deel 4, hoofdstuk 3: stadsdeel heuvellandschap

advertisement
DEEL 4,
HOOFDSTUK 3:
STADSDEEL
HEUVELLANDSCHAP
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
1
Inhoudsopgave
1
2
Afbakening en ligging .................................................................................................................5
1.1
Afbakening .........................................................................................................................5
1.2
Ligging en geomorfologie ...................................................................................................5
Historiek van het heuvellandschap ............................................................................................. 7
2.1
3
4
Historiek van het Oostelijk Heuvellandschap ...................................................................... 7
2.1.1
Getuigenheuvels ............................................................................................................. 7
2.1.2
Hoogtenederzetting in de IJzertijd (800-52vC) ........................................................... 7
2.1.3
Vroege middeleeuwen (11de en 12de eeuw) ..................................................................... 8
2.1.4
Late middeleeuwen .................................................................................................... 8
2.1.5
Ancien Régime (1450-1800)............................................................................................ 8
2.1.6
Vroege negentiende eeuw: pre-industrieel Kessel-Lo................................................. 9
2.1.7
Latere negentiende eeuw: industriële periode .............................................................. 10
2.1.8
Kastelen en villa’s uit de 19de en 20ste eeuw............................................................. 11
2.1.9
WOI en interbellum ................................................................................................... 11
2.1.10
WOII en naoorlogse ontwikkeling .............................................................................. 12
2.2
Historiek van de Vaartzone ............................................................................................... 13
2.3
Historiek van Wilsele-Dorp................................................................................................ 15
2.4
Historiek van Gasthuisberg ............................................................................................... 16
Bestaande ruimtelijke structuur en gekende ontwikkelingen in het Heuvellandschap .............. 17
3.1
De bestaande landschapsstructuur in grote lijnen ............................................................. 17
3.2
Morfologie en verstedelijking............................................................................................ 18
3.2.1
Open ruimte en (publieke) groenstructuur .................................................................... 18
3.2.2
Waterstructuur .......................................................................................................... 19
3.2.3
Bebouwde ruimte.......................................................................................................... 19
3.2.4
Publieke ruimte .........................................................................................................20
3.2.5
Mix van functies ............................................................................................................20
3.2.6
Bevolking en woningbestand .................................................................................... 21
Visie en concepten voor het Heuvellandschap .......................................................................... 23
4.1
Een sterk landschaps- en erfgoedbeleid ............................................................................ 23
4.1.1
De beekvalleien beleefbaar en toegankelijk maken....................................................... 23
4.1.2
De groene getuigenheuvels intact houden en beter toegankelijk maken .................. 23
4.1.3
Zorg voor het onroerend erfgoed ..................................................................................24
4.1.4
Compacte kernen met een duidelijke centrumstructuur tussen de heuvelflanken en de
valleien 25
4.1.5
4.2
Grote schaal toepassen op de geëigende locaties ........................................................ 26
De openruimtefuncties plaats geven en de structuren versterken .................................... 26
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
2
4.2.1
Een netwerk van groene ruimten als ecologisch en recreatief netwerk..................... 26
4.2.2
Ruimte voor waterbeheersing ................................................................................... 27
4.2.3
Kleinschalige landbouw, zowel professioneel als recreatief ....................................... 27
4.3
Bewust omgaan met groei van stedelijke functies ............................................................28
4.3.1
Kwaliteit van het bestaande (woon-)weefsel gaat voor op groei van het woningbestand
28
4.3.2
Transformatiezones: herontwikkeling en eventuele verdichting voor betere kwaliteit
28
4.3.3
(Woon)verdichting (enkel) als hefboom voor sterkere structuren................................. 29
4.3.4
Vroeger geselecteerde woonontwikkelingsprojecten afwerken volgens plan........... 29
4.3.5
Groei van tewerkstelling op het spoorwegplateau en in delen van de woonkernen ....... 30
4.3.6
assen
Ontwikkelingspotenties voor gemeenschapsvoorzieningen op een aantal specifieke
30
4.3.7
Verspreide bebouwing en fragmentjes niet verdichten ................................................. 32
4.4
Duurzame bereikbaarheid................................................................................................. 32
4.4.1
Een hoofdstructuur voor langzaam verkeer ............................................................... 32
4.4.2
Fietsenstallingen voor dagelijks gebruik en in functie van als voor- en
natransportmiddel .................................................................................................................... 34
5
4.4.3
Gebruik van de spoorwegen versterken..................................................................... 34
4.4.4
Vlot en hoogfrequent openbaar vervoer over de weg ................................................ 34
4.4.5
Een hoofdstructuur voor het autoverkeer .................................................................. 35
Beleid voor de deelruimten in het Heuvellandschap ................................................................. 37
5.1
5.1.1
Van Molenbeek-Bierbeekvallei tot Predikherenberg ......................................................... 37
Een continue Molenbeek/Bierbeekvallei ....................................................................... 37
5.1.2 Woonkernen Korbeek-Lo en Kessel-Lo verbinden met Molenbeekvallei en met groene
getuigenheuvels ....................................................................................................................... 37
5.1.3
Langzaamverkeerverbindingen verder verfijnen ........................................................... 38
5.1.4
Tiensesteenweg als drager van centrumfuncties in duidelijk afgebakende zones.......... 38
5.1.5 Jan Vranckpad en Platte-Lostraat als draagstructuur voor Kessel-Lo tussen de
steenwegen .............................................................................................................................. 38
5.1.6 Jan Vranckxpad als draagstructuur voor langzaam verkeer, van Provincieplein tot
Diestsesteenweg ......................................................................................................................39
5.1.7
Jan Vranckxpad: groene corridor doorheen Kessel-Lo................................................... 39
5.1.8 Jan Vranckxpad en Platte-Lostraat als dragers voor buurtgroen, recreatie en lokale
voorzieningen ...........................................................................................................................39
5.1.9
Lokaal buurtgroen en lokale voorzieningen aan het Jan Vranckxpad West....................40
5.1.10
Recreatiecluster, beheer van landschap en erfgoed in de omgeving van de hogere
Koetsweg..................................................................................................................................40
5.2
Diestsesteenweg, stedelijke as met voorzieningenclusters ............................................... 41
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
3
5.2.1 Diestsesteenweg: anno 2016 reeds drager van bestaande, goed ontsloten
centrumfuncties ....................................................................................................................... 41
5.2.2
Selectie van bestaande en toekomstige voorzieningen- en tewerkstellingsclusters ..42
5.2.3
Kop van de Diestsesteenweg als transformatiegebied ..................................................42
5.2.4
De Becker - Remyplein, Centrale Werkplaatsen en omgeving Blauwputkerk: centrum
voor Kessel-Lo .......................................................................................................................... 43
5.2.5
Omgeving Boudewijnstadion – Heuvelhofpark: groene longen met stedelijke
voorzieningen ........................................................................................................................... 43
5.2.6
Een nieuwe gemengde stedelijk ontwikkelingsgebied tussen Diestseveld en
Vlierbeekveld ............................................................................................................................ 43
5.2.7
Mobiliteitsingrepen ter hoogte van het einde van de Platte Lo-straat .......................... 44
5.2.8
Bedrijventerrein Diestsesteenweg: beperkt groeien mits rekening te houden met de
landschappelijke kwetsbaarheid ...............................................................................................45
5.3
Molenbeek-Abdijbeekvallei ..............................................................................................45
5.3.1
De beekvallei optimaliseren als blauwe vinger met recreatiefunctie .............................45
5.3.2
Aandacht voor het volledige watersysteem, inclusief de zijbeken .................................45
5.3.3 Potenties van de abdij van Vlierbeek beter benutten, zonder overdreven dynamiek te
creëren .................................................................................................................................... 46
5.3.4
Zichten op de openruimtegebieden rond de vallei bewaren ......................................... 46
5.3.5
Optimalisatie van het langzaamverkeernetwerk .......................................................... 46
5.4
5.4.1
Groeipool voor personen-intensieve tewerkstelling ..................................................... 46
5.4.2
Meerwaarden voor de omgeving en de stad creëren ................................................. 47
5.4.3
Een energieconcept op schaal van de site en de ruimere omgeving .............................. 47
5.4.4
Het spoorwegplateau beter verbinden met het station en met Kessel-Lo ................. 47
5.4.5
Goed aansluiten van de parking op station Leuven.................................................... 47
5.5
6
Spoorwegplateau en omgeving ....................................................................................... 46
Kesseldal: oude en nieuwe structuren tussen beekvallei en Kesselberg............................. 47
5.5.1
Zoeken naar kleine ingrepen voor kwaliteitsverbetering en leefbaarheid..................... 48
5.5.2
Groene vingers intact houden, en vergroenen van het openbaar domein ................. 48
5.5.3
De Lemingbeekvallei uitbouwen als beleefbare blauwgroene vinger ........................... 48
5.6
Vaartzone ........................................................................................................................ 49
5.7
Wilsele-Dorp .................................................................................................................... 49
5.8
Kareelveld ......................................................................................................................... 51
5.9
Gasthuisberg..................................................................................................................... 51
Krachtlijnen van het beleid voor het Heuvellandschap.............................................................. 53
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
4
1 Afbakening en ligging
Het hoofdstuk ‘Heuvellandschap’ beschrijft het heuvellandschap dat zich ten oosten en ten westen
situeert van de Leuvense binnenstad en gaat ook in op het lager gelegen vaartlandschap.
De beschrijvingen in dit hoofdstuk gebeuren steeds van oost naar west, al dan niet specifiek per deelkern.
Leuven is gelegen op het raakpunt van drie geologische eenheden: de vlakte van Laag-België in het
noorden, het Brabants plateau in het zuiden en de getuigenheuvels die van het zuidwesten naar het
noordoosten lopen. De Dijlevallei doorkruist het grondgebied van zuid naar noord .
De opeenvolgende heuvelruggen van de getuigenheuvels begrenzen ten oosten en ten westen de
laagvlakte. Deze heuvelruggen die dwars op de Dijle georiënteerd zijn, zijn vrij steil, variëren in hoogte
en hebben plateauachtige toppen. Tussen de verschillende heuvels liggen brede, vochtige depressies.
1.1
Afbakening
Als Oostelijk Heuvellandschap beschouwen we het gebied gelegen tussen de gemeentegrens met
Holsbeek ten noorden, met Lubbeek en Bierbeek ten oosten, spoorlijn 36 en de vallei van de
Molenbeek ten Zuiden, de Vesten ten Zuidwesten en de noordelijke spoorlijnen ten oosten. Ze omvat
de woonkernen van Korbeek-Lo, Kessel-Lo en Kesseldal (waarmee we zowel het meer historische
Beneden-Kessel als de recentere ontwikkelingen bij de Kesseldallaan-Eénmeilaan bedoelen). De
directe omgeving van de Tiensesteenweg wordt tot aan de Tiensepoort mee beschouwd als ‘Oostelijk
Heuvellandschap’, inclusief de wijk Klein Rijsel tussen Tiensevest en spoorweg. In het noordwesten
zijn het spoorwegplateau en het woonfragmentje tussen Vuntcomplex en Holsbeek-plein mee
onderdeel van het Oostelijk Heuvellandschap.
Het Oostelijk Heuvellandschap is administratief gelegen in verschillende deelgemeenten; Kessel-Lo,
deels Heverlee en ‘binnenstad’ (postcode 3000) ten zuiden van de Tiensesteenweg. Het stadsdeel
Westelijk Heuvellandschap is het gebied ten westen van de spoorweg en van de binnenstad. Het
omvat de Vaartzone, Wilsele-Dorp, Kareelveld, Gasthuisberg.
Het Westelijk Heuvellandschap is het gebied ten westen van de spoorweg en van de binnenstad en
ten noordwesten van de K.Mercierlaan-W.de Croylaan. Het omvat de Vaartzone, Wilsele-Dorp,
Kareelveld en Gasthuisberg.
Het Westelijk Heuvellandschap is administratief gelegen in verschillende deelgemeenten; deels
Heverlee, deels Wilsele, deels ‘binnenstad’ (postcode 3000) en een klein stukje van Kessel-Lo in de
oostelijke Vaartzone.
1.2 Ligging en geomorfologie
Het stadsdeel Oostelijk Heuvellandschap ligt op en aan de voet van de getuigenheuvels Kesselberg,
Schoolbergen en Trolieberg/Predikherenberg. De getuigenheuvels zijn gekenmerkt door sterke
hellingen en plateauachtige toppen.
De Kesselberg is één van de meest westelijk gelegen heuvels van het Hageland. De heuvel is ca. 75 m
hoog, 300 m lang en bovenaan afgevlakt en grotendeels bebost. In het noorden, westen en zuiden
heeft de berg sterke hellingen, die de grens vormen met het woongebied van Kessel-Lo. De Kesselberg
steekt sterk boven het omliggende landschap uit. Naar het oosten toe loopt het bos verder over de
ruggen van de Leming- en Chartreuzenberg.
De Wijnbergen/Schoolbergen zijn bebost, maar er komen ook kleinschalige landbouwelementen,
residentiële bebouwing en “weekendverblijven” voor. Het landschap is eerder versnipperd. Ook de
heuvels tussen Diestse- en Tiensesteenweg Predikherenberg-Trolieberg vormen een gevarieerd
landschap. De heuvelflanken zijn veelal nog groen en bebost, terwijl de heuveltop ingenomen is door
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
5
een kleinschalig landbouwgebied met houtkanten en bomenrijen. Desondanks zijn ook deze heuvels
landschappelijk structurerend: ze steken scherp af tegen de lager gelegen valleigebieden en hebben
overwegend groene flanken.
Het stadsdeel Westelijk Heuvellandschap ligt deels op de getuigenheuvels (Roeselberg en
Gasthuisberg).
De getuigenheuvels zijn gekenmerkt door sterke hellingen en plateauachtige toppen. Vooral de
Roeselberg heeft dit sterk afgetekende profiel. De westelijke plateaurug loopt geleidelijk op tot 95m
en wordt versnipperd door talrijke, soms asymmetrische droge dalen, die plaatselijk steile hellingen
(>15°) vertonen. Zij zijn ondersteund door haagkant of bos. Gemiddeld bedragen de hellingen 8%,
waardoor het geheel een lichtgolvend karakter heeft.
Aan de voeten van de getuigenheuvels en in delen van de beekvalleien vinden we licht hellende
gebieden die sterk verstedelijkt zijn.
De Vaartzone ligt in de zgn. “trechter”: de plaats waar de Dijlevallei erg smal wordt en geklemd zit
tussen de Roesselberg en de uitlopers van de Schoolbergen en Kesselberg.
Het spoorwegplateau, tussen de noordelijke spoorlijn en de Eénmeilaan in Kessel-Lo , vormt een
kunstmatig opgehoogd gebied.
Tussen de getuigenheuvels liggen verschillende beekvalleien. Van noord naar zuid zijn dit de vallei van
de Lemingbeek, de Molenbeek-Abdijbeek en de Molenbeek-Bierbeek op de grens met het zuidelijk
stadsdeel.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
6
2 Historiek van het heuvellandschap
2.1 Historiek van het Oostelijk Heuvellandschap
De naam “Kessel-Lo“ is afkomstig van “castellum” en “lo”: een kasteel op een open plek in het bos of
in een bos. Het kasteel verwijst waarschijnlijk naar Kesselstein, een voorpost van de Leuvense
verdediging op de Kesselberg.
2.1.1
Getuigenheuvels
Het landschap in het oostelijk stadsdeel wordt gedomineerd door de zogenaamde getuigenheuvels,
met sterke hellingen en plateauachtige toppen. Tussen de getuigenheuvels liggen brede (vochtige)
depressies met een vlakke tot concave valleibodem.
De getuigenheuvels (Roeselberg, Kesselberg-Chartreuzenberg, Schoolbergen, LobergPredikherenberg) maken deel uit van de Hagelandse heuvels, waarvan de meest zuidelijke heuvelrij
zich ten noorden van de Leuvense binnenstad van west naar oost uitstrekt. Zoals de naam aangeeft
vormen deze heuvels getuigen van een landschap uit het mioceen, een tijdperk in de geologische
tijdschaal dat duurde van ca. 23 tot 5,3 miljoen jaar geleden. In die periode wordt het noorden van
België regelmatig overspoeld door de (Diestiaan)zee. Hierbij worden afwisselend klei- en zandlagen
afgezet. Ongeveer 8 miljoen jaar geleden komt hier een laag glauconiethoudend zand bovenop.
Getijdenstromingen zorgen voor afzettingen van enorme zandbanken. Bij blootstelling aan lucht
oxideert het glauconiet (een ijzerhoudend mineraal) tot limoniet, dat met zand samenkit tot
ijzerzandsteen. Tijdens de vorming van de Alpen (vanaf 5 miljoen jaar geleden) wordt de bodem
langzaam naar boven getild waardoor de zee zich terugtrekt. De zandbanken komen dus permanent
boven water te liggen. Wind en regen spoelen de zachtere zandlagen weg, alleen de harde
ijzerzandstenen delen blijven over. Hierdoor ontstaan de getuigenheuvels: de getuigen van het
bestaan van de Diestiaanzee.
De getuigenheuvels hebben een landschappelijk hoge waarde gezien hun unieke karakter in België.
2.1.2
Hoogtenederzetting in de IJzertijd (800-52vC)
De Kesselberg is een belangrijke plek in de ijzertijd, zoals de ontdekking van een hoogteversterking
aantoont. Een hoogteversterking is een goed verdedigbaar vluchtoord waar de plattelandsbevolking
uit de omgeving komt schuilen wanneer vijandelijke legers door de omgeving trekken. Dit soort sites
ligt meestal op een plateau en is omgeven door grachten, aarden wallen, soms voorzien van
palissaden of soms zelfs een stenen constructie. Deze hoogteversterkingen zijn vooral karakteristiek
voor de midden- en late ijzertijd. In Vlaanderen zijn slechts zes (kleinere) locaties geïdentificeerd waar
een hoogtenederzetting uit de ijzertijd voorkomt. De resten van de ijzertijdwal zijn nog altijd te zien in
het landschap van de Kesselberg. Binnen het terrein van de omwalling werden aardewerk en
huttenleem uit de tweede helft van de midden-ijzertijd (ca. 400/250 v.C.) aangetroffen. Van twee grote
potten, wellicht voorraadpotten of ‘containers’ die werden gebruikt voor de opslag van vloeistof,
konden de scherven opnieuw in elkaar gezet en gereconstrueerd worden. Ze behoren tot de oudste
en meest volledige archeologische voorwerpen die in Leuven werden gevonden.
In de Romeinse periode vormde de Dijle de grens tussen het grondgebied van de Nerviërs (ten westen
de Dijle) en de Eburonen (ten oosten van de Dijle). Uit de Romeinse periode zijn evenwel zeer weinig
vondsten aangetroffen in deze omgeving.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
7
2.1.3
Vroege middeleeuwen (11de en 12de eeuw)
Het oostelijk deel van Leuven bestaat lang uit bossen (hoger gelegen delen) en moerassen (lager
gelegen). De hertogelijke bossen (‘Lo’ genoemd) strekken zich uit van het Vinkenbos in het zuiden tot
over de Kesselberg. Inwoners van Leuven hebben het recht hun vee te weiden en hout te kappen in
de bossen. Op de hoogten grazen kudden schapen, waardoor er zich heide ontwikkelt.
Op de Kesselberg, aan de rand van de ijzertijdnederzetting, zijn de resten van de Middeleeuwse
versterking Kesselstein gevonden (figuur 2d). Er wordt aangenomen dat Kesselstein een voorpost was
in de verdediging van Leuven. Door recent archeologisch onderzoek kon Kesselstein exact worden
gelokaliseerd. Er werden een buitenmuur, een vierkant gebouw en een ronde toren in kaart gebracht.
Het Kesselstein werd vermoedelijk gebouwd in 1013 door de Leuvense Graaf Lambrecht-met-deBaard.
In 1125 schenkt Godfried-met-de-baard het domein Vlierbeek aan de Benedictijnen van Affligem met
als opdracht er een abdij te bouwen. Het domein ligt in het Lovenaren Broek, een moerasland. Vanaf
1158 worden de eerste kloostergebouwen opgericht en in 1170 komt de eerste kerk tot stand. Vanaf
1163 wordt de abdij zelfstandig en dus onafhankelijk van Affligem. De abdij houdt er o.m. wijngaarden
op na, gelegen bij de Kesselberg.
Tijdens de godsdienstoorlogen wordt de abdij vernield. Pas vanaf 1642 start de wederopbouw. In 1776
start onder leiding van architect L.B. Dewez een tweede bouwcampagne waarvan alleen de kerk en
het abtskwartier uitgevoerd worden. De ruïne van de oorspronkelijke kerktoren bestaat nog. De abdij
wordt in 1796 opgeheven, maar dankzij het Concordaat kunnen in 1801 de eerste monniken
terugkeren. In 1829 wordt Vlierbeek een onafhankelijke parochie. Buiten enkele kernen zoals
Blauwput en Vlierbeek is Kessel-Lo dan nog volledig agrarisch gebied.
2.1.4
Late middeleeuwen
Tegen het einde van de middeleeuwen bestaat het huidige Kessel-Lo uit een aantal kleine
bewoningskernen: “Kessel” aan de voet van de Kesselberg (vermelding uit 1251); “TroembekeBlauwput” vlak bij de stad Leuven buiten de Diestsepoort (midden 13e eeuw); “Schore” aan de voet
van de Schoolbergen (1364); “Huffel” aan het huidige Gemeenteplein (1387); “Plein” aan het kruispunt
Schoolbergenstraat-Kortrijksestraat (1597). De laatste 3 kernen hebben zich georganiseerd op de
grens met het domein van de abdij van Vlierbeek.
In 1440 wordt de kapel van de Heilige Drievuldigheid in Blauwput opgericht, ten behoeve van de
Troembekenaars die te ver woonden van hun parochiekerk, de Sint-Michielskerk (gelegen op de
stadsomwalling in de Tiensestraat in Leuven).
2.1.5
Ancien Régime (1450-1800)
Tijdens het Ancien Regime is er nog geen sprake van Kessel-Lo. De omgeving bestaat dan uit een
reeks landbouwgehuchten zoals een kaart van Blaeu (Europa Germania Inferior uit 1635) aantoont.
Kessel-Lo is nog geen aparte kern (in tegenstelling tot b.v. Pellenberg en Korbeek-Lo), maar maakt
deel uit van de ‘cuype’ van Leuven. De (schaarse) bewoners zijn dus “poorters” of burgers van Leuven
met dezelfde rechten en plichten als de inwoners van de stad. In 16e eeuw zijn er in Blauwput ca. 25
huizen.
Op de Ferrariskaart (1771-1778) zien we dat de eerste bebouwing van Kessel-Lo (Hameau
Kesselbergen) zich bevindt in de driehoek tussen het huidige Gemeenteplein (Cense de Heufet), het
kruispunt Holsbeeksesteenweg-Schoolbergenstraat en het plein op de kruising tussen de
Schoolbergenstraat en de Kortrijksestraat. Vooral de bebouwing langs de Schoolbergenstraat net ten
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
8
noorden van de abdij valt op. Dit “lint” kent uitlopers in noordwestelijke richting (Wilselsesteenweg)
en zuiden (J. Davidsstraat), waar zich een grote hoeve (Cense Van Volf) bevindt. Op de weg naar de
Diestsepoort zien we ook de kapel van Blauwput.
De Tiensesteenweg (aangelegd in 1715) wordt op de Ferrariskaart aangeduid als “Chaussée de
Louvain”, een rechte en verharde verbindingsweg die vertrekt vanaf de “porte de Tirlemont” en her
en der langsbebouwing kent, waaronder afspanning en voormalig tolhuis “In den mol” (1733), en
kasteel de Bunswyck, de jachtresidentie voor baron Ernst de Bunswyck uit 1765.
Ook de Oudebaan is reeds aanwezig, met hier en daar bebouwing.
In de Molenbeekvallei zijn, naast uiteraard de Parkabdij, verschillende hoeves aanwezig, waaronder
het ‘Wit Peert’ op de hoek van de Duivelsstraat en de Hoegaardsestraat, en het (nog bestaande)
Heilige Geesthof (ca. 1736) aan de Oaselaan, het Dalemhof en een hoeve aan het begin van de
Wittehoevelaan uit de 17de of 18de eeuw.
De huidige Diestsesteenweg is op dat moment duidelijk een minder belangrijke uitvalsweg, wat af
te leiden is uit de benaming (“Chemin de Louvain” ), alsook uit het ontbreken van verharding en
bebouwing.
Tussen Diestse- en Tiensesteenweg zijn op de Ferrariskaart een aantal grote hoeves ingetekend
(Cense de Viemis zijnde het huidige Wimmershof, Cense de Hayeblom, Cense Wise en Cense
Contreman op de Trolieberg). Deze maken deel uit van de “Franchise de la Loo”.
Vanaf de 14e tot de 16e eeuw wordt het bos op de heuvels systematisch ontgonnen: jaarlijks worden
er 16 “bunder” (21ha) toegewezen voor houtkap. Waar vroeger bos en heide was, wordt nu aan
landbouw gedaan. Rond 1756 zijn de Lobossen volledig uitgeput.
Op de kaart van Villaret (1745-1748) komen in deze zone ook talrijke “briqueteries” en “redouttes”
voor. De eerste term verwijst naar de steenbakkerijen en kareelwerken waarbij (sinds de 14e eeuw)
Leuvense klei (zavel) wordt gebakken tot baksteen of daktegels. De namen Veldovenweg en
Tiggelpad (Predikherenberg) zijn hiervan afgeleid. Tot begin 19e eeuw zijn er een aantal
steenbakkerijen actief aan de voet van de Lobergen, waarbij klei uit de hellingen van de Lobergen en
Predikherenberg werd gehaald. Een tiental steenbakkerijen bevinden zich rond 1830 in de buurt van
Koetsweg, Platte Lo, Heidebergstraat en Diestsesteenweg. De zavelputten bevinden zich langs
Zavelstraat, Koetsweg, Platte Lo, Koetsweg, maar ook in het Michotte park is er een zavelput. Er zijn
nog een aantal woningen opgetrokken in de zogenaamde kareelsteen op de Trolieberg, tussen
Vosseweg en Tiggelpad. In de Veldovenstraat (vroeger: Kareelweg) was er een steile wand van 20m
hoogte ten gevolge de afgravingen, die later werd opgevuld. Een “redoute” is een veldschans, een in
aarde opgeworpen verschansing die vanaf de Tachtigjarige oorlog (1568-1648) als verdediging van
strategische plaatsen wordt gebruikt. Tijdens de 80-jarige oorlog belegeren geallieerde Franse en
Nederlandse troepen Leuven van 24 juni 1635 tot 4 juli 1635, tijdens het zgn. “beleg van Leuven”. Het
slagveld staat aangegeven op Ferrariskaart. De belegering werd succesvol afgeslagen door de
Spaanse gezagshebbers.
2.1.6
Vroege negentiende eeuw: pre-industrieel Kessel-Lo
Vanaf 1796 wordt Leuven door toedoen van de Fransen afgescheiden van zijn buitenterritorium.
Kessel-Lo wordt een afhankelijkheid van de gemeente Pellenberg. Vanaf 1810 komt Kessel
(Vlierbeek) bij de gemeente Linden terwijl Lo bij Pellenberg blijft.
In 1827 wordt de gemeente Kessel-Lo gesticht door Willem I, door samenvoeging van de
landbouwgehuchten Blauwput, Lo en Kessel. Het eerste gemeentehuis wordt ingericht in de abdij
van Vlierbeek. Daarna verhuist het gemeentehuis naar het Gemeenteplein in Heffel (1867) en nog
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
9
later naar Heuvelhof (1938). In de stal van de abdij is sinds 1831 ook een school. Tot 1830 blijft KesselLo grotendeels een landbouwgemeente. Ze telt dan 271 huizen en 1876 inwoners.
In 1837 bouwt een landbouwer (Jan-Baptist Pulinckx) een korenwindmolen op de hoek van de
Diestsesteenweg en Zavelstraat, de Pulinckx-molen, die in 1914 getroffen werd en in 1918 volledig
afgebroken. Een tweede stenen korenmolen, de Pinxteren-Molen, wordt gebouwd op de hoek van
de Diesesteenweg en de Molenstraat rond 1880 door Louis Pinxteren-Van Langendock, de molenaar
van de Pulinckxmolen. Eerst wordt er op wind gemaald; in 1887 wordt hier een stoommaalderij bij
gebouwd. Sinds 1912 is de Pinxtermolen onttakeld en in gebruik als magazijn.
2.1.7
Latere negentiende eeuw: industriële periode
In 1837 wordt de spoorweg Mechelen-Leuven gerealiseerd. Later volgen meer lijnen richting
Aarschot, Tienen - Luik, Brussel - Brugge, Ottignies - Namen. Op de Vandermaelenkaart (1846-1854)
zien we een aantal spoorlijnen, het station met “la Belle Vue” aan de zijde van Kessel-Lo, alsook een
kleine ontwikkeling in Blauwput aan het huidige De Becker-Remyplein.
Tegen 1860 is het Leuvense station een belangrijk knooppunt in het spoorwegennet en is er nood aan
een eigen werkplaats. Deze moet uiteraard dicht bij het station liggen. De keuze valt op een terrein
in het “Lovens veld” waar een paar kleine boerderijtjes stonden en tuinders woonden. Het terrein was
eigendom van de “Pauvres du Grand St.-Esprit” (voorloper van het OCMW). Hiernaast werden een
aantal privégronden gekocht waardoor een rechthoekig terrein van 8.29ha groot ontstond. Twee
kleine straatjes moesten hiervoor verdwijnen. Vanaf 1863 is de werkplaats in gebruik. Les ateliers du
Grand Central Belge stellen in 1864 al 650 werklieden aan het werk.
In 1866 vestigen de “Ateliers de la Dyle “ zich tussen Dijle en Vaart, op de huidige Artoissite. Naast
werkplaatsen voor metaal- en vervoernijverheid zijn er ook een koper- en klokkengieterij,
houtzagerijen en een diamantslijperij actief in Kessel-Lo.
De nieuwe tewerkstelling in de werkplaatsen en industrie aan de vaart zorgt uiteraard voor een
belangrijke bevolkingstoename. Het centrum van de gemeente verschuift, weg van de abdij van
Vlierbeek, richting station en richting stad. De bevolking vervijfvoudigt in de tweede helft van de 19e
eeuw. Binnen de groep beroepsactieven neemt het aandeel van de metaalbewerkers toe tot 41% in
1910. Arbeiders vestigen zich in de straten rond de werkplaatsen in Blauwput, langs de
Diestsesteenweg, de Kerkstraat, Gemeentestraat, IJzerenwegstraat en Leuvensestraat. Ook
handelaars en café-uitbaters volgen en vestigen zich langsheen de Diestsesteenweg. Kessel- Lo wordt
zo een dichtbevolkte en economisch belangrijke gemeente.
Bij het gemeentehuis dat inmiddels in Heffel gevestigd is, wordt een nieuwe school (1876) ingericht.
Later volgt de gemeenteschool van Blauwput (1881) op de Diestsesteenweg tegenover de Brugberg,
de Parochiale meisjesschool Sint-Jozef (1879 ) en Sint-Jozef Broederschool voor jongens (1901). Op
de Diesesteenweg bevindt zich eind 19e eeuw ook een weeshuis.
In 1893 wordt een nieuwe parochiekerk voor Vlierbeek gebouwd door arch. Van Arenbergh. De
Boven-Lo krijgt in 1899 een eigen kerk van arch. Piscador, gevolgd door een pastorij (1900) en
meisjesschool (1901), waar nu de kleuterschool gevestigd is. In 1913 volgt de jongensschool op de
plaats van de huidige lagere school. Beide scholen zijn gebouwd onder leiding van architect Van
Dormaal. De steenbakkerijen van de Lo leveren bouwstenen voor de scholen.
Ook verschijnen einde 19de, begin 20ste eeuw heel wat nieuwe wijken met kleine (arbeiders)woningen,
bij voorbeeld in de omgeving van de Bierbeekstraat en rond de ‘Ijzeren Poort’ (omgeving KorbeekLosestraat), de omgeving van de Molstraat, van de Platte-Lostraat,…
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
10
Vanaf 1894 rijdt er een stoomtram, de zogenaamde “vicinal”, over de Diestsesteenweg tussen Leuven
en Diest. Het beschermde buurtspoorwegstation met ateliers (1912) is hier een getuige van. Kort voor
WOI wordt de stoomtram vervangen door een elektrische tram, die tot 1962 dienst zal doen.
2.1.8
Kastelen en villa’s uit de 19de en 20ste eeuw
In 19e en 20e eeuw worden een aantal luxueuze woonsten door welstellende families gebouwd in
Kessel-Lo.
-
-
-
-
-
In Domein “de Bron” aan de Koetsweg staat in 1846 een kasteel, herkenbaar op de Poppkaart aan
de drie boven elkaar gelegen vijvers en een bron op het hoogst gelegen punt;
Het Kasteel Quarré (of van de Lo) uit 1876 wordt bewoond door de 2 rijke juffrouwen Grégoire die
de bouw van de kerk van Boven-Lo bekostigen. Het kasteelgoed wordt in 1963 deels verkaveld.
Het kasteel zelf, op de hoek van de Heidebergstraat en de Kapellekensweg, kent vandaag nog een
semi-publiek gebruik;
Kasteel Lafosse , op de hoek van Heidebergstraat met Koetsweg, is oorspronkelijk een annexe
van kasteel Quarré;
Heuvelhof is oorspronkelijk het landgoed van een rentenier uit Turnhout, opgetrokken in 18421851. Het wordt in 1855 aangekocht door F.E. Remy, die er zelf gaat wonen. Sinds 1937 is het
eigendom van gemeente en heeft het dienst gedaan als gemeentehuis;
Op de plaats van de vroegere abdijmolen, een gebied langs de Holsbeeksesteenweg dat gekend
was als de “Rotte Wei”, wordt in 1890 Villa Ter Wilgen gebouwd. Ze is ondertussen gesloopt;
De moerassen rond de abdij worden aangelegd als parken, het Vijverpark en Leopoldpark. Deze
parken worden in 1970 samen met de site van Villa Ter Wilgen door de provincie aangekocht en
vormen nu het Provinciaal Domein;
De familie Michotte (bekend van Albert Michotte, pionier op vlak van experimentele psychologie)
vestigde zich in een grote villa in het huidige Michottepark aan de Tiensesteenweg. De villa werd
in de jaren ’70 gesloopt, het domein is nu een publiek park;
In de 20e eeuw wordt Kasteel Maisin (1921-‘22) gebouwd aan de Tiensesteenweg voor professor
J. Maisin, grondlegger van de cancerologie.
2.1.9
WOI en interbellum
Net zoals de Leuvense binnenstad wordt Kessel-Lo gedurende de twee wereldoorlogen zwaar
getroffen. In WOI worden 450 woningen geteisterd en is vooral Blauwput getroffen. De Ateliers de la
Dyle worden zwaar beschadigd. Er worden noodwoningen (barakken) gebouwd voor de ontheemde
gezinnen aan de Wilselsesteenweg, die tot in de jaren ’30 in gebruik blijven.
Na WOI wordt voor Kessel-lo een algemeen rooilijnenplan (1923) opgemaakt. De ontsluiting van het
gebied tussen de Tiense- en de Diestsesteenweg wordt georganiseerd door een stratenpatroon dat
grote rechthoeken vormt, rekening houdend met de terreingesteldheid en bestaande wegen. De
Martelarenlaan wordt erop aangeduid als aan te leggen door de Maatschappij der Spoorwegen. Ze
zou in de plaats komen van de oude ijzeren weg die in het spoorwegdomein was opgenomen. De
Koning Albertlaan zou een verbreding ondergaan van de reeds bestaande weg, en tevens
doorgetrokken worden naar de Diestsesteenweg door middel van onteigeningen.
Na WOI verschijnen in Kessel-Lo de eerste sociale wijken. In 1923 richt het Nationaal Syndicaat van
de spoorwegarbeiders “Onze Toevlucht” op, om vakbondsleden dicht bij hun werkplaats aan een
woning te helpen. Deze huurderscoöperatieve bouwt langs de Gemeentestraat een tuinwijk rond het
Vredeplein met 246 huizen. In 1938 wordt de maatschappij “Heuvelhof” opgericht. Nog vóór de
Tweede Wereldoorlog legt architect Victor Bourgeois op “het heuvelken” een groep huisjes voor
bejaarden aan.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
11
De (beschermde) Sint-Franciskuskerk aan de Tiensesteenweg wordt vanaf 1934 opgericht naar
ontwerp van architect-aannemer A. Peyndaert.
Naast deze sociale wijken, gebeurt een groot deel van de wederopbouw “stuksgewijs” door
particulieren. Langs de Tiensesteenweg, Diestsesteenweg en de Koning Albertlaan en aanpalende
straten worden tussen de wereldoorlogen tal van nieuwe woningen in neostijlen, cottagestijl en
modernistische stijl gebouwd. Ook een aantal wijken met kleine rijwoningen, zoals de bebouwing aan
de Ijzerenpoortstraat, rond Tivoli en rond de Bierbeekstraat worden verder opgevuld en uitgebreid.
Ook de Martelarenlaan wordt grotendeels in deze periode bebouwd.
Tabaksbedrijf Vander Elst bouwt de arbeiderswoningen van de Louis Pasteurwijk (1923-25).
2.1.10 WOII en naoorlogse ontwikkeling
Aan het begin van WOII worden bij de Duitse inval 52 huizen vernield en 54 onbewoonbaar. De
grootste vernielingen gebeuren tijdens het geallieerde bombardement in 1944, waarbij van de 4324
huizen, 646 huizen vernield worden en 1166 onbewoonbaar. De bommenregen veegt Blauwput zowat
van de kaart.
Ook na WOII wordt onmiddellijk met de wederopbouw gestart. Opvallende realisaties na WOII zijn
het rustoord aan park Heuvelhof, dat aansluit op de bestaande huisjes voor ouderen, de omvorming
van een vierdegraadschool naar een rijksmiddelbare school, een gezondheidscentrum, kindertuinen
aan het Jeugdplein, de Wilselsesteenweg, het Prins-Regentplein en het sportcentrum aan de
Diestsesteenweg.
Het gebied tussen de Gemeentestraat en de Diestsesteenweg, waarvan de grote lijnen voor de oorlog
waren vastgelegd door ‘tuinwijkbouwer’ Victor Bourgeois, wordt verder afgebouwd tot aan de
Diestsesteenweg met de zgn. “Bourgeoiswijk”. Ook de zone tussen de Diestsesteenweg en de PlatteLostraat raakt bebouwd.
Tussen 1953 en 1959 wordt Casablanca gebouwd naar een ontwerp van architect Léon Stynen, die
aan het stedenbouwkundig plan van Victor Bourgeois een aantal vernieuwende modernistische
typologieën toevoegde: hoogbouw in een park (Koning-Albertgebouw), galerijflats, winkels en
meergezinswoningen rond het centrale plein en rijen eengezinswoningen in de vorm van
‘strokenbouw’. In 1958 wordt in deze zone de Don Bosco-parochie opgericht, die later een kerk van
M. Dessauvage zal krijgen.
Achter de wijk Heuvelhof, aan de rand van het park, worden huisjes bijgebouwd. Vanaf 1968 starten
werven aan de Strijdersstraat, de Partisanenstraat, de Waterleidingsstraat en Lozicht, met als kers op
de taart de twee woonblokken Lolanden die rond 2015 weer werden gesloopt.
Op de topokaart van 1952 zien we de nog beperkte omvang van de woonkernen. Het grootste deel
van Kessel-Lo wordt privaat ontwikkeld, op basis van verkavelingen die dateren uit de jaren ’60, ’70
en ’80 tot heden. De Spaanse Kroon, de wijk tussen Platte-Lostraat en Koetsweg, en de grootste delen
van Kesseldal zijn hiervan voorbeelden.
Ook ontwikkelden zich sinds WOII enkele economische clusters. Rond de Tiensesteenweg vormde
zich in de laatste decennia een handelsconcentratie. Enerzijds vinden we een cluster van baanwinkels
rond en ten oosten van de Meerdaalboslaan. Deze baanwinkels waaierden ook uit richting
binnenstad. De stad Leuven maakte reeds ruimtelijke uitvoeringsplannen op om deze trend te keren.
Aan de Diestsesteenweg stellen we deze commerciële ontwikkelingen minder vast. Hier werd, in de
periode voor de gemeentefusie, een economische zone ontwikkeld waar het bedrijf Raychem zicht
vestigde in 1972.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
12
Ook op vlak van infrastructuurwerken bewoog er in de jaren ’70 en ’80 heel wat. De E314 LeuvenLummen werd in 1982 opengesteld. Via het Vuntcomplex wordt Kessel-Lo met de E314 verbonden.
De Koning Boudewijnlaan werd aangelegd tussen de Naamsesteenweg en ‘De Mol’ aan de
Tiensesteenweg. De stad startte ook met de aanleg van een vrijliggend fietspad doorheen Kessel-Lo,
het Jan Vranckxpad. Het Leuvense spoorstation kreeg in 2007 een beeldbepalende overkapping,
meteen de aanzet voor een alomvattende vernieuwingsoperatie aan de ‘Kesselse’ zijde van het
station. In de jaren 2000 werd het project Kop van Kessel-Lo opgestart, dat naast een gemengd
stedelijk hoogbouwprogramma, ook een grondige transformatie van het openbaar domein teweeg
bracht, met de ongelijkvloerse kruising van de Martelarelaan met het Locomotievenpad, en de net
gestarte aanleg van het park Belle Vue op de voormalige parkeerterreinen van de spoorwegen. Sinds
de jaren ’90 maakt de stad tenslotte werk van een grondige transformatie van de voormalige ‘centrale
werkplaatsen’ aan de Diestsesteenweg tot gemengd stedelijk gebied met woningen,
gemeenschapsvoorzieningen en wat handel.
2.2 Historiek van de Vaartzone
Voor de komst van de Vaart was het gebied voornamelijk een moerasgebied in de Dijlevallei,
gesitueerd tussen de getuigenheuvels. In de westzijde bevond zich op de heuvel het kasteel
Bleydenberg en de dorpskerk van Wilsele. In de oostzijde volgde toen de ‘aude herbaene van Aerschot
op Loven’ de meanders van de Dijle. Opvallend is dat rond 1745 langs deze routes al een beperkte
concentratie van gebouwen aanwezig was, waaronder enkele herbergen. De aanwezigheid van deze
gebouwen was mee bepalend voor het tracé van de Vaart vanaf de “Porte Eau” aan de vroegere
stadsomwalling tot in het noorden van het gebied. Op de kaart van Focquet van diezelfde periode zijn
de oorspronkelijke Dijlemeanders te zien in combinatie met de Vaart. De Vaart werd gerealiseerd
tussen 1750 en 1763. Daarbij werd de Dijle in het ‘Lovens Broek’ rechtgetrokken. Zo ontstond de
‘nieuwe Dijle’, tot aan de kruising met de nieuwe Aarschotsesteenweg. Naast de Vaartkom was er
toen ook de ‘Beerkom’ ; een dok van waaruit onder meer stedelijk afval werd getransporteerd.
De nieuwe rechte Dijlebedding lag ten oosten van de oude Dijlemeanders en markeerde de grens
tussen Wilsele en Kessel-Lo. Deze grens werd later verlegd tot tegen de spoorbedding, toen ook de
Vunt gedeeltelijk werd rechtgetrokken. In 1768 werd in opdracht van de Hertog van Arenberg gestart
met de aanleg van de steenweg Leuven-Wezemaal of de ‘nieuwe herbaene’. Een tiental jaren later
werd ook de baan Wezemaal-Aarschot en Aarschot-Diest gerealiseerd. In de Vaartzone werd toen
door de Hertog een tolhuis gebouwd, bekend als “Den Grooten Barreel”. Het vroegere lusthof nabij
het tolhuis werd in 1922 verkocht aan elektriciteitsmaatschappij die er een hoogspanningscabine en
-installatie bouwt. De nog overgebleven woningen krijgen de naam ‘Elektriciteitswijk’. Het tolhuis
werd gesloopt in 2003 om een aanlegkade te kunnen realiseren. Op de Ferrariskaart zijn enkele
Dijlemeanders na de rechttrekking nog zichtbaar. De oude Dijlearm ter hoogte van de later
aangelegde zwaaikom maakte in het midden van de 19e eeuw deel uit van een Engelse tuin met het
destijds bekende koffiehuis “Les Champs Elysées”. Wandelaars kwamen er verpozen tijdens een
tochtje langs de Vaart. In 1903 wordt deze Dijlemeander bij de komst van een luciferfabriek gedempt.
In de 19e eeuw kwam de industrialisering langzaam op gang. Rond 1830 was de voornaamste
groeipool tussen de Vaart en de ‘nieuwe Dijle’ de ‘Ateliers de la Dyle’. In 1890 bouwde de nv L’Industrie
er spoorwegmaterieel voor onder meer export naar Congo. Later werd de productie uitgebreid van
allerhande spoor- en rollend materieel tot fabricatie van gietijzeren badkuipen. Het bedrijf Dyle et
Bacalan zorgde er lange tijd voor de fabricatie van trein- en tramstellen, onder meer voor de
buurtspoorwegen. Sinds 1998 heeft de huidige brouwerij AB Inbev hier een belangrijke productie met
internationale hoofdzetel, en vormt ze het grootste industriële complex in Leuven.
De ‘Kesselweg’ en het brugje over de nieuwe Dijle waren er al rond 1860, te zien op de
buurtwegenatlas en op de Popp-kaart. In de nabijheid ervan werden meststoffen geproduceerd door
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
13
de nv Agricola. Ook houtmagazijnen en een zagerij waren er een tijdje gevestigd. Meermaals werden
pakhuizen gesloopt en andere herop gebouwd. Doorheen de geschiedenis bouwden bedrijven er ook
woningen voor arbeiders en conciërges.
In het gebied en langs de Vaart gaven verschillende treinsporen toegang tot het uitgebreide spoornet
en vormden deze levensaders voor de economische activiteit. Dit sporennetwerk breidde ook
stelselmatig uit. De spoorlijn naar Mechelen werd gerealiseerd rond 1837, wanneer ook een
enkelsporige spoorlijn tussen Leuven en Tienen werd geopend. Deze naar Aarschot werd aangelegd
in 1863 en naar Brussel in 1866. In de trechtervormige sporenbundel in de Vaartzone werden later ook
onderlinge verbindingen gerealiseerd, zoals de aanleg van de Duitse bocht in 1930.
In WOII werd het gebied zwaar geteisterd. Na de beschadiging van een stoomstokerij bijvoorbeeld,
richtte in 1941 de “nv Usines L. Vandenbergh” enkele gebouwen, silo’s en werkhuizen op. Deze zijn
vandaag beeldbepalend voor de Vaartzone. De veevoederfabriek is vandaag nog steeds in productie,
zij het onder de firmanaam nv BK. Op de huidige site van Machiels was enige tijd een salpeterfabriek
gelegen, en ook een afvalverwerkingsunit van Indaver.
In de 19e eeuw was het gebied ten noorden hiervan eigendom van het Godshuis van den Grooten
Heiligen Geest. Regelmatig werden er stukjes aan ondernemingen verkocht, waaronder brouwerij
Artois, Comptoir Charbonnier Maritime en de Maiserie de la Dyle (veevoeder). In 1929 gebeurde de
overdracht naar stoommouterij nv Dylamalt. Vandaag is Agro Kumps er gevestigd. Rond 1940 kwam
er op de naburige site een ijzergieterij en vestigt er zich kort nadien de “Fonderies et Ateliers du Canal
Emile Donckers”. Sinds 1985 is de stadsreinigingsdienst hier gevestigd. Op de site van de vroegere
gasfabriek is nu de site van netbeheerder Iverlek en Eandis gelegen. Het laatste gasreservoir in 1982
gesloopt. Het gasmuseum is ondertussen ook geschiedenis.
In 1949 worden de graanmolen en burelen van brouwerij La Vignette Leuven verkocht aan de
Belgische Boerenbond. In 1969 wordt de Boerenbond ook eigenaar van de naastgelegen percelen van
een chemische fabriek voor productie van meststoffen. Vandaag heeft Aveve er zijn
distributiecentrum voor gans Vlaanderen.
Op de Popp-kaart en op de buurtwegenatlas (weg nr.3.3) is de ‘Lovenbroekstraat’ zichtbaar, gelegen
tussen de huidige loodsen van MetaLeuven en de Stordeursite. Rond 1858 waren enkele aanliggende
percelen in eigendom van oud-burgemeester Van der Kelen (Leuvens burgemeester 1872-1895). Deze
had er een landschappelijke lusttuin met vijver. Deze percelen werden in 1864 opgedeeld na aanleg
van de spoorweg en ingenomen door de latere industrie. In de 19e eeuw was deze site eerst eigendom
van L’Union, een stoomcimentfabriek. Later werd deze ingenomen door de maïserie ‘De Stordeur’ die
zich voornamelijk richtte op de productie van landbouwproducten. In 1899 werd net ten zuiden van
De Stordeur de nv Industries Chimiques opgericht voor de productie van verschillende scheikundige
producten zoals kopernitraat, kopersulfaat, zwavelzuur, verfproducten,.. Deze industrie was er in
bedrijf tot na WOII en was vooral gespecialiseerd in lithopoon als basis voor verfproducten. De
productie van de ‘Industries Chimiques’ te Wilsele verwierf internationale bekendheid en was lang een
ijkpunt voor de ontwikkeling van het gebied, tot het werd stopgezet in 1965.
Het gebied ten westen van de Vaart werd in de 19e eeuw gekenmerkt door onder meer enkele
landbouwgronden en ook de eigendommen van Paridaens, waar een tijdje kloosterlingen verbleven
en zich ook enkele rechthoekige vijvers bevonden. Vandaag zijn hier de stadswerkplaatsen gelegen.
Tussen 1893 en 1922 leefde er de gemeenschap/ vzw Dochters van Maria, gesticht door Paridaens die
toen ook eigenaar was van kasteel Bleydenberg (nu Schorenshof in Wilsele Dorp).
In de industriële periode was het vooral de zuidelijker gelegen conservefabriek Marie Thumas die het
economische leven aan deze vaartoever bepaalde. Het complex werd gebouwd in 1886. De fabriek
zelf was actief tot in de jaren ‘70. In het gebied bevonden zich ook een zijdefabriek, een ijzergieterij,
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
14
een vleeswarenfabriek, een stoomfabriek van scheikundige meststoffen, ed. Dichter bij de Vaartkom
was een stoomzagerij (schorsmolen) gevestigd. Het tabakstapelhuis Vanderelst werd opgericht in
1928. Tabak werd er aangevoerd per binnenschip vanuit Antwerpen en verwerkt in de vroegere
Tabacofinafabriek nabij de Tiensevest.
2.3 Historiek van Wilsele-Dorp
Het ontstaan van Wilsele-Dorp, gelegen op de Roeselberg, wordt gelinkt aan het bestaan van een
Frankische nederzetting in de Dijlevallei ten noorden van de huidige binnenstad. De naam “Wilsele” zou
verwijzen naar een landgoed (“zele”) in een met kreupelhout overgroeide, verwilderde omgeving (“wild”).
Historisch vormt het huidige Wilsele-Putkapel (“Laag Wilsele” in de Dijlevallei) samen met WilseleDorp (“Hoog-Wilsele” op de Roesselberg) de gemeente Wilsele. De historische “samenhang” van de
2 kernen (die morfologisch en functioneel weinig met elkaar gemeen hebben) heeft louter te maken
met het feit dat bij de oprichting van de burgerlijke gemeenten in de 18e eeuw de parochiegrenzen
werden omgezet in gemeentegrenzen. Wilsele valt samen met de zeer uitgestrekte (want
dunbevolkte) Sint-Martinusparochie , ontstaan in de 10 eeuw. Wilsele-Putkapel wordt pas in 1895 een
afzonderlijke parochie (Sint-Agatha parochie). De 2 kernen aan weerszijden van de Dijle worden door
de aanleg van de Vaart, sporen en steenweg steeds meer van elkaar gescheiden en functioneren
onafhankelijk van elkaar. Wilsele-Putkapel wordt in het RSL volledig afzonderlijk in een ander
stadsdeel behandeld (nl. stadsdeel Noordelijke Laagvlakte).
Vanaf de 10e eeuw is er op de Roeselberg wellicht een nederzetting met een (strolemen) kapel.
Historici gaan ervan uit dat de primitieve kapel ongeveer in de 13e eeuw vervangen werd door een
stenen exemplaar. In een pauselijke bul uit 1222 wordt gewag gemaakt van een “kapel in Wilsele”,
wat opgevat moet worden als een kerk van een niet-verzelfstandigde parochie (aangezien tot 1252
Sint-Pieter de enige parochie was in Leuven). Vanaf 1298 vormt Wilsele een afzonderlijke parochie en
wordt de kapel “kerk” genoemd.
De gemeente Wilsele maakt initieel deel uit van het graafschap Leuven (en vanaf 1190 het hertogdom
Brabant). Vanaf 1290 wordt Wilsele een “heerlijkheid”, een leen toegekend aan Gielis Van den Berghe
door de hertog Jan I van Brabant, om hem te belonen voor bewezen diensten als rentmeester. Wilsele
beschikt dus vanaf die tijd over een eigen bestuur en schepenbank.
Volgens de oudste bekende telling wonen er in 1374 in Wilsele (inclusief Wilsele-Putkapel) 34
personen. Wilsele-Dorp was daarbij (nog) dunner bevolkt dan Putkapel, wat verklaard wordt door
haar ligging op een hoogte, wat in oorlogstijd benut kon worden om Leuven aan te vallen. In 1542
beveelt de landvoogdes Maria van Hongarije dan ook om alle huizen in Wilsele, gelegen op minder
dan 500 meter van de stadsomwalling af te breken opdat de vijand zich hier niet zou kunnen
verschansen.
Eind 16e eeuw koopt de toenmalige burgemeester van Leuven, Jonker Jan Van Schore, vijf bunder
grond in Wilsele. Vanaf 1606 wordt hier door zijn zoon (eveneens burgemeester) het kasteel van
Bleydenberg (ook : Schorenshof ) gebouwd. Een beschrijving uit 1696 vermeldt: “een park, tuin,
boerderij, neerhof, akkerland, weiland, vijvers, stenen gebouw met gallerijen”. In 1699 wordt er een
kapel bijgebouwd. In 1829 wordt de site aangekocht door de fam. Paridaens die het kasteel ombouwt
tot klooster. Vanaf 1879 doen de gebouwen dienst als meisjesschool.
De eerste Sint-Martinuskerk, die zwaar te lijden had onder de godsdienstoorlogen en verwaarlozing,
wordt in 1742 afgebroken en vervangen door een nieuwe kerk in een soort vereenvoudigde barokstijl,
die er vandaag nog steeds staat. De kerk krijgt een eigen pastorij.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
15
De bevolking van Wilsele wordt
regelmatig gedecimeerd door oorlogen. Vanaf de
postnapoleontische tijd groeit de bevolking gestaag aan: van 1000 in 1827 tot 2867 in 1900 (waarvan
ongeveer 40% in Hoog-Wilsele en 60% in Laag-Wilsele).
De ontwikkeling van de Vaartzone in 18e en 19e eeuw heeft relatief weinig impact op Wilsele-Dorp en
heeft bvb. geen aanleiding gegeven tot de georganiseerde bouw van arbeiderswoningen (zoals elders
wel het geval was). Zowel op de kaart uit 1850 als op de kaart van 1891 is te zien dat de bebouwing in
Wilsele-Dorp niet sterk toenam in deze periode.
De grootste groei kent Wilselse-Dorp na 1950. In 1954 wordt er een APA gemaakt voor heel Wilsele,
in 1957 volgen de BPA’s W1WilseleOud Centrum en W2 Mechelsepoort voor het grondgebied van
Wilsele-Dorp.
Er worden een aantal sociale wijken (met huurwoningen) gebouwd:
- Ouderenvreugd (incl. Kapellelaan & Twaalfmeistraat) 1952, 33 woningen;
- Koksijdewijk 1953, 11 woningen;
- Verbovenstraat 1954, 7 woningen;
- Schorenshof 1978, 228 appartementen.
Het overgrote deel van de ontwikkeling van Wilsele-Dorp tussen 1952 en 1990 gebeurt op privaat
initiatief. Het BPA “Mechelsepoort” uit 1957 regelt de bebouwing ten westen van de KapellaanA.Woutersstraat. Tussen de Kapellaan-A.Woutersstraat en de L.Decouxlaan schrijft het BPA een
dense (gesloten) bebouwing voor (met de typische “zone voor koeren en bijgebouwen”, die vaak
aanleiding heeft gegeven tot een opeenvolging van bijgebouwen). Het gebied ten oosten van de
Kapellaan-A.Woutersstraat wordt ontwikkeld op basis van een het BPA Oud-Centrum, dat ruimere
percelen voorziet voor open en halfopen bebouwing met wegenis die min of meerde hoogtelijnen
volgen (waardoor de bebouwingszones aan de oostzijde in terrassen worden georganiseerd).
Bij de fusie in 1977 wordt Wilsele-Dorp deel van Leuven.
2.4 Historiek van Gasthuisberg
De splitsing van de Leuvense universiteit brengt met zich mee dat voor de kersverse autonome
Faculteit voor Geneeskunde een passend geïntegreerd universitair ziekenhuis moet worden
uitgebouwd. Tot 1970 functioneren de verschillende instellingen veeleer los van elkaar. De
heuvelkam “Gasthuisberg”, waar sinds halverwege de 19e eeuw een “krankzinnigenkliniek” gevestigd
is, blijkt de ideale plaats voor een volledig nieuwe medische campus met ziekenhuis en
onderwijsaccommodatie.
In 1971 wordt de eerste spade in de grond gestoken en sindsdien wordt er onafgebroken aan de site
verder gebouwd. Een masterplan voor de site voorziet in de verdichting van ziekenhuis- en
campusactiviteiten binnen een ring (aangesloten op E314 en singels), waarbij activiteiten
georganiseerd worden in een aantal functioneel samenhangende sectoren.
Campus Gasthuisberg is inmiddels het grootste universitaire ziekenhuis van België.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
16
3 Bestaande ruimtelijke structuur en gekende ontwikkelingen in het
Heuvellandschap
3.1 De bestaande landschapsstructuur in grote lijnen
De belangrijkste landschappelijk structurerende elementen in het Oostelijk Heuvellandschap zijn de
getuigenheuvels die van elkaar gescheiden worden door beekvalleien. De heuvels zijn visueel
uiteraard zeer goed waarneembaar en grotendeels groen, hoewel sommige heuvels niet van de
Vlaamse verkavelingsdrift gespaard zijn gebleven. Het oostelijk deel van de Molenbeek-Bierbeek en
de Molenbeek-Abdijbeek zijn vandaag nog goed afleesbaar als groen lint. De Lemingbeekvallei is
slechts op sommige plaatsen voelbaar aanwezig, op andere plaatsen echter nauwelijks zichtbaar.
Tussen deze grote landschappelijke structuren bevinden zich de grote woongebieden van Kessel-Lo
en Korbeek-Lo. De oudste bebouwing situeert zich in de onmiddellijke omgeving van de abdij van
Vlierbeek, langsheen de Schoolbergenstraat, en ook langsheen de J. Davidtsstraat en
Wilselsesteenweg. Daarnaast zijn er ten zuiden van de Diestsesteenweg een aantal grote hoeves en
steenbakkerijen. Tijdens de industriële revolutie verschuift het zwaartepunt van Kessel-Lo naar
Blauwput. Ook rond de Tiensepoort ontwikkelen zich delen van een woonwijk. De sociale tuinwijken
van na WOI en WOII vormen samen met private woningen en verkavelingen uit de jaren ’60 en ’70 de
lappendeken aan wijken waaruit het meer perifere deel van Kessel-Lo en Korbeek-Lo bestaat. Sinds
de jaren ’70 ontwikkelden zich ook enkele economische zones rond de steenwegen.
Als infrastructuren met belangrijke landschappelijke impact in het Oostelijk Heuvellandschap,
vormen de twee steenwegen en de ring nog steeds basis voor het grootste deel van dit stadsdeel.
Enkel in het uiterste noorden, met de E314 en het Vuntcomplex, en in het uiterste zuiden, met de
aanzet van de Meerdaalboslaan, bepalen meer recente infrastructuren mee het landschap.
Het Westelijk Heuvellandschap kent een grote landschappelijke verscheidenheid alsook kernen met
een specifieke historiek en een aantal grootschalige functies. Het westelijk stadsdeel wordt door de
infrastructuur opgedeeld in verschillende “kamers”, met een heel eigen voorkomen en weinig
onderlinge samenhang.
De Vaartzone is gelegen tussen de Lüdenscheidsingel en de E314 en tussen de flanken van de
Roesselberg en het spoorlichaam. Dit gebied heeft een zeer specifieke structuur en functionaliteit, die
compleet verschillend is van de aanliggende gebieden. De Vaartzone wordt gekenmerkt door een
parallelle bundeling van infrastructuren (vaart, steenweg, Dijle, Vunt en spoorweg) en een
concentratie van vooral autogebonden bedrijven met logistieke en commerciële inslag. Het
oorspronkelijke landschap van de Dijlevallei werd er stelselmatig versnipperd en versneden door de
infrastructuren. Het resulterende Vaartlandschap tussen de sporenbundel en Wilsele Dorp kent een
sterke ontwikkelingsdynamiek. Verschillende nieuwe projecten zijn vandaag in concept-, planningsof in realisatiefase. Ten oosten van de Vaart zijn onder meer de sites Stordeur, AVEVE, Iverlek/ Eandis,
Machiels en AB Inbev in (her)ontwikkeling. Ten oosten van de Dijle zijn er langs de Dijledreef nog
enkele rijwoningen en ook een woonwagenpark. Aan de westelijke zijde heeft AB Inbev recent een
logistieke cluster in gebruik genomen.
Wilsele-Dorp heeft zich ontwikkeld boven op de hellingen van de Roeselberg. Het vormt een enclave,
geklemd tussen de ring, de Nieuwe Mechelsesteenweg en de E314. In het oosten vormt een steile
helling de grens tussen Wilsele-dorp en de commerciële en industriële Vaartzone. De
nederzettingsstructuur is opgebouwd uit een aantal linten die de helling volgen. Aaneengesloten,
halfopen en open bebouwing wisselen elkaar af. Nabij de oude Mechelsesteenweg werden diverse
sociale woningbouwprojecten gerealiseerd.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
17
Tussen de Nieuwe Mechelsesteenweg en de Brusselsesteenweg bevindt zich Kareelveld, een
landschappelijk zeer mooi openruimtegebied, dat ten noorden van de E314 aansluit bij het gebied
Mollekensberg op Herents grondgebied. Kareelveld wordt afgeboord door de villaverkaveling ’s
Hertogenlaan-Oude Rondelaan en de gebouwen van De Wingerd.
Gasthuisberg is door de ligging op een heuvel zeer zichtbaar vanuit verschillende locaties in de stad.
De site presenteert zich als een “stad in de stad”, met een eigen ontsluitingssysteem, functies en een
specifieke typologie.
De meest zuidelijke kamer wordt gevormd door de Dijle- en Voervallei, tussen de K. Boudewijnlaan
en de K.Mercier-W.de Croylaan. Deze ‘kamer’ maakt vanzelfsprekend deel uit van het veel ruimere
valleisysteem dat zich over de hele regio uitstrekt. Binnen het Leuvense grondgebied vormt de vallei
een grootschalige groene ruimte met bijzondere erfgoed-, landschappelijke en natuurwaarden. Het
gedeelte waar de campus Arenberg is gelegen, is opgevat als een parklandschap waarin bebouwde
zones afgewisseld worden met open, groene ruimtes. Vanaf de Celestijnenlaan en Arenberg III naar
het zuiden toe, wordt het landschap “ruiger” met natte graslanden, rietvelden en het Egenhovenbos.
3.2 Morfologie en verstedelijking
3.2.1
Open ruimte en (publieke) groenstructuur
Op de figuur ‘bestaande open en groene ruimte in het Oostelijk Heuvellandschap zijn de belangrijkste
groene vingers van dit stadsdeel te zien; aaneengesloten publieke en private gronden met een
openruimtefunctie, waarin soms wat verspreide bebouwing voorkomt. Alhoewel delen van deze
groene vingers privaat zijn, vormen ze op vele plaatsen wel al goed zichtbare en beleefbare groene
ruimten. Binnen de bebouwde kernen is de bestaande en reeds concreet geplande groene ruimte met
een publiek karakter aangeduid. De private groene ruimte in de woonkernen is niet mee aangeduid,
alhoewel ook hier natuurlijk veel groen aanwezig is. Dit is echter zelden echt beleefbaar voor grote
groepen inwoners.
In Kessel-Lo en Korbeek-Lo dringen de groene vingers tot diep in de woonkern door, als gevolg van
de drie beekvalleien en de getuigenheuvels, met hun groene flanken en met hun plateautoppen die
meestal een openruimtegebruik kennen. In deze vingers is er nogal wat toegankelijke open ruimte;
provinciaal domein, speelbos op de Kesselberg, veelheid aan wandel- en fietspaden op de
Predikheren- en Trolieberg,…
In de oostelijke woonkernen is het publieke groen niet overal even goed uitgebouwd. Soms gaat het
ook om zones met een hoge woningdichtheid en b.v. veel appartementen, waar publiek groen extra
belangrijk is voor de woonkwaliteit. Het gaat om zones als omgeving Gemeentestraat en Alfons De
Becker Remyplein, omgeving Benedenplein, omgeving W. Coosemansstraat – P. Nollekensstraat – S.
Streuvelslaan – Koning Albertlaan, een zone tussen Koetsweg en Platte-Lostraat, de wijk rond de
Sint-Franciscuskerk en Spaanse Kroon. Er zijn tal van kansen om de groene vingers vanuit de kernen
nog beter bereikbaar te maken. In sommige wijken is het creëren van extra publiek groen in
binnengebieden denkbaar.
In de groene vingers vinden we tal van openruimtefuncties. Zowel in de beekvalleien, bovenop de
getuigenheuvels als aan de voet van de heuvels is kleinschalige landbouw aanwezig op eerder
versnipperde percelen. Naast de klassieke professionele landbouw, gaat het ook over
landbouwprojecten voor inwoners: moestuintjes, open veld projecten,…
Ook vinden we er belangrijke natuurgebieden. De meeste habitatrichtlijngebieden en Vlaamse
(erkende) natuurreservaten liggen net ten oosten van het, met uitzondering van het
habitatrichtlijngebied van de Molenbeek-Bierbeekvallei. De natuurwaarden op de getuigenheuvels
en in de beekvalleien is echter op veel plaatsen groot, zoals de biologische waarderingskaart toont.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
18
Ook in het Westelijk Heuvellandschap wordt de bestaande openruimtestructuur bepaald door een
aantal grote groene vingers:
- De open ruimte die van Roeselbergdal doorloopt richting Vijvers van Bellefroid/Langeveld;
- De open ruimte die van Kareelveld doorloopt richting Mollekensberg;
- De open ruimte van de Zwanenberg, die zich doorzet tot tegen Gasthuisberg;
Verbindende groene elementen op niveau van het Westelijk Heuvellandschap zijn:
- De (groene ruimte langs de) singels;
- Het Lemmenspark;
- De steilrand tussen Wilsele-Dorp en de Vaartzone, die de Keizersberg verbindt met de open ruimte
van de Noordelijke Laagvlakte;
- De E314 die dankzij haar groene bermen en flankerende groengebieden een ecologische corridor
vormt.
3.2.2
Waterstructuur
Het Oostelijk Heuvellandschap wordt in oostwestelijke richting doorsneden door drie beekvalleien:
- De Molenbeek-Bierbeek loopt ten zuiden van de Predikherenberg-Trolieberg en scheidt KorbeekLo van Haasrode. Ze loopt verder in het Zuidelijk Plateau waar ze uitmondt in de Voer;
- De vallei van de Molenbeek-Abdijbeek ligt tussen de Trolieberg en de Schoolbergen-Wijnbergen
(ten noorden) en scheidt Kessel-Lo van Kesseldal. De Molenbeek-Abdijbeek gaat over in de
Blauwputbeek aan de voet van het huidige spoorwegplateau, en mondt uit in de Lemingbeek;
- De Lemingbeek loopt tussen de Schoolbergen-Wijbergen en de Kesselberg-Lemingberg. Aan de
voet van het huidige spoorwegplateau stroomt ze naar de Noordelijke Laagvlakte via het
Vuntcomplex, waar ze uitmondt in de Vunt.
Het afstromingswater komt terecht in het rioleringsstel, in de genoemde provinciale beken of in een
aantal beken ‘buiten categorie’. Zo stromen de Vlukken en de Springelbeek in de MolenbeekAbdijbeek. Deze bestaan uit stukken open of ingekokerde beek en delen van het rioleringsstelsel.
Het reliëf en de ondergrond in het Oostelijk Heuvellandschap maakt dit gevoelig voor wateroverlast.
Hevige regenval kan gepaard gaan met mogelijke overstroming. Naast de evidente zones rond de
provinciale beken, komen hier enkele aandachtszones naar voor: omgeving Tiensesteenweg,
omgeving Wimmershof tot Vlukken, omgeving bedrijfszone Diestsesteenweg. Ook extreme
afstroming van regenwater kan een probleem opleveren op bepaalde heuvelflanken. Bepaalde
steilranden van de heuvelruggen, zoals de noordwestelijke flank van de Predikherenberg-Trolieberg,
zijn al goed gekend vanuit het erosiebestrijdingsplan. Hiernaast is het ook belangrijk om aandacht te
hebben aan de lokale waterberging ter hoogte van de afstromingszones naar de provinciale beken,
die eerder noord-zuid zijn georiënteerd.
Afstroming vormt in het Westelijk Heuvellandschap een belangrijk thema. Vooral op de flanken van
Gasthuisberg en in mindere mate op Kareelveld en Roeselbergdal, zal het vasthouden van afstromend
regenwater meegenomen moeten worden bij de inrichting van deze gebieden.
3.2.3
Bebouwde ruimte
Anno 2014 bedroeg de footprint van de gebouwen in Kessel-Lo/Kesseldal, 1.283.470 m2. Dit is een
bebouwingspercentage van bijna 10% van de totale oppervlakte van dit gebied. Sinds 2006 groeide
deze footprint met ongeveer 0,61% per jaar. Deze groei is te wijten aan een aantal
woonontwikkelingsgebieden (Grensstraat, Vlierbeekveld, omgeving Vanhoorenbekelaan,
Brugveldstraat, Coosemansstraat-Nollekensstraat, Kesseldal,…). Maar ook heel wat nog
onbebouwde bouwkavels kregen sinds 2006 een invulling. De groei is dus ook verspreid terecht
gekomen.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
19
Cijfers voor Korbeek-Lo apart zijn niet beschikbaar. Korbeek-Lo heeft slechts een eerder beperkte
groei gekend, met de invulling van een aantal onbebouwde percelen en enkele kleinere
ontwikkelingen in de omgeving van de Meerdaalboslaan.
Uit de beschikbare data werd er geen groeicijfer voor de footprint van de gebouwen bepaald specifiek
voor het Westelijk Heuvellandschap. Uit het kaartmateriaal is het echter wel duidelijk waar de
belangrijkste groei zich heeft voorgedaan. De ontwikkeling van het project De Wingerd aan
Kareelveld, vertegenwoordigt hier de grootste groei. De grote ontwikkelingen op Gasthuisberg zijn
op de kadasterkaart van 2014 nog niet afleesbaar, en komen hier nog bij. De ontwikkelingen langs de
Vaart hebben allicht ook een effect op de evolutie van de bebouwde oppervlakte. Ook in het westelijk
heuvellandschap zien we bovendien verspreid nog invullingen van restpercelen binnen de bestaande
wijken terug.
3.2.4
Publieke ruimte
Van de (evolutie van de) publieke ruimte zijn er geen cijfers beschikbaar. De bestaande publieke
ruimte is wel op kaart beschikbaar. De blinde vlekken in de structuur van de bestaande publieke
speelplekken komen goed overeen met de tekortenzones van het publieke groen.
Speelplekken zijn in de woonkernen van wisselend aanwezig.
In Wilsele-Dorp werden een aantal grote publieke groene ruimtes gerealiseerd in de bufferzone op de
steilrand. Deze hebben helaas als nadeel dat ze moeilijk toegankelijk zijn en enigszins geïsoleerd
liggen, wat hun gebruik niet ten goede komt.
De lager gelegen publieke ruimten langs de Vaartoevers zijn vooral gebruikt door fietsers en
wandelaars. Occasioneel ter hoogte van de aanlegsteigers trekt de ruimte ook vissers en hobbyisten
aan. Het gebied biedt verschillende landschappelijke kwaliteiten, zoals de zichten op de omliggende
getuigenheuvels en op het stadslandschap van de Vaartkom en de binnenstad. Deze ruimte vormt
bovendien een belangrijke verbinding tussen de binnenstad, Wilsele en Wijgmaal. Deze verbinding
biedt potentieel om er kleinschalige speelplekken en ontmoetingsruimten aan te koppelen.
3.2.5
Mix van functies
Uit de kaart van de gebouwen met andere dan woonfuncties (toestand 2015) is de centrumstructuur
van het Oostelijk Heuvellandschap goed afleesbaar. De Tiense- en Diestsesteenweg vormen het
duidelijkst dragers van centrumfuncties en tewerkstellingsplekken. Daarnaast komen ook de
omgeving De-Becker-Remyplein – Gemeentestraat en de as Albertlaan hieruit expliciet naar voor. In
mindere mate zien we ook de Holsbeekse-Wilselsesteenweg in Kesseldal als multifunctionele straten.
Duidelijk is wel, dat het wonen in het Oostelijk Heuvellandschap de bovenhand heeft. Van de
oppervlaktes van niet-woonfuncties en hun evoluties doorheen de tijd, zijn helaas geen betrouwbare
kwantitatieve gegevens beschikbaar.
Het Westelijk Heuvellandschap heeft heel wat onderscheiden zones waar centrumfuncties en
tewerkstelling geconcentreerd zijn, of verweven met de woonfunctie voorkomen.
Opvallende aanwezige is uiteraard de campus Gasthuisberg.
De bedrijventerreinen en commercieel centrum in de Vaartzone en de Vaartkom ten zuidoosten van
Wilsele Dorp komen ook duidelijk naar voor.
Daarnaast vinden we een aantal kleinere concentraties en een reeks verspreide voorzieningen terug;
een aantal eerder geïsoleerd gelegen grootschalige voorzieningen zoals het KBCkantoor, De Wingerd
Van de oppervlaktes van niet-woonfuncties en hun evoluties doorheen de tijd, zijn helaas geen
betrouwbare kwantitatieve gegevens beschikbaar.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
20
3.2.6
Bevolking en woningbestand
 Bevolking
Oostelijk Heuvellandschap: Een stadsdeel dat grote gezinnen met kinderen aantrekt
In 2012 en 2015 analyseerde de stad gedetailleerd de (evolutie sinds 2000 van de) bevolking, het
woningaanbod en het woninggebruik. Deze analyses waren beperkt tot de woonkernen Kessel-Lo en
Kesseldal. Gegevens voor Korbeek-Lo apart zijn er niet. We gaan ervan uit dat deze gelijkaardig zijn
aan deze van Kessel-Lo.
De formeel ingeschreven bevolking van Kessel-Lo -Kesseldal bedroeg in 2015 ruim 28.622 inwoners;
dat is 29% van de Leuvenaars. Dit stadsdeel is daarmee het sterkst groeiende na de binnenstad, met
10,7% groei op 15 jaar tijd. De benaderende inwonersdichtheid per km2 woongebied blijft daarmee
redelijk gemiddelde voor Leuven.
Deze inwoners vormden in 2015 samen 12.300 huishoudens, dat is 25,6% van de Leuvense
huishoudens. De huishoudens in het oostelijk stadsdeel zijn immers groter dan gemiddeld in Leuven:
2,33 leden per huishouden (tegenover 2,05 gemiddeld in Leuven. De gezinsverkleining van de periode
2000-2010 werd hiermee in de laatste 5 jaar opnieuw ongedaan gemaakt.
In oost wonen dan ook bovengemiddeld veel gezinnen met kinderen: niet enkel jonge kinderen tot 5
jaar, maar ook de oudere kinderen (6-17 jaar). Opvallend is dat deze groep ook flink groeide. Er
kwamen netto maar liefst 453 kinderen bij, dat is bijna evenveel als in de rest van Leuven samen!
Daardoor maken de kinderen in 2015 bijna 21% van de inwoners van het oostelijk stadsdeel uit; in
2000 was dit nog maar 18%. Ter vergelijking: voor het hele Leuvense grondgebied is het aandeel
kinderen in de bevolking gezakt van 18% (2000) naar 17,2% (2015). Het oostelijk stadsdeel kan dus
duidelijk als kindvriendelijk woongebied worden beschouwd, dat er mee voor gezorgd heeft dat een
gezonde bevolkingsmix op stadsniveau werd behouden. De evoluties in de andere
leeftijdscategorieën (groei in de groepen 50+, stagnatie of daling in dertigers en veertigers) zijn niet
echt opvallend in vergelijking met andere stadsdelen als West en Zuid.
Wel opvallend is de groei in het aantal buitenlanders in de laatste 5 jaar. De evoluties in de
leeftijdsklassen wijzen niet echt op een massale instroom van (buitenlandse) studenten in dit
stadsdeel. Daarom vermoeden we dat deze evolutie te maken heeft met de algemeen gestegen
migratie op nationaal niveau. Al bij al blijft het aandeel buitenlanders in stadsdeel oost met 7,4% wel
beperkt.
Hierbij komt nog eens de bevolking van Korbeek-Lo. We gaan ervan uit dat deze een gelijkaardig
profiel heeft als in Kessel-Lo.
Westelijk Heuvellandschap: Een beperkt groeiend stadsdeel.
De formeel ingeschreven bevolking van stadsdeel West bedroeg in 2015 ongeveer 3900 inwoners; dat
is 4% van de Leuvenaars. West bleek de voorbije 15 jaar de zwakste groeier van alle stadsdelen. De
inwonersdichtheid per km2 woongebied was in West anno 2000 al de laagste van alle stadsdelen en
nam maar heel lichtjes toe. De kloof met andere stadsdelen werd daarmee nog groter.
Deze inwoners vormden in 2015 samen bijna 1769 huishoudens (ingeschreven gezinshoofden of
alleenstaanden); 3,7% van de Leuvense huishoudens. De huishoudens in het westelijk stadsdeel zijn
daarmee groter dan gemiddeld in Leuven: 2,25 leden per huishouden in West (tegenover 2,05 in het
gemiddelde Leuvense huishouden). Sinds 2000 is de gemiddelde huishoudensgrootte systematisch
gedaald.
In West is een lichte stijging vast te stellen bij de 18-29 jarigen, een lichte daling bij de 30-35 jarigen,
een grotere daling bij de 36-49 jarigen en een in verhouding grote stijging bij de groep 50-64jarigen
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
21
en 65+. De vergrijzing is in West dan ook opvallend. Dit kunnen we wellicht (deels?) verklaren door
het nieuwe seniorenproject ‘De Wingerd’ aan Kareelveld.
Op vlak van nationaliteiten is het aandeel voor West in de laatste 15 jaar maar beperkt gestegen in
vergelijking met de andere stadsdelen. In het algemeen kan gesteld worden dat West samen met
Noord het minst groot aandeel mensen met een andere nationaliteit telt.
 Woningbestand
Oostelijk Heuvellandschap: Vooral grote woningen
De bevolkingsevolutie is natuurlijk nauw verbonden met de evolutie van het woningbestand. Van het
woningbestand zijn gegevens over een periode van 10 jaar, 2003 tot en met 2012, geanalyseerd.
Ongeveer 17,5% van de Leuvense woningen stond in 2012 in Kessel-Lo en Kesseldal. Tegelijk woont
25,6% van de Leuvense huishoudens hier. De reden is, dat hier maar weinig woningen zijn zonder
gedomicilieerden (14%, terwijl in de hele stad 42% van de woningen geen inschrijving had en meestal
in gebruik is als studentenverblijf of ander tijdelijk gebruik). Enkel stadsdeel Noord kende in 2012 nog
minder woningen zonder inschrijving.
We vinden in oost voornamelijk grondgebonden eengezinswoningen (68% van de woonentiteiten).
De helft daarvan zijn rijwoningen, de andere vrijstaand of driegevelwoning. Daarnaast is er ook een
flink aandeel appartementen: 29% van de woonentiteiten, wat een ietsje hoger ligt dan het Leuvense
gemiddelde van 26%. Heel kleine woningen als studio’s en kamers zijn er echter nauwelijks.
De vergunningverlening in de voorbije jaren heeft deze specifieke eigenschap van het woningbestand
in Kessel-Lo en Kesseldal nog versterkt. In de periode 2003-2012 werden hier per jaar gemiddeld 124
bijkomende woonentiteiten vergund in dit stadsdeel (vergelijk: 690 per jaar voor de hele stad). Dat
waren relatief veel grondgebonden eengezinswoningen: ruim 50 per jaar. Maar liefst 45% van alle
nieuwe grondgebonden eengezinswoningen in de stad, kwamen in stadsdeel oost terecht!
Woonontwikkelingsprojecten als Centrale Werkplaatsen, Vlierbeekveld, Grensstraat, Bareelweg,
Coosemansstraat – Nollekensstraat, Lievenslaan,… hebben hier zeker een grote bijdrage in geleverd.
Ook werden verspreid over het stadsdeel, onbebouwde percelen ingevuld, of werd verspreide
bebouwing vervangen door meer compacte vormen van grondgebonden wonen.
Daarnaast groeide ook het aantal appartementen flink, met jaarlijks gemiddeld 72 entiteiten. Ook
deze vinden we terug in die grote ontwikkelingsprojecten, en in de laatste projecten te Kesseldal. In
vergelijking met de hele stad – er kwamen in heel Leuven gemiddeld 268 appartementen bij per jaar
- is dit echter een minder opvallende groei. De kamers en studio’s zijn in Kessel-Lo en Kesseldal
nauwelijks toegenomen.
Westelijk Heuvellandschap: Vooral grondgebonden woningen en appartementen.
In West zijn 64.8% van alle woonentiteiten grondgebonden woningen. Het aandeel appartementen
bedraagt 28.31%. en is bijna volledig toe te schrijven aan de appartementenconcentratie Schorenshof
en De Wingerd. Het aandeel studio’s en kamers is eerder klein te noemen. De figuur over de
woningtypes toont de grondgebonden woningen in blauw, (gelijkvloerse) appartementen in oranje
en (gelijkvloerse) kamers/studio’s in donkere kleur, zoals geregistreerd in 2015. ‘
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
22
4 Visie en concepten voor het Heuvellandschap
4.1 Een sterk landschaps- en erfgoedbeleid
4.1.1
De beekvalleien beleefbaar en toegankelijk maken
De structuur van getuigenheuvels met tussengelegen beekvalleien, zorgt ervoor dat ‘blauwgroene’
vingers het Oostelijk Heuvellandschap diep binnendringen. Deze blauwgroene vingers nemen niet
enkel belangrijke taken op in het ecologisch netwerk en de klimaatadaptatie. Ze maken van het
Oostelijk Heuvellandschap ook een aangename woon- en werkomgeving. Ze zorgen er voor dat de
geomorfologie en de historische structuur van het stadsdeel afleesbaar wordt. De beekvalleien zijn,
door hun reliëf, bovendien geschikte dragers voor langzaamverkeer-verbindingen. Via de aanleg van
paden langsheen de beken en dwars over de valleien, worden de valleien beter beleefbaar gemaakt
en ontstaan er veilige gescheiden routes voor fietsers en voetgangers.
Het beleid zal er daarom op gericht worden om de valleien waar mogelijk te vrijwaren van bebouwing,
in te zetten voor de openruimtefuncties, de zichten op de valleien te verbeteren en waar mogelijk de
valleien uit te rusten met paden voor langzaam verkeer om ze toegankelijk te maken.
Landbouw, waterberging en natuurontwikkeling worden in deze blauwgroene vingers ondersteund.
Ze worden gecombineerd met zachte recreatie. De Molenbeek-Abdijbeekvallei fungeert reeds als
goed publiek toegankelijke groene vallei en drager van recreatie en gemeenschapsvoorzieningen.
Belangrijke aandachtsgebieden zijn echter de zijbeekjes en waterafstromingsgebieden naar de
Molenbeek-Abdijbeek. Met de beleefbaarheid van de Lemingbeekvallei is het niet zo goed gesteld;
de beek is nauwelijks zichtbaar, laat staan dat er sprake is van een toegankelijke beekvallei. Ook de
Molenbeek-Bierbeek is op dit moment nog maar heel beperkt uitgebouwd als een goed toegankelijke
en beleefbare beekvallei. Ze heeft nochtans de potentie om als blauwgroene vinger en als drager van
langzaamverkeerroute te fungeren van aan de Naamsepoort tot in de openruimtegebieden van
Bierbeek.
In de Vaartzone dient eveneens specifieke aandacht gegeven aan de kwaliteiten van het valleigebied,
ook al heerst er een sterke ontwikkelingsdruk voor allerhande vormen van bedrijvigheid. Focus ligt er
voornamelijk op het landschappelijk-ecologisch opwaarderen van oeverzones, en de realisatie van
fysieke en visuele (zowel langse als dwarse) verbindingen in een blauwgroen netwerk.
Deze uitdagingen worden in de deelruimten verder uitgewerkt.
4.1.2
De groene getuigenheuvels intact houden en beter toegankelijk maken
Gezien de beeldbepalende waarde van de groene heuvelflanken voor heel het Oostelijk
Heuvellandschap, en gezien het historische belang van deze getuigenheuvels, zal het beleid er
blijvend op gericht zijn om het groene karakter ervan te bewaren.
De openruimtegebieden op de getuigenheuvels, die reeds lang van verstedelijking gevrijwaard
worden, blijven de nodige bescherming genieten. In deze gebieden moeten natuurontwikkeling, bos,
landbouw en zachte recreatie volop kansen krijgen.
Het beleid voor die delen van de plateautoppen en groene heuvelflanken die reeds een ‘stedelijke’
bestemming hebben (wonen, gemeenschapsvoorzieningen,…), zal verstrengd moeten worden. Dit,
om verdichting van de bebouwing, toename van de verhardingen en ontbossing te verhinderen. Ook
moeten schaalbreuken in de bebouwing die het uitzicht van de flanken en de heuvelruggen zouden
aantasten, vermeden worden. Door het RUP voor de woonfragmenten, werd al een eerste rem gezet
op de mogelijke verdichting in een aantal woonlinten aan de voet van en op de heuvelruggen.
Mogelijke verdere verdichting en opsplitsing van kavels in deze gebieden blijft echter een
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
23
aandachtspunt. Bijkomende instrumenten worden ontwikkeld om bijkomende bebouwing en
ontbossing van de groene flanken tegen te gaan.
Naast het uitzicht van deze groene heuvelflanken, is ook de beleefbaarheid en dus toegankelijkheid
van deze gebieden belangrijk. Bovendien kunnen de getuigenheuvels beter beleefbaar gemaakt
worden door de groene ruimten beter te verbinden met bestaande, maar geïsoleerd gelegen, groene
plekken in de woonkernen. Ook zijn er tal van mogelijkheden om de getuigenheuvels met de groene
beekvalleien te verbinden. Zo worden de blauwgroene vingers maximaal uitgebouwd en dringen ze
zo diep mogelijk de woonkernen binnen. In het Oostelijk Heuvellandschap lijken vooral de potenties
van de Predikherenberg nog onvoldoende benut. In de bespreking van de deelruimten wordt deze
uitdaging grondiger behandeld.
In het Westelijk Heuvellandschap komen een aantal landschappelijk structurerende
openruimtegebieden voor. Ze zijn -dankzij hun ligging op heuvelflanken of in het geval van de Vaart
- zeer waarneembaar vanuit de omgeving.
Het reliëf bepaalt in sterke mate de manier waarop het Westelijke Heuvellandschap wordt ervaren
vanuit de omgeving en omgekeerd. Typisch voorbeeld hiervan zijn de gevarieerde zichten vanaf de
E314, vanaf de Zwanenberg en Gasthuisberg. Nieuwe ontwikkelingen moeten met dit landschappelijk
gegeven rekening houden: de heuvels worden niet langer aanzien als een te overwinnen hinderpaal,
maar als een aanknopingspunt voor de ontwikkelingswijze. Dit impliceert bvb. dat bij een
toekomstige uitbreiding van Gasthuisberg (buiten de “ring” waarbinnen het masterplan een
verdichting voorziet) een ontwikkelingsmodel moet worden gehanteerd dat het vrijwaren van de
groene heuvelflanken vooropstelt.
De groene vingers Roeselbergdal-Omgeving Bellefroid, Kareelveld-Mollekensberg en ZwanenbergVogelzang–Termunckveld maken deel uit van bovenlokale groenstructuren. Hoewel de E314 een
harde infrastructuur vormt, zijn er om vanuit de aanliggende woonwijken betere of nieuwe
verbindingen naar deze openruimtegebieden te maken.
4.1.3
Zorg voor het onroerend erfgoed
De stad voert een beleid om de belangrijkste erfgoedclusters te behouden en de beleefbaarheid ervan
te versterken. Deze clusters zijn:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
De getuigenheuvels;
Het religieuze erfgoed;
De agrarisch cluster: abdijen, hoeves, kapel;
Cluster pre-industriële nijverheid: zavelputten, ovens, woningen in kareel- of tichelsteen en
molens ;
Industrieel
Centrale werkplaatsen en de site van de buurtspoorwegen aan de Diestsesteenweg in Kessel-Lo;
Het Vaartlandschap
Kastelen en villa’s uit de 19e eeuw; Bleydenberg …
Sociale woningbouw en arbeidersstraatjes : wijken Bourgeois, wijk Steynen, Pasteurwijk,
Ouderenvreugd …;
Wederopbouwcluster;
Modernisme, voornamelijk aan de Diestsesteenweg, Tiensesteenweg, en omgeving Koning
Albertlaan.
Verspreid erfgoed.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
24
Belangrijke bemerking hierbij is dat de inventarisatie van het onroerend erfgoed, voor de stadsdelen
Oost, West en Vaartzone nog niet gebeurde. Na de inventarisatie worden deze clusters nog
gecorrigeerd en aangevuld.
Het beleid voor deze clusters wordt verder uitgewerkt in de instrumenten die voor het onroerend
erfgoedbeleid zullen worden opgemaakt, zoals RUP’s en verordeningen. Bij de uitwerking van
stedelijke (her)ontwikkelingsprojecten in de omgeving van dit onroerend erfgoed, wordt de
erfgoedwaarde gerespecteerd.
4.1.4
Compacte kernen met een duidelijke centrumstructuur tussen de heuvelflanken en
de valleien
Tussen de blauwgroene vingers liggen compacte, kwalitatieve kernen waar wonen, werken en
centrumfuncties worden ondersteund.
De centrumstructuur in deze kernen is opgehangen aan een aantal duidelijke ‘dragers’. We bespreken
hier enkele heel grote lijnen. In de beleidskeuzes voor de deelruimten gaan we hier dieper op in.
-
-
-
-
De Tiensesteenweg – Oudebaan vormen de dragers voor de woonkern van Korbeek-Lo.
De woonkern Kessel-Lo is opgehangen aan Tiensesteenweg, de MartelarenlaanDiestsesteenweg, en de as Platte-Lostraat – Vranckxpad.
De Tiensesteenweg heeft een belangrijke centrumfunctie voor de woonkernen van Korbeek-Lo
en Kessel-Lo. Ze heeft echter niet over de hele lengte eenzelfde karakter. Langsheen de steenweg
komen afwisselend zones met centrumfuncties en eerder residentiële zones voor.
Centraal in Kessel-Lo vormen de as Koning Albertlaan – Platte-Lostraat en haar parallelle
verbinding Jan Vranckxpad, dragers van centrumstructuur. Aan deze as zijn voornamelijk zeer
lokale voorzieningen (lokale handel, kleinschalige gemeenschapsvoorzieningen) en
recreatiepolen gekoppeld.
De ‘Kop van Kessel-Lo’ aan de Martelarenlaan, de omgeving van het De Becker-Remyplein en een
aantal clusters van voorzieningen verderop de Diestsesteenweg vormen het centrum van het
noordelijk gedeelte van de woonkern Kessel-Lo. De Gemeentestraat vormt aanvullend een drager
voor voorzieningen van lokale aard.
De woonkern Kesseldal hangt op aan de Eenmeilaan. Centraal in deze woonkern vinden we een
zeer lokaal voorzieningencentrum aan de Wilselsesteenweg.
Kessel-Lo kent slechts twee bedrijventerreinen. Het spoorwegplateau, opgehangen aan het
Vuntcomplex, zal in de toekomst ontwikkeld worden als bedrijvenzone. Aan de Diestsesteenweg, in
de zone tussen steenweg en Zavelstraat ligt een bedrijvenfragment waarvan de uitbreiding niet
gewenst is.
In de blauwgroene vingers tussen deze woonkernen, zijn eveneens belangrijke centrumfuncties
gevestigd. Deze zijn van recreatieve aard of hebben een laagdynamisch karakter die de groene
omgeving ondersteunt: provinciaal domein, abdij van Vlierbeek, speelbossen op de bergen.
Op stadsniveau zijn de groene vingers in het westelijk stadsdeel belangrijk om het idee van een
“lobbenstad” te kunnen waarmaken: de groene vingers verdelen het weefsel in herkenbare
deelgebieden en “brengen zuurstof” tot in de kern van de stad. De verschillende kernen in het
Westelijk Heuvellandschap liggen allemaal vlakbij één of meerdere grote (blauw)groen ruimte en
ontlenen hieraan kwaliteit.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
25
4.1.5
Grote schaal toepassen op de geëigende locaties
De stedelijke structuur wordt leesbaar gemaakt door de vormgeving van het stedelijk landschap.
Bakens accentueren de belangrijkste scharnierpunten in de stedelijke structuur. Grootschalige
gebouwen benadrukken de belangrijkste assen en centrale plekken in de stad. Hierbij wordt echter
telkens rekening gehouden met de aanwezige erfgoedwaarden en al aanwezige beeldbepalende
gebouwen, wijken, zichten,…
Gebouwen met een grotere schaal dan courant aanwezig in de omgeving, kunnen dus niet overal. Ze
beïnvloeden het stedelijk landschap en brengen (soms) een toename van stedelijk programma met
zich mee. Noch de stad, noch de regio, hebben nood aan een sterke groei van de ruimte voor wonen.
Daarom beperkt nieuwe grootschalige bebouwing zich tot enkele zinvolle scharnieren en
voorzieningenclusters, steeds met respect voor de erfgoedwaarden. De zones waar grotere schaal op
haar plaats lijkt, zijn;
-
Scharnier van Tiensesteenweg met park Belle Vue;
Omgeving station Leuven;
Geselecteerde voorzieningenclusters langsheen de Diestsesteenweg, voor zover
combineerbaar met het erfgoed;
Een aantal zones binnen het spoorwegplateau;
In beperktere mate: op de as Jan Vranckxpad ter hoogte van de scharnier met De
Jonghestraat.
Gasthuisberg;
De Vaartzone.
De visie voor deze sites wordt in de deelruimten besproken.
4.2 De openruimtefuncties plaats geven en de structuren versterken
In het Oostelijk Heuvellandschap komen de openruimtegebieden sterk overeen met de beekvalleien
en de getuigenheuvels. Hier en daar zijn ook aan de voet van de getuigenheuvels nog enkele
openruimte- of groene kamers behouden, zoals omgeving Wimmershof, omgeving Rozenweg,
enkele omgevingen aan de Tiensesteenweg. Deze vormen samen groene vingers die ver het
verstedelijkte weefsel binnen dringen.
Ook het Jan Vranckxpad, inclusief de nog niet gerealiseerde delen, vormt een groene corridor van
Park Belle Vue tot Diestsesteenweg. Daarnaast zijn er nog een aantal meer geïsoleerd gelegen
parken, van wijkniveau tot heel buurtgericht, die de structuur van de open en groene ruimte
aanvullen.
De grote blauwgroene vingers in het Westelijk Heuvellandschap maken deel uit van een belangrijke
natuurlijk-ecologische noord-zuidstructuur die de vallei van IJse en Laan en de Waalse leemplateaus
verbinden met het Hageland (opgenomen in het provinciaal structuurplan). De Dijlevallei en E314
(hoewel vaak een barrière in de open ruimte) spelen hierbij een rol als verbindende corridor. Voor de
Dijlevallei is dit een vrij evident gegeven. Voor de E314 is dit een verantwoording om de
openruimtegebieden aan weerszijden van de E314 –zoals Vogelzang, Kareelveld, Roeselbergdalopen te houden.
4.2.1
Een netwerk van groene ruimten als ecologisch en recreatief netwerk
Deze groene vingers en de meer geïsoleerde groengebieden worden in een netwerk geplaatst aan de
hand van groen ingerichte (recreatieve) verbindingen. De groene vingers van de getuigenheuvels
worden beter verbonden met de blauwgroene beekvalleien. Op die manier wordt een sterker
ecologisch netwerk gevormd, dat tegelijk een belangrijke recreatieve functie opneemt.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
26
-
-
de verbinding tussen Molenbeekvallei en Predikherenberg en het inschakelen van de
groengebieden rond de Tiensesteenweg.
het Jan Vranckxpad kan nog sterker uitgebouwd worden als dragende groenstructuur voor
Kessel-Lo.
De open ruimte die van Roeselbergdal doorloopt richting Vijvers van Bellefroid/Langeveld;
De open ruimte die van Kareelveld doorloopt richting Mollekensberg;
De open ruimte van de Zwanenberg, die zich doorzet tot tegen Gasthuisberg;
De vallei van Voer en Dijle, inclusief de Vaartzone in het noordwestelijk deel van Leuven
Verbindende groene elementen op niveau van het stadsdeel zijn:
De groene ruimte langs de singels die de groene vingers van het heuvellandschap onderling
verbindt en ook voor de verbinding zorgt met groene ruimtes uit andere stadsdelen;
De zones onmiddellijk ten oosten en westen van Gasthuisberg die samen met het
Lemmenspark en de zone ten noorden van de Brusselsesteenweg vlak buiten de ring de
verbinding vormen tussen Zwanenberg en Kareelveld.
De steilrand tussen Wilsele-Dorp en de Vaartzone, die de Keizersberg verbinden met de open
ruimte van de Noordelijke Laagvlakte;
De zone rond het Bijbelinstituut-Oude Nijvelsebaan die samen met Termunckveld de
verbinding vormt tussen de Zwanenberg/vogelzang en de Voer- en Dijlevallei;
De Vaart en de E314 die dankzij haar groene bermen een ecologische corridor vormt.
Naast deze grote groengebieden is het kleinschaligere groen uiteraard ook van belang, voornamelijk
om de kwaliteit van de woonwijken in dit gebied te verbeteren. Voor elk deelgebied werd een
onderzoek gedaan naar potentiële uitbreidingen van het aanbod aan publiek groen in de
woonomgeving (zie bespreking deelruimten).
In de deelruimten worden de doelstellingen verder gedetailleerd.
4.2.2
Ruimte voor waterbeheersing
De bestaande groene ruimte in de beekvalleien en op plaatsen die gevoelig zijn voor afstroming,
wordt behouden. In deze ruimten wordt gewerkt aan verbeterde waterberging. Hetzelfde geldt voor
de ruimten aan de voet van de getuigenheuvels, waar het afstromingswater via het rioleringsnet niet
voldoende kan worden opgevangen. Eventuele stedelijke herontwikkelingprojecten worden ingezet
om de lokale waterberging te verbeteren. Het structuurplan somt de projectsites hiervoor niet op.
Deze worden aangeduid in uitvoering van het structuurplan, bij voorbeeld in het geïntegreerde
hemelwaterplan.
In het Oostelijk Heuvellandschap komen wel een aantal evidente plaatsen naar voor waar verbeterde
waterberging wellicht moet worden geïntegreerd: aan de voet van de Kesselberg in de
Lemingbeekvallei (omgeving Op de Vliet), in de omgeving van de Vlukken en de uitlopers van de
Springelbeek, aan de voet van de Trolieberg (omgeving Koetsweg), aan de voet van de
Predikherenberg.
Ook deze doelstelling wordt gediend door de keuze om de valleien en getuigenheuvels te vrijwaren
van verdere bebouwing en verharding.
4.2.3
Kleinschalige landbouw, zowel professioneel als recreatief
Naast natuurontwikkeling en waterbeheersing en zachte recreatie (in de vorm van wandel- en
fietspaden, speelgroen,…), herbergen deze blauwgroene vingers andere functies die essentieel zijn
voor een goed stedelijk functioneren. Lokale landbouw is een functie die zowel professionele als
eerder recreatieve doeleinden dient. Ook ander openruimtegebruik, zoals het houden van dieren, zit
op de wip tussen deze functies. Zowel de professionele als de eerder recreatieve landbouw, krijgt
blijvend een plaats in de groene vingers.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
27
4.3 Bewust omgaan met groei van stedelijke functies
4.3.1
Kwaliteit van het bestaande (woon-)weefsel gaat voor op groei van het
woningbestand
In de bestaande woonkernen van Korbeek-Lo, Kessel-Lo en Kesseldal wordt sterk ingezet op behoud
en verbetering van woonkwaliteit.
Deze woonkernen zijn duidelijk aanlokkelijk voor verschillende bevolkingsgroepen en vertonen een
mooie mix aan woningtypes en huishoudens. Stadsdeel Oost heeft een redelijke bevolkingsdichtheid
en ving de voorbije 15 jaren al flink wat van de Leuvense bevolkingsgroei op. Dit blijkt nog steeds
interessant te zijn voor allerlei bevolkingsgroepen, vooral ook de grotere gezinnen. Het lijkt er dus op
dat de woonkwaliteit er hoog is, ondanks de hoge dichtheid en sterke groei.
Woonverdichting zou in het Oostelijk Heuvellandschap op heel wat plekken theoretisch mogelijk
kunnen zijn. Grote delen van het woongebied in stadsdeel Oost zouden in theorie in aanmerking
komen voor verdichting; goed en duurzaam bereikbaar, een mooi voorzieningenaanbod,…
Bovendien heeft stadsdeel Oost een erg evenwichtig woningbestand met nog steeds een overwicht
van de grondgebonden woningen. De woningdichtheid is behoorlijk, maar nog ver onder die van de
binnenstad. Via de reeds geplande ontwikkelingsprojecten komen er in de volgende jaren slechts
beperkte aantallen huishoudens bij. En Oost heeft nauwelijks een aanbod aan kleine woonentiteiten.
Een verdichting, met b.v. naar wat meer kleine woningen op de juiste plekken, zou best verdragen
kunnen worden zonder de leefbaarheid in het gedrang te brengen.
Toch gaan we voorzichtig om met dit vraagstuk. De woonbehoefte op stadsniveau is niet zodanig
groot dat woonverdichting een streefdoel op zich moet zijn. In tegendeel; de woonontwikkeling in
het gewone bestaande weefsel mag gerust een eind afgeremd worden zonder dat we hierdoor de
bevolkingsgroei afwentelen op de regio. Daarom beperken we woonverdichting bewust tot projecten
die tegelijk ook andere maatschappelijke meerwaarde creëren. We voeren een stringent en eerder
behoudend beleid in hoogkwalitatieve wijken. We combineren dit met de aanduiding van een aantal
(types) verdichtingsprojecten die wel gewenst zijn. Dit moet de aandacht van de private
ontwikkelingssector focussen op een aantal heel specifieke plekken waar de bestaande kwaliteit laag
is, of waar verdichting een hefboom kan zijn voor heel specifieke doelstellingen van algemeen belang.
Verdichting in woongebied is in het Westelijk Heuvellandschap niet wenselijk. Wilsele-Dorp is moeilijk
ontsluitbaar en beschikt niet over een uitgebreid voorzieningenaanbod. Het bestaande aanbod aan
gezinswoningen wordt best gevrijwaard van opdelingen.
4.3.2
Transformatiezones: herontwikkeling en eventuele verdichting voor betere
kwaliteit
Een aantal bouwblokken in de oostelijke woonkernen hebben momenteel geen erg hoge
omgevingskwaliteit. De woon- en landschappelijke kwaliteit is er redelijk beperkt, zonder dat er
sprake is van specifieke waarden die moeten behouden blijven, zoals b.v. erfgoedwaarden. Ze liggen
op de plaatsen die in theorie voor verdichting in aanmerking kunnen komen. Dergelijke omgevingen
benoemen we als ‘transformatiezones’. Een grondige herstructurering van dergelijke bouwblokjes is
aangewezen, op een manier die de woonkwaliteit verbetert en beter aanpast aan de lokale condities,
die de landschapskwaliteit verhoogt en die lokale knelpunten oplost (zoals verbeterde verbindingen,
infrastructuuraanpassingen,…). Verdichting van het wonen en andere functies mag hiervoor als
hefboom ingezet worden.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
28
Deze ‘transformatiezones’ zijn voor het Oostelijk Heuvellandschap nog niet allemaal in kaart
gebracht. Een van de redenen daarvoor is dat de erfgoedwaarden in dit stadsdeel nog niet
geïnventariseerd zijn. De analyse moet in uitvoering van het RSL2 nog verder op punt worden gesteld.
Ze zal dan doorvertaald worden in de geëigende uitvoeringsinstrumenten, zoals de algemene
ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de woonkernen.
In de gebiedsgerichte beleidsuitspraken voor de deelruimten hieronder, worden wel al voorbeelden
uitgewerkt. Als transformatiegebieden zullen, onder voorbehoud omwille van het nog te voeren
onderzoek naar erfgoedwaarden, onder meer de volgende gebiedjes worden aangeduid:
- Omgeving Oudebaan ter hoogte van de Meerdaalboslaan;
- Omgeving Ijzerenwegstraat;
- Bouwblok tussen Diestsestraat, Lindensestraat en Patroonschapsstraat;
- Diestsesteenweg van Heidebergstraat tot hoogspanningsstation Elia.
Ook voor het westelijk heuvellandschap is verdichting niet aan de orde, kwaliteitsverbetering van de
bestaande woonzones des te meer. Hiertoe worden een aantal “transformatiezones” gedefinieerd
alsook andere ingrepen, die besproken worden bij de deelruimtes.
4.3.3
(Woon)verdichting (enkel) als hefboom voor sterkere structuren
In andere onderdelen van de woonkern zijn er doelstellingen van algemeen belang die eventueel via
private verdichtingsprojectjes kunnen worden gerealiseerd. Deze doelstellingen kunnen b.v. bestaan
uit het vervolledigen van de groenstructuur, het vervolledigen van het netwerk van verbindingen voor
langzaam verkeer, het realiseren van een belangrijk landschappelijk doorzicht,… Ze volgen uit de
uitspraken in de thematische beleidskaders en hebben als doelstelling om de verschillende
deelstructuren (mobiliteit, landschap, blauwgroen,…) te versterken. De selectie van doelstellingen,
en bijbehorende sites, gebeurt dan ook door de lokale overheid.
De sites worden niet in het structuurplan geselecteerd. De beoordeling gebeurt op basis van kaders
die in uitvoering van het ruimtelijk structuurplan worden opgemaakt, zoals de algemene RUP’s voor
de woonkernen, het fietsroutenetwerk in het kader van het fietsbeleidsplan, de groenplannen voor
de woonkernen,…
Er worden enkele voorbeelden gegeven in de beleidsopties voor de deelruimten, hieronder.
4.3.4
Vroeger geselecteerde woonontwikkelingsprojecten afwerken volgens plan
In de uitvoering van het eerste ruimtelijk structuurplan uit 2004 werden een aantal
woonontwikkelingsprojecten voorbereid; op Vlierbeekveld, rond de Genadeweg, Bareelweg, P.
Lievenslaan, Coosemansstraat-Nollekensstraat, Kop van Kessel-Lo . Voor de meest hiervan zijn
momenteel ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt of (verkavelings-)vergunningen afgeleverd.
Deze woonontwikkelingsprojecten worden gewoon afgewerkt volgens plan. Daar waar nog geen
concrete vergunningen zijn afgeleverd, wordt bekeken of de oude plannen licht kunnen worden
bijgeschaafd vanuit de hier geformuleerde doelstellingen voor het Oostelijk Heuvellandschap.
In het Westelijk Heuvellandschap worden er geen woonontwikkelingsgebieden geselecteerd. De
ontwikkelingsgebieden uit het eerste structuurplan van 2004 worden, op de reeds gerealiseerde
woonontwikkelingsgebieden in 2016 na, “geheroriënteerd” en zullen ingezet worden om ruimte te
bieden aan “andere functies”.
Deze keuze heeft te maken met verschillende elementen:
- Uit de woon- en bevolkingsstudies blijkt dat de verwachte bevolkingsgroei makkelijk kan
opgevangen worden in reeds geplande zones en het bestaand weefsel. Het aansnijden van
“greenfields” is daarom niet aan de orde
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
29
- Verder weten we ook dat er met een groeiende bevolking ook meer behoefte is aan ruimte voor
allerhande voorzieningen: scholen, sport en recreatie, cultuur, …. en dat het bestaande aanbod aan
voorzieningen nu al onder druk staat (en in woonzone vaak vervangen wordt door -meer rendabelewoonontwikkeling). Om de woonkwaliteit van de stad als geheel op peil te houden is het dus zaak om
ruimtes te reserveren voor voorzieningen.
- Het woonontwikkelingsgebied Roeselbergdal wordt opgegeven omdat Wilsele-Dorp een moeilijk
ontsloten woongebied is, met moeilijke verbindingen met de binnenstad (omwille van hoogteverschil
en het soms smalle gabariet van de wegenis). Wilsele-Dorp blijkt door de “geïsoleerde” ligging op de
berg onvoldoende kritische massa te hebben voor een goed uitgebouwd lokaal
voorzieningencentrum en is dus aangewezen op andere kernen. Bovendien ligt een groot deel van
Roeselbergdal op gelijke hoogte of lager dan de autostrade, wat de woonkwaliteit in deze zone zeker
sterk nadelig beïnvloedt. Roeselbergdal speelt bovendien een rol in de ecologische corridor langs de
E314 (zie hier boven). Roeselbergdal wordt ingezet om de kwaliteit van Wilsele-Dorp te verhogen
door het als open ruimte te bewaren en er (beperkte) recreatieve voorzieningen en bewonersparkeren
in te richten.
4.3.5
Groei van tewerkstelling op het spoorwegplateau en in delen van de woonkernen
In het oostelijk heuvellandschap kan de tewerkstelling nog groeien op plaatsen die duurzaam
ontsloten zijn.
Het spoorwegplateau leent zich, door haar ligging dicht bij het Leuvense station, op de
hoofdstructuur fiets en aan het Vuntcomplex, uitstekend voor een personen-intensieve
tewerkstelling. De ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein van dit type wordt hier nagestreefd,
in combinatie met een versterking van de blauwgroene structuur (Blauwputbeek-Lemingbeek) en de
landschapsstructuur. De stad opteert echter niet voor een verdere uitbreiding van de bedrijvenzone
aan de Diestsesteenweg op de grens met Linden, om redenen van landschap en gevoelige
blauwgroene structuur. Een verdichting van de tewerkstelling op de rest van het bedrijventerrein is
echter zeker niet uitgesloten. In de deelruimten wordt dit verder uitgediept.
Tewerkstelling wordt in de goed ontsloten delen van de woonkernen ondersteund en gestimuleerd,
voor zover deze combineerbaar is met het wonen.
4.3.6
Ontwikkelingspotenties
specifieke assen
voor
gemeenschapsvoorzieningen
op
een
aantal
Terwijl bijkomende ruimte voor wonen op stadsniveau niet de grote uitdaging vormt, heeft de stad
wel degelijk nood aan een aantal locaties waar de voorzieningenstructuur verder kan worden
uitgebouwd. Omdat de binnenstad moeilijk nog verdicht kan worden en bovendien last heeft van
congestie door autoverkeer en openbaar vervoer, zoeken we geschikte plekken in de andere
stadsdelen die voor dergelijke groei in aanmerking kunnen komen. Grote projecten voor
verstedelijking en verdichting in het Oostelijk Heuvellandschap, zullen daarom voornamelijk de groei
van het aanbod aan gemeenschapsvoorzieningen beogen. Dit kan eventueel gecombineerd worden
met lucratiever programma’s zoals woonprojecten, maar enkel bij wijze van hefboom voor
samenwerking met private grondeigenaars.
De manier waarop de clusters voor stedelijke voorzieningen worden geselecteerd, is beschreven in
het thematische beleidskader ‘voorzieningen’. Ook wordt hier het beleid geformuleerd rond
efficiënte benutting en beheer van de ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen. In dit beleidskader
wordt het onderscheid gemaakt tussen:
-
voorzieningenclusters voor sport en spel met een niet te zwaar mobiliteitsprofiel; deze worden
ingezet als ‘poorten’ naar het groenblauwe netwerk, op het raakvlak met de woonkernen;
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
30
-
-
voorzieningenclusters met zwaar mobiliteitsprofiel, in te planten op vlot en duurzaam bereikbare
plaatsen (fiets, openbaar vervoer en auto), gelegen in de woonkernen en aansluitend bij
bestaande dagelijkse voorzieningen;
voorzieningenclusters van zeer lokale aard, gelegen in de woonkernen en bij voorkeur aansluitend
bij bestaande dagelijkse voorzieningen.
Vanuit deze principes, kunnen we voor het Oostelijk Heuvellandschap enkele geschikte toekomstige
groeizones aanduiden.
Op de scharnierpunten van het spoorwegplateau met haar omgeving (woonkern Kessel-Lo, overgang
naar provinciaal domein), vullen we het economisch en transportprogramma aan met
gemeenschapsvoorzieningen. Die zorgen ervoor dat een wisselwerking met de omgeving kan
ontstaan.
Op de as van de Diestsesteenweg, waar hoogfrequent openbaar vervoer wordt aangeboden, waar
goede fietsbereikbaarheid gegarandeerd is (o.m. via het afgewerkte Vrancxpad) en waar de
dagelijkse voorzieningen goed vertegenwoordigd zijn, worden een aantal groeipolen aangeduid voor
gemengde stedelijke projecten met een redelijk zwaar mobiliteitsprofiel.
Het Jan Vranckxpad en de Platte-Lostraat vormen samen de ruggengraat van de woonkern KesselLo. Ze worden verder uitgebouwd tot sterke groenstructuur en drager van publieke ruimte en
recreatieve gemeenschapsvoorzieningen. Ook kunnen zeer lokaal werkende dagelijkse
voorzieningen op deze as worden geënt.
Langs de Tiensesteenweg is weinig groeipotentie beschikbaar. Op de scharnier spoorweg-steenweg
ter hoogte van Tivoli, wordt een landmark voorzien (die anno 2016 reeds in aanbouw is). De scharnier
steenweg-Meerdaalboslaan wordt niet als groeiruimte voor grootschalige functies beschouwd;
voornamelijk omwille van de landschappelijke gevoeligheid en het erfgoed. Wel wordt een beperkte
cluster behouden ter bediening van Korbeek-Lo en als onderdeel van de recreatieve verbindingen
Molenbeek-Predikherenberg.
Deze doelstellingen worden in de deelruimten verder uitgewerkt.
In het westelijk heuvellandschap bevinden zich reeds een aantal clusters op stadsniveau, die een rol
spelen in de economische structuur, de centrum- en voorzieningenstructuur.
Gasthuisberg is een belangrijke cluster voor onderwijs en zorg, met ondersteunende functies. De
ontwikkeling van Gasthuisberg wordt geregeld door een masterplan dat uitgaat van een sterke
verdichting binnen een ontsluitingsring, die aantakt op de E314 en de singels. Voor de lange termijn
zijn er uitbreidingsmogelijkheden op Vogelzang (het huidige woonuitbreidingsgebied, niet het
openruimtegebied) en richting Brusselsesteenweg (zone voor openbaar nut). Omdat Vogelzang en
de zone aan de Brusselsesteenweg belangrijk zijn als ecologische verbinding tussen de Zwanenberg
en Kareelveld en omwille van de landschappelijke kwaliteit van deze zone, wordt een model
vooropgesteld waarbij het landschap kan doorlopen en (grootschalige) gebouwen zodanig worden
ingeplant dat het heuvellandschap leesbaar blijft (i.p.v. een quasi ononderbroken bebouwing, zoals
het bestaande complex). Bij de ontwikkeling van Gasthuisberg moet er over gewaakt worden dat de
voorziene “stedelijke functies” gericht zijn op het functioneren van het ziekenhuis en geen
handelsconcentratie vormt die concurreert met het kernwinkelgebied.
In de Vaartzone is het doel om de lokale bedrijvigheid te versterken en om ook mogelijkheden te
scheppen voor kleinschalige voorzieningen en recreatieve functies ter ondersteuning van het
stedelijke karakter. Onder kleinschalige voorzieningen en recreatieve functies wordt verstaan
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
31
ruimten voor workshops, sportbeoefening, cultuur, verenigingsleven, versterking trajecten voor
zacht verkeer, e.d. Hiermee wordt de multifunctionaliteit van het gebied versterkt. Dat zal bijdragen
aan een positieve dynamiek en wisselwerking met de economische functies in het gebied.
Het complex van KBC aan de Brusselsesteenweg/E314 wordt opnieuw geselecteerd als
bedrijvenfragment, omwille van de geïsoleerde ligging, de moeilijke ontsluiting, het ontbreken van
een hoogwaardige openbaarvervoersbediening en het belang van de aanpalende open ruimte
(Kareelveld).
Hiernaast zijn er een aantal kleinere clusters op stadsdeelniveau of van lokaal belang:
- Een kleine concentratie van handelszaken aan de Mechelsesteenweg;
- De omgeving van de sportschuur-Hertog Karelschool net ten noorden van de E314;
- De tennisclub Lovanium naast Kareelveld;
De lokale voorzieningenstructuur kan verbeterd worden door:
- Roeselbergdal toegankelijk te maken en in te richten als (recreatieve) verbinding tussen Wilsele-Dorp
en de cluster rond de Sportschuur en de omgeving van Bellefroid;
- Kareelveld beter toegankelijk te maken (voor Wilsele-Dorp en woonwijken in de binnenstad) en de
verbinding met het gebied aan de Mollekensberg (aan de noordzijde van de E314) te verbeteren;
4.3.7
Verspreide bebouwing en fragmentjes niet verdichten
Er bestaat nogal wat verspreide bebouwing, voornamelijk woningen, aan de randen van de
woonkernen; op de (flanken van de) getuigenheuvels en in de beekvalleien. In deze verspreide
bebouwing, zowel de zonevreemde als de zone-eigen, is geen verdichting gewenst. Noch een
morfologische verdichting (meer bebouwing), noch functionele verdichting (b.v. opsplitsen van
woningen binnen de bestaande bebouwing) wordt hier toegestaan. De verspreide bebouwing vormt
een aantasting van de landschapswaarden en de blauwgroene structuur. Ze ligt vaak ook op minder
goed bereikbare plekken. Bijkomende verstedelijking is hier niet gewenst.
De stad zal verdichting vermijden in haar vergunningenbeleid. Op termijn wordt het
vergunningenkader aan deze beleidskeuze, waar nodig en mogelijk, aangepast. Dit kan b.v. via
bepalingen in de algemene bouwverordening of de algemene ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de
woonkernen.Duurzame bereikbaarheid van de woonkernen en de voorzieningenclusters
4.4 Duurzame bereikbaarheid
4.4.1
Een hoofdstructuur voor langzaam verkeer
Het Oostelijk Heuvellandschap heeft reeds heel wat veilige fietsverbindingen. Toch kan de structuur
voor langzaam verkeer nog beter uitgebouwd worden.
Uiteraard is de veilige befietsbaarheid van alle straten van belang. De stad werkt echter een
hoofdstructuur van de fietsverbindingen uit, zodat op bepaalde routes naast veilig ook zeer vlot
gefietst kan worden. Deze hoofdstructuur zorgt ervoor dat het stadsdeel met haar omgeving
verbonden wordt op een veilige en ook vlot befietsbare manier. De steenwegen moeten b.v. vlot en
veilig befietsbaar blijven. Maar tegelijk bieden we een veilig alternatief los van de steenwegen. De
verschillende onderdelen van de woonkernen worden vlot en veilig verbonden richting binnenstad en
buurgemeenten. Bepaalde straten en tracés, los van de steenwegen, worden daarom expliciet als
snelle fietsverbinding ingezet. Dit zijn in richting binnenstad, van noord naar zuid:
-
vanuit station Aarschot tot Leuven station via omgeving spoorwegbundel (fietssnelweg);
vanuit Linden/Holsbeek via omgeving Lemingbeek tot aan deze fietssnelweg;
vanuit laag Linden via omgeving Molenbeek/Abdijbeek tot aan deze fietssnelweg;
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
32
-
tussen laag Linden en begin Diestsesteenweg via omgeving Kortrijksestraat;
ten zuiden van en parallel aan Diestsesteenweg, van station tot Rerum Novarumlaan;
Jan Vranckxpad van kruispunt Diestsesteenweg – J. Davidtsstraat tot aan park Belle Vue en
over spoorweg tot de Leuvense ring (fietssnelweg);
vanuit Pellenberg en Boven-Lo tot begin Tiensesteenweg ;
vanuit Bierbeek, ten zuiden van en parallel aan Tiensesteenweg ;
vanuit Bierbeek via de omgeving van spoorlijn 36 (fietssnelweg).
Daarnaast is er ook aandacht voor een aantal transversale verbindingen in noord-zuidelijke richting.
Dit zijn soms moeilijker verbindingen omwille van het reliëf; het gaat om structurerende verbindingen
die echter niet overal vlot befietsbaar kunnen zijn. De bestaande vervoersvraag toont echter het
belang van de verplaatsingen tussen de verschillende kernen van Kessel-Lo (Kesseldal, Kessel-Lo aan
weerszijden van de Diestsesteenweg en Korbeek-Lo) en het Zuidelijk Plateau. Ook recreatief zijn deze
routes, die afwisselend heuvelruggen en beekvalleien aandoen, interessant. In deze noord-zuidelijke
hoofdstructuur zit:
- verbinding Kesseldal – omgeving Boudewijnstadion;
- verbinding omgeving Boudewijnstadion – omgeving De Bron – Predikherenberg;
- verbinding Predikherenberg – Tiensesteenweg naar omgeving Meerdaalboslaan;
- verbindingen parallel aan de Meerdaalboslaan.
Via deze hoofdstructuur worden alle delen van de woonkernen en de belangrijkste clusters van
tewerkstelling en gemeenschapsvoorzieningen bediend. In de bespreking per deelruimte worden
aanvullende nuttige verbindingen besproken.
De belangrijkste op te lossen knelpunten voor de hoofdstructuur fiets zijn: het beter befietsbaar
maken van een aantal bestaande straten; de fietsverbinding tussen Park Belle Vue en ring over de
sporen, in het verlengde van het Jan Vranckxpad, de noord-zuidgerichte transversale verbindingen.
De figurenbundel toont een eerste aanzet voor hoofdfietsroutenetwerk en aanvullende verbindingen
voor langzaam verkeer. Deze kaart is illustratief. De hoofdstructuur fiets wordt niet letterlijk in dit
structuurplan vastgelegd. De concrete routes moeten nog verder worden onderzocht op basis van
haalbaarheid op het terrein. Ze zullen worden vastgelegd in uitvoering van dit structuurplan, b.v. in
het fietsbeleidsplan. Wel zijn de principes voor de hoofdstructuur fiets omschreven in het thematische
beleidskader mobiliteit.
Een beter uitgebouwd en veilig netwerk voor langzaam verkeer vormt in het Westelijk
Heuvellandschap nog een flinke uitdaging. De figuur toont (een werkvoorstel voor) het
hoofdfietsroutenetwerk in dit stadsdeel. Een aantal belangrijke missing links of alternatieven voor
onveilige verbindingen, zouden hier op termijn nog moeten gerealiseerd worden.
De belangrijkste uitdagingen zijn de volgende:
- Verdere optimalisering van de verbindingen tussen Wilsele-Dorp, de Vaartzone en de Vaartkom.
Naast de verbeterde verbinding Engels Plein onder de Ring door, is vooral de verhoogde veiligheid
van de Keizersberg – Oude Mechelsesteenweg van belang. In de Vaartzone verdient een nieuwe
dwarsverbinding over de Vaart voor voetgangers en fietsers onderzoek.
- Veiliger verbinding langs/voor de Mechelsesteenweg tussen E314 en Mechelsepoort. De
Mechelsesteenweg, zeker ter hoogte van het op- en afrittencomplex vormt een echt knelpunt in de
fietsveiligheid. Bij een eventuele heraanleg van het complex, bepleit dat stad de realisatie van veilige
fietsverbindingen.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
33
- Verbeterde fietsverbindingen naar Gasthuisberg worden gerealiseerd bij de verdere realisatie van
de infrastructuren.
Om de fiets als voor- en natransportmiddel te gebruiken, wordt werk gemaakt van fietsenstallingen
aan de grote knopen van OV en aan de randparkings (zie hieronder).
4.4.2
Fietsenstallingen voor dagelijks gebruik en in functie van
natransportmiddel
als voor- en
Meer fietsgebruik impliceert ook meer mogelijkheden om de fiets te stallen. Het thematisch
beleidskader mobiliteit bespreekt deze uitdaging voor de woonkernen in het algemeen.
De fiets wordt ook meer ingezet als voor- en natransportmiddel. Om de autocongestie te beheersen
zullen we steeds meer moeten inzetten op rand- en voorstadsparkings waar fietsen kunnen worden
gestald of gehuurd om de stad verder in te rijden. Het is logisch om comfortabele fietsenstallingen
met evtueel huurfietsen te plaatsen aan de spoorstations. Ook aan de randparkings, gelegen aan de
rand van de stad en het meest congestiegevoelige gebied, horen fietsparkeerfaciliteiten.
In het Oostelijk Heuvellandschap is dit vooral relevant op het Jan Vranckxpad, ter hoogte van de
voorgestelde randparking aan de Diestsesteenweg, aan het Vuntcomplex en aan de randparking op
het spoorwegplateau.
In het Westelijk Heuvellandschap zijn er verschillende opportuniteiten voor randparkings. De stad zal
in de toekomst de randparking Teken op Gasthuisberg verder uitbouwen. Bovendien onderzoekt ze
mogelijke randparkings aan de Mechelsesteenweg t.h.v. het op- en afrittencomplex (transformatie
van de bestaande carpoolparking)
4.4.3
Gebruik van de spoorwegen versterken
Het Oostelijk Heuvellandschap wordt reeds goed bediend met spoor: het IC-station Leuven ligt op
relatief korte afstand voor veel inwoners van dit stadsdeel.
Het Westelijk Heuvellandschap heeft geen rechtstreekse spoorontsluiting.
4.4.4
Vlot en hoogfrequent openbaar vervoer over de weg
Bediening over de weg met (tram)bussen vult de spoorbediening aan. Dit zal gebeuren met twee
onderling vervlochten netten: regionale lijnen en een stadsnet. Het structuurplan legt de tracés voor
het (tram)busnetwerk niet vast. De stad heeft hier geen autonoom zeggenschap over. Bovendien
evolueren de inzichten hierover met de tijd. Wel legt het thematische beleidskader ‘mobiliteit’ de
principes vast waaraan het regionaal net en het stadsnet moet voldoen. De tracés worden vastgelegd
ter uitvoering van het structuurplan, bij voorbeeld in het herziene mobiliteitsplan of een vernieuwd
busplan.
De regionale lijnen door het Oostelijk Heuvellandschap blijven radiale lijnen, gericht op Leuven
station of de ring. Naar en door het oostelijk stadsdeel zal minstens een regionale lijn voor
(tram)busverkeer lopen tussen Leuven station en Diest. In deze richting is immers geen
spoorverbinding voorhanden. Om deze verbinding vlot en klokvast te krijgen zodat het openbaar
vervoer concurrentieel wordt met het autoverkeer en zodat overstappen kunnen worden
gegarandeerd, bestaat geen gemakkelijke oplossing. De realisatie van vrije busbeddingen op de
Diestsesteenweg is niet evident. Er zijn ook geen evidente alternatieven voorhanden. Omwille van
het ontbreken van een spoorverbinding in die richting, is deze regionale lijn voor de stad echter een
prioritair project. De stad zal daarom een grondige afweging maken van verschillende alternatieven,
waarna een bustracé wordt gekozen en in samenwerking met de vervoersmaatschappijen en
infrastructuurbeheerders concreet wordt voorbereid.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
34
Ook richting Aarschot en richting Tienen wordt een regionale verbinding onderzocht; deze
verbindingen voor (tram)bus worden wel in samenhang met het (nog te verbeteren) spoorverkeer
bekeken.
Het stadsnet verzorgt het vervoer binnen Leuven en de onmiddellijke omgeving. Dit stadsnet zal de
bestaande vervoersvraag binnen Leuven en vanuit de buurgemeenten, die niet enkel gericht is op de
binnenstad, moeten opvangen. Een aantal transversale assen, zoals de Gemeentestraat, PlatteLostraat, de Martelarenlaan-Spoordijk en de Meerdaalboslaan, zullen daarom belangrijke
busverbindingen blijven.
Het Westelijk Heuvellandschap heeft geen rechtstreekse spoorontsluiting. De OV-bediening gebeurt
via het busnetwerk.
Het regionale busnet verbindt de ruimere regio met belangrijke overstapknopen in Leuven. De
regionale lijnen moeten immers niet per se de binnenstad aandoen; ze passeren langs een of
meerdere grote overstapknopen, van waaruit eventueel de binnenstad kan worden bereikt.
Gasthuisberg zal hierin (samen met Leuven station) een zeer belangrijke overstapknoop vormen.
Omdat vanuit de analyses van de vervoersvraag wordt vastgesteld dat het centrum ook vanuit de
regio nog een enorm belangrijke bestemming is, worden in dit werkvoorstel ook regionale lijnen door
de binnenstad voorgesteld, ondermeer de verbinding Gasthuisberg – Leuven station op de lijn naar
Brussel. De keuze hierin is echter nog niet gemaakt en blijft aanpasbaas in de toekomst. Ook de beste
oplossing voor de lijn vanuit Mechelen (via Lüdenscheidsingel of via Vaartkom) is nog niet definitief
geselecteerd.
Een stadsnet verbindt de Leuvense stadsdelen en de kernen in de directe omgeving van Leuven (straal
ca. 10km) met elkaar. Dit stadsnet bevat enerzijds een aantal hoogfrequente tangentiële lijnen ‘rond’
de Leuvense binnenstad. Deze vangen de belangrijkste tangentiële stromen in Leuven op. Deze
zorgen er via de overstapmogelijkheden ook voor, dat mensen uit de regio vlot in de belangrijke
bestemmingspolen buiten de binnenstad geraken, zonder dat ze langs Leuven station moeten
passeren. De tangentiële lijn zorgt ervoor dat b.v. de sterke vervoersvraag vanuit Herent kan
opgevangen worden op verschillende manieren: spoor voor wie in station Leuven wil overstappen;
overstap op de tangentiële lijn voor wie als bestemming Gasthuisberg, Zuidelijke Dijlevallei,
Haasrode,… als bestemming heeft. De tangentiële lijn loopt vanaf Gasthuisberg langs deze
tewerkstellings- en voorzieningenpolen. In het noordwesten vormen de Singels wellicht de meest
aangewezen route voor de tangentiële verbindingen; doorheen de binnenstad blijft ook een
mogelijkheid.
Het stadsnet bevat anderzijds ook lokaal ontsluitende lijnen, die de kernen binnen een straal van ca.
10km rechtstreeks met Leuven en haar binnenstad verbinden.
In het structuurplan worden enkel de principes van deze netten vastgelegd. Lijnen worden niet exact
vastgelegd. De tracés zijn nog niet voldoende onderzocht; het net moet in de tijd aanpasbaar blijven
aan de vraag; de stad heeft hierover geen autonoom zeggenschap.
4.4.5
Een hoofdstructuur voor het autoverkeer
Voor autoverkeer blijven een aantal belangrijke verbindingen geselecteerd als hoofdstructuur. Het
gaat om de verbindingsroutes met de andere stadsdelen en de regio, en een aantal straten die het
verkeer verzamelen om het naar deze verbindingsroutes te leiden. De wijken worden hierop
aangetakt, bij voorkeur op zo’n manier dat het doorgaand verkeer dat niet in de wijk moet zijn, deze
ook niet in rijden.
De hoofdstructuur voor autoverkeer sluit de verschillende wijken aan op de bovenlokale
verbindingswegen of het hoofdwegennet (in geval van Gasthuisberg). Verschillende van deze
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
35
infrastructuren behoren ook tot de hoofdstructuur voor openbaar vervoer, omdat er geen realistisch
alternatief voorhanden lijkt. Er wordt geval per geval bekeken hoe deze functies kunnen worden
gecombineerd.
Voor de stilstaande wagen wordt een parkeerbeleid uitgewerkt. De stad pleit voor voorstadsparkings
buiten haar eigen grondgebied, en maakt werk van bijkomende randparkings op eigen grondgebied,
aan of buiten de ring. Deze zijn gelegen op plekken met goede ontsluiting op het OV-net en de
hoofdstructuur auto. Ze worden voorzien van goede faciliteiten voor fiets: veilige en comfortabele
fietsenstallingen en/of deelfietsen. In het Westelijk Heuvellandschap zijn er verschillende
opportuniteiten voor dergelijke randparkings. De stad zal in de toekomst de randparking Teken op
Gasthuisberg verder uitbouwen. Bovendien onderzoekt ze mogelijke randparkings aan de
Mechelsesteenweg t.h.v. het op- en afrittencomplex (transformatie van de bestaande
carpoolparking)
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
36
5 Beleid voor de deelruimten in het Heuvellandschap
5.1 Van Molenbeek-Bierbeekvallei tot Predikherenberg
5.1.1
Een continue Molenbeek/Bierbeekvallei
De Molenbeek-Bierbeek vormt in het Oostelijk Heuvellandschap en zuidelijk plateau een belangrijke
blauwgroene vinger. Deze blauwgroene vinger is als ecologische structuur reeds sterk; verschillende
gebieden in deze vallei zijn in het verleden al als ecologisch waardevol geselecteerd. De
natuurwaarden zijn stadinwaarts zeker nog voor verbetering vatbaar.
De vallei is echter nog maar heel beperkt herkenbaar en beleefbaar in de stedelijke structuur. Ze heeft
nochtans de potentie om als recreatieve blauwgroene structuur en als drager van routes voor
langzaam verkeer te fungeren. En dit van aan de Naamsepoort tot in de openruimtegebieden van
Bierbeek. Het gaat om een gebied met een enorme landschappelijke waarde. In het Oostelijk
Heuvellandschap bestaat de vallei enerzijds uit het openruimtegebied tussen Wittehoevelaan en de
wijk Vier Vaantjes; anderzijds om het gebied tussen Meerdaalboslaan en Ziekelingenstraat, waardoor
de Molenbeek en de gemeentelijke beek ‘Ruisseau aux Etangs Hendrickx’ stromen. In dit
openruimtegebied (en op de grens met buurgemeente Bierbeek) is ook heel wat erfgoed aanwezig
is, bij voorbeeld de Heilige Geesthoeve, de Dalemhoeve en het Papiermoleken.
De verbeterde beleefbaarheid van de Molenbeekvallei is een prioritair project voor zowel het oostelijk
als het Zuidelijk Plateau. De figuur “verkennend onderzoek naar de potenties van de MolenbeekBierbeekvallei, met zoom op de openruimtegebieden ten oosten van spoorlijn 36” is louter illustratief.
Ze toont de potenties van de Molenbeekvallei als drager van routes voor langzaam verkeer. Ze duidt
historisch interessant erfgoed aan en suggereert mogelijke toegangspoorten tot dit
openruimtegebied en deze erfgoedomgevingen. De stad wenst, indien mogelijk samen met
buurgemeente, een grensoverschrijdend project uit te werken om in de Molenbeekvallei de zachte
recreatie te stimuleren, landschap en erfgoed maximaal beleefbaar te maken, natuur- en
waterbeheer te versterken, de vallei beter uit te bouwen als drager van routes voor langzaam verkeer,
en de verdere bebouwing in de vallei tegen te gaan. Een aantal potentiële projecten zal hiervoor
worden onderzocht:
- Publieke route vanuit abdij van Park doorheen het gebied van de Ziekelingenstraat onder de
Meerdaalboslaan;
- Verhinderen van verdere bebouwing aan de Ziekelingenstraat;
- Uitbouwen van Haasrode (en Lovenjoel) spoorstation als ‘poort’ naar het openruimtegebied;
- Recreatieve routes in het openruimtegebied langsheen het erfgoed.
5.1.2
Woonkernen Korbeek-Lo en Kessel-Lo verbinden met Molenbeekvallei en met
groene getuigenheuvels
De verschillende groene vingers en geïsoleerde parken rond de Tiensesteenweg kunnen nog beter
met elkaar verbonden worden en toegankelijk worden gemaakt. De figuur “ontwerpend onderzoek
naar de potenties voor een betere verbinding tussen de Predikherenberg, de MolenbeekBierbeekvallei en de woonkernen Kessel-Lo/Korbeek-Lo” moet beschouwd worden als louter
illustratief en bevat nog geen vaststaande beleidskeuzes. Ze toont wel aan dat er zeker potenties zijn.
Zo kan de Molenbeekvallei nog beter verbonden worden met de groene vinger van de
Predikherenberg. De stad onderzoekt de mogelijkheden om in de omgeving van de Meerdaalboslaan
groene verbindingen te realiseren tussen de beekvallei en de parken van de Predikherenberg,
langsheen het historische erfgoed van De Mol en Kasteel De Bunswyck. De zone rond de
Meerdaalboslaan – Oudebaan wordt beschouwd als transformatiegebied. De woonkern Kessel-Lo
kan beter met de Predikherenberg worden verbonden door een continue groene route te creëren van
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
37
park Belle Vue langs het Michottepark doorheen het woonweefsel naar de GrensstraatPredikherenberg. Een aanvullend aanbod aan publieke groene (speel)plekken kan hierbij onderzocht
worden. Ook vanuit de woonkern Korbeek-Lo, omgeving Spaanse Kroon, kan de Predikherenberg
nog beter bereikbaar gemaakt worden. De groene vinger loopt immers, zij het over privaat domein,
door tot aan de Oudebaan. De creatie van een nieuwe verbinding naar de Grensstraat, eventueel
gecombineerd met bijkomende groene speelplekken, zou een belangrijke meerwaarde betekenen
voor de kern van Korbeek-Lo.
5.1.3
Langzaamverkeerverbindingen verder verfijnen
De hoofdstructuur voor fietsverbindingen wordt verder aangevuld met een verfijnd netwerk van
verbindingen voor langzaam verkeer. Deze verbinden de woonkernen en haar belangrijkste
centrumfuncties met de omgeving.
5.1.4
Tiensesteenweg als drager van centrumfuncties in duidelijk afgebakende zones
Voor de omgeving van de Tiensesteenweg werden in uitvoering van het eerste ruimtelijke
structuurplan ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt. Deze regelen de verdeling van de
Tiensesteenweg in een aantal segmenten, waarbij zones met centrumfuncties afwisselen met een
zone waarin wonen in het groen centraal staat. Ook de bescherming van de landschapskwaliteiten en
het historisch erfgoed stonden voorop. Deze structuur voor de omgeving Tiensesteenweg blijft te
ondersteunen:
- Grootschalige detailhandelszone ten oosten van de Meerdaalboslaan;
Een eerder residentiële zone met veel aandacht voor beeldkwaliteit van de bebouwing en
doorzichten naar de groene Predikherenberg van Meerdaalboslaan tot ongeveer de
Elisabethlaan. Enkel aanvullende functies die deze beeldkwaliteit mee ondersteunen, zijn hier
toegelaten;
- Een gebied met een lokale centrumfunctie, tot aan de Martelarenlaan; zowel (lokale) handel,
dagelijkse voorzieningen als gemeenschapsvoorzieningen in de omgeving van het Michottepark;
- Een zone tussen spoor en Tiensepoort waar centrumfuncties en handel geaccepteerd worden.
Vanuit de landschaps- en erfgoedanalyse blijkt de Tiensesteenweg niet echt geschikt als drager van
grote groeipolen voor stedelijke functies of gemeenschapsvoorziening. Enkel op de scharnier spoorsteenweg en op de kop van het park Belle Vue is een grootschalig gebouw op zijn plaats. Verder
oostwaarts gaat het om bestaande clusters die hoogstens geoptimaliseerd kunnen worden. Hier
wordt vooral de bestaande beeldkwaliteit bewaard en het groene karakter bestendigd of verbeterd.
Toch wordt in de zone langs de Meerdaalboslaan een beperkte cluster behouden als potentieel verder
te ontwikkelen cluster. Deze kan bestemd zijn voor voorzieningen van zeer lokale aard ter
ondersteuning van de woonkern Korbeek-Lo, en voor recreatieve functies op de verbindingsas tussen
de twee (blauw)groene vingers Molenbeek-Bierbeekvallei en Predikherenberg.Vranckxpad & PlatteLostraat als dragers van Kessel-Lo tussen de steenwegen
5.1.5
Jan Vranckpad en Platte-Lostraat als draagstructuur voor Kessel-Lo tussen de
steenwegen
Tussen de Tiensesteenweg ten zuiden en de Molenbeek/Abdijbeekvallei ligt de woonkern Kessel-Lo.
Deze heeft een sterk uitgebouwde, maar eerder verspreide centrumstructuur. We onderscheiden
hierin verschillende, deels overlappende, deelstructuren:
-
De omgeving van de Tiensesteenweg, met een bovenlokale handelscluster aan de oostzijde
en een eerder lokale en beperktere voorzieningencluster ten westen van de Grensstraat;
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
38
-
De omgeving van de Diestsesteenweg, drager van verschillende voorzieningen- en
tewerkstellingsclusters, die hieronder wordt besproken;
De as van het Jan Vranckxpad en de Platte-Lostraat, drager van recreatieve clusters en
voorzieningen van zeer lokaal niveau.
Naast de steenwegen, vormt de dubbele as van het Vranckxpad en de Platte-Lostraat inderdaad
(potentieel) een basisstructuur waaraan het deel van de woonkern Kessel-Lo ten zuiden van de
Diestsesteenweg, is opgehangen. We bouwen deze as sterker uit. Niet om deze verder te
verstedelijken voor ‘harde’ functies. Wel om de bestaande lokale voorzieningenclusters beter aan
deze as op te hangen, en om de recreatieve potenties verder te benutten.
5.1.6
Jan Vranckxpad als draagstructuur voor langzaam verkeer, van Provincieplein tot
Diestsesteenweg
Het Jan Vranckxpad vormt anno 2016 reeds een veilige en vrijliggende fietsverbinding van het
kruispunt K. Albertlaan – A. De Jonghestraat tot het Zeswiekenpad, net voorbij de begraafplaats
Diestseveld. Het Jan Vranckxpad wordt vervolledigd tot aan de Diestsesteenweg, tegenover de Jan
Davidtsstraat. Aan de westzijde wordt het Jan Vranckxpad veilig verbonden met het park Belle Vue,
hetzij door gebruik te maken van de autoluwe straten W. Coosemansstraat of P. Nollekensstraat,
hetzij doorheen dit bouwblok. De stad blijft ijveren voor het doortrekken van deze fietsverbinding
over de sporen tot het provincieplein.
Op deze veilige fietsverbinding takken reeds tal van dwarsverbindingen voor voetgangers en fietsers
aan. Het Jan Vranckxpad vormt zo de ruggengraat waarop het langzaam verkeer in dit deel van
Kessel-Lo zich ent. Deze structuur wordt verder doorgetrokken naar het westen. Er wordt gestreefd
naar een maasverkleining in het bouwblok Coosemansstraat-Nollekensstraat door de realisatie van
een of meerdere dwarsverbindingen.
5.1.7
Jan Vranckxpad: groene corridor doorheen Kessel-Lo
Naast fietsverbinding vormt het Jan Vranckxpad ook de groene corridor doorheen een sterk
verstedelijkt stuk Kessel-Lo. Het tracé zelf vormt een brede groenstrook, die bebouwingsvrij is
kunnen blijven omwille van de groene gewestplanbestemming (op zich het gevolg van de
reservatiestrook voor een bijkomende snelle autoverbinding). Aan het Jan Vranckxpad kunnen
bovendien (potentieel) heel wat lokale groenruimten verbonden worden. Dat is al het geval voor het
Diestseveld, waar het Jan Vranckxpad door loopt. In de onmiddellijke omgeving liggen verschillende
groene ruimten die nog niet echt goed op het Jan Vranckxpad betrokken zijn; het Michottepark,
verschillende groene ruimten rond het kruispunt K. Albertlaan – A. De Jonghestraat, groenruimten
aan de Ortolanenstraat, het Boudewijnstadion, groene kamers tussen Platte-Lostraat en Koetsweg,
... Mits de juiste ingrepen in het openbaar domein, kunnen deze groene ruimten nog beter met het
Jan Vranckxpad worden verbonden. De functie van groencorridor kan dus nog verder worden
versterkt.
5.1.8
Jan Vranckxpad en Platte-Lostraat als dragers voor buurtgroen, recreatie en lokale
voorzieningen
Dergelijke groene corridor en veilige fietsverbinding kan perfect de rol opnemen van drager van
zachte en eerder lokale voorzieningen, indien ook de ontsluiting per openbaar vervoer en per auto
behoorlijk geregeld zijn. In combinatie met de naastgelegen as Platte-Lostraat – K. Albertlaan,
hoofdontsluitingsassen voor autoverkeer en ongetwijfeld drager van het stadsnet van openbaar
vervoer, is deze conditie goed ingevuld. Op deze dubbele as zitten al verschillende lokale
voorzieningen: buurtgroen, speelplekken, onderwijs, sportfuncties,… De bestaande clusters kunnen
soms nog beter op deze dubbele as betrokken worden. Bovendien zijn er in de omgeving van deze as
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
39
duidelijke potenties om voorzieningen toe te voegen in de sector van sport, spel, recreatie. Daarvoor
onderscheiden we achtereenvolgens de volgende zones:
- Jan Vranckxpad West, inclusief de gemengde cluster in de omgeving van de A. De
Jonghestraat, waar recreatie en andere lokale dagelijkse gemeenschapsvoorzieningen
(schooltje, lokale handel,…) aanwezig zijn;
- recreatiecluster Boudewijnstadion;
- recreatiecluster omgeving hogere Koetsweg;
- gemengde stedelijke cluster tussen begraafplaats Diestseveld en Diestsesteenweg.
De recreatiecluster Boudewijnstadion en de gemengde stedelijke cluster tussen begraafplaats
Diestseveld en Diestsesteenweg worden in de deelruimte Diestsesteenweg besproken.
De figuur “Jan Vranckxpad: drager van langzaam verkeer, groene corridor en drager van (recreatieve)
voorzieningenclusters” vormt een verbeelding voor de ideeën in bovenstaande paragrafen. Ze is
louter illustratief, en de concrete keuzes hierin worden niet door dit structuurplan vastgelegd.
5.1.9
Lokaal buurtgroen en lokale voorzieningen aan het Jan Vranckxpad West
In het stuk Kessel-Lo tussen A. De Jonghestraat en park Belle Vue bestaat één van de grootste
uitdagingen uit de versterking van de groenstructuur. Het bouwblok van de W. Coosemansstraat - P.
Nollekensstraat is gelegen in het midden van een zone met, anno 2016, een zeer beperkt publiek
groenaanbod. De ‘reservatiestrook’ op het gewestplan voor de westzijde van het Jan Vranckxtracé,
dat hier niet werd gerealiseerd, vormt een enorme potentie. Ze loopt van park Belle Vue via
Klaprozenveld naar het kruispunt A. De Jonghestraat – K. Albertlaan. In dit binnengebied, zeker de
zone aansluitend bij het bestaande Jan Vranckxtracé, liggen een aantal grote eigendommen die op
termijn eventueel voor herontwikkeling in aanmerking kunnen komen. De stad onderzoekt of, in
samenwerking met private eigenaars, de structuur van het Jan Vranckxpad als drager van publieke
groene ruimte kan worden doorgetrokken. Hierbij staat niet per se het doortrekken van het fietspad
tot aan het Klaprozenveld voorop; deze taak kan voorlopig door de aanpalende autoluwe straten
worden opgenomen. Wel is de doelstelling om bijkomend publiek groen te creëren, met daaraan
gekoppeld een aantal dwarsverbindingen die de ruimere woonkern op deze groene ruimte betrekken.
Kleinschalige inbreidingsprojectjes kunnen als hefboom worden ingezet om deze doelstelling te
realiseren in samenwerking met de private partners.
Rond het kruispunt K. Albertlaan – A. De Jonghestraat bevinden zich anno 2016 reeds heel wat lokale
voorzieningen: groene speelplekken, scholen, jeugdlokalen, sportterreinen, een supermarkt. Ze
worden ontsloten vanuit de Platte-Lostraat, A. De Jonghestraat of K. Albertlaan. Ze liggen alle vlakbij
het Jan Vranckxpad, maar zijn er zelden goed mee verbonden. Herinrichting van het openbaar domein
rond het kruispunt en rond de Albertbuilding kan deze voorzieningen beter op het Vranckxpad
betrekken. Bij deze herinrichting wordt rekening gehouden met de betere doorstroming van het
openbaar vervoer tussen Platte-Lostraat en K. Albertlaan
De figuur ‘ontwerpend onderzoek naar de potenties voor groen en langzaamverkeer-verbindingen in
de zone Jan Vranckxpad West’ is louter illustratief. Ze geeft een globale impressie van de potenties in
dit gebiedje. De intekening van verbindingen en kleinschalige verdichtingsprojectjes is louter
suggestief van aard.
5.1.10 Recreatiecluster, beheer van landschap en erfgoed in de omgeving van de hogere
Koetsweg
Verderop de dubbele as Jan Vranckxpad – Platte-Lostraat liggen enkele groene openruimtekamers,
ten zuidoosten van de Platte-Lostraat. Deze vormen de uitlopers van de getuigenheuvels
Predikherenberg – Trolieberg. De landschapskwaliteit is in bepaalde stukken nog grotendeels
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
40
aanwezig, zeker in de omgeving Wimmershof. Aan de voet en op de flanken van deze heuvels vinden
we nog heel wat erfgoed: verschillende kastelen en oude hoeves.
Een van deze openruimtekamers is het binnengebied tussen Koetsweg, Platte-Lostraat, Lodreef en
Heidebergstraat. In tegenstelling tot de omgeving Wimmershof, is deze bijna volledig omringd door
bestaande bebouwing en nog nauwelijks waarneembaar vanuit de omgeving. Tussen het Jan
Vranckxpad en de Platte-Lostraat liggen verschillende fietsverbindingen die tot in het binnengebied
kunnen worden doorgetrokken. Naast dit binnengebied, rond het einde van de Koetsweg, ligt een
bestaande cluster van gemeenschapsvoorzieningen en diensten: De Bron, de recreatieterreinen van
de Rugby en het kasteeltje van de Heiberg. Ook zijn er rond de Kapellekensweg enkele
landschappelijk minder gelukkig gelegen zonevreemde sportfuncties.
De stad wenst dit binnengebied, dat anno 2016 in het gewestplan een gefragmenteerde bestemming
woonuitbreidingsgebied en agrarisch gebied heeft, niet voor woonontwikkeling in te zetten. De
woonbehoefte is niet van die aard dat bijkomende grootschalige woonontwikkelingen moeten
worden gepland, bovenop de reeds verwachte woninggroei. Wel komt dit gebied in aanmerking voor
ontwikkeling van bijkomend buurtgroen en recreatieve voorzieningen in de sectoren sport en spel,
conform de keuzes rond de voorzieningenstructuur die in het thematische beleidskader werden
geformuleerd. Het gebiedje fungeert zo als recreatieve ‘poort’ naar de groene vinger van de
Trolieberg, vanuit de dubbele as Jan Vranckxpad – Platte-Lostraat. Het wordt in hoofdzaak ontsloten
vanuit deze dubbele as. Bij de ontwikkeling van nieuwe recreatieve voorzieningen wordt de mogelijke
wisselwerking met de bestaande voorzieningen onderzocht op vlak van ontsluiting, parkeren,
ondersteunende gebouwtjes,…. Ook wordt bekeken of de zonevreemde sportfuncties kunnen
worden ingepast in een nieuw project. Op die manier wordt gestreefd naar een optimale
landschappelijke inrichting in de omgeving van het waardevolle erfgoed van de getuigenheuvels, de
kastelen en boerderijen. De recreatieve functies zijn van die aard dat ze geen dagelijkse en zware
verkeersstromen genereren. Het gaat dus om functies van eerder lokale aard of functies met een nietdagelijks gebruik voor eerder beperkte groepen.
De stad zal een onderzoek voeren naar de gedeeltelijke ontwikkeling van dit binnengebied voor
publiek groen en recreatieve voorzieningen. De figuur ‘ontwerpend onderzoek naar de potenties van
de omgeving hogere Koetsweg’ is louter illustratief van aard en toont de resultaten van een eerste
snelle vingeroefening. Deze inrichting mag dus niet als beleidskeuze worden opgevat.
5.2 Diestsesteenweg, stedelijke as met voorzieningenclusters
5.2.1
Diestsesteenweg: anno 2016 reeds drager van bestaande, goed ontsloten
centrumfuncties
De Diestsesteenweg is een as waarop reeds een aantal belangrijke clusters van voorzieningen en
tewerkstelling geënt zijn. De oostzijde van het station van Leuven werd onlangs gerealiseerd, met
een menging van wonen, kantoren, diensten, wat handel en horeca. De Diestsesteenweg van het
kruispunt met de Oude Diestsesteenweg tot aan de Centrale Werkplaatsen, de omgeving van
Blauwputkerk en die van het De Becker Remyplein vormen een belangrijk lokaal
voorzieningencentrum voor het noordelijke deel van woonkern Kessel-Lo. Op de Centrale
Werkplaatsen zijn anno 2016 nog heel wat bijkomende projecten met voorzieningen pas gerealiseerd
of in voorbereiding. Op 1 à 1,5km van het station liggen het Boudewijnstadion en het Heuvelhofpark
aan weerszijden van de steenweg. De groene long van het Heuvelhofpark wordt omgeven door
verschillende gemeenschapsvoorzieningen. Het Boudewijnstadion herbergt voornamelijk harde
recreatie. Aansluitend bij het Boudewijnstadion ligt bovendien een scholencluster. Een kleine 3km
van het station verwijderd, ligt het bedrijventerrein Diestsesteenweg, met één groot bedrijf, de
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
41
beschutte werkplaatsen en enkele kleinere bedrijven. In principe ontsluiten ze op de
Diestsesteenweg, alhoewel er langs de Zavelstraat ook secundaire toegangen worden genomen.
Tussen deze clusters liggen heel wat residentiële zones. Centraal ligt een belangrijke erfgoedcluster
uit de modernistische periode.
Tussen het kruispunt met de Heidebergstraat en dit bedrijventerrein, wordt de residentiële
bebouwing aan de zuidzijde van de steenweg afgewisseld met verschillende grotere eigendommen
met heel uiteenlopend gebruik; voorzieningen (begraafplaats, hoogspanningsstation,
containerpark), braakliggend of in landbouwgebruik, een autogarage, kloosterdomeintjes,… In deze
omgeving vinden we ook pre-industrieel en industrieel erfgoed: de Pinxtermolen en het voormalige
buurtspoorwegstation. In deze zone zijn er nog verschillende interessante doorzichten naar de
omgeving van het Wimmershof en de Trolieberg. Aan de overkant van de steenweg is het
bebouwingsfront bijna volledig gesloten tot aan de Jan Davidtsstraat. Ten oosten hiervan grenst het
openruimtegebied van het Lindense kasteeldomein dan weer aan de steenweg.
De clusters van tewerkstelling en voorzieningen aan de Diestsesteenweg zijn vandaag reeds
behoorlijk ontsloten. Aan weerszijden van de steenweg is het fietsroutenetwerk al redelijk
uitgebouwd. Op de steenweg en in de aanpalende wijken is openbaar vervoer aanwezig.
5.2.2
Selectie van bestaande en toekomstige voorzieningen- en tewerkstellingsclusters
Voor de Diestsesteenweg en haar directe omgeving zal de ontsluiting per openbaar vervoer en voor
zacht verkeer nog versterkt worden. Ook zijn er op de steenweg tot aan de omgeving Vlierbeekveld
dagdagelijkse voorzieningen, zoals lokale handel, aanwezig. Deze as leent zich dan ook perfect om
verder uitgebouwd te worden als as van stedelijke voorzieningen.
Verschillende bestaande clusters van voorzieningen worden versterkt, verbeterd, geherstructureerd:
- De kop van de Diestsesteenweg, ter hoogte van het kruispunt met de Martelarenlaan en de
Leuvensestraat;
- De omgeving De Becker Remyplein, Centrale Werkplaatsen en Blauwputkerk;
- Omgeving Boudewijnstadion en Heuvelhofpark.
Naast deze bestaande clusters wordt één bijkomende cluster geselecteerd. Het gaat om de omgeving
van het voormalige station van de buurtspoorwegen; een ruime zone tussen Diestseveld en
Vlierbeekveld.
Meer in oostelijke richting zijn er niet direct aanleidingen om de verstedelijking verder te stimuleren.
De bestaande bewoning en de bestaande dagelijkse voorzieningen zijn er beperkt. Het gebied is met
openbaar vervoer en fiets al heel wat minder bereikbaar vanuit de dicht bebouwde woonkernen. De
bestaande structuur kan hier verbeterd worden, zonder dat er echt sprake is van verhoogde stedelijke
activiteiten. Wel werken we hier aan een verbeterde verkeersstructuur.
De figuur ‘ontwerpend onderzoek naar de voorzieningenclusters op de Diestsesteenweg’ toont eerste
vingeroefeningen rond de ruimtelijke potenties in dit gebied. Ze is louter illustratief en de inhoud
ervan wordt door dit structuurplan niet vastgelegd.
5.2.3
Kop van de Diestsesteenweg als transformatiegebied
Het project ‘Kop van Kessel-Lo’ aan de oostzijde van het Leuvense station nadert anno 2016
voltooiing. De knoop van de kruispunten Diestsesteenweg met Martelarenlaan en met
Leuvensestraat – IJzerenwegstraat werd binnen dit project niet opgelost. Met het oog op een
verbeterde afwikkeling van het verkeer op de Diestsesteenweg, inclusief fiets en hoogwaardig
openbaar vervoer, zal de stad het onderzoek voor deze omgeving opnieuw opstarten. Hierbij worden
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
42
de bouwblokken aan de IJzerenwegstraat beschouwd als potentieel transformatiegebied. Bij een
grootschalige herontwikkelingsoperatie worden een aantal gecombineerde doelstellingen in acht
genomen. De lage woonkwaliteit wordt opgelost en een nieuw project past zich beter aan aan de
condities van het wonen tussen spoor en steenweg. Op de steenweg wordt de nodige ruimte voorzien
voor een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer, terwijl de functie van de steenweg als
hoofdstructuur voor autoverkeer behouden blijft. Fietsers krijgen een voldoende ruime en veilige
plaats, en de fietssnelweg richting Aarschot wordt verbonden met de oostzijde van het Leuvense
station.
5.2.4
De Becker - Remyplein, Centrale Werkplaatsen en omgeving Blauwputkerk:
centrum voor Kessel-Lo
Het A. De Becker – Remyplein, de centrale werkplaatsen en de directe omgeving van de Blauwputkerk
vormen het centrum van noordelijk Kessel-Lo. De ontwikkeling van de Centrale Werkplaatsen als
gemengde omgeving voor wonen en gemeenschapsvoorzieningen wordt afgewerkt.
Het openbaar domein wordt heringericht zodat de omgeving van de Blauwputkerk en de
steenwegzijde van de werkplaatsen als echte centrumplek afleesbaar zijn.
De stad onderzoekt de woonkwaliteit in een aantal bouwblokken met zeer beperkte afmetingen in
deze omgeving en weegt deze af tegen andere belangen zoals de erfgoedwaarden. Ze duidt waar
nodig ‘transformatiegebieden’ aan waar een grondige herstructurering tezamen met een verdichting
van functies wenselijk of toelaatbaar zijn.
De stad onderzoekt de verbeterde verbinding van deze omgeving met het A. De Becker Remplein,
dat (samen met stukjes aanpalende straten) vooral een lokale handelscluster vormt. Ze evalueert de
inrichting van het De Becker Remyplein als centrumplein, en past aan indien nodig.
5.2.5
Omgeving Boudewijnstadion – Heuvelhofpark: groene longen met stedelijke
voorzieningen
In de cluster Heuvelhof – Boudewijnstadion zijn niet echt groeipotenties, noch aanleidingen om na te
denken over een volledig nieuw programma. Heuvelhof functioneert goed als park op wijkniveau met
aanpalende gemeenschapsvoorzieningen. Dit karakter wordt best behouden. De toegang aan de
zijde Borstelsstraat kan verbeterd. Ook het Boudewijnstadion wordt gezien als te behouden
recreatiecluster. Een herstructurering van de site dringt zich op. Deze biedt kansen om een aantal
functies beter te organiseren en landschappelijk logischer in te passen. De zone langs de
Diestsesteenweg kan transformeren naar een landschappelijk baken; een gezicht voor de sportcluster
met een dubbele oriëntatie op steenweg en hoofdfietsroute.
5.2.6
Een nieuwe gemengde stedelijk ontwikkelingsgebied tussen Diestseveld en
Vlierbeekveld
Rond het voormalige station van de buurtspoorwegen (anno 2016 in gebruik als stelplaats en
werkplaats van De Lijn Vlaams-Brabant), tussen de pas ontwikkelde woonwijk Vlierbeekveld en de
begraafplaats Diestseveld liggen heel wat grote eigendommen met beperkt gebruik, soms ook
uitdovende functies.
Het gaat om een zeer goed ontsloten gebied. Het Jan Vranckxpad loopt als hoofdfietsroute door het
Diestseveld en op termijn tot aan de Jan Davidtsstraat doorgetrokken. Ze heeft verschillende
dwarsverbindingen. Ook aan noordzijde van de steenweg zijn via het project Vlierbeekveld ettelijke
veilige fietsroutes in verschillende richtingen gerealiseerd. De Diestsesteenweg en de Platte-Lostraat
zullen in de structuur voor autoverkeer steeds een belangrijke rol blijven spelen. Ook zullen ze voor
het hoogwaardig openbaar vervoer, hetzij op regionaal niveau hetzij als stadsnet, ingezet blijven.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
43
De site is gelegen tegen relatief dicht bebouwde woonwijken, en dagelijkse voorzieningen als een
supermarkt zijn aanwezig. Een verdere uitbouw als stedelijke cluster is dus logisch. Aangezien er geen
behoefte bestaat in de volgende decennia om grootschalige woonontwikkelingsprojecten op te
zetten, en gezien de sterke behoefte aan ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen, wordt deze
cluster beschouwd als cluster voor voorzieningen (zoals een school) en aanvullend lokale
bedrijvigheid.
De stad onderzoekt daarom de transformatie van (stukken van) deze omgeving, waarbij een groei van
stedelijke voorzieningen mogelijk is, ook voorzieningen die veel mobiliteit genereren. Bij deze
transformatie worden ook de volgende doelstellingen meegenomen. De bestaande voorzieningen en
andere grootschalige functies worden geoptimaliseerd op vlak van landschappelijke inpassing,
ontsluiting,… Het aanwezige gebouwde erfgoed (buurtstation met ateliers, Pinxtermolen) wordt
beter afleesbaar gemaakt. De doorzichten naar de getuigenheuvels worden bewaard en indien
mogelijk nog versterkt. De waterstructuur (van de Vlukken tot Wimmershof) wordt afleesbaar
gemaakt. Waar mogelijk en zinvol wordt ze ingebed in een blauwgroene vinger met ruimte voor
waterbuffering. Om deze doelstelling te bereiken, kunnen grootschaliger gebouwen in een groene
omgeving als typologie een logische keuze zijn. Het netwerk van langzaamverkeer-verbindingen
wordt waar zinvol aangevuld.
De figuur ‘ontwerpend onderzoek naar mogelijkheden van de omgeving van de zone van
Heidebergstraat tot einde Platte-Lostraat’ illustreert de potenties voor een nieuwe
voorzieningencluster tussen Vlierbeekveld en Diestseveld. Ze is louter illustratief. De intekening van
verbindingen en verdichtingsprojectjes is louter suggestief van aard.
5.2.7
Mobiliteitsingrepen ter hoogte van het einde van de Platte Lo-straat
Ten oosten van het hierboven beschreven transformatiegebied, ligt aan de noordzijde van de
steenweg een aaneengesloten bebouwingsfront met daarachter een gaaf openruimtegebied dat
aansluit bij de Molenbeek/Abdijbeekvallei. Hier zijn geen aanleidingen om te denken aan verdere
ontwikkelingen.
Ten zuiden van de steenweg, vinden we er een zone met smalle woonkavels aan steenweg en PlatteLostraat, waar weinig aanleidingen tot transformatie zijn. Het Jan Vranckxpad zal tussen deze kavels
worden doorgetrokken en tegenover de Jan Davidtsstraat verbonden met steenweg en PlatteLostraat. Het openruimtegebied ten oosten hiervan heeft niet echt een roeping als nieuw
centrumgebied, alhoewel het prima is ontsloten. Het is afgelegen van de dichter bebouwde wijken en
fungeert vandaag geenszins als voorzieningencentrum. Bovendien is er vandaag nog een mooi zicht
op de Trolieberg, op het scharnierpunt waar aan de overzijde het openruimtegebied stopt en overgaat
in een gesloten bebouwingsfront. Dit open zicht wordt best bewaard.
De stad onderzoekt hoe dit gebied kan worden ingezet om de mobiliteitsafwikkeling in Kessel-Lo te
verbeteren. Ze onderzoekt het verleggen van het laatste (smalle en onveilige) stuk van de PlatteLostraat naar het openruimtegebiedje. Zo kan de functie van de Platte-Lostraat als busverbinding
gecombineerd met auto-ontsluiting voor minstens een deel van de aanpalende wijken, beter
opnemen. Aan deze nieuwe verbinding, tevens het einde van het Jan Vranckxpad, wordt de aanleg
van een voorstadsparking onderzocht. Hier zouden mensen de auto kunnen achterlaten en
overstappen op fiets of op openbaar vervoer (zodra de doorstroming van de bussen verbeterd is). De
inpassing van deze randparking zal vooral op landschappelijk vlak een uitdaging zijn, en goed
gecombineerd moeten worden met doelstelling van het bewaren van het doorzicht vanuit de
steenweg. De figuur ‘ontwerpend onderzoek naar mogelijkheden van de omgeving van de zone van
Heidebergstraat tot einde Platte-Lostraat’ verbeeldt deze potenties Ze is louter illustratief, en legt
geen concrete inrichtingskeuzes vast.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
44
5.2.8
Bedrijventerrein Diestsesteenweg: beperkt groeien mits rekening te houden met
de landschappelijke kwetsbaarheid
Om verschillende redenen, springen we behoedzaam om met bijkomende ontwikkelingen op het
bedrijventerrein Diestsesteenweg. Reeds in het eerste structuurplan van 2004 werd het
bedrijventerrein aan de Diestsesteenweg omschreven als bedrijvenfragment. Het kende beter geen
verdere groei, en de nog onaangeroerde zone aan de oostzijde, met bestemming industriegbied,
werd gereserveerd voor een eventuele uitbreiding van het bestaande bedrijf. Dit standpunt wordt
aangehouden, maar enigszins genuanceerd. Deze zone met bestemming industriegebied wordt niet
langer gereserveerd voor het bestaande bedrijf, deze zone kan ook ingenomen worden door andere
lokale bedrijven. Het aspect ‘uitbreiden’ van de zone met bestemming industriegebied wordt niet
genuanceerd. Naast de wat meer afgelegen inplanting, ligt vooral de landschappelijke
kwetsbaarheid, ecologische overwegingen en de watergevoeligheid aan de basis van dit standpunt.
In de overstromings- en afstromingskaarten blijkt deze hele omgeving gevoelig voor wateroverlast;
het maakt deel uit van het afstromingsgebied van Trolieberg naar Springelbeek. De omgeving van
het Rozenpad vormt bovendien een belangrijke ecologische corridor tussen de Predikherenberg en
het Lindense kasteeldomein in de Molenbeek-Abdijbeekvallei. Het rozenpad zelf maakt onderdeel uit
van een (recreatieve) structurele verbinding van Linden tot Wimmershof en Boven-Lo.
Indien het bestaande industriegebied wordt uitgebreid moet rekening gehouden worden met de
landschappelijke kwetsbaarheid van dit gebied en moeten ook de ecologische overwegingen en de
watergevoeligheid meegenomen worden in het inrichtingplan. Herstructureringen op de bestaande
site kunnen ook bijdragen tot een betere landschappelijke structuur. Zo kan, door meer
geconcentreerde bebouwing en plaatsing dwars op de steenweg, de waterberging verbeterd worden,
de ecologische corridorfunctie versterkt, en de zichten vanuit de steenweg op de achtergelegen
Trolieberg verbeterd. Bedrijvigheid wordt in principe enkel vanuit de Diestsesteenweg ontsloten.
5.3 Molenbeek-Abdijbeekvallei
5.3.1
De beekvallei optimaliseren als blauwe vinger met recreatiefunctie
Ten noorden van de deelruimte ‘Diestsesteenweg’ ligt de vallei van de Molenbeek-Abdijbeek. In de
landschapsstructuur werd al het belang benadrukt om de beekvalleien als open gebieden en
beleefbare blauwgroene vingers uit te bouwen, liefst in combinatie met langzaamverkeerroutes. Ook
vormen de blauwgroen vingers de ideale omgeving voor het inplanten van recreatiefuncties als ‘poort’
naar de zachte recreatieomgevingen.
De Molenbeek-Abdijbeekvallei fungeert anno 2016 reeds als goed publiek toegankelijke groene vallei
en drager van recreatie en gemeenschapsvoorzieningen, met opeenvolgend het provinciaal domein,
de omgeving van de Vlierbeekabdij en het waterwinningsgebied rond het Negenbunderspad, en
verbindingen richting het Lindense kasteeldomein. Toch zijn in deze vallei nog enkele
aandachtspunten, zoals de leesbaarheid van de vallei ter hoogte van de Eenmeilaan, de verbinding
met de Blauwputbeek naast het spoorwegplateau, het vrijwaren van het open zicht op de vallei aan
de Holsbeeksesteenweg, de verbinding van het Negenbunderspad en het Lovensvoetpad. De betere
publieke toegang van het kasteeldomein te Linden zou wenselijk zijn, maar valt onder de
verantwoordelijkheid van Lubbeek.
5.3.2
Aandacht voor het volledige watersysteem, inclusief de zijbeken
Belangrijke aandachtspunten zijn echter ook de zijbeekjes en waterafstromingsgebieden naar de
Molenbeek-Abdijbeek. Vanuit omgeving Wimmershof kan gewerkt worden aan een blauwgroene
vinger richting de Vlukken in het waterwinningsgebied achter de Vlierbeekabdij. Vanuit de omgeving
van de Rozenweg loopt de waterstructuur richting de Springelbeek, doorheen het Lindense
kasteeldomein.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
45
5.3.3
Potenties van de abdij van Vlierbeek beter benutten, zonder overdreven dynamiek
te creëren
In de vallei ligt de historisch waardevolle site van de abdij van Vlierbeek. Voor deze site wordt een
masterplan uitgewerkt waarbij inrichting en wenselijk programma worden bekeken. Het is de
bedoeling om deze site in te zetten voor een aantal voorzieningen, echter met een laagdynamisch en
eerder lokaal karakter, die goed aansluiten bij de ligging in de groenblauwe vinger.
5.3.4
Zichten op de openruimtegebieden rond de vallei bewaren
Rond de vallei liggen enkele goed waarneembare openruimtegebieden, zoals rond het
Negenbunderspad. Andere openruimtekamers zijn nog maar beperkt waarneembaar, zoals het
opgenruimtegebied tussen Kortrijksestraat, Jan Davidtsstraat en Tiensesteenweg, en de
openruimtekamer ten oosten van de Jan Davidtsstraat die aansluit bij het kasteeldomein van Linden.
De doorzichten vanuit de Kortrijksestraat zijn niet bedreigd; die langs de Jan Davidtsstraat echter wel.
De stad onderzoekt hoe dit zicht kan worden gevrijwaard, in combinatie met een betere bescherming
van het agrarische erfgoed.
5.3.5
Optimalisatie van het langzaamverkeernetwerk
Alhoewel in en dwars over de Molenbeek-Abdijbeekvallei al heel wat goede verbindingen voor
langzaam verkeer bestaan, zijn er nog enkele uitdagingen op dit vlak. De hoofdfietsroute vanuit
Linden wordt doorgetrokken doorheen het provinciaal domein naar de Eenmeilaan en de
fietssnelweg Aarschot-Leuven. Een nieuwe verbinding tussen Kesseldal en centrum Kessel-Lo wordt
toegevoegd; hiervoor wordt een verbeterde doorsteek door het provinciaal domein richting
Borstelsstraat onderzocht.
5.4 Spoorwegplateau en omgeving
Het spoorwegplateau vormt anno 2016 een geïsoleerde enclave tussen infrastructuren, en gaat geen
relatie aan met de omgeving. Op de kop van het spoorwegplateau zijn in 2016 reeds een aantal
mobiliteitsgerelateerde projecten gepland of in uitvoering: busstelplaats, pendelparking als
overstapparking tussen E40-E314 en het Leuvense station, en enkele restfuncties ten behoeve van de
spoorwegen. De ontsluiting van het spoorwegplateau zal in de toekomst gebeuren via het vernieuwde
Vuntcomplex en een weg tussen Vuntcomplex en pendelparking. De timing van deze werken is anno
2016 onzeker. De overige ideeën voor het spoorwegplateau, van logistieke zone over KMO-zone,
zone voor grootschalige evenementen tot wetenschapspark, zijn anno 2016 geen van alle concreet
verder voorbereid.
5.4.1
Groeipool voor personen-intensieve tewerkstelling
De stad Leuven ziet de ontwikkeling van spoorgebonden activiteiten niet als een speerpunt van haar
beleid, zoals in het thematische beleidskader ‘werken’ besproken. De site ligt wel langs het spoor,
maar een spoorgebonden economische activiteit heeft mobiliteitseffecten ver buiten een
overslagsite. De stad wenst dergelijke activiteiten niet te ontwikkelen in dit erg congestiegevoelige
gebied.
Wel heeft dit gebied een roeping als toekomstige tewerkstellingslocatie. Door de ligging dichtbij het
station van Leuven, naast een logische route voor hoogwaardig openbaar vervoer op de Eenmeilaan
of de nieuwe weg op het spoorwegplateau, aan de fietssnelweg richting Aarschot en ettelijke
hoofdfietsroutes en aan het Vuntcomplex, is het prima en duurzaam ontsloten. Een personenintensieve tewerkstelling is hier dus op haar plaats. Deze site wordt daarom als toekomstig te
ontwikkelen wetenschapspark (waardoor Termunckveld kan gereserveerd worden als strategische
reserve voor de heel lange termijn).
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
46
5.4.2
Meerwaarden voor de omgeving en de stad creëren
Terwijl in het verleden eerder naar het spoorwegplateau gekeken werd als goed afgesloten enclave
waar hinderlijke functies een plek konden vinden, streven we vandaag dus naar het optimaal benutten
van deze site als centraal gelegen. We benutten dan ook de ontwikkeling om meerwaarden te creëren
voor een ruimere omgeving.
Aan de noordoostelijke rand van het spoorwegplateau wordt de blauwgroene vinger van de
Molenbeek-Lemingbeek-Blauwputbeek maximaal afleesbaar gemaakt. We combineren deze
blauwgroene structuur met de routes voor langzaam verkeer.
We streven naar een inrichting die ook voor Kessel-Lo en Kesseldal een toegevoegde waarde kan
betekenen. De tewerkstelling wordt zo ingericht dat de site ook een aanvullend aanbod aan
groenruimte voor de woonkernen vormt. Op de scharnierpunten met de omgeving – de koppen en
het contactpunt met het provinciaal domein – wordt de tewerkstelling gecombineerd met functies
die ook een meerwaarde betekenen voor deze omgeving, zoals ontmoetingsinfrastructuur,
parkeergelegenheid,…
De stad maakt een masterplan op waarin al deze doelstellingen onderzocht en gecombineerd
worden.
5.4.3
Een energieconcept op schaal van de site en de ruimere omgeving
Voorafgaand aan de ontwikkeling van een dergelijke nieuwe, grootschalige site, wordt een
energieconcept opgemaakt waarbij gestreefd wordt naar een klimaatneutrale ontwikkeling. Hierbij
kijkt de stad ook naar mogelijke wisselwerkingen met functies in de ruimere omgeving, zoals het
milieupark en de woonkern Kesseldal.
5.4.4
Het spoorwegplateau beter verbinden met het station en met Kessel-Lo
Alhoewel de site prima gelegen is, blijft vooral een goede voetgangersverbinding tussen het
spoorwegplateau en de Leuvense Vesten (en dus het station van Leuven) een aandachtspunt. Dit
wordt belangrijker nu de keuze voor personenintensieve tewerkstelling is gemaakt. Ook de relatie
met de woonkern Kessel-Lo en de ontwikkelingen rond het station zal aandacht vergen bij de
voorbereiding van nieuwe projecten voor de zuidelijke kop van het gebied. Bij de uitwerking van een
masterplan voor het wetenschapspark, zal de stad ook deze doelstellingen evalueren.
5.4.5
Goed aansluiten van de parking op station Leuven
Een randparking op deze site, goed ontsloten vanuit de E314 vanuit het Vuntcomplex, blijft een
logische keuze. Ze veroorzaakt immers geen hinder in de omliggende woonkernen, omdat ze
rechtstreeks op het hoger wegennet aantakt. Pendelaars uit de omgeving kunnen deze gebruiken om
op het openbaar vervoer (trein- en busstation Leuven) over te stappen. Ook om deze reden moet het
spoorwegplateau een vlotte loopverbinding met het station krijgen.
5.5 Kesseldal: oude en nieuwe structuren tussen beekvallei en Kesselberg
De woonkern Kesseldal ligt in de vallei van de Lemingbeek, aan de voet van de Kesselberg en de
noordflank van de Schoolbergen. De woonkern bestaat ten eerste uit het oude Beneden-Kessel, waar
sinds de 13de eeuw een kern van bewoning gegroeid is langs Holsbeekse- en Wilselsesteenweg. Tussen
Beneden-Kessel en de Eenmeilaan – Kesseldallaan vinden we een veel recentere woonkern,
bestaande uit appartementencomplexen en grondgebonden woning. Ten oosten van de
middeleeuwse bebouwingskern, werd een recentere sociale woonwijk gebouwd. Buiten de
woonkern, tegen de flank van de Kesselberg en verspreid in de vallei liggen uitgebreide woonlinten.
Op de Kesselberg ligt naast zonevreemde bebouwing ook een gebied met buitenverblijfjes. Ten
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
47
noordwesten van de Kesselberg ligt op Leuvens grondgebied nog een woonfragment dat aanleunt bij
Holsbeek-Plein. Tussen de infrastructuren van het Vuntcomplex, snelweg en spoorweg, ligt een
compleet geïsoleerd woonfragmentje.
De woonkwaliteit in de zeer dichtbebouwde woonkern Kesseldal, met een variatie aan woningtypes
maar vooral echte concentraties van appartementen, is niet ideaal. Dit, ondanks de ligging tussen de
mooie groene gebieden van Kesselberg en provinciaal domein. Het voorzieningenniveau is er eerder
pover. De lokale handel in de oudste bebouwingskern is er in de laatste jaren op achteruit gegaan. Het
openbaar domein in de woonkern is niet overal even interessant, en lijdt onder de grote parkeerdruk.
5.5.1
Zoeken naar kleine ingrepen voor kwaliteitsverbetering en leefbaarheid
De mogelijkheden om in Kesseldal de woonkwaliteit op te drijven, lijken echter redelijk beperkt.
Ten eerste wordt de blijvende aanwezigheid van enkele dagdagelijkse voorzieningen in Kesseldal
ondersteund. De praktijk toont aan dat handels- en horecazaken moeilijk overleven in Kesseldal. De
stad zal zoeken naar manieren om deze functies meer overlevingskansen te bieden. De zone van de
Wilselsesteenweg lijkt hiervoor de meest geschikte zone, zeker in de omgeving van de Domeinstraat.
De stad ondersteunt deze als zeer lokale en kleinschalige handelscluster.
Ook kan de leefbaarheid van Kesseldal worden verhoogd door vlottere en veilige verbindingen met
de omgeving; met de voorzieningencentra in de aanpalende woonkernen en met de groene
recreatiegebieden in de omgeving. Via het project van het Vuntcomplex en via de ontwikkeling van
het spoorwegplateau worden veilige fietsverbindingen in verschillende richtingen uitgebouwd. In
zuidelijke richting wordt gestreefd naar betere fietsverbindingen naar Kessel-Lo, doorheen het
provinciaal domein (zie elders). Een recreatieve route in oostelijke richting langs de Lemingbeekvallei,
kan de toegankelijkheid van de blauwgroene vingers verbeteren.
5.5.2
Groene vingers intact houden, en vergroenen van het openbaar domein
Tenslotte wordt de kwaliteit van de omgeving bewaakt, en wordt het aanwezige groen veilig gesteld.
De stad doet wat in haar macht ligt om verdere bebouwing in de zone tussen Kesseldallaan en
Blauwputbeek-Lemingbeek te vermijden. Het groene karakter van de flanken van de Kesselberg mag
niet verder worden aangetast, en een goede bereikbaarheid van de berg en haar speelzones vanuit
Kesseldal moet bewaakt worden. Voor de rest wordt het openbaar domein zo veel mogelijk groen
behouden of heraangelegd.
5.5.3
De Lemingbeekvallei uitbouwen als beleefbare blauwgroene vinger
Met de beleefbaarheid van de Lemingbeek is het heel wat minder gesteld dan die van de MolenbeekAbdijbeek. Ze is zichtbaar, maar niet toegankelijk, aan de oostkant van Leuven b.v. vanuit de
Sneppenstraat en de Leming. Meer naar de woonkern toe, is de beekvallei helemaal niet
structurerend aanwezig, of zelfs maar zichtbaar.
Aan de kant spoorwegplateau-Kesseldallaan zal de beek beleefbaar moeten worden gemaakt bij de
ontwikkeling van het spoorwegplateau. In de wijk ten oosten van de middeleeuwse bebouwingskern
onderzoekt de stad het openleggen van de Lemingbeek en ingrepen rond waterberging in het
openbaar domein, eventueel naar aanleiding van de vernieuwing van de sociale woonwijk. Tenslotte
onderzoek de stad de mogelijkheid van een recreatieve route langsheen de Lemingbeek in de
openruimtegebieden ten oosten van de Liemingenstraat. Zeker in het gesloten bouwblok tussen
Bergstraat en Holsbeeksesteenweg is het toegankelijk maken de enige manier om de beekvallei
zichtbaar en beleefbaar te maken.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
48
5.6 Vaartzone
De Vaartzone is een unieke locatie met grote industriële percelen vlakbij de binnenstad. Het
voorbehouden van voldoende ruimte voor verschillende vormen van duurzame logistiek, distributie
en productie, is er noodzakelijk voor de economische ontwikkeling van Leuven. De focus ligt hierbij
op ambachtelijke productiebedrijven, circulaire economie en innovatieve maakindustrie. Om dat
waar te maken en voldoende ruimte voor te behouden, is het van belang om de grootschalige
kleinhandel te beperken. Vooral in het gebied langs de Aarschotsesteenweg is de vestiging van grote
commerciële publiekstrekkers, klassieke supermarkten of winkelketens niet opportuun, gezien deze
een duurzame stedelijke ontwikkeling ondermijnen. Het beperken van de ‘grootschalige kleinhandel’
zorgt er tevens voor dat de mogelijke verkeersoverlast op de Aarschotsesteenweg en de ongewenste
concurrentie of gebrek aan complementariteit met de handel in de binnenstad wordt vermeden.
Het inzetten van de Vaartzone voor de circulaire economie omvat bijvoorbeeld ruimte voor
stadsdistributie, voor repair- of recyclageindustrie, innovatieve maakindustrie, energierecuperatiesystemen, e.d. Dat past ook in de ruimere ontwikkeling van Leuven-Noord, met
bijvoorbeeld de geplande realisatie van het masterplan Ecowerf (recyclagepark, GFT-vergisting met
biogasproductie, duurzaam afvalbeheer voor de regio, etc.), de waterzuiveringsinstallatie van
Aquafin (afvalwaterbeheer), en de ontwikkeling van het spoorplateau tot wetenschapspark en
Leuvense innovatiepool.
Het versterken van de lokale bedrijvigheid gaat in de Vaartzone samen met kleinschalige
voorzieningen en recreatieve functies, zowel in de gebouwen als in de publieke ruimte. Dat zal
bijdragen aan de stedelijke multifunctionaliteit van het gebied en aan de valorisatie van de
landschappelijke kwaliteiten. Op gebouwenniveau is de combinatie van bedrijvigheid met sport,
recreatie en/of cultuur in nevenbestemming wenselijk in voormalige industriële gebouwen die zich
daartoe lenen, zoals het Marie-Thumascomplex aan de westelijke vaartoever.
Het uitbouwen van het blauwgroene netwerk gekoppeld aan fiets- en voetgangersverbindingen is
hierbij eveneens belangrijk. De publieke ruimte langs de vaartoevers biedt kansen voor bijkomende
speelplekken en ontmoetingsruimten. De continue fiets- en wandelpaden langs de Vaart fungeren
hiervoor als ruimtelijke drager. Onder meer de ruimten rond de aanlegkades komen in aanmerking
voor uitbouw van ontmoetingsplekken. Specifiek biedt de ruimte rond de zwaaikom mogelijkheden,
waar aan beide vaartoevers stadseigendommen gelegen zijn. In deze zone kan dit bovendien
gecombineerd worden met een dwarse fiets- en voetgangersverbinding tussen beide oevers. De hoek
met de Pastoor Legrandstraat-Begaultaan komt eveneens in aanmerking voor een publieke
herinrichting, gezien de verbinding met Wilsele Dorp hier gemaakt wordt (zie verder). Op plekken
waar vandaag functies niet op hun plaats zijn, zoals het tankstation op de K.Begaultlaan, kan
bedrijvigheid gecombineerd worden met kwalitatieve en publiek toegankelijke groene ruimte. Aan
de westelijke oever sluit het fietspad aan op de fietssnelweg tussen Leuven en Brussel. In het noorden
dient een kwalitatieve fiets- en voetgangersverbinding te worden opgezocht met het gebied rond de
vijvers van Bellefroid en met het fietspad langs de Vaart. De restruimten onder het viaduct van de
E314 kunnen hierbij zodanig worden ingericht dat recreatief gebruik ervan mogelijk wordt.
5.7 Wilsele-Dorp
Wilsele-dorp is een kleine kern met veel verschillende woontypologieën. De zone aan de zijde van de
Mechelsesteenweg en L. Decouxlaan is vrij dens bebouwd met veel kleine woningen in gesloten
verband. Het centrale deel herbergt een aantal sociale wijken met een zeer specifiek voorkomen,
terwijl de oostzijde ruime percelen met vrijstaande villa’s kent.
Wilsele profiteert enerzijds van haar ligging, “hoog op de Roeselberg”: er is geen doorgaand (snel)
verkeer, het is er rustig en op veel plaatsen zijn er mooie uitzichten over de omgeving. Anderzijds
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
49
heeft dit isolement ook een aantal duidelijke nadelen. Het voorzieningenniveau is vrij laag, de enige
“leefbare” site voor handel blijkt de Mechelsesteenweg te zijn, die dit wellicht voor een deel dankt aan
passage. De ontsluiting - vooral voor fietsers – is moeilijk. Door de ontwikkeling van de Vaartkom zijn
er nu op korte afstand wel voorzieningen, maar het hoogteverschil blijft een obstakel (zelfs de lift in
het parkeergebouw lost dit nog niet helemaal op: er moeten nog steeds ca. 2 “etages” per trap worden
afgelegd). De nogal smalle straten van het westelijk deel van de kern, worden voor een goed deel
ingenomen door geparkeerde voertuigen, wat de ruimte voor langzaam verkeer aanzienlijk verkleint.
In een aantal zones zijn er amper stoepen, laat staan fietspaden. Het aanbod aan buurtgroen is
kwantitatief wellicht ruim voldoende, maar ook hier hebben de hoogteverschillen (binnen de kern) als
nadeel dat de toegankelijkheid van deze terreinen niet erg optimaal is. De stad heeft twee ruime en
mooie speelterreinen in de bufferzone aangelegd, die echter maar kunnen bereikt worden na het
nodige “klauterwerk” (wat voor ouderen en andersvaliden en wellicht ook voor ouders met
kinderwagens niet evident is) en ze liggen enigszins afgezonderd, zonder veel contact met woningen
of andere functies.
Verdichting en woonontwikkeling zijn in Wilsele-Dorp dan ook niet aan de orde. Méér bewoners op
een moeilijk ontsloten locatie met weinig voorzieningen organiseren is niet wenselijk omdat de
kwaliteit van de kern dan alleen maar meer onder druk komt te staan. Roeselbergdal, dat in het eerste
structuurplan uit 2004 geselecteerd is als woonuitbreidingsgebied, wordt als zodanig geschrapt. De
woon- en bevolkingsstudie leert immers dat het aansnijden van Roeselbergdal niet nodig is om onze
toekomstige woonbehoefte te kunnen invullen. Bovendien is elke invulling op Roeselbergdal op zich
al moeilijk. Dit omwille van de aanwezigheid van de E314, die op sommige plaatsen hoger ligt dan het
Roeselbergdal, waardoor er veel geluidshinder is en wellicht ook fijn stof een probleem vormt.
In Wilsele-Dorp is kwaliteitsverbetering de grootste uitdaging. Deze kwaliteitsverbetering heeft met
verschillende aspecten te maken:
- Het aanbod aan (toegankelijk) groen kan verhoogd worden. Dit kan door Roeselbergdal in te zetten
als openruimtegebied waar –behalve landbouw- ook recreatieve functies een plaats krijgen.
Roeselbergdal kan bovendien samen met een aantal lappen grond in bufferzone aan weerszijden van
de E314 en de spoorweg een groene verbinding vormen tot aan de sportschuur (en de vijvers van
Bellefroid) met nieuwe routes voor langzaam verkeer. In deze zone kunnen kleinschalige recreatieve
voorzieningen, gericht op Wilsele-Dorp (geen verkeersgenererende activiteiten), zoals een wat
grotere speeltuin, een trapveldje, skate zone (onder viaduct), een ontmoetingsruimte,… een plaats
krijgen. Hiertoe wordt best ook een groene buffer langsheen de E314 aangelegd om de hinder in te
perken. Een deel van Roeselbergdal en de aanliggende zone in het noorden (F.PerdieusstraatHagelandstraat-Brandstraat) wordt geselecteerd als gemengd openruimtegebied.
- Naast Roeselbergdal is een tweede interessante zone het kruispunt van de P. Legrandstraat en de
K. Begaultlaan, zoals ook vermeld bij bespreking van de deelruimte Vaartzone. Door op de noordelijke
hoek van dit kruispunt een deel van de huidige “zone voor stedelijke ontwikkeling” een groene
invulling te geven, al dan niet in combinatie met een nieuwe bouwmogelijkheid (voor voorzieningen
en wonen), krijgt Wilsele een eigen groene zone aan de Vaart. Deze kan eventueel verbonden worden
met de groene ruimte van de pastorij.
- Naast Roeselbergdal en de zone aan de vaart zijn er nog een aantal kleinere uitbreidingen van het
groenaanbod mogelijk.
- Een aantal straten (vb. zone Mechelsesteenweg, Pompstraat, L.Decouxlaan,A.Woutersstraat, ….)
kunnen een inrichting krijgen die meer plaats biedt aan de zwakke weggebruiker en groen. Omdat
Wilsele-Dorp niet af te rekenen heeft met stromen doorgaand verkeer kan een circulatieplan
opgemaakt worden waarbij in de smalste straten zoveel mogelijk éénrichtingsverkeer wordt
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
50
opgelegd. Daarnaast kan een deel straatparkeren verplaatst worden naar een aantal
“parkeerpockets” voor gebundeld bewonersparkeren. Roeselbergdal kan hier ook (deels) voor
ingezet worden.
5.8 Kareelveld
Kareelveld wordt bestendigd als belangrijke groene vinger, een openruimtegebied dat over de E314
heen doorloopt in de zone rond de Mollekensberg en de ecologische corridorfunctie van de E314
versterkt. Kareelveld wordt geselecteerd als openruimtegebied.
Kareelveld blijft een belangrijke landbouwzone. De provinciale tuinbouwschool De Wijnpers ligt op
een steenworp van Kareelveld. Er kan onderzocht worden of Kareelveld (deels) kan ingezet worden
om het tuinbouwonderwijs te ondersteunen en of hier in het kader van het beleid dat de stad wil
voeren m.b.t. het stimuleren van stadslandbouw, evtueel in samenwerking met de school, activiteiten
in deze zin kunnen ontplooid worden.
Daarnaast kan het aanleggen van een betere padenstructuur doorheen Kareelveld en richting
Mollekensberg (nu: via donkere tunnel en bijzonder hobbelige paden) deze zone ontsluiten voor
zachte recreatie, vanuit de aangrenzende woonzone maar ook vanuit het westelijke deel van de
binnenstad.
5.9 Gasthuisberg
De site Gasthuisberg (inclusief Vogelzang en de zone richting Brusselsesteenweg) wordt
voorbehouden voor de verdere ontwikkeling van het universitair ziekenhuis, de universitaire en
hogeschoolcampus biomedische wetenschappen en de biomedische spin-offs.
Het masterplan voor Gasthuisberg voorziet een afwerking binnen een infrastructuurring, die de site
verbindt met de E314 en de singels en een aparte toegang voor openbaar vervoer vanaf de
Tervuursesteenweg heeft.
Pas nadat Gasthuisberg binnen de in het masterplan geprojecteerde ring “volgebouwd” is, kunnen de
randzones ontwikkeld worden in functie van de noden en de optimalisatie van het ziekenhuis en de
hierop geënte activiteiten.
De ontwikkeling van de uitbreidingszones kan niet meer op basis van het concept zoals het
masterplan binnen de ring voorschuift (nl. als één aaneengesloten megacomplex). De inplanting en
typologie van nieuwe gebouwen moet erop gericht zijn het landschap (van de heuvel) te laten
doorlopen. Op deze wijze blijft de landschappelijke eigenheid van het gebied –een getuigenheuvelleesbaar en worden in de blauwgroene structuur stapstenen gerealiseerd die de zone van
Vogelzang/Zwanenberg verbinden met de open ruimte van Kareelveld via het Lemmenspark. Het
voorzien van voldoende waterbuffering is (omwille van hellingen en harde ondergrond) een
belangrijk thema op deze site.
Het idee om te werken met losstaande volumes in het groen om een verbinding te maken tussen
Vogelzang en Kareelveld kan doorgetrokken worden over de Brusselsesteenweg heen, in de zone
vlak achter de Brusselsepoort. De reorganisatie van deze zone biedt bovendien de mogelijkheid om
een veiligere verkeersafwikkeling te voorzien. Deze zone wordt geselecteerd als transformatiezone.
Gasthuisberg blijft uiteraard een belangrijk knooppunt in de openbaarvervoersstructuur. De nieuwe
aantakking via de interne ring op de Tervuursesteenweg vormt het oorspronkelijke kopstation om tot
een station waar ook doorgaande lijnen mogelijk zijn.
De nabijheid van de binnenstad en het uitgebreide openbaarvervoersaanbod maken Gasthuisberg tot
een geschikte locatie voor randparkeren. Deze parking kan bvb. georganiseerd worden op de plaats
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
51
van de huidige openluchtparking “Het teken”. Omdat deze zone direct aansluit bij het woongebied
van de Tweekleinewegenstraat is een trapsgewijze opbouw waarbij maximaal wordt gebruik gemaakt
van de bestaande hoogteverschillen en het “inpakken” van het parkeergebouw in een groen schil een
interessante piste. Eén of meerdere rechtstreekse doorsteken vanuit de Tweekleinewegenstraat
zorgen ervoor dat de bewoners van de Tweekleinewegenstraat-Tervuursesteenweg op een vlotte
manier het busstation kunnen bereiken (en niet rond hoeven te lopen via de singels).
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
52
6 Krachtlijnen van het beleid voor het Heuvellandschap
HET OOSTELIJK HEUVELLANDSCHAP
Landschap en blauwgroene structuur maatgevend voor ontwikkelingen
In het Oostelijk Heuvellandschap staat de zorg voor het landschap en de blauwgroene vingers
voorop. De drie beekvalleien (Lemingbeek-Blauwputbeek, Molenbeek-Abdijbeek en MolenbeekBierbeek) worden maximaal beleefbaar gemaakt en verder uitgebouwd als blauwe vingers doorheen
de woonkernen. De groene getuigenheuvels (Kesselberg, Schoolbergen, PredikherenbergTrolieberg) worden gevrijwaard van verdere bebouwing. Een netwerk van groene ruimten en
langzaamverkeerverbindingen zorgt ervoor dat de groene vingers ver in de woonkernen doordringen
en met de beekvalleien verbonden worden.
Tussen de groenblauwe vingers liggen de compacte woonkernen van Kessel-Lo – Korbeek-Lo
(tussen de twee Molenbeken) en Kesseldal (ten noorden van de Molenbeek-Abdijbeek). De
woonkernen worden niet ruimtelijk uitgebreid en de verspreide ontwikkelingen in de open ruimte
worden vermeden.
De geselecteerde erfgoedclusters worden bewaard, versterkt en beter afleesbaar gemaakt in de
stedelijke structuur.
Ook gaat de stad zeer behoedzaam om met grote schaal: enkel in de ruime stationsomgeving zijn
echte grootschalige gebouwen op hun plaats. Op enkele andere plekken kan iets grotere schaal,
gecombineerd met groene ruimte (wetenschapspark spoorwegplateau, clusters Diestsesteenweg,
omgeving De Jonghestraat en Tivoli).
Een sterk voorzieningenaanbod in de woonkernen
In de woonkernen van het Oostelijk Heuvellandschap wordt de centrumstructuur – dit zijn de clusters
van handel, gemeenschapsvoorzieningen en kleinschalige tewerkstelling – in clusters ondersteund en
verder versterkt.
De stad bouwt de Diestsesteenweg verder uit als drager van voorzieningenclusters, waar ruimte is
voor bovenlokale functies (ook deze met behoorlijke mobiliteitsvraag). Naast bestaande clusters of
clusters in aanbouw (De Becker Remyplein – Centrale Werkplaatsen, Boudewijnstadion) duidt de stad
herontwikkelingslocaties aan waar nieuwe stedelijke functies terecht kunnen: kop van de
Diestsesteenweg, zone ten oosten van Heidebergstraat-Molenstraat. De ontwikkeling van deze
cluster gaat gepaard met verbeterde landschappelijke inpassing.
De stad ziet het J. Vranckxpad en de Platte-Lostraat als dragers van clusters met lokale
voorzieningen (op maat van Kessel-Lo) en recreatie. Ze wil de bestaande voorzieningen beter op het
Vranckxpad betrekken. De structuur van publiek groen met kleinschalige voorzieningen wordt
doorgetrokken tot het Park Belle Vue. Aan de oostzijde wordt de lokale en recreatiecluster van de
hogere Koetsweg verder uitgebouwd en op Platte-Lostraat – Vranckxpad betrokken.
De clusters op de Tiensesteenweg worden beperkt conform de visie van de RUP’s Tiensesteenweg.
Bijkomend wordt een kleinschalige cluster rond kruispunt Oudebaan-Meerdaalboslaan, gelegen op
de gewenste groene verbinding tussen Molenbeekvallei en Predikherenberg, versterkt.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
53
Tewerkstelling kan groeien op het spoorwegplateau en in de woonkernen
De stad bestemt het spoorwegplateau, ten noorden van de reeds geplande transportfuncties, voor
kennisgerelateerde bedrijvigheid. De ontwikkeling van dit bedrijventerrein gaat gepaard met een
goed energieconcept, het beter inpassen van de blauwgroene vinger van de Leming-Blauwputbeek,
en een goede afstemming op de omgeving (provinciaal domein, stationsomgeving, Kessel-Lo).
Het bedrijvenfragment aan de Diestsesteenweg is niet de aangewezen plaats om bijkomende groei
op te vangen. Wel zijn herontwikkelingen mogelijk die een landschappelijke winst opleveren.
De stad ondersteunt de groei van kleinschalige tewerkstelling in het woonweefsel via haar
verdichtingsbeleid (zie thema ‘werken’).
Voorzichtig omgaan met woninggroei
De reeds geplande woonontwikkelingsgebieden worden afgewerkt. De nog niet grotendeels
afgewerkte worden behouden: Genadeweg, Bareelweg, Vlierbeekveld.
Een bijkomende woninggroei in het gewone weefsel is niet onmogelijk op goed ontsloten locaties en
in de omgeving van de voorzieningenclusters. Deze kunnen echter enkel als tegelijk een meerwaarde
wordt gecreëerd die past in een stedelijke visie (groenplan, fietsroutenetwerk,
waterbeheersingsplan,…).
Duurzame bereikbaarheid van het Oostelijk Heuvellandschap
Het fietsroutenetwerk, reeds goed uitgebouwd in Kessel-Lo, wordt nog verder versterkt en verbeterd.
Vooral de ‘tangentiële’ verbindingen (noord-zuid) moeten versterkt worden.
De stad onderzoekt een aanpassing van het openbaarvervoernetwerk, zodat dit de reële vraag
bedient en ook de tangentiële stromen kan opvangen. Ook wordt de doorstroming van het openbaar
vervoer Leuven richting Diest, verbeterd. Aan de rand van het stadsdeel ligt het bepleite nieuwe
spoorstation Haasrode.
De stad werkt een systeem van randparkings uit, onder meer op de Diestsesteenweg. De zoekzone
ligt ter hoogte van het einde Platte-Lostraat.
HET WESTELIJK HEUVELLANDSCHAP
Vrijwaren van grote structurerende openruimtegebieden en het herkenbaar houden van het reliëf
Het Westelijk Heuvellandschap heeft een uitgesproken reliëf: het ligt deels op de hellingen van de
getuigenheuvels (Roeselberg en Gasthuisberg) , en deels in de vallei van de Dijle en Vunt (Vaartzone).
De grote structurerende openruimtegebieden in dit stadsdeel zijn -dankzij hun ligging op
heuvelflanken - zeer waarneembaar vanuit de omgeving. Deze structuren spelen bovendien een
belangrijke rol in de regionale groenstructuur. In RSL2 wordt het vrijwaren van deze gebieden en het
herkenbaar houden van het reliëf vooropgesteld. Dit impliceert dat vb. bij de ontwikkeling van
Gasthuisberg buiten de in het masterplan gedefinieerde ring een ontwikkelingsmodel moet worden
gehanteerd dat het vrijwaren van de groene heuvelflanken vooropstelt, maar ook dat Kareelveld als
openruimtegebied wordt bestendigd. De zone rond de Brusselsepoort kan -in samenhang met de
uitbreidingszone van Gasthuisberg- ruimtelijk gereorganiseerd worden, waarbij de heuvelflank terug
open en zichtbaar wordt gemaakt en een groene verbinding tussen het Lemmenspark en Kareelveld
ontstaat.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
54
Geplande verdichting in woongebied is Westelijk Heuvellandschap niet wenselijk
Het westelijk stadsdeel bevat de woonkern Wilsele-Dorp. Geplande verdichting in woongebied is in
het Westelijk Heuvellandschap niet wenselijk. Het Westelijk Heuvellandschap beschikt al over een
hoog percentage kleinere woningtypes en is sterk aan het vergrijzen. Het bestaande aanbod aan
gezinswoningen wordt daarom best gevrijwaard van opdelingen. Daarnaast zijn de woongebieden in
het Westelijk Heuvellandschap geen “echte” woonkernen met een goed uitgebouwde eigen
voorzieningen apparaat. Wilsele-Dorp is eerder een woonwijk die aangewezen is op de binnenstad.
Qua lokaal groenaanbod scoort Wilsele-Dorp ook niet bijzonder goed. Ook is de moeilijke ontsluiting
voor Wilsele-Dorp een probleem.
Geen woonontwikkelingsgebieden selecteren
Er worden geen woonontwikkelingsgebieden geselecteerd in het Westelijk Heuvellandschap. De
ontwikkelingsgebieden uit het eerste structuurplan van 2004 worden, op Sint-Jansbergsesteenweg
en de reeds gerealiseerde woonontwikkelingsgebieden in 2016 na, “geheroriënteerd” en zullen
ingezet worden om ruimte te bieden aan “andere functies”, waar de stad nood aan heeft, op korte of
langere termijn. Het woonontwikkelingsgebied Roeselbergdal wordt opgegeven omdat Wilsele-Dorp
een moeilijk ontsloten woongebied is. Roeselbergdal zal als gemengd openruimtegebied bijdragen
aan de corridorfunctie van de E314 en kan ingezet worden om de kwaliteit van Wilsele-Dorp te
verhogen door er (beperkte) recreatieve voorzieningen en bewonersparkeren in te richten.
Kwaliteitsverbetering van de bestaande woonzones
Verdichting en woonontwikkeling mag dan niet aan de orde zijn in het Westelijk Heuvellandschap,
kwaliteitsverbetering van de bestaande woonzones des te meer. In Wilsele-Dorp kan dit vb. door
Roeselbergdal in te zetten als openruimtegebied waar behalve landbouw ook recreatieve functies een
plaats kunnen krijgen, door de verkeerscirculatie te herbekijken zodat er in de vaak smalle straten
meer plaats vrij komt voor fietsers en groen, door parkeerpockets in te richten en door de zone op de
hoek van de P. Legrandstraat en de K.Begaultlaan een groene invulling te geven, al dan niet in
combinatie met een nieuwe bouwmogelijkheid (voor voorzieningen en wonen).
Clusters op stadsniveau
In het Westelijk Heuvellandschap bevinden zich reeds een aantal belangrijke clusters op stadsniveau,
die een rol spelen in de economische structuur, de centrum- en voorzieningenstructuur. Deze clusters
worden in RSL2 benoemd en er worden randvoorwaarden voor de verdere ontwikkeling ervan
geformuleerd. Voor Gasthuisberg hebben deze randvoorwaarden te maken met het voldoende open
houden van de heuvelflanken. In de Vaartzone staat het voorbehouden van voldoende ruimte voor
verschillende vormen van duurzame logistiek, distributie en productie, voorop. De focus ligt hierbij op
ambachtelijke productiebedrijven, circulaire economie en innovatieve maakindustrie. Dit impliceert
dat grootschalige kleinhandel in deze zone bepekt moet worden.
Betere fietsverbindingen
Op verschillende plaatsen worden betere fietsverbindingen voorgesteld: tussen Wilsele-Dorp en de
binnenstad, naar Gasthuisberg, een alternatief voor de Tervuursesteenweg (via Groenveld en WO
Sint-Jansbergsesteenweg).
Randparkings
Een aantal zones komen in aanmerking om randparkings (met overstap naar openbaar vervoer) te
organiseren: parking Teken op Gasthuisberg, de omgeving van de carpoolparking op de
Mechelsesteenweg en langsheen de K.Boudewijnlaan.
RSL : Ontwerp 07/03/2017
DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap
55
Download