Cursus natuurgids PLANTEN LEREN KENNEN Hoofdstukken 1. Uitwendige bouw. 2. Inwendige bouw en bouwstoffen. 3. Celstructuur en voedingswijze. 4. Verschijningsvormen en levenscyclus. 5. Wat kan je nog met planten? 6. Tot slot. 1. Uitwendige bouw Wortel, stengel, bladeren Kruidig Houtig - Stengel - Stam - Zijstengel - Tak, twijg - Scheut - Loot 1. Uitwendige bouw Knoppen ≠ knopen ! - Knop = groeipunt van stengel, blad, of bloem. - Knoop = aanhechtingspunt van een blad. 1. Uitwendige bouw Wortel(stelsel of -systeem) - Functie : opname van water en voedingsstoffen. - Knoppen : GEEN ! - Knopen : GEEN ! - ≠ het orgaan van de plant dat zich in de bodem bevindt. - Geen wortels, luchtwortels, steltwortels, hechtwortels, zwevende wortels. Maretak geen wortels Tijgerorchis luchtwortels Maïs steltwortels Klimop hechtwortels zwevende wortels Veelwortelig kroos Klein kroos 1. Uitwendige bouw Stengel(stelsel of -systeem) - Functie : transport van water en voedingsstoffen en… het dragen van de bladeren - Knoppen : stengel-, blad- en bloemknoppen. - Knopen : aanwezig en gelijk aan het aantal bladeren. - Soms ontbrekend of gereduceerd. - Bv. : Madeliefje, Ui. Madeliefje Ui 1. Uitwendige bouw Bladeren - Functie : opnemen en afgeven van gassen via piepkleine openingen, de huidmondjes en… fotosynthese (zie 1.5). - Knoppen : GEEN ! - Knopen : GEEN ! - Soms ontbrekend of gereduceerd tot… - Bladdoorns, schubvormige bladeren. Valse acacia (Robinia pseudoacacia) bladdoorns Schoonmoederstoel (Echinocactus grusonii) bladdoorns Reuzenpaardenstaart schubvormige bladeren Wilde asperge gebundelde zijtakjes (bladeren snel afvallend) 2. Inwendige bouw en bouwstoffen Vaten(stelsel) - Stelsel van kanalen waarlangs water en voedingsstoffen getransporteerd worden. - De vaten zijn gebundeld in vaatbundels. 2. Inwendige bouw en bouwstoffen Vaten(stelsel) - Zeefvaten in bastweefsel : neerwaarts transport. - Houtvaten in houtweefsel : opwaarts transport - Cambium (stamcellaag) vormt beide weefsels. 2. Inwendige bouw en bouwstoffen Vaatbundels : cambiumring - Primaire groei : alle planten. - Secundaire groei : houtige planten. - Cambiumring maakt secundaire groei mogelijk. 2. Inwendige bouw en bouwstoffen Basisbouwstof - Cellulose (C6H10O6)n - Suikerketen of polysacharide met witte kleur. - Cellulose is een koolhydraat en biedt planten hun kenmerkende stevigheid. - Dieren (en de mens) zijn opgebouwd uit minder stevige eiwitten. 3. Celstructuur en voedingswijze Met water gevulde vacuole - Uniek voor planten. - Zorgt voor ‘gespannen’ cellen en - Bladgroenkorrels in de randzone. dus extra stevigheid. 3. Celstructuur en voedingswijze Fotosynthese - Brandstof van organismen = suikers. - Planten zijn autotroof (uniek kenmerk). - Bladgroenkorrels produceren glucose. - De energie voor dit proces is afkomstig van het zonlicht. zonlicht 25 zuurstof Bladgroenkorrels koolstofdioxide Verschillende soorten? • Aanwezigheid zonlicht • Aanwezigheid mineralen • … Verschillende aanpassingen! Water & mineralen 3. Celstructuur en voedingswijze Fotosynthese - Glucose wordt verbrand via ademhaling, net zoals bij dieren. - Ademhaling is het omgekeerd chemisch proces. - Een deel glucose wordt omgezet in cellulose en andere chemische verbindingen. Groepswerk Bijzondere aanpassingen - Planten hebben behoefte aan licht, water en mineralen. - Maar die behoefte verschilt van plant tot plant. - Ken je planten met bijzondere aanpassingen in functie van licht, water en mineralen ? 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Sporenplanten - Eicel + zaadcel ⇒ sporofyt die sporen vormt. - Spore ⇒ nieuw individu. Zaadplanten - Eicel + zaadcel ⇒ nieuw individu. - Net zoals bij dieren (en de mens). 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Sporenplanten - Ontwikkelen geen bloemen. - Een spore is 1 cel groot. - Voordelen : - Sporen verspreiden zich makkelijk via wind of water. - Sporen dringen makkelijk de bodem binnen. - Nadelen : - Sporen komen vaak op een slechte plaats terecht. ⇒ Sporen worden massaal geproduceerd (energieverslindend). 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Mosplanten - Vaatstelsel en wortelstelsel afwezig. - Plant alleen met bladeren, of met stengel en bladeren. - Sporen worden gevormd in sporenkapsels (uitzondering). * Vaatstelstel = een geheel van kanalen waarlangs water en voedingsstoffen getransporteerd worden. * Wortelstelsel = een geheel van wortels. Parapluutjesmos : alleen bladeren Watervorkje 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Mosplanten - ♀ plant (eicel). - ♂ plant (zaadcel). - Sporofyt onzijdig. - Kapsel = sporofyt. 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Varenplanten. - Vaatstelsel en wortelstelsel aanwezig. - Plant met stengel en bladeren. - Sporen worden gevormd in sporendoosjes (sporangia). - Sporendoosjes bevinden zich vaak in hoopjes, de sori. Grote biesvaren 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Varenplanten - Voorkiem ♀ en ♂ - Sporofyt onzijdig Voorkiem 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Varenplanten. - Wolfsklauwgewassen : bladeren schub- of lijnvormig. - Paardenstaarten : bladeren schubvormig en in kransen. - Varens : bladeren fors met sporendoosjes op de onderzijde. 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Zaadplanten - Ontwikkelen bloemen. - Een zaad is meercellig. - Kiemplant (embryo) en 1 of 2 zaadlobben (endosperm). - Zaadlobben bevatten reservevoedsel. 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Zaadplanten - Voordelen - Zaden verspreiden zich minder makkelijk via wind of water en blijven bijgevolg (meestal) in het milieu van de moederplant. - Zaden behouden lang hun reservevoedsel. ⇒ Zaden worden niet massaal geproduceerd (energiebesparend). - Nadelen - Zaden zijn zeer voedzaam en dienen dus tot voedsel voor diersoorten. 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Zaadplanten - Naaktzadigen : zaadknoppen NIET ingesloten. - Bedektzadigen : zaadknoppen ingesloten in een stamper. * Zaadknop = knopvormig orgaantje dat de eicel bevat. * Stamper vrouwelijk geslachtsorgaan dat zaadknoppen bevat. = 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Naaktzadigen - Ginkgoachtigen - Bladeren waaiervormig. - Zaden in een gesloten zaadrok. - Slechts 1 (nog overlevende) soort. * Zaadrok = vlezig omhulsel dat ontstaat uit de zaadsteel. 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Naaktzadigen - Naaldbomen - Bladeren naald- of schubvormig. - Zaden in kegels, kegelbessen, of zaadrok. - Een slordige 600 soorten. 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Bedektzadigen - Eenzaadlobbigen - Kruidig (uitz. : palmachtigen). - Zaden met 1 zaadlob. - Bladeren (meestal) parallel- of kromnervig. Klein kroos Zannichellia (ondergedoken waterplant) Gevlekte aronskelk Eenbes 4. Verschijningsvormen en levenscyclus Bedektzadigen - Tweezaadlobbigen - Kruidig of houtig. - Zaden met 2 zaadlobben. - Bladeren (meestal) hand-, veer-, of netnervig. Smalle weegbree Quiz : welke verschijningsvorm ? A. Mosplant B. Wolfsklauwgewas C. Paardenstaart D. Varen E. Naaktzadige F. Eenzaadlobbige G. Tweezaadlobbige Quiz : welke verschijningsvorm ? A. Mosplant B. Wolfsklauwgewas C. Paardenstaart D. Varen E. Naaktzadige F. Eenzaadlobbige G. Tweezaadlobbige Quiz : welke verschijningsvorm ? A. Mosplant B. Wolfsklauwgewas C. Paardenstaart D. Varen E. Naaktzadige F. Eenzaadlobbige G. Tweezaadlobbige Quiz : welke verschijningsvorm ? A. Mosplant B. Wolfsklauwgewas C. Paardenstaart D. Varen E. Naaktzadige F. Eenzaadlobbige G. Tweezaadlobbige Quiz : welke verschijningsvorm ? A. Mosplant B. Wolfsklauwgewas C. Paardenstaart D. Varen E. Naaktzadige F. Eenzaadlobbige G. Tweezaadlobbige Quiz : welke verschijningsvorm ? A. Mosplant B. Wolfsklauwgewas C. Paardenstaart D. Varen E. Naaktzadige F. Eenzaadlobbige G. Tweezaadlobbige Quiz : welke verschijningsvorm ? A. Mosplant B. Wolfsklauwgewas C. Paardenstaart D. Varen E. Naaktzadige F. Eenzaadlobbige G. Tweezaadlobbige Quiz : welke verschijningsvorm ? A. Mosplant B. Wolfsklauwgewas C. Paardenstaart D. Varen E. Naaktzadige F. Eenzaadlobbige G. Tweezaadlobbige Quiz : welke verschijningsvorm ? A. Mosplant B. Wolfsklauwgewas C. Paardenstaart D. Varen E. Naaktzadige F. Eenzaadlobbige G. Tweezaadlobbige Quiz : welke verschijningsvorm ? A. Mosplant B. Wolfsklauwgewas C. Paardenstaart D. Varen E. Naaktzadige F. Eenzaadlobbige G. Tweezaadlobbige 5. Wat kan je nog met planten ? Plantengemeenschappen en vegetatiekunde - Plantengemeenschap : groep planten met dezelfde behoeften wat licht, water en mineralen betreft en om die reden in de vrije natuur altijd samengroeien. - Vegetatiekunde : wetenschap die plantengemeenschappen bestudeert. 5. Wat kan je nog met planten ? Plantengemeenschappen en vegetatiekunde - Vegetatiekunde om de vegetatiekunde. - Vegetatiekunde in functie van natuurbeheer. 5. Wat kan je nog met planten ? Sociale impact van een vergeten plantensymboliek - Een rode roos schenken aan je geliefde. - Waarom doen we het ? Rode roos 5. Wat kan je nog met planten ? Sociale impact van een vergeten plantensymboliek - Met rijst gooien naar een pas gehuwd koppel. - Waarom doen we het ? Met rijst gooien 5. Wat kan je nog met planten ? Sociale impact van een vergeten plantensymboliek - Taarten bakken met een boon op 6 januari. - Waarom doen we het ? Taart met boon 5. Wat kan je nog met planten ? Sociale impact van een vergeten plantensymboliek - Een boeketje Lelietje-van-dalen schenken op 1 mei. - Waarom doen we het ? Lelietje-van-dalen 5. Wat kan je nog met planten ? Sociale impact van een vergeten plantensymboliek - Chrysanten plaatsen op graven op 1 november. - Waarom doen we het ? Chrysanten 5. Wat kan je nog met planten ? Sociale impact van een vergeten plantensymboliek - Een kerstboom zetten op 25 december. - Waarom doen we het ? Kerstsymboliek 6. Tot slot. 6.1. Zijn er vragen? 6.2. Wat vind je van de les? 6.3. Praktische afspraken