Geschiedenis van de Europese Unie Nederland is altijd een grote pleitbezorger geweest van intensieve Europese samenwerking. De Europese integratie is rond 1950 begonnen om een eind te maken aan de oorlogen tussen buurlanden. Sinds 1950 verenigen Europese landen zich economisch en politiek in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal om te zorgen voor een blijvende vrede. Nederland hoort bij de zes oprichtende landen. In 1957 wordt ook de Europese Economische Gemeenschap (EEG), of "gemeenschappelijke markt" opgericht. Op 1 januari 1973 treden Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk hiertoe toe. Het Europees Parlement krijgt langzamerhand meer invloed en in 1979 kunnen alle burgers voor het eerst de parlementsleden rechtsreeks kiezen. In 1981 wordt Griekenland de tiende lidstaat, Spanje en Portugal volgen vijf jaar later. In 1986 wordt een verdrag getekend om de problemen bij het vrij handelsverkeer tussen de lidstaten op te lossen en zo de "interne markt" te vormen. In 1993 wordt deze interne markt aangevuld met de vier vrijheden: vrij verkeer van goederen, diensten, personen en geld. In de jaren '90 worden twee belangrijke verdragen gesloten: het Verdrag van Maastricht betreffende de Europese Unie in 1993 en het Verdrag van Amsterdam in 1999. In 1995 krijgt de EU nog drie nieuwe leden bij: Oostenrijk, Finland en Zweden. Dankzij de Schengen-akkoorden kunnen mensen reizen zonder paspoortcontrole aan de grenzen. In de jaren ’90 komt er ook meer aandacht voor milieubeleid bij de Europese Unie, daarvoor was dat strikt een zaak van de lidstaten. In 2000 wordt de Euro de nieuwe munteenheid voor veel Europeanen. In 2004 treden tien voormalig Oost-Europese landen toe tot de unie, drie jaar later komen Bulgarije en Roemenië erbij, nu zijn er 27 lidstaten. Er wordt nagedacht over een grondwet voor Europa, maar het blijkt lastig om daar een besluit over te nemen. Nederlands klimaatbeleid Nederland heeft al een lange geschiedenis in milieubeleid en heeft zichzelf verplicht om tussen 2008 en 2012 de uitstoot van broeikasgassen (kooldioxide (CO2), methaan, lachgas en fluorverbindingen) met 6% te verminderen ten opzichte van 1990. Het binnenlandse doel voor de uitstoot van broeikasgassen komt op een jaarlijks gemiddelde van 222 miljard kg CO2-equivalenten tussen 2008 en 2012. De overheid heeft een pakket aan maatregelen samengesteld om dit doel te halen. Dit bestaat onder meer uit stimulering van energiebesparing en het gebruik van hernieuwbare energie, en reductie van overige broeikasgassen. Dit pakket van maatregelen is vastgelegd in de nota Uitvoeringsnota Klimaatbeleid. Mede door deze maatregelen zijn de Nederlandse emissies van alle broeikasgassen behalve CO2 de laatste jaren gedaald. De uitstoot van CO2 is echter met een gelijke hoeveelheid gestegen. Netto is de Nederlandse emissie vrijwel gelijk aan die in het basisjaar (1990/1995). Nederland wil, om de doelstellingen te halen, ook een deel van de reductie in het buitenland realiseren. Hiervoor kan het gebruikmaken van de “Kyoto-mechanismen”: Joint Implementation (alleen voor geïndustrialiseerde landen zoals Centraal- en Oost-Europese landen) en het Clean Development Mechanism (voor ontwikkelingslanden). Nederland financiert en ondersteunt dan bijvoorbeeld de bouw van een windmolenpark in Roemenië, en krijgt daar ‘credits’ voor terug, die meetellen voor de Nederlandse reductiedoelstelling. Nederland doet ook sinds 2005 mee aan een Europees systeem voor CO2-emissiehandel voor bedrijven. Nederland wil internationaal het goede voorbeeld geven. In het recentelijk uitgekomen werkprogramma ‘Schoon en zuinig’ heeft Nederland de ambities voor 2020 verwoord. Hiervoor is in 2008 rijksbreed 140 miljoen euro extra beschikbaar, oplopend naar 500 miljoen. Dit naast het bestaande budget van 1,3 miljard euro. De ambities zijn: De uitstoot van broeikasgassen, met name CO2, in 2020 met 30% verminderen vergeleken met 1990. Het tempo van energiebesparing de komende jaren verdubbelen van 1% nu naar 2% per jaar. Het aandeel duurzame energie in 2020 verhogen van ongeveer 2% nu naar 20% van het totale energiegebruik Naast het beperken van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie) werkt Nederland ook aan adaptatie: het aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering. Ruimte voor de Rivier is hier een voorbeeld van: het maakt Nederland minder kwetsbaar voor overstromingen. Verantwoordelijkheden Het Nederlandse klimaatbeleid valt onder vijf verschillende ministeries: VROM, EZ, LNV, V&W en Buitenlandse Zaken. VROM coördineert het Nederlandse klimaatbeleid. Daarnaast is VROM verantwoordelijk voor het beleid voor energiebesparing in bijvoorbeeld woningen, kantoren en winkels, de reductie van overige broeikasgassen (alle broeikasgassen behalve CO2), het clean development mechanism, zogenaamd 'schoon fossiel' en, voor wat betreft CO2-beleid, de technische eisen aan voertuigen. Het ministerie van Economische Zaken (EZ) coördineert het beleid voor energiebesparing en is verantwoordelijk voor het energiebesparingsbeleid voor de industrie en voor het beleid voor hernieuwbare of duurzame energie. EZ is ook verantwoordelijk voor het mechanisme van joint implementation. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) gaat over de energiebesparing in de glastuinbouw. Ook speelt dit departement een belangrijke rol in het terugdringen van de methaanuitstoot. De veeteelt is een belangrijke bron van het broeikasgas methaan. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat (V&W) is verantwoordelijk voor de mobiliteit in Nederland: het plannen van wegen op basis van het verwachte verkeersaanbod. Het klimaatbeleid is zeker ook internationaal beleid - klimaatproblemen houden zich niet aan landsgrenzen - en daarbij speelt het ministerie van Buitenlandse Zaken een rol. Klimaat maakt ook deel uit van ontwikkelingssamenwerking, een beleidsterrein van Buitenlandse Zaken. Nederlandse Euro-parlementariërs In Brussel werken de volgende Nederlandse parlementariërs aan klimaatbeleid, in de commissies ENVI en CLIM: Johannes Blockland, Fractie Onafhankelijkheid/Democratie Dorette Corbey, Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement (PvdA) Jules Maaten, Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie (VVD) Jeanine Hennis- Plasschaert, Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie (VVD) Anders Wijkman, Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa fractie (VVD) Kathelijne Buitenweg, de Groenen/Europese Vrije Alliantie (GroenLinks) Lambert van Nistelrooij, Fractie van de Europese Volkspartij (Christendemocraten) en Europese Democraten (CDA)