Word - VVKSO - ICT

advertisement
DECORATIE
BEROEPSVOORBEREIDEND LEERJAAR
LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
VVKSO – BRUSSEL D/2013/7841/001
(vervangt het leerplan D/2012/7841/042 vanaf 1 september 2013)
Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs
Guimardstraat 1, 1040 Brussel
Inhoud
1
Plaats van dit leerplan in de lessentabel ................................................................. 3
2
Inleiding ................................................................................................................... 4
3
Beginsituatie............................................................................................................ 5
3.1
3.2
3.3
3.4
Profiel van de leerling .......................................................................................................................... 5
Pedagogisch profiel van de B-stroom ................................................................................................. 5
Mediëren in de B-stroom ..................................................................................................................... 6
Leren in samenhang............................................................................................................................ 6
4
Leerplandoelstellingen ............................................................................................ 7
4.1
4.2
Algemene doelen ................................................................................................................................ 7
Leerplandoelstellingen ........................................................................................................................ 7
5
Pedagogisch-didactische wenken ........................................................................... 9
5.1
5.2
5.3
5.4
Algemene wenken ............................................................................................................................... 9
Wenken voor de klaspraktijk ............................................................................................................... 9
Wenken om te differentiëren via werkvormen ..................................................................................... 9
Wenken in het kader van taalbeleid ..................................................................................................10
6
Evalueren en rapporteren ..................................................................................... 12
7
Minimale materiële vereisten................................................................................. 14
8
Bibliografie ............................................................................................................ 15
9
Begrippenlijst......................................................................................................... 16
2
D/2013/7841/001
bvl
Decoratie
1
Plaats van dit leerplan in de lessentabel
Zie Website VVKSO bij lessentabellen.
bvl
Decoratie
3
D/2013/7841/001
2
Inleiding
Dit leerplan Decoratie is bestemd voor de leerlingen van het beroepsvoorbereidend leerjaar van het katholiek
secundair onderwijs die kozen voor het beroepenveld Decoratie. Een beroepenveld is een smaakmaker. Het
moet de leerling zin geven in en zicht op de opleidingen in de tweede en derde graad, maar ze er nog niet voor
opleiden. Het biedt de leraar wel kansen voor observatie en oriëntatie.
Bij het ontwikkelen van dit leerplan is geprobeerd waar mogelijk rekening te houden met wat en ook hoe iets al in
het vak plastische opvoeding aangeboden werd. De leraar in het beroepenveld Decoratie kan gedeeltelijk
aanknopen bij wat de leerlingen hebben meegekregen in het vak AV Plastische opvoeding in het eerste leerjaar
en zal ook kunnen aansluiten bij de plastische opvoeding in de basisvorming van het beroepsvoorbereidend
leerjaar. Terwijl de plastische opvoeding echter gericht is op het opentrekken van de algemene creativiteit via
het werken met vorm en kleur, zal het beroepenveld Decoratie de leerlingen laten kennismaken met een aantal
basisvaardigheden en -technieken die in de studierichtingen van de tweede graad aan bod komen.
Belangrijk is dat leerlingen zich aangesproken voelen, dat ze enthousiast en gemotiveerd de lessen decoratie
volgen, maar zeker ook succes mogen ervaren. In deze lessen kunnen ze hun enthousiasme laten zien en hun
talent (verder) ontplooien. Ze krijgen kansen om te ‘werken aan’ hun persoon. Deze richting biedt mogelijkheden
om hun creativiteit te ontwikkelen, en met vaardigheden en technieken leren ze zich in allerlei expressievormen
uiten.
Dit is een ‘open leerplan’, wat wil zeggen dat je je als vakleraar focust op de leerlingen die je in de klas hebt,
rekening houdend met de schoolcontext. Je kunt op verschillende manieren aan een doelstelling werken. Het is
een uitdaging om je klas goed in te schatten en dat zelfs ook voor elke leerling binnen de groep. In je lessen kun
je dus werken naar die erg heterogene klasgroep toe, met leerlingen met verschillende leerstijlen en talenten.
Daarbij kies je ervoor de lessen te variëren in opbouw, werkvormen, tempo, ondersteuning … en zo probeer je
elke leerling aan te spreken en te motiveren. Je kiest voor een gedifferentieerd aanbod.
4
D/2013/7841/001
bvl
Decoratie
3
Beginsituatie
3.1
Profiel van de leerling
De beginsituatie van leerlingen in de B-stroom is zeer specifiek. Mede daardoor is de samenstelling van klassen
in de regel ook erg heterogeen.
Het 1 ste leerjaar B onthaalt leerlingen:
•
die het basisonderwijs hebben beëindigd zonder getuigschrift, vaak ook leerlingen

met leerstoornissen,

met een leerachterstand,

die komen uit de onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers,

die een andere thuistaal hebben dan het Nederlands, met een geringe beheersing van de intructietaal
en de schooltaal;
•
die het basisonderwijs niet hebben beëindigd maar op basis van leeftijd de overstap maken naar het 1 ste
leerjaar B;
•
die een getuigschrift basisonderwijs bezitten maar op advies de overstap maken naar het 1 ste leerjaar B;
•
uit het buitengewoon onderwijs.
In het bvl vind je leerlingen:
•
die het 1 ste leerjaar B al of niet met vrucht beëindigd hebben;
•
die overgaan op basis van leeftijd;
•
die na heroriëntering vanuit het 1 ste leerjaar A in bvl instromen. Deze leerlingen hebben soms een
voorsprong op gebied van algemene vakken;
•
die uit de onthaalklas komen voor anderstalige nieuwkomers;
•
uit het buitengewoon onderwijs.
De meeste van deze leerlingen zitten nog in volle exploratie van hun persoonlijke talenten en kwaliteiten. Soms
komen ze uit maatschappelijk kwetsbare groepen en hadden ze in het verleden weinig succeservaringen. Meer
nog dan ondersteuning voor technisch lezen of rekenen, meer nog dan stimulansen voor hun leercapaciteiten,
hebben zij nood aan een motiverende aanpak. Vaak is het voor de leraren naast een uitdaging een boeiende en
dankbare opdracht om met deze leerlingen te werken.
3.2
Pedagogisch profiel van de B-stroom
De leerlingen van de B-stroom willen we vooral positief benaderen. We proberen ook hen te enthousiasmeren
voor de Nederlandse taal in al haar aspecten.
Toch weten we dat de B-stroom, vooral dan het 1 ste leerjaar B, zich richt op een dubbele doelgroep:
leervertraagden en leerzwakken.
In beide groepen willen we leemtes aanvullen (remediëren) om zo de doorstroming naar bvl en de tweede graad
bso, of de overstap naar het 1 ste leerjaar A mogelijk te maken.
bvl
Decoratie
5
D/2013/7841/001
De leerlingen die het 1 ste leerjaar B en ook eventueel bvl met succes volgen, zijn daarom nog niet in staat het 1
ste leerjaar A met succes te volgen. Soms lukt dat wel, maar na één of twee jaar in de A-stroom, komt meestal
opnieuw de ontgoocheling. Men vermoedt dat slechts 5% van de leerlingen uit het 1 ste leerjaar B met succes
naar het 1 ste leerjaar A overstapt. Verder bekijken we die problematiek vanuit het begrip ‘mediëring’.
3.3
Mediëren in de B-stroom
In de B-stroom staat het welbevinden van de persoon en zijn of haar ontwikkeling centraal. Dat maakt deel uit
van een zorgverbreding waarin de sociale en emotionele ondersteuning en vorming een prioriteit is.
Pedagogisch-didactisch vertalen we dat in de begrippen mediëren en zorg.
Door de leerling als persoon centraal te stellen, en niet louter als lerende, krijgt men ook aandacht voor het
welbevinden. Het pedagogisch-didactisch handelen richt zich op het totale ontwikkelingsproces van de leerling.
Mediëren wil de leerling teruggeven aan zichzelf: hij/zij wordt aangemoedigd, bouwt het zelfvertrouwen op, komt
graag naar school en geniet er levensechte leerervaringen.
Voor de B-stroom zijn er geen eindtermen, wel ontwikkelingsdoelen. Waar voor eindtermen een
resultaatsverbintenis geldt, hebben scholen als het om ontwikkelingsdoelen gaat een inspanningsverplichting. Dit
geeft hen iets meer ruimte om het leren van de leerling centraal te stellen.
3.4
Leren in samenhang
Om de leerlingen te ondersteunen in hun groei naar maatschappelijke zelfredzaamheid, is het aangewezen om
te kiezen voor het geïntegreerd aanbieden van de leerstof. Bovendien staat niets de leerkrachten in de weg om
zelfs vakoverstijgend leerinhouden uit te werken. Door het leren in onderlinge samenhang, in een mix van
leeromgevingen, versterkt men de aandacht die uitgaat naar algemene onderwijsdoelen zoals leren leren, leren
samenwerken, leren met behulp van bronnen, (begeleid) zelfstandig leren en leren verantwoordelijkheid dragen.
6
D/2013/7841/001
bvl
Decoratie
4
Leerplandoelstellingen
4.1
Algemene doelen
De leerlingen:
•
ontdekken en ontplooien hun aanleg (in functie van een goede studiekeuze);
•
gaan uit van een creatief denkproces;
•
ontwikkelen zin voor creativiteit;
•
ontwikkelen vaardigheden en technieken om zich vlot te uiten in de verschillende expressievormen;
•
gebruiken het juiste gereedschap en materiaal op een verantwoorde manier;
•
ontwikkelen zin voor detail en afwerking;
•
ontwikkelen zin voor orde en netheid;
•
ontplooien doorzettingsvermogen om hun opdracht af te werken.
4.2
Leerplandoelstellingen
1 Perceptie – waarnemen
De leerling:
1.1
leert gericht kijken naar natuur, media en kunstbeelden;
1.2
kan het essentiële van het bijkomstige onderscheiden via waarnemen;
1.3
kan verhoudingen zien, meten en weergeven;
1.4
ontleedt een vorm tot zijn basisstructuren en geeft deze weer:
- constructief tekenen met liniaal en passer van vierkant, rechthoek, cirkel, driehoek, zeshoek, achthoek,
- schetsen van geometrische basisvormen, ten minste:
* vierkant, rechthoek, cirkel, driehoek,
* kubus, balk;
1.5
onderscheidt organische en geometrische vormen;
1.6
heeft inzicht in de kleurencirkel en gebruikt hem als werkinstrument;
1.7
kan een aantal basiselementen, waaruit beelden zijn opgebouwd, toepassen in eigen werk:
beeldaspecten, de technieken, de materialen en hun mogelijke toepassing.
bvl
Decoratie
7
D/2013/7841/001
2 Onderzoek – vormgeven
De leerling:
2.1
gebruikt een creatief denkproces om de eigen ideeën en gevoelens in 2- en 3 dimensionele beelden
uit te drukken;
2.2
geeft een onderwerp weer in verschillende technieken, zowel in vlak als ruimtelijk werk;
2.3
leert gepast omgaan met verschillende materialen zoals watergedragen verfsoorten, klei, gips,
natuurmaterialen, metaal, verbindingsmateriaal;
2.4
onderzoekt de mogelijkheden en beperkingen van materialen en technieken;
2.5
gebruikt op een technisch-verantwoorde manier materiaal en gereedschap zoals penselen, borstels,
kwasten, plamuurmes, soldeerbout, snijmessen, schuurpapier;
2.6
past vorm- en compositieleer toe binnen een welomschreven opdracht;
2.7
ontleedt en mengt kleuren;
2.8
past kleurenleer toe binnen een welomschreven opdracht;
2.9
ontwikkelt een grote motorische coördinatie: lijn- en vlakbeheersing;
2.10
kan verschillende dragers onderscheiden en bewerken zoals plaatmaterialen, papier en
karton, glas, piepschuim.
3 Reflectie en attitudes
De leerling:
3.1
kan onder begeleiding op de verschillende stappen in het creatief proces reflecteren;
3.2
kan met de nodige ondersteuning het eigen werk toelichten;
3.3
aanvaardt de reacties van anderen op het eigen werk;
3.4
kan op een gepaste manier zijn mening over zijn eigen werk en dat van de ander geven;
3.5
zijn bereid verschillende kunstuitingen en stijlen te exploreren.
8
D/2013/7841/001
bvl
Decoratie
5
Pedagogisch-didactische wenken
5.1
Algemene wenken
Een beroepenveld is een smaakmaker. Het moet de leerling zin geven in en zicht op de opleidingen in de tweede
en derde graad, maar ze er nog niet voor opleiden.
Dit leerplan is bewust uitgeschreven als één geheel. Als het gegeven wordt door twee of meer leraren, dan is
het aangewezen dat zij een gezamenlijk jaarplan opmaken en regelmatig afspraken maken in verband met de
coördinatie, de inhoud en de aanpak van hun lessen.
Het spreekt vanzelf dat overleg met AV Plastische opvoeding noodzakelijk is.
5.2
Wenken voor de klaspraktijk
De doelstellingen moeten nagestreefd worden door middel van korte en afwisselende opdrachten. Opdrachten
die een lang werkproces vergen of vele opdrachten rond eenzelfde thema leiden bij veel leerlingen van deze
klasgroepen tot concentratievermindering en verveling.
De keuze van de thema’s kan gericht zijn op het verbreden van de horizon en de interesses van de leerlingen,
door bijvoorbeeld aan te knopen bij de leefwereld van de leerlingen, een link te leggen met andere vakken of aan
te sluiten bij de actualiteit.
Het is van het grootste belang om de opdracht zo duidelijk mogelijk te omschrijven. De opdracht wordt best in
een opdrachtenfiche beschreven met daarbij de beoogde evaluatiecriteria voor zowel het product als het proces.
Om deze leerlingen maximaal te ondersteunen is een stappenplan op de opdrachtenfiche sterk aan te raden.
Mogelijke delen voor de opdrachtenfiche:
Titel van de opdracht
Korte omschrijving van de opdracht
Stappenplan
Evaluatiecriteria
Vereiste kennis en kunstbeschouwing
Kleurenleer, compositieleer, basisperspectief komen tijdens de opdrachten aan bod, toch is het niet de bedoeling
een theoretisch kader aan te bieden.
5.3
Wenken om te differentiëren via werkvormen
Wie wil differentiëren vind hier enkele mogelijkheden. Afhankelijk van de klasgroep zal de ene mogelijkheid al
betere resultaten geven dan andere.
Werkvormen waarmee nogal wat leerlingen vanuit de basisschool vertrouwd zijn, zijn hoeken- en contractwerk.
bvl
Decoratie
9
D/2013/7841/001
Contractwerk
Bij contractwerk werken de leerlingen zoveel mogelijk zelfstandig aan hun opdracht. Toch zal de leraar stand-by
blijven voor het begeleiden en het ondersteunen. Dat is een groeiproces. Binnen een afgesproken periode dient
het contractwerk afgewerkt te worden. Contractwerk gebeurt tijdens de klastijd.
Hoekenwerk
Hoekenwerk is een vorm van interne differentiatie, waarbij de leerlingen individueel of in kleine groepjes in
‘hoeken’ werken om zo op eigen ritme en op eigen niveau verschillende stappen van het leerproces te
verwerken. Bij die activiteiten ligt de klemtoon op het doen, het handelen, het actief bezig zijn. Elke hoek kan een
andere techniek aanbieden, in elke hoek kan met ander materiaal gewerkt worden, elke hoek kan een andere
kijkwijzer aanbieden in verband met kunst …
Bij samenwerkend of coöperatief leren en werken gaat het om groepswerkopdrachten die de leerlingen krijgen.
Het resultaat kan een gemeenschappelijk product zijn. Het kan evengoed leiden tot individuele prestaties waarbij
de leerlingen ieder voor zich aan een opdracht werken, maar elkaar helpen als dit nodig is. Elk individueel werkje
kan binnen de klas of de groep tot een nieuw geheel samengebracht worden.
5.4
Wenken in het kader van taalbeleid
Als leraar gebruik je de correcte vakgebonden terminologie. Je kunt die tijdens de lessen duiden. Leerlingen
leren die te begrijpen, maar ze hoeven die niet zelf actief te gebruiken.
In bijlage vind je een begrippenlijst die voor alle graden en richtingen gebruikt wordt.
Taalgericht vakonderwijs
Taal en leren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Die verwevenheid vormt de basis van het taalgericht
vakonderwijs. Het gaat over een didactiek die, binnen het ruimere kader van een schooltaalbeleid, de
taalontwikkeling van de leerlingen wil bevorderen, ook in het beroepenveld decoratie.
In dit punt willen we een aantal didactische tips geven om de lessen meer taalgericht te maken. Drie didactische
principes: contextrijk, interactie en taalsteun wijzen een weg, maar zijn geen doel op zich.
Contextrijk
Onder context verstaan we het verband waarin de nieuwe opdracht of leerinhoud geplaatst wordt. Welke
aanknopingspunten reiken we de leerlingen aan? Welke verbanden laten we henzelf leggen met eerdere
ervaringen? Wat is hun voorkennis? Bij contextrijke lessen worden verbindingen gelegd tussen de opdracht of
leerinhoud, de leefwereld van de leerling, de actualiteit en eventueel andere vakken.
Interactie
Leren is een interactief proces: kennis groeit doordat je er met anderen over praat.
Leerlingen worden aangezet tot gerichte interactie over de opdracht of leerinhoud, in duo’s, in groepjes of
klassikaal. Opdrachten worden zo opgesteld dat leerlingen worden uitgedaagd om in interactie te treden. Elkaar
bevragen, spreken, overleggen zijn middelen om dit te doen. Hierbij is het belangrijk dat er ruimte wordt gegeven
aan de leerling voor eigen inbreng. Bevorder dat leerlingen elkaar vragen stellen.
Taalsteun
Leraren geven in een klassituatie vaak opdrachten. Voor deze opdrachten gebruiken ze een specifieke
woordenschat die we 'instructietaal' noemen. Hierbij gaat het vooral over werkwoorden die een bepaalde actie
uitdrukken (construeer, illustreer, decoreer, vergelijk, composeer ... ). De betekenis van deze woorden is
noodzakelijk om de betekenis van de opdracht te begrijpen.
10
D/2013/7841/001
bvl
Decoratie
Leerlingen die niet voldoende woordkennis hebben in verband met instructietaal, zullen problemen hebben met
het begrijpen van de opdrachten die gegeven worden door de leraar.
Opdrachten moeten voor leerlingen talig toegankelijk zijn. Bij het organiseren van taalsteun worden lessen,
bronnen, opdrachten … begrijpelijker gemaakt voor de leerlingen.
Enkele tips i.v.m. taalsteun voor decoratie:
•
Beperk het begrippenkader en wees consequent bij het hanteren van begrippen.
•
Werk met een kijkwijzer bij het waarnemen van kunst en bij de bespreking van het werk van de leerlingen.
•
Bij de opdrachtenfiche gebruik je consequent dezelfde terminologie en structuur (zie bij 3.2 wenken voor de
klaspraktijk).
•
De vakgebonden terminologie vind je in bijlage.
bvl
Decoratie
11
D/2013/7841/001
6
Evalueren en rapporteren
Evaluatie bij het vak Decoratie
Evalueren bij decoratie is veel meer dan een waardeoordeel vellen over een resultaat en is zeker niet gebonden
aan of afhankelijk van rapport- of examenperiodes. Het is een permanent gebeuren waarbij leerlingen en leraren
betrokken zijn.
Vanuit de leerplandoelen streven we bij iedere opdracht of bij ieder project een totaal leerproces na. Daarbij zijn
vele niet onmiddellijk normatief, meetbare factoren in de gehele persoonsvorming van de leerling (attitude,
betrokkenheid …) even belangrijk als een eindresultaat. Aangezien we belang hechten aan het proces, is het
ook vanzelfsprekend dat we in de evaluatie hiervoor de nodige aandacht schenken.
Bij evaluatie gaat er veel aandacht naar procesevaluatie. Deze omvat twee duidelijke aspecten nl. het creatief
proces en de attitudes. Aangezien we het creatief proces doorlopen via vaardigheden zoals: de
werkwijze/opbouw, omgaan met materiaal en techniek is het vanzelfsprekend dat we de verschillende
onderdelen ervan mee in rekening brengen tijdens de evaluatie.
Attitudes kunnen afwisselend beklemtoond en ingevuld worden. Concreet bedoelen we hiermee: attitudes zoals
inzet, doorzettingsvermogen, afwerking, respect voor en het in orde zijn met het materiaal, betrokkenheid bij de
opdracht, sociaal gedrag …
Met productevaluatie bedoelen we een waardeoordeel uitspreken over het eindproduct. Bij het
beoordelingsproces is er een voortdurende wisselwerking tussen de leraar en de leerlingen. Evaluatie moet de
leerling aanzetten tot zelfreflectie.
Steeds belangrijker wordt in die zin ook de zelfevaluatie, waarbij de leerling enkele malen per jaar na een
opdracht zijn eigen proces en product bevraagt.
Het vooraf bepalen van evaluatiecriteria is een taak van de leraar. Iedere opdracht vereist echter specifieke
aandachtspunten en de waarde van iedere evaluatienorm is afhankelijk van de beoogde doelen.
Die vooropgestelde criteria helpen de leerling tijdens het uitvoeren van de opdracht. Zo kunnen ze zichzelf
voortdurend evalueren, zowel in de verschillende stappen van het proces als bij het product.
Ook voor de leraar zijn vastgelegde criteria een hulp in het peilen naar de vooruitgang bij de leerlingen en het
zoeken waar er kan bijgestuurd worden.
Het telkens weerkeren van bepaalde items zorgt ervoor dat de leerling meer inzicht verwerft bij zelfevaluatie en
zelf zijn/haar vooruitgang kan toetsen aan vorige evaluaties. Het gebruik van formulieren of vignetten moet wel
de ruimte laten om de specifieke, opdrachtgebonden aandachtspunten aan te duiden.
Evaluatieformulieren kunnen ook gebruikt worden in de communicatie met de ouders om duidelijkheid te brengen
in de beoordelingscriteria, in functie van oriëntering.
Rapportering
Rapporteren is verbonden met evalueren: het communiceren en het aanwenden van de resultaten. Om de
rapportering bij de nieuwe evaluatievormen te laten aansluiten zijn de onderstaande aandachtspunten van
belang:
•
de leerling moet goed weten waarover gerapporteerd wordt;
•
de leerling dient te weten op welke manier, met welke evaluatievormen er gewerkt werd/wordt;
•
het rapport moet begrijpbaar en duidelijk zijn (schooltaalproblematiek);
•
de leerling moet zijn persoonlijke sterkten en zwakten, verbetering of achteruitgang kunnen zien en de
resultaten moet hij/zij kunnen vergelijken met die van zichzelf, niet met die van zijn referentiegroep;
•
een verbale (geschreven) commentaar verdient aanbeveling zowel bij het werken met een puntenschaal als
met een letterschaal;
12
D/2013/7841/001
bvl
Decoratie
•
rapportering van sociale vaardigheden, attitudes en verwerkingsstrategieën mag niet ontbreken en wordt bij
voorkeur verbaal gecommuniceerd.
Leerplannen van het VVKSO zijn het werk van leerplancommissies, waarin begeleiders, leraren
en eventueel externe deskundigen samenwerken.
Op het voorliggende leerplan kunt u als leraar ook reageren en uw opmerkingen, zowel
positief als negatief, aan de leerplancommissie meedelen via e-mail
([email protected]).
Vergeet niet te vermelden over welk leerplan u schrijft: vak, studierichting, graad.
Langs dezelfde weg kunt u zich ook aanmelden om lid te worden van een leerplancommissie.
In beide gevallen zal de coördinatiecel leerplannen zo snel mogelijk op uw schrijven reageren.
bvl
Decoratie
13
D/2013/7841/001
7
Minimale materiële vereisten
De doelstellingen van Decoratie kunnen maar worden gerealiseerd als er een lokaal beschikbaar is met een
minimum aan uitrusting en accommodatie. In een eigen vaklokaal verlopen de lessen vlotter, men spaart tijd en
moeite en een sfeervol lokaal geeft extra motivatie.
Dit zijn de minimumvereisten voor de accommodatie.
Wat wenselijk is, maar geen noodzaak om dit leerplan te realiseren, staat cursief in deze lijst opgenomen.
Het lokaal waar Decoratie gegeven wordt, moet:
1
ruim zijn. De leerling moet ruimte hebben om zich beeldend te uiten. Ook is er ruimte nodig voor de
individuele begeleiding en volgens opdracht voor het herschikken van de tafels.
2
over voldoende natuurlijk licht beschikken.
3
beschikken over verplaatsbare klemspots.
4
over grote onderhoudsvriendelijke tafels beschikken.
5
een ruim bord (voor bordschetsen) bevatten met een wit gedeelte voor projecties en het presenteren van
beeldmateriaal zoals leerlingenwerk (bij klassikale evaluaties), reproducties, illustraties, didactische platen
e.a.
6
een ruime spoelbak met meerdere kranen bevatten.
7
een pc met internetaansluiting, scanner en printer (mits zuinig gebruik) ter beschikking hebben.
8
de pc moet software programma’s voor beeldbewerking bevatten. Projectiemogelijkheden en multimedia
materiaal moet door de leraar op school gebruikt kunnen worden.
9
over voldoende aangrenzende bergruimte beschikken:
- voor het bergen van het aanvullend materiaal van de school (grote bussen verf, snijmessen, linomesjes
e.a.);
- voor het bergen van het persoonlijk materiaal van de leerlingen;
- om onafgewerkt ruimtelijk werk van de leerlingen te kunnen plaatsen;
- voor het bergen van de voorraad groot tekenpapier.
10
moet beschikken over afvalbakken om te sorteren; papier, pmd, plastieken restafval …
11
beschikken over een klasbibliotheek met een minimum aan vakliteratuur, cd-roms, dvd’s, kunstreproducties
e.a.
12
beschikken over middelen voor de integratie van moderne media in de lespraktijk zoals een digitale
camera.
13
beschikken over presentatie en tentoonstellingsmateriaal (prikwand, kaders, sokkels e.a.) voor het
vaklokaal en er buiten (meerdere plaatsen in het schoolgebouw).
Uit respect voor het leerlingenwerk en voor de uitstraling van het vak wordt het leerlingenwerk veelvuldig
getoond.
14
D/2013/7841/001
bvl
Decoratie
8
Bibliografie
Inspiratiebronnen/kunstboeken
–
Ehmann S. , Klanten R., Meyer B., Design and Art with Paper , Papercraft, 2009, ISBN: 978-3-89955-251-5
(incl. dvd)
–
Sijelmassi M., Rauzier M-P., Les Arts traditionnels marocains, Aubanel, ISBN 2 7006 – 0283 – 8, 2002
–
Boermans, B., Beeldende begrippen, Lambo, ISBN: 90.77318.16.X (incl. cdrom), 2004
–
Bögels C., Kunst-actief THV Basis 1 en 2, Lambo, ISBN: 90 73118 22 4, 2007
–
den Hertog, M., Van Doorn, M., Kunst-actief, Lambo, ISBN: 978.90.74119.44.3, 2007
–
Tekenen in zicht, ISBN: 978.90.74.119.580, Lambo
–
Fraser, T., Banks, A., Kleurenleer, Librero, ISBN: 90.5764.583.1, 2004
–
Vorm in de schilderkunst, ISBN:90-213-3515-8, Cantecleer
–
Kleur in de schilderkunst, ISBN: 90-213-3631, Cantecleer
–
Perspectief en ruimte, ISBN: 90-213-3668-5, Cantecleer
–
Graham – Dixon, A., Kunst, Meer dan 2500 werken van de prehistorie tot nu, Davidsfonds, ISBN: 978 90
77363 225, 2010.
–
Grosenick, U., Burckhard, R., Art Now, Taschen, ISBN: 3-8228-4093-9, 2005
–
Elias, W., Aspecten van de beeldende kunst na 45, Snoeck, ISBN: 90-5349-581-9, 2005
–
Van Beek, De Bont, Oversteyns, Uit de kunst 1 en 2 (CD’s), Wolters Plantyn, ISBN 90 301 8602 X , 2005
–
Van Haesebrouck, Mullens, Pagnaer, De taal van de kunst (CD), de Boeck, ISDN:90 455 1162 2, 2004
–
De Deygere, Ducheyne, Van Damme, Kunst & CO, Pelckmans, ISBN: 90 289 30841, 2004
Tijdschriften
FLOW Sanoma Uitgevers, Redactieadres Flow, Postbus 41034, 2130 MP Hoofddorp, [email protected]
Bij de hand, vakblad voor onderwijs in beeldende technieken, Initialedia BV, Postbus 21040, 3001 AA Rotterdam
<H>ART, verschijnt driewekelijks. Marc Ruyters Partner Press, Over hedendaagse kunst in België en omgeving,
www.kunsthart.org
Digitale informatie
Informatie via multimediakanalen zoals cd-rom, dvd, het internet … is zo uitgebreid en groeit nog elke dag.
Daardoor is een accurate opsomming bijna onmogelijk en morgen achterhaald.
Dvd en cd-rom zijn niet meer weg te denken uit het onderwijs en ook niet uit de les decoratie . Ook op het
internet kan men zowel algemene decoratieve realisaties en allerlei technieken terugvinden alsook specifieke
kunstenaars en/of hun werk opzoeken.
bvl
Decoratie
15
D/2013/7841/001
9
Begrippenlijst
Deze lijst is een beknopte lijst van woorden en begrippen die voorkomen in beeldende vakken. Een aantal
woorden is alleen maar gangbaar binnen de wereld van de beeldende kunsten. Een aantal woorden is
algemener maar heeft binnen het vak een specifieke betekenis. Wij halen dan ook alleen betekenissen in deze
context aan.
Veel begrippen zijn nauw met elkaar verbonden en kunnen naar ieders visie en in functie van de doelgroep
geordend worden volgens thema, beeldaspect of materiaal. Hier werd de keuze gemaakt voor een alfabetische
schikking omdat op die manier ieder begrip, zonder enige voorkennis, kan worden opgezocht.

Zie …’ ° ’…’Het woord dat hierop (cursief) volgt, wordt elders in de lijst verduidelijkt.
Aanzicht (het)
Het aanzicht is de kant van het object waar je tegen aan kijkt bv. het vooraanzicht,
het zijaanzicht …
Aardkleur (de)
Aardkleuren zijn bruine en groenachtige tinten, die doen denken aan de kleuren
van de aarde (grond). De kleurstof is meestal afkomstig van kleiaarde uit
verschillende streken.
Men bekomt ze door menging van °secundaire kleuren
Abstract
Zonder herkenbare voorstelling
Zie °non-figuratief
Abstraheren
Door de voorstelling los te laten en kleur, licht en vorm op een ongebruikelijke
manier te gebruiken, verdwijnt de herkenbare werkelijkheid.
Achtergrond (de)
Dat gedeelte van een ruimte waartegen figuren of voorwerpen geplaatst worden.
Acrylverf (de)
(Synthetische) verf op basis van acryl
Het verdunningsmiddel voor acrylverf is water (of een aangepast bindmiddel).
Eenmaal gedroogd is acrylverf haast niet meer oplosbaar.
Additieve
(kleurvorming)
Menging van kleuren door licht, het optellen van verschillende gekleurde lichten
(bv. de kleurstipjes bij kleurentelevisie).
Afdruk (de)
In de °grafiek: het meest gebruikte woord voor het °beeld dat met behulp van een
drukvorm met inkt op papier (of ander materiaal) is overgebracht. 3/20 betekent de
3de afdruk van een oplage van 20.
Afsnijding (de)
Afsnijding treedt op wanneer een deel van de voorstelling buiten de kaders van het
werk valt.
Afwerking (de)
Geheel van °details van een werk dat ervoor zorgt dat het werk af is en gaaf.
Aquarelverf (de)
Aquarelverf is oplosbaar in water en erg °transparant.
Verf op basis van fijnkorrelige °pigmenten vermengd met Arabische gom e.a.
Arcering (de)
Techniek in de tekenkunst waarbij, met behulp van evenwijdig getrokken dunne
lijnen, (licht-)schakeringen en °schaduwen worden weergegeven.
Een arcering kan kruislings gebeuren en/of meebuigend met de vorm van het
voorwerp waarop de schaduw aangebracht wordt.
16
D/2013/7841/001
bvl
Decoratie
Assemblage
Een ruimtelijke collage, waarbij allerlei losse voorwerpen tot één geheel worden
gecombineerd.
Samen vormen ze een nieuw beeld met een nieuwe betekenis.
Atelier (het)
De werkplaats van een (beeldend) kunstenaar
Authentiek
Oorspronkelijk, oprecht, niet vervalst of nagemaakt
Beeld (het)
-
Weergave, voorstelling van de °waargenomen werkelijkheid (= van de
werkelijkheid zoals je die ziet)
Het °driedimensionale werk van een beeldhouwer
Een beeld dat alleen in de fantasie bestaat.
Beeldaspect (het)
Zie °beeldelement
Beelddrager (de)
De ondergrond waarop een °tweedimensionaal °beeld is aangebracht, zoals
papier, doek …
Beeldelementen (de)
De elementen waaruit een beeld is opgebouwd: lijn, vorm, compositie, kleur, licht
en ruimte zijn de voornaamste.
Beeldende kunstenaar
(de)
Kunstenaar die zich toelegt op het maken van °authentieke werken van
°beeldende kunst, bv. een schilder, een beeldhouwer …
Beeldende kunst (de)
Verzamelnaam voor kunstvormen die een zichtbaar kunstwerk doen ontstaan.
Beeldende middelen
(de)
Alle middelen die gebruikt worden om een °twee- of driedimensionaal beeld te
maken.
Er zijn twee hoofdgroepen: de °beeldelementen en het materiaal met de
hanteringswijze (= wat je doet met het materiaal, hoe je dat materiaal hanteert)
Beeldmerk (het)
Kenteken, vaak gebruikt door bedrijven en verenigingen, dat alleen uit een beeld
bestaat.
Bister (het)
Inkt gemaakt van gebrande notenbolster (de bolster = de buitenste laag, de dikke
schil) die verdund wordt met water (meestal in bruine tinten).
Blikvanger (de)
Onze blik wordt gericht naar een bepaald punt in het beeld.
Een kunstwerk kan bewust zo opgebouwd zijn dat alle aandacht naar één punt
gericht is.
Boetseren
Vormen kneden uit klei of ander kneedbaar materiaal.
Canvas (het)
Zie °doek
Collage (de)
Techniek waarbij tekst en beelden uit de context gehaald worden en
samengevoegd worden tot een nieuw geheel.
Collectie (de)
Verzameling van (kunst)voorwerpen die al dan niet samen horen.
Complementair
contrast (het)
Wordt gevormd door twee kleuren, die tegenover elkaar in de kleurencirkel liggen.
bvl
Decoratie
17
D/2013/7841/001
Compositie (de)
De ordening van een kunstwerk
De delen worden tot één geheel samengebracht volgens een bepaalde orde.
Contour (de)
De omtrek, omtreklijn rond een vorm
Contrast (het)
Een tegenstelling of groot verschil tussen twee elementen
Dat kan een tegenstelling in onderwerp, in maat, in kleur, in vorm, in materiaal …
zijn.
Creatief
Vindingrijk, oorspronkelijk, fantasievol
Een kunstenaar is creatief: hij vindt in de kunst altijd een nieuwe manier om zich uit
te drukken; hij ziet de dingen ook op zijn eigen manier.
Cultuur (de)
De beschaving, de verfijning van een bepaald volk of tijd op geestelijk en zedelijk
vlak.
Dégradé (de)
De overgang van licht naar donker, kleurovergang
Die wordt verkregen door arcering bij het tekenen of door transparante lagen bij
het schilderen.
Detail (het)
Klein onderdeel, fijne bijzonderheid van een geheel
Direct licht
Zie ° licht
Diffuus (licht)
Bij diffuus licht is er geen duidelijke lichtbron aanwezig. Er zijn geen duidelijke
schaduwen.
Doek (het)
-
Doorzichtig
Zie °transparant
Drager (de)
De ondergrond zelf waarop getekend of geschilderd wordt (papier, hout, enz.)
Driedimensionaal
Ruimtelijk met drie dimensies (afmetingen): hoogte, breedte en diepte
Dynamisch
-
Eigen schaduw (de)
Zie °schaduw
Ellips (de)
Verkorte cirkel
Esthetisch
Volgens de regels van de esthetiek (= leer van wat mooi is)
Het woord wordt meestal gebruikt om aan te geven dat iets getuigt van goede
smaak.
Evaluatie (de)
Beoordeling van de waarde of de kwaliteit, bijvoorbeeld van een kunstwerk of van
een georganiseerde activiteit
Evenwijdig
Met dezelfde richting, overal even ver van elkaar verwijderd.
18
D/2013/7841/001
Het weefsel waarop een schildering kan worden geschilderd.
Ook schilderslinnen, °canvas
Vol energie, beweging, kracht
In tegenstelling tot °statisch
bvl
Decoratie
Experimenteren
Uitproberen, beproeven
Expositie (de)
Zie °tentoonstelling
Expressie (de)
-
Expressief kleurgebruik
(het)
Het uitdrukken van emoties in kleuren
Fantasie (de)
Verbeelding
Figuratief
Term waarmee aangegeven wordt dat een kunstwerk de werkelijkheid herkenbaar
voorstelt.
Dit wil niet zeggen dat figuratieve kunst de werkelijkheid precies afbeeldt.
Figuur (de)
Gestalte, vorm
Formaat (het)
Geheel van afmetingen (hoogte, breedte en diepte) die te maken hebben met de
vorm van een voorwerp.
Functioneel
kleurgebruik
Galerie (de)
De kleurtoepassing heeft een functie, doel, herkenbaarheid bv. elektriciteitskabels
Gelaagd (schilderen)
(het)
Schilderen in verschillende op elkaar liggende lagen, waarbij de onderste lagen
minder gedetailleerd en in kleur minder verschillend zijn.
Geometrische vormen
-volumen
Meetkundige vormen, zoals vierkant, driehoek, cirkel…
Meetkundige lichamen, zoals kubus, bol, cilinder…
Glazuur (het)
Glasachtige stof op aardewerk dat zijn uitzicht verkrijgt door het bakken op hoge
temperatuur in een pottenbakkersoven.
Graffiti (meervoud)
Met spuitbus of viltstift op muren, monumenten e.d. aangebrachte opschriften en
tekeningen.
Graficus de)
Iemand die (vanuit zijn beroep) °grafiek vervaardigt.
Grafiek (de)
Verzamelnaam voor alle °tweedimensionale beelden die met behulp van
druktechnieken bekomen worden.
Grondvorm (de)
Wanneer we steeds verder vereenvoudigen, komen we uit bij de grondvorm (ook
basisvorm genoemd).
Meestal is dit een eenvoudige °geometrische vorm (vierkant, cirkel, driehoek).
Guts (de)
Beitel met een holle bek
In kleine uitvoering gebruikt bij het maken van °houtsnede.
bvl
Decoratie
De zeggingskracht, de uitdrukkingskracht van een kunstwerk
Uitdrukking van het gevoel
Een manier (in woord, in dans, enz.) om je uit te drukken
Plaats voor de °tentoonstelling en verkoop van beeldende kunst
19
D/2013/7841/001
Harmonie (de)
De evenwichtigheid
Een evenwichtige compositie wordt ook wel harmonieus genoemd omdat alle
elementen met elkaar in evenwicht zijn en niet botsen.
Horizon (de)
Gezichtseinder: de schijnbare lijn in de verte waar de lucht en het aardoppervlak
elkaar raken.
De horizon ligt altijd op de °ooghoogte van de kijker.
Houtskool (de)
Materiaal om mee te tekenen, gemaakt van totaal verbrande maar niet
uiteengevallen takken, meestal van lindehout.
Houtsnede (de)
De afdruk van een in hout uitgesneden voorstelling in reliëf
Imitatie (de)
-
Inch (de)
Engelse duim, lengtemaat van 2,54 cm.
Deze maat wordt vaak gebruikt bij het digitaliseren van beelden.
Impressionistisch
kleurgebruik (het)
Snel en schetsmatige kleurtoepassing
Maakt een vluchtige niet gedetailleerde indruk.
Indirect licht
Zie °licht
Inspiratie (de)
De ideeën van een kunstenaar die leiden tot een kunstwerk.
Interieur (het)
De inrichting van een huis of kamer
Kalligrafie (de)
De kunst van het mooi schrijven
Ontstaan in Japan en China
Kapitaal (de)
Hoofdletter, ook bovenkast in de typografie genoemd.
Karikatuur (de)
Afbeelding van een mens met overdrijving van eigenschappen, vormen of details
Keramiek (de)
Uit klei gevormde voorwerpen die eerst gedroogd en dan gebakken worden.
Kikvorsperspectief (het)
Vanuit een laag standpunt opkijken naar de dingen.
Klei (de)
Sterk samenhangende, kneedbare organische grondsoort
Kleur (de)
Kleur is een visuele °waarneming, ontstaan door de straling van licht. Wit licht
(zonlicht) bevat alle kleuren. Wanneer licht op een voorwerp valt, dan slorpt het
oppervlak van dat voorwerp een aantal van de lichtgolven op. Slechts enkele
golven worden weerkaatst en die zorgen ervoor dat we de kleur van het voorwerp
zien.
Iedere kleur heeft drie dimensies of variabelen, (eigenschappen), nl. de kleurtoon,
de kleurlichtheid en de kleurverzadiging.
Kleurcontrast (het)
Tegenstelling, verhouding tussen twee (of meerdere) kleuren
20
D/2013/7841/001
Navolging, nabootsing
Onechte nabootsing, vervalsing
bvl
Decoratie
Kleurencirkel (de)
Rangschikking van de opeenvolgende kleuren van het spectrum in een cirkel
(Het spectrum: de opeenvolging van kleuren als licht door een glazen prisma
schijnt; die opeenvolging zie je ook in een regenboog.)
Kleurenpsychologie
Leer van de uitwerking van kleur op de gemoedstoestand
Kleurperspectief (het)
Het gebruik van warme kleuren vooraan en koude kleuren achteraan
Warme kleuren vooraan dringen zich aan de kijker op, koude kleuren achteraan
lijken terug te wijken.
Kleurlichtheid
(helderheid)
De lichtwaarde die aangeeft of een kleur licht of donker is. De heldere kleuren
weerkaatsen het meeste licht. Geel is een helderder kleur dan paars omdat geel
meer licht weerkaatst.
Kleurtoon (de)
Het chromatische aspect ( = het kleuraspect) van een kleur
De kleurtoon verwijst naar de eigenlijke naam van een kleur
Kleurstof (de)
Zie °pigment
Kleurverzadiging
De kleurzuiverheid van een kleur
De mate waarin een kleur vrij is van een achromatische component (wit, grijs,
zwart) bepaalt de mate van verzadiging.
Koloriet (het)
Kleurgeving, het effect dat alle kleuren van een schilderij samen oproepen.
Kwaliteitscontrast (het)
Het contrast tussen heldere, verzadigde kleuren en matte, troebele (troebel =
onzuiver, vuil) kleuren
Kwaliteitscontrast drukt men uit in de term verzadiging, die bepaald wordt door de
hoeveelheid pigment (= poedervormige kleurstof) in de verf. Licht rose,
bijvoorbeeld, is minder verzadigd dan primair rood.
Kunstbeschouwing (de)
Het aandachtig bekijken van, of nadenken over, de gebruikte beeldende middelen
of over de tijd van ontstaan, achtergronden en bedoeling van de maker van een
kunstwerk.
Landschap (het)
Afbeelding waarop de weergave van een landelijke omgeving het hoofdonderwerp
is o.a. zeezicht, stadszicht.
Licht
Het natuurverschijnsel dat de voorwerpen zichtbaar maakt, hetzij afkomstig van de
zon of een ander hemellichaam, hetzij van een brandend voorwerp duisternis.
Valt het licht rechtstreeks op een vorm, dan spreekt men van
° indirect licht. Bij indirect licht zijn de schaduwen zachter.
Licht-donkercontrast
Wanneer licht en donker tegenover mekaar geplaatst worden.
Lijn (de)
Eén van de belangrijkste beeldaspecten. Meestal is de lijn de aanzet (het begin)
voor een tekening of schilderwerk. De manier waarop de lijnen geplaatst zijn,
bepaalt de hele tekening.
De voornaamste eigenschappen die een lijn kan bezitten zijn: lijnsoort (recht,
bibberig, vloeiend …), lijnvoering (strak en scherp, zacht en gevoelig, eentonig …),
lijndikte (dun en onderbroken, dik en doorlopend …), omtreklijn, lijnrichting,
arcering …
bvl
Decoratie
21
D/2013/7841/001
Lijnperspectief (het)
Een constructie om lijnen en vlakken weer te geven zoals onze ogen gewend zijn
de werkelijkheid te zien.
Lijntekening (de)
Tekening die alleen opgebouwd is uit lijnen
Lijnvoering (de)
Manier waarop in een beeld de lijnen zijn getrokken of aangezet (strak en scherp,
zacht en gevoelig, eentonig …).
Lineair
Lijnvormig
Bestaande uit lijnen
Linosnede (de)
Hoogdruk
In linoleum gesneden voorstelling in reliëf of afdruk daarvan
Logo (het)
Uit letters en/of beelden bestaand °beeldmerk
Luchtperspectief (het)
Dieptewerking door het nabootsen van het natuurverschijnsel dat de atmosfeer in
de verte wazig wordt
°Details en °contouren vervagen en verdwijnen aan de °horizon in een lichte,
blauwachtige waas.
Mal (de)
Gietvorm
Een mal kan °twee- of driedimensionale beelden opleveren en wordt in principe
meerdere malen gebruikt en levert dan gelijke (identieke) beelden op.
Materiaaluitdrukking
Het nabootsen van hout, stof en glas ...
Metafoor (de)
Stijlfiguur (= een bijzondere uitdrukking) waarbij een begrip vervangen wordt door
een beeld.
Mobile (de, het)
Voorwerpen die met draad, snoer of dunne staafjes met elkaar verbonden zijn en
al hangend in evenwicht blijven.
Door aanraking of luchtstroming (wind, bv.) beginnen ze te draaien. Al zwevend
geven ze een steeds wisselend beeld van vlakken, kleuren en figuren.
modelleren
Boetseren, in vorm brengen
Monochroom
In één kleur
Uitgevoerd in schakeringen (= kleine verschillen) van één kleur.
Motief (het)
Een figuur of vorm die herhaald wordt.
Negatief (het)
(de negatieve vorm)
Non-figuratief
De restvorm als men het te tekenen of te schilderen voorwerp wegdenkt.
Nuance (de)
°Schakering, kleurspeling, tint, klein kleurverschil
Object (het)
Het voorwerp
Oliepastels (meervoud)
Zie °waskrijt
22
D/2013/7841/001
Zie °abstract
bvl
Decoratie
Onderkast (de)
Gewone, kleine letter (geen hoofdletter)
Onderschildering (de)
Eerste aanzet (= begin) voor een schilderij, waarbij enkel hoofdvormen en
kleurvlakken in een beperkt aantal kleuren worden aangebracht.
Ontwerp (het)
De visualisering van een idee
Ooghoogte (de)
Het standpunt van de kunstenaar wordt bepaald door de hoogte waarop zijn ogen
zich bevinden op het moment dat hij zijn werk maakt, de ooghoogte.
Oogpunt (het)
Denkbeeldig punt dat zich recht voor je op de °ooghoogte bevindt.
Open compositie (de)
Bladschikking die niet in een (geometrische) vorm gevangen zit.
Organisch
Organische vormen: vormen zoals we ze uit de natuur kennen.
Origineel
-
Oorspronkelijk, nieuw wat de inhoud betreft, nog niet door iemand anders
bedacht of gemaakt.
Het origineel: geen kopie, maar het oorspronkelijke werk
Overlapping (de)
Wanneer mensen, dieren en/of voorwerpen achter elkaar geschoven worden (ze
bedekken elkaar dan dus gedeeltelijk).
Palet (het)
-
Partitieve
(kleurvorming)
De te mengen kleuren worden in heel kleine kleurvlakjes naast elkaar geplaatst.
De menging gebeurt dan visueel, in ons oog.
Passe-partout (het)
Kader van karton of papier die over een afbeelding wordt gelegd om die passend
te maken in de lijst.
Geeft het werk wat ademruimte.
Gebruikt om werken te presenteren.
Pastel (het)
-
Patroon (het)
Decoratieve vorm die toelaat een tekening regelmatig te herhalen.
Permanente evaluatie
(de)
Perspectief (het)
Een beoordeling doorheen het ganse schooljaar, ook tijdens de les
Pigment (het)
Kleurstof die opgelost wordt in vloeistof en verf of inkt oplevert.
Pixel
Beeldpunt
Ieder beeld (foto, tekening, tv-beeld ) is opgebouwd uit beeldpunten.
Plakkaatverf
Zeer dikke dekkende waterverf
= gouache
bvl
Decoratie
Een (ovale) plank of plaat om verf op te mengen
Het kleurgebruik dat kenmerkend is voor een bepaalde schilder
Tekenkrijt gemaakt van °pigmenten, gemalen krijt en een bindmiddel.
De tekening die met behulp van dit tekenkrijt is vervaardigd.
Pastelkleur: zachte, matte, gedempte kleur
Dieptewerking of het suggereren van een vergezicht
De kunst om voorwerpen op een plat vlak af te beelden.
23
D/2013/7841/001
Plasticiteit (de)
Ruimtelijkheid, de diepteverwerking en de °suggestie van massa in een
tweedimensionaal beeld
Plattegrond (de)
Afbeelding op schaal van het grondvlak van een ruimte (een plaats, een gebouw,
enz.) of een deel daarvan
Polychroom
Veelkleurig, uitgevoerd in verschillende kleuren
Portret (het)
°Twee- of driedimensionale afbeelding van het gezicht van een (werkelijk) persoon
Potlood (het)
Er zijn heel wat verschillende potloden. Het voornaamste verschil zit echter in de
hardheid van de stift.
De stift is hoofdzakelijk samengesteld uit grafiet en klei. H= hard, B=zacht. Een
potlood van gemiddelde hardheid (HB) wordt het meest gebruikt. Met een hard
potlood trekt men heel dunne lijnen; zachte potloden worden vooral gebruikt om
donkere vlakken te vullen, om te schaduwen en om indien nodig zware
°contourlijnen te zetten.
Primaire kleuren
Kleuren waarvan men uitgaat voor het mengen, ofwel additief (de lichtkleuren),
ofwel subtractief (de mengkleuren).
Bij additieve kleurmenging zijn dit rood, groen en blauw (tv, pc, belichting …). Bij
subtractieve menging zijn dit cyaan, magenta en geel (schilderen, drukken …).
Profiel
Zijaanzicht van een portret
Proportie (de)
Verhouding. Afmeting
Realistisch
Naar de werkelijkheid
Reflectie (de)
Weerkaatsing, bijvoorbeeld van licht op een oppervlak
Reliëf (het)
-
Resolutie
Eenheid van de scherpte van een beeld, uitgedrukt in aantal lijnen of beeldpunten
(pixels per inch of centimeter)
Restvorm (de)
De °negatieve vorm die de eigenlijke vorm omsluit
Ritme (het)
Wanneer de vormen steeds wisselend worden gebruikt.
Wanneer vormen op een regelmatige manier terugkomen, is er sprake van
herhaling, zowel bij 2- als 3-dimensionele vormgeving.
Ritmisch en monotoon
Eigenlijk hebben we hier te maken met het beeldaspect herhaling. Afhankelijk van
de manier waarop vormen, kleuren en dergelijke herhaald worden, noemen we dit
ritmisch of monotoon.
(monotoon = altijd hetzelfde zodat het saai wordt)
Ruimtelijk
Een werkelijk of een denkbeeldig gevoel van ruimte
In een tweedimensionaal beeld is ieder ruimtelijk effect denkbeeldig (°suggestie)
24
D/2013/7841/001
Uitspringend beeldwerk
De natuurlijke oneffenheid van een oppervlak (bv. in aardrijkskunde: de
oneffenheid van het aardoppervlak)
bvl
Decoratie
Scannen
Een beeld, tekst (of streepjescode) optisch lezen.
Scanner
Elektronisch apparaat waarmee op papier gedrukte tekst of afbeeldingen worden
omgezet in digitale informatie die kan worden opgeslagen en bewerkt in de
computer.
Schaduw (de)
Schaduw ontstaat door belichting en geeft volume aan het voorwerp.
- Eigen schaduw: het donkere gedeelte van een lichaam of vlak dat slechts
zwak of helemaal niet verlicht wordt.
- Slagschaduw: de schaduw die op de ondergrond of achtergrond geworpen
wordt van een voorwerp dat door licht beschenen wordt.
Schakering (de)
Verscheidenheid van een bepaalde kleur
Schets (de)
Eerste, voorlopige en nog niet uitgewerkte versie van een werk
Schetsen
Tekenen met een zeer vlotte lijn zonder °details of °schaduw
Secundaire kleuren
Kleuren die ontstaan zijn door menging van twee en slechts twee primaire kleuren
Sfeerlicht
Licht geeft altijd een bepaald effect, roept een bepaalde sfeer op. Het licht en de
schaduwen kunnen hard en direct zijn of zacht.
Er kunnen zware, brede schaduwen zijn …
Silhouet (het)
Wanneer de werkelijke vorm afgebeeld wordt als één donker vlak (zoals de
schaduwvorm van het voorwerp).
Sjabloon (het)
Uitgesneden vorm die ons toelaat een motief veelvuldig te herhalen
Skelet (het)
Constructie (meestal in hout) waarrond een beeldhouwwerk opgebouwd wordt.
Spatel (de)
Strijkmes
Lepel e.d. met plat, bot uiteinde om mee te smeren, schrapen.
Spiegeling (de)
Weerkaatsing van een lichtbron op een oppervlak, bv. de zon op het
wateroppervlak.
Standpunt (het)
-
Stapeling (de)
Wanneer mensen, dieren en voorwerpen in de ruimte boven elkaar afgebeeld
worden.
Statisch
-
Stereotiep
Zonder veel fantasie of originaliteit
Stileren
Vereenvoudigen, vervormen (uitbeelden in vereenvoudigde of zuivere vorm)
bvl
Decoratie
De visie die de kunstenaar op het onderwerp van zijn voorstelling had.
De werkelijke plaats van waaruit de kunstenaar naar zijn onderwerp heeft
gekeken.
Het standpunt van de maker van een tekening, schilderij of ander werk bepaalt wat
de kijker zal zien.
Zonder beweging, rustig, in evenwicht
In tegenstelling tot °dynamisch
25
D/2013/7841/001
Stilering
Door vereenvoudiging en door weglating van details komen tot de belangrijkste
kenmerken van de vorm.
Stilleven (het)
-
Strijklicht (het)
Vorm van belichting waarbij de lichtbaan onder een zeer schuine hoek op een
oppervlak valt.
Structuur (de)
De opbouw van iets. De opbouw van een schilderij kan je zien maar de opbouw of
structuur van een gebouw niet altijd. De structuur van iets zit vaak aan de
binnenkant en is dus verstopt voor het oog.
Verwar niet met °textuur!
Subtractieve
(kleurvorming) (de)
Het onttrekken, aftrekken van kleuren door ze voor of over elkaar te plaatsen.
Bij het schilderen hebben we altijd te maken met subtractieve kleurmenging
doordat we kleur onttrekken aan het oppervlak als we er een kleur op aanbrengen.
Suggestie (de)
Techniek om bij de kijker de schijn van werkelijkheid op te roepen. Wat afgebeeld
is, lijkt dus echt.
Suggestief
Suggestie inhoudend, een bepaalde soort van beelden oproepend
Symbolisch
kleurgebruik (het)
Een kleur die symbool staat voor een bepaald begrip.
De kleuren krijgen een diepere betekenis.
Symmetrie (de)
-
Een opstelling van (levenloze) dingen die geschilderd worden.
Een schilderij van een dergelijke opstelling
Evenwichtige en harmonische verhouding
Een zodanige opstelling dat die door een denkbeeldige lijn in twee helften
verdeeld kan worden die elkaars spiegelbeeld zijn.
Tegenovergestelde van asymmetrie
Tentoonstelling (de)
(Ook expositie): opstelling van (kunst)voorwerpen, toegankelijk voor publiek
Tertiaire kleuren
Kleuren die samengesteld zijn uit drie primaire kleuren, twee secundaire kleuren of
één secundaire kleur met de daarin niet voorkomende primaire kleur
Textuur (de)
Het uitzicht van voorwerpen en van beelden. Een beeld kan ruw of glad gepolijst
zijn, het kan grof en bobbelig of geboetseerd zijn.
De textuur van een beeld geeft het beeld zeggingskracht mee, ze roept een
bepaalde sfeer op.
Thema (het)
-
Tint (de)
Klein kleurverschil, nuance
Kleurtinten hebben alles te maken met een kleurtoon, bv. een geelachtig groen.
Toon (de)
De eigenlijke naam van de kleur bv. blauw, groen, cyaan magenta
Transparant
Doorschijnend, zodat men een daarachter geplaatst voorwerp of aangebrachte
kleur kan zien.
26
D/2013/7841/001
Onderwerp of idee waaraan in een werk vorm wordt gegeven.
Zie °motief
bvl
Decoratie
Tweedimensionaal
-
Typografie
Vormgeving van gedrukte of nog te drukken teksten
Vervreemdend
kleurgebruik (het)
Kleurgebruik dat onlogisch of niet voor de hand liggend is.
Vlakverdeling (de)
Techniek van het plaatsen van vormen in een gegeven vlak
Vluchtlijn (de)
Zie ° perspectief
Vluchtpunt (het)
Zie ° perspectief
Vogelvluchtperspectief
(het)
Voorgrond (de)
Vanuit de hoogte neerkijkend naar de dingen
Vorm (de)
-
Vormcontrasten
(meervoud)
Tegenstellingen van vormen
(Regelmatig en onregelmatig, °organisch en geometrisch, hoekig en rond,
°symmetrisch en asymmetrisch zijn voorbeelden van vormcontrasten)
Waarnemen
Zien, kijken; het onderwerp zéér goed en in detail opnemen door er aandachtig
naar te kijken.
Waarneming (de)
Wat men bij het waarnemen van een onderwerp ziet.
Warm-koudcontrast
(het)
Tegenstelling die gevormd wordt door een warme kleur tegenover een koude kleur
te plaatsen.
Waskrijt (het)
(Ook oliepastel) krijt waarvan de kleurende bestanddelen door was zijn
samengebonden.
Wassen (het)
Techniek waarbij men een aangebrachte kleur met water in een lichtere tint doet
overgaan.
Waterverf (de)
In water oplosbare verf bestaande uit pigment en een eenvoudig bindmiddel
Zelfportret (het)
Een tekening die of een schilderij dat een kunstenaar van zichzelf maakt.
Zoekertje
Een uitgespaard kader in een stuk stevig wit papier om een boeiend gedeelte van
bv. een foto, de werkelijkheid te tekenen.
bvl
Decoratie
Met twee dimensies, hoogte en breedte
Vlak, plat
Gedeelte van een ruimte dat perspectivisch het dichtst bij de kijker ligt.
In tweedimensionale beelden (tekeningen, schilderijen) is de voorgrond een
ruimtelijke suggestie en maakt hij deel uit van het platte vlak.
De uiterlijke eigenschappen van een beeld (tegenover de inhoud)
De wijze waarop de inhoud getoond wordt.
Een figuur als onderdeel van een werk, bv. een tekening opgebouwd uit
geometrische vormen
27
D/2013/7841/001
Download