De Helix Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 1 De Helix Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 2 Handleiding: Landschapsstudie Doelgroep 12 – 14 jaar Periode april - juni / september – oktober Duur van de activiteit 2 u 30 Materiaal voor de gids Grondboor + goot voor boring Kompas Uittreksel stafkaart 1/10 000 met route Uittreksel stafkaart 1/20 000 Determineertabel grondsoorten Naambordjes: verstoorde laag en moederlaag Figuur hoogtelijnen en foto akker + tractor Kaartjes fotogalerij Materiaal voor de lln. Schrijfplankje met werkbladenbundel en stafkaart 1/10 000: per leerling 24 gelamineerde stafkaart en 1/20 000 12 kompassen 12 meetlatten 3 x 4 fotobladen wegbermflora Laarzen of bergschoenen Kledij Regenkledij Route en stopplaatsen De Helix Zie stafkaart 1/10 000 Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 3 Verloop Startplaats De leerlingen gebruiken werkblad 1 en de 2 stafkaarten persoonlijk, kompas en meetlat per 2. Startplaats aan de spiraal. • Definiëring van een landschap Wat is een landschap ? Het is de omgeving die je met één blik kan overzien en die bestaat uit een samenhang van levende elementen en niet-levende elementen. Naargelang de bodem, gaat de begroeiing anders ontwikkelen. Het type van de bodem en het reliëf is dus zeer belangrijk voor het uitzicht van het landschap. Welke elementen bepalen een landschap? We hebben natuurlijke, halfnatuurlijke en menselijke elementen. Vaak heeft de mens natuurlijke elementen veranderd of in een andere schikking geplaatst om er beter gebruik van te kunnen maken, dan spreekt men van halfnatuurlijke elementen. Natuurlijke : waterloop, bron, heuvel, mos, kruiden, bodemdiertjes, vogels, … Halfnatuurlijke : de meeste bossen, wegberm, aangeplante bomen … Menselijke elementen : hoeve, weg, , maïsveld, tuinplanten, hagen, … Door wie of wat wordt het uitzicht van een landschap in België bepaald? Het landschap wordt hoofdzakelijk bepaald door de mens. Blijven landschappen onveranderd ? Het landschap leeft, het verveelt nooit, het verandert steeds. Alleen al door de veranderende lichtinval, de wolken, … is er steeds iets nieuws te zien. Een landschap verandert in de loop van de tijd. De mens eist meer en meer ruimte op voor bewoning, verkeer, toerisme, … • Oriëntatie De leerlingen gebruiken stafkaart 1/10 000 en een kompas per 2 lln. Hoe kan je je oriënteren in een voor jou onbekende streek ? Je kan een kompas gebruiken, je baseren op de zon of op twee oriëntatiepunten op de kaart of op het mos of de wiertjes op de stam van bomen (westzijde), … Opdrachten voor de leerlingen - De Helix Welk herkenningspunt kunnen we hier gebruiken ? De vierkantshoeve, de toegangsweg, … Zoek de hoeve op de kaart. Zoek een tweede herkenningspunt (bv. de weg) op de kaart. Leg de kaart op de grond met de juiste oriëntatie. Met een kompas wordt gecontroleerd of de kaart juist georiënteerd is. Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 4 • Gebruik van de kaarten en legende Welke ingekleurde vlakken zie je en wat stellen ze voor? bleke vlakken: akkers lichtgrijze / lichtgroene vlakken: weilanden donkergroene vlakken: bossen bruine blokjes: bebouwing blauwe gedeeltes: waterpartijen Welke lijnen zie je op de kaart en wat stellen ze voor? blauwe lijnen: beken en rivieren eerder rechtlijnig: wegen, paden, perceelgrenzen golvende lijnen: hoogtelijnen • Afstanden en hoogteverschillen ervaren en meten Opdrachten voor de leerlingen Op welke hoogte ongeveer ligt het kruispunt in oostelijke richting bovenaan de weg met de 2 stroken? Op 40 m. Hoever is het kruispunt verwijderd vanaf de parking? Ongeveer 320 m We maken gebruik van schaal 1/10 000: 3,2 cm x 10 000=32 000 cm = 320 m Hoe groot is het hoogteverschil(groot, matig of klein) op die 300 m? 10 m Dit is een groot hoogteverschil. Hoe vind je deze helling (steil, matig, zwak)? Dit is een steile helling. Hoe kan je een stijging op de kaart terugvinden? Met behulp van de hoogtelijnen krijg je inzicht in de stijging. Hoe dichter de hoogtelijnen bij elkaar liggen, hoe steiler de helling is. We nemen grote stappen van 1 m van de spiraal tot aan de slagboom in westelijke richting. Hoeveel stappen heb je geteld? ………... = …………. m Bereken nu de afstand met kaart en meetlat. -> 120 m Kan je hier spreken van een (steile) helling? Hier is het zeer vlak. Op de kaart amper 1 m hoogteverschil. Welke 2 H’s zichtbaar in het landschap, begrippen met de letter H, hebben we hier leren kennen? In het wolkje: hoogteverschil – helling (horizonlijn komt later in punt B) - - - - Reliëfelementen: Zichtbaar in het landschap • Hoogteverschil • Helling • Horizonlijn Zichtbaar op de kaart • Hoogte • Helling • Hoogteverschil ET: Landschap en kaart: Op het terrein elementen van het landschap waarnemen, beschrijven en rubriceren in natuurlijke en menselijke elementen. ET: Landschap en kaart: Topografische kaarten lezen door gebruik te maken van de legende. ET: Reliëf: op het terrein het reliëf waarnemen en beschrijven door middel van kenmerken van de visuele reliëfelementen (hoogteverschil – helling - horizonlijn = 3 H’s) De Helix Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 5 Stopplaats A : schatten en meten De leerlingen gebruiken werkblad 1 en de 2 stafkaarten persoonlijk en een meetlat per 2. Je stopt aan het kruispunt. • Schaalgevoeligheid Kaart 1/10000 vergelijken met kaart 1/20000. Op zoek naar het kerkje van Onkerzele op de kaarten. Opdrachten voor de leerlingen - • Kan je het kerkje van Onkerzele vinden op je kaart met schaal 1/10000? Welke kaart zou je dan nodig hebben om het wel te vinden? Een kaart met schaal 1/5000 of 1/20000? Een kaart van 1/20000 Hoe groter de schaal, hoe groter en duidelijker het gebied op de kaart is voorgesteld, maar hoe minder gebied je te zien krijgt. Op schaal 1/5000 ga je alles nog groter zien, maar voor nog een beperkter stuk gebied. Meten Opdrachten voor de leerlingen - Zoek in het landschap het kerkje van Onkerzele. Schat eerst de afstand van de plaats waar je nu staat tot het kerkje. Noteer je schatting. Schat nu de afstand met behulp van de uitleg in de kadertjes. Noteer je schatting. Zoek het kerkje en deze stopplaats op de stafkaart van 1/20000. Meet met de meetlat de afstand tussen beide op de stafkaart. Bereken nu de werkelijke afstand tussen beide. Afstand in cm x 20 000 = 9 cm x 20 000 = 180 000 cm = 1,8 km Hier kan je aandacht besteden aan de kleine landschapselementen (KLE) zoals hagen, wilgen, een boom, … Dit zijn soms heel kleine stukjes natuur, meestal restgebiedjes in het door de mens gevormde landschap. Deze KLE zijn onontbeerlijk als verbinding tussen verschillende stukjes natuurgebied. Dankzij de kleine landschapselementen kunnen sommige planten en dieren zich nog van het ene naar het andere natuurgebied verplaatsen. Zonder KLE wordt de uitwisseling tussen de natuurgebieden dikwijls uitgesloten en worden natuurgebieden geïsoleerde eilandjes waar de natuur steeds armer wordt. In dit landschap zijn knotwilgen opvallend aanwezig. Ze zijn aan de randen van weiden geplant om de grond droger te maken, als beschutting voor vee. Ze leveren hout voor gereedschap en twijgen voor vlechtwerk. Ze bieden onderdak aan heel wat steenuiltjes... ET: Landschap en kaart: Afstanden berekenen met breukschalen ET: Landschap en kaart: Relatie tussen schaal en kaartinhoud De Helix Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 6 Stopplaats B : de fotogalerij De leerlingen gebruiken werkblad 2, een kaartje met foto-onderwerp en hun GSM of smartphone om foto’s te nemen. Je wandelt tot iets voorbij het kruispunt. Opdrachten voor de leerlingen De leerlingen trekken een kaartje uit een reeks menselijke, natuurlijke of halfnatuurlijke elementen. Ze moeten het onderwerp fotograferen: wilgenrij, akker, weide, bosrand, bebouwing, schapenstal, klein bosje, wegberm, hoogspanningslijn, onverharde weg, horizonlijn, gewassen, dieren Ze geven aan wat ze waar gefotografeerd hebben en geven de indeling aan. Welk is de 3de H in het rijtje? De horizonlijn: wordt ingevuld in het wolkje p 1. - - De horizonlijn is de denkbeeldige lijn tot waar men het aardoppervlak kan zien. Eventueel kamlijn en dallijn uitleggen. Het landschap is opgebouwd uit hellingsvlakken. De snijlijn waar twee hellingsvlakken elkaar raken, noemen we een kniklijn. Als twee hellingsvlakken dalen in de richting van een kniklijn, dan spreken we van een dallijn. De dallijn is steeds gelegen in het laagste deel van het landschap. Als twee hellingsvlakken stijgen in de richting van een kniklijn, dan spreken we van een kamlijn. De kamlijn is steeds gelegen in het hoogste deel van het landschap. ET: Terreinwerk: Gegevens op het terrein verzamelen (hier fotograferen). ET: Terreinwerk: Op het terrein landschapselementen herkennen en benoemen door gerichte waarnemingen. Stopplaats C : onder de grond De gids heeft nodig : een bodemboor, een goot, een determineertabel grondsoorten, 2 bordjes met delen van het bodemprofiel. De leerlingen gebruiken werkblad 2 en 3. Op een stuk landbouwgrond stop je voor het bodemonderzoek. Bodems bestaan uit verschillende lagen grond onder elkaar. Met behulp van een bodemboor kunnen we zichtbaar maken hoe de bodem is opgebouwd. We maken een bodemprofiel. De gids demonstreert één bodemboring en zet de leerlingen voor de volgende boringen aan het werk. De Helix Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 7 Opdrachten voor de leerlingen - - Maak het bovenste gedeelte van het grondoppervlak vrij van materiaal als takjes en bladeren. Zet de boor (fig.1) met de boorkop op de grond. Draai de boor (met de klok mee) zover de grond in dat de boorkop gevuld is (fig.2). Hiervoor draai je de boor ongeveer drie halve slagen. Trek de bodemboor voorzichtig recht omhoog uit de grond. Leg de inhoud van de boor in de plastic goot. Zorg dat de bovenkant van de grond aan het uiteinde van de goot ligt. Er ligt nu ongeveer 10 cm van het bodemprofiel in de goot. Zet de boor weer in het boorgat en haal de volgende 10 cm van het profiel omhoog. Leg dit materiaal met de bovenkant tegen de onderkant van de vorige hoeveelheid materiaal in de goot. Schuif het materiaal stevig aan. Herhaal de boring een aantal keer (tot 5 keer) tot je de blekere moederlaag duidelijk ziet. Leg de bovengehaalde grondstalen in de juiste volgorde in de goot. Leg de juiste bordjes naast de verstoorde bodemlaag en de moederlaag. Maak het boorgat dicht met het materiaal dat je eruit opgeboord hebt. Je kunt daarvoor de goot boven het boorgat houden. Als je het onderste materiaal het eerst eruit laat lopen en daarna de rest dan wordt de bodem ter plaatse het minst verstoord. Trap tenslotte met de hak van je schoen de grond aan zodat er geen gat meer te zien is. Conclusie - De bodem van deze akker is verstoord door ploegen. De bovenste laag is de verstoorde laag. De onderste laag is de moederlaag. - De strooisel- en humuslaag ontbreken. - Zwarte puntjes komen overeen met niet-verteerd (niet-gecomposteerd) organisch materiaal. De Helix Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 8 Er zijn roestvlekjes waar te nemen vanaf bv. 50 cm. Roest wijst op de aanwezigheid van ijzer. Uitgesproken roestvlekken vind je in het profiel vooral terug in de zone waar de grondwatertafel in de loop van het jaar sterk varieert. De kleur van de verstoorde laag en de moederlaag verschilt. De bodem wordt hier gebruikt voor de teelt van graangewassen / akkerbouw. - - Opdrachten voor de leerlingen Kleur de vakjes op het werkblad in met aarde. In het bovenste vakje kleur je met de verstoorde aarde (donkerder van kleur). In het onderste vakje kleur je met de moederlaag (bleker van kleur). Bepaal de grondsoort. Boetseer een worstje met een beetje moederlaag en vergelijk de structuur met de figuurtjes uit het schema. Je kan een worstje maken met scheurtjes. Dit betekent dat het zandleem is. Omcirkel zandige leem. - - De bodems worden ingedeeld in verscheidene types o.a. aan de hand van de korrelgrootte. Van zand, naar zandleem, leem en klei wordt de korrelgrootte steeds kleiner. Deze zandleembodem is makkelijk bewerkbaar en dus zeer geschikt voor akkerbouw. ET: Terreinwerk: Gegevens op het terrein verzamelen (hier bodemboring met inkleuring met bodemsoort op werkblad). ET: Oppervlaktegesteenten, bodem en ondergrond: Op monsters enkele gesteenten uit de eigen leefruimte en België op basis van eenvoudige proefjes herkennen en benoemen. Stopplaats D : help, de bodem schuift De gids heeft nodig : figuur met hoogtelijnen, de foto van de akker en de tractor. De leerlingen gebruiken werkblad 2. Je stopt voor de ingang van het bos. Wat is erosie? Erosie is het verplaatsen van bodemdeeltjes door water, wind, temperaturen (bv.wegschuivend ijs) Hoe zie je erosie op deze plaats? - uitspoelingsgeulen op de weg (afhankelijk van het weer) Oorzaken van erosie op deze plaats? - de aanwezigheid van een helling - een naakte bodem waar de beplanting ontbreekt - de inwerking van water De Helix Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 9 Hoe kan je het erosieprobleem voorkomen op de akker? - Door ploegen evenwijdig met de hoogtelijnen van de helling, ook contourploegen genoemd. Hier kan je de figuur met hoogtelijnen en de foto van de akker tonen en de tractor in beide richtingen laten rijden om te demonstreren wat ploegen is evenwijdig met of dwars op de hoogtelijnen. - De beplanting op de akker zorgt ervoor dat de aarde vastgehouden wordt. Men kan klaver, mosterd… als groenbemester inzaaien of wintertarwe zaaien om erosie in de winterperiode te voorkomen, men kan houtkanten aanplanten, de akker voorzien van een bufferstrook Stopplaats E : beleef de omgeving De leerlingen gebruiken werkblad 4. Je blijft voor de ingang van het bos. Opdrachten voor de leerlingen Sluit even je ogen en neem de geluiden rondom jou op. Open je ogen en neem de ganse omgeving in je vizier, van wolken tot aarde en ook binnen een omtrek van 360°. Omcirkel het juiste: we bevinden ons in een gesloten landschap of een open landschap. Opmerking: het zicht wordt uiteindelijk wel beperkt door bv. bomen. Daarom spreekt men om precies te zijn van een open landschap met begrenzing. Kleur het volgende diagram in volgens de score die jij deze omgeving geeft voor volgende punten: o Natuurlijkheid o Afwisseling o Totaalbeeld - - - Meer Minder De Helix 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 Natuurlijkheid Afwisseling Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) Totaalbeeld 10 Het inkleuren van dit diagram is heel persoonlijk en afhankelijk van het natuurbeeld van de leerlingen en aldus een manier om discussie op gang te brengen. Stopplaats F : op weg naar de top De leerlingen gebruiken werkblad 4. Je stopt aan de open plek rechts van het pad. Opdrachten voor de leerlingen Afstand: Neem passen van 0.5 m en tel ze tot aan het boshuisje. Aantal passen = (gedeeld door 2) = …….. m Meet het op de kaart: 2 cm = 200 m (uit te voeren op stapplaats G) Conclusie: een pas is geen vaste eenheidsmaat en het pad is bochtig - Helling: Hoe heb je de helling ervaren? Het is een zeer steile helling. Hoe kan je dit zien op de kaart? De hoogtelijnen volgen zeer kort op mekaar. - ET: Reliëf: Op het terrein het reliëf waarnemen en beschrijven door middel van kenmerken van de visuele reliëfelementen (hoogteverschil – helling = 2 van de 3 H’s) Stopplaats G : het water vindt zijn weg De leerlingen gebruiken werkblad 5. Je bent aan het huisje links van het pad. Wat is het bodemgebruik op deze helling? Verklaar. Hier wordt de bodem gebruikt voor bosbouw omdat de bodem niet geschikt is voor landbouw omwille van de hellingsgraad. Hoe beschermt het bos de helling? Hellingen zijn zeer erosiegevoelig. Begroeiing voorkomt erosie. Opdrachten voor de leerlingen - Zet een pijl op de kaart in welke richting het water afvloeit. Noteer op de kaart naar welke rivier het water afvloeit : de Dender Bepaal met het kompas in welke richting deze ligt? Het water stroomt in noordelijke richting. ET: Reliëf: Op het terrein en vanuit de richting van afstromend water hoogteverschillen en hellingsvlakken onderscheiden. De Helix Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 11 Stopplaats H : waarnemingen op de top De leerlingen gebruiken werkblad 5. Je bent op de top van de Bosberg. Je steekt de weg over en bereikt de weide aan de overkant van de weg. Opdrachten voor de leerlingen Zet een pijl op de kaart in welke richting het water afvloeit. Noteer op de kaart naar welk rivier het water afvloeit: de Mark. Bepaal met het kompas in welke richting deze ligt? In het zuiden - Deze weg vormt dus de waterscheidingslijn tussen de rivieren Dender en Mark. Vergelijk deze omgeving met je schoolomgeving en je woonomgeving. Zie je hier meer of minder huizen? Wat zegt dit over de bevolkingsdichtheid? Hoe wordt dit landschap hier ingevuld? Zie je hier elementen van toerisme, industrie, landbouw, natuur? Spreek je hier van een natuurlandschap of een cultuurlandschap, bekijk de landschappen langs beide zijden van de weg. Het landschap ten noorden van de weg ->natuurlandschap Het landschap ten zuiden van de weg -> cultuurlandschap - ET: Bebouwing en bevolking: Vertrekkende vanuit terreinwaarnemingen vaststellen dat het landschap een afwisseling is van open ruimte en bebouwing. Je keert terug naar De Helix langs dezelfde weg. De Helix Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 12 Reservestopplaats : als planten vertellen De leerlingen gebruiken werkblad 5. Je stopt ergens langs de wegberm tegenover de populierplantage. Opdracht voor de leerlingen (gezamenlijk of in 4 groepjes) - Zoek planten op de wegberm. Benoem ze (met behulp van de foto’s of de begeleider). Kruis de gevonden planten aan op het werkblad. Conclusie: de wegberm is voedselrijk door bemesting van de landbouwgrond ernaast. Hoe armer de bodem hoe groter de variatie aan plantensoorten. Natuurverenigingen wensen verschraling van de bodem om meer planten en andere planten dan ruigtekruiden een kans te geven. Daarom is een aangepast wegbermbeheer noodzakelijk: maaien en afvoeren van het maaisel. Maaien en niet afvoeren van het maaisel maakt de berm voedselrijker met toename van de ruigtekruiden zoals brandnetels, kleefkruid… Sproeien met onkruidverdelgers is een voorbeeld van zeer slecht wegbermbeheer. Pesticiden verontreinigen de bodem en het grondwater. De Helix Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 13 Bronnen • • • • • • • • • • • • • • • • • • ANONYMUS. Veldwerk bodem en landschap. Groningen, Natuurmuseum, Centrum voor Natuur- en Milieu-educatie, 1996, 53 p. ANONYMUS. Educatief landschapsonderzoek. Zwalm, PNEC De Kaaihoeve, 1996, 120 p. ANTROP, Marc. Het landschap Meervoudig bekeken. Monografieên Stichting Leefmilieu nr 30. Antwerpen, Stichting Leefmilieu KB, 1989, 400 p. ANTROP, Marc. Landschapszorg in Vlaanderen. Onderzoek naar de criteria en wenselijkheden voor een ruimtelijk beleid met betrekking tot cultuurhistorische en esthetische waarden van landschappen in Vlaanderen. Gent, Vakgroep Geografie UG, 1995, 98 p. BAELE, Hilde et al. De Groene 62. Landschapsverkenning langs de spoorwegbedding Oostende-Torhout. Brugge, Provinciebestuur WestVlaanderen, 1992, 95 p. BOGAERT, Dirk et al. Ruimtevreters. Een lessenpakket voor de derde graad. Brussel, Natuurreservaten vzw, 1990, 14 p. GORIS, G. et al. Natuur en Landschap. Basispakket bij de tentoonstelling, Lier, Pime, 1995, 91 p. GYSELS, H. et al. De landschappen van Vlaanderen en de Zuidelijke Nederlanden. Leuven/Apeldoorn, Garant uitgevers nv, 1993, 415 p. HERMANS, E. Holle wegen, handleiding, Heverlee, Regionaal landschap Dijleland vzw, 2000, 120 p. HINDRYCKX, Katrien et al. Venster op het landschap, Met kinderen op stap. Brugge, Provincier west-Vlaanderen, Brugge, provincie West-Vlaanderen, 1996, 50 p. HOFKENS, E., ROOSENS, I. . Nieuwe impulsen voor de landschapszorg. De landschapsatlas, baken voor een verruimd beleid. Brussel, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Monumenten en Landschappen, 2001, 191 p. MESTDAGH, Wim et al. De Groene 62, de eerste stappen. Landschapsverkenning langs de spoorwegbedding Oostende-Torhout. Brugge, Provinciebestuur West-Vlaanderen, 1996, 56 p. VAN MIEGROET M. et al. Landschapszorg. Leefmilieu-documentatie nr 10. Brussel, Stichting Leefmilieu KB, 1978, 159 p. VAN DAMME. De landschappen van Oost-Vlaanderen. Vereenvoudigd naar Antrop en Van Damme; Gent, Vakgroep geografie UG, 1995, 15 p. WINTEIN, Willy et al. De Bergen. Milieu-educatie in de Westvlaamse heuvels, Brugge, Povincie West-vlaanderen, 1994, 110 p. WINTEIN, Willy. De Groene 62, Lerarendossier. Landschapsverkenning langs de spoorwegbedding Oostende-Torhout. Brugge, Provinciebestuur WestVlaanderen, 1992, 20 p. WINTEIN, Willy et al. De Bergen, Handleiding voor de leerkracht. Milieu-educatie in de Westvlaamse heuvels, Brugge, Povincie West-vlaanderen, 1994, 58p. ZWAENEPOEL, Arnout. Werk aan de berm ! Antwerpen, Stichting Leefmilieu KB, 1998, 296 p. De Helix Landschapsstudie: 12 - 14 jaar (handleiding) 14