommige soorten kunnen de
hele bak "doorploegen". Een goed filter is noodzakelijk, omdat de vissen veel voer
vereisen.
Bij aanschaf van cichliden is het goed eerst wat informatie in te winnen over het gedrag
van de dieren. Er zijn rustige, niet agressieve cichliden die goed in een
gezelschapsaquarium gehouden kunnen worden, maar voor veel soorten is een
speciaalaquarium meer geschikt.
Bloempotten of halve kokosnoten in het aquarium geplaatst, worden door de
holenbroeders gebruikt om hun eieren in af te zetten.
Enkele veel voorkomende soorten:
A. Kersenbuik cichlide, Pelvicachromis kribensis/pulcher
kan in gezelschapsaquarium
B. Maanvis, Pterophyllum scalare
vereist een hoog aquarium (min. 50 cm)
kan in een gezelschapsaquarium, maar eet kleine
visjes.
C. Discusvis, Symphysodon aequifasciata/discus
gevoelige vis
water van ± 29-30 °C en zacht-zuur
jonge vissen eten huidslijm van hun ouders
6.8 Meervallen
Herkomst: ·gehele wereld
Algemene kenmerken
Bij de meervallen vind je veel typische bodembewoners, wat ook blijkt uit hun vlakke onderzijde.
Omdat ze hun voedsel ook op de bodem verzamelen (bijv. wormen, maar ook algen) worden een
aantal soorten ook wet stofzuigertjes genoemd.
Theorie aquaria
Pagina 33
Meervallen hebben naast kieuwademhaling ook darmademhaling en kunnen daardoor net
als labyrintvissen in vuil, zuurstofarm water overleven. Lucht, na te zijn geïnhaleerd via de
bek, passeert de maag naar de darmen, waar het wordt opgenomen in de bloedbaan. Veel
meervallen zijn naakt of hebben beenplaten. Ze zijn zelden bedekt met normaal gevormde
schubben. De meeste meervallen hebben duidelijke baarddraden. Sommige meervallen hebben een eigenaardig vergroeide bek (algeneters). Hun bek is vervormd tot een soort
zuignap, waarmee ze algen afgrazen en zich in snelstromend water aan stenen e.d. kunnen
vasthouden. Meervallen (en modderkruipers) hebben een gedegenereerde zwemblaas en
zijn (daardoor) slechte zwemmers. Enkele meervallen hebben, net als karperzalmen, een
soort vetvin.
Verzorging/voeding
De kleinere soorten zijn vaak geschikte
vissen veer een gezelschapsaquarium.
Meervallen kunnen grote rovers zijn. Onder
de meervallen vind je uitgesproken
carnivoren, maar ook pure vegetariërs.
Belangrijk is deze dieren voldoende te
voeren met het juiste voedsel. Veel droogvoer is al opgegeten door de andere vissen
voordat het de bodem bereikt.
Enkele veel voorkomende soorten:
A. Pantsermeervallen, Corydoras soorten, bodemvissen
B. Plecostomus, Hypostomus punctatus Kunnen groot worden (30 cm)
6.9
Andere veel voorkomende soorten
Er zijn nog veel meer visfamilies. Enkele soorten uit andere families zijn:
Familie: Modderkruipers (Cobitidae)
a
Indische modderkruiper, Acanthophthalmus kuhli
b
Clownbotia, Botia macracantha
Familie: Vlindervissen (Pantodontidae)
c
Vlindervis, Pantodon buchholzi
Familie Kogelvissen (Tetradontidae)
d
Kogelvis, Tetraodon fluviablis
Onderorde Regenboogvissen (Atherinoidei)
e
Regenboogvissen, Melanotaenia lacustris en M. boesemani
f
Kcornaarvis, Bedotia geayi
Familie Tapirvissen, (Mormyridae)
g
Olifantsvis, Cnathonemus petersi
Theorie aquaria
Pagina 34
Download