Problemen met de nomenclatuur en het tellen van de inbreuken. Een voorbeeld: de seksuele delicten De actualiteit heeft steeds opnieuw de aandacht op de seksuele delicten gevestigd. Hierdoor rezen bijvoorbeeld nieuwe vragen over het aantal veroordelingen die in deze materie werden uitgesproken. Het betreft een belangrijk domein dat geregeld het voorwerp uitmaakt van interpellaties, maar binnen het welke jammer genoeg moeilijk duidelijke antwoorden kunnen worden gegeven. Hierna zetten we de moeilijkheden even op een rijtje. Deze hebben twee hoofdoorzaken, met name de achterstand in het bijwerken van de inbreukennomenclatuur en de veelheid aan mogelijke tellingen. In deze nota zal kort de bijdrage van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid bij de onvoltooide actualisering van de nomenclatuur worden geschetst. Ook de verschillende criteria waarmee rekening moet worden gehouden om eender welke telling op eenvormige wijze te definiëren zullen in detail worden onderzocht. Bij het antwoorden op verschillende vragen over de seksuele misdaden en wanbedrijven, werd in juni-juli 2004 vastgesteld dat de nomenclatuur van de inbreuken, die als leidraad fungeerde bij het interpreteren van de statistieken uit de gegevensbank van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid, niet meer bijgewerkt en aangepast was. De titels van de inbreuken voldeden niet langer aan de verwachtingen van de personen met hun vele vragen. Deze titels stemden immers niet meer overeen met de meest recente wetgeving inzake deze materie. Het is belangrijk te weten dat de nomenclatuur deze is van het Centraal Strafregister en dat deze de basis vormt voor het opstellen en invoeren van de beslissingsbulletins van de hoven en rechtbanken in strafzaken. Deze gegevensbank is de enige bron voor 'geanonimiseerde' statistieken die door de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid worden geproduceerd. Deze "nieuwe nomenclatuur", die sinds 1991 in het kader van de vernieuwing van de zogenaamde veroordelingstatistieken werd samengesteld, had heel voordelen in vergelijking met de toen bestaande statistieken (boomstructuur, geen overlapping, exhaustiviteit, ...). Op heden bezit ze nog steeds tal van deze voordelen. Een van deze prioriteiten heeft ze evenwel geleidelijk aan verloren, namelijk de exhaustiviteit. Er hebben weliswaar regelmatig wijzigingen en aanvullingen plaatsgevonden (zo werd in 2004 de titel 'foltering, onmenselijke behandeling en onterende behandeling' aan het hoofdstuk 'Strafwetboek' toegevoegd), maar deze hebben niet stelselmatig de evolutie van de wetgeving gevolgd, waardoor de nomenclatuur op heden in bepaalde domeinen voorbijgestreefd lijkt, in het bijzonder op het vlak van seksuele misdaden en wanbedrijven. Na deze vaststelling werd contact opgenomen met het Centraal Strafregister om te weten hoe de nieuwe inbreuken in de nomenclatuur werden ingevoerd (bijvoorbeeld seksuele verminkingen die door artikel 409 van het Strafwetboek worden bestraft) en vanaf wanneer de nieuwe codes voor de invoer van deze beslissingsbulletins werden gebruikt. Dankzij deze contacten werd vernomen dat het Centraal Strafregister enerzijds dezelfde vaststellingen had gedaan en dat een voorbereidend werk voor de update van start was gegaan1 en dat het anderzijds niet meer over het vereiste 1 Zie nota opgesteld door de heer Peter Naessens die gedurende meerdere maanden deeltijds gewerkt heeft bij het Centraal Strafregister: Nomenclatuur van de misdrijven: Strafwetboek: wijzigingen, 63 p., zonder datum. 1 personeel beschikte om dit werk verder te zetten. Er werd dan binnen de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid beslist het Centraal Strafregister te helpen met het bijwerken van de nomenclatuur van seksuele misdaden en wanbedrijven. In de daaropvolgende maanden werd heel wat werk geleverd om de lacunes van de nomenclatuur op te sporen en alle noodzakelijke wijzigingen voor te stellen voor de update2. Enerzijds werden de resultaten ondergebracht in een uitgebreide tabel waarin zowel de oude als de nieuwe inbreuken zijn opgenomen en waarbij de voorgestelde wijzigingen en aanvullingen duidelijk werden aangegeven. Anderzijds werden ook de statistische implicaties hiervan nagerekend voor de grote rubrieken van deze materie3. De tabel met alle voorgestelde wijzigingen werd in juli 2005 aan het Centraal Strafregister bezorgd, maar de nomenclatuur is nog altijd niet aangepast. Bijgevolg zijn de door ons geproduceerde statistieken inzake seksuele delicten moeilijk vertaalbaar in de huidige wettelijke termen. De nieuwe codes voor de nieuwe inbreuken zijn ons immers niet bekend, terwijl we geconfronteerd blijven met de codes voor inbreuken die "niet meer bestaan". Slechts een statistische analyse op een hoger en daarmee minder gedetailleerd niveau van de nomenclatuur is dan mogelijk4. Naast deze nomenclatuurproblemen, zijn er ook problemen met het tellen. Er kan immers op verschillende manieren geteld worden. Het gebrek aan inzicht hierin leidt bij ondeskundige gebruikers van onze statistieken tot misvattingen en het onbegrip ten aanzien van kwantitatieve verschillen die kunnen optreden tussen schijnbaar identieke zaken. Er moet rekening worden gehouden met drie criteria om een telling fatsoenlijk te kwalificeren: de teleenheid, de juiste definitie van wat geteld wordt en de mogelijkheid van de dubbeltelling. We geven een overzicht. Inzake strafrechtelijke statistieken vormt het beslissingsbulletin de voornaamste teleenheid. Dit bulletin stemt overeen met een definitieve beslissing die door een hof of rechtbank van het land in strafzaken wordt uitgesproken EN aan het Centraal Strafregister wordt bezorgd. Hoewel dit overeenstemt met een enkele beslissing (bijvoorbeeld een veroordeling of internering), kan een bulletin meerdere hoofdstraffen en -maatregelen bevatten (bijvoorbeeld gevangenisstraf, geldboeten of werkstraffen), die elkeen door een of meerdere inbreuken worden gemotiveerd. Bovendien moet worden opgemerkt dat eenzelfde persoon tijdens hetzelfde jaar meerdere beslissingsbulletins op zijn naam kan hebben die in het Centraal Strafregister geregistreerd zijn. Vier teleenheden moeten dus worden onderscheiden: de individuen, de bulletins, de uitgesproken maatregelen (vooral straffen) en de inbreuken5. Vaak zullen er meer bulletins zijn dan individuen, meer straffen en maatregelen dan bulletins en nog meer inbreuken dan maatregelen (vooral straffen). Hieronder zal een voorbeeld worden uitgewerkt van de veroordelingen voor verkrachting. Wel dienen de twee overige criteria eerst te worden behandeld. Het 2 Bij dit werk werden, op verschillende wijzen, 5 mensen van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid betrokken: Evangélia Pantelis, Elisabeth Lattinne, Joke Rutten, Christophe Falzone en Michel Willems. 3 Met name: Rutten Joke, Veroordeelde personen volgens de aard van de inbreuk: seksuele misdrijven, 8 p., zonder datum en Willems Michel, Seksuele misdrijven, 10 p., maart 2006. 4 De grote rubrieken die de seksuele misdaden en wanbedrijven uitmaken zijn: aanranding van de eerbaarheid, verkrachting, bederf van de jeugd en prostitutie (voordien misdaden en wanbedrijven met betrekking tot ontucht en prostitutie) en de schennis van de goede zeden. Seksuele verminking zou tevens in deze lijst moeten opgenomen zijn, maar dit is nog niet het geval. 5 De teleenheid van de inbreuk kent een apart statuut. Daarom spreken we liever over het inbreukitem. De reden van dit onderscheid is niet belangrijk voor de huidige tekst. 2 begrip veroordeling lijkt vanzelfsprekend en wordt vaak gebruikt om het geheel aan beslissingen aan te duiden die hier worden besproken. Is er immers geen sprake van "veroordelingstatistieken" om de statistieken aan te duiden die door de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid worden geproduceerd? Eigenlijk is dit een pars pro toto. Veroordelingen zijn immers niet de enige beslissingen die door de hoven en rechtbanken worden genomen en aan het Strafregister worden bezorgd. Wel vormen ze het grootste aantal. Tot de andere beslissingen die aan het Centraal Strafregister worden gemeld, behoren twee kwantitatief niet-verwaarloosbare beslissingen die van de veroordelingen moeten worden onderscheiden, namelijk de interneringen en vooral de opschortingen van de uitspraak. Hoewel de statistieken van de Dienst voor het Strafrechtelijk beleid deze drie steeds onderscheiden, is verschillende malen gebleken dat onze "klanten" deze verwarren met de generieke term "veroordelingen" of niet inzagen dat de door ons geleverde statistieken van de veroordelingen (in strikte zin) niet de interneringen en opschortingen omvatten6. Het is dus belangrijk te weten van wat men precies een telling wenst! Doordat de meeste beslissingsbulletins meerdere inbreuken omvatten en dat deze vaak tot dezelfde materie behoren, met name seksuele delicten, wordt, bij het tellen van de veroordelingen per inbreuk, hetzelfde bulletin a fortiori meerdere malen meegeteld voor hetzelfde individu (zoveel als er verschillende inbreukitems in hetzelfde domein zijn). Deze kans op dubbele boeking kan worden vermeden door de vraag anders te stellen: hoeveel verschillende individuen werden minstens een keer veroordeeld (of geïnterneerd ...) tijdens het jaar in kwestie voor een inbreuk tegen de seksuele moraal. Zonder deze precisering zal een persoon die in een zelfde bulletin verschillende zedenfeiten wordt toegeschreven meerdere malen worden meegerekend, terwijl tijdens het jaar in kwestie misschien een enkele veroordeling jegens hem werd uitgesproken. De gebruiker moet dan beslissen of de mogelijkheid van dubbele boeking bij het samenvoegen van de inbreuken in dezelfde materie (hier de seksuele misdaden en wanbedrijven) beantwoordt aan de vraag. Een voorbeeld zal helpen deze complexe problematiek beter te begrijpen. Het voorbeeld is dat van de verkrachtingen in 20037. De veroordelingen voor verkrachting in 2003, verschillende telmogelijkheden 1. Verkrachting, zonder verdere precisering 2. Verkrachting op een meerderjarige 3. Verkrachting op een minderjarige boven de volle leeftijd van 16 jaar 4. Verkrachting op een minderjarige boven de volle leeftijd van 14 jaar 5. Verkrachting op een kind beneden de volle leeftijd van 14 jaar 6. Verkrachting op een kind beneden de Individuen Bulletins 4 4 Straffen 4 Misdrijven 4 160 62 160 62 161 62 171 65 128 128 128 132 193 193 193 200 117 117 117 121 6 Voor de statistiek van de DSB wordt hierbij niet de nadruk gelegd op het feit dat het begrip veroordeling noch duidelijk omschreven is, noch een duurzame inhoud in de tijd heeft. 7 Dit voorbeeld werd gekozen omdat het reeds het voorwerp heeft uitgemaakt van een analyse in juli 2004, toegepast op de statistieken van 1993 tot 2002: Willems Michel, Note de travail n°8. La statistique des condamnations pour viol. Un cas exemplaire, 6 p. 3 volle leeftijd van 10 jaar "Totaal" verkrachtingen (som) Totaal verkrachtingen (zonder dubbele boeking): “unieke som”. 664 664 665 693 495 497 498 693 In 2003 werden 497 definitieve veroordelingen uitgesproken door de hoven en rechtbanken van het land die minstens een inbreukitem inzake verkrachting omvatte. Deze 497 veroordelingen hadden betrekking op 495 verschillende individuen. Hierdoor kan er worden van uitgegaan dat twee personen twee maal tijdens hetzelfde jaar voor verkrachting werden veroordeeld8. Aangezien het om dergelijke ernstige feiten gaat, is het niet verwonderlijk dat er een klein verschil bestaat tussen de veroordelingsbulletins en het aantal individuen. Dit kleine verschil kan door nietgeïnformeerde gebruikers daardoor des te gemakkelijker als een telfout worden gezien. Voor andere 'inbreukdomeinen' (bijvoorbeeld voor de misdaden en wanbedrijven inzake ontucht en prostitutie of, los van het huidige onderwerp, inzake verkeer), zal het verschil vaak aanzienlijk groter zijn. Het aantal hoofdstraffen (498) sluit hier tevens dicht aan, terwijl het aantal inbreuk(domein)en daarentegen heel wat hoger is (693). Zo is het dus interessant op te merken dat er op 497 bulletins (voor 495 individuen) 693 inbreuk(items) inzake verkrachting werden geregistreerd. In heel wat bulletins is er dus sprake van meerdere verkrachtingen. Er werden in dit domein immers 129 bulletins geteld die meer dan één item bevatten. Het maximum was 6 items per bulletin (2 gevallen)! Laten we even de dubbele tellingen van dichterbij bekijken. Aangezien het door verkrachtingen samengestelde 'inbreukdomein' 6 verschillende categorieën (of items) omvat en dat heel wat bulletins meerdere items bevatten, kan het niet anders zijn dat een groot aantal bulletins zo meerdere malen wordt geteld. Het resultaat zou zijn dat de som van de categorieën heel wat hoger zou liggen dan het totale aantal veroordelingen met minstens één feit van verkrachting: in 497 bulletins zijn er 664 items die behoren tot verschillende categorieën. De kans op dubbele boeking verdwijnt logischerwijze wanneer de beschouwde teleenheid de inbreuk is: 693 lijnen omvatten een inbreuk die behoort tot een van de categorieën van verkrachting en 664 hiervan zijn met elkaar verbonden in 497 bulletins, zonder dat een enkele categorie van verkrachting twee maal in een zelfde bulletin verschijnt. De 29 overblijvende lijnen zijn een herhaling van de categorieën van verkrachting die reeds op de bulletins in kwestie staan en dus geen risico vormen voor dubbele boeking. Zo wordt een persoon die wordt veroordeeld voor "verkrachting op een meerderjarige" en 4 inbreuken telt van dezelfde categorie slechts een keer in de eerste 3 kolommen van de bovenstaande tabel geteld, terwijl hij 4 keer wordt geteld in de laatste kolom. Een nomenclatuur die niet is bijgewerkt enerzijds en een veelheid aan mogelijke tellingen anderzijds maken elke analyse (hier: van seksuele misdaden en wanbedrijven) moeilijk. In deze materie, net als in vele andere domeinen, moet geweten zijn "waarover het echt gaat" om de kwantitatieve resultaten niet verkeerd te interpreteren: welke inbreuken wenst men te tellen en op welke manier? Het eerste deel van de vraag verwijst naar de toegepaste codes voor de invoer van beslissingsbulletins (bij gebrek aan passende codes is er geen telling mogelijk). De 8 In dit geval was de afleiding correct, maar het verschil tussen de twee teleenheden kon worden verklaard door een andere combinatie: een enkel individu dat in 2003 drie keer werd veroordeeld! 4 tweede vraag heeft betrekking op de relevant geachte teleenheid (handelt het om veroordeelde individuen of om berichten/vonissen?) Hoewel bruikbare informatie, die aan de gebruikers van de strafrechtelijke statistiek wordt meegegeven, het probleem dat door de veelheid aan teleenheden wordt gesteld kan helpen oplossen, kan enkel een grondige actualisering het probleem verhelpen! Michel Willems Dienst voor het Strafrechtelijk beleid 10 juli 2006 5