Wie is wie in Gasthuisberg UZ Gasthuisberg Herestraat 49 B-3000 Leuven Tel centrale: 016/332211 Opnamedienst: 016/343530 Spoedopname: 016/343900 Eenheid 446 Inw. ziekten-Hepatologie groene pijl / 4de verdieping Tel:016/344460 (61) verantw. hoofdverpleegkundige: Eline Vecoven verantw. artsen: prof. dr. Nevens - prof. dr. Van Steenbergen - prof. dr. Verslype prof. dr. Cassiman - prof. dr. Laleman – prof. Dr. Van der Merwe Eenheid 447 Inw. z.-Abdom. heelk. en hepato, groene pijl/4de verd. Tel:016/344470 verantw. hoofdverpleegkundige: Laura Vandewijck verantw. artsen: zie E 446 Eenheid 516 Medisch intensieve geneeskunde, limoenen pijl/1ste verd. Tel: 016/344080 verantw. hoofdverpleegkundige: Luc Romont supervisor: prof. dr. Hermans verantw. artsen: prof. dr. Meersseman – prof. Dr. Wauters – prof. Dr. Wilmer Eenheid 662 Transplantatieheelkunde, beige pijl / 6de verdieping Tel: 016/346620(21) Verantw. hoofdverpleegkundige: Carine Breunig verantw. artsen: prof. dr. Pirenne - prof. dr. Monbaliu – prof. dr. Jochmans - dr. Aerts Eenheid 514 Intensieve geneeskunde B, roze pijl/1ste verd. Tel: 016/344070(71) verantw. hoofdverpleegkundige: Sus Vermeiren supervisor: prof. dr. Debaveye verantw. artsen: prof. dr. Mesotten – prof. dr. Meyfroidt – prof. dr. Van de Berghe Transplantatiecoördinatoren tijdens werkuren Bruno Desschans Tel: 016/344607 Karoline Degezelle Tel: 016/344596 na de werkuren via wachtoproepsysteem Tel: 016/342901 Psychiater: dr. Peuskens via E 446 op di-en vrijvoormiddag Tel: 016/344650 (61) Of via secretariaat hepatologie Tel: 016/344299 Psychologe: Karine Van Tricht Tel: 016/340349 alle maandagen, dinsdagen en vrijdagen Secretariaat Hepatologie (werkuren) Tel: 016/344299 Patricia Caecaert Fax: 016/344387 Pascale Budts Tel : 016/344626 Secretariaat Transplantatie heelkunde (werkuren) Tel: 016/348727 Lydia Coolen Fax: 016/348743 Lydia Vanden Wijngaert Secretariaat Sociaal Werk (werkuren) Tel: 016/348620 Kathleen Remans Fax: 016/348625 Studieverpleegkundigen: inwendige geneeskunde hepatologie (werkuren) Fax: 016/347580 Gerda Vandenplas Tel: 016/347582 Lili Shrijvers Tel: 016/341618 Sigrid Schelfhout Tel: 016/347581 Natalie Vandenende Tel: 016/340749 Studieverpleegkundigen: transplantatieheelkunde (werkuren) Ilse Senesael Tel: 016/342848 of 016/379252 Sarah Mertens Tel: 016/379149 of 016/342961 Medische Administratie: diensthoofd: (werkuren) Lien Aerts Tel: 016/347399 Fax: 016/347350 Spoedgevallendienst: Tel: 016/343900 of 016/343901 of 016/343902 of 016/343903 VOORWOORD: Geconfronteerd worden met een leverziekte kan vele vragen oproepen. Medische termen kunnen onbegrijpelijk zijn of verwarrend overkomen! Deze uitgebreide verklarende woordenlijst wil een hulpmiddel voor u zijn, waardoor de informatie gegeven door de artsen, verpleegkundigen en andere hulpverleners, beter verstaanbaar wordt. Het is een naslagwerkje dat u geregeld kan gebruiken om medische termen in op te zoeken, na te gaan wat een bepaald onderzoek betekent enz. Hierbij wil ik ook van harte Mia Proost, bestuurslid van vzw LLT, bedanken voor haar initiatief om deze verklarende woordenlijst op te maken en uit te werken tot een prachtig geheel! Kathleen Remans Sociaal assistente U.Z.Gasthuisberg ***************** Deze woordenlijst werd opgemaakt vanuit mijn persoonlijke ervaring als levergetransplanteerde (1995). Daarbij heb ik naast mijn persoonlijke aantekeningen als lerares verpleegkunde ook gebruik gemaakt van enkele medische woordenboeken en verschillende websites. Het was daarbij niet mijn bedoeling om de informatie van het transplantatieteam overbodig te maken. Vele personen moet ik danken voor hun hulp en goede raad. Ook de sponsor die dit project financieel mogelijk maakt, mag rekenen op mijn dankbaarheid. Mia Proost 3e druk Oktober 2007 A Absorberen: Opnemen, op chemische of fysische wijze binden. Acetylsalicylzuur: De meest gebruikte pijnstillende en koortswerende stof in bv. aspirine, aspro, dispril. Acuut: Plotseling. Ademtest: Onderzoek van de uitgeademde lucht op de aanwezigheid van afbraakproducten met als doel verteringsproblemen op te sporen. Aderverkalking: Verharding van de slagaderwand, ook atherosclerose genoemd. Aërosol: Oplossing van vloeistofdeeltjes in een gas; voor geneesmiddelen wordt dit principe toegepast in verstuivers. Afstoting: Reactie van het lichaam om vreemde weefsels of organen te vernietigen. Deze reactie kan zich uiten door algemene verschijnselen (bv. koorts), plaatselijke verschijnselen afhankelijk van het getransplanteerde orgaan of veranderingen in de werking van het getransplanteerde orgaan. Dit laatste kan ontdekt worden door verschillende technische onderzoeken. Het risico op afstoting is het grootste gedurende de eerste maanden, vermindert dan progressief, doch blijft gedurende het verdere leven bestaan. Albumine: Een in het bloedserum voorkomend eiwit. Albuminurie: Het voorkomen van eiwit in de urine. Alkalische fosfatasen: Zijn enzymen (eiwitten die voorkomen bij de stofwisseling van de cellen) die een rol spelen bij de aanmaak van het bot. Als de concentratie hiervan in het bloed stijgt, wijst dit meestal op een gebrekkige galproductie of op een belemmering van de galafloop binnen in de lever. Allergie: Toegenomen gevoeligheid voor bepaalde stoffen. Alvleesklier: Zie pancreas. Ambulant: Behandeling waarbij men niet in het ziekenhuis overnacht. Aminopyrinetest: Test om de functie van de lever te bepalen. Men krijgt een oplossing toegediend, gemerkt met een zeer kleine ongevaarlijke radioactieve dosis, die door de levercellen opgenomen en in CO2 omgevormd, uitgeademd wordt. Dit koolzuur in de adem wordt dan in een oplossing opgevangen en de hoeveelheid ervan gemeten. De mate waarin de levercellen die oplossing correct verwerken, geeft de onderzoeker een idee van de leverfunctie. Anamnese: Voorgeschiedenis van een ziekte. Anesthesie: Gevoelloosheid, ontbreken van pijngevoel; toediening van medicatie en de toepassing van technieken waarmee het mogelijk wordt operaties te verrichten met zo gering mogelijke schade voor de patiënt, zowel lichamelijk als geestelijk. Analyse: Onderzoek van resultaten van proefnemingen of van chemische stoffen. Anastomose: Een natuurlijk of operatief tot stand gebrachte verbinding tussen bv. bloedvaten, zenuwen of darmgedeelten. Anemie: Bloedarmoede: tekort aan rode bloedlichaampjes. Angiografie; arteriografie: Het zichtbaar maken van bloedvaten op röntgenfoto’s door middel van inspuiten van contraststof. Er wordt in het begin van dit onderzoek een oplossing ingespoten, waardoor de bloedvaten zich aftekenen op de foto. Anticoagulantia: Stoffen die de bloedstolling belemmeren, of geheel onmogelijk maken. Antigenen: Kenmerken op de celwand waartegen het afweersysteem antistoffen kan maken, zodat deze antigenen als lichaamsvreemd worden ervaren. Antisepticum: Ontsmettingsmiddel. Aorta: Lichaamsslagader. Arterie: Slagader. Artritis: Gewrichtsontsteking. Artrose: Algemene aanduiding voor gewrichtsaandoeningen waarbij infectie geen rol speelt; bv. pijnlijke vervorming van de gewrichtsvlakken Ascites: Een vochtophoping in de buikholte. Ascitespunctie: Het prikken in de buikholte om ascitesvocht te laten afvloeien. Aseptisch: Kiemvrij. Atrofie: Het slinken of geslonken zijn van weefsel (verschrompelen). Auto-immunisering: Vorming van antistoffen tegen uit het eigen lichaam afkomstige antigenen. B Bariumlavement (clysma): Lavement met een contrastmiddel voor onderzoek van de dikke darm. Beademing: Kunstmatige ademhaling met of zonder apparatuur. Belastingsproef: Laboratoriumproef om na te gaan of het toedienen van een grote hoeveelheid van een stof (suiker, water) door het lichaam goed wordt verdragen en verwerkt. Bestraling: Behandeling met radioactieve stralen. Bilirubine: Rode galkleurstof, een afbraakproduct van hemoglobine. Als die waarde te hoog is krijgt men een gele verkleuring van ogen en huid. Biopsie: Onderzoek van weefsel dat uit een levend organisme is verwijderd door bv. een punctie. Bloeddruk: Is de druk van het bloed op de slagaderwand, is afhankelijk van de soepelheid van de wand, het volume en de vloeibaarheid van het bloed en de kracht van de hartslag. De bloeddruk wordt uitgedrukt in twee waarden (in mm of cm kwik): de maximale of systolische druk (samentrekking van de hartkamer) en de minimale of diastolische druk (ontspanning van het hart na samentrekking). Bloedplaatjes: Zeer kleine bloedcellen die een belangrijke rol spelen bij bloedstolling. BMC: = Bone Mineral Content of botmineraalgehalte: Meten van het botmineraalgehalte ter hoogte van de wervelzuil, de femurhals (dijbeen) en de voorarm. Het kalkgehalte van het botweefsel wordt gemeten om de botdichtheid vast te stellen. Dit gebeurt door het meten van de doorlaatbaarheid van röntgenstralen in het bot. Botscanning: Onderzoek van het bot of van het gehele skelet door middel van een inspuiting van een radioactieve stof (zie ook scanner). Botulisme: Voedselvergiftiging t.g.v. het eten van bedorven vleeswaren. Bronchitis: Ontsteking van een of meer grotere vertakkingen van de luchtpijp. bloeddrukmeter C Calcium: Wordt via de voeding door ons lichaam opgenomen en zet zich vast ter hoogte van het bot. Het bot vernieuwt zich permanent. Canule: Buisje, mondstuk waarlangs men kan beademd worden. Carcinoom: Kwaadaardig gezwel. Cardioloog: Specialist voor hart- en vaatziekten. Cardiovasculair: Betrekking hebbend op hart en vaten. Cataract: Staar, troebel worden van de ooglens. Catheter: Zie katheter Chemo-embolisatie, chemolipidolisatie: Tijdens een arteriografie wordt via de slagader medicatie ingespoten om een gezwel te verkleinen of te doen verschrompelen. Chemotherapie: Behandeling met een uit chemische stoffen bereid geneesmiddel om bacteriegroei te remmen of remming van de celgroei (bv. bij tumoren) te bekomen. Cholesterol: Galvet, vettige substantie. Bij de mens wordt cholesterol in normale omstandigheden voornamelijk in de lever, de gal en het bloed aangetroffen, het wordt afgezet in de slagaderwand bij atherosclerose (aderverkalking). Chronisch: Langzaam, met slepend verloop. Cirrose: Ziekte waarbij het bindweefsel in de lever in omvang toeneemt (woekering) en later gaat verschrompelen, waardoor de cellen van het aangetaste orgaan te gronde gaan en het orgaan verhardt. Coagulatie: Stolling bv. van bloed. Colitis: Ontsteking van de dikke darm. Coloscopie: Darmonderzoek d.m.v. een soepele buis met bestuurbaar einde waarin verlichting zit. Via de aars wordt de binnenkant van de darm onderzocht (zie ook endoscoop). Cholangiografie, cholecystografie: Het röntgenologisch zichtbaar maken van de galwegen en de galblaas d.m.v. contraststoffen. Cholangitis: Ontsteking van de galwegen. Cholecystectomie: Operatieve wegneming van de galblaas. Cholecystitis: Galblaasontsteking. coloscopie Dit gebeurt in een tunnelvormige scanner. Constipatie: Verstopping, hardlijvigheid, trage en bemoeilijkte stoelgang. Contractie: Samentrekking van spieren. Contra-indicatie: Tegenaanwijzing, een argument tegen het uitvoeren van een bepaalde behandeling of onderzoek. Contrastlavement: De dikke darm wordt, d.m.v. een lavement via de aars, gevuld met contraststof. De darm wordt hierdoor zichtbaar op röntgenfoto’s, waardoor men de werking van de darm kan bestuderen (zie ook bariumclysma). Contrastvloeistof: Een product dat organen of bloedvaten zichtbaar maakt op röntgenfoto’s. Coronair: M.b.t. de kransslagaders van het hart. Cortisone: Of corticoïden zijn hormonen die door de bijnierschors worden geproduceerd. Iedereen heeft er een bepaald gehalte in zijn bloed. Er kan ook een overeenkomende synthetische stof toegediend worden. Creatinine: Afvalproduct voortkomend uit de spiercellen. Wordt normaal door de nieren uitgescheiden en verhoogt in belangrijke mate bij nierinsufficiëntie. CT- scan: Dwarsdoorsnedefoto’s die met behulp van een computer en een intra-veneus ingespoten contrastvloeistof worden genomen. Cytostatica: Geneesmiddelen die ingrijpen op de celdeling zodat zij de vermenigvuldiging ervan beletten en de cel vernietigen, bv. bij celwoekeringsziekten als kanker, leukemie. CT –Scanning Diarree: Buikloop of veelvuldige, ongevormde, waterige ontlasting. Dilatatie: Verwijding, uitzetting bv. van een bloedvat. D Debiet: vermogen, hartdebiet. Opbrengst, bv. productie, urinedebiet, Decompensatie: Functiestoornis, bv. slechter werken van het hart of de nieren. Decubitus: Doorliggen, weefselversterf door verhoogde druk bv. van stuit, hielen, t.g.v. slechte plaatselijke doorbloeding. Defecatie: Stoelgang, het uitscheiden van ontlasting. Dehydratie: Uitdroging, tekort aan vocht in de weefsels, onttrekken van vocht aan de weefsels. Delirium: Bewustzijnsstoornis met waandenkbeelden door prikkeling van de hersenen bij alcoholvergiftiging, infectieziekten en geestesziekten. Dementie: Aftakeling van geestelijke vermogens. Depressief: Zwaarmoedig, terneergeslagen. Dermatoloog: Huidarts. Desoriëntatie: Verwardheid Diabetes: Suikerziekte, gestoorde suikerstofwisseling. Diagnose: Vaststelling van een ziekte door geneeskundig onderzoek. Discushernia: Uitpuiling van het weke centrum van een tussenwervelschijf, drukkend op een ruggemergzenuw. Diurese: Afscheiding van urine. Diureticum: Medicatie die urineproductie doet toenemen, een urineafdrijvend middel. Donor: Gever van bv. bloed, orgaan. Doppler: Pijnloos technisch onderzoek. Door middel van geluidsgolven en echograaf worden de bloeddoorstroming en de diameter van de bloedvaten nagezien. Drain: Soepel buisje waardoor lichaamsvocht naar buiten kan afvloeien, bv. in omgeving van operatiewonde; galwegendrain, waarlangs galvocht na een lever- of galblaasoperatie afgevoerd wordt. Duodenum: Twaalfvingerige darm, het bovenste deel van de dunne darm waar de galbuis en de alvleesklierbuis in uitmonden. Dysfunctie: Verstoring van de normale werking van een orgaan. E E.C.G. of electrocardiogram: Zichtbare curve van de elektrische activiteit van de hartspier door middel van een toestel (cardiograaf) en electroden die op de huid gekleefd worden. Echografie: Onderzoek van inwendige organen door middel van teruggekaatste geluidsgolven. Men kan het orgaan als het ware schijf na schijf onderzoeken. E.E.G. of electro-encefalogram: Zichtbare curve van de hersenactiviteit door middel van een opnametoestel (encefalograaf) en elektroden die op de hoofdhuid gekleefd worden. E.M.G. of electromyografie: Met dit onderzoek krijgt men een idee van de spierwerking door middel van een opnametoestel en op de huid bevestigde elektroden, waardoor de elektrische activiteit van de spieren geregistreerd worden. Eliminatie: Verwijdering uit het lichaam, uitschakeling. Embolie: Verstopping van een bloedvat door een embolus (bloedprop, lucht, stukje weefsel). Emfyseem: De aanwezigheid van relatief te veel lucht in de longen, dit geeft een blijvende uitzetting van de long door verminderde elasticiteit van dit orgaan. Gaat gepaard met kortademigheid die met de minste inspanning toeneemt. Endoscoop: Instrument bv. met elektrische lampjes en spiegeltjes, om lichaamsholten en inwendige kanalen te onderzoeken (bv. blaas, darm, maag enz.). Endoscopie: Onderzoek van lichaamsholten of inwendige kanalen met een endoscoop. Endotracheale tube : Is een kunststofbuis die in de luchtpijp wordt geschoven voor beademing en zuurstoftoediening via een machine tijdens de operatie en de eerste uren nadien. Enteritis: Darmontsteking. Enzym: Ferment, giststof, speelt een rol bij de opname van voeding, bv. bij splitsing van zetmeel, suikers e.a. E.R.C.P. of endoscopische retrograde cholangiopancreatografie: Inwendig onderzoek van galwegen en pancreas door middel van een endoscoop die via de mond en de maag in het duodenum ingebracht wordt onder controle van een röntgenscherm. Ergometrie: Meting van de arbeidsprestatie van spieren d.m.v. de ergometer. Erytrocyt: Rood bloedlichaampje. Erytrocytose: De aanwezigheid van veel meer rode bloedlichaampjes in het bloed dan normaal F Faeces: Ontlasting, uitwerpselen. Ferritine: Is een eiwit waaraan zich een gedeelte ijzer vasthecht om als reserve in het lichaam gestockeerd te worden. Het percentage aan ferritine is de weerspiegeling van de voorraden aan ijzer die het lichaam bevat. Dit percent verhoogt na herhaalde bloedtransfusies. Fibrillatie: Volkomen onregelmatige en ongeordende samentrekking van de hartspiervezels. Elektrocardiogram bij fibrillatie Fibrine: Een uit het bloed gevormde vezelstof die essentieel is voor de bloedstolling. Fibroom: Goedaardig bindweefselgezwel. Fistel: Pijpzweer, kanaal of buisvormige verbinding die door verzwering is ontstaan, bv. tussen anus en huidgedeelte; of kunstmatig aangebracht bv. verbinding tussen slagader en ader. Flatulentie, flatus: Opgeblazenheid, gasophoping in de darmen. Flebitis: Aderontsteking. Follow-up: Langdurig voortgezette controle van de patiënt na een behandeling. Fosfor: Fosfor komt langs de voeding in ons lichaam en draagt er toe bij, samen met het calcium, tot de vorming van het gebeente. Het teveel aan fosfor wordt normaal door de nieren uitgescheiden. Fractuur: Been(bot)breuk. Frequentie: Veelvuldigheid vb. polsslagen. Frictie: Wrijving, massage. Fysiotherapie: Behandeling met aan de natuur ontleende hulpmiddelen (warmte, water, spierkracht, elektriciteit enz.). G Gammaglobuline: Wordt gebruikt als bescherming en behandeling tegen infectieziekten. Gamma GT: Een enzym dat een gevoelige indicator is voor leveraandoeningen. Gastritis: Ontsteking van het maagslijmvlies. Gastro-enteritis: Ontsteking van het slijmvlies van de maag en de dunne darm (buikgriep). slokdarm lever maag darm spijsverteringsstelsel Gastro-enteroloog: Maag-darmarts, specialist op gebied van het spijsverteringsstelsel. Gastroscopie: Inwendig onderzoek van de maag d.m.v. een buigzaam buisje dat via de mond en slokdarm tot in de maag geschoven wordt. Het is een kijkinstrument voor visueel onderzoek van de binnenkant van de slokdarm en de maag. Geelzucht: Zie icterus Generische geneesmiddelen: Zijn even betrouwbare, maar goedkopere geneesmiddelen dan de originele producten. Reden: een bedrijf dat een nieuw geneesmiddel ontwikkelt, krijgt het alleenrecht om het product te verkopen gedurende 20 jaar. Na die periode vervalt het alleenrecht en kunnen ook andere bedrijven hetzelfde geneesmiddel verkopen onder een nieuwe naam. Genetica: Erfelijkheidsleer. Geriatrie, gerontologie: Specialisme dat zich bezighoudt met onderzoek, behandeling en preventie van ziekten bij bejaarden. Glaucoom: Oogaandoening, veroorzaakt door verhoogde druk binnen het oog. Glucose: Suiker. Glucose-belastingsproef: Onderzoek om diabetes op te sporen. Eerst wordt de nuchtere bloedsuikerwaarde bepaald, dan krijgt de patiënt 50 gr. glucose toegediend en wordt 5 x na een half uur bloed geprikt en gemeten. Glucosurie: De aanwezigheid van glucose in de urine, komt het meest voor t.g.v. een te hoge bloedsuikerspiegel (zoals bij suikerziekte). Glycemie: Verhoogd glucosegehalte in het bloed, bv. bij suikerziekte (diabetes). Greffe: Transplantaat, overplanting. H Hartcatheterisatie: Onderzoek van de hartsholten en de uit het hart ontspringende grote vaten met een speciaal daarvoor ontwikkelde katheter, die via een slagader in lies of arm wordt opgeschoven. Hartdecompensatie: Te kort schietende werking van de hartspier. Hartinfarct: Hartaanval, versterf van een gedeelte van het hartspierweefsel door afsluiting van een kransslagader of een tak hiervan (oorzaak meestal trombose of embolie). Hartinsufficiëntie: Onvoldoende inefficiënte werking van het hart als geheel. Hartlongmachine: Apparaat dat tijdelijk de functie van het hart en de longen kan overnemen (bv. tijdens hartoperatie). Hart-longmachine Hematocriet: Het volume uitgedrukt in %, van de rode bloedcellen in verhouding tot het totale bloedvolume. De normale hematocrietwaarde bedraagt tussen 36 en 47% en daalt, bij bloedarmoede, proportioneel tot 20% à 30%. Hematologie: De leer of wetenschap van bloed en bloedziekten. Hematoom: Bloeduitstorting in de huid, onder de huid of in de weefsels. Hematurie: Bloedwateren, aanwezigheid van rode bloedcellen in de urine. Hemochromatose: IJzerstapelingsziekte. Erfelijk defect van het ijzermetabolisme waarbij het lichaam te veel ijzer uit een normaal dieet absorbeert. Het lichaam heeft geen mogelijkheid om overtollig ijzer af te voeren. Tijdelijk kan als behandeling een aderlating gebeuren (bloedafname). Na een aantal jaren stapelt een uitzonderlijke hoeveelheid ijzer zich op, onder meer in vitale organen zoals de lever. Dit kan eventueel tot levercirrose en kanker leiden. Hemodialyse (of kunstnier): Spoeling van het bloed; zuivering van het bloed door een machine om de voor het lichaam schadelijke afbraakproducten te verwijderen. Hemofilie: Bloederziekte; bloedingsneiging door aangeboren afwijking waardoor stollingsfactoren niet of onvoldoende worden gevormd. Hemoglobine: IJzerhoudende kleurstof van de rode bloedlichaampjes. Hemoglobine bindt en transporteert zuurstof naar de verschillende weefsels. Bij bloedarmoede daalt het hemoglobinegehalte. Hemorroïden: Aambeien (speen). Heparine: Stof of medicament dat de bloedstolling remt. Hepatoloog: Specialist op het gebied van hepatologie, of lever en galziekten. Hepatectomie: Geheel of gedeeltelijke verwijdering van de lever. Hepatitis: (in de volksmond geelzucht) Ontsteking van de levercellen; kan door verschillende oorzaken, bv. virus, medicatie, alcohol en zo meer. Soms wordt de lever blijvend beschadigd en gaat dan verschrompelen (levercirrose). Hernia: Breuk, ingewandsbreuk, buikwandbreuk. Herpes: Ontsteking van de huid en sommige slijmvliezen, gepaard gaande met vorming van kleine blaasjes. Veroorzaakt door een virus. Homeopathie: Geneeswijze die ervan uitgaat dat een ziekte of kwaal behandeld moet worden met een middel dat bij een gezond iemand juist die ziekte zou veroorzaken. Het middel wordt dan in uiterst geringe hoeveelheid toegediend om de natuurlijke afweer tegen de ziekte te versterken. Hormoon: Door het lichaam geproduceerde stof, die via de bloedstroom bepaalde organen tot werkzaamheid aanzet. Hydrotherapie: Geneeswijze met water, waterbehandeling. Hyper: Teveel. Hyperglycemie: Te grote hoeveelheid glucose (suiker) in het bloed. Hyperkaliëmie: Te hoge kaliumconcentratie in het bloed. Hypertensie: Verhoogde bloeddruk. Hypo: Te weinig. Hypoglycemie: Te laag glucosegehalte (suiker) in het bloed. Hypotensie: Lage bloeddruk. I Icterus: Geelzucht, gele verkleuring van huid, slijmvliezen en lichaamsvloeistoffen door verhoogd bilirubinegehalte van het bloed (bv. bij leverziekten). Immobilisatie: Het onbeweeglijk maken bv. van een lichaamsdeel. Immuniteit of afweersysteem van het lichaam: Natuurlijke of verkregen onvatbaarheid voor infecties. Natuurlijke, door het lichaam zelf ontwikkelde onvatbaarheid voor infecties. Verkregen door toediening van vaccinatie. Immunosuppressie, immunosuppressieve geneesmiddelen: Geneesmiddelen dat op kunstmatige manier de natuurlijke reactie (afstoting) van het lichaam op een vreemd weefsel (bv. de transplantlever) onderdrukt. Incisie: Insnijding. Incompatibel: Onverenigbaar, niet samengaand, bv. verschillende bloedgroepen, verschillende medicatie. Incontinentie: Niet in staat zijn om urine (of ontlasting) op te houden. Incubatie: De tijd tussen het binnendringen van de ziekteverwekker en het uitbreken van de ziekte. Indicatie: Aanwijzing omtrent oorzaak of behandeling van een ziekte. Indigestie: Spijsverteringsstoornis. Infectie: Besmetting door het binnendringen in het lichaam en zich vermenigvuldigen van ziekteverwekkende microorganismen of virussen. Infectieziekte: Een ziekte die ontstaat na besmetting door sommige microorganismen (virus, bacteriën), bv. mazelen, griep. Infuus, infusie: Intraveneuze toediening van vocht, al of niet met toevoegen van geneesmiddelen. Hiervoor wordt een katheter (dun kunsstofbuisje) in de ader geprikt en via een kunsstofleiding wordt het vocht toegediend. Inhalatie: Inademing van bv. geneesmiddelen in de vorm van damp voor het genezen van aandoeningen van de luchtwegen (bv. bij astma). Injectie: Inspuiting. Insufficiëntie: Onvoldoende werking van een orgaan. Insuline: Regulerend hormoon voor de suikerstofwisseling. Wordt normaal geproduceerd door de pancreas. Diabetespatiënten krijgen bijkomend insuline toegediend. Intensive care: Afdeling voor intensieve behandeling en verpleging van ernstig zieke patiënten, met continu toezicht door machines en verpleegkundigen of artsen. Interdisciplinair: Tussen verschillende disciplines bv. verpleegkundigen, artsen, diëtisten). Internist: Arts voor inwendige ziekten. Intoxicatie: Vergiftiging. Intra-arterieel: Inspuiting in een slagader. Intra-musculair: Inspuiting in een spier. Intubatie, intuberen: Inbrengen van een buisje (canule) in de luchtpijp met als doel het geven van narcose en het toedienen van zuurstof aan patiënten die aan een beademingsmachine liggen. Irritatie: Prikkeling, branderigheid. Ischemie: Bloedeloosheid, te kort aan bloed door bv. stoornis in de bloedtoevoer. Isolatie: Afzondering. Isotopenonderzoek: Onderzoek om de bloedvoorziening en de werking van een orgaan te beoordelen na toediening van een isotoop. Isotopen: Kunstmatig radioactief gemaakte stof. J Jicht: Gewrichtsontsteking door een te hoog gehalte aan urinezuur in het bloed. Kan een zeer pijnlijke plaatselijke verdikking (knobbel) naast een gewricht veroorzaken. Jodiumtinctuur: Alcoholische oplossing, gebruikt als desinfectiemiddel. K Kalium, kaliëmie: Kalium is een mineraal dat in grote hoeveelheden in de lichaamscellen zit. Het teveel aan kalium dat ingevolge de voeding in ons lichaam komt, wordt door de nieren verwijderd. Bij chronische nierinsufficiëntie gebeurt dit niet, met als gevolg dat de kaliëmie verhoogt. Katheter: Buisje dat in het lichaam wordt aangebracht. Men onderscheidt twee groepen: 1. vochttoevoercatheters: - veneuze katheters: deze katheter wordt in de ader geplaatst. Langs die katheter krijgt men een infuus en dus het nodige vocht en voedingsstoffen zolang men niet of onvoldoende eet en drinkt. - arteriële katheters: deze katheter wordt aangebracht in een slagader. Via deze katheter kan men constant de bloeddruk controleren en bloednamen doen zonder telkens te prikken. 2. vochtafvoerende katheters: - maagsonde: zie sonde. - blaassonde: zie sonde. - galwegendrain: zie drain. Kinesi(o)therapie: Bewegingstherapie, heilgymnastiek. Klinisch: Met betrekking tot ziekten of patiënten die in een ziekenhuis behandeld worden. Koliek: Kramp met hevige pijn. Koolhydraten: Komen via de voeding in ons lichaam en zijn belangrijk als voedings- en brandstof, zoals suiker, zetmeel. Koolmonoxyde: Zeer giftig gas, komt o.a. voor bij onvolledige verbranding (kolendamp), in uitlaatgassen van motoren enz. Kan verstikking veroorzaken. Veneuze katheter L Longfunctieonderzoek: Onderzoek Lactose: Melksuiker. Laparoscopie: Endoscopie van de buikholte. Via een kleine steekopening in de buikwand kunnen de organen van de buikholte geïnspecteerd worden. Latent: Verborgen, onmerkbaar, niet waarneembaar. Lavement: Inbrengen van vloeistof in de darm bv. reinigend voor een operatie; afvoerend bij constipatie of verstopping. Laxans, laxatie, laxeermiddel: Afvoermiddel, het aanwenden van middelen om de ontlasting te bevorderen. Leucocyten: Witte bloedlichaampjes. Leucocytose: Toename van het aantal witte bloedlichaampjes door bv. ontstekingsprocessen. Leverbiopsie: Een aantal levercellen worden langs een holle naald, die via plaatselijke verdoving door de buikwand naar de lever geprikt wordt, opgezogen en onderzocht. De biopsie maakt het mogelijk een microscopisch onderzoek van een stukje weefsel te doen. Ligament: Bindweefselband; versterkingsband van gewrichten. naar de werking van de longen. Door blazen in een machine wordt de longinhoud gemeten. De metingen geven ook een inzicht in de mogelijkheden en beperkingen. Lumbago: Plotselinge heftige pijn in de lende, spit. M Maagsonde: Een fijn soepel buisje dat via de neus , de keel en de slokdarm, naar de maag voert. De sonde dient om overtollig maagvocht te laten afvloeien, het verhindert tevens het braken. Langs de sonde kunnen ook geneesmiddelen worden toegediend. Magistraal, magistrale bereiding: Bijvoorbeeld een recept door de geneesheer voorgeschreven en door de apotheker gemaakt. Matching: Het vergelijken van weefsels van twee personen, zodat weefsel- en orgaantransplantatie kans op slagen heeft (moeten compatibel zijn, bij elkaar passen). Meningitis: Infectieziekte, hersenvliesontsteking. Metabolisme: Stofwisseling. Men kan de grondstofwisseling (de stofwisseling in volledige rust) meten met een toestel, door bepaling van het zuurstofverbruik en de koolzuurproductie in een bepaalde tijd. Metastase: Door de bloed- en lymfestroom kunnen ziektekiemen of gezwelcellen naar een andere plaats in het lichaam gebracht worden, waardoor daar ook een nieuwe haard ontstaat. Mobiliseren: Het opnieuw beweeglijk maken, tegenovergestelde van immobiliseren. Monitoring: Levensbelangrijke gegevens van de patiënt, zoals ECG, bloeddruk enz., worden d. m. v. een monitor (apparaat met beeldscherm) geregistreerd. Dit gebeurt vooral op de intensive-care afdeling. ECG monitoring Multidisciplinair: Behorende tot verschillende disciplines bv. personen uit verschillende vakgebieden, zoals: arts, verpleegkundige, sociale assistente, kinesist… die samen overleg plegen over een patiënt. N Nabehandeling: De zorg die aan een patiënt gegeven wordt na een behandeling, dit kan zowel medische, verpleegkundige als sociale zorg zijn. Narcose: Verdoving. Door middel van een narcoticum (verdovend middel) komt men in een toestand van gevoelloosheid of volledige verdoving zodat men een onderzoek of behandeling kan uitvoeren die anders te pijnlijk zou zijn. Natrium: Belangrijk scheikundig element dat een rol speelt bij de wateren zouthuishouding in het lichaam. Het natriumgehalte is gebonden aan de inname van zouten (natriumchloride). Het natriumgehalte beïnvloedt de bloeddruk. Necrose: Afsterven van weefsel. Nefritis: Nierontsteking. Nefroloog: Specialist voor nierziekten. Neuralgie: Zenuwpijn. Neuscatheter, neusbril, zuurstofmasker: Voor toediening van zuurstof bij patiënten die het benauwd hebben of een gebrek aan zuurstof vertonen. Nierdialyse: Zie hemodialyse. Nierinsufficiëntie: Onvoldoende werking van de nier. N.M.R. Nucleaire magnetische resonantie, onderzoeksmethode met beeldvorming. Nutriënten: Voedingsstoffen die voor het lichaam noodzakelijk zijn. werktafel NMR O Obesitas: Zwaarlijvigheid. Observatie: Waarneming, bv. van ziekteverschijnselen. Osteoporose: Plaatselijke algemene vermindering beenweefsel. Obstipatie: Verstopping, moeilijke stoelgang, ook constipatie genoemd. Darmafsluiting door verstopping. Oddi, sfincter van Oddi: Kringspier rond de plaats waar de grote galbuis en de afvoerbuis van de alvleesklier in de twaalfvingerige darm komen. Oedeem: Abnormale ophoping van vocht in de weefsels. Oesofagocardiogram: Een electrocardiogram (curve van het hart) wordt geregistreerd door een elektrode die in de slokdarm wordt gebracht. Oesophagusvarices: Sterk uitgezette aders in de slokdarm, als gevolg van een sterk verhoogde druk, o. a. bij levercirrose. Oftalmoloog: Oogarts. Oncologie: De leer van goed- en kwaadaardige gezwellen. Oogdruk: De druk binnen de oogbol of intra-oculaire druk. Oraal: Met betrekking tot de mond; bv. oraal toedienen van medicatie. Orthopedie: Heelkundige specialiteit die zich bezighoudt met behandeling en afwijkingen van het bewegingsapparaat (botten, gewrichten, spieren…). Obstructie: gezond bot aangetast bot of van P Pacemaker: Een elektrisch apparaatje dat kunstmatige prikkels geeft aan het hart, dat door ziekte zijn eigen contractieregeling is verloren. Palliatief: Verzachtend, verlichting gevend. Palpatie: Lichamelijk onderzoek door betasten, bekloppen (percussie). Alvleesklier; klierachtig orgaan, achter de maag gelegen,dat een belangrijk sap afscheidt voor de spijsvertering. Paracetamol: Werkzaam bestanddeel van een geneesmiddel. Parameter: Waarden die voor de beoordeling van een bepaalde aandoening belangrijk zijn. Algemene parameters zijn bv. temperatuur, pols, bloeddruk. Pancreas: Partieel: Gedeeltelijk. Pathologisch: Ziekelijk, afwijkend van het normale. P.B.C., primaire biliaire cirrosis : Primaire: van onbekende oorzaak Biliaire: waarbij galafwijkingen optreden Cirrosis: het ontstaan van uitgebreide bindweefselvorming van de lever. P.B.C. is een chronische ontsteking die de actieve levercellen en kleine galwegen verwoest en kan leiden tot levercirrose. De ziekte kan uitermate traag verlopen Perforatie: Doorbraak, doorbreking. Periodiek: Regelmatig terugkerend. Peristaltiek: Samentrekkingen van de maagdarmwand waardoor de inhoud wordt voortbewogen. PET scan: Zie scanning. Placebo: Op een geneesmiddel gelijkende, onschadelijke stof. Plasma: Bloed zonder bloedlichaampjes. Pleurapunctie: Aanprikken van de pleuraholte (ruimte tussen borstvlies) voor het opzuigen van vocht dat zich daar bevindt. Pneumonie: Longontsteking. Poortader: Ader die het bloed uit de ingewanden verzamelt en naar de lever leidt. Poortaderstelsel: Het geheel van bloedvaten dat de ingewanden van zuurstofrijk bloed voorziet, en het terugstromend bloed naar de lever afvoert, alvorens het in de grote circulatie terechtkomt. Portale hypertensie: Door cirrose loopt de druk in de poortader (ader die naar de lever leidt) te hoog op. Dit leidt er onder andere toe dat vocht door de aderwanden in de buikholte sijpelt en ascites veroorzaakt. Prelevatie: Operatief wegnemen van donororganen. Preventief: Voorkomend, beschermend. Profylaxie: Voorzorgsmaatregelen tegen ziekten, preventieve maatregelen vb. vaccinatie, antibiotica toedienen voor het trekken van tanden. Prognose: Verwachting omtrent het verdere verloop van een ziekte. Proteïne: Eiwitten, een van de vier belangrijkste bouwstoffen voor het lichaam. P.S.C.: primaire scleroserende cholangitis: Primair: van onbekende oorsprong Scleroserend: littekenvormend Cholangitis: galwegontsteking. P.S.C. is een chronische ontsteking van de galwegen zonder bekende oorzaak, waarbij littekenvorming optreedt, waardoor vernauwingen in de galwegen ontstaan. De ziekte kan de galwegen op elk niveau aantasten, dus zowel de microscopisch kleine als de grotere afvoerende galwegen naar de twaalfvingerige darm. Door de vernauwingen in de galwegen ontstaat galstuwing (cholestase) waardoor giftige galzuren zich ophopen in het leverweefsel en er schade berokkenen. Uiteindelijk kan levercirrose optreden. Psychosomatisch: Met betrekking tot de geest en het lichaam, en de beïnvloeding tussen de twee. Punctie: Via een holle naald die geprikt wordt in het lichaam wordt er vloeistof of wat weefsel opgezogen. Purgeren: Het reinigen en ledigen van de darmen, zie ook laxeren. Q Quarantaine: Afzondering, isolatie. R Radiografie: Het maken van foto’s en films met radioactieve stralen, röntgenstralen. Radioscopie: Doorlichting met röntgenstralen voor onderzoek. Rash: Lichte vorm van huiduitslag. Receptor: Ontvanger. Recidief: Hernieuwde verschijnselen van een ziekte die schijnbaar reeds genezen was. Recovery: Herstel, recovery-room: ruimte naast de operatiezaal waar patiënten na een operatie onder deskundig toezicht verblijven. Rectaal: Met betrekking tot de endeldarm. Redon-drain: Katheter die vocht afvoert vanuit de wonde naar een luchtledige bokaal. Regressie: Terugval, achteruitgang, bv. van de ziektetoestand Rejectie: Afstoting van een getransplanteerd orgaan als gevolg van afweerreacties. Residu: Overblijfsel, bv. hoeveelheid urine die in de blaas achterblijft na normale urinelozing. Resistentie: Weerstandsvermogen, bv. weerstand tegen infecties, weerstandsvermogen van bacteriën tegen antibiotica. Respirator: Beademingsapparaat. Retentie: Het achterblijven van stoffen die gewoonlijk door het lichaam worden uitgescheiden. Reuma: Ontstekingsachtig proces in en rond spieren en gewrichten. Rode bloedcellen of bloedlichaampjes: De rode bloedcellen transporteren de zuurstof van de longen naar de organen en het koolzuur van de organen naar de longen. radiografie S Salicylzuur: Scheikundige verbinding die een pijnstillende en koortswerende werking heeft. Salmonella: ziekteverwekkende bacterie, verwekker van darmziekten, voedselvergiftiging. Scanner: Toestel voor het uitvoeren van de scanning van een weefsel of orgaan. Scanning: Een pijnloos onderzoek dat toelaat beelden te vormen die eruit zien als een doorsnede van de inwendige organen. Na toediening van een radioactieve isotoop, kan men radioactieve straling opsporen en registreren met een scanner. Scintigrafie: Bij dit onderzoek wordt een minieme dosis ongevaarlijke radioactieve stof langs intraveneuze weg toegediend. De levercellen zullen deze oplossing gedurende korte tijd opnemen en zo is het mogelijk de lever te fotograferen. Kan ook voor andere organen. Sclerose: Verharding van bv. de wand van een slagader; atherosclerose of arteriosclerose. Screening: Onderzoek naar een detail dat bij zeer veel mensen tegelijk wordt uitgevoerd, bv. een bevolkingsonderzoek naar longafwijkingen. Secretie: Afscheiding van een secreet, dit is een product van een klier, bv. speeksel, maagsap. Sedativa: Kalmerende middelen. Sensor: Een orgaan of apparaat dat gevoelig is voor bepaalde prikkels. Sepsis, septicaemie: Bloedvergiftiging, levensgevaarlijke toestand tengevolge van een snelle vermenigvuldiging van microorganismen in het bloed. Shock: Een plotseling tekort aan circulerend bloed of een plotselinge slechte hartwerking, gekenmerkt door bloeddrukdaling, sterke toename van de polsfrequentie, bleekheid, koud zweet, angst, onrust, dorst en een verminderde urineproductie. Kan ook andere oorzaken hebben. Shunt: Een kunstmatige verbinding tussen twee bloedvaten, om een deel van de bloedsomloop uit te schakelen, bv. verbinding tussen de poortader en de onderste holle ader, om een te hoge druk bij ernstige levercirrose te voorkomen. Slokdarmvarices: Sterk uitgezette aders van het onderste gedeelte van de slokdarm, door sterk verhoogde druk in het poortadergebied bij ernstige levercirrose. Sonde: Een fijn, soepel buisje dat kan ingebracht worden in een lichaamsholte. Maagsonde: wordt via de neus tot in de maag gebracht om overtollig maagvocht te laten afvloeien; verhindert ook het braken. Blaassonde: loopt doorheen het urinekanaal naar de blaas om de urine constant af te voeren; belangrijk om bv. urinedebiet en werking van de nieren te controleren. Spasme: Kramp. Spirometrie: Longfunctieonderzoek waarbij metingen worden verricht. Stenose: Vernauwing, die in ernstige gevallen kan leiden tot een afsluiting. Stethoscoop: Instrument waarmee geluiden en ruisen uit het lichaam worden beluisterd. Sulfonamiden: Groep scheikundige verbindingen, die als geneesmiddelen werkzaam zijn tegen een aantal bacteriële infectieziekten. Symptoom: Ziekteverschijnsel. Syndroom: Een verzameling of een complex van verschijnselen, dat in dezelfde samenstelling regelmatig voorkomt, zodat het als kenmerkend voor een bepaalde ziektetoestand wordt beschouwd slokdarmvarices T Tapotage: Beklopping, een vorm van massage, vooral toegepast bij patienten om het ophoesten van slijmen te vergemakkelijken. Tolerantie: Verdraagzaamheid, de mate waarin een geneesmiddel of een voedingsstof wordt verdragen. Tomografie: Een methode van röntgenonderzoek waardoor een bepaald vlak van het lichaam duidelijk op een röntgenfoto wordt afgebeeld, terwijl de omliggende structuren vervaagd afgebeeld worden. Toxine: Giftige stof, bv. schadelijke stoffen die door bacteriën worden gevormd. Trachea: Luchtpijp. Tranquillizer: Een geneesmiddel dat kalmerend werkt, dat angstgevoelens kan verminderen. Transaminasen (SGOT of AST en SGPT of ALT): Zijn enzymen zoals de alkalische fosfatasen. Hun percentage verhoogt bij abnormale cellulaire vernietiging. SGPT stijgt vooral bij acute hepatitis met levercelnecrose (bv. hepatitis B). Wordt via bloedname bepaald. Transfusie: Het overbrengen van bloed van de ene mens naar de andere (bloedtransfusie). Trombose: Bloedstolling binnen een bloedvat (trombus), meestal in een ader. Tijdelijke veneuze by-pass: Na een insnijding aan lies en oksel wordt de bloedsomloop tijdelijk via een machine omgeleid gedurende de operatie. Deze techniek houdt de bloedstroom in stand die tijdens de ingreep tijdelijk verbroken is door het wegnemen van de lever. trombose U V Uraatsteen: Steen (in de urinewegen) Vaccinatie: Inenting met een vaccin die bestaat uit zout van urinezuur. Uremie: Aanwezigheid van een te grote hoeveelheid ureum in het bloed als gevolg van een onvoldoende werking van de nieren. Deze afvalstof wordt normaal door de nieren afgescheiden. Ureum: Afvalproduct voortkomend van eiwitstoffen in de voeding. Deze afvalstof wordt normaal door de nieren afgescheiden. Urinezuur: Komt voort uit de afbraak van bestanddelen die zich in de kern van levende cellen bevinden. Een te hoog gehalte aan urinezuur in het bloed (uricemie) kan aanleiding geven tot jicht, een pijnlijke aandoening door het kristalliseren van het urinezuur in de weke delen rond voornamelijk kleine gewrichten (bv. teen). (entstof) om niet meer vatbaar te zijn voor een bepaalde ziekte. Varices: Spataderen, uitgezette, slecht functionerende aders. Kunnen voorkomen in benen, slokdarm, maag… varices Veganisme: Zeer streng vegetarisme, waarbij ook geen zuivelproducten gebruikt worden. Vegetarisme: Leefwijze waarbij geen dierlijk voedsel gebruikt wordt. Vena: Ader, bloedvat waarin het bloed naar het hart toe beweegt. Venapunctie: Het aanprikken van een ader, meestal om een bloedstaal te nemen. Vochtbalans: Het evenwicht tussen de opgenomen en de uitgescheiden hoeveelheid vocht per tijdseenheid. W Z Waakinfuus: Een intra-veneus infuus Ziekte van Budd - Chiari: Progres- (meestal in ader van arm) veiligheidshalve aangelegd bij patiënten die mogelijk plots een ernstig tekort aan vocht kunnen krijgen of voor medicatietoediening tijdens een onderzoek. Witte bloedcellen of leucocyten: De witte bloedcellen worden in vijf categorieën ingedeeld. Zij beschermen het lichaam tegen vreemde indringers (bacteriën, virussen, parasieten,..). Bij bacteriële infectie verhogen de witte bloedcellen. Bij virale infectie verhogen zij niet en kunnen dan zelfs lichtjes dalen (leukopenie). Wisselligging: Een afwisselende houding bij een bedlegerige patiënt om doorligwonden te voorkomen. X X-stralen: Röntgenstralen om een röntgenfoto of röntgenopname te maken. sieve, met afsluiting gepaard gaande ontsteking van de wand van aders met trombose van de leveraders, leidend tot stoornis van de leverfunctie en soms tot lokale leverinfarcten. Ziekte van Wilson: Een erfelijke ziekte waarbij koper in de lever gestapeld wordt. Dit geeft zowel ernstige leverbeschadiging (levercirrose) als neurologische verschijnselen. Als de diagnose op tijd gesteld wordt is met ontkoperende medicijnen een effectieve therapie mogelijk. Eigen aantekeningen LLT Leuvense Levertransplanten LLT is een patiëntenvereniging van en voor Levergetransplanteerden van UZ Leuven Maatschappelijke zetel: UZ LEUVEN – sociaal werk Herestraat 49 B-3000 Leuven Bank nr. BE62 431-2040001-61 Niets uit deze uitgave mag worden gebruikt zonder toelating. Onze vereniging vzw LLT is niet verantwoordelijk voor eventuele misbruiken van brochures, artikels of folders. Hoe lid worden? - - Al wie lid wil worden stort 18 euro op rekening nr BE62 431-2040001-61 van LLT vzw Leuven, met de vermelding ‘nieuw lid’. U ontvangt het ledenblad van de lopende jaargang en geniet vanaf dan alle voordelen verbonden aan het lidmaatschap Voor steunende en ereleden geldt dezelfde werkwijze, nu met de vermelding ‘steunend lid’ of ‘erelid’. U kunt ook contact opnemen met de sociale dienst (Kathleen Remans, tel. 016 / 34 86 20) of iemand van het bestuur die voor u het nodige zal doen. Hoe sponsor worden? Personen en bedrijven die onze vereniging willen steunen, kunnen een bedrag storten op rekening nr.BE62 431-2040001-61 van LLT vzw Leuven, met de vermelding ‘sponsor’. Onze vereniging heeft een aanvraag ingediend om fiscale attesten te mogen uitschrijven, zodat deze bijdragen aftrekbaar worden. Zodra dit het geval is, laten wij het weten via De Zonnekrant. Mogelijke sponsors worden in de toekomst aangeschreven. Het bestuur van LLT vzw Voorzitter: Ann Verkinderen Moerdijkstraat 26, 8710 Wielsbeke Tel/Fax 056 / 66 98 72 e-mail [email protected] Secretaris: Carine Wellens Tilburgseweg 6/22, 2382 Poppel Tel 0498 / 81 29 01 e-mail [email protected] Penningmeester: Kristel Motmans Hofeinde 123, 3550 Heusden-Zolder Tel 0486 / 41 52 23 e-mail [email protected] Bestuursleden: Lut Claeys Don Boscolaan 1, 3010 Kessel-lo Tel 016 / 25 55 62 e-mail [email protected] Lydia Caerts Kortestraat 5, 3290 Deurne-Diest Tel 013 / 66 69 40 e-mail [email protected] Paul Deleersnijder Brechtsebaan 9, 2960 Brecht Tel 03 / 636 44 89 e-mail [email protected] Jos Peeters Patrijsstraat 23, 2170 Merksem Tel 03 / 645 36 56 e-mail [email protected] Robert Reinert Kleistraat 24, 3582 Koersel Tel 011 / 57 22 16 e-mail [email protected] Deze brochure wordt gesponsord door: