www.kunstcontext.com M.T.van de Kamp FILMANALYSE – semiotisch model Hierbij maak je gebruik van onderstaand filmanalyse-schema. De volgende aspecten moeten in je filmanalyse aanwezig zijn: PRODUCTIECONTEXT: A: Credits (titelrol), wie, wat, waar, wanneer, hoe, waarom FILMANALYSE (vorm/formeel en inhoud) B: De filmische laag, waaronder: 1: Onderscheid tussen de technische vormgeving en de Art direction (of mise-en-scene) ofwel de vormgeving die voor de camera plaatsvindt: de filmset, de locatie of een decor; de studio of de inrichting daarvan (setdressing); 2: Camera; camerabewegingen: met het object mee dolly); draaien om de verticale as (pan); camera beweegt van hoog naar laag en v.v. (crane); kantelen om horizontale as (tilt); camera wordt merkbaar gedragen(hand-held); in en uitzoomen enz. ; daarnaast camerastandpunten: extreme longshot; long shot; plan americain; point of view shot enz. 3: Montage; shots aan elkaar plakken: editor; manieren van overgang (harde overgang: wipe of zachte overgang: fade-in/out) + tempo. Meestal continuïteitsmontage = gericht op het verhaal; discontinue montage = verwarring zaaien 4: Geluid : te onderscheiden in: gesproken woord; geluid dat bij de gebeurtenissen past en muziek. C: De narratieve laag, waaronder: - Verhaal/plot (dit onderdeel mag slechts uit maximaal 1/3 a4 bestaan) - Genre: is het een horrorfilm, een filmnoir, een comedy enz. - Acteurs/ personages en speelstijl: Doe maar gewoon = inleven in rol/method-acting of niet gek genoeg = een rol spelen/voordragen - Waar ligt de nadruk in het verhaal ? D: De symbolische laag: 1. De betekenis van de film/ wat leert de film werk jou? 2. Wat wil de regisseur (of opdrachtgever) of de beschouwer ermee bereiken? Bedoelde functie van de maker (opdrachtgever) gelet op tijd en plaats <> functiegeving door de beschouwer. Symboliek, visie, idee, intentie van de regisseur 3. Vanuit welke opvatting of interpretatie heeft de regisseur gewerkt? Levensbeschouwelijk Esthetisch Politiek Economisch Educatief Vermaak Religieus, ritueel, viering (anti-)Schoonheid, inleving, herkenning, vervreemding, confrontatie Status, huldiging, protest, bewustwording Werk, reclame Opvoeding, therapie, zelfreflectie, voorlichting, informatief Amusement, decoratie, expressie, verpozing DE GEBRUIKSCONTEXT: E: De rol van de beschouwer: 1. Probeer te beschrijven welk effect de film op je had. 2. Breng dit in verband met de bedoeling die de regisseur had 3. Kun je belangrijke factoren om de film te begrijpen schetsen: is het gericht op een actuele situatie; op een politieke context; op bepaalde subculturen enz.) 4. Jouw persoonlijke mening over de film (= interpretatie = subjectief). Dit laatste moet uiteraard goed onderbouwd worden. Bronnen: L.Pauwels, J.M.Peters. Denken over Beelden. Leuven, 2005 KPC groep. Kunstbeschouwen. Culturele en Kunstzinnige Vorming 2. Den Bosch, 2000 Moviezone. Filmanalyseplan. Utrecht, 1999