Hoe ziet de toekomst

advertisement
Visie
voor specifieke en complexere
pathologieën. “Ik geloof dat we naar
een dergelijk model zouden moeten
evolueren en parallel daarmee naar
wat Michael Porter (Amerikaans
professor aan de Harvard Business
School, red.) de ‘focused factories’
noemt, klinieken en activiteitencentra
die zich focussen op één enkele
pathologie of behandeling.
Zo wordt bijvoorbeeld in Duitsland
drie vierden van alle prostaatoperaties
in één enkel centrum uitgevoerd. In
Scandinavië zijn er miniziekenhuizen
waar alleen knie- en heupprothesen
worden geplaatst.
Doordat de organisatie op slechts
één pathologie is gericht, kunnen
ingrepen veel goedkoper en met
beduidend hogere succespercentages
uitgevoerd worden.
visie
Tekst: Marie Marchal – Foto's: Lander Loeckx, Roche & Reporters
Hoe ziet de toekomst
4 Roche Biomarker Magazine
van klinische labo’s eruit?
De rol van de laboratoria klinische biologie en
pathologische anatomie zal, gelijklopend met
de wijzigingen in het ziekenhuislandschap,
sterk veranderen.
En zeker als ook de ziekenhuisfinanciering
wordt gereorganiseerd. Aan ziekenhuis­
directeur prof. dr. Marc Noppen (UZ Brussel)
vroegen we hoe hij die rol ziet evolueren in
de toekomst, en wat dat voor de ziekenhuizen
kan betekenen.
Het algemene ziekenhuis in elke
stad of gemeente zoals we dat
vandaag kennen, zal binnen het
tijdsverloop van een generatie
waarschijnlijk verdwenen zijn.
Die evolutie is al aan de gang in
bijvoorbeeld Nederland, Finland en
Duitsland, waar kleine algemene
ziekenhuizen steeds meer verdwijnen.
Voor België heeft de minister drie
categorieën van ziekenhuizen
voorgesteld: lokale regionale
ziekenhuizen met uitsluitend
basisdiensten, supraregionale met
meer specialismen en tertiaire
Misschien evolueren we meer en
meer in die richting en zullen er
slechts enkele centra overblijven.
Ik geloof daar echter niet helemaal in.
De patiënt van de toekomst is immers
een 85-jarige vrouw met een groot
aantal verschillende comorbiditeiten
en dan is integratie van kennis
noodzakelijk. Daarom moeten we
wat genuanceerder over het ‘focused
factory’-verhaal denken,” legt prof.
Noppen uit.
In de toekomst zal wellicht ook
niet elk ziekenhuis over een
eigen volledig klinisch labo
beschikken. Verschillende trends
tekenen zich nu al af.
Automatisering versus
superspecialisatie
Het geromantiseerde, ambachtelijke
beeld van het labo dat sommigen
van ons aan het begin van hun
carrière gekend hebben, is in de
praktijk al helemaal verdwenen. Wat
volumes en routine betreft - zowel
chemie, hematologie, microbiologie
als pathologische anatomie - zal
automatisering in enkele grote labo’s
de regel worden. Prof. Noppen noemt
dat ‘usinificatie’. “Een volledig labo
voor elk van de 104 ziekenhuizen in
België is onbetaalbaar en ook niet
nodig. Ik zie steeds meer de trend
ontstaan waarbij 4 tot 5 ziekenhuizen,
en eventueel een derde partij als de
investeringen het vergen, samen één
labo uitbaten.”
Een labo dat 44 verschillende testen
uitvoert, zal in de toekomst evenmin
nog nodig zijn. Nu al wordt voor
bepaalde testen samengewerkt
tussen verschillende ziekenhuizen,
tussen regionale en universitaire
ziekenhuizen. Momenteel worden
vooral stalen doorgestuurd, maar dat
“De patiënt van
de toekomst is een
85-jarige vrouw
met een groot
aantal verschillende
comorbiditeiten en
dan is integratie van
kennis noodzakelijk.”
kan nog verder evolueren. “Enerzijds
kun je ook op labovlak een ‘focused
factory’-verhaal bedenken: labo’s
die zich specialiseren in zeldzame
metabole ziekten bijvoorbeeld, terwijl
andere labo’s zich veeleer toeleggen
op microbiologie.
Een soort superspecialisatie zeg
maar, waarbij de financiering dan
wel moet volgen. Het labo zou
daarvoor budgetneutraal moeten
kunnen werken, maar door de
complexe financiering wordt dat geen
Wie is Marc Noppen?
> Prof. Dr. Marc Noppen is Gedelegeerd bestuurder van het UZ Brussel.
> Specialisaties: astma, longziekten en pneumologie
> Titularis Ziekenhuismanagement en Organisatie en beheer van de ziekenhuizen aan de VUB
gemakkelijke klus. Anderzijds is er
ook een enorme technische evolutie
in bepaalde pathologieën, waarbij
we meer naar geïndividualiseerde
geneeskunde gaan.
Om dat voor de maatschappij
betaalbaar te houden, moet het
worden gekoppeld aan companion
diagnostics en predictoren.”
>
Roche Biomarker Magazine 5
Visie
Volgens evidence
based medicine
Companion diagnostics zijn
diagnostische testen die worden
gekoppeld aan een geneesmiddel om
te bepalen of dat geneesmiddel bij die
bepaalde patiënt effectief zal zijn. Ze
zijn onontbeerlijk in de steeds vaker
geïndividualiseerde geneeskunde.
De merkers worden vooral in de
oncologie gebruikt, maar moeten
ook gekoppeld worden aan evidence
based consequenties. “Frequente
kankers zoals longkanker en
borstkanker hebben specifieke
moleculaire kenmerken die
maken dat ze alleen op bepaalde
medicaties reageren.
Als we in de toekomst nog meer
over dat type medicaties kunnen
beschikken, moeten we toch
nadenken over nieuwe modellen van
financiering. Ook de labo’s zullen zich
moeten heroriënteren. Misschien zal
de evolutie van de klinische labo’s ook
parallel gebeuren: grote bulklabo’s
versus meer gespecialiseerde labo’s
voor meer geïndividualiseerde
geneeskunde. Daarbij komt nog de
evolutie naar mobile en point
of care, een derde trend die volgens
mij niet meer te stoppen is,” vindt
prof. Noppen.
6 Roche Biomarker Magazine
Mobiele ‘points of care’
en integratie van gegevens
De evolutie naar point of care
testing is niet meer tegen te houden.
Professor Noppen heeft zelf ervaren
dat in sommige Afrikaanse landen,
zoals Gambia, de gezondheidssector
draadloos werkt. Niemand heeft er
problemen mee dat de patiënt op
afstand zelf zijn medisch dossier
beheert. De laboresultaten worden
hem rechtstreeks toegestuurd, terwijl
er bij ons daaromtrent nog steeds
terughoudendheid bestaat. De wet
laat nochtans toe om de patiënt
“De meerwaarde van
de klinisch bioloog
van morgen ligt in
zijn subspecialisatie,
waardoor hij kan
bijdragen tot het
oplossen van klinische
problemen.”
toegang te geven tot zijn medische
gegevens, en dus ook laboresultaten.
Door het oprichten van points of
care is het huidige laboconcept
voor heel wat ‘routinemetingen’
misschien achterhaald. “Waarom
geen mobiel point of care meetpunt
in de kamer van elke patiënt waar
we de routinetesten mee opvolgen?
Waarom huisartsen niet zelf meer
testen laten uitvoeren? Patiënten
doen er immers nu ook al, denk maar
aan INR of glucose. Voorwaarde is dat
de testen gevalideerd worden en dat
de resultaten worden geïntegreerd in
het patiëntendossier. Dat is meteen
ook de vierde trend: integratie van
datasharing. Daarbij duiken de vragen
op wie ervoor zal betalen en wie
verantwoordelijk is als het misloopt.
Twee vragen waarop ik niet direct een
antwoord kan geven.”
Rollen gewijzigd
De rol van de klinisch bioloog is op
twintig jaar tijd enorm geëvolueerd.
Van een specialist in toegepaste
chemie tot labomanager, niet alleen
begaan met de organisatie maar
ook met de kwaliteitssystemen,
accreditaties en alles wat daarbij
komt kijken. “Klinisch biologen
zullen evenwel nodig blijven. In het
UZ Brussel bijvoorbeeld werden een
aantal tests voor zeldzame ziekten
ontwikkeld waarbij de inbreng van
een klinisch bioloog onontbeerlijk
is.” Maar de meerwaarde van de
“De evolutie
naar point of care
testing is niet meer
tegen te houden.”
klinisch bioloog van morgen ligt
in zijn subspecialisatie, waardoor
hij/zij waarden kan interpreteren
en bijdragen tot het oplossen van
klinische problemen.
Dat geldt ook voor de patholoog.
Het beeld van de man die in de
microscoop zit te turen met naast
hem dikke boeken, is met de
digitalisering achterhaald. De digitale
pathologische anatomie berust op
een netwerk van kennis.
In het UZ Brussel werden de diensten
klinische hematologie, klinische
scheikunde en microbiologie dit
jaar organisatorisch eengemaakt,
voorlopig nog los van de diensten
pathologische anatomie en
genetica, waarbij de hematologie
en de scheikunde ook fysiek op één
plateau zitten en de microbiologie
nog historisch apart. Een klinisch
bioloog mag qua opleiding testen
in de hematologie, scheikunde
en microbiologie uitvoeren, maar
is niet erkend om pathologie te
doen. Vandaar dat het voorlopig
toch drie verschillende entiteiten
blijven met drie verschillende
erkenningsnummers.
“Maar wie doet de genetische
testen voor oncologie?
Een patholoog, een klinisch bioloog
of een geneticus? Uiteindelijk moeten
er daarover afspraken worden
gemaakt, zodat ze niet alle drie
apparatuur voor Next-Generation
Sequencing (NGS) willen.
We hebben nu één platform in het
ziekenhuis waar alle sequencingtoestellen staan en we maken
interne afspraken wie ermee werkt,
en werken ook samen
met andere ziekenhuizen.”
Rol van het labo
in screening
Wat de rol van het labo in
screening betreft, vindt prof. Noppen
preventie eigenlijk belangrijker
dan screening. “Screening is alleen
nuttig als aan een paar voorwaarden
voldaan is: het moet een frequente
pathologie zijn, er moet een
(betaalbare) behandeling beschikbaar
zijn en de screening moet impact
hebben op de volksgezondheid.
Screeningtesten moeten een vrijwel
perfecte sensitiviteit en specificiteit
hebben en zo zijn er niet veel,
tenzij gefocust, zoals borst- en
darmscreening in een bepaalde
leeftijds- en doelgroep. Van total
body MRI en PSA-screening ‘voor
iedereen’ weten we nu dat ze
nutteloos zijn.”
Prof. Dr. Marc Noppen
levert regelmatig bijdrages
aan mUZe, het medisch
magazine van UZ Brussel:
http://blog.uzbrussel.be/
muze. Indien u dit magazine
wenst te ontvangen, mail
naar communicatie@
uzbrussel.be.
Roche Biomarker Magazine 7
Download