DEEL 4, HOOFDSTUK 3: STADSDEEL HEUVELLANDSCHAP RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 1 Inhoudsopgave 1 2 Afbakening en ligging .................................................................................................................5 1.1 Afbakening .........................................................................................................................5 1.2 Ligging en geomorfologie ...................................................................................................5 Historiek van het heuvellandschap ............................................................................................. 7 2.1 3 4 Historiek van het Oostelijk Heuvellandschap ...................................................................... 7 2.1.1 Getuigenheuvels ............................................................................................................. 7 2.1.2 Hoogtenederzetting in de IJzertijd (800-52vC) ........................................................... 7 2.1.3 Vroege middeleeuwen (11de en 12de eeuw) ..................................................................... 8 2.1.4 Late middeleeuwen .................................................................................................... 8 2.1.5 Ancien Régime (1450-1800)............................................................................................ 8 2.1.6 Vroege negentiende eeuw: pre-industrieel Kessel-Lo................................................. 9 2.1.7 Latere negentiende eeuw: industriële periode .............................................................. 10 2.1.8 Kastelen en villa’s uit de 19de en 20ste eeuw............................................................. 11 2.1.9 WOI en interbellum ................................................................................................... 11 2.1.10 WOII en naoorlogse ontwikkeling .............................................................................. 12 2.2 Historiek van de Vaartzone ............................................................................................... 13 2.3 Historiek van Wilsele-Dorp................................................................................................ 15 2.4 Historiek van Gasthuisberg ............................................................................................... 16 Bestaande ruimtelijke structuur en gekende ontwikkelingen in het Heuvellandschap .............. 17 3.1 De bestaande landschapsstructuur in grote lijnen ............................................................. 17 3.2 Morfologie en verstedelijking............................................................................................ 18 3.2.1 Open ruimte en (publieke) groenstructuur .................................................................... 18 3.2.2 Waterstructuur .......................................................................................................... 19 3.2.3 Bebouwde ruimte.......................................................................................................... 19 3.2.4 Publieke ruimte .........................................................................................................20 3.2.5 Mix van functies ............................................................................................................20 3.2.6 Bevolking en woningbestand .................................................................................... 21 Visie en concepten voor het Heuvellandschap .......................................................................... 23 4.1 Een sterk landschaps- en erfgoedbeleid ............................................................................ 23 4.1.1 De beekvalleien beleefbaar en toegankelijk maken....................................................... 23 4.1.2 De groene getuigenheuvels intact houden en beter toegankelijk maken .................. 23 4.1.3 Zorg voor het onroerend erfgoed ..................................................................................24 4.1.4 Compacte kernen met een duidelijke centrumstructuur tussen de heuvelflanken en de valleien 25 4.1.5 4.2 Grote schaal toepassen op de geëigende locaties ........................................................ 26 De openruimtefuncties plaats geven en de structuren versterken .................................... 26 RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 2 4.2.1 Een netwerk van groene ruimten als ecologisch en recreatief netwerk..................... 26 4.2.2 Ruimte voor waterbeheersing ................................................................................... 27 4.2.3 Kleinschalige landbouw, zowel professioneel als recreatief ....................................... 27 4.3 Bewust omgaan met groei van stedelijke functies ............................................................28 4.3.1 Kwaliteit van het bestaande (woon-)weefsel gaat voor op groei van het woningbestand 28 4.3.2 Transformatiezones: herontwikkeling en eventuele verdichting voor betere kwaliteit 28 4.3.3 (Woon)verdichting (enkel) als hefboom voor sterkere structuren................................. 29 4.3.4 Vroeger geselecteerde woonontwikkelingsprojecten afwerken volgens plan........... 29 4.3.5 Groei van tewerkstelling op het spoorwegplateau en in delen van de woonkernen ....... 30 4.3.6 assen Ontwikkelingspotenties voor gemeenschapsvoorzieningen op een aantal specifieke 30 4.3.7 Verspreide bebouwing en fragmentjes niet verdichten ................................................. 32 4.4 Duurzame bereikbaarheid................................................................................................. 32 4.4.1 Een hoofdstructuur voor langzaam verkeer ............................................................... 32 4.4.2 Fietsenstallingen voor dagelijks gebruik en in functie van als voor- en natransportmiddel .................................................................................................................... 34 5 4.4.3 Gebruik van de spoorwegen versterken..................................................................... 34 4.4.4 Vlot en hoogfrequent openbaar vervoer over de weg ................................................ 34 4.4.5 Een hoofdstructuur voor het autoverkeer .................................................................. 35 Beleid voor de deelruimten in het Heuvellandschap ................................................................. 37 5.1 5.1.1 Van Molenbeek-Bierbeekvallei tot Predikherenberg ......................................................... 37 Een continue Molenbeek/Bierbeekvallei ....................................................................... 37 5.1.2 Woonkernen Korbeek-Lo en Kessel-Lo verbinden met Molenbeekvallei en met groene getuigenheuvels ....................................................................................................................... 37 5.1.3 Langzaamverkeerverbindingen verder verfijnen ........................................................... 38 5.1.4 Tiensesteenweg als drager van centrumfuncties in duidelijk afgebakende zones.......... 38 5.1.5 Jan Vranckpad en Platte-Lostraat als draagstructuur voor Kessel-Lo tussen de steenwegen .............................................................................................................................. 38 5.1.6 Jan Vranckxpad als draagstructuur voor langzaam verkeer, van Provincieplein tot Diestsesteenweg ......................................................................................................................39 5.1.7 Jan Vranckxpad: groene corridor doorheen Kessel-Lo................................................... 39 5.1.8 Jan Vranckxpad en Platte-Lostraat als dragers voor buurtgroen, recreatie en lokale voorzieningen ...........................................................................................................................39 5.1.9 Lokaal buurtgroen en lokale voorzieningen aan het Jan Vranckxpad West....................40 5.1.10 Recreatiecluster, beheer van landschap en erfgoed in de omgeving van de hogere Koetsweg..................................................................................................................................40 5.2 Diestsesteenweg, stedelijke as met voorzieningenclusters ............................................... 41 RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 3 5.2.1 Diestsesteenweg: anno 2016 reeds drager van bestaande, goed ontsloten centrumfuncties ....................................................................................................................... 41 5.2.2 Selectie van bestaande en toekomstige voorzieningen- en tewerkstellingsclusters ..42 5.2.3 Kop van de Diestsesteenweg als transformatiegebied ..................................................42 5.2.4 De Becker - Remyplein, Centrale Werkplaatsen en omgeving Blauwputkerk: centrum voor Kessel-Lo .......................................................................................................................... 43 5.2.5 Omgeving Boudewijnstadion – Heuvelhofpark: groene longen met stedelijke voorzieningen ........................................................................................................................... 43 5.2.6 Een nieuwe gemengde stedelijk ontwikkelingsgebied tussen Diestseveld en Vlierbeekveld ............................................................................................................................ 43 5.2.7 Mobiliteitsingrepen ter hoogte van het einde van de Platte Lo-straat .......................... 44 5.2.8 Bedrijventerrein Diestsesteenweg: beperkt groeien mits rekening te houden met de landschappelijke kwetsbaarheid ...............................................................................................45 5.3 Molenbeek-Abdijbeekvallei ..............................................................................................45 5.3.1 De beekvallei optimaliseren als blauwe vinger met recreatiefunctie .............................45 5.3.2 Aandacht voor het volledige watersysteem, inclusief de zijbeken .................................45 5.3.3 Potenties van de abdij van Vlierbeek beter benutten, zonder overdreven dynamiek te creëren .................................................................................................................................... 46 5.3.4 Zichten op de openruimtegebieden rond de vallei bewaren ......................................... 46 5.3.5 Optimalisatie van het langzaamverkeernetwerk .......................................................... 46 5.4 5.4.1 Groeipool voor personen-intensieve tewerkstelling ..................................................... 46 5.4.2 Meerwaarden voor de omgeving en de stad creëren ................................................. 47 5.4.3 Een energieconcept op schaal van de site en de ruimere omgeving .............................. 47 5.4.4 Het spoorwegplateau beter verbinden met het station en met Kessel-Lo ................. 47 5.4.5 Goed aansluiten van de parking op station Leuven.................................................... 47 5.5 6 Spoorwegplateau en omgeving ....................................................................................... 46 Kesseldal: oude en nieuwe structuren tussen beekvallei en Kesselberg............................. 47 5.5.1 Zoeken naar kleine ingrepen voor kwaliteitsverbetering en leefbaarheid..................... 48 5.5.2 Groene vingers intact houden, en vergroenen van het openbaar domein ................. 48 5.5.3 De Lemingbeekvallei uitbouwen als beleefbare blauwgroene vinger ........................... 48 5.6 Vaartzone ........................................................................................................................ 49 5.7 Wilsele-Dorp .................................................................................................................... 49 5.8 Kareelveld ......................................................................................................................... 51 5.9 Gasthuisberg..................................................................................................................... 51 Krachtlijnen van het beleid voor het Heuvellandschap.............................................................. 53 RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 4 1 Afbakening en ligging Het hoofdstuk ‘Heuvellandschap’ beschrijft het heuvellandschap dat zich ten oosten en ten westen situeert van de Leuvense binnenstad en gaat ook in op het lager gelegen vaartlandschap. De beschrijvingen in dit hoofdstuk gebeuren steeds van oost naar west, al dan niet specifiek per deelkern. Leuven is gelegen op het raakpunt van drie geologische eenheden: de vlakte van Laag-België in het noorden, het Brabants plateau in het zuiden en de getuigenheuvels die van het zuidwesten naar het noordoosten lopen. De Dijlevallei doorkruist het grondgebied van zuid naar noord . De opeenvolgende heuvelruggen van de getuigenheuvels begrenzen ten oosten en ten westen de laagvlakte. Deze heuvelruggen die dwars op de Dijle georiënteerd zijn, zijn vrij steil, variëren in hoogte en hebben plateauachtige toppen. Tussen de verschillende heuvels liggen brede, vochtige depressies. 1.1 Afbakening Als Oostelijk Heuvellandschap beschouwen we het gebied gelegen tussen de gemeentegrens met Holsbeek ten noorden, met Lubbeek en Bierbeek ten oosten, spoorlijn 36 en de vallei van de Molenbeek ten Zuiden, de Vesten ten Zuidwesten en de noordelijke spoorlijnen ten oosten. Ze omvat de woonkernen van Korbeek-Lo, Kessel-Lo en Kesseldal (waarmee we zowel het meer historische Beneden-Kessel als de recentere ontwikkelingen bij de Kesseldallaan-Eénmeilaan bedoelen). De directe omgeving van de Tiensesteenweg wordt tot aan de Tiensepoort mee beschouwd als ‘Oostelijk Heuvellandschap’, inclusief de wijk Klein Rijsel tussen Tiensevest en spoorweg. In het noordwesten zijn het spoorwegplateau en het woonfragmentje tussen Vuntcomplex en Holsbeek-plein mee onderdeel van het Oostelijk Heuvellandschap. Het Oostelijk Heuvellandschap is administratief gelegen in verschillende deelgemeenten; Kessel-Lo, deels Heverlee en ‘binnenstad’ (postcode 3000) ten zuiden van de Tiensesteenweg. Het stadsdeel Westelijk Heuvellandschap is het gebied ten westen van de spoorweg en van de binnenstad. Het omvat de Vaartzone, Wilsele-Dorp, Kareelveld, Gasthuisberg. Het Westelijk Heuvellandschap is het gebied ten westen van de spoorweg en van de binnenstad en ten noordwesten van de K.Mercierlaan-W.de Croylaan. Het omvat de Vaartzone, Wilsele-Dorp, Kareelveld en Gasthuisberg. Het Westelijk Heuvellandschap is administratief gelegen in verschillende deelgemeenten; deels Heverlee, deels Wilsele, deels ‘binnenstad’ (postcode 3000) en een klein stukje van Kessel-Lo in de oostelijke Vaartzone. 1.2 Ligging en geomorfologie Het stadsdeel Oostelijk Heuvellandschap ligt op en aan de voet van de getuigenheuvels Kesselberg, Schoolbergen en Trolieberg/Predikherenberg. De getuigenheuvels zijn gekenmerkt door sterke hellingen en plateauachtige toppen. De Kesselberg is één van de meest westelijk gelegen heuvels van het Hageland. De heuvel is ca. 75 m hoog, 300 m lang en bovenaan afgevlakt en grotendeels bebost. In het noorden, westen en zuiden heeft de berg sterke hellingen, die de grens vormen met het woongebied van Kessel-Lo. De Kesselberg steekt sterk boven het omliggende landschap uit. Naar het oosten toe loopt het bos verder over de ruggen van de Leming- en Chartreuzenberg. De Wijnbergen/Schoolbergen zijn bebost, maar er komen ook kleinschalige landbouwelementen, residentiële bebouwing en “weekendverblijven” voor. Het landschap is eerder versnipperd. Ook de heuvels tussen Diestse- en Tiensesteenweg Predikherenberg-Trolieberg vormen een gevarieerd landschap. De heuvelflanken zijn veelal nog groen en bebost, terwijl de heuveltop ingenomen is door RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 5 een kleinschalig landbouwgebied met houtkanten en bomenrijen. Desondanks zijn ook deze heuvels landschappelijk structurerend: ze steken scherp af tegen de lager gelegen valleigebieden en hebben overwegend groene flanken. Het stadsdeel Westelijk Heuvellandschap ligt deels op de getuigenheuvels (Roeselberg en Gasthuisberg). De getuigenheuvels zijn gekenmerkt door sterke hellingen en plateauachtige toppen. Vooral de Roeselberg heeft dit sterk afgetekende profiel. De westelijke plateaurug loopt geleidelijk op tot 95m en wordt versnipperd door talrijke, soms asymmetrische droge dalen, die plaatselijk steile hellingen (>15°) vertonen. Zij zijn ondersteund door haagkant of bos. Gemiddeld bedragen de hellingen 8%, waardoor het geheel een lichtgolvend karakter heeft. Aan de voeten van de getuigenheuvels en in delen van de beekvalleien vinden we licht hellende gebieden die sterk verstedelijkt zijn. De Vaartzone ligt in de zgn. “trechter”: de plaats waar de Dijlevallei erg smal wordt en geklemd zit tussen de Roesselberg en de uitlopers van de Schoolbergen en Kesselberg. Het spoorwegplateau, tussen de noordelijke spoorlijn en de Eénmeilaan in Kessel-Lo , vormt een kunstmatig opgehoogd gebied. Tussen de getuigenheuvels liggen verschillende beekvalleien. Van noord naar zuid zijn dit de vallei van de Lemingbeek, de Molenbeek-Abdijbeek en de Molenbeek-Bierbeek op de grens met het zuidelijk stadsdeel. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 6 2 Historiek van het heuvellandschap 2.1 Historiek van het Oostelijk Heuvellandschap De naam “Kessel-Lo“ is afkomstig van “castellum” en “lo”: een kasteel op een open plek in het bos of in een bos. Het kasteel verwijst waarschijnlijk naar Kesselstein, een voorpost van de Leuvense verdediging op de Kesselberg. 2.1.1 Getuigenheuvels Het landschap in het oostelijk stadsdeel wordt gedomineerd door de zogenaamde getuigenheuvels, met sterke hellingen en plateauachtige toppen. Tussen de getuigenheuvels liggen brede (vochtige) depressies met een vlakke tot concave valleibodem. De getuigenheuvels (Roeselberg, Kesselberg-Chartreuzenberg, Schoolbergen, LobergPredikherenberg) maken deel uit van de Hagelandse heuvels, waarvan de meest zuidelijke heuvelrij zich ten noorden van de Leuvense binnenstad van west naar oost uitstrekt. Zoals de naam aangeeft vormen deze heuvels getuigen van een landschap uit het mioceen, een tijdperk in de geologische tijdschaal dat duurde van ca. 23 tot 5,3 miljoen jaar geleden. In die periode wordt het noorden van België regelmatig overspoeld door de (Diestiaan)zee. Hierbij worden afwisselend klei- en zandlagen afgezet. Ongeveer 8 miljoen jaar geleden komt hier een laag glauconiethoudend zand bovenop. Getijdenstromingen zorgen voor afzettingen van enorme zandbanken. Bij blootstelling aan lucht oxideert het glauconiet (een ijzerhoudend mineraal) tot limoniet, dat met zand samenkit tot ijzerzandsteen. Tijdens de vorming van de Alpen (vanaf 5 miljoen jaar geleden) wordt de bodem langzaam naar boven getild waardoor de zee zich terugtrekt. De zandbanken komen dus permanent boven water te liggen. Wind en regen spoelen de zachtere zandlagen weg, alleen de harde ijzerzandstenen delen blijven over. Hierdoor ontstaan de getuigenheuvels: de getuigen van het bestaan van de Diestiaanzee. De getuigenheuvels hebben een landschappelijk hoge waarde gezien hun unieke karakter in België. 2.1.2 Hoogtenederzetting in de IJzertijd (800-52vC) De Kesselberg is een belangrijke plek in de ijzertijd, zoals de ontdekking van een hoogteversterking aantoont. Een hoogteversterking is een goed verdedigbaar vluchtoord waar de plattelandsbevolking uit de omgeving komt schuilen wanneer vijandelijke legers door de omgeving trekken. Dit soort sites ligt meestal op een plateau en is omgeven door grachten, aarden wallen, soms voorzien van palissaden of soms zelfs een stenen constructie. Deze hoogteversterkingen zijn vooral karakteristiek voor de midden- en late ijzertijd. In Vlaanderen zijn slechts zes (kleinere) locaties geïdentificeerd waar een hoogtenederzetting uit de ijzertijd voorkomt. De resten van de ijzertijdwal zijn nog altijd te zien in het landschap van de Kesselberg. Binnen het terrein van de omwalling werden aardewerk en huttenleem uit de tweede helft van de midden-ijzertijd (ca. 400/250 v.C.) aangetroffen. Van twee grote potten, wellicht voorraadpotten of ‘containers’ die werden gebruikt voor de opslag van vloeistof, konden de scherven opnieuw in elkaar gezet en gereconstrueerd worden. Ze behoren tot de oudste en meest volledige archeologische voorwerpen die in Leuven werden gevonden. In de Romeinse periode vormde de Dijle de grens tussen het grondgebied van de Nerviërs (ten westen de Dijle) en de Eburonen (ten oosten van de Dijle). Uit de Romeinse periode zijn evenwel zeer weinig vondsten aangetroffen in deze omgeving. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 7 2.1.3 Vroege middeleeuwen (11de en 12de eeuw) Het oostelijk deel van Leuven bestaat lang uit bossen (hoger gelegen delen) en moerassen (lager gelegen). De hertogelijke bossen (‘Lo’ genoemd) strekken zich uit van het Vinkenbos in het zuiden tot over de Kesselberg. Inwoners van Leuven hebben het recht hun vee te weiden en hout te kappen in de bossen. Op de hoogten grazen kudden schapen, waardoor er zich heide ontwikkelt. Op de Kesselberg, aan de rand van de ijzertijdnederzetting, zijn de resten van de Middeleeuwse versterking Kesselstein gevonden (figuur 2d). Er wordt aangenomen dat Kesselstein een voorpost was in de verdediging van Leuven. Door recent archeologisch onderzoek kon Kesselstein exact worden gelokaliseerd. Er werden een buitenmuur, een vierkant gebouw en een ronde toren in kaart gebracht. Het Kesselstein werd vermoedelijk gebouwd in 1013 door de Leuvense Graaf Lambrecht-met-deBaard. In 1125 schenkt Godfried-met-de-baard het domein Vlierbeek aan de Benedictijnen van Affligem met als opdracht er een abdij te bouwen. Het domein ligt in het Lovenaren Broek, een moerasland. Vanaf 1158 worden de eerste kloostergebouwen opgericht en in 1170 komt de eerste kerk tot stand. Vanaf 1163 wordt de abdij zelfstandig en dus onafhankelijk van Affligem. De abdij houdt er o.m. wijngaarden op na, gelegen bij de Kesselberg. Tijdens de godsdienstoorlogen wordt de abdij vernield. Pas vanaf 1642 start de wederopbouw. In 1776 start onder leiding van architect L.B. Dewez een tweede bouwcampagne waarvan alleen de kerk en het abtskwartier uitgevoerd worden. De ruïne van de oorspronkelijke kerktoren bestaat nog. De abdij wordt in 1796 opgeheven, maar dankzij het Concordaat kunnen in 1801 de eerste monniken terugkeren. In 1829 wordt Vlierbeek een onafhankelijke parochie. Buiten enkele kernen zoals Blauwput en Vlierbeek is Kessel-Lo dan nog volledig agrarisch gebied. 2.1.4 Late middeleeuwen Tegen het einde van de middeleeuwen bestaat het huidige Kessel-Lo uit een aantal kleine bewoningskernen: “Kessel” aan de voet van de Kesselberg (vermelding uit 1251); “TroembekeBlauwput” vlak bij de stad Leuven buiten de Diestsepoort (midden 13e eeuw); “Schore” aan de voet van de Schoolbergen (1364); “Huffel” aan het huidige Gemeenteplein (1387); “Plein” aan het kruispunt Schoolbergenstraat-Kortrijksestraat (1597). De laatste 3 kernen hebben zich georganiseerd op de grens met het domein van de abdij van Vlierbeek. In 1440 wordt de kapel van de Heilige Drievuldigheid in Blauwput opgericht, ten behoeve van de Troembekenaars die te ver woonden van hun parochiekerk, de Sint-Michielskerk (gelegen op de stadsomwalling in de Tiensestraat in Leuven). 2.1.5 Ancien Régime (1450-1800) Tijdens het Ancien Regime is er nog geen sprake van Kessel-Lo. De omgeving bestaat dan uit een reeks landbouwgehuchten zoals een kaart van Blaeu (Europa Germania Inferior uit 1635) aantoont. Kessel-Lo is nog geen aparte kern (in tegenstelling tot b.v. Pellenberg en Korbeek-Lo), maar maakt deel uit van de ‘cuype’ van Leuven. De (schaarse) bewoners zijn dus “poorters” of burgers van Leuven met dezelfde rechten en plichten als de inwoners van de stad. In 16e eeuw zijn er in Blauwput ca. 25 huizen. Op de Ferrariskaart (1771-1778) zien we dat de eerste bebouwing van Kessel-Lo (Hameau Kesselbergen) zich bevindt in de driehoek tussen het huidige Gemeenteplein (Cense de Heufet), het kruispunt Holsbeeksesteenweg-Schoolbergenstraat en het plein op de kruising tussen de Schoolbergenstraat en de Kortrijksestraat. Vooral de bebouwing langs de Schoolbergenstraat net ten RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 8 noorden van de abdij valt op. Dit “lint” kent uitlopers in noordwestelijke richting (Wilselsesteenweg) en zuiden (J. Davidsstraat), waar zich een grote hoeve (Cense Van Volf) bevindt. Op de weg naar de Diestsepoort zien we ook de kapel van Blauwput. De Tiensesteenweg (aangelegd in 1715) wordt op de Ferrariskaart aangeduid als “Chaussée de Louvain”, een rechte en verharde verbindingsweg die vertrekt vanaf de “porte de Tirlemont” en her en der langsbebouwing kent, waaronder afspanning en voormalig tolhuis “In den mol” (1733), en kasteel de Bunswyck, de jachtresidentie voor baron Ernst de Bunswyck uit 1765. Ook de Oudebaan is reeds aanwezig, met hier en daar bebouwing. In de Molenbeekvallei zijn, naast uiteraard de Parkabdij, verschillende hoeves aanwezig, waaronder het ‘Wit Peert’ op de hoek van de Duivelsstraat en de Hoegaardsestraat, en het (nog bestaande) Heilige Geesthof (ca. 1736) aan de Oaselaan, het Dalemhof en een hoeve aan het begin van de Wittehoevelaan uit de 17de of 18de eeuw. De huidige Diestsesteenweg is op dat moment duidelijk een minder belangrijke uitvalsweg, wat af te leiden is uit de benaming (“Chemin de Louvain” ), alsook uit het ontbreken van verharding en bebouwing. Tussen Diestse- en Tiensesteenweg zijn op de Ferrariskaart een aantal grote hoeves ingetekend (Cense de Viemis zijnde het huidige Wimmershof, Cense de Hayeblom, Cense Wise en Cense Contreman op de Trolieberg). Deze maken deel uit van de “Franchise de la Loo”. Vanaf de 14e tot de 16e eeuw wordt het bos op de heuvels systematisch ontgonnen: jaarlijks worden er 16 “bunder” (21ha) toegewezen voor houtkap. Waar vroeger bos en heide was, wordt nu aan landbouw gedaan. Rond 1756 zijn de Lobossen volledig uitgeput. Op de kaart van Villaret (1745-1748) komen in deze zone ook talrijke “briqueteries” en “redouttes” voor. De eerste term verwijst naar de steenbakkerijen en kareelwerken waarbij (sinds de 14e eeuw) Leuvense klei (zavel) wordt gebakken tot baksteen of daktegels. De namen Veldovenweg en Tiggelpad (Predikherenberg) zijn hiervan afgeleid. Tot begin 19e eeuw zijn er een aantal steenbakkerijen actief aan de voet van de Lobergen, waarbij klei uit de hellingen van de Lobergen en Predikherenberg werd gehaald. Een tiental steenbakkerijen bevinden zich rond 1830 in de buurt van Koetsweg, Platte Lo, Heidebergstraat en Diestsesteenweg. De zavelputten bevinden zich langs Zavelstraat, Koetsweg, Platte Lo, Koetsweg, maar ook in het Michotte park is er een zavelput. Er zijn nog een aantal woningen opgetrokken in de zogenaamde kareelsteen op de Trolieberg, tussen Vosseweg en Tiggelpad. In de Veldovenstraat (vroeger: Kareelweg) was er een steile wand van 20m hoogte ten gevolge de afgravingen, die later werd opgevuld. Een “redoute” is een veldschans, een in aarde opgeworpen verschansing die vanaf de Tachtigjarige oorlog (1568-1648) als verdediging van strategische plaatsen wordt gebruikt. Tijdens de 80-jarige oorlog belegeren geallieerde Franse en Nederlandse troepen Leuven van 24 juni 1635 tot 4 juli 1635, tijdens het zgn. “beleg van Leuven”. Het slagveld staat aangegeven op Ferrariskaart. De belegering werd succesvol afgeslagen door de Spaanse gezagshebbers. 2.1.6 Vroege negentiende eeuw: pre-industrieel Kessel-Lo Vanaf 1796 wordt Leuven door toedoen van de Fransen afgescheiden van zijn buitenterritorium. Kessel-Lo wordt een afhankelijkheid van de gemeente Pellenberg. Vanaf 1810 komt Kessel (Vlierbeek) bij de gemeente Linden terwijl Lo bij Pellenberg blijft. In 1827 wordt de gemeente Kessel-Lo gesticht door Willem I, door samenvoeging van de landbouwgehuchten Blauwput, Lo en Kessel. Het eerste gemeentehuis wordt ingericht in de abdij van Vlierbeek. Daarna verhuist het gemeentehuis naar het Gemeenteplein in Heffel (1867) en nog RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 9 later naar Heuvelhof (1938). In de stal van de abdij is sinds 1831 ook een school. Tot 1830 blijft KesselLo grotendeels een landbouwgemeente. Ze telt dan 271 huizen en 1876 inwoners. In 1837 bouwt een landbouwer (Jan-Baptist Pulinckx) een korenwindmolen op de hoek van de Diestsesteenweg en Zavelstraat, de Pulinckx-molen, die in 1914 getroffen werd en in 1918 volledig afgebroken. Een tweede stenen korenmolen, de Pinxteren-Molen, wordt gebouwd op de hoek van de Diesesteenweg en de Molenstraat rond 1880 door Louis Pinxteren-Van Langendock, de molenaar van de Pulinckxmolen. Eerst wordt er op wind gemaald; in 1887 wordt hier een stoommaalderij bij gebouwd. Sinds 1912 is de Pinxtermolen onttakeld en in gebruik als magazijn. 2.1.7 Latere negentiende eeuw: industriële periode In 1837 wordt de spoorweg Mechelen-Leuven gerealiseerd. Later volgen meer lijnen richting Aarschot, Tienen - Luik, Brussel - Brugge, Ottignies - Namen. Op de Vandermaelenkaart (1846-1854) zien we een aantal spoorlijnen, het station met “la Belle Vue” aan de zijde van Kessel-Lo, alsook een kleine ontwikkeling in Blauwput aan het huidige De Becker-Remyplein. Tegen 1860 is het Leuvense station een belangrijk knooppunt in het spoorwegennet en is er nood aan een eigen werkplaats. Deze moet uiteraard dicht bij het station liggen. De keuze valt op een terrein in het “Lovens veld” waar een paar kleine boerderijtjes stonden en tuinders woonden. Het terrein was eigendom van de “Pauvres du Grand St.-Esprit” (voorloper van het OCMW). Hiernaast werden een aantal privégronden gekocht waardoor een rechthoekig terrein van 8.29ha groot ontstond. Twee kleine straatjes moesten hiervoor verdwijnen. Vanaf 1863 is de werkplaats in gebruik. Les ateliers du Grand Central Belge stellen in 1864 al 650 werklieden aan het werk. In 1866 vestigen de “Ateliers de la Dyle “ zich tussen Dijle en Vaart, op de huidige Artoissite. Naast werkplaatsen voor metaal- en vervoernijverheid zijn er ook een koper- en klokkengieterij, houtzagerijen en een diamantslijperij actief in Kessel-Lo. De nieuwe tewerkstelling in de werkplaatsen en industrie aan de vaart zorgt uiteraard voor een belangrijke bevolkingstoename. Het centrum van de gemeente verschuift, weg van de abdij van Vlierbeek, richting station en richting stad. De bevolking vervijfvoudigt in de tweede helft van de 19e eeuw. Binnen de groep beroepsactieven neemt het aandeel van de metaalbewerkers toe tot 41% in 1910. Arbeiders vestigen zich in de straten rond de werkplaatsen in Blauwput, langs de Diestsesteenweg, de Kerkstraat, Gemeentestraat, IJzerenwegstraat en Leuvensestraat. Ook handelaars en café-uitbaters volgen en vestigen zich langsheen de Diestsesteenweg. Kessel- Lo wordt zo een dichtbevolkte en economisch belangrijke gemeente. Bij het gemeentehuis dat inmiddels in Heffel gevestigd is, wordt een nieuwe school (1876) ingericht. Later volgt de gemeenteschool van Blauwput (1881) op de Diestsesteenweg tegenover de Brugberg, de Parochiale meisjesschool Sint-Jozef (1879 ) en Sint-Jozef Broederschool voor jongens (1901). Op de Diesesteenweg bevindt zich eind 19e eeuw ook een weeshuis. In 1893 wordt een nieuwe parochiekerk voor Vlierbeek gebouwd door arch. Van Arenbergh. De Boven-Lo krijgt in 1899 een eigen kerk van arch. Piscador, gevolgd door een pastorij (1900) en meisjesschool (1901), waar nu de kleuterschool gevestigd is. In 1913 volgt de jongensschool op de plaats van de huidige lagere school. Beide scholen zijn gebouwd onder leiding van architect Van Dormaal. De steenbakkerijen van de Lo leveren bouwstenen voor de scholen. Ook verschijnen einde 19de, begin 20ste eeuw heel wat nieuwe wijken met kleine (arbeiders)woningen, bij voorbeeld in de omgeving van de Bierbeekstraat en rond de ‘Ijzeren Poort’ (omgeving KorbeekLosestraat), de omgeving van de Molstraat, van de Platte-Lostraat,… RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 10 Vanaf 1894 rijdt er een stoomtram, de zogenaamde “vicinal”, over de Diestsesteenweg tussen Leuven en Diest. Het beschermde buurtspoorwegstation met ateliers (1912) is hier een getuige van. Kort voor WOI wordt de stoomtram vervangen door een elektrische tram, die tot 1962 dienst zal doen. 2.1.8 Kastelen en villa’s uit de 19de en 20ste eeuw In 19e en 20e eeuw worden een aantal luxueuze woonsten door welstellende families gebouwd in Kessel-Lo. - - - - - In Domein “de Bron” aan de Koetsweg staat in 1846 een kasteel, herkenbaar op de Poppkaart aan de drie boven elkaar gelegen vijvers en een bron op het hoogst gelegen punt; Het Kasteel Quarré (of van de Lo) uit 1876 wordt bewoond door de 2 rijke juffrouwen Grégoire die de bouw van de kerk van Boven-Lo bekostigen. Het kasteelgoed wordt in 1963 deels verkaveld. Het kasteel zelf, op de hoek van de Heidebergstraat en de Kapellekensweg, kent vandaag nog een semi-publiek gebruik; Kasteel Lafosse , op de hoek van Heidebergstraat met Koetsweg, is oorspronkelijk een annexe van kasteel Quarré; Heuvelhof is oorspronkelijk het landgoed van een rentenier uit Turnhout, opgetrokken in 18421851. Het wordt in 1855 aangekocht door F.E. Remy, die er zelf gaat wonen. Sinds 1937 is het eigendom van gemeente en heeft het dienst gedaan als gemeentehuis; Op de plaats van de vroegere abdijmolen, een gebied langs de Holsbeeksesteenweg dat gekend was als de “Rotte Wei”, wordt in 1890 Villa Ter Wilgen gebouwd. Ze is ondertussen gesloopt; De moerassen rond de abdij worden aangelegd als parken, het Vijverpark en Leopoldpark. Deze parken worden in 1970 samen met de site van Villa Ter Wilgen door de provincie aangekocht en vormen nu het Provinciaal Domein; De familie Michotte (bekend van Albert Michotte, pionier op vlak van experimentele psychologie) vestigde zich in een grote villa in het huidige Michottepark aan de Tiensesteenweg. De villa werd in de jaren ’70 gesloopt, het domein is nu een publiek park; In de 20e eeuw wordt Kasteel Maisin (1921-‘22) gebouwd aan de Tiensesteenweg voor professor J. Maisin, grondlegger van de cancerologie. 2.1.9 WOI en interbellum Net zoals de Leuvense binnenstad wordt Kessel-Lo gedurende de twee wereldoorlogen zwaar getroffen. In WOI worden 450 woningen geteisterd en is vooral Blauwput getroffen. De Ateliers de la Dyle worden zwaar beschadigd. Er worden noodwoningen (barakken) gebouwd voor de ontheemde gezinnen aan de Wilselsesteenweg, die tot in de jaren ’30 in gebruik blijven. Na WOI wordt voor Kessel-lo een algemeen rooilijnenplan (1923) opgemaakt. De ontsluiting van het gebied tussen de Tiense- en de Diestsesteenweg wordt georganiseerd door een stratenpatroon dat grote rechthoeken vormt, rekening houdend met de terreingesteldheid en bestaande wegen. De Martelarenlaan wordt erop aangeduid als aan te leggen door de Maatschappij der Spoorwegen. Ze zou in de plaats komen van de oude ijzeren weg die in het spoorwegdomein was opgenomen. De Koning Albertlaan zou een verbreding ondergaan van de reeds bestaande weg, en tevens doorgetrokken worden naar de Diestsesteenweg door middel van onteigeningen. Na WOI verschijnen in Kessel-Lo de eerste sociale wijken. In 1923 richt het Nationaal Syndicaat van de spoorwegarbeiders “Onze Toevlucht” op, om vakbondsleden dicht bij hun werkplaats aan een woning te helpen. Deze huurderscoöperatieve bouwt langs de Gemeentestraat een tuinwijk rond het Vredeplein met 246 huizen. In 1938 wordt de maatschappij “Heuvelhof” opgericht. Nog vóór de Tweede Wereldoorlog legt architect Victor Bourgeois op “het heuvelken” een groep huisjes voor bejaarden aan. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 11 De (beschermde) Sint-Franciskuskerk aan de Tiensesteenweg wordt vanaf 1934 opgericht naar ontwerp van architect-aannemer A. Peyndaert. Naast deze sociale wijken, gebeurt een groot deel van de wederopbouw “stuksgewijs” door particulieren. Langs de Tiensesteenweg, Diestsesteenweg en de Koning Albertlaan en aanpalende straten worden tussen de wereldoorlogen tal van nieuwe woningen in neostijlen, cottagestijl en modernistische stijl gebouwd. Ook een aantal wijken met kleine rijwoningen, zoals de bebouwing aan de Ijzerenpoortstraat, rond Tivoli en rond de Bierbeekstraat worden verder opgevuld en uitgebreid. Ook de Martelarenlaan wordt grotendeels in deze periode bebouwd. Tabaksbedrijf Vander Elst bouwt de arbeiderswoningen van de Louis Pasteurwijk (1923-25). 2.1.10 WOII en naoorlogse ontwikkeling Aan het begin van WOII worden bij de Duitse inval 52 huizen vernield en 54 onbewoonbaar. De grootste vernielingen gebeuren tijdens het geallieerde bombardement in 1944, waarbij van de 4324 huizen, 646 huizen vernield worden en 1166 onbewoonbaar. De bommenregen veegt Blauwput zowat van de kaart. Ook na WOII wordt onmiddellijk met de wederopbouw gestart. Opvallende realisaties na WOII zijn het rustoord aan park Heuvelhof, dat aansluit op de bestaande huisjes voor ouderen, de omvorming van een vierdegraadschool naar een rijksmiddelbare school, een gezondheidscentrum, kindertuinen aan het Jeugdplein, de Wilselsesteenweg, het Prins-Regentplein en het sportcentrum aan de Diestsesteenweg. Het gebied tussen de Gemeentestraat en de Diestsesteenweg, waarvan de grote lijnen voor de oorlog waren vastgelegd door ‘tuinwijkbouwer’ Victor Bourgeois, wordt verder afgebouwd tot aan de Diestsesteenweg met de zgn. “Bourgeoiswijk”. Ook de zone tussen de Diestsesteenweg en de PlatteLostraat raakt bebouwd. Tussen 1953 en 1959 wordt Casablanca gebouwd naar een ontwerp van architect Léon Stynen, die aan het stedenbouwkundig plan van Victor Bourgeois een aantal vernieuwende modernistische typologieën toevoegde: hoogbouw in een park (Koning-Albertgebouw), galerijflats, winkels en meergezinswoningen rond het centrale plein en rijen eengezinswoningen in de vorm van ‘strokenbouw’. In 1958 wordt in deze zone de Don Bosco-parochie opgericht, die later een kerk van M. Dessauvage zal krijgen. Achter de wijk Heuvelhof, aan de rand van het park, worden huisjes bijgebouwd. Vanaf 1968 starten werven aan de Strijdersstraat, de Partisanenstraat, de Waterleidingsstraat en Lozicht, met als kers op de taart de twee woonblokken Lolanden die rond 2015 weer werden gesloopt. Op de topokaart van 1952 zien we de nog beperkte omvang van de woonkernen. Het grootste deel van Kessel-Lo wordt privaat ontwikkeld, op basis van verkavelingen die dateren uit de jaren ’60, ’70 en ’80 tot heden. De Spaanse Kroon, de wijk tussen Platte-Lostraat en Koetsweg, en de grootste delen van Kesseldal zijn hiervan voorbeelden. Ook ontwikkelden zich sinds WOII enkele economische clusters. Rond de Tiensesteenweg vormde zich in de laatste decennia een handelsconcentratie. Enerzijds vinden we een cluster van baanwinkels rond en ten oosten van de Meerdaalboslaan. Deze baanwinkels waaierden ook uit richting binnenstad. De stad Leuven maakte reeds ruimtelijke uitvoeringsplannen op om deze trend te keren. Aan de Diestsesteenweg stellen we deze commerciële ontwikkelingen minder vast. Hier werd, in de periode voor de gemeentefusie, een economische zone ontwikkeld waar het bedrijf Raychem zicht vestigde in 1972. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 12 Ook op vlak van infrastructuurwerken bewoog er in de jaren ’70 en ’80 heel wat. De E314 LeuvenLummen werd in 1982 opengesteld. Via het Vuntcomplex wordt Kessel-Lo met de E314 verbonden. De Koning Boudewijnlaan werd aangelegd tussen de Naamsesteenweg en ‘De Mol’ aan de Tiensesteenweg. De stad startte ook met de aanleg van een vrijliggend fietspad doorheen Kessel-Lo, het Jan Vranckxpad. Het Leuvense spoorstation kreeg in 2007 een beeldbepalende overkapping, meteen de aanzet voor een alomvattende vernieuwingsoperatie aan de ‘Kesselse’ zijde van het station. In de jaren 2000 werd het project Kop van Kessel-Lo opgestart, dat naast een gemengd stedelijk hoogbouwprogramma, ook een grondige transformatie van het openbaar domein teweeg bracht, met de ongelijkvloerse kruising van de Martelarelaan met het Locomotievenpad, en de net gestarte aanleg van het park Belle Vue op de voormalige parkeerterreinen van de spoorwegen. Sinds de jaren ’90 maakt de stad tenslotte werk van een grondige transformatie van de voormalige ‘centrale werkplaatsen’ aan de Diestsesteenweg tot gemengd stedelijk gebied met woningen, gemeenschapsvoorzieningen en wat handel. 2.2 Historiek van de Vaartzone Voor de komst van de Vaart was het gebied voornamelijk een moerasgebied in de Dijlevallei, gesitueerd tussen de getuigenheuvels. In de westzijde bevond zich op de heuvel het kasteel Bleydenberg en de dorpskerk van Wilsele. In de oostzijde volgde toen de ‘aude herbaene van Aerschot op Loven’ de meanders van de Dijle. Opvallend is dat rond 1745 langs deze routes al een beperkte concentratie van gebouwen aanwezig was, waaronder enkele herbergen. De aanwezigheid van deze gebouwen was mee bepalend voor het tracé van de Vaart vanaf de “Porte Eau” aan de vroegere stadsomwalling tot in het noorden van het gebied. Op de kaart van Focquet van diezelfde periode zijn de oorspronkelijke Dijlemeanders te zien in combinatie met de Vaart. De Vaart werd gerealiseerd tussen 1750 en 1763. Daarbij werd de Dijle in het ‘Lovens Broek’ rechtgetrokken. Zo ontstond de ‘nieuwe Dijle’, tot aan de kruising met de nieuwe Aarschotsesteenweg. Naast de Vaartkom was er toen ook de ‘Beerkom’ ; een dok van waaruit onder meer stedelijk afval werd getransporteerd. De nieuwe rechte Dijlebedding lag ten oosten van de oude Dijlemeanders en markeerde de grens tussen Wilsele en Kessel-Lo. Deze grens werd later verlegd tot tegen de spoorbedding, toen ook de Vunt gedeeltelijk werd rechtgetrokken. In 1768 werd in opdracht van de Hertog van Arenberg gestart met de aanleg van de steenweg Leuven-Wezemaal of de ‘nieuwe herbaene’. Een tiental jaren later werd ook de baan Wezemaal-Aarschot en Aarschot-Diest gerealiseerd. In de Vaartzone werd toen door de Hertog een tolhuis gebouwd, bekend als “Den Grooten Barreel”. Het vroegere lusthof nabij het tolhuis werd in 1922 verkocht aan elektriciteitsmaatschappij die er een hoogspanningscabine en -installatie bouwt. De nog overgebleven woningen krijgen de naam ‘Elektriciteitswijk’. Het tolhuis werd gesloopt in 2003 om een aanlegkade te kunnen realiseren. Op de Ferrariskaart zijn enkele Dijlemeanders na de rechttrekking nog zichtbaar. De oude Dijlearm ter hoogte van de later aangelegde zwaaikom maakte in het midden van de 19e eeuw deel uit van een Engelse tuin met het destijds bekende koffiehuis “Les Champs Elysées”. Wandelaars kwamen er verpozen tijdens een tochtje langs de Vaart. In 1903 wordt deze Dijlemeander bij de komst van een luciferfabriek gedempt. In de 19e eeuw kwam de industrialisering langzaam op gang. Rond 1830 was de voornaamste groeipool tussen de Vaart en de ‘nieuwe Dijle’ de ‘Ateliers de la Dyle’. In 1890 bouwde de nv L’Industrie er spoorwegmaterieel voor onder meer export naar Congo. Later werd de productie uitgebreid van allerhande spoor- en rollend materieel tot fabricatie van gietijzeren badkuipen. Het bedrijf Dyle et Bacalan zorgde er lange tijd voor de fabricatie van trein- en tramstellen, onder meer voor de buurtspoorwegen. Sinds 1998 heeft de huidige brouwerij AB Inbev hier een belangrijke productie met internationale hoofdzetel, en vormt ze het grootste industriële complex in Leuven. De ‘Kesselweg’ en het brugje over de nieuwe Dijle waren er al rond 1860, te zien op de buurtwegenatlas en op de Popp-kaart. In de nabijheid ervan werden meststoffen geproduceerd door RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 13 de nv Agricola. Ook houtmagazijnen en een zagerij waren er een tijdje gevestigd. Meermaals werden pakhuizen gesloopt en andere herop gebouwd. Doorheen de geschiedenis bouwden bedrijven er ook woningen voor arbeiders en conciërges. In het gebied en langs de Vaart gaven verschillende treinsporen toegang tot het uitgebreide spoornet en vormden deze levensaders voor de economische activiteit. Dit sporennetwerk breidde ook stelselmatig uit. De spoorlijn naar Mechelen werd gerealiseerd rond 1837, wanneer ook een enkelsporige spoorlijn tussen Leuven en Tienen werd geopend. Deze naar Aarschot werd aangelegd in 1863 en naar Brussel in 1866. In de trechtervormige sporenbundel in de Vaartzone werden later ook onderlinge verbindingen gerealiseerd, zoals de aanleg van de Duitse bocht in 1930. In WOII werd het gebied zwaar geteisterd. Na de beschadiging van een stoomstokerij bijvoorbeeld, richtte in 1941 de “nv Usines L. Vandenbergh” enkele gebouwen, silo’s en werkhuizen op. Deze zijn vandaag beeldbepalend voor de Vaartzone. De veevoederfabriek is vandaag nog steeds in productie, zij het onder de firmanaam nv BK. Op de huidige site van Machiels was enige tijd een salpeterfabriek gelegen, en ook een afvalverwerkingsunit van Indaver. In de 19e eeuw was het gebied ten noorden hiervan eigendom van het Godshuis van den Grooten Heiligen Geest. Regelmatig werden er stukjes aan ondernemingen verkocht, waaronder brouwerij Artois, Comptoir Charbonnier Maritime en de Maiserie de la Dyle (veevoeder). In 1929 gebeurde de overdracht naar stoommouterij nv Dylamalt. Vandaag is Agro Kumps er gevestigd. Rond 1940 kwam er op de naburige site een ijzergieterij en vestigt er zich kort nadien de “Fonderies et Ateliers du Canal Emile Donckers”. Sinds 1985 is de stadsreinigingsdienst hier gevestigd. Op de site van de vroegere gasfabriek is nu de site van netbeheerder Iverlek en Eandis gelegen. Het laatste gasreservoir in 1982 gesloopt. Het gasmuseum is ondertussen ook geschiedenis. In 1949 worden de graanmolen en burelen van brouwerij La Vignette Leuven verkocht aan de Belgische Boerenbond. In 1969 wordt de Boerenbond ook eigenaar van de naastgelegen percelen van een chemische fabriek voor productie van meststoffen. Vandaag heeft Aveve er zijn distributiecentrum voor gans Vlaanderen. Op de Popp-kaart en op de buurtwegenatlas (weg nr.3.3) is de ‘Lovenbroekstraat’ zichtbaar, gelegen tussen de huidige loodsen van MetaLeuven en de Stordeursite. Rond 1858 waren enkele aanliggende percelen in eigendom van oud-burgemeester Van der Kelen (Leuvens burgemeester 1872-1895). Deze had er een landschappelijke lusttuin met vijver. Deze percelen werden in 1864 opgedeeld na aanleg van de spoorweg en ingenomen door de latere industrie. In de 19e eeuw was deze site eerst eigendom van L’Union, een stoomcimentfabriek. Later werd deze ingenomen door de maïserie ‘De Stordeur’ die zich voornamelijk richtte op de productie van landbouwproducten. In 1899 werd net ten zuiden van De Stordeur de nv Industries Chimiques opgericht voor de productie van verschillende scheikundige producten zoals kopernitraat, kopersulfaat, zwavelzuur, verfproducten,.. Deze industrie was er in bedrijf tot na WOII en was vooral gespecialiseerd in lithopoon als basis voor verfproducten. De productie van de ‘Industries Chimiques’ te Wilsele verwierf internationale bekendheid en was lang een ijkpunt voor de ontwikkeling van het gebied, tot het werd stopgezet in 1965. Het gebied ten westen van de Vaart werd in de 19e eeuw gekenmerkt door onder meer enkele landbouwgronden en ook de eigendommen van Paridaens, waar een tijdje kloosterlingen verbleven en zich ook enkele rechthoekige vijvers bevonden. Vandaag zijn hier de stadswerkplaatsen gelegen. Tussen 1893 en 1922 leefde er de gemeenschap/ vzw Dochters van Maria, gesticht door Paridaens die toen ook eigenaar was van kasteel Bleydenberg (nu Schorenshof in Wilsele Dorp). In de industriële periode was het vooral de zuidelijker gelegen conservefabriek Marie Thumas die het economische leven aan deze vaartoever bepaalde. Het complex werd gebouwd in 1886. De fabriek zelf was actief tot in de jaren ‘70. In het gebied bevonden zich ook een zijdefabriek, een ijzergieterij, RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 14 een vleeswarenfabriek, een stoomfabriek van scheikundige meststoffen, ed. Dichter bij de Vaartkom was een stoomzagerij (schorsmolen) gevestigd. Het tabakstapelhuis Vanderelst werd opgericht in 1928. Tabak werd er aangevoerd per binnenschip vanuit Antwerpen en verwerkt in de vroegere Tabacofinafabriek nabij de Tiensevest. 2.3 Historiek van Wilsele-Dorp Het ontstaan van Wilsele-Dorp, gelegen op de Roeselberg, wordt gelinkt aan het bestaan van een Frankische nederzetting in de Dijlevallei ten noorden van de huidige binnenstad. De naam “Wilsele” zou verwijzen naar een landgoed (“zele”) in een met kreupelhout overgroeide, verwilderde omgeving (“wild”). Historisch vormt het huidige Wilsele-Putkapel (“Laag Wilsele” in de Dijlevallei) samen met WilseleDorp (“Hoog-Wilsele” op de Roesselberg) de gemeente Wilsele. De historische “samenhang” van de 2 kernen (die morfologisch en functioneel weinig met elkaar gemeen hebben) heeft louter te maken met het feit dat bij de oprichting van de burgerlijke gemeenten in de 18e eeuw de parochiegrenzen werden omgezet in gemeentegrenzen. Wilsele valt samen met de zeer uitgestrekte (want dunbevolkte) Sint-Martinusparochie , ontstaan in de 10 eeuw. Wilsele-Putkapel wordt pas in 1895 een afzonderlijke parochie (Sint-Agatha parochie). De 2 kernen aan weerszijden van de Dijle worden door de aanleg van de Vaart, sporen en steenweg steeds meer van elkaar gescheiden en functioneren onafhankelijk van elkaar. Wilsele-Putkapel wordt in het RSL volledig afzonderlijk in een ander stadsdeel behandeld (nl. stadsdeel Noordelijke Laagvlakte). Vanaf de 10e eeuw is er op de Roeselberg wellicht een nederzetting met een (strolemen) kapel. Historici gaan ervan uit dat de primitieve kapel ongeveer in de 13e eeuw vervangen werd door een stenen exemplaar. In een pauselijke bul uit 1222 wordt gewag gemaakt van een “kapel in Wilsele”, wat opgevat moet worden als een kerk van een niet-verzelfstandigde parochie (aangezien tot 1252 Sint-Pieter de enige parochie was in Leuven). Vanaf 1298 vormt Wilsele een afzonderlijke parochie en wordt de kapel “kerk” genoemd. De gemeente Wilsele maakt initieel deel uit van het graafschap Leuven (en vanaf 1190 het hertogdom Brabant). Vanaf 1290 wordt Wilsele een “heerlijkheid”, een leen toegekend aan Gielis Van den Berghe door de hertog Jan I van Brabant, om hem te belonen voor bewezen diensten als rentmeester. Wilsele beschikt dus vanaf die tijd over een eigen bestuur en schepenbank. Volgens de oudste bekende telling wonen er in 1374 in Wilsele (inclusief Wilsele-Putkapel) 34 personen. Wilsele-Dorp was daarbij (nog) dunner bevolkt dan Putkapel, wat verklaard wordt door haar ligging op een hoogte, wat in oorlogstijd benut kon worden om Leuven aan te vallen. In 1542 beveelt de landvoogdes Maria van Hongarije dan ook om alle huizen in Wilsele, gelegen op minder dan 500 meter van de stadsomwalling af te breken opdat de vijand zich hier niet zou kunnen verschansen. Eind 16e eeuw koopt de toenmalige burgemeester van Leuven, Jonker Jan Van Schore, vijf bunder grond in Wilsele. Vanaf 1606 wordt hier door zijn zoon (eveneens burgemeester) het kasteel van Bleydenberg (ook : Schorenshof ) gebouwd. Een beschrijving uit 1696 vermeldt: “een park, tuin, boerderij, neerhof, akkerland, weiland, vijvers, stenen gebouw met gallerijen”. In 1699 wordt er een kapel bijgebouwd. In 1829 wordt de site aangekocht door de fam. Paridaens die het kasteel ombouwt tot klooster. Vanaf 1879 doen de gebouwen dienst als meisjesschool. De eerste Sint-Martinuskerk, die zwaar te lijden had onder de godsdienstoorlogen en verwaarlozing, wordt in 1742 afgebroken en vervangen door een nieuwe kerk in een soort vereenvoudigde barokstijl, die er vandaag nog steeds staat. De kerk krijgt een eigen pastorij. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 15 De bevolking van Wilsele wordt regelmatig gedecimeerd door oorlogen. Vanaf de postnapoleontische tijd groeit de bevolking gestaag aan: van 1000 in 1827 tot 2867 in 1900 (waarvan ongeveer 40% in Hoog-Wilsele en 60% in Laag-Wilsele). De ontwikkeling van de Vaartzone in 18e en 19e eeuw heeft relatief weinig impact op Wilsele-Dorp en heeft bvb. geen aanleiding gegeven tot de georganiseerde bouw van arbeiderswoningen (zoals elders wel het geval was). Zowel op de kaart uit 1850 als op de kaart van 1891 is te zien dat de bebouwing in Wilsele-Dorp niet sterk toenam in deze periode. De grootste groei kent Wilselse-Dorp na 1950. In 1954 wordt er een APA gemaakt voor heel Wilsele, in 1957 volgen de BPA’s W1WilseleOud Centrum en W2 Mechelsepoort voor het grondgebied van Wilsele-Dorp. Er worden een aantal sociale wijken (met huurwoningen) gebouwd: - Ouderenvreugd (incl. Kapellelaan & Twaalfmeistraat) 1952, 33 woningen; - Koksijdewijk 1953, 11 woningen; - Verbovenstraat 1954, 7 woningen; - Schorenshof 1978, 228 appartementen. Het overgrote deel van de ontwikkeling van Wilsele-Dorp tussen 1952 en 1990 gebeurt op privaat initiatief. Het BPA “Mechelsepoort” uit 1957 regelt de bebouwing ten westen van de KapellaanA.Woutersstraat. Tussen de Kapellaan-A.Woutersstraat en de L.Decouxlaan schrijft het BPA een dense (gesloten) bebouwing voor (met de typische “zone voor koeren en bijgebouwen”, die vaak aanleiding heeft gegeven tot een opeenvolging van bijgebouwen). Het gebied ten oosten van de Kapellaan-A.Woutersstraat wordt ontwikkeld op basis van een het BPA Oud-Centrum, dat ruimere percelen voorziet voor open en halfopen bebouwing met wegenis die min of meerde hoogtelijnen volgen (waardoor de bebouwingszones aan de oostzijde in terrassen worden georganiseerd). Bij de fusie in 1977 wordt Wilsele-Dorp deel van Leuven. 2.4 Historiek van Gasthuisberg De splitsing van de Leuvense universiteit brengt met zich mee dat voor de kersverse autonome Faculteit voor Geneeskunde een passend geïntegreerd universitair ziekenhuis moet worden uitgebouwd. Tot 1970 functioneren de verschillende instellingen veeleer los van elkaar. De heuvelkam “Gasthuisberg”, waar sinds halverwege de 19e eeuw een “krankzinnigenkliniek” gevestigd is, blijkt de ideale plaats voor een volledig nieuwe medische campus met ziekenhuis en onderwijsaccommodatie. In 1971 wordt de eerste spade in de grond gestoken en sindsdien wordt er onafgebroken aan de site verder gebouwd. Een masterplan voor de site voorziet in de verdichting van ziekenhuis- en campusactiviteiten binnen een ring (aangesloten op E314 en singels), waarbij activiteiten georganiseerd worden in een aantal functioneel samenhangende sectoren. Campus Gasthuisberg is inmiddels het grootste universitaire ziekenhuis van België. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 16 3 Bestaande ruimtelijke structuur en gekende ontwikkelingen in het Heuvellandschap 3.1 De bestaande landschapsstructuur in grote lijnen De belangrijkste landschappelijk structurerende elementen in het Oostelijk Heuvellandschap zijn de getuigenheuvels die van elkaar gescheiden worden door beekvalleien. De heuvels zijn visueel uiteraard zeer goed waarneembaar en grotendeels groen, hoewel sommige heuvels niet van de Vlaamse verkavelingsdrift gespaard zijn gebleven. Het oostelijk deel van de Molenbeek-Bierbeek en de Molenbeek-Abdijbeek zijn vandaag nog goed afleesbaar als groen lint. De Lemingbeekvallei is slechts op sommige plaatsen voelbaar aanwezig, op andere plaatsen echter nauwelijks zichtbaar. Tussen deze grote landschappelijke structuren bevinden zich de grote woongebieden van Kessel-Lo en Korbeek-Lo. De oudste bebouwing situeert zich in de onmiddellijke omgeving van de abdij van Vlierbeek, langsheen de Schoolbergenstraat, en ook langsheen de J. Davidtsstraat en Wilselsesteenweg. Daarnaast zijn er ten zuiden van de Diestsesteenweg een aantal grote hoeves en steenbakkerijen. Tijdens de industriële revolutie verschuift het zwaartepunt van Kessel-Lo naar Blauwput. Ook rond de Tiensepoort ontwikkelen zich delen van een woonwijk. De sociale tuinwijken van na WOI en WOII vormen samen met private woningen en verkavelingen uit de jaren ’60 en ’70 de lappendeken aan wijken waaruit het meer perifere deel van Kessel-Lo en Korbeek-Lo bestaat. Sinds de jaren ’70 ontwikkelden zich ook enkele economische zones rond de steenwegen. Als infrastructuren met belangrijke landschappelijke impact in het Oostelijk Heuvellandschap, vormen de twee steenwegen en de ring nog steeds basis voor het grootste deel van dit stadsdeel. Enkel in het uiterste noorden, met de E314 en het Vuntcomplex, en in het uiterste zuiden, met de aanzet van de Meerdaalboslaan, bepalen meer recente infrastructuren mee het landschap. Het Westelijk Heuvellandschap kent een grote landschappelijke verscheidenheid alsook kernen met een specifieke historiek en een aantal grootschalige functies. Het westelijk stadsdeel wordt door de infrastructuur opgedeeld in verschillende “kamers”, met een heel eigen voorkomen en weinig onderlinge samenhang. De Vaartzone is gelegen tussen de Lüdenscheidsingel en de E314 en tussen de flanken van de Roesselberg en het spoorlichaam. Dit gebied heeft een zeer specifieke structuur en functionaliteit, die compleet verschillend is van de aanliggende gebieden. De Vaartzone wordt gekenmerkt door een parallelle bundeling van infrastructuren (vaart, steenweg, Dijle, Vunt en spoorweg) en een concentratie van vooral autogebonden bedrijven met logistieke en commerciële inslag. Het oorspronkelijke landschap van de Dijlevallei werd er stelselmatig versnipperd en versneden door de infrastructuren. Het resulterende Vaartlandschap tussen de sporenbundel en Wilsele Dorp kent een sterke ontwikkelingsdynamiek. Verschillende nieuwe projecten zijn vandaag in concept-, planningsof in realisatiefase. Ten oosten van de Vaart zijn onder meer de sites Stordeur, AVEVE, Iverlek/ Eandis, Machiels en AB Inbev in (her)ontwikkeling. Ten oosten van de Dijle zijn er langs de Dijledreef nog enkele rijwoningen en ook een woonwagenpark. Aan de westelijke zijde heeft AB Inbev recent een logistieke cluster in gebruik genomen. Wilsele-Dorp heeft zich ontwikkeld boven op de hellingen van de Roeselberg. Het vormt een enclave, geklemd tussen de ring, de Nieuwe Mechelsesteenweg en de E314. In het oosten vormt een steile helling de grens tussen Wilsele-dorp en de commerciële en industriële Vaartzone. De nederzettingsstructuur is opgebouwd uit een aantal linten die de helling volgen. Aaneengesloten, halfopen en open bebouwing wisselen elkaar af. Nabij de oude Mechelsesteenweg werden diverse sociale woningbouwprojecten gerealiseerd. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 17 Tussen de Nieuwe Mechelsesteenweg en de Brusselsesteenweg bevindt zich Kareelveld, een landschappelijk zeer mooi openruimtegebied, dat ten noorden van de E314 aansluit bij het gebied Mollekensberg op Herents grondgebied. Kareelveld wordt afgeboord door de villaverkaveling ’s Hertogenlaan-Oude Rondelaan en de gebouwen van De Wingerd. Gasthuisberg is door de ligging op een heuvel zeer zichtbaar vanuit verschillende locaties in de stad. De site presenteert zich als een “stad in de stad”, met een eigen ontsluitingssysteem, functies en een specifieke typologie. De meest zuidelijke kamer wordt gevormd door de Dijle- en Voervallei, tussen de K. Boudewijnlaan en de K.Mercier-W.de Croylaan. Deze ‘kamer’ maakt vanzelfsprekend deel uit van het veel ruimere valleisysteem dat zich over de hele regio uitstrekt. Binnen het Leuvense grondgebied vormt de vallei een grootschalige groene ruimte met bijzondere erfgoed-, landschappelijke en natuurwaarden. Het gedeelte waar de campus Arenberg is gelegen, is opgevat als een parklandschap waarin bebouwde zones afgewisseld worden met open, groene ruimtes. Vanaf de Celestijnenlaan en Arenberg III naar het zuiden toe, wordt het landschap “ruiger” met natte graslanden, rietvelden en het Egenhovenbos. 3.2 Morfologie en verstedelijking 3.2.1 Open ruimte en (publieke) groenstructuur Op de figuur ‘bestaande open en groene ruimte in het Oostelijk Heuvellandschap zijn de belangrijkste groene vingers van dit stadsdeel te zien; aaneengesloten publieke en private gronden met een openruimtefunctie, waarin soms wat verspreide bebouwing voorkomt. Alhoewel delen van deze groene vingers privaat zijn, vormen ze op vele plaatsen wel al goed zichtbare en beleefbare groene ruimten. Binnen de bebouwde kernen is de bestaande en reeds concreet geplande groene ruimte met een publiek karakter aangeduid. De private groene ruimte in de woonkernen is niet mee aangeduid, alhoewel ook hier natuurlijk veel groen aanwezig is. Dit is echter zelden echt beleefbaar voor grote groepen inwoners. In Kessel-Lo en Korbeek-Lo dringen de groene vingers tot diep in de woonkern door, als gevolg van de drie beekvalleien en de getuigenheuvels, met hun groene flanken en met hun plateautoppen die meestal een openruimtegebruik kennen. In deze vingers is er nogal wat toegankelijke open ruimte; provinciaal domein, speelbos op de Kesselberg, veelheid aan wandel- en fietspaden op de Predikheren- en Trolieberg,… In de oostelijke woonkernen is het publieke groen niet overal even goed uitgebouwd. Soms gaat het ook om zones met een hoge woningdichtheid en b.v. veel appartementen, waar publiek groen extra belangrijk is voor de woonkwaliteit. Het gaat om zones als omgeving Gemeentestraat en Alfons De Becker Remyplein, omgeving Benedenplein, omgeving W. Coosemansstraat – P. Nollekensstraat – S. Streuvelslaan – Koning Albertlaan, een zone tussen Koetsweg en Platte-Lostraat, de wijk rond de Sint-Franciscuskerk en Spaanse Kroon. Er zijn tal van kansen om de groene vingers vanuit de kernen nog beter bereikbaar te maken. In sommige wijken is het creëren van extra publiek groen in binnengebieden denkbaar. In de groene vingers vinden we tal van openruimtefuncties. Zowel in de beekvalleien, bovenop de getuigenheuvels als aan de voet van de heuvels is kleinschalige landbouw aanwezig op eerder versnipperde percelen. Naast de klassieke professionele landbouw, gaat het ook over landbouwprojecten voor inwoners: moestuintjes, open veld projecten,… Ook vinden we er belangrijke natuurgebieden. De meeste habitatrichtlijngebieden en Vlaamse (erkende) natuurreservaten liggen net ten oosten van het, met uitzondering van het habitatrichtlijngebied van de Molenbeek-Bierbeekvallei. De natuurwaarden op de getuigenheuvels en in de beekvalleien is echter op veel plaatsen groot, zoals de biologische waarderingskaart toont. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 18 Ook in het Westelijk Heuvellandschap wordt de bestaande openruimtestructuur bepaald door een aantal grote groene vingers: - De open ruimte die van Roeselbergdal doorloopt richting Vijvers van Bellefroid/Langeveld; - De open ruimte die van Kareelveld doorloopt richting Mollekensberg; - De open ruimte van de Zwanenberg, die zich doorzet tot tegen Gasthuisberg; Verbindende groene elementen op niveau van het Westelijk Heuvellandschap zijn: - De (groene ruimte langs de) singels; - Het Lemmenspark; - De steilrand tussen Wilsele-Dorp en de Vaartzone, die de Keizersberg verbindt met de open ruimte van de Noordelijke Laagvlakte; - De E314 die dankzij haar groene bermen en flankerende groengebieden een ecologische corridor vormt. 3.2.2 Waterstructuur Het Oostelijk Heuvellandschap wordt in oostwestelijke richting doorsneden door drie beekvalleien: - De Molenbeek-Bierbeek loopt ten zuiden van de Predikherenberg-Trolieberg en scheidt KorbeekLo van Haasrode. Ze loopt verder in het Zuidelijk Plateau waar ze uitmondt in de Voer; - De vallei van de Molenbeek-Abdijbeek ligt tussen de Trolieberg en de Schoolbergen-Wijnbergen (ten noorden) en scheidt Kessel-Lo van Kesseldal. De Molenbeek-Abdijbeek gaat over in de Blauwputbeek aan de voet van het huidige spoorwegplateau, en mondt uit in de Lemingbeek; - De Lemingbeek loopt tussen de Schoolbergen-Wijbergen en de Kesselberg-Lemingberg. Aan de voet van het huidige spoorwegplateau stroomt ze naar de Noordelijke Laagvlakte via het Vuntcomplex, waar ze uitmondt in de Vunt. Het afstromingswater komt terecht in het rioleringsstel, in de genoemde provinciale beken of in een aantal beken ‘buiten categorie’. Zo stromen de Vlukken en de Springelbeek in de MolenbeekAbdijbeek. Deze bestaan uit stukken open of ingekokerde beek en delen van het rioleringsstelsel. Het reliëf en de ondergrond in het Oostelijk Heuvellandschap maakt dit gevoelig voor wateroverlast. Hevige regenval kan gepaard gaan met mogelijke overstroming. Naast de evidente zones rond de provinciale beken, komen hier enkele aandachtszones naar voor: omgeving Tiensesteenweg, omgeving Wimmershof tot Vlukken, omgeving bedrijfszone Diestsesteenweg. Ook extreme afstroming van regenwater kan een probleem opleveren op bepaalde heuvelflanken. Bepaalde steilranden van de heuvelruggen, zoals de noordwestelijke flank van de Predikherenberg-Trolieberg, zijn al goed gekend vanuit het erosiebestrijdingsplan. Hiernaast is het ook belangrijk om aandacht te hebben aan de lokale waterberging ter hoogte van de afstromingszones naar de provinciale beken, die eerder noord-zuid zijn georiënteerd. Afstroming vormt in het Westelijk Heuvellandschap een belangrijk thema. Vooral op de flanken van Gasthuisberg en in mindere mate op Kareelveld en Roeselbergdal, zal het vasthouden van afstromend regenwater meegenomen moeten worden bij de inrichting van deze gebieden. 3.2.3 Bebouwde ruimte Anno 2014 bedroeg de footprint van de gebouwen in Kessel-Lo/Kesseldal, 1.283.470 m2. Dit is een bebouwingspercentage van bijna 10% van de totale oppervlakte van dit gebied. Sinds 2006 groeide deze footprint met ongeveer 0,61% per jaar. Deze groei is te wijten aan een aantal woonontwikkelingsgebieden (Grensstraat, Vlierbeekveld, omgeving Vanhoorenbekelaan, Brugveldstraat, Coosemansstraat-Nollekensstraat, Kesseldal,…). Maar ook heel wat nog onbebouwde bouwkavels kregen sinds 2006 een invulling. De groei is dus ook verspreid terecht gekomen. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 19 Cijfers voor Korbeek-Lo apart zijn niet beschikbaar. Korbeek-Lo heeft slechts een eerder beperkte groei gekend, met de invulling van een aantal onbebouwde percelen en enkele kleinere ontwikkelingen in de omgeving van de Meerdaalboslaan. Uit de beschikbare data werd er geen groeicijfer voor de footprint van de gebouwen bepaald specifiek voor het Westelijk Heuvellandschap. Uit het kaartmateriaal is het echter wel duidelijk waar de belangrijkste groei zich heeft voorgedaan. De ontwikkeling van het project De Wingerd aan Kareelveld, vertegenwoordigt hier de grootste groei. De grote ontwikkelingen op Gasthuisberg zijn op de kadasterkaart van 2014 nog niet afleesbaar, en komen hier nog bij. De ontwikkelingen langs de Vaart hebben allicht ook een effect op de evolutie van de bebouwde oppervlakte. Ook in het westelijk heuvellandschap zien we bovendien verspreid nog invullingen van restpercelen binnen de bestaande wijken terug. 3.2.4 Publieke ruimte Van de (evolutie van de) publieke ruimte zijn er geen cijfers beschikbaar. De bestaande publieke ruimte is wel op kaart beschikbaar. De blinde vlekken in de structuur van de bestaande publieke speelplekken komen goed overeen met de tekortenzones van het publieke groen. Speelplekken zijn in de woonkernen van wisselend aanwezig. In Wilsele-Dorp werden een aantal grote publieke groene ruimtes gerealiseerd in de bufferzone op de steilrand. Deze hebben helaas als nadeel dat ze moeilijk toegankelijk zijn en enigszins geïsoleerd liggen, wat hun gebruik niet ten goede komt. De lager gelegen publieke ruimten langs de Vaartoevers zijn vooral gebruikt door fietsers en wandelaars. Occasioneel ter hoogte van de aanlegsteigers trekt de ruimte ook vissers en hobbyisten aan. Het gebied biedt verschillende landschappelijke kwaliteiten, zoals de zichten op de omliggende getuigenheuvels en op het stadslandschap van de Vaartkom en de binnenstad. Deze ruimte vormt bovendien een belangrijke verbinding tussen de binnenstad, Wilsele en Wijgmaal. Deze verbinding biedt potentieel om er kleinschalige speelplekken en ontmoetingsruimten aan te koppelen. 3.2.5 Mix van functies Uit de kaart van de gebouwen met andere dan woonfuncties (toestand 2015) is de centrumstructuur van het Oostelijk Heuvellandschap goed afleesbaar. De Tiense- en Diestsesteenweg vormen het duidelijkst dragers van centrumfuncties en tewerkstellingsplekken. Daarnaast komen ook de omgeving De-Becker-Remyplein – Gemeentestraat en de as Albertlaan hieruit expliciet naar voor. In mindere mate zien we ook de Holsbeekse-Wilselsesteenweg in Kesseldal als multifunctionele straten. Duidelijk is wel, dat het wonen in het Oostelijk Heuvellandschap de bovenhand heeft. Van de oppervlaktes van niet-woonfuncties en hun evoluties doorheen de tijd, zijn helaas geen betrouwbare kwantitatieve gegevens beschikbaar. Het Westelijk Heuvellandschap heeft heel wat onderscheiden zones waar centrumfuncties en tewerkstelling geconcentreerd zijn, of verweven met de woonfunctie voorkomen. Opvallende aanwezige is uiteraard de campus Gasthuisberg. De bedrijventerreinen en commercieel centrum in de Vaartzone en de Vaartkom ten zuidoosten van Wilsele Dorp komen ook duidelijk naar voor. Daarnaast vinden we een aantal kleinere concentraties en een reeks verspreide voorzieningen terug; een aantal eerder geïsoleerd gelegen grootschalige voorzieningen zoals het KBCkantoor, De Wingerd Van de oppervlaktes van niet-woonfuncties en hun evoluties doorheen de tijd, zijn helaas geen betrouwbare kwantitatieve gegevens beschikbaar. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 20 3.2.6 Bevolking en woningbestand  Bevolking Oostelijk Heuvellandschap: Een stadsdeel dat grote gezinnen met kinderen aantrekt In 2012 en 2015 analyseerde de stad gedetailleerd de (evolutie sinds 2000 van de) bevolking, het woningaanbod en het woninggebruik. Deze analyses waren beperkt tot de woonkernen Kessel-Lo en Kesseldal. Gegevens voor Korbeek-Lo apart zijn er niet. We gaan ervan uit dat deze gelijkaardig zijn aan deze van Kessel-Lo. De formeel ingeschreven bevolking van Kessel-Lo -Kesseldal bedroeg in 2015 ruim 28.622 inwoners; dat is 29% van de Leuvenaars. Dit stadsdeel is daarmee het sterkst groeiende na de binnenstad, met 10,7% groei op 15 jaar tijd. De benaderende inwonersdichtheid per km2 woongebied blijft daarmee redelijk gemiddelde voor Leuven. Deze inwoners vormden in 2015 samen 12.300 huishoudens, dat is 25,6% van de Leuvense huishoudens. De huishoudens in het oostelijk stadsdeel zijn immers groter dan gemiddeld in Leuven: 2,33 leden per huishouden (tegenover 2,05 gemiddeld in Leuven. De gezinsverkleining van de periode 2000-2010 werd hiermee in de laatste 5 jaar opnieuw ongedaan gemaakt. In oost wonen dan ook bovengemiddeld veel gezinnen met kinderen: niet enkel jonge kinderen tot 5 jaar, maar ook de oudere kinderen (6-17 jaar). Opvallend is dat deze groep ook flink groeide. Er kwamen netto maar liefst 453 kinderen bij, dat is bijna evenveel als in de rest van Leuven samen! Daardoor maken de kinderen in 2015 bijna 21% van de inwoners van het oostelijk stadsdeel uit; in 2000 was dit nog maar 18%. Ter vergelijking: voor het hele Leuvense grondgebied is het aandeel kinderen in de bevolking gezakt van 18% (2000) naar 17,2% (2015). Het oostelijk stadsdeel kan dus duidelijk als kindvriendelijk woongebied worden beschouwd, dat er mee voor gezorgd heeft dat een gezonde bevolkingsmix op stadsniveau werd behouden. De evoluties in de andere leeftijdscategorieën (groei in de groepen 50+, stagnatie of daling in dertigers en veertigers) zijn niet echt opvallend in vergelijking met andere stadsdelen als West en Zuid. Wel opvallend is de groei in het aantal buitenlanders in de laatste 5 jaar. De evoluties in de leeftijdsklassen wijzen niet echt op een massale instroom van (buitenlandse) studenten in dit stadsdeel. Daarom vermoeden we dat deze evolutie te maken heeft met de algemeen gestegen migratie op nationaal niveau. Al bij al blijft het aandeel buitenlanders in stadsdeel oost met 7,4% wel beperkt. Hierbij komt nog eens de bevolking van Korbeek-Lo. We gaan ervan uit dat deze een gelijkaardig profiel heeft als in Kessel-Lo. Westelijk Heuvellandschap: Een beperkt groeiend stadsdeel. De formeel ingeschreven bevolking van stadsdeel West bedroeg in 2015 ongeveer 3900 inwoners; dat is 4% van de Leuvenaars. West bleek de voorbije 15 jaar de zwakste groeier van alle stadsdelen. De inwonersdichtheid per km2 woongebied was in West anno 2000 al de laagste van alle stadsdelen en nam maar heel lichtjes toe. De kloof met andere stadsdelen werd daarmee nog groter. Deze inwoners vormden in 2015 samen bijna 1769 huishoudens (ingeschreven gezinshoofden of alleenstaanden); 3,7% van de Leuvense huishoudens. De huishoudens in het westelijk stadsdeel zijn daarmee groter dan gemiddeld in Leuven: 2,25 leden per huishouden in West (tegenover 2,05 in het gemiddelde Leuvense huishouden). Sinds 2000 is de gemiddelde huishoudensgrootte systematisch gedaald. In West is een lichte stijging vast te stellen bij de 18-29 jarigen, een lichte daling bij de 30-35 jarigen, een grotere daling bij de 36-49 jarigen en een in verhouding grote stijging bij de groep 50-64jarigen RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 21 en 65+. De vergrijzing is in West dan ook opvallend. Dit kunnen we wellicht (deels?) verklaren door het nieuwe seniorenproject ‘De Wingerd’ aan Kareelveld. Op vlak van nationaliteiten is het aandeel voor West in de laatste 15 jaar maar beperkt gestegen in vergelijking met de andere stadsdelen. In het algemeen kan gesteld worden dat West samen met Noord het minst groot aandeel mensen met een andere nationaliteit telt.  Woningbestand Oostelijk Heuvellandschap: Vooral grote woningen De bevolkingsevolutie is natuurlijk nauw verbonden met de evolutie van het woningbestand. Van het woningbestand zijn gegevens over een periode van 10 jaar, 2003 tot en met 2012, geanalyseerd. Ongeveer 17,5% van de Leuvense woningen stond in 2012 in Kessel-Lo en Kesseldal. Tegelijk woont 25,6% van de Leuvense huishoudens hier. De reden is, dat hier maar weinig woningen zijn zonder gedomicilieerden (14%, terwijl in de hele stad 42% van de woningen geen inschrijving had en meestal in gebruik is als studentenverblijf of ander tijdelijk gebruik). Enkel stadsdeel Noord kende in 2012 nog minder woningen zonder inschrijving. We vinden in oost voornamelijk grondgebonden eengezinswoningen (68% van de woonentiteiten). De helft daarvan zijn rijwoningen, de andere vrijstaand of driegevelwoning. Daarnaast is er ook een flink aandeel appartementen: 29% van de woonentiteiten, wat een ietsje hoger ligt dan het Leuvense gemiddelde van 26%. Heel kleine woningen als studio’s en kamers zijn er echter nauwelijks. De vergunningverlening in de voorbije jaren heeft deze specifieke eigenschap van het woningbestand in Kessel-Lo en Kesseldal nog versterkt. In de periode 2003-2012 werden hier per jaar gemiddeld 124 bijkomende woonentiteiten vergund in dit stadsdeel (vergelijk: 690 per jaar voor de hele stad). Dat waren relatief veel grondgebonden eengezinswoningen: ruim 50 per jaar. Maar liefst 45% van alle nieuwe grondgebonden eengezinswoningen in de stad, kwamen in stadsdeel oost terecht! Woonontwikkelingsprojecten als Centrale Werkplaatsen, Vlierbeekveld, Grensstraat, Bareelweg, Coosemansstraat – Nollekensstraat, Lievenslaan,… hebben hier zeker een grote bijdrage in geleverd. Ook werden verspreid over het stadsdeel, onbebouwde percelen ingevuld, of werd verspreide bebouwing vervangen door meer compacte vormen van grondgebonden wonen. Daarnaast groeide ook het aantal appartementen flink, met jaarlijks gemiddeld 72 entiteiten. Ook deze vinden we terug in die grote ontwikkelingsprojecten, en in de laatste projecten te Kesseldal. In vergelijking met de hele stad – er kwamen in heel Leuven gemiddeld 268 appartementen bij per jaar - is dit echter een minder opvallende groei. De kamers en studio’s zijn in Kessel-Lo en Kesseldal nauwelijks toegenomen. Westelijk Heuvellandschap: Vooral grondgebonden woningen en appartementen. In West zijn 64.8% van alle woonentiteiten grondgebonden woningen. Het aandeel appartementen bedraagt 28.31%. en is bijna volledig toe te schrijven aan de appartementenconcentratie Schorenshof en De Wingerd. Het aandeel studio’s en kamers is eerder klein te noemen. De figuur over de woningtypes toont de grondgebonden woningen in blauw, (gelijkvloerse) appartementen in oranje en (gelijkvloerse) kamers/studio’s in donkere kleur, zoals geregistreerd in 2015. ‘ RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 22 4 Visie en concepten voor het Heuvellandschap 4.1 Een sterk landschaps- en erfgoedbeleid 4.1.1 De beekvalleien beleefbaar en toegankelijk maken De structuur van getuigenheuvels met tussengelegen beekvalleien, zorgt ervoor dat ‘blauwgroene’ vingers het Oostelijk Heuvellandschap diep binnendringen. Deze blauwgroene vingers nemen niet enkel belangrijke taken op in het ecologisch netwerk en de klimaatadaptatie. Ze maken van het Oostelijk Heuvellandschap ook een aangename woon- en werkomgeving. Ze zorgen er voor dat de geomorfologie en de historische structuur van het stadsdeel afleesbaar wordt. De beekvalleien zijn, door hun reliëf, bovendien geschikte dragers voor langzaamverkeer-verbindingen. Via de aanleg van paden langsheen de beken en dwars over de valleien, worden de valleien beter beleefbaar gemaakt en ontstaan er veilige gescheiden routes voor fietsers en voetgangers. Het beleid zal er daarom op gericht worden om de valleien waar mogelijk te vrijwaren van bebouwing, in te zetten voor de openruimtefuncties, de zichten op de valleien te verbeteren en waar mogelijk de valleien uit te rusten met paden voor langzaam verkeer om ze toegankelijk te maken. Landbouw, waterberging en natuurontwikkeling worden in deze blauwgroene vingers ondersteund. Ze worden gecombineerd met zachte recreatie. De Molenbeek-Abdijbeekvallei fungeert reeds als goed publiek toegankelijke groene vallei en drager van recreatie en gemeenschapsvoorzieningen. Belangrijke aandachtsgebieden zijn echter de zijbeekjes en waterafstromingsgebieden naar de Molenbeek-Abdijbeek. Met de beleefbaarheid van de Lemingbeekvallei is het niet zo goed gesteld; de beek is nauwelijks zichtbaar, laat staan dat er sprake is van een toegankelijke beekvallei. Ook de Molenbeek-Bierbeek is op dit moment nog maar heel beperkt uitgebouwd als een goed toegankelijke en beleefbare beekvallei. Ze heeft nochtans de potentie om als blauwgroene vinger en als drager van langzaamverkeerroute te fungeren van aan de Naamsepoort tot in de openruimtegebieden van Bierbeek. In de Vaartzone dient eveneens specifieke aandacht gegeven aan de kwaliteiten van het valleigebied, ook al heerst er een sterke ontwikkelingsdruk voor allerhande vormen van bedrijvigheid. Focus ligt er voornamelijk op het landschappelijk-ecologisch opwaarderen van oeverzones, en de realisatie van fysieke en visuele (zowel langse als dwarse) verbindingen in een blauwgroen netwerk. Deze uitdagingen worden in de deelruimten verder uitgewerkt. 4.1.2 De groene getuigenheuvels intact houden en beter toegankelijk maken Gezien de beeldbepalende waarde van de groene heuvelflanken voor heel het Oostelijk Heuvellandschap, en gezien het historische belang van deze getuigenheuvels, zal het beleid er blijvend op gericht zijn om het groene karakter ervan te bewaren. De openruimtegebieden op de getuigenheuvels, die reeds lang van verstedelijking gevrijwaard worden, blijven de nodige bescherming genieten. In deze gebieden moeten natuurontwikkeling, bos, landbouw en zachte recreatie volop kansen krijgen. Het beleid voor die delen van de plateautoppen en groene heuvelflanken die reeds een ‘stedelijke’ bestemming hebben (wonen, gemeenschapsvoorzieningen,…), zal verstrengd moeten worden. Dit, om verdichting van de bebouwing, toename van de verhardingen en ontbossing te verhinderen. Ook moeten schaalbreuken in de bebouwing die het uitzicht van de flanken en de heuvelruggen zouden aantasten, vermeden worden. Door het RUP voor de woonfragmenten, werd al een eerste rem gezet op de mogelijke verdichting in een aantal woonlinten aan de voet van en op de heuvelruggen. Mogelijke verdere verdichting en opsplitsing van kavels in deze gebieden blijft echter een RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 23 aandachtspunt. Bijkomende instrumenten worden ontwikkeld om bijkomende bebouwing en ontbossing van de groene flanken tegen te gaan. Naast het uitzicht van deze groene heuvelflanken, is ook de beleefbaarheid en dus toegankelijkheid van deze gebieden belangrijk. Bovendien kunnen de getuigenheuvels beter beleefbaar gemaakt worden door de groene ruimten beter te verbinden met bestaande, maar geïsoleerd gelegen, groene plekken in de woonkernen. Ook zijn er tal van mogelijkheden om de getuigenheuvels met de groene beekvalleien te verbinden. Zo worden de blauwgroene vingers maximaal uitgebouwd en dringen ze zo diep mogelijk de woonkernen binnen. In het Oostelijk Heuvellandschap lijken vooral de potenties van de Predikherenberg nog onvoldoende benut. In de bespreking van de deelruimten wordt deze uitdaging grondiger behandeld. In het Westelijk Heuvellandschap komen een aantal landschappelijk structurerende openruimtegebieden voor. Ze zijn -dankzij hun ligging op heuvelflanken of in het geval van de Vaart - zeer waarneembaar vanuit de omgeving. Het reliëf bepaalt in sterke mate de manier waarop het Westelijke Heuvellandschap wordt ervaren vanuit de omgeving en omgekeerd. Typisch voorbeeld hiervan zijn de gevarieerde zichten vanaf de E314, vanaf de Zwanenberg en Gasthuisberg. Nieuwe ontwikkelingen moeten met dit landschappelijk gegeven rekening houden: de heuvels worden niet langer aanzien als een te overwinnen hinderpaal, maar als een aanknopingspunt voor de ontwikkelingswijze. Dit impliceert bvb. dat bij een toekomstige uitbreiding van Gasthuisberg (buiten de “ring” waarbinnen het masterplan een verdichting voorziet) een ontwikkelingsmodel moet worden gehanteerd dat het vrijwaren van de groene heuvelflanken vooropstelt. De groene vingers Roeselbergdal-Omgeving Bellefroid, Kareelveld-Mollekensberg en ZwanenbergVogelzang–Termunckveld maken deel uit van bovenlokale groenstructuren. Hoewel de E314 een harde infrastructuur vormt, zijn er om vanuit de aanliggende woonwijken betere of nieuwe verbindingen naar deze openruimtegebieden te maken. 4.1.3 Zorg voor het onroerend erfgoed De stad voert een beleid om de belangrijkste erfgoedclusters te behouden en de beleefbaarheid ervan te versterken. Deze clusters zijn: • • • • • • • • • • De getuigenheuvels; Het religieuze erfgoed; De agrarisch cluster: abdijen, hoeves, kapel; Cluster pre-industriële nijverheid: zavelputten, ovens, woningen in kareel- of tichelsteen en molens ; Industrieel Centrale werkplaatsen en de site van de buurtspoorwegen aan de Diestsesteenweg in Kessel-Lo; Het Vaartlandschap Kastelen en villa’s uit de 19e eeuw; Bleydenberg … Sociale woningbouw en arbeidersstraatjes : wijken Bourgeois, wijk Steynen, Pasteurwijk, Ouderenvreugd …; Wederopbouwcluster; Modernisme, voornamelijk aan de Diestsesteenweg, Tiensesteenweg, en omgeving Koning Albertlaan. Verspreid erfgoed. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 24 Belangrijke bemerking hierbij is dat de inventarisatie van het onroerend erfgoed, voor de stadsdelen Oost, West en Vaartzone nog niet gebeurde. Na de inventarisatie worden deze clusters nog gecorrigeerd en aangevuld. Het beleid voor deze clusters wordt verder uitgewerkt in de instrumenten die voor het onroerend erfgoedbeleid zullen worden opgemaakt, zoals RUP’s en verordeningen. Bij de uitwerking van stedelijke (her)ontwikkelingsprojecten in de omgeving van dit onroerend erfgoed, wordt de erfgoedwaarde gerespecteerd. 4.1.4 Compacte kernen met een duidelijke centrumstructuur tussen de heuvelflanken en de valleien Tussen de blauwgroene vingers liggen compacte, kwalitatieve kernen waar wonen, werken en centrumfuncties worden ondersteund. De centrumstructuur in deze kernen is opgehangen aan een aantal duidelijke ‘dragers’. We bespreken hier enkele heel grote lijnen. In de beleidskeuzes voor de deelruimten gaan we hier dieper op in. - - - - De Tiensesteenweg – Oudebaan vormen de dragers voor de woonkern van Korbeek-Lo. De woonkern Kessel-Lo is opgehangen aan Tiensesteenweg, de MartelarenlaanDiestsesteenweg, en de as Platte-Lostraat – Vranckxpad. De Tiensesteenweg heeft een belangrijke centrumfunctie voor de woonkernen van Korbeek-Lo en Kessel-Lo. Ze heeft echter niet over de hele lengte eenzelfde karakter. Langsheen de steenweg komen afwisselend zones met centrumfuncties en eerder residentiële zones voor. Centraal in Kessel-Lo vormen de as Koning Albertlaan – Platte-Lostraat en haar parallelle verbinding Jan Vranckxpad, dragers van centrumstructuur. Aan deze as zijn voornamelijk zeer lokale voorzieningen (lokale handel, kleinschalige gemeenschapsvoorzieningen) en recreatiepolen gekoppeld. De ‘Kop van Kessel-Lo’ aan de Martelarenlaan, de omgeving van het De Becker-Remyplein en een aantal clusters van voorzieningen verderop de Diestsesteenweg vormen het centrum van het noordelijk gedeelte van de woonkern Kessel-Lo. De Gemeentestraat vormt aanvullend een drager voor voorzieningen van lokale aard. De woonkern Kesseldal hangt op aan de Eenmeilaan. Centraal in deze woonkern vinden we een zeer lokaal voorzieningencentrum aan de Wilselsesteenweg. Kessel-Lo kent slechts twee bedrijventerreinen. Het spoorwegplateau, opgehangen aan het Vuntcomplex, zal in de toekomst ontwikkeld worden als bedrijvenzone. Aan de Diestsesteenweg, in de zone tussen steenweg en Zavelstraat ligt een bedrijvenfragment waarvan de uitbreiding niet gewenst is. In de blauwgroene vingers tussen deze woonkernen, zijn eveneens belangrijke centrumfuncties gevestigd. Deze zijn van recreatieve aard of hebben een laagdynamisch karakter die de groene omgeving ondersteunt: provinciaal domein, abdij van Vlierbeek, speelbossen op de bergen. Op stadsniveau zijn de groene vingers in het westelijk stadsdeel belangrijk om het idee van een “lobbenstad” te kunnen waarmaken: de groene vingers verdelen het weefsel in herkenbare deelgebieden en “brengen zuurstof” tot in de kern van de stad. De verschillende kernen in het Westelijk Heuvellandschap liggen allemaal vlakbij één of meerdere grote (blauw)groen ruimte en ontlenen hieraan kwaliteit. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 25 4.1.5 Grote schaal toepassen op de geëigende locaties De stedelijke structuur wordt leesbaar gemaakt door de vormgeving van het stedelijk landschap. Bakens accentueren de belangrijkste scharnierpunten in de stedelijke structuur. Grootschalige gebouwen benadrukken de belangrijkste assen en centrale plekken in de stad. Hierbij wordt echter telkens rekening gehouden met de aanwezige erfgoedwaarden en al aanwezige beeldbepalende gebouwen, wijken, zichten,… Gebouwen met een grotere schaal dan courant aanwezig in de omgeving, kunnen dus niet overal. Ze beïnvloeden het stedelijk landschap en brengen (soms) een toename van stedelijk programma met zich mee. Noch de stad, noch de regio, hebben nood aan een sterke groei van de ruimte voor wonen. Daarom beperkt nieuwe grootschalige bebouwing zich tot enkele zinvolle scharnieren en voorzieningenclusters, steeds met respect voor de erfgoedwaarden. De zones waar grotere schaal op haar plaats lijkt, zijn; - Scharnier van Tiensesteenweg met park Belle Vue; Omgeving station Leuven; Geselecteerde voorzieningenclusters langsheen de Diestsesteenweg, voor zover combineerbaar met het erfgoed; Een aantal zones binnen het spoorwegplateau; In beperktere mate: op de as Jan Vranckxpad ter hoogte van de scharnier met De Jonghestraat. Gasthuisberg; De Vaartzone. De visie voor deze sites wordt in de deelruimten besproken. 4.2 De openruimtefuncties plaats geven en de structuren versterken In het Oostelijk Heuvellandschap komen de openruimtegebieden sterk overeen met de beekvalleien en de getuigenheuvels. Hier en daar zijn ook aan de voet van de getuigenheuvels nog enkele openruimte- of groene kamers behouden, zoals omgeving Wimmershof, omgeving Rozenweg, enkele omgevingen aan de Tiensesteenweg. Deze vormen samen groene vingers die ver het verstedelijkte weefsel binnen dringen. Ook het Jan Vranckxpad, inclusief de nog niet gerealiseerde delen, vormt een groene corridor van Park Belle Vue tot Diestsesteenweg. Daarnaast zijn er nog een aantal meer geïsoleerd gelegen parken, van wijkniveau tot heel buurtgericht, die de structuur van de open en groene ruimte aanvullen. De grote blauwgroene vingers in het Westelijk Heuvellandschap maken deel uit van een belangrijke natuurlijk-ecologische noord-zuidstructuur die de vallei van IJse en Laan en de Waalse leemplateaus verbinden met het Hageland (opgenomen in het provinciaal structuurplan). De Dijlevallei en E314 (hoewel vaak een barrière in de open ruimte) spelen hierbij een rol als verbindende corridor. Voor de Dijlevallei is dit een vrij evident gegeven. Voor de E314 is dit een verantwoording om de openruimtegebieden aan weerszijden van de E314 –zoals Vogelzang, Kareelveld, Roeselbergdalopen te houden. 4.2.1 Een netwerk van groene ruimten als ecologisch en recreatief netwerk Deze groene vingers en de meer geïsoleerde groengebieden worden in een netwerk geplaatst aan de hand van groen ingerichte (recreatieve) verbindingen. De groene vingers van de getuigenheuvels worden beter verbonden met de blauwgroene beekvalleien. Op die manier wordt een sterker ecologisch netwerk gevormd, dat tegelijk een belangrijke recreatieve functie opneemt. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 26 - - de verbinding tussen Molenbeekvallei en Predikherenberg en het inschakelen van de groengebieden rond de Tiensesteenweg. het Jan Vranckxpad kan nog sterker uitgebouwd worden als dragende groenstructuur voor Kessel-Lo. De open ruimte die van Roeselbergdal doorloopt richting Vijvers van Bellefroid/Langeveld; De open ruimte die van Kareelveld doorloopt richting Mollekensberg; De open ruimte van de Zwanenberg, die zich doorzet tot tegen Gasthuisberg; De vallei van Voer en Dijle, inclusief de Vaartzone in het noordwestelijk deel van Leuven Verbindende groene elementen op niveau van het stadsdeel zijn: De groene ruimte langs de singels die de groene vingers van het heuvellandschap onderling verbindt en ook voor de verbinding zorgt met groene ruimtes uit andere stadsdelen; De zones onmiddellijk ten oosten en westen van Gasthuisberg die samen met het Lemmenspark en de zone ten noorden van de Brusselsesteenweg vlak buiten de ring de verbinding vormen tussen Zwanenberg en Kareelveld. De steilrand tussen Wilsele-Dorp en de Vaartzone, die de Keizersberg verbinden met de open ruimte van de Noordelijke Laagvlakte; De zone rond het Bijbelinstituut-Oude Nijvelsebaan die samen met Termunckveld de verbinding vormt tussen de Zwanenberg/vogelzang en de Voer- en Dijlevallei; De Vaart en de E314 die dankzij haar groene bermen een ecologische corridor vormt. Naast deze grote groengebieden is het kleinschaligere groen uiteraard ook van belang, voornamelijk om de kwaliteit van de woonwijken in dit gebied te verbeteren. Voor elk deelgebied werd een onderzoek gedaan naar potentiële uitbreidingen van het aanbod aan publiek groen in de woonomgeving (zie bespreking deelruimten). In de deelruimten worden de doelstellingen verder gedetailleerd. 4.2.2 Ruimte voor waterbeheersing De bestaande groene ruimte in de beekvalleien en op plaatsen die gevoelig zijn voor afstroming, wordt behouden. In deze ruimten wordt gewerkt aan verbeterde waterberging. Hetzelfde geldt voor de ruimten aan de voet van de getuigenheuvels, waar het afstromingswater via het rioleringsnet niet voldoende kan worden opgevangen. Eventuele stedelijke herontwikkelingprojecten worden ingezet om de lokale waterberging te verbeteren. Het structuurplan somt de projectsites hiervoor niet op. Deze worden aangeduid in uitvoering van het structuurplan, bij voorbeeld in het geïntegreerde hemelwaterplan. In het Oostelijk Heuvellandschap komen wel een aantal evidente plaatsen naar voor waar verbeterde waterberging wellicht moet worden geïntegreerd: aan de voet van de Kesselberg in de Lemingbeekvallei (omgeving Op de Vliet), in de omgeving van de Vlukken en de uitlopers van de Springelbeek, aan de voet van de Trolieberg (omgeving Koetsweg), aan de voet van de Predikherenberg. Ook deze doelstelling wordt gediend door de keuze om de valleien en getuigenheuvels te vrijwaren van verdere bebouwing en verharding. 4.2.3 Kleinschalige landbouw, zowel professioneel als recreatief Naast natuurontwikkeling en waterbeheersing en zachte recreatie (in de vorm van wandel- en fietspaden, speelgroen,…), herbergen deze blauwgroene vingers andere functies die essentieel zijn voor een goed stedelijk functioneren. Lokale landbouw is een functie die zowel professionele als eerder recreatieve doeleinden dient. Ook ander openruimtegebruik, zoals het houden van dieren, zit op de wip tussen deze functies. Zowel de professionele als de eerder recreatieve landbouw, krijgt blijvend een plaats in de groene vingers. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 27 4.3 Bewust omgaan met groei van stedelijke functies 4.3.1 Kwaliteit van het bestaande (woon-)weefsel gaat voor op groei van het woningbestand In de bestaande woonkernen van Korbeek-Lo, Kessel-Lo en Kesseldal wordt sterk ingezet op behoud en verbetering van woonkwaliteit. Deze woonkernen zijn duidelijk aanlokkelijk voor verschillende bevolkingsgroepen en vertonen een mooie mix aan woningtypes en huishoudens. Stadsdeel Oost heeft een redelijke bevolkingsdichtheid en ving de voorbije 15 jaren al flink wat van de Leuvense bevolkingsgroei op. Dit blijkt nog steeds interessant te zijn voor allerlei bevolkingsgroepen, vooral ook de grotere gezinnen. Het lijkt er dus op dat de woonkwaliteit er hoog is, ondanks de hoge dichtheid en sterke groei. Woonverdichting zou in het Oostelijk Heuvellandschap op heel wat plekken theoretisch mogelijk kunnen zijn. Grote delen van het woongebied in stadsdeel Oost zouden in theorie in aanmerking komen voor verdichting; goed en duurzaam bereikbaar, een mooi voorzieningenaanbod,… Bovendien heeft stadsdeel Oost een erg evenwichtig woningbestand met nog steeds een overwicht van de grondgebonden woningen. De woningdichtheid is behoorlijk, maar nog ver onder die van de binnenstad. Via de reeds geplande ontwikkelingsprojecten komen er in de volgende jaren slechts beperkte aantallen huishoudens bij. En Oost heeft nauwelijks een aanbod aan kleine woonentiteiten. Een verdichting, met b.v. naar wat meer kleine woningen op de juiste plekken, zou best verdragen kunnen worden zonder de leefbaarheid in het gedrang te brengen. Toch gaan we voorzichtig om met dit vraagstuk. De woonbehoefte op stadsniveau is niet zodanig groot dat woonverdichting een streefdoel op zich moet zijn. In tegendeel; de woonontwikkeling in het gewone bestaande weefsel mag gerust een eind afgeremd worden zonder dat we hierdoor de bevolkingsgroei afwentelen op de regio. Daarom beperken we woonverdichting bewust tot projecten die tegelijk ook andere maatschappelijke meerwaarde creëren. We voeren een stringent en eerder behoudend beleid in hoogkwalitatieve wijken. We combineren dit met de aanduiding van een aantal (types) verdichtingsprojecten die wel gewenst zijn. Dit moet de aandacht van de private ontwikkelingssector focussen op een aantal heel specifieke plekken waar de bestaande kwaliteit laag is, of waar verdichting een hefboom kan zijn voor heel specifieke doelstellingen van algemeen belang. Verdichting in woongebied is in het Westelijk Heuvellandschap niet wenselijk. Wilsele-Dorp is moeilijk ontsluitbaar en beschikt niet over een uitgebreid voorzieningenaanbod. Het bestaande aanbod aan gezinswoningen wordt best gevrijwaard van opdelingen. 4.3.2 Transformatiezones: herontwikkeling en eventuele verdichting voor betere kwaliteit Een aantal bouwblokken in de oostelijke woonkernen hebben momenteel geen erg hoge omgevingskwaliteit. De woon- en landschappelijke kwaliteit is er redelijk beperkt, zonder dat er sprake is van specifieke waarden die moeten behouden blijven, zoals b.v. erfgoedwaarden. Ze liggen op de plaatsen die in theorie voor verdichting in aanmerking kunnen komen. Dergelijke omgevingen benoemen we als ‘transformatiezones’. Een grondige herstructurering van dergelijke bouwblokjes is aangewezen, op een manier die de woonkwaliteit verbetert en beter aanpast aan de lokale condities, die de landschapskwaliteit verhoogt en die lokale knelpunten oplost (zoals verbeterde verbindingen, infrastructuuraanpassingen,…). Verdichting van het wonen en andere functies mag hiervoor als hefboom ingezet worden. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 28 Deze ‘transformatiezones’ zijn voor het Oostelijk Heuvellandschap nog niet allemaal in kaart gebracht. Een van de redenen daarvoor is dat de erfgoedwaarden in dit stadsdeel nog niet geïnventariseerd zijn. De analyse moet in uitvoering van het RSL2 nog verder op punt worden gesteld. Ze zal dan doorvertaald worden in de geëigende uitvoeringsinstrumenten, zoals de algemene ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de woonkernen. In de gebiedsgerichte beleidsuitspraken voor de deelruimten hieronder, worden wel al voorbeelden uitgewerkt. Als transformatiegebieden zullen, onder voorbehoud omwille van het nog te voeren onderzoek naar erfgoedwaarden, onder meer de volgende gebiedjes worden aangeduid: - Omgeving Oudebaan ter hoogte van de Meerdaalboslaan; - Omgeving Ijzerenwegstraat; - Bouwblok tussen Diestsestraat, Lindensestraat en Patroonschapsstraat; - Diestsesteenweg van Heidebergstraat tot hoogspanningsstation Elia. Ook voor het westelijk heuvellandschap is verdichting niet aan de orde, kwaliteitsverbetering van de bestaande woonzones des te meer. Hiertoe worden een aantal “transformatiezones” gedefinieerd alsook andere ingrepen, die besproken worden bij de deelruimtes. 4.3.3 (Woon)verdichting (enkel) als hefboom voor sterkere structuren In andere onderdelen van de woonkern zijn er doelstellingen van algemeen belang die eventueel via private verdichtingsprojectjes kunnen worden gerealiseerd. Deze doelstellingen kunnen b.v. bestaan uit het vervolledigen van de groenstructuur, het vervolledigen van het netwerk van verbindingen voor langzaam verkeer, het realiseren van een belangrijk landschappelijk doorzicht,… Ze volgen uit de uitspraken in de thematische beleidskaders en hebben als doelstelling om de verschillende deelstructuren (mobiliteit, landschap, blauwgroen,…) te versterken. De selectie van doelstellingen, en bijbehorende sites, gebeurt dan ook door de lokale overheid. De sites worden niet in het structuurplan geselecteerd. De beoordeling gebeurt op basis van kaders die in uitvoering van het ruimtelijk structuurplan worden opgemaakt, zoals de algemene RUP’s voor de woonkernen, het fietsroutenetwerk in het kader van het fietsbeleidsplan, de groenplannen voor de woonkernen,… Er worden enkele voorbeelden gegeven in de beleidsopties voor de deelruimten, hieronder. 4.3.4 Vroeger geselecteerde woonontwikkelingsprojecten afwerken volgens plan In de uitvoering van het eerste ruimtelijk structuurplan uit 2004 werden een aantal woonontwikkelingsprojecten voorbereid; op Vlierbeekveld, rond de Genadeweg, Bareelweg, P. Lievenslaan, Coosemansstraat-Nollekensstraat, Kop van Kessel-Lo . Voor de meest hiervan zijn momenteel ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt of (verkavelings-)vergunningen afgeleverd. Deze woonontwikkelingsprojecten worden gewoon afgewerkt volgens plan. Daar waar nog geen concrete vergunningen zijn afgeleverd, wordt bekeken of de oude plannen licht kunnen worden bijgeschaafd vanuit de hier geformuleerde doelstellingen voor het Oostelijk Heuvellandschap. In het Westelijk Heuvellandschap worden er geen woonontwikkelingsgebieden geselecteerd. De ontwikkelingsgebieden uit het eerste structuurplan van 2004 worden, op de reeds gerealiseerde woonontwikkelingsgebieden in 2016 na, “geheroriënteerd” en zullen ingezet worden om ruimte te bieden aan “andere functies”. Deze keuze heeft te maken met verschillende elementen: - Uit de woon- en bevolkingsstudies blijkt dat de verwachte bevolkingsgroei makkelijk kan opgevangen worden in reeds geplande zones en het bestaand weefsel. Het aansnijden van “greenfields” is daarom niet aan de orde RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 29 - Verder weten we ook dat er met een groeiende bevolking ook meer behoefte is aan ruimte voor allerhande voorzieningen: scholen, sport en recreatie, cultuur, …. en dat het bestaande aanbod aan voorzieningen nu al onder druk staat (en in woonzone vaak vervangen wordt door -meer rendabelewoonontwikkeling). Om de woonkwaliteit van de stad als geheel op peil te houden is het dus zaak om ruimtes te reserveren voor voorzieningen. - Het woonontwikkelingsgebied Roeselbergdal wordt opgegeven omdat Wilsele-Dorp een moeilijk ontsloten woongebied is, met moeilijke verbindingen met de binnenstad (omwille van hoogteverschil en het soms smalle gabariet van de wegenis). Wilsele-Dorp blijkt door de “geïsoleerde” ligging op de berg onvoldoende kritische massa te hebben voor een goed uitgebouwd lokaal voorzieningencentrum en is dus aangewezen op andere kernen. Bovendien ligt een groot deel van Roeselbergdal op gelijke hoogte of lager dan de autostrade, wat de woonkwaliteit in deze zone zeker sterk nadelig beïnvloedt. Roeselbergdal speelt bovendien een rol in de ecologische corridor langs de E314 (zie hier boven). Roeselbergdal wordt ingezet om de kwaliteit van Wilsele-Dorp te verhogen door het als open ruimte te bewaren en er (beperkte) recreatieve voorzieningen en bewonersparkeren in te richten. 4.3.5 Groei van tewerkstelling op het spoorwegplateau en in delen van de woonkernen In het oostelijk heuvellandschap kan de tewerkstelling nog groeien op plaatsen die duurzaam ontsloten zijn. Het spoorwegplateau leent zich, door haar ligging dicht bij het Leuvense station, op de hoofdstructuur fiets en aan het Vuntcomplex, uitstekend voor een personen-intensieve tewerkstelling. De ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein van dit type wordt hier nagestreefd, in combinatie met een versterking van de blauwgroene structuur (Blauwputbeek-Lemingbeek) en de landschapsstructuur. De stad opteert echter niet voor een verdere uitbreiding van de bedrijvenzone aan de Diestsesteenweg op de grens met Linden, om redenen van landschap en gevoelige blauwgroene structuur. Een verdichting van de tewerkstelling op de rest van het bedrijventerrein is echter zeker niet uitgesloten. In de deelruimten wordt dit verder uitgediept. Tewerkstelling wordt in de goed ontsloten delen van de woonkernen ondersteund en gestimuleerd, voor zover deze combineerbaar is met het wonen. 4.3.6 Ontwikkelingspotenties specifieke assen voor gemeenschapsvoorzieningen op een aantal Terwijl bijkomende ruimte voor wonen op stadsniveau niet de grote uitdaging vormt, heeft de stad wel degelijk nood aan een aantal locaties waar de voorzieningenstructuur verder kan worden uitgebouwd. Omdat de binnenstad moeilijk nog verdicht kan worden en bovendien last heeft van congestie door autoverkeer en openbaar vervoer, zoeken we geschikte plekken in de andere stadsdelen die voor dergelijke groei in aanmerking kunnen komen. Grote projecten voor verstedelijking en verdichting in het Oostelijk Heuvellandschap, zullen daarom voornamelijk de groei van het aanbod aan gemeenschapsvoorzieningen beogen. Dit kan eventueel gecombineerd worden met lucratiever programma’s zoals woonprojecten, maar enkel bij wijze van hefboom voor samenwerking met private grondeigenaars. De manier waarop de clusters voor stedelijke voorzieningen worden geselecteerd, is beschreven in het thematische beleidskader ‘voorzieningen’. Ook wordt hier het beleid geformuleerd rond efficiënte benutting en beheer van de ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen. In dit beleidskader wordt het onderscheid gemaakt tussen: - voorzieningenclusters voor sport en spel met een niet te zwaar mobiliteitsprofiel; deze worden ingezet als ‘poorten’ naar het groenblauwe netwerk, op het raakvlak met de woonkernen; RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 30 - - voorzieningenclusters met zwaar mobiliteitsprofiel, in te planten op vlot en duurzaam bereikbare plaatsen (fiets, openbaar vervoer en auto), gelegen in de woonkernen en aansluitend bij bestaande dagelijkse voorzieningen; voorzieningenclusters van zeer lokale aard, gelegen in de woonkernen en bij voorkeur aansluitend bij bestaande dagelijkse voorzieningen. Vanuit deze principes, kunnen we voor het Oostelijk Heuvellandschap enkele geschikte toekomstige groeizones aanduiden. Op de scharnierpunten van het spoorwegplateau met haar omgeving (woonkern Kessel-Lo, overgang naar provinciaal domein), vullen we het economisch en transportprogramma aan met gemeenschapsvoorzieningen. Die zorgen ervoor dat een wisselwerking met de omgeving kan ontstaan. Op de as van de Diestsesteenweg, waar hoogfrequent openbaar vervoer wordt aangeboden, waar goede fietsbereikbaarheid gegarandeerd is (o.m. via het afgewerkte Vrancxpad) en waar de dagelijkse voorzieningen goed vertegenwoordigd zijn, worden een aantal groeipolen aangeduid voor gemengde stedelijke projecten met een redelijk zwaar mobiliteitsprofiel. Het Jan Vranckxpad en de Platte-Lostraat vormen samen de ruggengraat van de woonkern KesselLo. Ze worden verder uitgebouwd tot sterke groenstructuur en drager van publieke ruimte en recreatieve gemeenschapsvoorzieningen. Ook kunnen zeer lokaal werkende dagelijkse voorzieningen op deze as worden geënt. Langs de Tiensesteenweg is weinig groeipotentie beschikbaar. Op de scharnier spoorweg-steenweg ter hoogte van Tivoli, wordt een landmark voorzien (die anno 2016 reeds in aanbouw is). De scharnier steenweg-Meerdaalboslaan wordt niet als groeiruimte voor grootschalige functies beschouwd; voornamelijk omwille van de landschappelijke gevoeligheid en het erfgoed. Wel wordt een beperkte cluster behouden ter bediening van Korbeek-Lo en als onderdeel van de recreatieve verbindingen Molenbeek-Predikherenberg. Deze doelstellingen worden in de deelruimten verder uitgewerkt. In het westelijk heuvellandschap bevinden zich reeds een aantal clusters op stadsniveau, die een rol spelen in de economische structuur, de centrum- en voorzieningenstructuur. Gasthuisberg is een belangrijke cluster voor onderwijs en zorg, met ondersteunende functies. De ontwikkeling van Gasthuisberg wordt geregeld door een masterplan dat uitgaat van een sterke verdichting binnen een ontsluitingsring, die aantakt op de E314 en de singels. Voor de lange termijn zijn er uitbreidingsmogelijkheden op Vogelzang (het huidige woonuitbreidingsgebied, niet het openruimtegebied) en richting Brusselsesteenweg (zone voor openbaar nut). Omdat Vogelzang en de zone aan de Brusselsesteenweg belangrijk zijn als ecologische verbinding tussen de Zwanenberg en Kareelveld en omwille van de landschappelijke kwaliteit van deze zone, wordt een model vooropgesteld waarbij het landschap kan doorlopen en (grootschalige) gebouwen zodanig worden ingeplant dat het heuvellandschap leesbaar blijft (i.p.v. een quasi ononderbroken bebouwing, zoals het bestaande complex). Bij de ontwikkeling van Gasthuisberg moet er over gewaakt worden dat de voorziene “stedelijke functies” gericht zijn op het functioneren van het ziekenhuis en geen handelsconcentratie vormt die concurreert met het kernwinkelgebied. In de Vaartzone is het doel om de lokale bedrijvigheid te versterken en om ook mogelijkheden te scheppen voor kleinschalige voorzieningen en recreatieve functies ter ondersteuning van het stedelijke karakter. Onder kleinschalige voorzieningen en recreatieve functies wordt verstaan RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 31 ruimten voor workshops, sportbeoefening, cultuur, verenigingsleven, versterking trajecten voor zacht verkeer, e.d. Hiermee wordt de multifunctionaliteit van het gebied versterkt. Dat zal bijdragen aan een positieve dynamiek en wisselwerking met de economische functies in het gebied. Het complex van KBC aan de Brusselsesteenweg/E314 wordt opnieuw geselecteerd als bedrijvenfragment, omwille van de geïsoleerde ligging, de moeilijke ontsluiting, het ontbreken van een hoogwaardige openbaarvervoersbediening en het belang van de aanpalende open ruimte (Kareelveld). Hiernaast zijn er een aantal kleinere clusters op stadsdeelniveau of van lokaal belang: - Een kleine concentratie van handelszaken aan de Mechelsesteenweg; - De omgeving van de sportschuur-Hertog Karelschool net ten noorden van de E314; - De tennisclub Lovanium naast Kareelveld; De lokale voorzieningenstructuur kan verbeterd worden door: - Roeselbergdal toegankelijk te maken en in te richten als (recreatieve) verbinding tussen Wilsele-Dorp en de cluster rond de Sportschuur en de omgeving van Bellefroid; - Kareelveld beter toegankelijk te maken (voor Wilsele-Dorp en woonwijken in de binnenstad) en de verbinding met het gebied aan de Mollekensberg (aan de noordzijde van de E314) te verbeteren; 4.3.7 Verspreide bebouwing en fragmentjes niet verdichten Er bestaat nogal wat verspreide bebouwing, voornamelijk woningen, aan de randen van de woonkernen; op de (flanken van de) getuigenheuvels en in de beekvalleien. In deze verspreide bebouwing, zowel de zonevreemde als de zone-eigen, is geen verdichting gewenst. Noch een morfologische verdichting (meer bebouwing), noch functionele verdichting (b.v. opsplitsen van woningen binnen de bestaande bebouwing) wordt hier toegestaan. De verspreide bebouwing vormt een aantasting van de landschapswaarden en de blauwgroene structuur. Ze ligt vaak ook op minder goed bereikbare plekken. Bijkomende verstedelijking is hier niet gewenst. De stad zal verdichting vermijden in haar vergunningenbeleid. Op termijn wordt het vergunningenkader aan deze beleidskeuze, waar nodig en mogelijk, aangepast. Dit kan b.v. via bepalingen in de algemene bouwverordening of de algemene ruimtelijke uitvoeringsplannen voor de woonkernen.Duurzame bereikbaarheid van de woonkernen en de voorzieningenclusters 4.4 Duurzame bereikbaarheid 4.4.1 Een hoofdstructuur voor langzaam verkeer Het Oostelijk Heuvellandschap heeft reeds heel wat veilige fietsverbindingen. Toch kan de structuur voor langzaam verkeer nog beter uitgebouwd worden. Uiteraard is de veilige befietsbaarheid van alle straten van belang. De stad werkt echter een hoofdstructuur van de fietsverbindingen uit, zodat op bepaalde routes naast veilig ook zeer vlot gefietst kan worden. Deze hoofdstructuur zorgt ervoor dat het stadsdeel met haar omgeving verbonden wordt op een veilige en ook vlot befietsbare manier. De steenwegen moeten b.v. vlot en veilig befietsbaar blijven. Maar tegelijk bieden we een veilig alternatief los van de steenwegen. De verschillende onderdelen van de woonkernen worden vlot en veilig verbonden richting binnenstad en buurgemeenten. Bepaalde straten en tracés, los van de steenwegen, worden daarom expliciet als snelle fietsverbinding ingezet. Dit zijn in richting binnenstad, van noord naar zuid: - vanuit station Aarschot tot Leuven station via omgeving spoorwegbundel (fietssnelweg); vanuit Linden/Holsbeek via omgeving Lemingbeek tot aan deze fietssnelweg; vanuit laag Linden via omgeving Molenbeek/Abdijbeek tot aan deze fietssnelweg; RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 32 - tussen laag Linden en begin Diestsesteenweg via omgeving Kortrijksestraat; ten zuiden van en parallel aan Diestsesteenweg, van station tot Rerum Novarumlaan; Jan Vranckxpad van kruispunt Diestsesteenweg – J. Davidtsstraat tot aan park Belle Vue en over spoorweg tot de Leuvense ring (fietssnelweg); vanuit Pellenberg en Boven-Lo tot begin Tiensesteenweg ; vanuit Bierbeek, ten zuiden van en parallel aan Tiensesteenweg ; vanuit Bierbeek via de omgeving van spoorlijn 36 (fietssnelweg). Daarnaast is er ook aandacht voor een aantal transversale verbindingen in noord-zuidelijke richting. Dit zijn soms moeilijker verbindingen omwille van het reliëf; het gaat om structurerende verbindingen die echter niet overal vlot befietsbaar kunnen zijn. De bestaande vervoersvraag toont echter het belang van de verplaatsingen tussen de verschillende kernen van Kessel-Lo (Kesseldal, Kessel-Lo aan weerszijden van de Diestsesteenweg en Korbeek-Lo) en het Zuidelijk Plateau. Ook recreatief zijn deze routes, die afwisselend heuvelruggen en beekvalleien aandoen, interessant. In deze noord-zuidelijke hoofdstructuur zit: - verbinding Kesseldal – omgeving Boudewijnstadion; - verbinding omgeving Boudewijnstadion – omgeving De Bron – Predikherenberg; - verbinding Predikherenberg – Tiensesteenweg naar omgeving Meerdaalboslaan; - verbindingen parallel aan de Meerdaalboslaan. Via deze hoofdstructuur worden alle delen van de woonkernen en de belangrijkste clusters van tewerkstelling en gemeenschapsvoorzieningen bediend. In de bespreking per deelruimte worden aanvullende nuttige verbindingen besproken. De belangrijkste op te lossen knelpunten voor de hoofdstructuur fiets zijn: het beter befietsbaar maken van een aantal bestaande straten; de fietsverbinding tussen Park Belle Vue en ring over de sporen, in het verlengde van het Jan Vranckxpad, de noord-zuidgerichte transversale verbindingen. De figurenbundel toont een eerste aanzet voor hoofdfietsroutenetwerk en aanvullende verbindingen voor langzaam verkeer. Deze kaart is illustratief. De hoofdstructuur fiets wordt niet letterlijk in dit structuurplan vastgelegd. De concrete routes moeten nog verder worden onderzocht op basis van haalbaarheid op het terrein. Ze zullen worden vastgelegd in uitvoering van dit structuurplan, b.v. in het fietsbeleidsplan. Wel zijn de principes voor de hoofdstructuur fiets omschreven in het thematische beleidskader mobiliteit. Een beter uitgebouwd en veilig netwerk voor langzaam verkeer vormt in het Westelijk Heuvellandschap nog een flinke uitdaging. De figuur toont (een werkvoorstel voor) het hoofdfietsroutenetwerk in dit stadsdeel. Een aantal belangrijke missing links of alternatieven voor onveilige verbindingen, zouden hier op termijn nog moeten gerealiseerd worden. De belangrijkste uitdagingen zijn de volgende: - Verdere optimalisering van de verbindingen tussen Wilsele-Dorp, de Vaartzone en de Vaartkom. Naast de verbeterde verbinding Engels Plein onder de Ring door, is vooral de verhoogde veiligheid van de Keizersberg – Oude Mechelsesteenweg van belang. In de Vaartzone verdient een nieuwe dwarsverbinding over de Vaart voor voetgangers en fietsers onderzoek. - Veiliger verbinding langs/voor de Mechelsesteenweg tussen E314 en Mechelsepoort. De Mechelsesteenweg, zeker ter hoogte van het op- en afrittencomplex vormt een echt knelpunt in de fietsveiligheid. Bij een eventuele heraanleg van het complex, bepleit dat stad de realisatie van veilige fietsverbindingen. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 33 - Verbeterde fietsverbindingen naar Gasthuisberg worden gerealiseerd bij de verdere realisatie van de infrastructuren. Om de fiets als voor- en natransportmiddel te gebruiken, wordt werk gemaakt van fietsenstallingen aan de grote knopen van OV en aan de randparkings (zie hieronder). 4.4.2 Fietsenstallingen voor dagelijks gebruik en in functie van natransportmiddel als voor- en Meer fietsgebruik impliceert ook meer mogelijkheden om de fiets te stallen. Het thematisch beleidskader mobiliteit bespreekt deze uitdaging voor de woonkernen in het algemeen. De fiets wordt ook meer ingezet als voor- en natransportmiddel. Om de autocongestie te beheersen zullen we steeds meer moeten inzetten op rand- en voorstadsparkings waar fietsen kunnen worden gestald of gehuurd om de stad verder in te rijden. Het is logisch om comfortabele fietsenstallingen met evtueel huurfietsen te plaatsen aan de spoorstations. Ook aan de randparkings, gelegen aan de rand van de stad en het meest congestiegevoelige gebied, horen fietsparkeerfaciliteiten. In het Oostelijk Heuvellandschap is dit vooral relevant op het Jan Vranckxpad, ter hoogte van de voorgestelde randparking aan de Diestsesteenweg, aan het Vuntcomplex en aan de randparking op het spoorwegplateau. In het Westelijk Heuvellandschap zijn er verschillende opportuniteiten voor randparkings. De stad zal in de toekomst de randparking Teken op Gasthuisberg verder uitbouwen. Bovendien onderzoekt ze mogelijke randparkings aan de Mechelsesteenweg t.h.v. het op- en afrittencomplex (transformatie van de bestaande carpoolparking) 4.4.3 Gebruik van de spoorwegen versterken Het Oostelijk Heuvellandschap wordt reeds goed bediend met spoor: het IC-station Leuven ligt op relatief korte afstand voor veel inwoners van dit stadsdeel. Het Westelijk Heuvellandschap heeft geen rechtstreekse spoorontsluiting. 4.4.4 Vlot en hoogfrequent openbaar vervoer over de weg Bediening over de weg met (tram)bussen vult de spoorbediening aan. Dit zal gebeuren met twee onderling vervlochten netten: regionale lijnen en een stadsnet. Het structuurplan legt de tracés voor het (tram)busnetwerk niet vast. De stad heeft hier geen autonoom zeggenschap over. Bovendien evolueren de inzichten hierover met de tijd. Wel legt het thematische beleidskader ‘mobiliteit’ de principes vast waaraan het regionaal net en het stadsnet moet voldoen. De tracés worden vastgelegd ter uitvoering van het structuurplan, bij voorbeeld in het herziene mobiliteitsplan of een vernieuwd busplan. De regionale lijnen door het Oostelijk Heuvellandschap blijven radiale lijnen, gericht op Leuven station of de ring. Naar en door het oostelijk stadsdeel zal minstens een regionale lijn voor (tram)busverkeer lopen tussen Leuven station en Diest. In deze richting is immers geen spoorverbinding voorhanden. Om deze verbinding vlot en klokvast te krijgen zodat het openbaar vervoer concurrentieel wordt met het autoverkeer en zodat overstappen kunnen worden gegarandeerd, bestaat geen gemakkelijke oplossing. De realisatie van vrije busbeddingen op de Diestsesteenweg is niet evident. Er zijn ook geen evidente alternatieven voorhanden. Omwille van het ontbreken van een spoorverbinding in die richting, is deze regionale lijn voor de stad echter een prioritair project. De stad zal daarom een grondige afweging maken van verschillende alternatieven, waarna een bustracé wordt gekozen en in samenwerking met de vervoersmaatschappijen en infrastructuurbeheerders concreet wordt voorbereid. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 34 Ook richting Aarschot en richting Tienen wordt een regionale verbinding onderzocht; deze verbindingen voor (tram)bus worden wel in samenhang met het (nog te verbeteren) spoorverkeer bekeken. Het stadsnet verzorgt het vervoer binnen Leuven en de onmiddellijke omgeving. Dit stadsnet zal de bestaande vervoersvraag binnen Leuven en vanuit de buurgemeenten, die niet enkel gericht is op de binnenstad, moeten opvangen. Een aantal transversale assen, zoals de Gemeentestraat, PlatteLostraat, de Martelarenlaan-Spoordijk en de Meerdaalboslaan, zullen daarom belangrijke busverbindingen blijven. Het Westelijk Heuvellandschap heeft geen rechtstreekse spoorontsluiting. De OV-bediening gebeurt via het busnetwerk. Het regionale busnet verbindt de ruimere regio met belangrijke overstapknopen in Leuven. De regionale lijnen moeten immers niet per se de binnenstad aandoen; ze passeren langs een of meerdere grote overstapknopen, van waaruit eventueel de binnenstad kan worden bereikt. Gasthuisberg zal hierin (samen met Leuven station) een zeer belangrijke overstapknoop vormen. Omdat vanuit de analyses van de vervoersvraag wordt vastgesteld dat het centrum ook vanuit de regio nog een enorm belangrijke bestemming is, worden in dit werkvoorstel ook regionale lijnen door de binnenstad voorgesteld, ondermeer de verbinding Gasthuisberg – Leuven station op de lijn naar Brussel. De keuze hierin is echter nog niet gemaakt en blijft aanpasbaas in de toekomst. Ook de beste oplossing voor de lijn vanuit Mechelen (via Lüdenscheidsingel of via Vaartkom) is nog niet definitief geselecteerd. Een stadsnet verbindt de Leuvense stadsdelen en de kernen in de directe omgeving van Leuven (straal ca. 10km) met elkaar. Dit stadsnet bevat enerzijds een aantal hoogfrequente tangentiële lijnen ‘rond’ de Leuvense binnenstad. Deze vangen de belangrijkste tangentiële stromen in Leuven op. Deze zorgen er via de overstapmogelijkheden ook voor, dat mensen uit de regio vlot in de belangrijke bestemmingspolen buiten de binnenstad geraken, zonder dat ze langs Leuven station moeten passeren. De tangentiële lijn zorgt ervoor dat b.v. de sterke vervoersvraag vanuit Herent kan opgevangen worden op verschillende manieren: spoor voor wie in station Leuven wil overstappen; overstap op de tangentiële lijn voor wie als bestemming Gasthuisberg, Zuidelijke Dijlevallei, Haasrode,… als bestemming heeft. De tangentiële lijn loopt vanaf Gasthuisberg langs deze tewerkstellings- en voorzieningenpolen. In het noordwesten vormen de Singels wellicht de meest aangewezen route voor de tangentiële verbindingen; doorheen de binnenstad blijft ook een mogelijkheid. Het stadsnet bevat anderzijds ook lokaal ontsluitende lijnen, die de kernen binnen een straal van ca. 10km rechtstreeks met Leuven en haar binnenstad verbinden. In het structuurplan worden enkel de principes van deze netten vastgelegd. Lijnen worden niet exact vastgelegd. De tracés zijn nog niet voldoende onderzocht; het net moet in de tijd aanpasbaar blijven aan de vraag; de stad heeft hierover geen autonoom zeggenschap. 4.4.5 Een hoofdstructuur voor het autoverkeer Voor autoverkeer blijven een aantal belangrijke verbindingen geselecteerd als hoofdstructuur. Het gaat om de verbindingsroutes met de andere stadsdelen en de regio, en een aantal straten die het verkeer verzamelen om het naar deze verbindingsroutes te leiden. De wijken worden hierop aangetakt, bij voorkeur op zo’n manier dat het doorgaand verkeer dat niet in de wijk moet zijn, deze ook niet in rijden. De hoofdstructuur voor autoverkeer sluit de verschillende wijken aan op de bovenlokale verbindingswegen of het hoofdwegennet (in geval van Gasthuisberg). Verschillende van deze RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 35 infrastructuren behoren ook tot de hoofdstructuur voor openbaar vervoer, omdat er geen realistisch alternatief voorhanden lijkt. Er wordt geval per geval bekeken hoe deze functies kunnen worden gecombineerd. Voor de stilstaande wagen wordt een parkeerbeleid uitgewerkt. De stad pleit voor voorstadsparkings buiten haar eigen grondgebied, en maakt werk van bijkomende randparkings op eigen grondgebied, aan of buiten de ring. Deze zijn gelegen op plekken met goede ontsluiting op het OV-net en de hoofdstructuur auto. Ze worden voorzien van goede faciliteiten voor fiets: veilige en comfortabele fietsenstallingen en/of deelfietsen. In het Westelijk Heuvellandschap zijn er verschillende opportuniteiten voor dergelijke randparkings. De stad zal in de toekomst de randparking Teken op Gasthuisberg verder uitbouwen. Bovendien onderzoekt ze mogelijke randparkings aan de Mechelsesteenweg t.h.v. het op- en afrittencomplex (transformatie van de bestaande carpoolparking) RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 36 5 Beleid voor de deelruimten in het Heuvellandschap 5.1 Van Molenbeek-Bierbeekvallei tot Predikherenberg 5.1.1 Een continue Molenbeek/Bierbeekvallei De Molenbeek-Bierbeek vormt in het Oostelijk Heuvellandschap en zuidelijk plateau een belangrijke blauwgroene vinger. Deze blauwgroene vinger is als ecologische structuur reeds sterk; verschillende gebieden in deze vallei zijn in het verleden al als ecologisch waardevol geselecteerd. De natuurwaarden zijn stadinwaarts zeker nog voor verbetering vatbaar. De vallei is echter nog maar heel beperkt herkenbaar en beleefbaar in de stedelijke structuur. Ze heeft nochtans de potentie om als recreatieve blauwgroene structuur en als drager van routes voor langzaam verkeer te fungeren. En dit van aan de Naamsepoort tot in de openruimtegebieden van Bierbeek. Het gaat om een gebied met een enorme landschappelijke waarde. In het Oostelijk Heuvellandschap bestaat de vallei enerzijds uit het openruimtegebied tussen Wittehoevelaan en de wijk Vier Vaantjes; anderzijds om het gebied tussen Meerdaalboslaan en Ziekelingenstraat, waardoor de Molenbeek en de gemeentelijke beek ‘Ruisseau aux Etangs Hendrickx’ stromen. In dit openruimtegebied (en op de grens met buurgemeente Bierbeek) is ook heel wat erfgoed aanwezig is, bij voorbeeld de Heilige Geesthoeve, de Dalemhoeve en het Papiermoleken. De verbeterde beleefbaarheid van de Molenbeekvallei is een prioritair project voor zowel het oostelijk als het Zuidelijk Plateau. De figuur “verkennend onderzoek naar de potenties van de MolenbeekBierbeekvallei, met zoom op de openruimtegebieden ten oosten van spoorlijn 36” is louter illustratief. Ze toont de potenties van de Molenbeekvallei als drager van routes voor langzaam verkeer. Ze duidt historisch interessant erfgoed aan en suggereert mogelijke toegangspoorten tot dit openruimtegebied en deze erfgoedomgevingen. De stad wenst, indien mogelijk samen met buurgemeente, een grensoverschrijdend project uit te werken om in de Molenbeekvallei de zachte recreatie te stimuleren, landschap en erfgoed maximaal beleefbaar te maken, natuur- en waterbeheer te versterken, de vallei beter uit te bouwen als drager van routes voor langzaam verkeer, en de verdere bebouwing in de vallei tegen te gaan. Een aantal potentiële projecten zal hiervoor worden onderzocht: - Publieke route vanuit abdij van Park doorheen het gebied van de Ziekelingenstraat onder de Meerdaalboslaan; - Verhinderen van verdere bebouwing aan de Ziekelingenstraat; - Uitbouwen van Haasrode (en Lovenjoel) spoorstation als ‘poort’ naar het openruimtegebied; - Recreatieve routes in het openruimtegebied langsheen het erfgoed. 5.1.2 Woonkernen Korbeek-Lo en Kessel-Lo verbinden met Molenbeekvallei en met groene getuigenheuvels De verschillende groene vingers en geïsoleerde parken rond de Tiensesteenweg kunnen nog beter met elkaar verbonden worden en toegankelijk worden gemaakt. De figuur “ontwerpend onderzoek naar de potenties voor een betere verbinding tussen de Predikherenberg, de MolenbeekBierbeekvallei en de woonkernen Kessel-Lo/Korbeek-Lo” moet beschouwd worden als louter illustratief en bevat nog geen vaststaande beleidskeuzes. Ze toont wel aan dat er zeker potenties zijn. Zo kan de Molenbeekvallei nog beter verbonden worden met de groene vinger van de Predikherenberg. De stad onderzoekt de mogelijkheden om in de omgeving van de Meerdaalboslaan groene verbindingen te realiseren tussen de beekvallei en de parken van de Predikherenberg, langsheen het historische erfgoed van De Mol en Kasteel De Bunswyck. De zone rond de Meerdaalboslaan – Oudebaan wordt beschouwd als transformatiegebied. De woonkern Kessel-Lo kan beter met de Predikherenberg worden verbonden door een continue groene route te creëren van RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 37 park Belle Vue langs het Michottepark doorheen het woonweefsel naar de GrensstraatPredikherenberg. Een aanvullend aanbod aan publieke groene (speel)plekken kan hierbij onderzocht worden. Ook vanuit de woonkern Korbeek-Lo, omgeving Spaanse Kroon, kan de Predikherenberg nog beter bereikbaar gemaakt worden. De groene vinger loopt immers, zij het over privaat domein, door tot aan de Oudebaan. De creatie van een nieuwe verbinding naar de Grensstraat, eventueel gecombineerd met bijkomende groene speelplekken, zou een belangrijke meerwaarde betekenen voor de kern van Korbeek-Lo. 5.1.3 Langzaamverkeerverbindingen verder verfijnen De hoofdstructuur voor fietsverbindingen wordt verder aangevuld met een verfijnd netwerk van verbindingen voor langzaam verkeer. Deze verbinden de woonkernen en haar belangrijkste centrumfuncties met de omgeving. 5.1.4 Tiensesteenweg als drager van centrumfuncties in duidelijk afgebakende zones Voor de omgeving van de Tiensesteenweg werden in uitvoering van het eerste ruimtelijke structuurplan ruimtelijke uitvoeringsplannen opgemaakt. Deze regelen de verdeling van de Tiensesteenweg in een aantal segmenten, waarbij zones met centrumfuncties afwisselen met een zone waarin wonen in het groen centraal staat. Ook de bescherming van de landschapskwaliteiten en het historisch erfgoed stonden voorop. Deze structuur voor de omgeving Tiensesteenweg blijft te ondersteunen: - Grootschalige detailhandelszone ten oosten van de Meerdaalboslaan; Een eerder residentiële zone met veel aandacht voor beeldkwaliteit van de bebouwing en doorzichten naar de groene Predikherenberg van Meerdaalboslaan tot ongeveer de Elisabethlaan. Enkel aanvullende functies die deze beeldkwaliteit mee ondersteunen, zijn hier toegelaten; - Een gebied met een lokale centrumfunctie, tot aan de Martelarenlaan; zowel (lokale) handel, dagelijkse voorzieningen als gemeenschapsvoorzieningen in de omgeving van het Michottepark; - Een zone tussen spoor en Tiensepoort waar centrumfuncties en handel geaccepteerd worden. Vanuit de landschaps- en erfgoedanalyse blijkt de Tiensesteenweg niet echt geschikt als drager van grote groeipolen voor stedelijke functies of gemeenschapsvoorziening. Enkel op de scharnier spoorsteenweg en op de kop van het park Belle Vue is een grootschalig gebouw op zijn plaats. Verder oostwaarts gaat het om bestaande clusters die hoogstens geoptimaliseerd kunnen worden. Hier wordt vooral de bestaande beeldkwaliteit bewaard en het groene karakter bestendigd of verbeterd. Toch wordt in de zone langs de Meerdaalboslaan een beperkte cluster behouden als potentieel verder te ontwikkelen cluster. Deze kan bestemd zijn voor voorzieningen van zeer lokale aard ter ondersteuning van de woonkern Korbeek-Lo, en voor recreatieve functies op de verbindingsas tussen de twee (blauw)groene vingers Molenbeek-Bierbeekvallei en Predikherenberg.Vranckxpad & PlatteLostraat als dragers van Kessel-Lo tussen de steenwegen 5.1.5 Jan Vranckpad en Platte-Lostraat als draagstructuur voor Kessel-Lo tussen de steenwegen Tussen de Tiensesteenweg ten zuiden en de Molenbeek/Abdijbeekvallei ligt de woonkern Kessel-Lo. Deze heeft een sterk uitgebouwde, maar eerder verspreide centrumstructuur. We onderscheiden hierin verschillende, deels overlappende, deelstructuren: - De omgeving van de Tiensesteenweg, met een bovenlokale handelscluster aan de oostzijde en een eerder lokale en beperktere voorzieningencluster ten westen van de Grensstraat; RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 38 - De omgeving van de Diestsesteenweg, drager van verschillende voorzieningen- en tewerkstellingsclusters, die hieronder wordt besproken; De as van het Jan Vranckxpad en de Platte-Lostraat, drager van recreatieve clusters en voorzieningen van zeer lokaal niveau. Naast de steenwegen, vormt de dubbele as van het Vranckxpad en de Platte-Lostraat inderdaad (potentieel) een basisstructuur waaraan het deel van de woonkern Kessel-Lo ten zuiden van de Diestsesteenweg, is opgehangen. We bouwen deze as sterker uit. Niet om deze verder te verstedelijken voor ‘harde’ functies. Wel om de bestaande lokale voorzieningenclusters beter aan deze as op te hangen, en om de recreatieve potenties verder te benutten. 5.1.6 Jan Vranckxpad als draagstructuur voor langzaam verkeer, van Provincieplein tot Diestsesteenweg Het Jan Vranckxpad vormt anno 2016 reeds een veilige en vrijliggende fietsverbinding van het kruispunt K. Albertlaan – A. De Jonghestraat tot het Zeswiekenpad, net voorbij de begraafplaats Diestseveld. Het Jan Vranckxpad wordt vervolledigd tot aan de Diestsesteenweg, tegenover de Jan Davidtsstraat. Aan de westzijde wordt het Jan Vranckxpad veilig verbonden met het park Belle Vue, hetzij door gebruik te maken van de autoluwe straten W. Coosemansstraat of P. Nollekensstraat, hetzij doorheen dit bouwblok. De stad blijft ijveren voor het doortrekken van deze fietsverbinding over de sporen tot het provincieplein. Op deze veilige fietsverbinding takken reeds tal van dwarsverbindingen voor voetgangers en fietsers aan. Het Jan Vranckxpad vormt zo de ruggengraat waarop het langzaam verkeer in dit deel van Kessel-Lo zich ent. Deze structuur wordt verder doorgetrokken naar het westen. Er wordt gestreefd naar een maasverkleining in het bouwblok Coosemansstraat-Nollekensstraat door de realisatie van een of meerdere dwarsverbindingen. 5.1.7 Jan Vranckxpad: groene corridor doorheen Kessel-Lo Naast fietsverbinding vormt het Jan Vranckxpad ook de groene corridor doorheen een sterk verstedelijkt stuk Kessel-Lo. Het tracé zelf vormt een brede groenstrook, die bebouwingsvrij is kunnen blijven omwille van de groene gewestplanbestemming (op zich het gevolg van de reservatiestrook voor een bijkomende snelle autoverbinding). Aan het Jan Vranckxpad kunnen bovendien (potentieel) heel wat lokale groenruimten verbonden worden. Dat is al het geval voor het Diestseveld, waar het Jan Vranckxpad door loopt. In de onmiddellijke omgeving liggen verschillende groene ruimten die nog niet echt goed op het Jan Vranckxpad betrokken zijn; het Michottepark, verschillende groene ruimten rond het kruispunt K. Albertlaan – A. De Jonghestraat, groenruimten aan de Ortolanenstraat, het Boudewijnstadion, groene kamers tussen Platte-Lostraat en Koetsweg, ... Mits de juiste ingrepen in het openbaar domein, kunnen deze groene ruimten nog beter met het Jan Vranckxpad worden verbonden. De functie van groencorridor kan dus nog verder worden versterkt. 5.1.8 Jan Vranckxpad en Platte-Lostraat als dragers voor buurtgroen, recreatie en lokale voorzieningen Dergelijke groene corridor en veilige fietsverbinding kan perfect de rol opnemen van drager van zachte en eerder lokale voorzieningen, indien ook de ontsluiting per openbaar vervoer en per auto behoorlijk geregeld zijn. In combinatie met de naastgelegen as Platte-Lostraat – K. Albertlaan, hoofdontsluitingsassen voor autoverkeer en ongetwijfeld drager van het stadsnet van openbaar vervoer, is deze conditie goed ingevuld. Op deze dubbele as zitten al verschillende lokale voorzieningen: buurtgroen, speelplekken, onderwijs, sportfuncties,… De bestaande clusters kunnen soms nog beter op deze dubbele as betrokken worden. Bovendien zijn er in de omgeving van deze as RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 39 duidelijke potenties om voorzieningen toe te voegen in de sector van sport, spel, recreatie. Daarvoor onderscheiden we achtereenvolgens de volgende zones: - Jan Vranckxpad West, inclusief de gemengde cluster in de omgeving van de A. De Jonghestraat, waar recreatie en andere lokale dagelijkse gemeenschapsvoorzieningen (schooltje, lokale handel,…) aanwezig zijn; - recreatiecluster Boudewijnstadion; - recreatiecluster omgeving hogere Koetsweg; - gemengde stedelijke cluster tussen begraafplaats Diestseveld en Diestsesteenweg. De recreatiecluster Boudewijnstadion en de gemengde stedelijke cluster tussen begraafplaats Diestseveld en Diestsesteenweg worden in de deelruimte Diestsesteenweg besproken. De figuur “Jan Vranckxpad: drager van langzaam verkeer, groene corridor en drager van (recreatieve) voorzieningenclusters” vormt een verbeelding voor de ideeën in bovenstaande paragrafen. Ze is louter illustratief, en de concrete keuzes hierin worden niet door dit structuurplan vastgelegd. 5.1.9 Lokaal buurtgroen en lokale voorzieningen aan het Jan Vranckxpad West In het stuk Kessel-Lo tussen A. De Jonghestraat en park Belle Vue bestaat één van de grootste uitdagingen uit de versterking van de groenstructuur. Het bouwblok van de W. Coosemansstraat - P. Nollekensstraat is gelegen in het midden van een zone met, anno 2016, een zeer beperkt publiek groenaanbod. De ‘reservatiestrook’ op het gewestplan voor de westzijde van het Jan Vranckxtracé, dat hier niet werd gerealiseerd, vormt een enorme potentie. Ze loopt van park Belle Vue via Klaprozenveld naar het kruispunt A. De Jonghestraat – K. Albertlaan. In dit binnengebied, zeker de zone aansluitend bij het bestaande Jan Vranckxtracé, liggen een aantal grote eigendommen die op termijn eventueel voor herontwikkeling in aanmerking kunnen komen. De stad onderzoekt of, in samenwerking met private eigenaars, de structuur van het Jan Vranckxpad als drager van publieke groene ruimte kan worden doorgetrokken. Hierbij staat niet per se het doortrekken van het fietspad tot aan het Klaprozenveld voorop; deze taak kan voorlopig door de aanpalende autoluwe straten worden opgenomen. Wel is de doelstelling om bijkomend publiek groen te creëren, met daaraan gekoppeld een aantal dwarsverbindingen die de ruimere woonkern op deze groene ruimte betrekken. Kleinschalige inbreidingsprojectjes kunnen als hefboom worden ingezet om deze doelstelling te realiseren in samenwerking met de private partners. Rond het kruispunt K. Albertlaan – A. De Jonghestraat bevinden zich anno 2016 reeds heel wat lokale voorzieningen: groene speelplekken, scholen, jeugdlokalen, sportterreinen, een supermarkt. Ze worden ontsloten vanuit de Platte-Lostraat, A. De Jonghestraat of K. Albertlaan. Ze liggen alle vlakbij het Jan Vranckxpad, maar zijn er zelden goed mee verbonden. Herinrichting van het openbaar domein rond het kruispunt en rond de Albertbuilding kan deze voorzieningen beter op het Vranckxpad betrekken. Bij deze herinrichting wordt rekening gehouden met de betere doorstroming van het openbaar vervoer tussen Platte-Lostraat en K. Albertlaan De figuur ‘ontwerpend onderzoek naar de potenties voor groen en langzaamverkeer-verbindingen in de zone Jan Vranckxpad West’ is louter illustratief. Ze geeft een globale impressie van de potenties in dit gebiedje. De intekening van verbindingen en kleinschalige verdichtingsprojectjes is louter suggestief van aard. 5.1.10 Recreatiecluster, beheer van landschap en erfgoed in de omgeving van de hogere Koetsweg Verderop de dubbele as Jan Vranckxpad – Platte-Lostraat liggen enkele groene openruimtekamers, ten zuidoosten van de Platte-Lostraat. Deze vormen de uitlopers van de getuigenheuvels Predikherenberg – Trolieberg. De landschapskwaliteit is in bepaalde stukken nog grotendeels RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 40 aanwezig, zeker in de omgeving Wimmershof. Aan de voet en op de flanken van deze heuvels vinden we nog heel wat erfgoed: verschillende kastelen en oude hoeves. Een van deze openruimtekamers is het binnengebied tussen Koetsweg, Platte-Lostraat, Lodreef en Heidebergstraat. In tegenstelling tot de omgeving Wimmershof, is deze bijna volledig omringd door bestaande bebouwing en nog nauwelijks waarneembaar vanuit de omgeving. Tussen het Jan Vranckxpad en de Platte-Lostraat liggen verschillende fietsverbindingen die tot in het binnengebied kunnen worden doorgetrokken. Naast dit binnengebied, rond het einde van de Koetsweg, ligt een bestaande cluster van gemeenschapsvoorzieningen en diensten: De Bron, de recreatieterreinen van de Rugby en het kasteeltje van de Heiberg. Ook zijn er rond de Kapellekensweg enkele landschappelijk minder gelukkig gelegen zonevreemde sportfuncties. De stad wenst dit binnengebied, dat anno 2016 in het gewestplan een gefragmenteerde bestemming woonuitbreidingsgebied en agrarisch gebied heeft, niet voor woonontwikkeling in te zetten. De woonbehoefte is niet van die aard dat bijkomende grootschalige woonontwikkelingen moeten worden gepland, bovenop de reeds verwachte woninggroei. Wel komt dit gebied in aanmerking voor ontwikkeling van bijkomend buurtgroen en recreatieve voorzieningen in de sectoren sport en spel, conform de keuzes rond de voorzieningenstructuur die in het thematische beleidskader werden geformuleerd. Het gebiedje fungeert zo als recreatieve ‘poort’ naar de groene vinger van de Trolieberg, vanuit de dubbele as Jan Vranckxpad – Platte-Lostraat. Het wordt in hoofdzaak ontsloten vanuit deze dubbele as. Bij de ontwikkeling van nieuwe recreatieve voorzieningen wordt de mogelijke wisselwerking met de bestaande voorzieningen onderzocht op vlak van ontsluiting, parkeren, ondersteunende gebouwtjes,…. Ook wordt bekeken of de zonevreemde sportfuncties kunnen worden ingepast in een nieuw project. Op die manier wordt gestreefd naar een optimale landschappelijke inrichting in de omgeving van het waardevolle erfgoed van de getuigenheuvels, de kastelen en boerderijen. De recreatieve functies zijn van die aard dat ze geen dagelijkse en zware verkeersstromen genereren. Het gaat dus om functies van eerder lokale aard of functies met een nietdagelijks gebruik voor eerder beperkte groepen. De stad zal een onderzoek voeren naar de gedeeltelijke ontwikkeling van dit binnengebied voor publiek groen en recreatieve voorzieningen. De figuur ‘ontwerpend onderzoek naar de potenties van de omgeving hogere Koetsweg’ is louter illustratief van aard en toont de resultaten van een eerste snelle vingeroefening. Deze inrichting mag dus niet als beleidskeuze worden opgevat. 5.2 Diestsesteenweg, stedelijke as met voorzieningenclusters 5.2.1 Diestsesteenweg: anno 2016 reeds drager van bestaande, goed ontsloten centrumfuncties De Diestsesteenweg is een as waarop reeds een aantal belangrijke clusters van voorzieningen en tewerkstelling geënt zijn. De oostzijde van het station van Leuven werd onlangs gerealiseerd, met een menging van wonen, kantoren, diensten, wat handel en horeca. De Diestsesteenweg van het kruispunt met de Oude Diestsesteenweg tot aan de Centrale Werkplaatsen, de omgeving van Blauwputkerk en die van het De Becker Remyplein vormen een belangrijk lokaal voorzieningencentrum voor het noordelijke deel van woonkern Kessel-Lo. Op de Centrale Werkplaatsen zijn anno 2016 nog heel wat bijkomende projecten met voorzieningen pas gerealiseerd of in voorbereiding. Op 1 à 1,5km van het station liggen het Boudewijnstadion en het Heuvelhofpark aan weerszijden van de steenweg. De groene long van het Heuvelhofpark wordt omgeven door verschillende gemeenschapsvoorzieningen. Het Boudewijnstadion herbergt voornamelijk harde recreatie. Aansluitend bij het Boudewijnstadion ligt bovendien een scholencluster. Een kleine 3km van het station verwijderd, ligt het bedrijventerrein Diestsesteenweg, met één groot bedrijf, de RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 41 beschutte werkplaatsen en enkele kleinere bedrijven. In principe ontsluiten ze op de Diestsesteenweg, alhoewel er langs de Zavelstraat ook secundaire toegangen worden genomen. Tussen deze clusters liggen heel wat residentiële zones. Centraal ligt een belangrijke erfgoedcluster uit de modernistische periode. Tussen het kruispunt met de Heidebergstraat en dit bedrijventerrein, wordt de residentiële bebouwing aan de zuidzijde van de steenweg afgewisseld met verschillende grotere eigendommen met heel uiteenlopend gebruik; voorzieningen (begraafplaats, hoogspanningsstation, containerpark), braakliggend of in landbouwgebruik, een autogarage, kloosterdomeintjes,… In deze omgeving vinden we ook pre-industrieel en industrieel erfgoed: de Pinxtermolen en het voormalige buurtspoorwegstation. In deze zone zijn er nog verschillende interessante doorzichten naar de omgeving van het Wimmershof en de Trolieberg. Aan de overkant van de steenweg is het bebouwingsfront bijna volledig gesloten tot aan de Jan Davidtsstraat. Ten oosten hiervan grenst het openruimtegebied van het Lindense kasteeldomein dan weer aan de steenweg. De clusters van tewerkstelling en voorzieningen aan de Diestsesteenweg zijn vandaag reeds behoorlijk ontsloten. Aan weerszijden van de steenweg is het fietsroutenetwerk al redelijk uitgebouwd. Op de steenweg en in de aanpalende wijken is openbaar vervoer aanwezig. 5.2.2 Selectie van bestaande en toekomstige voorzieningen- en tewerkstellingsclusters Voor de Diestsesteenweg en haar directe omgeving zal de ontsluiting per openbaar vervoer en voor zacht verkeer nog versterkt worden. Ook zijn er op de steenweg tot aan de omgeving Vlierbeekveld dagdagelijkse voorzieningen, zoals lokale handel, aanwezig. Deze as leent zich dan ook perfect om verder uitgebouwd te worden als as van stedelijke voorzieningen. Verschillende bestaande clusters van voorzieningen worden versterkt, verbeterd, geherstructureerd: - De kop van de Diestsesteenweg, ter hoogte van het kruispunt met de Martelarenlaan en de Leuvensestraat; - De omgeving De Becker Remyplein, Centrale Werkplaatsen en Blauwputkerk; - Omgeving Boudewijnstadion en Heuvelhofpark. Naast deze bestaande clusters wordt één bijkomende cluster geselecteerd. Het gaat om de omgeving van het voormalige station van de buurtspoorwegen; een ruime zone tussen Diestseveld en Vlierbeekveld. Meer in oostelijke richting zijn er niet direct aanleidingen om de verstedelijking verder te stimuleren. De bestaande bewoning en de bestaande dagelijkse voorzieningen zijn er beperkt. Het gebied is met openbaar vervoer en fiets al heel wat minder bereikbaar vanuit de dicht bebouwde woonkernen. De bestaande structuur kan hier verbeterd worden, zonder dat er echt sprake is van verhoogde stedelijke activiteiten. Wel werken we hier aan een verbeterde verkeersstructuur. De figuur ‘ontwerpend onderzoek naar de voorzieningenclusters op de Diestsesteenweg’ toont eerste vingeroefeningen rond de ruimtelijke potenties in dit gebied. Ze is louter illustratief en de inhoud ervan wordt door dit structuurplan niet vastgelegd. 5.2.3 Kop van de Diestsesteenweg als transformatiegebied Het project ‘Kop van Kessel-Lo’ aan de oostzijde van het Leuvense station nadert anno 2016 voltooiing. De knoop van de kruispunten Diestsesteenweg met Martelarenlaan en met Leuvensestraat – IJzerenwegstraat werd binnen dit project niet opgelost. Met het oog op een verbeterde afwikkeling van het verkeer op de Diestsesteenweg, inclusief fiets en hoogwaardig openbaar vervoer, zal de stad het onderzoek voor deze omgeving opnieuw opstarten. Hierbij worden RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 42 de bouwblokken aan de IJzerenwegstraat beschouwd als potentieel transformatiegebied. Bij een grootschalige herontwikkelingsoperatie worden een aantal gecombineerde doelstellingen in acht genomen. De lage woonkwaliteit wordt opgelost en een nieuw project past zich beter aan aan de condities van het wonen tussen spoor en steenweg. Op de steenweg wordt de nodige ruimte voorzien voor een vlotte doorstroming van het openbaar vervoer, terwijl de functie van de steenweg als hoofdstructuur voor autoverkeer behouden blijft. Fietsers krijgen een voldoende ruime en veilige plaats, en de fietssnelweg richting Aarschot wordt verbonden met de oostzijde van het Leuvense station. 5.2.4 De Becker - Remyplein, Centrale Werkplaatsen en omgeving Blauwputkerk: centrum voor Kessel-Lo Het A. De Becker – Remyplein, de centrale werkplaatsen en de directe omgeving van de Blauwputkerk vormen het centrum van noordelijk Kessel-Lo. De ontwikkeling van de Centrale Werkplaatsen als gemengde omgeving voor wonen en gemeenschapsvoorzieningen wordt afgewerkt. Het openbaar domein wordt heringericht zodat de omgeving van de Blauwputkerk en de steenwegzijde van de werkplaatsen als echte centrumplek afleesbaar zijn. De stad onderzoekt de woonkwaliteit in een aantal bouwblokken met zeer beperkte afmetingen in deze omgeving en weegt deze af tegen andere belangen zoals de erfgoedwaarden. Ze duidt waar nodig ‘transformatiegebieden’ aan waar een grondige herstructurering tezamen met een verdichting van functies wenselijk of toelaatbaar zijn. De stad onderzoekt de verbeterde verbinding van deze omgeving met het A. De Becker Remplein, dat (samen met stukjes aanpalende straten) vooral een lokale handelscluster vormt. Ze evalueert de inrichting van het De Becker Remyplein als centrumplein, en past aan indien nodig. 5.2.5 Omgeving Boudewijnstadion – Heuvelhofpark: groene longen met stedelijke voorzieningen In de cluster Heuvelhof – Boudewijnstadion zijn niet echt groeipotenties, noch aanleidingen om na te denken over een volledig nieuw programma. Heuvelhof functioneert goed als park op wijkniveau met aanpalende gemeenschapsvoorzieningen. Dit karakter wordt best behouden. De toegang aan de zijde Borstelsstraat kan verbeterd. Ook het Boudewijnstadion wordt gezien als te behouden recreatiecluster. Een herstructurering van de site dringt zich op. Deze biedt kansen om een aantal functies beter te organiseren en landschappelijk logischer in te passen. De zone langs de Diestsesteenweg kan transformeren naar een landschappelijk baken; een gezicht voor de sportcluster met een dubbele oriëntatie op steenweg en hoofdfietsroute. 5.2.6 Een nieuwe gemengde stedelijk ontwikkelingsgebied tussen Diestseveld en Vlierbeekveld Rond het voormalige station van de buurtspoorwegen (anno 2016 in gebruik als stelplaats en werkplaats van De Lijn Vlaams-Brabant), tussen de pas ontwikkelde woonwijk Vlierbeekveld en de begraafplaats Diestseveld liggen heel wat grote eigendommen met beperkt gebruik, soms ook uitdovende functies. Het gaat om een zeer goed ontsloten gebied. Het Jan Vranckxpad loopt als hoofdfietsroute door het Diestseveld en op termijn tot aan de Jan Davidtsstraat doorgetrokken. Ze heeft verschillende dwarsverbindingen. Ook aan noordzijde van de steenweg zijn via het project Vlierbeekveld ettelijke veilige fietsroutes in verschillende richtingen gerealiseerd. De Diestsesteenweg en de Platte-Lostraat zullen in de structuur voor autoverkeer steeds een belangrijke rol blijven spelen. Ook zullen ze voor het hoogwaardig openbaar vervoer, hetzij op regionaal niveau hetzij als stadsnet, ingezet blijven. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 43 De site is gelegen tegen relatief dicht bebouwde woonwijken, en dagelijkse voorzieningen als een supermarkt zijn aanwezig. Een verdere uitbouw als stedelijke cluster is dus logisch. Aangezien er geen behoefte bestaat in de volgende decennia om grootschalige woonontwikkelingsprojecten op te zetten, en gezien de sterke behoefte aan ruimte voor gemeenschapsvoorzieningen, wordt deze cluster beschouwd als cluster voor voorzieningen (zoals een school) en aanvullend lokale bedrijvigheid. De stad onderzoekt daarom de transformatie van (stukken van) deze omgeving, waarbij een groei van stedelijke voorzieningen mogelijk is, ook voorzieningen die veel mobiliteit genereren. Bij deze transformatie worden ook de volgende doelstellingen meegenomen. De bestaande voorzieningen en andere grootschalige functies worden geoptimaliseerd op vlak van landschappelijke inpassing, ontsluiting,… Het aanwezige gebouwde erfgoed (buurtstation met ateliers, Pinxtermolen) wordt beter afleesbaar gemaakt. De doorzichten naar de getuigenheuvels worden bewaard en indien mogelijk nog versterkt. De waterstructuur (van de Vlukken tot Wimmershof) wordt afleesbaar gemaakt. Waar mogelijk en zinvol wordt ze ingebed in een blauwgroene vinger met ruimte voor waterbuffering. Om deze doelstelling te bereiken, kunnen grootschaliger gebouwen in een groene omgeving als typologie een logische keuze zijn. Het netwerk van langzaamverkeer-verbindingen wordt waar zinvol aangevuld. De figuur ‘ontwerpend onderzoek naar mogelijkheden van de omgeving van de zone van Heidebergstraat tot einde Platte-Lostraat’ illustreert de potenties voor een nieuwe voorzieningencluster tussen Vlierbeekveld en Diestseveld. Ze is louter illustratief. De intekening van verbindingen en verdichtingsprojectjes is louter suggestief van aard. 5.2.7 Mobiliteitsingrepen ter hoogte van het einde van de Platte Lo-straat Ten oosten van het hierboven beschreven transformatiegebied, ligt aan de noordzijde van de steenweg een aaneengesloten bebouwingsfront met daarachter een gaaf openruimtegebied dat aansluit bij de Molenbeek/Abdijbeekvallei. Hier zijn geen aanleidingen om te denken aan verdere ontwikkelingen. Ten zuiden van de steenweg, vinden we er een zone met smalle woonkavels aan steenweg en PlatteLostraat, waar weinig aanleidingen tot transformatie zijn. Het Jan Vranckxpad zal tussen deze kavels worden doorgetrokken en tegenover de Jan Davidtsstraat verbonden met steenweg en PlatteLostraat. Het openruimtegebied ten oosten hiervan heeft niet echt een roeping als nieuw centrumgebied, alhoewel het prima is ontsloten. Het is afgelegen van de dichter bebouwde wijken en fungeert vandaag geenszins als voorzieningencentrum. Bovendien is er vandaag nog een mooi zicht op de Trolieberg, op het scharnierpunt waar aan de overzijde het openruimtegebied stopt en overgaat in een gesloten bebouwingsfront. Dit open zicht wordt best bewaard. De stad onderzoekt hoe dit gebied kan worden ingezet om de mobiliteitsafwikkeling in Kessel-Lo te verbeteren. Ze onderzoekt het verleggen van het laatste (smalle en onveilige) stuk van de PlatteLostraat naar het openruimtegebiedje. Zo kan de functie van de Platte-Lostraat als busverbinding gecombineerd met auto-ontsluiting voor minstens een deel van de aanpalende wijken, beter opnemen. Aan deze nieuwe verbinding, tevens het einde van het Jan Vranckxpad, wordt de aanleg van een voorstadsparking onderzocht. Hier zouden mensen de auto kunnen achterlaten en overstappen op fiets of op openbaar vervoer (zodra de doorstroming van de bussen verbeterd is). De inpassing van deze randparking zal vooral op landschappelijk vlak een uitdaging zijn, en goed gecombineerd moeten worden met doelstelling van het bewaren van het doorzicht vanuit de steenweg. De figuur ‘ontwerpend onderzoek naar mogelijkheden van de omgeving van de zone van Heidebergstraat tot einde Platte-Lostraat’ verbeeldt deze potenties Ze is louter illustratief, en legt geen concrete inrichtingskeuzes vast. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 44 5.2.8 Bedrijventerrein Diestsesteenweg: beperkt groeien mits rekening te houden met de landschappelijke kwetsbaarheid Om verschillende redenen, springen we behoedzaam om met bijkomende ontwikkelingen op het bedrijventerrein Diestsesteenweg. Reeds in het eerste structuurplan van 2004 werd het bedrijventerrein aan de Diestsesteenweg omschreven als bedrijvenfragment. Het kende beter geen verdere groei, en de nog onaangeroerde zone aan de oostzijde, met bestemming industriegbied, werd gereserveerd voor een eventuele uitbreiding van het bestaande bedrijf. Dit standpunt wordt aangehouden, maar enigszins genuanceerd. Deze zone met bestemming industriegebied wordt niet langer gereserveerd voor het bestaande bedrijf, deze zone kan ook ingenomen worden door andere lokale bedrijven. Het aspect ‘uitbreiden’ van de zone met bestemming industriegebied wordt niet genuanceerd. Naast de wat meer afgelegen inplanting, ligt vooral de landschappelijke kwetsbaarheid, ecologische overwegingen en de watergevoeligheid aan de basis van dit standpunt. In de overstromings- en afstromingskaarten blijkt deze hele omgeving gevoelig voor wateroverlast; het maakt deel uit van het afstromingsgebied van Trolieberg naar Springelbeek. De omgeving van het Rozenpad vormt bovendien een belangrijke ecologische corridor tussen de Predikherenberg en het Lindense kasteeldomein in de Molenbeek-Abdijbeekvallei. Het rozenpad zelf maakt onderdeel uit van een (recreatieve) structurele verbinding van Linden tot Wimmershof en Boven-Lo. Indien het bestaande industriegebied wordt uitgebreid moet rekening gehouden worden met de landschappelijke kwetsbaarheid van dit gebied en moeten ook de ecologische overwegingen en de watergevoeligheid meegenomen worden in het inrichtingplan. Herstructureringen op de bestaande site kunnen ook bijdragen tot een betere landschappelijke structuur. Zo kan, door meer geconcentreerde bebouwing en plaatsing dwars op de steenweg, de waterberging verbeterd worden, de ecologische corridorfunctie versterkt, en de zichten vanuit de steenweg op de achtergelegen Trolieberg verbeterd. Bedrijvigheid wordt in principe enkel vanuit de Diestsesteenweg ontsloten. 5.3 Molenbeek-Abdijbeekvallei 5.3.1 De beekvallei optimaliseren als blauwe vinger met recreatiefunctie Ten noorden van de deelruimte ‘Diestsesteenweg’ ligt de vallei van de Molenbeek-Abdijbeek. In de landschapsstructuur werd al het belang benadrukt om de beekvalleien als open gebieden en beleefbare blauwgroene vingers uit te bouwen, liefst in combinatie met langzaamverkeerroutes. Ook vormen de blauwgroen vingers de ideale omgeving voor het inplanten van recreatiefuncties als ‘poort’ naar de zachte recreatieomgevingen. De Molenbeek-Abdijbeekvallei fungeert anno 2016 reeds als goed publiek toegankelijke groene vallei en drager van recreatie en gemeenschapsvoorzieningen, met opeenvolgend het provinciaal domein, de omgeving van de Vlierbeekabdij en het waterwinningsgebied rond het Negenbunderspad, en verbindingen richting het Lindense kasteeldomein. Toch zijn in deze vallei nog enkele aandachtspunten, zoals de leesbaarheid van de vallei ter hoogte van de Eenmeilaan, de verbinding met de Blauwputbeek naast het spoorwegplateau, het vrijwaren van het open zicht op de vallei aan de Holsbeeksesteenweg, de verbinding van het Negenbunderspad en het Lovensvoetpad. De betere publieke toegang van het kasteeldomein te Linden zou wenselijk zijn, maar valt onder de verantwoordelijkheid van Lubbeek. 5.3.2 Aandacht voor het volledige watersysteem, inclusief de zijbeken Belangrijke aandachtspunten zijn echter ook de zijbeekjes en waterafstromingsgebieden naar de Molenbeek-Abdijbeek. Vanuit omgeving Wimmershof kan gewerkt worden aan een blauwgroene vinger richting de Vlukken in het waterwinningsgebied achter de Vlierbeekabdij. Vanuit de omgeving van de Rozenweg loopt de waterstructuur richting de Springelbeek, doorheen het Lindense kasteeldomein. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 45 5.3.3 Potenties van de abdij van Vlierbeek beter benutten, zonder overdreven dynamiek te creëren In de vallei ligt de historisch waardevolle site van de abdij van Vlierbeek. Voor deze site wordt een masterplan uitgewerkt waarbij inrichting en wenselijk programma worden bekeken. Het is de bedoeling om deze site in te zetten voor een aantal voorzieningen, echter met een laagdynamisch en eerder lokaal karakter, die goed aansluiten bij de ligging in de groenblauwe vinger. 5.3.4 Zichten op de openruimtegebieden rond de vallei bewaren Rond de vallei liggen enkele goed waarneembare openruimtegebieden, zoals rond het Negenbunderspad. Andere openruimtekamers zijn nog maar beperkt waarneembaar, zoals het opgenruimtegebied tussen Kortrijksestraat, Jan Davidtsstraat en Tiensesteenweg, en de openruimtekamer ten oosten van de Jan Davidtsstraat die aansluit bij het kasteeldomein van Linden. De doorzichten vanuit de Kortrijksestraat zijn niet bedreigd; die langs de Jan Davidtsstraat echter wel. De stad onderzoekt hoe dit zicht kan worden gevrijwaard, in combinatie met een betere bescherming van het agrarische erfgoed. 5.3.5 Optimalisatie van het langzaamverkeernetwerk Alhoewel in en dwars over de Molenbeek-Abdijbeekvallei al heel wat goede verbindingen voor langzaam verkeer bestaan, zijn er nog enkele uitdagingen op dit vlak. De hoofdfietsroute vanuit Linden wordt doorgetrokken doorheen het provinciaal domein naar de Eenmeilaan en de fietssnelweg Aarschot-Leuven. Een nieuwe verbinding tussen Kesseldal en centrum Kessel-Lo wordt toegevoegd; hiervoor wordt een verbeterde doorsteek door het provinciaal domein richting Borstelsstraat onderzocht. 5.4 Spoorwegplateau en omgeving Het spoorwegplateau vormt anno 2016 een geïsoleerde enclave tussen infrastructuren, en gaat geen relatie aan met de omgeving. Op de kop van het spoorwegplateau zijn in 2016 reeds een aantal mobiliteitsgerelateerde projecten gepland of in uitvoering: busstelplaats, pendelparking als overstapparking tussen E40-E314 en het Leuvense station, en enkele restfuncties ten behoeve van de spoorwegen. De ontsluiting van het spoorwegplateau zal in de toekomst gebeuren via het vernieuwde Vuntcomplex en een weg tussen Vuntcomplex en pendelparking. De timing van deze werken is anno 2016 onzeker. De overige ideeën voor het spoorwegplateau, van logistieke zone over KMO-zone, zone voor grootschalige evenementen tot wetenschapspark, zijn anno 2016 geen van alle concreet verder voorbereid. 5.4.1 Groeipool voor personen-intensieve tewerkstelling De stad Leuven ziet de ontwikkeling van spoorgebonden activiteiten niet als een speerpunt van haar beleid, zoals in het thematische beleidskader ‘werken’ besproken. De site ligt wel langs het spoor, maar een spoorgebonden economische activiteit heeft mobiliteitseffecten ver buiten een overslagsite. De stad wenst dergelijke activiteiten niet te ontwikkelen in dit erg congestiegevoelige gebied. Wel heeft dit gebied een roeping als toekomstige tewerkstellingslocatie. Door de ligging dichtbij het station van Leuven, naast een logische route voor hoogwaardig openbaar vervoer op de Eenmeilaan of de nieuwe weg op het spoorwegplateau, aan de fietssnelweg richting Aarschot en ettelijke hoofdfietsroutes en aan het Vuntcomplex, is het prima en duurzaam ontsloten. Een personenintensieve tewerkstelling is hier dus op haar plaats. Deze site wordt daarom als toekomstig te ontwikkelen wetenschapspark (waardoor Termunckveld kan gereserveerd worden als strategische reserve voor de heel lange termijn). RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 46 5.4.2 Meerwaarden voor de omgeving en de stad creëren Terwijl in het verleden eerder naar het spoorwegplateau gekeken werd als goed afgesloten enclave waar hinderlijke functies een plek konden vinden, streven we vandaag dus naar het optimaal benutten van deze site als centraal gelegen. We benutten dan ook de ontwikkeling om meerwaarden te creëren voor een ruimere omgeving. Aan de noordoostelijke rand van het spoorwegplateau wordt de blauwgroene vinger van de Molenbeek-Lemingbeek-Blauwputbeek maximaal afleesbaar gemaakt. We combineren deze blauwgroene structuur met de routes voor langzaam verkeer. We streven naar een inrichting die ook voor Kessel-Lo en Kesseldal een toegevoegde waarde kan betekenen. De tewerkstelling wordt zo ingericht dat de site ook een aanvullend aanbod aan groenruimte voor de woonkernen vormt. Op de scharnierpunten met de omgeving – de koppen en het contactpunt met het provinciaal domein – wordt de tewerkstelling gecombineerd met functies die ook een meerwaarde betekenen voor deze omgeving, zoals ontmoetingsinfrastructuur, parkeergelegenheid,… De stad maakt een masterplan op waarin al deze doelstellingen onderzocht en gecombineerd worden. 5.4.3 Een energieconcept op schaal van de site en de ruimere omgeving Voorafgaand aan de ontwikkeling van een dergelijke nieuwe, grootschalige site, wordt een energieconcept opgemaakt waarbij gestreefd wordt naar een klimaatneutrale ontwikkeling. Hierbij kijkt de stad ook naar mogelijke wisselwerkingen met functies in de ruimere omgeving, zoals het milieupark en de woonkern Kesseldal. 5.4.4 Het spoorwegplateau beter verbinden met het station en met Kessel-Lo Alhoewel de site prima gelegen is, blijft vooral een goede voetgangersverbinding tussen het spoorwegplateau en de Leuvense Vesten (en dus het station van Leuven) een aandachtspunt. Dit wordt belangrijker nu de keuze voor personenintensieve tewerkstelling is gemaakt. Ook de relatie met de woonkern Kessel-Lo en de ontwikkelingen rond het station zal aandacht vergen bij de voorbereiding van nieuwe projecten voor de zuidelijke kop van het gebied. Bij de uitwerking van een masterplan voor het wetenschapspark, zal de stad ook deze doelstellingen evalueren. 5.4.5 Goed aansluiten van de parking op station Leuven Een randparking op deze site, goed ontsloten vanuit de E314 vanuit het Vuntcomplex, blijft een logische keuze. Ze veroorzaakt immers geen hinder in de omliggende woonkernen, omdat ze rechtstreeks op het hoger wegennet aantakt. Pendelaars uit de omgeving kunnen deze gebruiken om op het openbaar vervoer (trein- en busstation Leuven) over te stappen. Ook om deze reden moet het spoorwegplateau een vlotte loopverbinding met het station krijgen. 5.5 Kesseldal: oude en nieuwe structuren tussen beekvallei en Kesselberg De woonkern Kesseldal ligt in de vallei van de Lemingbeek, aan de voet van de Kesselberg en de noordflank van de Schoolbergen. De woonkern bestaat ten eerste uit het oude Beneden-Kessel, waar sinds de 13de eeuw een kern van bewoning gegroeid is langs Holsbeekse- en Wilselsesteenweg. Tussen Beneden-Kessel en de Eenmeilaan – Kesseldallaan vinden we een veel recentere woonkern, bestaande uit appartementencomplexen en grondgebonden woning. Ten oosten van de middeleeuwse bebouwingskern, werd een recentere sociale woonwijk gebouwd. Buiten de woonkern, tegen de flank van de Kesselberg en verspreid in de vallei liggen uitgebreide woonlinten. Op de Kesselberg ligt naast zonevreemde bebouwing ook een gebied met buitenverblijfjes. Ten RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 47 noordwesten van de Kesselberg ligt op Leuvens grondgebied nog een woonfragment dat aanleunt bij Holsbeek-Plein. Tussen de infrastructuren van het Vuntcomplex, snelweg en spoorweg, ligt een compleet geïsoleerd woonfragmentje. De woonkwaliteit in de zeer dichtbebouwde woonkern Kesseldal, met een variatie aan woningtypes maar vooral echte concentraties van appartementen, is niet ideaal. Dit, ondanks de ligging tussen de mooie groene gebieden van Kesselberg en provinciaal domein. Het voorzieningenniveau is er eerder pover. De lokale handel in de oudste bebouwingskern is er in de laatste jaren op achteruit gegaan. Het openbaar domein in de woonkern is niet overal even interessant, en lijdt onder de grote parkeerdruk. 5.5.1 Zoeken naar kleine ingrepen voor kwaliteitsverbetering en leefbaarheid De mogelijkheden om in Kesseldal de woonkwaliteit op te drijven, lijken echter redelijk beperkt. Ten eerste wordt de blijvende aanwezigheid van enkele dagdagelijkse voorzieningen in Kesseldal ondersteund. De praktijk toont aan dat handels- en horecazaken moeilijk overleven in Kesseldal. De stad zal zoeken naar manieren om deze functies meer overlevingskansen te bieden. De zone van de Wilselsesteenweg lijkt hiervoor de meest geschikte zone, zeker in de omgeving van de Domeinstraat. De stad ondersteunt deze als zeer lokale en kleinschalige handelscluster. Ook kan de leefbaarheid van Kesseldal worden verhoogd door vlottere en veilige verbindingen met de omgeving; met de voorzieningencentra in de aanpalende woonkernen en met de groene recreatiegebieden in de omgeving. Via het project van het Vuntcomplex en via de ontwikkeling van het spoorwegplateau worden veilige fietsverbindingen in verschillende richtingen uitgebouwd. In zuidelijke richting wordt gestreefd naar betere fietsverbindingen naar Kessel-Lo, doorheen het provinciaal domein (zie elders). Een recreatieve route in oostelijke richting langs de Lemingbeekvallei, kan de toegankelijkheid van de blauwgroene vingers verbeteren. 5.5.2 Groene vingers intact houden, en vergroenen van het openbaar domein Tenslotte wordt de kwaliteit van de omgeving bewaakt, en wordt het aanwezige groen veilig gesteld. De stad doet wat in haar macht ligt om verdere bebouwing in de zone tussen Kesseldallaan en Blauwputbeek-Lemingbeek te vermijden. Het groene karakter van de flanken van de Kesselberg mag niet verder worden aangetast, en een goede bereikbaarheid van de berg en haar speelzones vanuit Kesseldal moet bewaakt worden. Voor de rest wordt het openbaar domein zo veel mogelijk groen behouden of heraangelegd. 5.5.3 De Lemingbeekvallei uitbouwen als beleefbare blauwgroene vinger Met de beleefbaarheid van de Lemingbeek is het heel wat minder gesteld dan die van de MolenbeekAbdijbeek. Ze is zichtbaar, maar niet toegankelijk, aan de oostkant van Leuven b.v. vanuit de Sneppenstraat en de Leming. Meer naar de woonkern toe, is de beekvallei helemaal niet structurerend aanwezig, of zelfs maar zichtbaar. Aan de kant spoorwegplateau-Kesseldallaan zal de beek beleefbaar moeten worden gemaakt bij de ontwikkeling van het spoorwegplateau. In de wijk ten oosten van de middeleeuwse bebouwingskern onderzoekt de stad het openleggen van de Lemingbeek en ingrepen rond waterberging in het openbaar domein, eventueel naar aanleiding van de vernieuwing van de sociale woonwijk. Tenslotte onderzoek de stad de mogelijkheid van een recreatieve route langsheen de Lemingbeek in de openruimtegebieden ten oosten van de Liemingenstraat. Zeker in het gesloten bouwblok tussen Bergstraat en Holsbeeksesteenweg is het toegankelijk maken de enige manier om de beekvallei zichtbaar en beleefbaar te maken. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 48 5.6 Vaartzone De Vaartzone is een unieke locatie met grote industriële percelen vlakbij de binnenstad. Het voorbehouden van voldoende ruimte voor verschillende vormen van duurzame logistiek, distributie en productie, is er noodzakelijk voor de economische ontwikkeling van Leuven. De focus ligt hierbij op ambachtelijke productiebedrijven, circulaire economie en innovatieve maakindustrie. Om dat waar te maken en voldoende ruimte voor te behouden, is het van belang om de grootschalige kleinhandel te beperken. Vooral in het gebied langs de Aarschotsesteenweg is de vestiging van grote commerciële publiekstrekkers, klassieke supermarkten of winkelketens niet opportuun, gezien deze een duurzame stedelijke ontwikkeling ondermijnen. Het beperken van de ‘grootschalige kleinhandel’ zorgt er tevens voor dat de mogelijke verkeersoverlast op de Aarschotsesteenweg en de ongewenste concurrentie of gebrek aan complementariteit met de handel in de binnenstad wordt vermeden. Het inzetten van de Vaartzone voor de circulaire economie omvat bijvoorbeeld ruimte voor stadsdistributie, voor repair- of recyclageindustrie, innovatieve maakindustrie, energierecuperatiesystemen, e.d. Dat past ook in de ruimere ontwikkeling van Leuven-Noord, met bijvoorbeeld de geplande realisatie van het masterplan Ecowerf (recyclagepark, GFT-vergisting met biogasproductie, duurzaam afvalbeheer voor de regio, etc.), de waterzuiveringsinstallatie van Aquafin (afvalwaterbeheer), en de ontwikkeling van het spoorplateau tot wetenschapspark en Leuvense innovatiepool. Het versterken van de lokale bedrijvigheid gaat in de Vaartzone samen met kleinschalige voorzieningen en recreatieve functies, zowel in de gebouwen als in de publieke ruimte. Dat zal bijdragen aan de stedelijke multifunctionaliteit van het gebied en aan de valorisatie van de landschappelijke kwaliteiten. Op gebouwenniveau is de combinatie van bedrijvigheid met sport, recreatie en/of cultuur in nevenbestemming wenselijk in voormalige industriële gebouwen die zich daartoe lenen, zoals het Marie-Thumascomplex aan de westelijke vaartoever. Het uitbouwen van het blauwgroene netwerk gekoppeld aan fiets- en voetgangersverbindingen is hierbij eveneens belangrijk. De publieke ruimte langs de vaartoevers biedt kansen voor bijkomende speelplekken en ontmoetingsruimten. De continue fiets- en wandelpaden langs de Vaart fungeren hiervoor als ruimtelijke drager. Onder meer de ruimten rond de aanlegkades komen in aanmerking voor uitbouw van ontmoetingsplekken. Specifiek biedt de ruimte rond de zwaaikom mogelijkheden, waar aan beide vaartoevers stadseigendommen gelegen zijn. In deze zone kan dit bovendien gecombineerd worden met een dwarse fiets- en voetgangersverbinding tussen beide oevers. De hoek met de Pastoor Legrandstraat-Begaultaan komt eveneens in aanmerking voor een publieke herinrichting, gezien de verbinding met Wilsele Dorp hier gemaakt wordt (zie verder). Op plekken waar vandaag functies niet op hun plaats zijn, zoals het tankstation op de K.Begaultlaan, kan bedrijvigheid gecombineerd worden met kwalitatieve en publiek toegankelijke groene ruimte. Aan de westelijke oever sluit het fietspad aan op de fietssnelweg tussen Leuven en Brussel. In het noorden dient een kwalitatieve fiets- en voetgangersverbinding te worden opgezocht met het gebied rond de vijvers van Bellefroid en met het fietspad langs de Vaart. De restruimten onder het viaduct van de E314 kunnen hierbij zodanig worden ingericht dat recreatief gebruik ervan mogelijk wordt. 5.7 Wilsele-Dorp Wilsele-dorp is een kleine kern met veel verschillende woontypologieën. De zone aan de zijde van de Mechelsesteenweg en L. Decouxlaan is vrij dens bebouwd met veel kleine woningen in gesloten verband. Het centrale deel herbergt een aantal sociale wijken met een zeer specifiek voorkomen, terwijl de oostzijde ruime percelen met vrijstaande villa’s kent. Wilsele profiteert enerzijds van haar ligging, “hoog op de Roeselberg”: er is geen doorgaand (snel) verkeer, het is er rustig en op veel plaatsen zijn er mooie uitzichten over de omgeving. Anderzijds RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 49 heeft dit isolement ook een aantal duidelijke nadelen. Het voorzieningenniveau is vrij laag, de enige “leefbare” site voor handel blijkt de Mechelsesteenweg te zijn, die dit wellicht voor een deel dankt aan passage. De ontsluiting - vooral voor fietsers – is moeilijk. Door de ontwikkeling van de Vaartkom zijn er nu op korte afstand wel voorzieningen, maar het hoogteverschil blijft een obstakel (zelfs de lift in het parkeergebouw lost dit nog niet helemaal op: er moeten nog steeds ca. 2 “etages” per trap worden afgelegd). De nogal smalle straten van het westelijk deel van de kern, worden voor een goed deel ingenomen door geparkeerde voertuigen, wat de ruimte voor langzaam verkeer aanzienlijk verkleint. In een aantal zones zijn er amper stoepen, laat staan fietspaden. Het aanbod aan buurtgroen is kwantitatief wellicht ruim voldoende, maar ook hier hebben de hoogteverschillen (binnen de kern) als nadeel dat de toegankelijkheid van deze terreinen niet erg optimaal is. De stad heeft twee ruime en mooie speelterreinen in de bufferzone aangelegd, die echter maar kunnen bereikt worden na het nodige “klauterwerk” (wat voor ouderen en andersvaliden en wellicht ook voor ouders met kinderwagens niet evident is) en ze liggen enigszins afgezonderd, zonder veel contact met woningen of andere functies. Verdichting en woonontwikkeling zijn in Wilsele-Dorp dan ook niet aan de orde. Méér bewoners op een moeilijk ontsloten locatie met weinig voorzieningen organiseren is niet wenselijk omdat de kwaliteit van de kern dan alleen maar meer onder druk komt te staan. Roeselbergdal, dat in het eerste structuurplan uit 2004 geselecteerd is als woonuitbreidingsgebied, wordt als zodanig geschrapt. De woon- en bevolkingsstudie leert immers dat het aansnijden van Roeselbergdal niet nodig is om onze toekomstige woonbehoefte te kunnen invullen. Bovendien is elke invulling op Roeselbergdal op zich al moeilijk. Dit omwille van de aanwezigheid van de E314, die op sommige plaatsen hoger ligt dan het Roeselbergdal, waardoor er veel geluidshinder is en wellicht ook fijn stof een probleem vormt. In Wilsele-Dorp is kwaliteitsverbetering de grootste uitdaging. Deze kwaliteitsverbetering heeft met verschillende aspecten te maken: - Het aanbod aan (toegankelijk) groen kan verhoogd worden. Dit kan door Roeselbergdal in te zetten als openruimtegebied waar –behalve landbouw- ook recreatieve functies een plaats krijgen. Roeselbergdal kan bovendien samen met een aantal lappen grond in bufferzone aan weerszijden van de E314 en de spoorweg een groene verbinding vormen tot aan de sportschuur (en de vijvers van Bellefroid) met nieuwe routes voor langzaam verkeer. In deze zone kunnen kleinschalige recreatieve voorzieningen, gericht op Wilsele-Dorp (geen verkeersgenererende activiteiten), zoals een wat grotere speeltuin, een trapveldje, skate zone (onder viaduct), een ontmoetingsruimte,… een plaats krijgen. Hiertoe wordt best ook een groene buffer langsheen de E314 aangelegd om de hinder in te perken. Een deel van Roeselbergdal en de aanliggende zone in het noorden (F.PerdieusstraatHagelandstraat-Brandstraat) wordt geselecteerd als gemengd openruimtegebied. - Naast Roeselbergdal is een tweede interessante zone het kruispunt van de P. Legrandstraat en de K. Begaultlaan, zoals ook vermeld bij bespreking van de deelruimte Vaartzone. Door op de noordelijke hoek van dit kruispunt een deel van de huidige “zone voor stedelijke ontwikkeling” een groene invulling te geven, al dan niet in combinatie met een nieuwe bouwmogelijkheid (voor voorzieningen en wonen), krijgt Wilsele een eigen groene zone aan de Vaart. Deze kan eventueel verbonden worden met de groene ruimte van de pastorij. - Naast Roeselbergdal en de zone aan de vaart zijn er nog een aantal kleinere uitbreidingen van het groenaanbod mogelijk. - Een aantal straten (vb. zone Mechelsesteenweg, Pompstraat, L.Decouxlaan,A.Woutersstraat, ….) kunnen een inrichting krijgen die meer plaats biedt aan de zwakke weggebruiker en groen. Omdat Wilsele-Dorp niet af te rekenen heeft met stromen doorgaand verkeer kan een circulatieplan opgemaakt worden waarbij in de smalste straten zoveel mogelijk éénrichtingsverkeer wordt RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 50 opgelegd. Daarnaast kan een deel straatparkeren verplaatst worden naar een aantal “parkeerpockets” voor gebundeld bewonersparkeren. Roeselbergdal kan hier ook (deels) voor ingezet worden. 5.8 Kareelveld Kareelveld wordt bestendigd als belangrijke groene vinger, een openruimtegebied dat over de E314 heen doorloopt in de zone rond de Mollekensberg en de ecologische corridorfunctie van de E314 versterkt. Kareelveld wordt geselecteerd als openruimtegebied. Kareelveld blijft een belangrijke landbouwzone. De provinciale tuinbouwschool De Wijnpers ligt op een steenworp van Kareelveld. Er kan onderzocht worden of Kareelveld (deels) kan ingezet worden om het tuinbouwonderwijs te ondersteunen en of hier in het kader van het beleid dat de stad wil voeren m.b.t. het stimuleren van stadslandbouw, evtueel in samenwerking met de school, activiteiten in deze zin kunnen ontplooid worden. Daarnaast kan het aanleggen van een betere padenstructuur doorheen Kareelveld en richting Mollekensberg (nu: via donkere tunnel en bijzonder hobbelige paden) deze zone ontsluiten voor zachte recreatie, vanuit de aangrenzende woonzone maar ook vanuit het westelijke deel van de binnenstad. 5.9 Gasthuisberg De site Gasthuisberg (inclusief Vogelzang en de zone richting Brusselsesteenweg) wordt voorbehouden voor de verdere ontwikkeling van het universitair ziekenhuis, de universitaire en hogeschoolcampus biomedische wetenschappen en de biomedische spin-offs. Het masterplan voor Gasthuisberg voorziet een afwerking binnen een infrastructuurring, die de site verbindt met de E314 en de singels en een aparte toegang voor openbaar vervoer vanaf de Tervuursesteenweg heeft. Pas nadat Gasthuisberg binnen de in het masterplan geprojecteerde ring “volgebouwd” is, kunnen de randzones ontwikkeld worden in functie van de noden en de optimalisatie van het ziekenhuis en de hierop geënte activiteiten. De ontwikkeling van de uitbreidingszones kan niet meer op basis van het concept zoals het masterplan binnen de ring voorschuift (nl. als één aaneengesloten megacomplex). De inplanting en typologie van nieuwe gebouwen moet erop gericht zijn het landschap (van de heuvel) te laten doorlopen. Op deze wijze blijft de landschappelijke eigenheid van het gebied –een getuigenheuvelleesbaar en worden in de blauwgroene structuur stapstenen gerealiseerd die de zone van Vogelzang/Zwanenberg verbinden met de open ruimte van Kareelveld via het Lemmenspark. Het voorzien van voldoende waterbuffering is (omwille van hellingen en harde ondergrond) een belangrijk thema op deze site. Het idee om te werken met losstaande volumes in het groen om een verbinding te maken tussen Vogelzang en Kareelveld kan doorgetrokken worden over de Brusselsesteenweg heen, in de zone vlak achter de Brusselsepoort. De reorganisatie van deze zone biedt bovendien de mogelijkheid om een veiligere verkeersafwikkeling te voorzien. Deze zone wordt geselecteerd als transformatiezone. Gasthuisberg blijft uiteraard een belangrijk knooppunt in de openbaarvervoersstructuur. De nieuwe aantakking via de interne ring op de Tervuursesteenweg vormt het oorspronkelijke kopstation om tot een station waar ook doorgaande lijnen mogelijk zijn. De nabijheid van de binnenstad en het uitgebreide openbaarvervoersaanbod maken Gasthuisberg tot een geschikte locatie voor randparkeren. Deze parking kan bvb. georganiseerd worden op de plaats RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 51 van de huidige openluchtparking “Het teken”. Omdat deze zone direct aansluit bij het woongebied van de Tweekleinewegenstraat is een trapsgewijze opbouw waarbij maximaal wordt gebruik gemaakt van de bestaande hoogteverschillen en het “inpakken” van het parkeergebouw in een groen schil een interessante piste. Eén of meerdere rechtstreekse doorsteken vanuit de Tweekleinewegenstraat zorgen ervoor dat de bewoners van de Tweekleinewegenstraat-Tervuursesteenweg op een vlotte manier het busstation kunnen bereiken (en niet rond hoeven te lopen via de singels). RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 52 6 Krachtlijnen van het beleid voor het Heuvellandschap HET OOSTELIJK HEUVELLANDSCHAP Landschap en blauwgroene structuur maatgevend voor ontwikkelingen In het Oostelijk Heuvellandschap staat de zorg voor het landschap en de blauwgroene vingers voorop. De drie beekvalleien (Lemingbeek-Blauwputbeek, Molenbeek-Abdijbeek en MolenbeekBierbeek) worden maximaal beleefbaar gemaakt en verder uitgebouwd als blauwe vingers doorheen de woonkernen. De groene getuigenheuvels (Kesselberg, Schoolbergen, PredikherenbergTrolieberg) worden gevrijwaard van verdere bebouwing. Een netwerk van groene ruimten en langzaamverkeerverbindingen zorgt ervoor dat de groene vingers ver in de woonkernen doordringen en met de beekvalleien verbonden worden. Tussen de groenblauwe vingers liggen de compacte woonkernen van Kessel-Lo – Korbeek-Lo (tussen de twee Molenbeken) en Kesseldal (ten noorden van de Molenbeek-Abdijbeek). De woonkernen worden niet ruimtelijk uitgebreid en de verspreide ontwikkelingen in de open ruimte worden vermeden. De geselecteerde erfgoedclusters worden bewaard, versterkt en beter afleesbaar gemaakt in de stedelijke structuur. Ook gaat de stad zeer behoedzaam om met grote schaal: enkel in de ruime stationsomgeving zijn echte grootschalige gebouwen op hun plaats. Op enkele andere plekken kan iets grotere schaal, gecombineerd met groene ruimte (wetenschapspark spoorwegplateau, clusters Diestsesteenweg, omgeving De Jonghestraat en Tivoli). Een sterk voorzieningenaanbod in de woonkernen In de woonkernen van het Oostelijk Heuvellandschap wordt de centrumstructuur – dit zijn de clusters van handel, gemeenschapsvoorzieningen en kleinschalige tewerkstelling – in clusters ondersteund en verder versterkt. De stad bouwt de Diestsesteenweg verder uit als drager van voorzieningenclusters, waar ruimte is voor bovenlokale functies (ook deze met behoorlijke mobiliteitsvraag). Naast bestaande clusters of clusters in aanbouw (De Becker Remyplein – Centrale Werkplaatsen, Boudewijnstadion) duidt de stad herontwikkelingslocaties aan waar nieuwe stedelijke functies terecht kunnen: kop van de Diestsesteenweg, zone ten oosten van Heidebergstraat-Molenstraat. De ontwikkeling van deze cluster gaat gepaard met verbeterde landschappelijke inpassing. De stad ziet het J. Vranckxpad en de Platte-Lostraat als dragers van clusters met lokale voorzieningen (op maat van Kessel-Lo) en recreatie. Ze wil de bestaande voorzieningen beter op het Vranckxpad betrekken. De structuur van publiek groen met kleinschalige voorzieningen wordt doorgetrokken tot het Park Belle Vue. Aan de oostzijde wordt de lokale en recreatiecluster van de hogere Koetsweg verder uitgebouwd en op Platte-Lostraat – Vranckxpad betrokken. De clusters op de Tiensesteenweg worden beperkt conform de visie van de RUP’s Tiensesteenweg. Bijkomend wordt een kleinschalige cluster rond kruispunt Oudebaan-Meerdaalboslaan, gelegen op de gewenste groene verbinding tussen Molenbeekvallei en Predikherenberg, versterkt. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 53 Tewerkstelling kan groeien op het spoorwegplateau en in de woonkernen De stad bestemt het spoorwegplateau, ten noorden van de reeds geplande transportfuncties, voor kennisgerelateerde bedrijvigheid. De ontwikkeling van dit bedrijventerrein gaat gepaard met een goed energieconcept, het beter inpassen van de blauwgroene vinger van de Leming-Blauwputbeek, en een goede afstemming op de omgeving (provinciaal domein, stationsomgeving, Kessel-Lo). Het bedrijvenfragment aan de Diestsesteenweg is niet de aangewezen plaats om bijkomende groei op te vangen. Wel zijn herontwikkelingen mogelijk die een landschappelijke winst opleveren. De stad ondersteunt de groei van kleinschalige tewerkstelling in het woonweefsel via haar verdichtingsbeleid (zie thema ‘werken’). Voorzichtig omgaan met woninggroei De reeds geplande woonontwikkelingsgebieden worden afgewerkt. De nog niet grotendeels afgewerkte worden behouden: Genadeweg, Bareelweg, Vlierbeekveld. Een bijkomende woninggroei in het gewone weefsel is niet onmogelijk op goed ontsloten locaties en in de omgeving van de voorzieningenclusters. Deze kunnen echter enkel als tegelijk een meerwaarde wordt gecreëerd die past in een stedelijke visie (groenplan, fietsroutenetwerk, waterbeheersingsplan,…). Duurzame bereikbaarheid van het Oostelijk Heuvellandschap Het fietsroutenetwerk, reeds goed uitgebouwd in Kessel-Lo, wordt nog verder versterkt en verbeterd. Vooral de ‘tangentiële’ verbindingen (noord-zuid) moeten versterkt worden. De stad onderzoekt een aanpassing van het openbaarvervoernetwerk, zodat dit de reële vraag bedient en ook de tangentiële stromen kan opvangen. Ook wordt de doorstroming van het openbaar vervoer Leuven richting Diest, verbeterd. Aan de rand van het stadsdeel ligt het bepleite nieuwe spoorstation Haasrode. De stad werkt een systeem van randparkings uit, onder meer op de Diestsesteenweg. De zoekzone ligt ter hoogte van het einde Platte-Lostraat. HET WESTELIJK HEUVELLANDSCHAP Vrijwaren van grote structurerende openruimtegebieden en het herkenbaar houden van het reliëf Het Westelijk Heuvellandschap heeft een uitgesproken reliëf: het ligt deels op de hellingen van de getuigenheuvels (Roeselberg en Gasthuisberg) , en deels in de vallei van de Dijle en Vunt (Vaartzone). De grote structurerende openruimtegebieden in dit stadsdeel zijn -dankzij hun ligging op heuvelflanken - zeer waarneembaar vanuit de omgeving. Deze structuren spelen bovendien een belangrijke rol in de regionale groenstructuur. In RSL2 wordt het vrijwaren van deze gebieden en het herkenbaar houden van het reliëf vooropgesteld. Dit impliceert dat vb. bij de ontwikkeling van Gasthuisberg buiten de in het masterplan gedefinieerde ring een ontwikkelingsmodel moet worden gehanteerd dat het vrijwaren van de groene heuvelflanken vooropstelt, maar ook dat Kareelveld als openruimtegebied wordt bestendigd. De zone rond de Brusselsepoort kan -in samenhang met de uitbreidingszone van Gasthuisberg- ruimtelijk gereorganiseerd worden, waarbij de heuvelflank terug open en zichtbaar wordt gemaakt en een groene verbinding tussen het Lemmenspark en Kareelveld ontstaat. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 54 Geplande verdichting in woongebied is Westelijk Heuvellandschap niet wenselijk Het westelijk stadsdeel bevat de woonkern Wilsele-Dorp. Geplande verdichting in woongebied is in het Westelijk Heuvellandschap niet wenselijk. Het Westelijk Heuvellandschap beschikt al over een hoog percentage kleinere woningtypes en is sterk aan het vergrijzen. Het bestaande aanbod aan gezinswoningen wordt daarom best gevrijwaard van opdelingen. Daarnaast zijn de woongebieden in het Westelijk Heuvellandschap geen “echte” woonkernen met een goed uitgebouwde eigen voorzieningen apparaat. Wilsele-Dorp is eerder een woonwijk die aangewezen is op de binnenstad. Qua lokaal groenaanbod scoort Wilsele-Dorp ook niet bijzonder goed. Ook is de moeilijke ontsluiting voor Wilsele-Dorp een probleem. Geen woonontwikkelingsgebieden selecteren Er worden geen woonontwikkelingsgebieden geselecteerd in het Westelijk Heuvellandschap. De ontwikkelingsgebieden uit het eerste structuurplan van 2004 worden, op Sint-Jansbergsesteenweg en de reeds gerealiseerde woonontwikkelingsgebieden in 2016 na, “geheroriënteerd” en zullen ingezet worden om ruimte te bieden aan “andere functies”, waar de stad nood aan heeft, op korte of langere termijn. Het woonontwikkelingsgebied Roeselbergdal wordt opgegeven omdat Wilsele-Dorp een moeilijk ontsloten woongebied is. Roeselbergdal zal als gemengd openruimtegebied bijdragen aan de corridorfunctie van de E314 en kan ingezet worden om de kwaliteit van Wilsele-Dorp te verhogen door er (beperkte) recreatieve voorzieningen en bewonersparkeren in te richten. Kwaliteitsverbetering van de bestaande woonzones Verdichting en woonontwikkeling mag dan niet aan de orde zijn in het Westelijk Heuvellandschap, kwaliteitsverbetering van de bestaande woonzones des te meer. In Wilsele-Dorp kan dit vb. door Roeselbergdal in te zetten als openruimtegebied waar behalve landbouw ook recreatieve functies een plaats kunnen krijgen, door de verkeerscirculatie te herbekijken zodat er in de vaak smalle straten meer plaats vrij komt voor fietsers en groen, door parkeerpockets in te richten en door de zone op de hoek van de P. Legrandstraat en de K.Begaultlaan een groene invulling te geven, al dan niet in combinatie met een nieuwe bouwmogelijkheid (voor voorzieningen en wonen). Clusters op stadsniveau In het Westelijk Heuvellandschap bevinden zich reeds een aantal belangrijke clusters op stadsniveau, die een rol spelen in de economische structuur, de centrum- en voorzieningenstructuur. Deze clusters worden in RSL2 benoemd en er worden randvoorwaarden voor de verdere ontwikkeling ervan geformuleerd. Voor Gasthuisberg hebben deze randvoorwaarden te maken met het voldoende open houden van de heuvelflanken. In de Vaartzone staat het voorbehouden van voldoende ruimte voor verschillende vormen van duurzame logistiek, distributie en productie, voorop. De focus ligt hierbij op ambachtelijke productiebedrijven, circulaire economie en innovatieve maakindustrie. Dit impliceert dat grootschalige kleinhandel in deze zone bepekt moet worden. Betere fietsverbindingen Op verschillende plaatsen worden betere fietsverbindingen voorgesteld: tussen Wilsele-Dorp en de binnenstad, naar Gasthuisberg, een alternatief voor de Tervuursesteenweg (via Groenveld en WO Sint-Jansbergsesteenweg). Randparkings Een aantal zones komen in aanmerking om randparkings (met overstap naar openbaar vervoer) te organiseren: parking Teken op Gasthuisberg, de omgeving van de carpoolparking op de Mechelsesteenweg en langsheen de K.Boudewijnlaan. RSL : Ontwerp 07/03/2017 DEEL 4, HOOFDSTUK 3 : Stadsdeel Heuvellandschap 55