Leerjaar 3: Doelenlijst Rekenen/Wiskunde voor leerroute A, B en C Getallen, Verhoudingen, Meten en meetkunde, Verbanden GETALLEN Onderdeel 1 Optellen en aftrekken (inclusief getalverkenning en schatten) Onderdeel 2 Vermenigvuldigen [en delen] Onderdeel 3 Schattend rekenen Onderdeel 4 Rekenmachine VERHOUDINGEN Onderdeel 5 (Eenvoudige) breuken, kommagetallen (inclusief schrijfwijze) METEN EN MEETKUNDE Onderdeel 6 Ruimtelijke oriëntatie en ruimtelijk redeneren Onderdeel 7 Meten van lengte, inhoud, gewicht, oppervlakte, temperatuur Onderdeel 8 Meten van tijd (klokkijken en kalender) Onderdeel 9 Geldrekenen VERBANDEN Onderdeel 10 Informatieverwerking (oa tabellen) VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep 1 GETALLEN Leerjaar Route A Route B Route C Onderdeel 1: Optellen en aftrekken (inclusief getalverkenning en handig rekenen) 3 1.1 Maakt een schatting van de uitkomst van een bewerking tot 10.000 door te werken met afronden naar ronde getallen 1.2 Benoemt negatieve getallen in een Benoemt negatieve getallen in een context, bv temperatuur, waterspiegel, tekort/schuld Benoemt getallen tot 10000 in een context (bv Rekent optel /aftreksommen tot 100 uit mbv rijgstrategie (al dan niet met lege getallenlijn, kladblaadje, evt met RM) jaartallen, geld) context, bv temperatuur, waterspiegel, Vergelijkt getallen in getallengebied boven tekort/schuld 100, gekoppeld aan concrete hoeveelheden 1.3 Schrijft een negatief getal op Telt met sprongen van 100 tot 1000 en terug Beredeneert of de uitkomst van een berekening meer of minder dan 100 is Leerjaar Route A Route B Route C Vertaalt een (ver)deelsituatie naar een Beschrijft een afgebeelde situatie (3 pakjes Onderdeel 2: Vermenigvuldigen en delen 3 2.1 Vertaalt een contextsituatie als ‘Blikjes zijn per 6 verpakt; er zijn 350 blikjes nodig. deelsom, bv 24 koeken in pakjes van 6 van 4 krentenbollen) in de vorm van een Hoeveel pakken?’ naar een deelsom; RM als (groepjesmodel); 24 snoepjes verdelen over vermenigvuldigsom (3x4) uitrekenhulp 6 kinderen (eerlijk verdelen): 24:6 2.2 Legt de betekenis van de ‘rest’ uit in een Vertaalt een vermenigvuldigsom als 6x3 naar allerlei situaties rond 6 groepjes van 3 contextsituatie (bij delen met rest) Leerjaar Route A Route B Route C (zie onderdeel 1) Maakt gebruik van schattend rekenen als de Maakt een schatting hoeveel iets kost op Onderdeel 3: Schattend rekenen 3 3.1 Rondt kommagetallen af vanuit context (geld, meten) 3.2 Rondt het resultaat van een berekening af in overeenstemming met de situatie situatie zich daartoe leent (ook met basis van hele getallen (bv €29 en €19 en kommagetallen): €2,95+€3,98+€4,10, Heb €39) ik genoeg aan 10 euro? Rondt het resultaat van een berekening af in overeenstemming met de situatie 2 Kapt kommagetallen af vanuit context (geld, meten) Leerjaar Route A Route B Route C Onderdeel 4: rekenmachine 3 4.1 Voert samengestelde berekeningen met de rekenmachine uit, tussenuitkomsten kunnen Laat zien hoe de breukentoets werkt Laat zien hoe de %-toets werkt op papier worden genoteerd 4.2 Laat zien hoe de %-toets werkt 3 - VERHOUDINGEN Leerjaar Route A Route B Route C Onderdeel 5: Breuken, kommagetallen, procenten en verhoudingen 3 5.1 Lost mbv verhoudingstabel problemen op Benoemt eenvoudige relaties, zoals 50% waarin de relatie niet direct te leggen is, bv nemen is hetzelfde als ‘de helft nemen’ of 6 pakken voor 18 euro ‘delen door 2’; 5 pakken voor .. euro? ‘1 op de 4’ is 25% of ‘een kwart van’ 5.2 Kan verdunnen in de juiste verhouding (bv 1 deel verf op 3 delen water) Rekent eenvoudige percentages (50%, 10%, 1% 25%) van iets uit 5.3 Benoemt eenvoudige relaties, zoals 50% nemen is hetzelfde als ‘de helft nemen’ of ‘delen door 2’; ‘1 op de 4’ is 25% of ‘een kwart van’ 5.4 Rekent eenvoudige percentages (50%, 10%, 1% 25%) van iets uit 4 - METEN EN MEETKUNDE Leerjaar Route A Route B Route C Onderdeel 6: Ruimtelijke oriëntatie en ruimtelijk redeneren 3 6.1 Past windrichtingen toe bij het lezen van een kaart 6.2 Vertaalt formele schaalaanduiding als 1:100 naar 1 cm is in werkelijkheid 100 cm 6.3 Benoemt ruimtelijke figuren: balk, cilinder, piramide en herkent deze in de omgeving (schoorsteen ~ vorm van cilinder) 6.4 Tekent figuren mbv passer, liniaal en geodriehoek "Leest" plattegrond of kaart van een bepaalde streek, provincie, eiland en gebruikt daarbij een schaallijntje Vertaalt schaalaanduiding in woorden naar de Tekent gelopen route op een plattegrond van klas of school Wijst route op een kaart van de eigen woonplaats aan formele schaalaanduiding vv (bv 1 cm is in werkelijkheid 100 cm noteren we als 1:100 ) Interpreteert eenvoudige werktekeningen, bv montagetekening van kast, plattegrond van eigen huis 6.5 Benoemt de begrippen loodrecht, halve draai, (rechte) hoek Leerjaar Route A Route B Route C Onderdeel 7: Meten van lengte, inhoud, gewicht, omtrek en oppervlakte, temperatuur 3 7.1 Berekent de oppervlakte van rechthoekige figuren 7.2 Benoemt binnen context het begrip Legt uit dat bv een vierkante meter niet vierkant hoeft te zijn Berekent bv hoeveel verf nodig is om een Tekent een lengte mbv lineaal Hanteert het begrip kilometer Kent het begrip millimeter kubieke m, dm, cm (m3, cm3) als maat muur te verven (op de bus staat hoeveel Gebruikt een rolmaat en een duimstok voor inhoud vierkante meter je ermee kunt verven), de Wijst de hoogte van een voorwerp aan muur is bv 2,5 bij 5 m Wijst de diepte aan en meet deze op met 7.3 Legt uit dat 1 dm3 = 1liter = 1000 ml 7.4 Legt de betekenis van voorvoegsels als behulp van een peilstok 'centi', 'deci' en 'milli', kubieke uit Vergelijkt oppervlakte van twee vlakken door bedekken met intermediair (bv A4tje) Leest thermometer af en noteert de uitkomst in C (alleen boven nul) Heeft een reeel idee over temperatuur: 30 C is erg warm, 0 C en lager is koud, 20C is kamertemperatuur Kiest passende maat in gegeven context: melk per liter, zand per kuub 5 Leerjaar Route A Route B Route C Berekent tijd in contexten globaal (zoals het is Stelt een (kook)wekker in Onderdeel 8: Meten van tijd (klokkijken, kalender) 3 8.1 Legt uit wat "schrikkeljaar" inhoudt 8.2 Legt uit wat er gebeurt als de zomertijd in gaat en waarom 8.3 Maakt een plan voor een te maken reis met het OV 's avonds vijf voor half 9, als de trein Legt uit de hoeveelste maand bv augustus is vertrekt om 20:47, hoeveel tijd heb je dan en gebruikt dit bij datumaanduiding in nog?: ruim 20 minuten) cijfers Maakt een globale inschatting hoe lang een te maken reis ongeveer gaat duren Legt datumaanduidingen zoals 7-5-2007 uit en koppelt data aan context (bv geboortedatum) Leerjaar Route A Route B Route C 9.1 Begrijpt wat ‘korting’ betekent Begrijpt wat ‘korting’ betekent Legt uit dat 1 euro 100 eurocent is en dus 9.2 Weet hoeveel je terug moet krijgen bij het Past de begrippen ‘lenen’ en ‘schuld’ toe meer waard dan bv 4 munten van 20 betalen (€268,25 als je betaalt met €270,- Houdt een eenvoudig huishoudboekje bij eurocent. Onderdeel 9: Geldrekenen 3 of €300,-); doortellen als strategie (herhaling en uitbreiding van leerj. 1) 9.3 Kan contant betalen in vreemde valuta Leest een prijskaartje als € 1,25 ; € 25,50 ; € 0,95 en betaalt zo’n bedrag 6 VERBANDEN Leerjaar Route A Route B Route C Onderdeel 10: Onderdeel 10 Informatie verwerking en statistiek 3 10.1 Maakt een staafdiagram op basis van gegevens Legt begrip gemiddelde uit Gebruikt een tabel om informatie te ordenen (bv mbt temperatuur) 1 10.2 Benoemt het begrip ‘snijpunt’ (van twee rechte lijnen, van assen) 10.3 Gebruikt informatie uit tabellen en grafieken om conclusies te trekken. Bv in welk jaar is het aantal auto’s verdubbeld tov jaar daarvoor? 10.4 Legt begrip gemiddelde uit en kan dit berekenen 1 Dit doel geldt alleen voor de betere leerlingen; het gaat bij dit onderdeel vooral om het kunnen interpreteren van allerlei grafieken en diagrammen en niet om het zelf maken ervan. Betere leerlingen kunnen eventueel wel een keer een grafiek maken in Excell. 7