De effecten van crisisplannen voor patiënten met psychotische en bipolaire stoornissen: een gecontroleerde willekeurige steekproef Oorspronkelijke titel: The effects of crisis plans for patients with psychotic and bipolar disorders: a randomised controlled trial A. Ruchlewska, C.L. Mulder, R. Smulders, B.J. Roosenschoon, G. Koopmans and A. Wierdsma Gepubliceerd: 9 juli 2009 in BMC Psychiatry Nederlandse vertaling: Renée Smulders NB: De verwijzing naar achtergrondliteratuur is in deze Nederlandse samenvatting wegggelaten, maar is wel opgenomen in de oorspronkelijke Engelse verzie van het atikel. Samenvatting Achtergrond Crises en (gedwongen) opnames zijn ingrijpend voor patiënten en hun omgeving. In sommige landen, waaronder Nederland, is het aantal crises en (gedwongen) opnames de laatste tijd sterk gestegen. Ook is er gebrek aan effectieve interventies om ze te voorkomen. Onderzoek toont aan dat een vorm van een uitgebreide psychiatrische verklaring, het gezamenlijke crisisplan, gedwongen opnames kan voorkomen. Een ander onderzoek vond geen significante resultaten van een andere vorm van het crisisplan. De vraag blijft welke vorm van een uitgebreide psychiatrische verklaring kan helpen bij het voorkomen van crises. Dit onderzoek richt zich op de effecten van twee andere vormen van een dergelijke uitgebreide psychiatrische verklaring. De eerste vorm wordt opgesteld door de patiënt met hulp van een onafhankelijk consulent (crisisplan met consulent, CC), en de tweede met hulp van de behandelaar (crisisplan met behandelaar, CB). We onderzoeken of patiënten met een CC of CB minder acute hulp en minder (gedwongen) opnames ondergaan dan patiënten zonder crisisplan. Daarnaast probeert dit onderzoek mechanismes te identificeren die verantwoordelijk zijn voor de effecten van een CC of CB. Methode/onderzoeksopzet Dit onderzoek is een gecontroleerde willekeurige steekproef met twee interventiegroepen en één controlegroep. Beide interventiegroepen hebben een crisisplan, gemaakt met de onafhankelijk consulent of de hulpverlener. Ambulante patiënten met een psychotische of bipolaire stoornis, die gedurende de afgelopen twee jaar ten minste één psychische crisis doormaakten, zijn willekeurig toegewezen aan één van de drie groepen. Primaire onderzoeksuitkomsten zijn het aantal acute hulpcontacten (buiten kantooruren), (gedwongen) opnames en de verblijfsduur in het ziekenhuis. Secundaire onderzoeksuitkomsten betreffen psychosociaal functioneren en tevredenheid over de behandeling. De beïnvloedende factoren die een rol spelen bij de effecten van de crisisplannen worden onderzocht door het vaststellen van de 1 betrokkenheid van de patiënt bij het maken van het crisisplan, de kwaliteit van de relatie patiënt-hulpverlener, ziekte-inzicht, manieren van herstel, sociale steun, zelfredzaamheid, betrokkenheid van de dienstverlening en omgaan met crisissituaties. De interviews met de patiënten vinden plaats voorafgaand aan de loting, negen maanden later en tot slot achttien maanden na de loting. Discussie Dit onderzoek bekijkt de effecten van twee vormen van het crisisplan. Daarnaast bieden de resultaten meer kennis over de manier waarop deze crisisplannen werken en of het effectiever is een onafhankelijk consulent in te zetten bij het maken van een crisisplan. De crisisplannen zijn mogelijk een interventie waarmee crises en dwang in de GGZ kunnen worden voorkomen. Achtergrond Crises en (onvrijwillige) opnames zijn ingrijpend voor patiënten en hun naaste omgeving. Gemiddeld 50 % van de patiënten ervaart gedwongen opname als traumatisch. Gedurende de jaren 2000-2003 is het aantal ambulante acute hulpcontacten in Nederland met 106 % gestegen, het aantal opnames met 162 % en het aantal gedwongen opnames met 17 %. Deze toename ging door na 2003. Mogelijke verklaringen voor bovengenoemde toenames zijn de accentverschuiving van het intramurale naar het extramurale zorgaanbod, de tendens om eerder op te treden bij een crisissituatie, en het beleid om daklozen van de straat te halen. Een andere verklaring is het gebrek aan passende ambulante zorg en vroege onderkenning van toekomstige crisissituaties. Uitgebreide verklaringen zoals crisisplannen worden in de Nederlandse GGZ nauwelijks gebruikt. Ook in Engeland worden volgens een ongepubliceerde studie van Nagaiah en Szmukler (2007) crisisplannen die horen bij een behandelplan bijna niet gemaakt, of ze zijn erg kort en bevatten zelden goede informatie. Er zijn verschillende vormen van een uitgebreide psychiatrische verklaring. De context, zoals de betrokkenheid van een GGZ hulpverlener, onafhankelijke ondersteuning of een wettelijk kader, bepaalt het karakter van de verklaring. Het kan gaan om een wettelijk bindend document dat voorkeuren en afkeuren ten aanzien van toekomstige behandeling beschrijft. Het kan ook gaan om een document dat ondertekend wordt door de patiënt en de betrokken GGZ hulpverlener, bijvoorbeeld een gezamenlijk crisisplan. Sommige uitgebreide verklaringen worden onafhankelijk van de GGZ opgesteld, zoals de crisiskaart. De crisiskaart wordt vaak gemaakt met hulp van een onafhankelijke belangenbehartiger, de consulent crisiskaart. De effecten van een uitgebreide verklaring op het voorkómen van een crisis en (gedwongen) opnames zijn nauwelijks onderzocht. Twee studies onderzochten het effect van twee verschillende verklaringen. In het eerste onderzoek werd het zogenaamde gezamenlijk crisisplan opgesteld door de patiënt en zijn/haar behandelend ambulant team. Het proces werd ondersteund door een GGZ professional die geen lid was van het behandelteam. In de groep patiënten met het gezamenlijk crisisplan werden significant minder patiënten gedwongen opgenomen dan patiënten die geen crisisplan hadden: respectievelijk 13 en 27 %. Het tweede onderzoek vond geen significante verschillen tussen verschillende verklaringen. De interventie bestond uit een “boekje” waarin zeven uitspraken stonden 2 over wensen bij een toekomstige behandeling. De patiënt schreef dit boekje onafhankelijk van het betrokken ambulante GGZ team gedurende een gedwongen opname. Het boekje werd bewaard bij het patiëntendossier. Verklaring voor het gebrek aan resultaten kan zijn dat, na ontslag van de patiënt, de ambulante hulpverleners niet op de hoogte waren van het bestaan van het boekje. De positieve effecten in de studie van de gezamenlijke crisisplannen geven aan dat betrokkenheid van een onafhankelijke intermediair en het ambulante GGZ team essentieel zijn bij het voorkómen van gedwongen opnames. Er is weinig bekend over het mechanisme dat de mogelijke effecten bepaalt van uitgebreide verklaringen. In een onderzoek naar ‘uitgebreide psychiatrische instructies’ vertoonden mensen die hulp kregen bij het maken van het document significant meer verbetering van hun werkrelatie met hulpverleners en waren meer tevreden over hun behandeling dan mensen in de controlegroep. Het proces van het maken van een uitgebreide verklaring kan de zelfredzaamheid en het ziekte-inzicht van iemand beïnvloeden. Uitgebreide verklaringen kunnen de doelmatigheid van de behandeling versterken en helpen bij het opsporen van vroege signalen die wijzen op een crisis, zowel bij patiënten als hun hulpverleners. Deze mechanismen kunnen empowerment van patiënten bevorderen en leiden tot meer therapietrouw. In Nederland bestaan er verschillende vormen van uitgebreide verklaringen. Het zogeheten ‘crisisplan’ werd in 1999 ontwikkeld door het Amsterdamse Patiënten en Consumenten Platform, en kan omschreven worden als een handleiding voor acute diensten. In dit crisisplan staan twee zaken centraal: voorkómen van een crisis en praktische informatie voor toekomstige acute psychiatrische hulpverlening. De praktische informatie is samengevat op een klein kaartje, de ‘crisiskaart’, die de eigenaar altijd bij zich draagt. Het crisisplan wordt onafhankelijk van de GGZ opgesteld met behulp van een belangenbehartiger van de patiënt; de behandelaar ondertekent het definitieve document. Volgens de organisaties van belangenbehartigers in de (O)GGZ levert de steun van zo’n onafhankelijk consulent een belangrijke bijdrage aan de effectiviteit van het plan. Als het crisisplan alleen gemaakt wordt door de patiënt en zijn/haar behandelaar is er geen sprake van een machtsevenwicht. Het crisisplan kan dan uiteindelijk in het belang zijn van de professional in plaats van dat van de patiënt. Het betrekken van een belangenbehartiger steunt de patiënt bij het beter formuleren van zijn/haar wensen bij een crisis. Echter, er blijven vraagtekens bestaan bij de effectiviteit en de praktische mogelijkheden van het betrekken van een onafhankelijk consulent. Het zou net zo effectief kunnen zijn om een crisisplan samen met de behandelaar op te stellen, zonder de ondersteuning van een belangenbehartiger. Doelstellingen van het onderzoek Dit onderzoek heeft 3 doelstellingen: 1. Onderzoek naar mogelijk verschil in effecten van crisisplannen opgesteld met een onafhankelijk consulent of crisisplannen opgesteld met de behandelaar op het aantal acute hulpcontacten en (gedwongen) opnames, in vergelijking met een controlegroep zonder crisisplan. 2. Onderzoek naar de verschillende effecten van de twee verschillende crisisplannen op de zelfredzaamheid van de patiënt tijdens een crisis en op zijn/haar sociaal en psychisch functioneren. 3 3. Het opsporen van de mechanismen die verantwoordelijk zijn voor de (mogelijke) effecten van de crisisplannen, waaronder de kwaliteit van de werkrelatie met de behandelaar, de herstelstijl van de patiënt, sociale steun, therapietrouw, zelfredzaamheid en ziekte-inzicht. Hypotheses Wat betreft de eerste doelstelling is de hypothese dat zowel het crisisplan met de onafhankelijk consulent als het crisisplan met de behandelaar het aantal acute hulpcontacten en het aantal (gedwongen) opnames zal verminderen, in vergelijking met de controlegroep zonder crisisplan. Daarbij verwachten we een groter effect van een crisisplan met de onafhankelijk consulent in vergelijking met het plan opgesteld met alleen de behandelaar. Ook verwachten we een groter effect op de tevredenheid van de patiënt over zijn/haar behandeling en op zijn/haar psychisch functioneren als het crisisplan is opgesteld met de onafhankelijk consulent dan als het plan is opgesteld met de behandelaar. Wat betreft de mechanismen die een rol spelen is de verwachting dat, nadat het crisisplan is opgesteld, de werkrelatie met de behandelaar verbetert, de patiënt meer ziekte-inzicht heeft, meer zelfredzaam is, meer therapietrouw heeft, de ziekte meer accepteert en meer sociale steun ondervindt. Methoden/onderzoeksopzet Dit onderzoek wordt gesubsidieerd door de Nederlandse organisatie ZonMw en de GGZ instelling Bavo Europoort te Rotterdam, Nederland. Ontwerp Dit onderzoek is een gecontroleerde willekeurige steekproef met twee interventiegroepen en een controlegroep. Groep 1 is de groep van patiënten die een crisisplan maakt met een onafhankelijk consulent. De patiënten in groep 2 maken een crisisplan met hun behandelaar. In groep 3, de controlegroep, maken patiënten geen crisisplan. De belangrijkste uitkomstmaten zijn het aantal acute hulpcontacten, het aantal (gedwongen) opnames en de duur van het verblijf in het ziekenhuis. Deelnemers/setting Deelnemers zijn volwassen ambulante patiënten, tussen 18 en 65 jaar, met een psychotische of bipolaire stoornis, die het risico lopen op een psychische crisis. Patiënten worden geworven in 18 GGZ teams en drie GGZ instellingen in Rotterdam, Nederland. De teams zijn gehuisvest in het centrum, het noorden, oosten en zuiden van de stad Rotterdam en in haar naaste omgeving. Criteria voor deelname aan het onderzoek zijn: een diagnose hebben van een psychotische of bipolaire stoornis, ambulant behandeld worden en tenminste één crisis contact met de hulpverlening hebben gehad of één (gedwongen) opname gedurende de afgelopen twee jaar. Criteria die deelname aan het onderzoek uitsluiten zijn: het hebben van een lichamelijke ziekte die leidt tot een psychotische stoornis, mentale onmacht om toestemming te geven, onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal, en het al in bezit zijn van een ‘terugvalpreventieplan’ of een crisisplan. 4 Wervingsmethodes Kandidaat deelnemers worden geselecteerd uit het patiëntenbestand van de behandelaar door de behandelaar en de onderzoeker. Patiënten krijgen een informatiebrief van hun behandelaar over het onderzoek, die hen toestemming vraagt om benaderd te worden door een onafhankelijk onderzoeker. De onderzoeker legt de onderzoeksdoelen uit en de lotingprocedure. Nadat de patiënt een schriftelijk toestemmingsformulier heeft ondertekend wordt het eerste interview afgenomen. Het tweede interview wordt negen maanden later gepland, en het laatste interview achttien maanden na het eerste. Definitie van de interventie De onderzoeksinterventie omvat twee soorten crisisplannen. Het eerste wordt gemaakt met ondersteuning van een onafhankelijk consulent (CC), het tweede met ondersteuning van de behandelaar (CB). Beide crisisplannen beschrijven hoe je vroege signalen voor een crisis kan herkennen en hoe adequaat hulp verleend kan worden. De crisisplannen worden samengevat op een kaartje met het formaat van een bankpasje, opgevouwen in een plastic mapje dat de eigenaar altijd bij zich kan dragen. De kaart bevat praktische informatie die bij een crisis gebruikt kan worden, bijvoorbeeld wie gebeld moet worden, of wat er moet gebeuren met de huisdieren. Het CB is een uitgebreide verklaring omdat patiënt en behandelaar de inhoud van het crisisplan samen opstellen. Het plan is gebaseerd op het principe van het “gezamenlijk beslissingen nemen model’’. Het CC is een ander type uitgebreide verklaring. In dit geval is de behandelaar minder betrokken bij de ontwikkeling van het plan; het CB is gebaseerd op het “autonomie model”. Natuurlijk worden crisisplannen op geheel vrijwillige basis gemaakt. Ze kunnen alleen maar worden gemaakt als zowel behandelaar als patiënt bereid zijn in dit proces samen te werken (CB), of als de patiënt het wenst te maken met zijn/haar belangenbehartiger (CC). Het plan is niet wettelijk bindend, omdat de behandelaar kan afwijken van de inhoud van het plan als dat in het geval van een crisis nodig is voor de behandeling van de patiënt. Gekozen type uitgebreide verklaring Henderson CS hebben een typologie gemaakt van soorten uitgebreide verklaringen. Hoewel de uitgebreide verklaringen in ons onderzoek (CC en CB) veel overeenkomsten vertonen met de uitgebreide verklaringen zoals beschreven door Henderson, wijken ze op bepaalde punten daarvan af. Een belangrijk verschil is de ondersteuning van de onafhankelijk consulent. De twee participerende consulenten in ons onderzoek zijn ervaren sociaal werkers. Eén van hen is een ervaringsdeskundige. Het CB maakt geen gebruik van de consulent bij het opstellen van het crisisplan. Zowel het CB als het CC wordt verspreid in het GGZ administratiesysteem. Interventieprocedures Voor de start van het onderzoek werden alle deelnemende GGZ teams voorgelicht tijdens een teamvergadering van twee uur waarin kennis werd gemaakt met de twee onafhankelijke consulenten en hun werkwijze en de onderzoeker. 5 Crisisplan met onafhankelijk consulent, CC De procedure in de CC groep is als volgt. Nadat de patiënt in deze groep is geloot maakt de consulent een afspraak. Bij de eerste ontmoeting bespreekt de consulent de werkwijze met de patiënt en verzamelt informatie voor het crisisplan. Factoren die een crisis kunnen veroorzaken worden besproken en er worden strategieën ontwikkeld om een crisis te voorkomen. Hierna maakt de consulent het eerste concept van het plan. De patiënt, daarbij ondersteund door de consulent, onderhandelt met zijn/haar behandelaar over wat er moet gebeuren als er eerste signalen zijn van een crisis en welke wensen zij/hij heeft bij een crisis. Als het plan klaar is wordt het ondertekend door de behandelend psychiater, de behandelaar (meestal een psychiatrisch verpleegkundige) en andere belangrijke personen (partner, familie, vrienden) die een rol hebben in het crisisplan. De laatste stap is de informatie uit het plan samen te vatten op de crisiskaart, die daarna aan de patiënt gegeven wordt. Elk jaar wordt het crisisplan geëvalueerd, of vaker als dat nodig is. De totale tijd die nodig is om het plan te maken, en het aantal contacten met de consulent en de behandelaar worden tijdens het onderzoek geregistreerd. Crisisplan met behandelaar, CB Nadat de patiënt in deze groep is geloot krijgt de behandelaar het CB protocol en bespreekt de onderzoeker de te volgen procedure. Zoals bij het CC worden factoren die kunnen leiden tot een crisis besproken en er worden strategieën ontwikkeld om een crisis te voorkomen. De patiënt formuleert de inhoud van het CB samen met de behandelaar. De procedure kent verschillende fases: het voorbereiden en formuleren van het crisisplan, een bespreking ervan, en het verzamelen van handtekeningen van iedereen die een rol speelt (partner, familie, vrienden). De inhoud van het plan moet jaarlijks worden geëvalueerd, of vaker als dat nodig is. De laatste stap is het samenvatten van de informatie op de crisiskaart, die daarna aan de patiënt wordt gegeven. De tijd die het kost om een CB te maken, en het aantal contacten met de behandelaar worden gedurende het onderzoek geregistreerd. Gestructureerd volgsysteem Elke drie weken informeert de onderzoeker bij de consulent (CC) en bij de behandelaar (CB) naar de voortgang en mogelijke problemen bij het maken van het plan. Voor behandelaren (CB) worden supervisiebijeenkomsten georganiseerd. Gedurende deze bijeenkomsten wisselen behandelaars informatie uit en leren van elkaars ervaringen met het CB. Er wordt een checklist ontwikkeld om de kwaliteit van het afgeronde crisisplan te meten. De lijst verwijst naar 10 onderwerpen van het crisisplan en wordt gescoord van 0 (vaag/geen beschrijving) tot 4 (volledig/concrete beschrijving). Twee onafhankelijke onderzoeksassistenten vullen de scoringslijst in. Verspreidingsmethode Alle crisisplannen worden bij het patiëntendossier gevoegd en in het elektronisch systeem van alle acute diensten opgenomen waarmee de patiënt in contact kan komen tijdens een crisis (crisiscentrum, crisisteams, opnamecentra). Instrumenten Demografische variabelen, psychiatrisch verleden en de diagnose worden uit het patiëntendossier verzameld. 6 Primaire uitkomstenmaten Primaire uitkomsten zijn het aantal crisiscontacten met de behandelaar of acute zorg buiten kantooruren, het aantal (gedwongen) opnames en de verblijfsduur in het ziekenhuis. De gegevens worden gehaald uit het patiëntenadministratiesysteem en uit het elektronisch systeem van de acute diensten. Secundaire uitkomstenmaten Gezondheid en sociaal functioneren Deze maten worden vastgesteld door een onafhankelijk interviewer met behulp van een Nederlandse versie van de “Health of the Nation Outcome Scales”. De meting wordt afgerond door de onderzoeker na een gestructureerd interview waarin gezondheid en sociale problemen over de voorafgaande twee weken worden vastgesteld. 12 Onderwerpen hebben betrekking op gedragsproblemen, afname van gezondheid, symptomen en sociaal (dis)functioneren. 3 Onderwerpen hebben betrekking op manische symptomen, behandelmotivatie en medicijntrouw. De onderwerpen worden gescoord van 0 (geen probleem) tot 4 (zeer zwaar probleem). Evaluatie van het crisisplan De mening van de patiënt over de kwaliteit van het proces waarmee het crisisplan is gemaakt wordt vastgesteld met behulp van een nieuw ontwikkelde schaal bestaande uit een vragenlijst met 13 onderwerpen. Er wordt de patiënt gevraagd of hij/zij van mening is dat het crisisplan zijn/haar eigen wensen verwoordt als het gaat om een crisis. De onderwerpen worden gescoord op een schaal van 0 (“nee, ik ben het er helemaal mee oneens”) tot 4 (“ja, ik ben het er helemaal mee eens”). GGZ Thermometer Tevredenheid over de behandeling wordt gemeten met de GGZ thermometer. De 16 onderwerpen bestaan uit ‘ja’ en ‘nee’ categorieën gericht op de ontvangen informatie over de behandeling, de betrokkenheid van de patiënt bij het plannen van de behandeling en de indruk van de patiënt over de behandelaar en de kwaliteit van de behandeling. Variabelen die een rol kunnen spelen Variabelen die mogelijk een rol kunnen spelen zijn de werkrelatie tussen patiënt en hulpverlener, ziekte-inzicht, herstelstijl, zelfredzaamheid, betrokkenheid van de dienstverlening en omgang met (toekomstige) crisissituaties. Werkrelatie patiëntbehandelaar De kwaliteit van de werkrelatie wordt gemeten met een Nederlandse versie van de “Working Alliance Inventory”, de WAI. Deze vragenlijst wordt zowel afgenomen bij de patiënt als bij de behandelaar. De 33 onderwerpen worden gescoord op een schaal van 5 punten, van 0 (“nee, ik ben het er helemaal mee oneens”) tot 4 (“ja, ik ben het er helemaal mee eens”). Ziekte-inzicht Dit instrument meet het inzicht in psychosen. Er zijn acht uitspraken waarop de patiënt op drie manieren kan reageren: eens, oneens en weet niet. Drie subschalen hebben 7 betrekking op het opnieuw benoemen van symptomen, bewustzijn van de ziekte en ervaren behoefte aan behandeling. Omgaan met een crisis Het kunnen omgaan met een crisissituatie van de patiënt wordt gemeten met een nieuw ontwikkelde vragenlijst met 21 onderwerpen. Antwoorden worden gescoord op een 5 puntsschaal van 1 (“helemaal oneens”) tot 4 (“helemaal eens”). De onderwerpen hebben betrekking op 5 dimensies: controle over de eigen behandeling, hoe een crisis kan worden voorkomen, hoe een crisis herkend kan worden, weten hoe te handelen bij een toekomstige crisis en weten wat te doen in een crisis. Zelfredzaamheid Het persoonlijk gevoel van de patiënt over de controle van factoren die zijn/haar eigen leven beïnvloeden wordt gemeten met een schaal van 7 onderwerpen. Elk onderwerp heeft betrekking op de manier waarop de respondent zichzelf ervaart. Betrokkenheid van de dienstverlening De “Service Engagement Scale” richt zich op het perspectief van de behandelaar. 14 Onderwerpen worden gescoord op een 4 puntsschaal, van 0 (“helemaal niet tot nauwelijks”) tot 3 (“meestal”). Drie subschalen hebben betrekking op beschikbaarheid, samenwerking, hulpzoekgedrag en behandeltrouw. Herstelstijl De “Recovery Style Questionnaire” meet de mate waarin de patiënt zijn of haar ziekte accepteert of ontkent. De 39 vragen worden beantwoord met “eens” en “oneens”. Sociale steun Sociale steun wordt gemeten met de “Adult Social Report” schaal, die 14 onderwerpen bevat. Elk onderwerp wordt gescoord op een 5 puntsschaal van “helemaal geen steun” tot “heel veel steun”. Loting Loting vindt plaats per team. Om gelijke verdeling in elk team over de groepen te verzekeren worden 12 loten per team gebruikt. Na het eerste interview wordt de patiënt in één van de drie groepen geloot. Aantallen patiënten Voor de bewijskracht van het onderzoek zijn in elke groep minstens 50 patiënten nodig. We hebben gekozen voor 80 patiënten per groep vanwege de kans op uitval van patiënten gedurende het onderzoek. Een patiënt heeft het onderzoek geheel doorlopen als hij/zij aan alle drie de interviews heeft meegedaan. Ethische aspecten De onderzoeksopzet is goedgekeurd door de nationale medisch-ethische commissie. De behandelaar informeert de patiënt over het onderzoek. Na zijn/haar instemming wordt de patiënt verder geïnformeerd en verzocht een schriftelijke toestemmingsverklaring te ondertekenen. De patiënt kan gedurende elke fase van het onderzoek besluiten niet meer mee te doen, zonder opgaaf van redenen. 8 Patiënten in de controlegroep krijgen de standaard behandeling zonder een crisisplan. Als patiënten uit de controlegroep een crisisplan willen wordt dat verzoek gehonoreerd, in welke fase van het onderzoek dan ook. Discussie De centrale onderzoeksvraag is of één van de twee groepen met een crisisplan minder gebruik maakt van acute psychiatrische zorg, evenals vermindering van het aantal en de duur van (gedwongen) opnames. De secundaire onderzoeksvraag is of de interventie het psychosociaal functioneren beïnvloedt. Het opsporen van factoren die bij de interventie een rol spelen geven gereedschap dat gebruikt kan worden in toekomstige preventieve interventies. Het vergelijken van de twee groepen met een crisisplan geeft inzicht in de vraag of een crisisplan met ondersteuning van een onafhankelijk consulent meer effectief is dan een crisisplan dat gemaakt is met de behandelaar. Dit onderzoek heeft verschillende beperkingen en sterke punten. Beperkingen Ten eerste wordt geen gestructureerd diagnostisch onderzoek gedaan om de DSM-IV diagnose te bevestigen. We besloten om de klinische diagnose te gebruiken uit de medische dossiers, omdat nieuw diagnostisch onderzoek veel tijd kost en omdat zo’n diagnose beperkte waarde heeft voor dit onderzoek. De tweede beperking bestaat uit mogelijke fouten bij de werving. Om ethische redenen is de behandelaar de eerste persoon die de patiënt over het onderzoek informeert. Behandelaren kunnen voorkeur hebben voor deelname van bepaalde patiënten. Sterke punten Belangrijke sterke punten zijn de klinische relevantie en het ontwerp van dit onderzoek. Hoewel crisisplannen formeel onderdeel zijn van behandelplannen maken behandelaren in de praktijk nauwelijks gebruik van uitgebreide verklaringen. De structuur en de supervisie binnen dit onderzoek kan behandelaren helpen bij een meer gestructureerde en preventieve benadering. De deelnemers aan het onderzoek zijn niet geselecteerd op hun vermogen een crisisplan te maken en representeren een bredere populatie van mensen met een psychotische/ bipolaire stoornis dan een geselecteerde groep patiënten. Daarnaast kan de brede focus van dit onderzoek de mogelijkheden tot generalisatie van de resultaten vergroten. Dit onderzoek is samen met de regionale belangenvereniging van en voor cliënten ontwikkeld en wordt ook gezamenlijk uitgevoerd. Het is naar ons weten het eerste wetenschappelijke onderzoek dat zich op een dergelijke interventie richt. 9