P r o e f s c h r i f t b e s p r e k i n g Fagocytose van apoptotische cellen en SLE Promotie van R. Licht Samenvatting Op 4 februari 2002 promoveerde Ruud Licht op het proefschrift getiteld: ‘Phagocytosis of apoptotic cells and SLE’. Het onderzoek vond plaats aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, onder leiding van promotor Prof.dr J.H.M. Berden en co-promotor Dr. W.J.M. Tax (afdeling Nefrologie, Interne Geneeskunde, Katholieke Universiteit Nijmegen). Hieronder zijn de belangrijkste bevindingen uit zijn proefschrift weergegeven. (Ned Tijdschr Allergie 2003;1:36-38) Inleiding Systemische lupus erythematodes (SLE) is een autoimmuunziekte met een complexe multifactoriële etiologie. Naast een genetische predispositie voor SLE neemt men aan dat er een ‘trigger’ van één of meerdere externe factoren nodig is om ook daadwerkelijk SLE te ontwikkelen. Bij patiënten manifesteert SLE zich als een chronische inflammatoire aandoening, waar depositie van immuuncomplexen in bloedvaten, nieren, huid en andere organen verantwoordelijk is voor orgaanbeschadiging.1 Deze complexen bestaan uit auto-antilichamen gebonden aan een grote verscheidenheid aan auto-antigenen. Er zijn echter aanwijzingen dat met name nucleaire antigenen, en dan vooral nucleosomen (verbindingen van ds-DNA en histonen) belangrijk zijn voor SLE ontwikkeling, zeker in de beginfase van de ziekte.2 Het belangrijkste in vivo proces waarbij nucleosomen vrij kunnen komen uit de cel is gedurende het apoptotisch proces, waarbij in eerste instantie endonuclease activiteit het chromatine opknipt in (oligo)nucleosomen. Vervolgens kunnen deze nucleosomen door secundaire necrose van de apoptotische cel in aanraking komen met het immuunsysteem.3 Onder normale omstandigheden zullen de meeste apoptotische cellen echter snel worden gefagocyteerd, voordat nucleosomen vrij kunnen komen uit de apoptotische cel. Maar het is voorstelbaar dat onder bepaalde omstandigheden een groot aanbod van apoptotisch materiaal ontstaat, bijvoorbeeld tijdens infecties. Tijdens dergelijke omstandigheden 36 F E B R U A R I - M A A R T 2 0 0 3 - N R . 1 kan er wel degelijk een dusdanig langdurig of intensief contact tussen het immuunsysteem en nucleaire antigenen bestaan, waarbij de tolerantie voor deze antigenen uiteindelijk wordt doorbroken. Er zijn inmiddels vele studies die een relatie tussen verstoorde apoptose en SLE suggereren2, maar tot op heden is het niet duidelijk of deze storingen een oorzaak of een gevolg zijn van de ziekte, of dat deze specifiek zijn voor SLE. Nucleosomen kunnen echter ook in contact komen met het immuunsysteem als het opruimen van apoptotisch materiaal verstoord is. Dit fagocytotisch proces kan tijdelijk of chronisch verminderd zijn. Het promotieonderzoek heeft zich gericht op het aantonen van eventuele verstoringen in de efficiëntie van de fagocytose van apoptotische cellen onder verschillende omstandigheden. De fagocytose assay Dit promotieonderzoek bestaat uit dierexperimenteel werk met een aantal muizenmodellen voor SLE. Bij deze muizen is het mogelijk om naïeve macrofagen uit verschillende stammen (met of zonder een SLE ontwikkeling) te isoleren voordat de ziekte zich openbaart. Vervolgens laat men deze macrofagen onder gecontroleerde in vitro omstandigheden apoptotische cellen fagocyteren. Bij het opzetten van deze techniek bleek dat naïeve peritoneale muismacrofagen in afwezigheid van serum niet in staat waren om apoptotisch materiaal te fagocyteren. Figuur 1. Effect van extra percentage van 3 uur kweek 220 * + apoptotische cellen - apoptotische cellen 200 kweek van peritoneaal macrofagen in de aanwezigheid of afwezigheid van * apoptotisch materiaal, als * 180 percentage van het resul- 160 taat direct na isolatie van de macrofagen. Na de 140 extra kweekperiode wer- 120 den de macrofagen voorzien van vers apoptotisch 100 * 80 materiaal en werd de fagocytose efficiëntie ge- * meten. Na kweek in de 60 afwezigheid van apopto- 40 tisch materiaal vertoonden macrofagen uit NZBxNZW 20 (F1) muizen (die op termijn 0 SLE ontwikkelen) een BALB/c NZB NZW NZB x NZW (F1) lagere fagocytose efficiëntie, net als macrofagen uit muizenstammen één van de ouderstammen van de NZBxNZW(F1), de NZB. BALB/c muizen werden gebruikt als controle. Deze waarneming is in overeenstemming met recente aanwijzingen dat serumfactoren, waaronder het complement, een belangrijke rol spelen bij de fagocytose van apoptotisch materiaal.4 Dit sluit verder aan bij het al langer bekende verschijnsel dat mensen met bepaalde deficiënties in het complementsysteem een zeer hoog risico hebben op het ontwikkelen van SLE. Bovenstaande onderstreept het belang van een efficiënte fagocytose van apoptotische cellen en suggereert dat het mogelijk moet zijn om in het verloop van SLE te interveniëren door het toevoegen van factoren die de fagocytose van apoptotisch materiaal bevorderen. Fagocytose efficiëntie Wanneer macrofagen van verschillende muizenstammen werden getest op hun vermogen om in vitro te fagocyteren bleken er geen SLE gerelateerde verschillen te zijn. Bij deze proeven was het belangrijk om de macrofagen binnen enkele uren na hun isolatie te testen. Wanneer de macrofagen werden geprikkeld door ze eerst een dag lang te kweken vóórdat de test werd uitgevoerd, werd het fagocyterend vermogen verminderd bij macrofagen uit NZBx NZW(F1) muizen, die op termijn SLE ontwikkelen. Deze lagere efficiëntie werd ook gevonden bij macrofagen afkomstig van de NZB, dit is één van de ouderstammen van de NZBxNZW(F1); (Figuur 1). De macrofagen van alle muizenstammen waren echter beter in staat om vers apoptotisch materiaal op te nemen wanneer zij voor de test een dag lang werden gekweekt in aanwezigheid van apoptotisch materiaal (Figuur 1). Deze waarnemingen suggereren dat naïeve macrofagen uit muizen die op termijn SLE ontwikkelen gemakkelijker hun vermogen om apoptotisch materiaal te fagocyteren verliezen wanneer zij eerst worden geconfronteerd met een andere prikkel. Omdat dit effect ook voorkomt bij NZB muizen wordt dit fenomeen waarschijnlijk veroorzaakt door een genetische achtergrond. Het betekent ook dat het effect op zichzelf niet voldoende is om SLE te veroorzaken want NZB muizen ontwikkelen geen SLE (al ontwikkelen zij wel andere auto-immuun verschijnselen). Het blijft echter mogelijk dat een (tijdelijk) verminderde fagocytose een belangrijke bijdrage kan leveren aan het ontwikkelen van een multifactoriële aandoening als SLE. Dat infecties een prikkel kunnen vormen waarbij de fagocytose efficiëntie wordt beïnvloed, bleek uit een proef waarbij in de peritoneaalholte van muizen bacterieel lipopolysaccharide (LPS) werd ingespoten. Bij macrofagen die na deze prikkel werden geïsoleerd bleek dat het fagocyterend vermogen met gemiddeld 70% was verminderd. N e d e r l a n d s T i j d s c h r i f t v o o r A l l e r g i e 37 P r o e f s c h r i f t b e s p r e k i n g Post-fagocytose processen Referenties Fagocytose van apoptotisch materiaal door macrofagen is niet alleen belangrijk voor het opruimen van potentieel gevaarlijk materiaal. Eerder onderzoek wijst uit dat macrofagen actief anti-inflammatoir kunnen reageren op fagocytose van apoptotisch materiaal.5 Er wordt daarom verondersteld dat de opname van apoptotisch materiaal een belangrijke rol speelt bij het aflopen van een ontsteking. In de eerste fase van een ontsteking is er een grote influx van cellen om de bron van de ontsteking op te ruimen. Zodra die hun werk hebben gedaan, moeten deze cellen echter zelf worden opgeruimd. Het is mogelijk dat dit opruimproces, dat plaatsvindt nadat de bron van infectie al is verwijderd, de natuurlijke manier is om de ontstekingsreactie te stoppen. Het is daarmee voorstelbaar dat chronische ontstekingen kunnen worden verminderd door de fagocytose van apoptotisch materiaal in het ontstekingsgebied te stimuleren. Om dit te testen zijn in een muizenmodel voor immuuncomplex gemedieerde arthritis extra apoptotische cellen in de knieholte ingespoten. Hieruit bleek dat de verdere influx van inflammatoire cellen in de knieholte kon worden verminderd ten opzichte van de controle situatie waarbij niet-apoptotische cellen werden ingespoten. Daarmee is aangetoond dat het in principe mogelijk is om het verloop van een (chronische) ontsteking te beïnvloeden met behulp van apoptotisch materiaal. In de kliniek zou men dat bijvoorbeeld kunnen doen met autologe (bloed)cellen van de patiënt die in vitro in apoptose zijn gebracht. Maar voordat dergelijke interventies kunnen worden overwogen is het uiteraard noodzakelijk om de methode eerst verder te ontwikkelen en te valideren in verschillende proefdiermodellen. 1. Berden JHM, Nucleosomes and lupus nephritis. In Lewis EJ (Ed.) Lupus nephritis. Oxford University Press, Oxford 1999; 79-102. 2. Berden JHM, Licht R, van Bruggen MCJ, Tax WJM, Role of nucleosomes for induction and glomerular binding of autoantibodies in lupus nephritis. Curr Opin Nephrol Hypertens 1999;8:299-306. 3. Casciola-Rosen LA, Anhalt G, and Rosen A, Autoantigens targeted in systemic lupus erythematosus are clustered in two populations of surface structures on apoptotic keratinocytes. J Exp Med 1994;179:1317-30. 4. Savill J, Fadok V. Corpse clearance defines the meaning of cell death. Nature 2000;407:784-8. 5. Fadok VA, Bratton DL, Konowal A, Freed PW, Westcott JY, Henson PM. Macrophages that have ingested apoptotic cells in vitro inhibit proinflammatory cytokine production through autocrine/paracrine mechanisms involving TGF-beta, PGE2, and PAF. J Clin Invest 1998; 101:890-8 Correspondentie-adres auteur: Dr. R. Licht, post-doc onderzoeker 38 Conclusies Rijksuniversiteit Groningen Dit promotieonderzoek heeft bijgedragen aan een beter begrip van het belang van het opruimen van apoptotisch materiaal en de rol die een verstoorde fagocytose van apoptotisch materiaal kan spelen in de etiologie van SLE. De resultaten van dit promotieonderzoek suggereren dat manipulatie van het fagocytotisch proces een belangrijke toekomstige behandelmethode voor patiënten met SLE kan worden. Straling & Stress Celbiologie F E B R U A R I - M A A R T 2 0 0 3 - N R . 1 Ant. Deusinglaan 1 gebouw 3215, 5e verdieping (k.553) 9713 AV Groningen Tel.: 050-3632915 E-mail: [email protected]