Conjunctuur Conjunctuur is de verandering van het groeipercentage van de economie of de productie op de korte termijn. Fasen van de conjunctuur Als de productiegroei vertraagt of zelfs negatief wordt dan spreekt men van een recessie. Als de productiegroei achterblijft bij de trendmatige groei dan spreken we van een laagconjunctuur. Als de productiegroei groter is dan de trendmatige groei dan spreken we van hoogconjunctuur. Deze verhoogde groei kan leiden tot een overspanning van de economie omdat, de vraag groter is dan de productiecapaciteit van het bedrijf. Door onder andere inflatie kan de hoogconjunctuur omslaan en begint de neergang naar een laagconjunctuur, dat noemen we recessie. Het punt van omslaan heet crisis. Elk conjunctuurbeleid is erop gericht om tot bestedingsevenwicht te komen, want dan ondervindt het bedrijf niet de nadelige gevolgen van een laagconjunctuur en het gevaar, inflatie, dat een hoogconjunctuur met zich meebrengt. Laag- en hoogconjunctuur gaat vaak samen met recessie en depressie. Nationaal product, procentuele verandering. Oorzaken conjunctuurbewegingen De conjunctuurbeweging wordt bepaald door de productie (ook wel aanbod genoemd) en de vraag naar goederen. Als deze veranderen, ontstaat er een beweging in de conjunctuur. Er zijn zowel externe als interne oorzaken die vraag en aanbod beïnvloeden. De externe oorzaken zijn niet economisch van aard maar kunnen wel economische gevolgen met zich meebrengen. hieronder een aantal voorbeelden van zowel externe als interne factoren Externe economische factoren: technologie (nieuwe uitvindingen) klimaat psychologie (bv. consumentisme) politiek (oorlogen, kolonisatie, ...) Interne economische factoren: overproductie onderproductie inflatie en deflatie Conjunctuur binnen Power-Up Een bedrijf die handelt in noodverlichtingsaccu’s is niet heel erg conjunctuur gevoelig, want de noodverlichting is tegenwoordig verplicht in alle openbare gebouwen, zodat wanneer de netspanning wegvalt automatisch wordt overgeschakeld op noodverlichting Deze accu’s dienen regelmatig te worden gecontroleerd (minimaal 1x per jaar)en indien nodig te worden vervangen (ten minste eens per 5 jaar). Door deze verplichting zal er altijd een markt zijn voor een groothandel in noodaccu’s. kortom men heeft ze nodig. Dit geeft als gevolg dat de prijs van het product in-elastisch is Van interne economische factoren heeft het bedrijf direct ook geen last. Omdat het hier gaat om een groothandel en wij zelf geen producten vervaardigen maar alleen verkopen. Het bedrijf krijgt ook geen last van inflatie of deflatie want, het bedrijft is relatief conjunctuur gevoelig. Van externe factoren is alleen de technologie van belang. Omdat de technologie steeds verder gaat, denk hier bij aan de gel accu’s zouden er nieuwere accu’s op de markt kunnen komen die dan bijvoorbeeld weer verplicht kunnen worden gesteld door de overheid. Marktvormen Ondernemingen die zich op dezelfde markt richten concurreren elkaar. Elke onderneming wil zijn eigen marktaandeel. Op sommige markten zijn ook meer spelers actief dan op andere. Er zijn bijvoorbeeld veel supermarkten, dat heeft er voor gezorgd dat de prijzenoorlog ontstond! Op sommige markten is er sprake van een homogeen product (bijvoorbeeld: melk). Op andere markten zijn er veel verschillende productkenmerken. Op basis van een aantal criteria kun je verschillende marktvormen onderscheiden. Aantal aanbieders Aantal afnemers Homogeen Heterogeen veel veel volledige mededinging (polypolie) monopolistische concurrentie (heterogeen) polypolie weinig veel homogeen oligopolie heterogeen oligopolie één veel monopolie monopolie De marktvorm volledig vrije mededinging (vvm) wordt gekenmerkt door de combinatie van veel aanbiederen en een homogeenproduct. De aanbieders kunnen individueel geen invloed op de prijs uitoefenen. Zij moeten de prijs accepteren zoals deze op de markt door vraag en aanbod van zeer veel marktpartijen tot stand komt. Neem als voorbeeld melk. Als de boeren veel melk produceren dan wordt het aanbod groter waardoor de prijs daalt, mits de vraag afneemt! De marktvorm monopolischtiche concurrentie wordt evenals de marktvorm VVM gekenmerkt door veel aanbieders, maar nu is er sprake van een heterogeenproduct.de aanbieders zijn in dit geval op een of andere manier de in staat het product te onderscheiden van andere aanbieders. Bijvoorbeeld een spijkerbroek, je kunt de afwerking veranderen om je zo te onderscheiden, maar het blijft een spijkerbroek. Vaak zit het in deze marktvorm ook in de details van de eigenschappen van het product die de klantenbinding met zich mee brengt. Bij oligopolistische marktvormen zijn er weinig aanbieders die ieder een groot marktaandeel hebben. Zij zullen zo goed mogelijk de concurrentie in de gaten houden op elkaars gedrag. Een technische voorsprong, een reclamecampagne, een prijsdaling van een van de andere producenten of aanbieders zal vroeg of laat een reactie uitlokken. Juist omdat oligopolisten elkaar zo nauwlettend in het oog houden, zullen zij de neiging hebben geen actie te ondernemen. Ook als de ondernemingen door eenvoudige acties hun winst kunnen verbeteren, zullen zij daar toch van afzien omdat zij beducht zijn voor de tegenactie van hun directe concurrenten. Een monopolie is een situatie waarin een product of dienst slechts door één partij wordt aangeboden. De prijs ervan wordt dan niet door marktwerking bepaald, maar vastgesteld door de enige aanbieder, die dan veel winst kan maken, of door de overheid. In een zuiver monopolie is er geen enkel alternatief. Een zuiver monopolie is in de praktijk zeldzaam. Zo had bijvoorbeeld de NS jarenlang het monopolie op het vervoer van reizigers over het spoor, maar niet op het vervoer van reizigers in het algemeen, want een reiziger kan ook de auto nemen. Bij een zuiver monopolie ontbreken vaak de economische prikkels die kunnen leiden tot kostenbesparing en efficiënte werkwijzen. Een monopolie kan op verschillende manieren ontstaan. In veel landen wordt door de overheid een monopolie gecreëerd, bijvoorbeeld om de eigen industrie te beschermen of om de kwaliteit of de onafhankelijkheid van bepaalde dienstverlening te garanderen. Zo had in Nederland TNT lange tijd het monopolie op de bezorging van brieven tot een bepaald gewicht. Als tegenprestatie garandeerde TNT dat deze brieven in heel Nederland worden bezorgd en opgehaald, ook in dunbevolkte gebieden. Een monopolie kan ook een technische oorzaak hebben zolang niemand anders in staat is het product te maken, is er sprake van een technisch monopolie. Dit komt vaak voor bij nieuwe producten. Ook door het gebruik van intellectuele monopolies als octrooien (patenten) kan men monopolies creëren. Dit is echter vrij duur en is aan een maximum aantal jaren gebonden. Het is ook mogelijk om door een bedrijfsgeheim een monopolie te handhaven. Een bekend voorbeeld van een door een bedrijfsgeheim beschermd product is Coca Cola. Marktvorm Power-Up Het bedrijf heef als marktvorm een oligopolistische marktvorm. Omdat er weinig aanbieders zijn die ieder een groot marktaandeel hebben. Dit wil zeggen dat Power-Up geen last heeft van een overvloed aan concurrenten en daardoor zal er niet veel gebeuren met de prijs van het product. Afzetgebied Het afzetgebied is in principe geheel noord Nederland. Hierbij zou het bedrijf ook nog een deel van Noord-Holland er bij kunnen betrekken als afzetgebied. Het bedrijf heeft een relatief groot afzetgebied vanwege het geringe aantal “spelers” in de markt Kapitaalintensiteit Kapitaalintensiteit is de verhouding tussen de ingeschakelde hoeveelheid kapitaal en de ingeschakelde hoeveelheid arbeid in het productieproces. Een bedrijf of bedrijfstak is kapitaalintensief als het ten opzichte van andere bedrijven of bedrijfstakken per werknemer meer investeert in kapitaalgoederen. Het kan alleen zinvol worden gebruikt wanneer een bedrijf of een bedrijfstak vergeleken wordt met een ander bedrijf of een andere bedrijfstak of het gemiddelde van (alle) andere bedrijven. Voor het bedrijf betekent dit dat ze qua kapitaalintensiteit vrij laag zitten. Voor het hebben van een groothandel in noodverlichtings accu’s heb je geen dure machines die ze moeten aanschaffen. Het enige wat wel aangeschaft zou moeten worden is een werkplaats voor reparatie bijvoorbeeld. Hieronder staan nog 3 factoren die ook invloed hebben op de kapitaalintensiteit van het bedrijf. Afschrijvingen Grondstofkosten Diensten door derden Een afschrijving in bedrijfseconomische zin is het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de waardedaling van een bedrijfsmiddel over een bepaalde periode. Er wordt steeds afschrijving toegepast om de slijtage door het gebruik tot uitdrukking te brengen. Kapitaalintensiteit met betrekking tot het bedrijf Voorbeeld Een auto wordt gekocht voor € 25.000, na 3 jaar zal deze vermoedelijk nog een restwaarde van € 13.000 hebben. Het activum heeft immers nog wel een zekere inruilwaarde. De economische levensduur is verstreken, maar de technische levensduur zeker nog niet. De jaarlijkse afschrijving is dan: (€25.000 - €13.000) / 3 = € 4.000 De voorbeelden gaan uit van een lineaire afschrijving (de afschrijving is per periode gelijk). In werkelijkheid zal de waardeafname niet altijd lineair zijn. Het gaat dan om bedrijfsmiddelen, die vooral in de eerste jaren het meeste nut afwerpen. Om hier aan tegemoet te komen zijn er verschillende methoden van afschrijving ontwikkeld. De belangrijkste naast de lineaire methode is afschrijving met een vast percentage van de boekwaarde, bijvoorbeeld 10%. Bij deze methode wordt de afschrijving elk jaar lager, omdat door de afschrijvingen de boekwaarde elk jaar lager wordt. Deze methode heet: degressieve afschrijving. In het 1e jaar is het: (€25.000 - €13.000)*10% = €1.200 Het 2de jaar is het: (€25.000 - €1.200)- €13.000)*10% = €1.080 De keuze voor de methode van afschrijven wordt vaak bepaald door praktische en fiscale overwegingen. Afhankelijk van het type product dat afgeschreven wordt, De afschrijvingen die ons bedrijf heeft voor de accu winkel zullen voor het grootste gedeelte in het bedrijfspand en de inventaris zitten, want voor een accu winkel als Power Up heb je weinig andere aankleding binnen het bedrijfspand nodig. Het is namelijk een groothandel in accu’s voor de noodverlichting in gebouwen. Zoals het voorbeeld hierboven al omschrijft zou het bedrijf ook nog voor een bestelbusje kunnen kiezen om zo de nieuwe en gerepareerde accu’s de kunnen leveren. Grondstofkosten Met grondstofkosten heeft het bedrijf Power-Up direct niet zoveel mee te maken, want het bedrijf levert producten waarvan de grondstoffen volop van aanwezig zijn, en deze zullen ook wel niet heel veel veranderen in prijs. De grondstof die het meeste verandert in prijs zal dan ook het metaal zijn. Diensten door derden Diensten door derden (ook wel buitenstaanders) zijn bedrijven of instellingen die het bedrijf een product of een dienst verlenen. Hierbij kun je denken aan een administratiekantoor. Aangezien Power-up een klein bedrijf is hebben zij vrij weinig te maken met diensten door derden. Ook de aanschaf van een busje zou al weer een dienst weg nemen namelijk die van het transport. Voor een 2 mans bedrijf is het logisch mits het het toe laat om zo veel mogelijk dingen in eigenhand te houden, waardoor zij de kosten kunnen drukken. Winst Winst is het positieve verschil tussen opbrengst en kosten. Is het verschil negatief, dan is er sprake van verlies. De vergoeding voor arbeid speelt een grote rol bij bijvoorbeeld een eenmansbedrijf, omdat de eigenaar geen loon ontvangt. Bij kapitaalintensievere bedrijven is het vooral het tweede. De vergoedingen voor het gebruik van kapitaal en goed management bedragen over het algemeen enkele procenten van het kapitaal. Bij een groot risico kan de vergoeding voor het nemen daarvan echter oplopen tot enkele tientallen procenten. Winst is, binnen een kapitalistisch systeem, een voorwaarde voor de onderneming om op langere termijn te overleven. De winst is nodig voor het in stand houden en/of het uitbreiden van de onderneming zelf. De winst dan wel het verlies wordt ook vaak als indicator voor het succes van een onderneming gebruikt. Een deel van de winst kan aan het eigen vermogen toegevoegd worden, als reserve voor de toekomst of voor investeringen op een later moment. Men berekent de winst door eerst het bedrijfsresultaat te berekenen. Dit is het verschil tussen omzet en kosten, waarbij afschrijvingen tot de kosten moeten worden gerekend. Wanneer men dit bedrijfsresultaat corrigeert voor overige baten en lasten, bijvoorbeeld rente, dan verkrijgt men de winst voor aftrek van belasting (fiscale winst). Wanneer men hierover belasting betaalt, dan resulteert de winst na belasting (economische winst). Er zijn aannames nodig om de winst te kunnen bepalen. Voorbeelden van aannames of keuzen die gemaakt moeten worden zijn bijvoorbeeld in welke periode kosten vallen, en of bepaalde omzet al als gerealiseerd beschouwd mag worden. Verschillende wetgevers hebben hiervoor accounting regels opgesteld, maar ook de toepassing van deze regels is niet vrij van interpretatie. Enkele voorbeelden van gebieden waar keuzes of interpretatie noodzakelijk zijn: Afschrijving op machines Waarde van de voorraad Waarde van immateriële zaken zoals merk en goodwill Doorgaans kan de winst door al deze vrijheden alleen vergeleken worden met de winst in een voorgaande periode zolang de boekhoudkundige aannames niet veranderd zijn. Om meer eenheid in de veelvoud aan winstbegrippen te krijgen zijn de International Financial Reporting Standards in het leven geroepen. Toch menen nog veel analisten dat het winstbegrip zelf slechts beperkte informatie oplevert en dat alleen kasstromen. Winst met betrekking tot het bedrijf. Om onze onderneming tot een succes te maken heeft het bedrijf winst nodig. Deze winst wil men realiseren door noodverlichting accu’s te gaan verkopen. Hierbij is het belangrijk dat er voldoende marge op het product zit, want hoe meer marge hoe meer omzet het bedrijf maakt. De vergoeding voor arbeid speelt ook een grote rol bij het bedrijf, omdat de eigenaren geen loon ontvangen. Zij nemen een deel van de winst wat ook wel het gewaardeerde loon genoemd word. Gewardeerd loon betekent niets anders dan een bedrag wat jij jezelf toekent als vergoeding voor de geleverde arbeid.