Theorie Aquariumvissen N2 Inleiding Vrijwel iedereen heeft wel een huisdier. Iedereen is vertrouwd met dieren als hond, kat, cavia en grasparkiet. Veel minder mensen houden aquariumvissen, er valt immers niets te knuffelen, ze luisteren niet naar je en ze kijken je niet aan. De aquarium- (en terrarium-) houderij is een heel andere manier van de hobby bedrijven. Je hebt de dieren om er naar te kijken, omdat hun gedrag zo interessant is of omdat je voor hun uiterlijk valt. Ook een manier van de hobby is het kweken met de diverse dieren. Ook met de verzorging van vogels en zoogdieren is men vaak beter bekend dan met de verzorging van overige diergroepen, voornamelijk omdat vogels en zoogdieren warmbloedige dieren zijn. Niemand kan zomaar een aquarium beginnen. Allereerst zal je heel wat informatie moeten verzamelen voordat jouw aquarium een kans van slagen heeft. Deze bundel helpt je daarbij. Theorie aquaria Pagina 2 1 Inrichting van een aquarium 1.1 Veiligheid Wanneer we een tropisch aquarium te verzorgen hebben, is het onontkoombaar om gebruik te maken van elektriciteit, bijvoorbeeld voor de verlichting, het filter en de verwarming. Water en elektriciteit vormen niet direct de ideale combinatie. Aquariumwater geleidt de elektrische stroom zeer goed. Bij het kleinste foutje loop je dan ook al het risico van een stroomschok. Je moet er dan ook bijzonder goed op letten dat de gebruikte elektrische apparaten uitgesproken veilig zijn van constructie en qua aansluiting. Mocht het aquarium breken of mocht er bijvoorbeeld een pompje in het water vallen, dien je altijd eerst de stroom uit te schakelen. Algemene veiligheidsmaatregelen zijn het gebruik van: Rand-geaarde stekkers en contactdozen (indien nodig) Aardlekschakelaar Goede druipwaterdichte TL-doppen Vooral in oudere huizen ontbreken in de huiskamer vaak contactdozen die geaard zijn. Dit hoeft geen probleem te zijn. Veel aquariumapparatuur is verkrijgbaar in een z.g. dubbel-geïsoleerde uitvoering. Deze apparaten zijn volkomen veilig zonder randaarde. Theorie aquaria Pagina 3 1.2 Plaatsing van het aquarium We bekijken de volgende situatie. Deze situatie van het geplaatste aquarium ziet er goed uit. Dit geeft een correcte plaats voor het aquarium weer. Daar fungeert het echt als een blikvanger, krijgt het weinig verkeerd invallend licht en niet teveel warmte. De plek is rustig en men kijkt recht in het aquarium. De volgende plaatsen zijn niet, of slechts ten dele geschikt om een aquarium te plaatsen: 1 2 3 4 In een aquarium dicht bij de verwarming kan de temperatuur veel te sterk oplopen. Zoek voor het aquarium een rustige plek. Aquariumvissen zijn stressgevoelig. Op een onrustige plek wordt dit alleen nog maar erger. Stress kan tot ziekte en zelfs tot sterfte leiden. Zorg er ook voor dat het aquarium niet regelmatig staat te trillen, bijvoorbeeld door het open en dicht slaan van een regelmatig gebruikte deur. Zet het aquarium niet te dicht bij een raam met veel zonlicht in de nabijheid. Meestal betekent dit teveel verkeerd invallend licht. Dit kan algengroei bevorderen Ook kan hierdoor de temperatuur te veel oplopen. Andere punten van belang: Plaats het aquarium op een stabiele standplaats. Plaats, bij een houten vloer, de steunpunten van het aquarium altijd ter hoogte van de draagbalken onder die vloer! Lukt dit niet, dan moet onder de poten van het meubel of de tafel waarop het aquarium staat, een dwarsbalkje gelegd worden om te zorgen dat het gewicht van het aquarium over meerdere balken wordt verdeeld (zie tekening). Theorie aquaria Pagina 4 Een juiste inkijkhoogte. Het midden van het aquarium behoort zich net onder ooghoogte te bevinden. Een aquarium naast een moderne zithoek behoort dus lager te staan dan een aquarium in een hal. Aanpassing aan het interieur. Een aquarium moet functioneel zijn. Het aquarium moet absoluut waterpas staan. Zorg voor een zachte ondergrond. Het kleinste zandkorreltje of de kleinste o oneffenheid kan glasbreuk veroorzaken. Om dit te voorkomen, moet een aquarium altijd op een dunne laag tempex worden geplaatst. Circa 1 cm is voldoende. Bedenk dat een aquarium van 80 x 50 x 50 cm al 200 liter bevat, dus zo’n 200 kg is. Tel daar nog eens 75 kilo (voor zand, stenen en glas) bij op, dan heb je al met al een behoorlijk gewicht. 1.3 De inrichting zelf Na de plaatsing van het aquarium is de inrichting zelf aan de beurt, dat wil zeggen het aanbrengen van achterwand, bodem, decoratie, technische apparatuur, planten en vis. Bij de inrichting dienen we bij alles wat we doen op twee zaken te letten. Ten eerste: Komt het de vis ten goede. Hierbij moet je proberen het biotoop van het dier zo goed mogelijk te benaderen. Biotoop is de natuurlijke leefomgeving van het dier. En hebben we daaraan voldaan, dan pas: Is het esthetisch verantwoord. Daarbij kunnen we doen en laten wat we zelf mooi vinden, al zijn er natuurlijk grenzen. Duikertjes en schatkisten dienen verbannen te worden. 1.4 Achterwanden Een achterwand in een aquarium geeft de vis een veilig gevoel. Daardoor hebben de vissen minder last van stress en zullen ze gezonder blijven en mooier warden. Daarnaast staat een achterwand natuurlijk ook gewoon mooi. Er zijn achterwanden voor buiten het aquarium, zoals de bekende aquariumposters. Bij gebruik van deze achterwanden spiegelt echter de achterruit en ook dat kan stress bij een aantal vissen veroorzaken. Een ander nadeel is dat in dat geval de achterruit (en de evt. zijruiten) ook regelmatig moeten worden schoongemaakt. Een met alg begroeide ruit vormt een vieze aanblik. Dit in tegenstelling tot de nu volgende soorten achterwanden die in het aquarium geplaatst worden. Deze worden alleen maar mooier naarmate ze dichter begroeien. Theorie aquaria Pagina 5 We gebruiken dus tegenwoordig hoofdzakelijk nog achterwanden in het aquarium. Dat wil zeggen dat de gebruikte materialen waterbestendig moeten zijn en geen giftige stoffen mogen bevatten. Als je de achterruit aan de buitenkant verft, spiegelt deze, net als bij het gebruik van een poster, nog altijd. De meest gebruikte materialen zijn: Materialen Tempex: kan als 1 stuk geplaatst worden. Het is altijd wit en niet door en door te verven. Er is wel een laagje op te schilderen met bijv. latexmuurverf. Maar een algeneter raspt snel de verf van de wand en veroorzaakt witte vlekken. Tempex valt op den duur uit elkaar. Een voordeel is dat tempex erg goedkoop is. Styropore: is net als tempex, in platen te koop. Het is harder dan tempex. Door en door te kleuren en blijft langer goed. Styropore is in zijn spuitvorm, PUR-schuim, mooi in allerlei vormen (terrassen, holen) te spuiten. Het moet daarna wel erg goed uitharden i.v.m. gifstoffen. Kurkschors (natuurkurk): is moeilijk te verwerken. Het geeft wel een erg mooi effect als het eenmaal zit, maar dan gaat de vis er nogal eens achter zitten. De verzurende en kleurende effecten voor het water zijn te verminderen door de kurk enkele uren in sodawater te koken. Kurkplaten: bestaan uit geperste stukjes kurk, bijeengehouden door lijm. De lijm is echter over het algemeen niet volledig waterbestendig en de platen zullen binnen enkele jaren afbrokkelen. Het is gemakkelijk verwerkbaar, maar eigenlijk alleen goed te gebruiken voor terraria. Dunne leistenen: zijn erg geschikt voor een zee-aquarium of een aquarium met Afrikaanse cichliden. Ze zijn gemakkelijk met siliconenkit te bevestigen. Planten met hechtwortels zoals javamos en javavaren zijn erg decoratief als ze een achterwand gedeeltelijk begroeien. Dit geldt overigens ook voor een aantal algsoorten. 1.5 De bodem Aan een goede aquariumbodem worden de volgende eisen gesteld: De planten moeten er goed in kunnen wortelen en groeien. De bodem mag niet dichtslibben. De vissen mogen er geen hinder van hebben. Een te lichte bodem veroorzaakt bijvoorbeeld stress bij de meeste aquariumvissen. Het zand moet decoratief zijn. Over het algemeen is fijn gewassen grind met een donkere kleur het meest geschikt. Bodemmateriaal is te koop in diverse soorten en kleuren. In heel fijn zand kunnen de plantenwortels sterven door zuurstofgebrek. Bij een goede bodemstructuur moet er altijd wat zuurstofrijk water door de bodemlaag kunnen stromen. In grove kiezels hebben de plantenwortels te weinig houvast. Theorie aquaria Pagina 6 Fijn riviergrind (2 á 3 mm) kan zwart, wit of bruin zijn. Mengen is mogelijk, maar liever niet met fijn zand. Om het aquariumzand schoon te maken vul je een emmer met een niet te dikke laag zand. Dan is het een kwestie van doorspoelen, roeren en afgieten totdat het bovenstaande water helder is en blijft. Een bodemlaag moet minimaal 5 cm dik zijn aan de voorruit, oplopend naar achter. Een ophoging kan ook gemaakt worden d.m.v. een terras, gemaakt met bijvoorbeeld kienhout, stenen, kurkplaten (zie decoratie). Een voedingsbodem (turf, leem, klei e.d.), om de planten te laten groeien, is in een normaal beplant en bevolkt aquarium niet voor alle planten noodzakelijk. Slechts bepaalde (zgn. moeras-) planten die hun voedsel hoofdzakelijk uit de bodem halen, vragen wat extra voeding. 1.6 Decoratie Decoratiematerialen zoals stenen en wortelhout kunnen een aantal functies hebben, zoals: Bescherming/schuilgelegenheid/afbakening territorium Decoratie (terrassen, rotspartijen) Afzetplaats voor eitjes Camouflage van apparatuur (verwarming. filterslangen etc.). Je kunt met een juiste toepassing een goede dieptewerking creëren. Het materiaal moet gifvrij zijn, mag niet gaan rotten en mag (voor de meeste vissen en planten) geen kalk bevatten. Dit geeft namelijk problemen voor dieren en planten die in zacht en zuur water moeten leven. Of een steen kalk bevat kun je controleren door een druppeltje zoutzuur op de steen te laten vallen. Bruist het, dan kun je het materiaal niet gebruiken voor aquaria met een zuur milieu. Theorie aquaria Pagina 7 Veel gebruikte materialen zijn: Lavasteen: dit is licht van gewicht, ruw van vorm en mooi donker van kleur. Leisteen: vlakke, uit plaatjes opgebouwde steen. Grijs. Flagstone: dit is altijd vlak. Vuursteen: mooi van vorm, maar erg zwaar. Kalkstenen: alleen te gebruiken in een hard water milieu. Kienhout: Dit heeft zeer lang in het veen gelegen en is daardoor goed geconserveerd. Je kunt het het best even afborstelen, koken en het dan laten inwateren voor gebruik. Tropisch wortelhout en savannehout zijn knoestig en zwaar. Dit heeft als voordeel dat het hout meteen zinkt en in het begin niet verzwaard hoeft te worden. Kurkschors. Met al deze materialen, samen met turfvezel, folie, glas, etc., kunnen prima terrassen worden vervaardigd, hetgeen o.a. een goede dieptewerking aan het aquarium geeft. Zware stenen of rotsformaties kunnen beter direct op de bodemplaat geplaatst worden, eventueel met een stukje tempex ertussen, bijvoorbeeld om een glasplaat niet te beschadigen. Wanneer er zand of een steentje tussen stenen en glas komt, kan dit krassen en/of breuk veroorzaken. Theorie aquaria Pagina 8 2 Technische apparatuur Elk normaal tropisch aquarium moet het qua technische apparatuur kunnen stellen met verlichting (met tijdklok), verwarming en een filterinstallatie die ook voor de nodige waterbeweging zorgt. Meer is niet direct noodzakelijk. 2.1 De verlichting Over het algemeen worden voor de verlichting van aquaria Tl-buizen gebruikt. Tl-buizen zijn op den lange duur goedkoper dan bijvoorbeeld gloeilampen, hebben een hoger lichtrendement en hebben een grotere variatie in kleuren. Gloeilampen zijn over het algemeen niet geschikt voor een goede plantengroei, omdat ze te veel rood en te weinig blauw licht bevatten. De volgende factoren kunnen tot gevolg hebben dat de planten in het aquarium toch te weinig licht krijgen, ondanks verlichting volgens de norm: 1 Een erg hoog aquarium (boven 60 cm zijn Tl-buizen niet meer geschikt). 2 Kleur (bijv. bruin) en troebeling van het water. 3 Erg veel drijfplanten. 4 Vuile of beslagen dekruiten. 5 Vuile of oude lampen. Bij het gebruik van Tl-buizen moeten we rekening houden met: 1 Een aantal vaste lengtes van Tl-buizen met daaraan gekoppelde wattages. 2 De levensduur. Na ± 1 jaar moeten Tl-buizen vervangen worden, ook al branden ze nog. Aan de lichtkap worden de volgende eisen gesteld: 1 Een veilige constructie (o.a. druipwaterdichte Tl-doppen). 2 Goede reflectie van licht. 3 Gemakkelijk te hanteren. 4 Er moeten voldoende Tl-buizen in geplaatst kunnen worden. De verlichting moet per dag 12 - 14 uur branden. En omdat ook vissen en planten slapen, moet het licht ’s nachts uit. Een tijdschakelaar is daarbij een onmisbaar hulpmiddel. Op een Tl-buis staat vaak een aanduiding betreffende de Tl. Zo betekent "TL"D op de buis "TI"D 58W/83 (van Phillips) dat het om een dunne, energiezuinige buis gaat. 58W geeft het wattage aan (en daarmee automatisch de lengte van 150 cm) en 83 is het kleurnummer, waarbij de 8 staat voor de "generatie”, d.w.z. de serie en de 3 voor de kleur. Een TL kleurtype 85 is bijvoorbeeld blauwer (koeler) dan een Tl type 83. Voor de planten is eigenlijk alleen een juiste verhouding tussen het blauwe en rode licht van belang. Bij een teveel aan blauw licht vormen de planten kleine bladeren en lange "stengels", bij een teveel aan rood licht vormen ze juist groot blad en hele korte stengels. Je moet dus proberen de juiste Theorie aquaria Pagina 9 kleurencombinatie te vinden. Voor de aquaristiek zijn vooral de warmwitte en koelwitte buizen van belang (bij Philips bijv. de kleuren 93 en 94). Deze buizen geven het hoogste groeirendement. Het groeirendement is de hoeveelheid groeilicht (rood en blauw) dat een TL buis uitstraalt. Sommige "paarse buizen" (bijv. Grolux) worden vaak aangeprezen voor de kleuren van de vissen (en de planten) komen wel mooier over. Je kunt dus het best uitgaan van bijvoorbeeld warmwitte buizen. Druipwaterdichte doppen worden zeer veel gebruikt 2.2 De verwarming De temperatuur van een gemiddeld tropisch aquarium is ± 24 °C. Dit betekent dat in de meeste gevallen het water bijverwarmd moet worden. De term ''koudwateraquarium" slaat op een aquarium met water tot 18 °C. "Warm water" betekent warmer dan 23 °C. (Let wel, sommige tropische vissen hebben een afwijkende temperatuurbehoefte. Discusvissen bijvoorbeeld gedijen het best bij 28-30 °C). De benodigdheden: 1 Verwarmingselement Verkrijgbaar in 25 Watt, 50, 75, 100 Watt, enz. 2 Thermostaat Dit staafvormige apparaat is verbonden met het verwarmingselement. Meestal zitten beide, verwarmingselement en thermostaat samen in één glazen buis. Men stelt de gewenste temperatuur in op de thermostaat. Deze slaat uit als de gewenste temperatuur is bereikt, het element stopt dan met verwarmen. Omgekeerd slaat de thermostaat aan als de temperatuur onder de gewenste temperatuur zakt. Verwarmingselement en thermostaat in één apparaat is veel veiliger. Men dient voor een aantal zaken te zorgen: Zorg dat je de verwarming niet ziet, verstop hem bijvoorbeeld achter een stuk achterwand. Zorg dat het water langs de verwarming circuleert. Het element mag dus niet geheel of gedeeltelijk onder het zand liggen. Dit isoleert teveel waardoor het element kan knappen. Zorg dat de verwarming niet een te groot vermogen heeft. Want als Theorie aquaria Pagina 10 de thermostaat dan blijft “hangen", dan zijn de problemen bij een kleine verwarming niet al te groot. De norm: 1 Watt per 2 liter water. Zorg dat het element niet boven water komt terwijl het nog aanstaat. Het glas kan dan knappen. 2.3 Filters Filters en pompen hebben twee functies: 1 Het in beweging houden van het water. 2 Het reinigen van het water. 1 Waterbeweging Wanneer er in een aquarium geen filter geplaatst wordt, of wanneer zich weinig planten in een aquarium bevinden, is het wel belangrijk om te zorgen voor een goede oppervlaktebeweging. Het zuurstofgehalte stijgt overdag door de planten en algen in een aquarium, en door de waterbeweging aan het oppervlak neemt het water ook zuurstof uit de lucht op. Het zuurstofgehalte daalt door de vissen, de planten en de algen (‘s nachts) en vooral door de bacteriën die afvalstoffen afbreken. De bacteriën verbruiken ± 50 à 75 % van de zuurstof in een aquarium. Het koolzuurgasgehalte stijgt en daalt door dezelfde factoren, maar dan omgekeerd. Met een luchtpomp (membraanpomp), waaraan een slangetje met een uitstroomsteentje zit, kunnen we het water doorluchten. Door de waterbeweging kunnen de gassen aan het wateroppervlak goed uitwisselen. Natuurlijk moet de luchtpomp wel schone, zuivere lucht kunnen aanzuigen. Het grote nadeel van doorluchten is dat soms teveel kooldioxidegas (CO2) uit het water geblazen wordt. Kooldioxide is nodig voor de groei van planten. 2 Reiniging In principe moet een aquarium zonder filter kunnen draaien. Maar omdat er zelden een redelijk evenwicht wordt bereikt in de hoeveelheid vis, voedsel en planten, heeft men in de praktijk eigenlijk altijd een filter nodig. Het water kan op drie manieren gereinigd worden: A mechanisch (m.b.v. watten, e.d.) B biologisch (m.b.v. bacteriën) C chemisch (m.b.v. kool, ozon e.d.) Mechanische filtratie wil in principe zeggen dat je het opgevangen zweefvuil verwijdert voordat het door bacteriën wordt omgezet in andere stoffen. Dat houdt in dat men bijv. filterwatten liefst elke dag moet uitspoelen of vervangen. Wie de filterwatten weken of zelfs maanden in een filterpot laat zitten, is dus niet mechanisch aan het filteren, maar veroorzaakt door bacteriegroei een gedeeltelijke biologische filtering. Om de biologische filtratie te kunnen begrijpen, moet eerst hoofdstuk 8 (aquariumchemie) goed doorgenomen worden. Maar je kunt stellen dat geen enkel aquarium goed functioneert zonder biologische filterwerking. Let erop: in een biologisch filter dat enkele uren heeft uitgestaan, loop je het risico dat het bacteriebestand Theorie aquaria Pagina 11 gedeeltelijk afsterft door zuurstofgebrek. Er ontwikkelen zich dan andere anaerobe bacteriën, die giftige stoffen kunnen produceren. Typen filters De meest gebruikte typen filters zijn: Het binnenfilter aangedreven door een luchtpomp. Dit type filter blaast snel teveel CO2 uit het water, waardoor het niet geschikt is als je veel plantengroei wilt. Wel is het uitstekend geschikt voor een bakje met goudvis of een kweekaquarium. Het binnenfilter aangedreven door een waterpomp. Hier trekt het pompje het water door een filtermedium. Om dit filter mechanisch te houden, moet je het vaak verschonen en dat is eigenlijk niet te doen. Anderzijds moet je het niet te sterk laten vervuilen, anders werkt het biologisch ook niet optimaal. Een binnenfilter is goedkoop en goed geschikt voor kleine aquaria. Het gesloten buitenfilter (potfilter) aangedreven door een waterpomp. Het principe is gelijk aan de binnenfilter, alleen is dit systeem geschikt voor grotere aquaria. Vaak wordt de vulling in dergelijke filters in een nylon zakje gedaan. Dit is niet aan te raden omdat deze zakjes snel verstoppen. Het best kun je een potfilter gebruiken als een biologische filter met een dun laagje watten ter bescherming van de rotor. Het bodemfilter werkt biologisch en geeft een goede bodemcirculatie. Voordeel, de bodem bevat altijd voldoende zuurstof. Nadeel, het kan eigenlijk niet verschoond worden zonder de hele bak leeg te halen. Eigenlijk is een goed bodemfilter alleen geschikt voor een plantloos aquarium met vissen die niet graven. Het open filter. Dit filter kun je zo groot maken als je wilt. Het geeft over het algemeen een grote biologische werking. Je moet het zo min mogelijk schoon maken, bacteriën hebben rust nodig. De voordelen van een buitenfilter zijn: Geen apparatuur in het aquarium. Grote capaciteit Bij de aanschaf van een buitenfilter moet je letten op de capaciteit, veiligheid en de constructie van de pomp. Een buitenfilter wordt vaak gevuld met filterwatten en kool. Deze hebben in principe de volgende functies: Functie watten: opvangen zweefvuil. Vaak verschonen. Functie kool: absorberen van een aantal opgeloste organische verbindingen, bijvoorbeeld eiwitten, insecticiden e.d. Filterkool is na korte tijd uitgewerkt en moet dan ook regelmatig ververst worden (om de 2 à 4 weken). 2.4 Hulpmiddelen De algenmagneet. Deze wordt gebruikt voor het verwijderen van algen die op de voorruit groeien. Hij heeft meer nadelen dan voordelen. De magneet laat gauw los. Je kunt niet veel druk zetten, Theorie aquaria Pagina 12 dus hardnekkige alg blijft zitten. Verder komen er gauw steentjes en zand tussen, die krassen op de voorruit veroorzaken. Beter voor het schoonmaken van de ruit zijn filterwatten of een fijne spons. Denk er dan aan dat je de onderste 5 cm als allerlaatste poetst, ook weer vanwege het gevaar voor krassen. De aquariumstofzuiger. Met dit apparaat kan je wel grof vuil van de bodem verwijderen, maar geen opgeloste afvalstoffen. Je kunt beter het aquarium schoonmaken met een hevelslang en een emmer. Elke 2 weken hevel je dan ca 1/3 van het aquariumwater af. Op deze manier verwijder je telkens ook een hoeveelheid opgeloste afvalstoffen. Vangnetjes en/of vangklokken. Deze pas je qua grootte aan aan de grootte en snelheid van de te vangen vis en het formaat aquarium. Het beste zijn groene netjes met een niet te fijne maaswijdte, gemaakt van soepel materiaal. Andere nuttige hulpmiddelen zijn de noodzakelijke thermometer en een set voedselzeefjes. Theorie aquaria Pagina 13 3 Aquariumplanten De belangrijkste functies van planten in een aquarium zijn het verbruiken van nitraten, andere voedingszouten, kooldioxide en het produceren van zuurstof. Via een omweg nemen de planten de afvalstoffen op die door de vissen geproduceerd worden en op die manier houden ze het water zo schoon dat de vissen in leven kunnen blijven. Daarnaast bieden ze schuilgelegenheid en voedsel aan de vissen en tot slot zijn planten in een aquarium natuurlijk gewoon mooi. 3.1 Aquariumplanten We kunnen de aquariumplanten onderverdelen in vier hoofdgroepen: 1 De echte waterplanten Deze planten nemen hun voedsel hoofdzakelijk op via de bladeren en niet via de wortels. Door deze eigenschap en door het feit dat het meestal snelle groeiers zijn die dus veel voedingszouten opnemen, zijn dit de belangrijkste planten om een aquarium gezond te houden. De wortels dienen vrijwel alleen ter hechting in de bodem. Echte waterplanten zijn gemakkelijk te herkennen: wanneer de plant boven water in de hand genomen wordt, zal de plant in de meeste gevallen slap over de hand hangen. Ze drogen boven water ook snel uit en zijn dan verder onbruikbaar. Ook als ze nog in een aquarium staan, zijn ze vaak al te herkennen. Hun toppen of bladeren buigen namelijk af als ze het wateroppervlak bereiken. Ze zijn niet in staat om boven water door te groeien. Waterlelies vormen drijfbladeren als ze het oppervlak bereiken. Voorbeelden van echte waterplanten zijn: Waterpest, Cabomba, Vallisneria, Ludwigia, hoornblad, waterlelies (Lotus). 2 De onder water groeiende moerasplanten Moerasplanten halen hun voedsel grotendeels via de wortels uit de bodem. Wanneer deze planten uit het water gehaald worden, blijken de stengels over het algemeen veel steviger te zijn dan bij de echte waterplanten. Moerasplanten zullen meestal gewoon boven water doorgroeien wanneer ze het oppervlak bereikt hebben. Het blad dat boven water staat kan een heel andere vorm aannemen dan het onderwaterblad. Het is vaak steviger, groter en donkerder van kleur dan de onderwatervorm. Moerasplanten worden vaak boven water geteeld (emers), omdat ze dan sneller groeien dan onder water (submers). Een probleem is dan echter, dat bij plaatsing onder water de boven water gevormde bladeren na korte tijd afvallen. Moerasplanten worden in de aquaristiek hoofdzakelijk gebruikt (vanwege hun grote variatie in vorm en kleur) voor de esthetische aspecten. Voorbeelden: Javavaren, Amazone Zwaardplanten, Lobelia, Althernanthera, Cryptocoryne. 3 De landplanten Landplanten zijn vaak mooi van vorm, kleur en tekening. Meestal sterven deze planten wanneer ze in een aquarium geplaatst worden na korte tijd. De stengels en de bladeren zijn stevig. Hoewel ze helaas nog steeds als aquariumplant worden aangeboden, zijn ze uitgesproken ongeschikt voor een leven onder water. Voorbeelden zijn: palmpjes, Syngonium en Cordelyne. Theorie aquaria Pagina 14 4 Drijfplanten Drijfplanten halen hun voedsel uit het water. Veel drijfplanten kunnen zich, onder de goede omstandigheden, explosief uitbreiden en moeten dan regelmatig uitgedund worden omdat ze te veel licht wegnemen voor de andere planten. Voorbeelden: eendekroos, watervorkje, mosselplant. Gezonde aquariumplanten zijn mooi van kleur, zijn weinig bealgd en vertonen enige groei-activiteit. Verder hebben gezonde planten licht gekleurde wortels. Als het wortelstelsel zwart is, dan is er iets niet goed. Het planten Bij het planten in een bodem kun je het best een gaatje in de bodem maken, de plant erin zetten en de bodem zijdelings aandrukken. Verwijder wel eerst de onderste bladeren en de te lange wortels. Bij planten waarbij de bladeren in rozetten staan, bijv. Cryptocorines en Vallisneria, moet je ervoor zorgen dat het hart van de plant boven de bodem uitkomt, anders gaan ze rotten. Om aquariumplanten goed te laten groeien zijn voornamelijk een voedingsbodem en CO2 gas veel gebruikte hulpmiddelen. Een voedingsbodem is een voedselrijke substantie die onder het grind wordt gelegd. Het is vooral van belang voor de moerasplanten. Meestal wordt echter veel te veel voedingsbodem gebruikt. Dat veroorzaakt overmatige alggroei en gaat op den duur rotten. Enkele handjes vol voor de beginfase, en dan alleen nog maar op de plaatsen waar je moerasplanten wilt poten, zijn genoeg. Daarna leveren de uitwerpselen van de vissen genoeg plantenvoedsel. Een beetje (!) kooldioxide is een prima middel om een bak heel even op te peppen. Vaak wordt het veel en langdurig gebruikt en gezegd moet worden dat de planten er uitstekend door groeien. Voor de planten werkt het echter als een drug en ze zijn vrijwel niet meer over te wennen naar een situatie zonder extra koolzuurgebruik. Stop je ermee, dan gaat het grootste gedeelte van de planten dood. Het overmatig gebruik is dus niet aan te bevelen. Het vermeerderen Als de planten goed groeien, kunnen we de meeste soorten vermeerderen. In de aquaristiek gebeurt dit eigenlijk alleen maar op een ongeslachtelijke manier. Er zijn drie mogelijkheden: 1 Via uitlopers: dit is de eenvoudigste manier. Op een kleine afstand van de moederplant groeit een dochterplantje dat, mits groot genoeg, van de moederplant gescheiden kan worden. Voorbeelden: Echinodorus, Cryptocoryne, Vallisneria. 2 Via stekken: vooral bij aquariumplanten met lange stengels waaraan dan kleine rozetten van blaadjes groeien. Je snijdt de toppen van de te lang geworden aquariumplanten en poot deze, nadat je de onderste bladeren verwijderd hebt, terug in de bodem. Deze methode noemt men "toppen". Voorbeelden: Lobelia, Hygrophylla, Althernanthera, Ludwigia. 3 Bij sommige plantjes groeien er jonge plantjes op of aan de bladeren van de moederplant. Als deze zich ver genoeg ontwikkeld hebben kunnen Theorie aquaria Pagina 15 ze verwijderd worden. Voorbeelden: Javavaren, Ceratopteris (bijv. blad-opblad, eikenbladvaren), sommige Echinodorissoorten (aan bloeiwijze). Vegetatieve vermeerdering bij aquariumplanten. V.l.n.r. toppen, uitlopers, bladstekken. Het gebruik Er is een grote verscheidenheid aan aquariumplanten. Verscheidenheid in kleur, vorm, groeiwijze, lichtbehoefte en voorkeur voor een bepaalde watersamenstelling. Over het algemeen hebben planten met rood blad meer licht nodig dan groene planten. Je ziet nogal eens dat mensen de bladeren van een Vallisneria afknippen als deze het wateroppervlak teveel bedekken. Het is dan beter om enkele van de planten te verwijderen, omdat afgeknipte bladeren afsterven en er heel lelijk uitzien. Met die grote verscheidenheid aan planten kun je complete tuintjes in je aquarium aanleggen. Nederlanders staan daar bekend om (Leidse school). Er zijn een aantal “richtlijnen” voor het inrichten van een mooi aquarium: Gebruik een achterwand met twee zijwanden Creëer dieptewerking. Doe dit door asymmetrisch met de planten te werken. Verberg de technische apparatuur achter de planten of achter een stuk achterwand. Laat de bodem oplopen van 4 cm bij de voorruit tot zo’n 8 cm dik tegen de achterwand. Gebruik hierbij eventueel terrassen (m.b.v. decoratiemateriaal), om verschuiven van de bodem te voorkomen. Zet dan de planten zodanig, dat een mooie dieptewerking ontstaat. Zet planten van één soort altijd bij elkaar. Zet nooit twee plantengroepen met dezelfde kleur of bladvorm naast elkaar. Rangschik de planten naar hoogte, lage vooraan, hoge achteraan. Maak een basisschema voor het beplanten van een gezelschapsaquarium. (Bv. Zwarte arcering = terras, S = solitair). Bovenaanzicht van een volledig beplant gezelschapsaquarium. Theorie aquaria Pagina 16 3.2 verschillende typen aquaria We onderscheiden verschillende typen aquaria, namelijk: A B C D E F Het gezelschapsaquarium Het speciaalaquarium Het streek- of biotoopaquarium Het koudwateraquarium Het paludarium- of oeveraquarium Het zee-aquarium A Het gezelschapsaquarium Deze vorm van aquariumhouden komt het meest voor, d.w.z. vissen en planten uit de meet uiteenlopende tropische gebieden worden in een aquarium bijeen gebracht. Omdat in veel van deze aquaria de nadruk wordt gelegd op een decoratief plantenbestand, worden de vissen hierin aangepast. Plantenetende en gravende vissen worden geweerd. Ook agressieve vissen zijn zelden in een gezelschapsaquarium te vinden. De volgende zaken moeten in acht worden genomen. Houd rekening met de eisen die elke vis aan de watersamenstelling stelt. Combineer geen extreem hardwatervissen met extreem zachtwatervissen, warm- en koudwatervis etc. Houd scholenvissen altijd met een minimum van zeven, liefst meer. Uiteraard moet je wel rekening houden met de grootte van de vissen en de maat van het aquarium. Een scholenvis zonder gezelschap van soortgenoten voelt zich niet beschermd, hetgeen stress veroorzaakt. Waak voor overbevolking. Een norm die, bij kleine visjes, wel wordt gehanteerd is 1 cm vis op twee liter water. Houd bij het combineren rekening met kleur, vorm, tekening en het niveau waar de vissen zich het meeste ophouden in het aquarium. Er zijn bodem-, midden- en oppervlaktezwemmers. B Het speciaalaquarium Dit zij aquaria, speciaal voor een bepaalde vissoort ingericht. Bijvoorbeeld voor discusvissen, killyvissen of grote- of dwergcichliden. C Het streek- of biotoopaquarium Bij streek- of biotoopaquaria gaat de specialisatie in feite nog een stukje verder. In deze aquaria is getracht een stukje biotoop (bv. tropische beek) Theorie aquaria Pagina 17 zo natuurgetrouw te imiteren, dus ook met planten en vissen alleen uit dat gebied. D Het koudwateraquarium Hiervoor kiest men alleen planten en vissen uit een koud milieu. De grote moeilijkheid is het koel houden van het aquarium. Het is aanzienlijk makkelijker een tropisch aquarium door de winter heen te brengen dan een koudwateraquarium door de zomer. E Het paludarium of moerasaquarium Het aquariumgedeelte beslaat in paludaria vaak slechts ⅓ of ½ van de bak (palus=moeras). Het oevergedeelte is vochtig, weelderig begroeid en kan worden bevolkt door amfibieën en reptielen. Een van de grootste moeilijkheden is een goede belichting van het aquariumgedeelte (en dus van de waterplanten). Een oeveraquarium noemt men een riparium (ripa=oever). F Het zee-aquarium Een dure, maar zeer interessante en mooie hobby. De waterkwaliteit speelt een zeer belangrijke rol. De laatste jaren worden veel vorderingen gemaakt in deze hobby. Behalve door tropische zeevissen worden zee-aquaria vooral door lagere dieren bevolkt. Theorie aquaria Pagina 18 4 Verzorging aquaria Een aquarium moet regelmatig verzorgd worden. Er zijn zaken die elke dag moeten gebeuren, zaken die elke week moeten gebeuren en andere die je maar af en toe doet (het hele aquarium leeg halen bijvoorbeeld). De verzorging kan verdeeld worden in: Controle Voeren Schoonmaken Overige verzorging 4.1 Controle De volgende zaken controleer je elke dag, voordat je ook maar iets aan je aquarium doet: de temperatuur de apparatuur; vooral verlichting en het filter de gezondheid van de vissen. Andere zaken moet je in principe één keer per week controleren: de groei van de planten de waterstand het water zelf (waterkwaliteit) algengroei 4.2 Voeren Het voedsel van vissen in de natuur is enorm gevarieerd. De vissen in onze aquaria moeten dan ook niet alleen maar met droogvoer uit een potje gevoerd worden. Er moet ook rekening worden gehouden met de specifieke eisen die sommige vissen aan het voer stellen. Er zijn tal van soorten voer verkrijgbaar. Vele soorten vis gaan dood als ze niet af en toe levend voedsel krijgen. Nog sterker, sommige soorten eten alleen maar levend voer zoals het blauwe baarsje (Badis badis) en de vlindervis (Pantodon buchholzi). "Mijn goudvis werd maar liefst 10 jaar oud en kreeg elke dag alleen maar wat droogvoer". Deze opmerking kan gemakkelijk weerlegd worden door te zeggen dat goudvissen wel 25 jaar (en 30 cm groot) kunnen worden en dat deze vissen zo sterk zijn dat het voorbeeld ondanks de eenzijdige voeding nog tien jaar geworden is. Er zijn verschillende soorten voer. Deze zijn onder te verdelen in de volgende soorten: Droogvoer Gevriesdroogd voer Ingevroren voer Theorie aquaria Pagina 19 Levend voer De soort voer (en de variatie) is dus erg belangrijk voor een vis, maar ook de kwaliteit van het voer. In principe wordt tegenwoordig alleen nog maar droogvoer van een goede kwaliteit verkocht. Koop echter niet een te grote pot, waar je een jaar of langer mee doet. In dat geval kan het voer wel degelijk in kwaliteit terug lopen of zelf bederven. Levend voer is in principe altijd vers, erg gezond en kan niet overtroffen worden door droogvoer. Maar ook levend voer kan nog wel eens van matige of slechte kwaliteit zijn. Dat geldt met name voor tubifex. Slechte, half dode en rottende tubifex bevat vaak witte of grijze stukjes afgestorven worm. Gezonde tubifex ziet er donkerrood uit, en wordt bij de winkelier bewaard in een ondiepe bak met continue waterverversing. Om tubifex goed in conditie te houden is het aan te bevelen om het te voeren met een stukje rauwe aardappel. Tubifex en rode muggenlarven komen voor in modderbodems en kunnen daardoor vervuild zijn met b.v. zware metalen, die ze opslaan en waarmee ze, als ze gegeten worden, de vissen kunnen vergiftigen. Omdat dit aan de buitenkant niet is te zien, geeft het regelmatig voeren van deze soorten voedsel een zeker risico. Levend voer wordt vaak ingevroren verkocht: diepvriesvoer, waardoor het langere tijd goed blijft. Een derde punt van belang is de hoeveelheid voer. Veel vissen krijgen teveel voer. Hoewel dit wel wordt opgegeten, verstoort het toch het evenwicht in het aquarium, met algengroei tot gevolg. Een norm die gebruikt kan worden is om de vissen eenmaal in de twee dagen zoveel te voeren als ze in ongeveer drie minuten op kunnen eten. Dit geldt niet voor vissen die heel jong zijn. Die moeten meerdere malen per dag gevoerd worden. Ten vierde moet je de vissen gericht voeren. Stel je hebt een aquarium met daarin pantsermeervalletjes op de bodem. Een beetje droogvoer zal vaak al op zijn voordat het de bodem heeft bereikt. De meervallen verhongeren. Tabletvoer geeft hier de uitkomst. Theorie aquaria Pagina 20 4.3 Schoonmaken van aquaria Een aquarium met de juiste verhouding vissen en planten zou eigenlijk geen filter nodig nebben (maar wel voldoende waterbeweging). In veel aquaria zwemmen echter teveel vissen, of er is te weinig plantengroei. Afhankelijk van het filtertype moet deze min of meet regelmatig worden schoongemaakt. Over de verschillende typen filters hebben we het al gehad (Hoofdstuk 2). In een mechanisch filter moet het opgevangen zweefvuil worden verwijderd voordat het door bacteriën wordt omgezet in opgeloste stoffen, dus eigenlijk elke dag. De bacteriën in een biologisch filter moet je eigenlijk zoveel mogelijk rust geven, zodat zich een evenwicht instelt. De bekende potfilters worden vaak als mechanisch gezien en elke paar weken verschoond. Ze werken zo meer biologisch dan mechanisch, maar in geen van beide gevallen optimaal. Actief kool in een filter is na een paar weken al uitgewerkt en moet dan eventueel worden vervangen. Bij een te grote hoeveelheid vis zullen zich ook afvalstoffen ophopen in het aquariumwater. Nitraat bijvoorbeeld wordt niet door de doorsnee (aerobe) filters uit het water verwijderd. Daarom moet water ververst worden. Elke veertien dagen ca. 1/3 van het aquariumwater. Het komt regelmatig voor dat de voorruit bealgd, bijvoorbeeld als er teveel voedingsstoffen in het water zijn opgelost of als het afbraakproces niet optimaal functioneert. De voorruit moet dan gepoetst worden met een plukje filterwatten of, voor de hardnekkige plekken, met goed gebruik een algenkrabber. De bekende algenmagneten en ruitensponzen werken niet optimaal en willen nogal eens krassen veroorzaken. 4.4 Loslaten nieuwe vis Wie een nieuwe vis zo vanuit het zakje loslaat in het aquarium zal vaak problemen hebben. Je kunt het vergelijken met een douche die ineens steenkoud wordt, met dat verschil dat de vis er dood van kan gaan. Vissen moeten kunnen wennen aan het aquariumwater, dat een andere samenstelling heeft dan het water in het zakje. Zuurgraad, hardheid, temperatuur en elektrische geleidbaarheid zijn voorbeelden van factoren die kunnen verschillen. Om de vis hieraan te laten wennen wordt de druppelmethode vaak gebruikt. Via een luchtslangetje wordt langzaam aquariumwater in het zakje gedruppeld. Na ongeveer een uur kan de nieuwe aanwinst worden losgelaten. Als je weinig tijd hebt, kun je ook de zak 30-45 minuten met kleine gaatjes erin in net water hangen. Theorie aquaria Pagina 21 5. De bouw van vissen 5.1 Lichaamsbouw en bekvormen De weerstand van water is vele malen groter dan de weerstand van lucht. Dieren aangepast aan het leven in het water, moeten dan ook, om zich gemakkelijk te kunnen verplaatsen, gestroomlijnd zijn en geen overdreven uitsteeksels bezitten. Naarmate de noodzaak om snel te bewegen groter is, is ook een grotere perfectie van die stroomlijn nodig. Om deze reden kan een logge, trage vis als bijvoorbeeld een steenvis, zich qua vorm wat meer permitteren dan een enkel op snelheid gebouwde zalm. Het vissenlichaam bestaat uit de kop, de romp en de staart. Qua uitwendige bouw worden bij de vissen vier hoofdvormen onderscheiden: 1 Een torpedovorm De grootste breedte ligt direct achter de kop en neemt daarna geleidelijk af. Dit, en het bezit van een krachtige staart maakt deze vissen tot uitstekende zwemmers. Voorbeelden: forel, zalm, neon tetra. 2 De pijlvorm Kenmerkend zijn de spitse kop en de ver naar achter gelegen rug- en aarsvin. Het zijn meestal vissen die het grootste deel van de dag stil staan te wachten, maar bij een naderende prooi met een enorme krachtsexplosie kunnen toestoten. Voorbeelden: snoek en halfsnavelbekje 3 De slangvorm Het hele lichaam doet mee aan de zwembeweging. Deze vissen leven vaak op de bodem van niet te snel stromend water, in de modder of tussen de planten. Voorbeelden: paling en Indische modderkruiper 4 De schijfvorm Bij de schijfvorm onderscheiden we twee levenswijzen: vissen die zich in horizontale stand voortbewegen en vissen die hun leven in verticale stand doorbrengen. De horizontale vorm (zgn. platvissen) leven over het algemeen op of in een zand- of modderbodem. De verticale vorm komt vooral voor in water met een rijke plantengroei en veel in het water hangende boomwortels. Het zijn vaak rustige zwemmers die alleen in uiterste nood voor korte tijd een grote snelheid kunnen ontwikkelen. Voorbeelden bij de horizontale vorm: schol en rag. Bij de verticale leefwijze: maanvis en de discusvis. Hoewel er best vissen te vinden zijn die niet in een van deze vier vormen zijn in te delen, kunnen we de meeste vissen in deze verdeling wel onderbrengen. De diverse hoofdvormen vertellen ons al veel over de Theorie aquaria Pagina 22 • leefwijze van een vis. Door goed op te letten en bepaalde zaken goed te interpreteren, is al veel informatie te krijgen over bijvoorbeeld voedingsgewoonte en over de manier waarop we een aquarium moeten inrichten voor een bepaalde vissoort. De plaatsing en de vorm van de mond kan ons bijvoorbeeld al veel vertellen over het voedsel van een bepaalde vissoort. We onderscheiden drie bektypen: A De bovenstandige bek Deze geeft meestal aan dat de vis veel in de buurt van het oppervlak leeft en dat zijn hoofdvoedsel zal bestaan uit op het water vallende insecten etc. B De eindstandige bek Deze zien we vooral bij vissen die leven in de middelste waterlagen. Vissen met dit bektype zullen hoofdzakelijk leven van zwemmende prooidieren die kleiner zijn dan de vis zelf. C De onderstandige bek Deze wijst op een leven op of in de buurt van de bodem of het substraat. Vissen met een onderstandige bek verzamelen hun voedsel meestal op de bodem. Dit voedsel kan bijvoorbeeld bestaan uit wormachtige, maar we vinden bij deze vissen ook veel algeters die stenen en planten afschrapen. Een onderstandige bek is vaak op en bizarre wijze vergroeid. Bij sommige soorten zien we een bek die er uitziet als een klein staalborsteltje. Een dergelijk bek wordt dan vooral gebruikt om stugge algen van de ondergrond of te schrapen. Bij andere soorten is de bek dan ook nog vergroeid tot een zuignap. Deze vissen zijn dan in staat om zich vast te zuigen aan de ondergrond. Deze eigenschap wijst er op dat de soort dan van nature leeft in snel stromend water en op die manier kan voorkomen dat ze over te grote afstanden worden mee gespoeld. 5.2 De vinnen Kenmerkend voor vissen zijn de vinnen. Het zijn min of meer sterk ontwikkelde huidplooien, die met vinstralen (graatjes) zijn verstevigd. Deze vinstralen kunnen hard zijn, de zgn. harde vinstralen, of zacht de zgn. zachte of weke vinstralen. Vinnen heeft een vis niet voor niets. We kunnen onderscheid maken tussen de allerbelangrijkste functie per vin (de zgn. primaire functie) en een aantal functies die het dier er ook mee kan uitvoeren (de zgn. secundaire functies). Zoals al eerder vermeld wijken veel visvormen af van de basisvormen; deze veelheid van vormen zien we ook in de vinnen zoals: extra grote of extra kleine vinnen punt- of draadvormige verlengingen splitsing in twee gedeelten omvorming tot voortplantingsorgaan vergroeiing tot een soort pootjes De combinatie van de zeer variabele lichaamsvormen met de eveneens variabele vinbouw geeft een enorme vormenrijkdom van de vissen. Er zijn ongeveer 30.000 vissoorten; meer dan alle amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren bij elkaar. Theorie aquaria Pagina 23 Bij de meeste vissen zorgt vooral de staart voor de voortbeweging. De snelheid die een vis kan bereiken, verschilt uiteraard per soort. Zo bereikt een goudvis maximaal ongeveer een snelheid van 1 m/sec en een forel 3.8 m/sec. (14 km/uur). 5.3 Overige aspecten 5.3.1 De huid Het vissenlichaam is door een gelaagde, doorzichtige opperhuid bedekt waarin zich talloze slijmcellen bevinden. Onder de opperhuid ligt de lederhuid die de bloed en lymfevaten, alsmede vet-, glans-, en kleurcellen bevat. Hierin bevinden zich ook de schubben. Er zijn twee soorten schubben, ronde of gladde schubben en kamschubben. Vissen met kamschubben voelen enigszins ruw aan. Een schub wordt uit ringen opgebouwd, waardoor het onder bepaalde omstandigheden mogelijk is om uit het aantal ringen op een schub de leeftijd van een vis af te lezen (vergelijkbaar met jaarringen bij bomen). 5.3.2 Zintuigen A Zijlijnorgaan Het zijlijnorgaan vormt het belangrijkste zintuig bij de meeste vissen. Bij veel vissen is het een enkele ononderbroken lijn op de beide flanken van de vis. Het kan echter ook een onderbroken en/of meervoudige lijn zijn. Het orgaan is een kanaaltje met zijtakken waarin bijzonder gevoelige zintuigcellen zitten. Door de beweging van het water worden deze zintuigcellen geprikkeld. Meest duidelijke voorbeeld is de blinde holenvis, die zich m.b.v. dit orgaan vrijwel geheel oriënteert op de terugkaatsing van de door hemzelf veroorzaakte trillingen. B Reukzin Vissen kunnen goed ruiken. Het reukorgaan bestaat bij de meeste vissen uit twee groeven die elk aan de voor- en achterzijde een opening hebben. Een vis heeft dus eigenlijk vier neusgaten. Dit is bijvoorbeeld bij een grote karper heel goed met het blote oog te zien. Het water stroomt door de voorste opening naar binnen, omspoelt de zintuigcellen en verlaat de neus door de achterste opening. Cichliden hebben slechts twee neusgaten. Theorie aquaria Pagina 24 Het ruiken speelt een belangrijke rol bij: Het voedsel zoeken Het bijeenhouden van het schoolverband Het ruiken van vrouwtjes De broedzorg Het terugvinden van paaiplaatsen Een voorbeeld voor het reukvermogen van een vis is de zalm. Waarschijnlijk vinden de zalmen hun honderden kilometers verwijderde paaiplaats (de plek waar ze ook geboren zijn), terug door hun reukvermogen. C De smaakzin Vissen kunnen zoet, zuur, zout en bitter via de smaak van elkaar onderscheiden. D De temperatuur Het blijkt dat vissen temperatuurverandering zeer goed kunnen waarnemen. Bij proeven bleek dat goudvissen veranderingen van 0.05 °C nog kunnen waarnemen. Dit is ook van belang bij het verversen van water en het loslaten van vissen in een nieuw aquarium. Een te groot temperatuurverschil kan stress veroorzaken. De temperatuur beïnvloedt: - De stofwisseling - De zintuigactiviteit - Het gedrag. E Het gezichtsvermogen De bouw van het vissenoog komt vrijwel overeen met die van andere gewervelde dieren. Het oog kan echter weinig bewogen worden, de iris kan zich ook niet vergroten of verkleinen en de vis kan zijn kop niet draaien. Bewegende voorwerpen ziet de vis het beste. Vissen kunnen ook kleuren en zelfs UV licht waarnemen. Een schuttervis heeft overigens veel betere ogen dan een vis die van naturen in vaak troebel water leeft (labyrintvis). F Positievin (evenwicht) Vissen kunnen op twee manieren hun evenwicht bepalen, door evenwichtsorganen en door de zgn. ruglichtinstelling. Dit laatste veroorzaakt dat een vis scheef gaat zwemmen wanneer het licht schuin in het aquarium valt. In de natuur zorgt deze eigenschap ervoor dat de vis bij scheef invallend licht niet extra gaat opvallen en zo gemakkelijk een prooi vormt voor rovers. Dit zou bij rechtop zwemmen wel vaak het geval zijn, bijvoorbeeld doordat de (vaak) lichtgekleurde buik dan extra af gaat steken tegen de donkere ondergrond. 5.3.3 Gehoor Vissen hebben geen echt gehoororgaan toch kunnen sommige soorten uitstekend horen. Ze hebben daarvoor een zgn. "orgaan van Weber”. Dit orgaan functioneert als overdrachtsorgaan voor de geluidsgolven en drukveranderingen die door de zwemblaas zijn opgevangen. Sommige vissen produceren zelf ook geluiden (b.v. knorgoerami, sommige meervallen, cichliden). 5.3.4 De ademhaling Kieuwademhaling In water zit ongeveer 25 keer minder zuurstof dan in lucht. Het is dus voor dieren die in het water leven veel moeilijker om voldoende zuurstof te bemachtigen dan voor dieren die op het land leven. Bovendien kost het veel meer kracht om water te bewegen dan lucht. Theorie aquaria Pagina 25 Dat een vis het desondanks toch uithoudt onder water heeft hij te danken aan zijn kieuwen met een enorm prestatievermogen en een pompsysteem dat de kieuwen van water voorziet. Een vis heeft acht kieuwen, achter beide kieuwdeksels vier. Je kunt ze het best vergelijken met een kam met twee rijen tanden. Het water stroomt langs de ademplooien en is slechts door een dun vliesje van het bloed gescheiden. De zuurstof die in het water is opgelost dringt door dit vliesje heen in het bloed. Omgekeerd wordt kooldioxide aan het water afgegeven. De vis is in staat om wel 80 % van de in het water aanwezige zuurstof op te nemen. Water stroomt via de bek in de kieuwholte, langs de kieuwen en door de kieuwspleten weer naar buiten. 1. Mondopening, 2 Mondademklep. 3 Kieuwspleten. Vrijwel alle vissen hebben kieuwen, dit is dan ook de meest belangrijke vorm van ademhaling bij vissen. Er zijn drie soorten ademhaling die belangrijk verschillen van kieuwademhaling: A Darmademhaling Sommige soorten meervallen kunnen, bij nood, lucht 'inslikken'. In de darmen vindt de gasuitwisseling plaats. B Labyrint ademhaling In het lichaam, boven de kieuwen, komt een tweede, met de kieuwen verbonden holte voor. Hierin bevinden zich sterk geplooide beenplaten. Deze vormen het zgn. labyrint. Hierdoor wordt een groot oppervlak verkregen en is de vis in staat zuurstof uit de lucht op te nemen. Labyrintvissen komen veel voor in gebieden met een hoge watertemperatuur en in veel gevallen is het water ook "modderig" (rijstvelden). Labyrintvissen gaan ongeveer elke 2 minuten naar de oppervlakte om lucht te happen. Aanvullende ademhalingsorganen bij vissen. Labyrinthorgaan bij Labyrintvissen. Theorie aquaria Pagina 26 C Huidademhaling Vooral een aantal palingachtigen neemt een groot gedeelte van de benodigde zuurstof op via de huid. 5.3.5 De zwemblaas De zwemblaas zit onder de ruggengraat en is een taaie, min of meeer luchtdichte zak die omgeven is door het zgn. “wondernet". Dit wondernet is voorzien van klieren die gassen aan het bloed onttrekken en brengt één en ander naar behoefte in of uit de zwemblaas. Daardoor wordt de zwemblaas groter of kleiner. Dit zorgt ervoor dat een normale vis altijd het zelfde soortgelijke gewicht heeft als zijn omgeving. 5.3.6 De bloedsomloop Vissen beschikken over een enkelvoudige bloedsomloop. Dat wil zeggen dat het hart van een vis slechts één kamer en één boezem bezit en dat er sprake is van slechts een bloedsomloop richting. 5.3.7 De spijsvertering De indeling is gelijk aan elk ander gewerveld dier. Belangrijk voor de voeding is dat het voedsel slechts langzaam verteert. Sommige vissen hebben geen maag. Deze dieren zijn dan afhankelijk van extra licht verteerbare voedingsstoffen. 5.3.8 Tanden Ook hier is weer een grote variatie aanwezig. De vorm en plaatsing van de mond verraadt de voedselspecialisatie: Tanden kunnen voorkomen in: De gehele mondholte (snoek) De keel Het gehemelte Ook komt het voor dat vissen geen tanden bezitten. In de plaats daarvan hebben ze kaakbeenderen. Theorie aquaria Pagina 27 6.Visfamilies 6.1 Systematiek Om alle levende wezens op aarde te kunnen onderscheiden en benamen heeft de Zweedse onderzoeker Linnaeus het classificatiesysteem ontworpen. Voor ons zijn vooral de verschillende “families", "geslachten" en “soorten" bij vissen van belang. Iedere "soort" wordt aangeduid met een combinatie van twee namen: voorop de geslachtsnaam, met een hoofdletter geschreven, vervolgens de soortnaam met een kleine letter. De geslachtsnaam is te vergelijken met jouw achternaam, en de soortnaam met een beetje fantasie met jouw voornaam. Guppy Poecilia reticulata 6.2 Eierlevendbarende tandkarpers Herkomst: Midden- en Zuid Amerika (oorspronkelijk) Algemene kenmerken De eierlevendbarende tandkarpers worden gekenmerkt door inwendige bevruchting. Daartoe is het mannetjes voorzien van een vergroeide aarsvin: het gonopodium. Tijdens de paring brengt het mannetje door middel van dit gonopodium sperma over in de geslachtsopening van het wijfje. Een enkele paring is voldoende voor meerdere worpen. Het sperma wordt opgeslagen in het lichaam van het wijfje zonder te vergaan en het behoudt zijn kracht. Het vrouwtje is als het ware continue drachtig en is te herkennen aan de zogenaamde drachtigheidsvlek. Deze drachtigheidsvlek wordt in feite gevormd door het zwarte pigment in de oogjes van de ongeboren, verder vrijwel kleurloze visjes. De draagtijd duurt vier tot zes weken. Het aantal jongen per worp varieert van 25 tot 200 stuks. De familie wordt soms nog “levendbarende tandkarpers” genoemd. Deze naam is onjuist, daar de ongeboren jongen hun voedsel uit de eidooier verkrijgen en niet van hun moeder. De meeste van deze vissen zien hun jongen als voedsel, zodat een apart bakje voor het opkweken van de jonge visjes dringend gewenst is. Verzorging/voeding Deze vissen leven graag in middelhard tot hard en wat alkalisch water. Eventueel kan men zeezout aan het water toevoegen. De meeste soorten zijn alleseters. Voor vele soorten is plantaardig voer (algen) essentieel voor een goede gezondheid. De leeftijd die deze vissen in het aquarium kunnen bereiken is ongeveer twee tot vijf jaar. Enkele veel voorkomende soorten: a. Guppy, Poecilia reticulata Gupmannetjes kunnen erg variëren in vorm en kleur van voornamelijk hun staart. Vanwege de enorme voortplantingsdrift wordt dit visje ook wel miljoenenvisje genoemd. De vrouwtjes zijn stukken groter dan de mannen en bruingrijs van kleur. Vaak wordt aangenomen dat deze vis in koud water te houden is. Hoewel het een erg sterke vis is met een groot aanpassingsvermogen, is het toch aan te raden ze te houden bij minstens 22 °C. Theorie aquaria Pagina 28 b. Zwaarddrager, Xiphophorus helleri De mannetjes van zwaarddragers hebben, in ieder geval aan de onderzijde, een verlengde staartvin. De kweekvormen van deze vis zijn vaak oranje en/ of zwart gekleurd. Ook de wildvorm (de groene zwaarddrager) is tamelijk populair. Bij deze vissen komt het wel eens voor dat ze van geslacht veranderen, dat wil zeggen dat vrouwtjes die reeds enkele malen jongen hebben geworpen, veranderen in mannetjes die zelfs tot normale voortplanting in staat zijn. c. Platy, Xiphophorus maculatus/variatus Lijkt veel op een zwaarddrager, maar heeft niet de verlengde staartvin. Verder is hij iets korter en wat meer gedrongen. In de vrije natuur komen geen bastaarden voor van platy's en zwaarddragers. In het aquarium waar de partnerkeuze beperkt is, komt dit wel voor. d. Black Molly, Poecilia hybride De black molly komt in de natuur niet voor. Het is een kruising van diverse van de voorgaande soorten. Zie verder bij de hoogvinkarper. 6.3 Eierleggende tandkarpers Herkomst: gehele wereld, behalve Australië Algemene kenmerken Deze visjes warden ook wel killy-vissen genoemd. Deze naam danken ze aan bun biotopen, die door de kolonisten in de 16e – 17e eeuw ook wel “kil” werden genoemd. Alle killy-vissen hebben een langwerpige lichaamsbouw. De meesten worden niet groter dan 5 cm. De kop is aan de bovenzijde afgeplat en de bek is bovenstandig. Vrijwel alle killy's eten in het bijzonder vanaf het wateroppervlak. Het geslachtsonderscheid is niet moeilijk, de mannetjes zijn vaak zeer intensief gekleurd en hebben een veel krachtiger ontwikkeld vinnenstelsel dan de veelal bruinkleurige vrouwtjes. Er zijn twee groepen killy-vissen: a plantenleggers of meerjarige soorten; b bodemleggers of seizoenvissen. Ad a Bij groep a vindt de ei-afzetting plaats tussen fijnbladerige planten of op wortels van drijfplanten: Nylonkwasten (moppen) kunnen daarvoor ook worden gebruikt. De eieren komen na enkele weken uit. Ad b Seizoenvissen leven in poelen die elk jaar uitdrogen. De volwassen dieren sterven op dat moment - hun eieren zijn dan achtergebleven in de modder. Bij de aanvang van de regentijd (na enkele maanden!) komen de eieren uit. In een aquarium, dat normaal gesproken niet uitdroogt, kunnen ook deze zgn. seizoenvissen over het algemeen enkele jaren oud worden. Slechts een paar soorten wordt nooit ouder dan een maand of tien. Verzorging/voeding Het aquarium moet als volgt ingericht worden: een donkere bodem van turf of turfpluizen, zacht water en veel drijfplanten. Het is beslist noodzakelijk een goed sluitende dekruit op het aquarium aan te brengen, daar de killyvissen door het kleinste gaatje springen. Omdat deze vissen zeer snel kunnen groeien is een goede Theorie aquaria Pagina 29 voeding zeer belangrijk, vooral veel levend voer! De eieren die deze vissen afzetten, zijn groot en kunnen het best uit het aquarium verwijderd worden en vochtig bewaard blijven gedurende enkele weken of langer, afhankelijk van de soort. 6.4 Watersamenstelling: zacht tot middelhard. Temperatuur: 18-24 °C. Belangrijke geslachten zijn: Aplocheilus Aphiosemion Nothobranchius Epiplatys Een veel gehouden soort is de Kaap Lopez. Houden bij 22-24 °C, in zwak zuur (pH 6.3-6.7) en zacht water (0.2-3 °DH). Plantenlegger. Karperzalmen Herkomst: Zuid-Amerika (Amazone-rivier) Afrika Algemene kenmerken De Karperzalmen worden gekenmerkt door het aanwezig zijn van een vetvin. Het zijn rustige visjes die het best in een flinke school gehouden kunnen worden. In de natuur zijn die scholen veelal duizenden vissen groot. In een aquarium is een schooltje vanaf 7 stuks acceptabel. Het zijn zogenaamde "vrijleggers", dat wil zeggen dat ze de eieren na het leggen aan hun lot overlaten. Alleen de spatzalm vertoont broedzorg. De eitjes komen na 1-2 dagen uit. Alle karperzalmen zijn in het bezit van tanden voor in de bek, deze zijn vooral goed te zien bij de piranha's Geslachtsverschillen: Volwassen mannetjes zijn veelal wat slanker dan volwassen vrouwtjes, die wat ronder van vorm zijn (kuitrijp). Bij een aantal soorten zijn de vinnen van de mannetjes wat sterker ontwikkeld. Bij veel soorten is het onderscheid echter moeilijk te zien. Het vereist vaak behoorlijke ervaring. Verzorging/voeding De meeste karperzalmen verlangen zacht en licht zuur water. De belichting mag niet te fel zijn. Alle soorten voedsel worden geaccepteerd, maar de voorkeur gaat toch uit naar levend voer. Enkele veel voorkomende soorten: a Rode Piranha, Serrasalmus nattereri. Deze grote karperzalm is niet geschikt voor een gezelschapsaquarium. b Neon-tetra, Paracheirodon innesi Dit blauwrode visje is aan de voorzijde van de buik wit. c Kardinaal-tetra, Cheirodon axelrodi De kardinaal-tetra lijkt erg veel op de neontetra, maar heeft een geheel rode onderzijde. Beide soorten worden in principe nooit samen in netzelfde aquarium gehouden. Ten eerste omdat de kardinaal-tetra veel dieper van kleur is, zodat neontetra’s al snel flets en ziekelijk gaan lijken. Ten tweede omdat de neontetra van naturen in minder warm water leeft dan de kardinaal. Theorie aquaria Pagina 30 6.5 Karperachtigen Herkomst: Gehele wereld. Algemene kenmerken De familie der karperachtigen, ook wel karpers of barbelen genoemd, is de grootste vissenfamilie op aarde. Veel karperachtigen zijn in het bezit van twee of drie paar baarddraden. De karperachtigen zijn net als de karperzalmen vrijleggers en scholenvissen. Karperachtigen hebben geen vetvin. Alle karperachtigen hebben een V-vormige staart. Naast tropische soorten zijn er ook enkele koudwatersoorten. In de paartijd hebben de mannen van veel karperachtigen (o.a. goudvis) witte stippen op de kieuwdeksels. De vrouwtjes zijn dan bolrond (kuitrijp). Verzorging/voeding De vissen vragen helder water, afwisselend voedsel en veel zwemruimte. Sommige soorten kunnen zeer oud worden. Goudvissen bijvoorbeeld kunnen wel 25 jaar worden. Enkele veel voorkomende soorten: A. De goudvis, Carassius auratus De goudvis heeft geen baarddraden. Goudvissen kunnen 25 jaar oud worden en tot 30 cm groot. Goudvissen in een vissenkom is pure dierenmishandeling! Er zijn vele kweekvormen, bijvoorbeeld: - Leeuwenkop - Telescoopvis - Blaasoog - Shubunkin - Sluierstaart - Red cap. B. Goudkarper, Cyprinus carpio De goudkarper heeft wel baarddraden. Goudkarpers willen nogal eens de planten in een vijver of aquarium vernielen. Het zijn voornamelijk vijvervissen. Bekend voorbeeld is de Koi-karper. C. Zebrabarbeel (zebravisje), Brachydanio rerio Theorie aquaria Pagina 31 6.6 Labyrintvissen Herkomst: ·Zuid Oost Azië en Afrika Algemene kenmerken Deze vissen leven vaak in verontreinigd (modderig), warm, en dus zuurstofarm water, waarin vissen aan kieuwademhaling alleen niet voldoende hebben. Bij alle soorten heeft zich in de kieuwholte een luchtademhalingsorgaan ontwikkeld, het labyrinthorgaan. Door lucht te happen kunnen ze dit orgaan vullen en zuurstof uit de opgenomen lucht opnemen. Als de zuurstof verbruikt is, moet de vis weer naar het oppervlak. De mannetjes van een aantal soorten bouwen een schuimnest van in speeksel gehuide luchtbelletjes (en plantendelen). Het mannetje lokt een of meerdere vrouwtjes hiernaar toe, waarna de paring volgt. Het nest wordt door het mannetje bewaakt tot de jongen kunnen zwemmen (na twee tot drie dagen). Een duidelijk uiterlijk kenmerk van Iabyrinthvissen is de sterk verlengde anaalvin. Bij veel Iabyrinthvissen zijn de buikvinnen vergroeid tot voelsprieten. Deze staan dan vaak nog voor de borstvinnen geplaatst. Verzorging/voeding De temperatuur moet hoger zijn dan voor andere tropische vissen, namelijk 25-30 °C. Belangrijk voor deze vissen is een dekruit op het aquarium, zodat de temperatuur van de lucht tenminste die van het water houdt. Veel soorten kunnen goed in een gezelschapsaquarium gehouden worden. Omdat de mannetjes, voornamelijk in de paartijd, nogal fel op de vrouwtjes jagen, is het verstandiger om twee of drie vrouwtjes per mannetje te houden. Jongen dient men in ondiep water op te fokken, vooral ten tijde dat het labyrinthorgaan zich begint te ontwikkelen (vanaf 2-3 weken).Enkele veel voorkomende soorten: A. Siamese kempvis, Betta splendens Mannetjes vechten onderling tot de dood erop volgt. B. Diamant goeramie, Trichogaster leeri C. Blauwe spat /Gemarmerde goeramie Trichogaster trichopterus Theorie aquaria Pagina 32 6.7 Cichliden Familie Cichlidae Herkomst: Afrika Zuid- en Midden Amerika India Algemene kenmerken Cichliden zijn baarsachtige vissen en worden veel gehouden in speciaalaquaria. De meeste soorten zijn ongeschikt voor een gezelschapsaquarium. Vooral de voortplanting en broedzorg is interessant om te zien. Qua uiterlijk zijn cichliden te herkennen aan de lange rugvin. Daarnaast hebben cichliden als enige familie twee neusgaten, hoewel dit moeilijk te zien is. Veel cichliden worden erg groot en zijn erg agressief. Veel soorten graven in de bodem, zodat planten nauwelijks te houden zijn. Cichliden zijn te verdelen in twee groepen: A muilbroeders B substraatbroeders Verzorging/voeding De meeste cichliden nebben een ruim aquarium nodig. Het zijn echte territoriumvormers. Verwarmingsapparatuur in de bak meet goed vastzitten, want sommige soorten kunnen de hele bak "doorploegen". Een goed filter is noodzakelijk, omdat de vissen veel voer vereisen. Bij aanschaf van cichliden is het goed eerst wat informatie in te winnen over het gedrag van de dieren. Er zijn rustige, niet agressieve cichliden die goed in een gezelschapsaquarium gehouden kunnen worden, maar voor veel soorten is een speciaalaquarium meer geschikt. Bloempotten of halve kokosnoten in het aquarium geplaatst, worden door de holenbroeders gebruikt om hun eieren in af te zetten. Enkele veel voorkomende soorten: A. Kersenbuik cichlide, Pelvicachromis kribensis/pulcher kan in gezelschapsaquarium B. Maanvis, Pterophyllum scalare vereist een hoog aquarium (min. 50 cm) kan in een gezelschapsaquarium, maar eet kleine visjes. C. Discusvis, Symphysodon aequifasciata/discus gevoelige vis water van ± 29-30 °C en zacht-zuur jonge vissen eten huidslijm van hun ouders 6.8 Meervallen Herkomst: ·gehele wereld Algemene kenmerken Bij de meervallen vind je veel typische bodembewoners, wat ook blijkt uit hun vlakke onderzijde. Omdat ze hun voedsel ook op de bodem verzamelen (bijv. wormen, maar ook algen) worden een aantal soorten ook wet stofzuigertjes genoemd. Theorie aquaria Pagina 33 Meervallen hebben naast kieuwademhaling ook darmademhaling en kunnen daardoor net als labyrintvissen in vuil, zuurstofarm water overleven. Lucht, na te zijn geïnhaleerd via de bek, passeert de maag naar de darmen, waar het wordt opgenomen in de bloedbaan. Veel meervallen zijn naakt of hebben beenplaten. Ze zijn zelden bedekt met normaal gevormde schubben. De meeste meervallen hebben duidelijke baarddraden. Sommige meervallen hebben een eigenaardig vergroeide bek (algeneters). Hun bek is vervormd tot een soort zuignap, waarmee ze algen afgrazen en zich in snelstromend water aan stenen e.d. kunnen vasthouden. Meervallen (en modderkruipers) hebben een gedegenereerde zwemblaas en zijn (daardoor) slechte zwemmers. Enkele meervallen hebben, net als karperzalmen, een soort vetvin. Verzorging/voeding De kleinere soorten zijn vaak geschikte vissen veer een gezelschapsaquarium. Meervallen kunnen grote rovers zijn. Onder de meervallen vind je uitgesproken carnivoren, maar ook pure vegetariërs. Belangrijk is deze dieren voldoende te voeren met het juiste voedsel. Veel droogvoer is al opgegeten door de andere vissen voordat het de bodem bereikt. Enkele veel voorkomende soorten: A. Pantsermeervallen, Corydoras soorten, bodemvissen B. Plecostomus, Hypostomus punctatus Kunnen groot worden (30 cm) 6.9 Andere veel voorkomende soorten Er zijn nog veel meer visfamilies. Enkele soorten uit andere families zijn: Familie: Modderkruipers (Cobitidae) a Indische modderkruiper, Acanthophthalmus kuhli b Clownbotia, Botia macracantha Familie: Vlindervissen (Pantodontidae) c Vlindervis, Pantodon buchholzi Familie Kogelvissen (Tetradontidae) d Kogelvis, Tetraodon fluviablis Onderorde Regenboogvissen (Atherinoidei) e Regenboogvissen, Melanotaenia lacustris en M. boesemani f Kcornaarvis, Bedotia geayi Familie Tapirvissen, (Mormyridae) g Olifantsvis, Cnathonemus petersi Theorie aquaria Pagina 34