Project Dieren F- verrijking week 7 Info plus –Ongewervelden Lees de extra informatie in je boek op bladzijde 126 t/m 129 over spinnen. De opdrachten hoef je niet te maken. Ongewervelden De hoeveelheid dieren op aarde is onderverdeeld in 2 grote groepen: de gewervelde en de ongewervelde dieren. Bij dit onderscheid wordt er maar naar één eigenschap gekeken: heeft een dier een ruggengraat (of de aanleg daarvan) of niet. De verdeling is heel oneerlijk wanneer je naar hoeveelheden kijkt: 3 % van alle dieren hoort tot de gewervelde dieren, en 97% tot de ongewervelde dieren. Zoals je in de Infotekst in je boek hebt gelezen (zie bladzijde 122 t/m 124), kunnen al die gewervelde dieren weer in verschillende stammen worden verdeeld. We zullen één stam wat nader gaan bekijken: de geleedpotigen (arthropoda) en daarvan weer een bepaalde klasse: de insecten. De stam der geleedpotigen bevat naast de klasse der insecten nog een aantal klassen: de spinnen, de kreeftachtigen en de duizendpoten. Insecten Insecten vormen een heel grote groep. Nog steeds zijn niet alle soorten ontdekt, en volgens sommige tellingen zijn er nu al 5 miljoen soorten. Binnen de klasse der insecten komen dus de meeste soorten voor en ook de hoeveelheden zijn groot: voor elke mens zijn er naar schatting 1 miljard (!) insecten. Ze zijn meestal maar klein, maar op een weegschaal met aan de ene kant alle insecten ter wereld en aan de andere kant de rest van de dieren en ook alle mensen, zou de weegschaal doorslaan naar de kant van de insecten. Een meikever, kort voor het Insecten zijn vrij klein, en dat heeft het voordeel dat ze opstijgen. De achtervleugels komen altijd wel een plekje kunnen vinden om te leven. Ze onder de dekschilden eten weinig, zodat ze ook in tijden van schaarste toch vandaan.Kevers vormen binnen de wel voedsel weten te vinden. insecten de orde met de meeste Bovendien leeft elke soort insect meestal van één soorten. bepaald soort voedsel, maar de klasse der insecten eet zo ongeveer alles. Wat maakt nu een insect tot insect? Een insect behoort tot de ongewervelde dieren, dus heeft het geen ruggenwervels. Ze hebben wel iets anders dat hun lichaam stevigheid geeft: een soort harnas of pantser. Dit pantser wordt ook wel het exoskelet genoemd (het Griekse woord exo betekent ‘buiten’). Dit exoskelet bedekt de metamorfose zelfs de ogen. Zo’n pantser is in verhouding tot van eitje via rups de rest van het lichaam heel zwaar. Daarom blijft en pop naar een insect ook klein: bij een groot insect zou het vlinder pantser al snel te zwaar zijn om te dragen. Vanwege het exoskelet moeten een insect vervellen om te kunnen groeien. Op een bepaald moment wordt zijn pantser te klein, en het barst dan open om er (groter) uit te voorschijn te komen. Soms ziet het er dan zelfs heel anders uit; het heeft een metamorfose ondergaan. Project Dieren F-verrijking week 7 1 Zelfs rupsen, die zacht aanvoelen, hebben een exoskelet. Ze moeten dus vervellen om te kunnen groeien. Dit exoskelet is wel heel dun en de rups moet het van binnenuit onder druk zetten, anders verliest de rups zijn vorm. Daarnaast heeft elk volwassen insect 6 poten. Spinnen en teken, en ook duizendpoten en pissebedden, horen daarom niet bij de insecten,. De laatste voorwaarde voor een insect is dat het gebouwd is in 3 delen: de kop, het borststuk en het achterlijf. Het borststuk bestaat uit 3 delen (segmenten) en de 6 poten en eventuele vleugels zitten aan dat borststuk vast. van links naar rechts: de vechtkaak van een vliegend hert, de op-de-kop-hang-pootjes van een vlieg, de grijppoten van een bidsprinkhaan, de vleugels met schubben van een vlinder, de aan-elkaar-haakvleugels van een wesp Bouw je eigen insect Neem nu de drie basiskenmerken en voeg de volgende opties toe: □ Vleugels: insecten waren de eerste dieren die konden vliegen, dus ze hebben al ruim 300 miljoen jaar kunnen oefenen: Geen vleugels (Voorbeeld: vlooien) Wegwerpvleugels (Voorbeeld:hertenluisvlieg) 4 dezelfde vleugels (Voorbeeld:waterjuffer) 4 vleugels van verschillende grootte die per 2 aan elkaar gehaakt kunnen worden (Voorbeeld: bijen en wespen) 4 vleugels van verschillende grootte bedekt met schubben (Voorbeeld: vlinders) 4 vleugels van 2 verschillende soorten, waarbij de voorvleugels stevig zijn en in rust over de achtervleugels passen (Voorbeeld: kevers) 2 vleugels (Voorbeeld: vliegen en muggen) □ Poten: altijd 6 maar er zijn veel verschillende functies mogelijk: Roeipoten (handig als je in water leeft) Graafpoten (handig als je onder de grond leeft) Op-de-kop-hangpoten (met zuignapjes) Vasthoudpoten met klauwtjes voor extra grip Springpoten met ingebouwde veer Grijppoten met stekels Waterafstotende poten om mee op het water te lopen sprinkhaan Project Dieren F-verrijking week 7 vlinder schaatsenrijder 2 □ □ □ □ □ Voelsprieten (of antennes): veel variatie in lengte en hoeveelheid: Om mee te ruiken Om luchtstromen mee te voelen Om mee te tasten Om mee te proeven Ogen: Geen ogen Facetogen met heel veel lensjes, geplaatst op de kop Extra (donker/licht) ogen op stokjes Extra ogen ín het facetoog→ Waarneming van ultraviolet licht de sprinkhaan heeft extra Oren: ogen in het facetoog Geplaatst op de kop Geplaatst op de buik Geplaatst op de poten Kaken en mond Steeksnuit om bloed te kunnen zuigen Vechtkaken om met concurrenten te vechten Roltong om honing uit bloemen te zuigen Scherpe kaken om prooien te doden en op te eten Harpoenkaken om naar voren te gooien en een prooi mee vast te prikken Extra’s: Verlammend speeksel Gifkaken Angel met gif Camouflage Van links naar rechts: de voelsprieten als waaiers van een meikever, de steekbuis van een mug, de roltong van een vlinder, de angel van een bij, een fossiel van een libel, de 4 gelijke vleugels van een waterjuffer, waarmee ze kan stilstaan in de lucht en achteruit kan vliegen. Overlevers Insecten zijn een groot succes in de evolutie. Het is niet duidelijk hoe insecten zijn ontstaan. De oudste insecten die zijn gevonden zijn van 350 miljoen jaar geleden. Dat was ruim voor de tijd van de dino’s, maar insecten bestaan nog steeds! De fossiele insecten die zijn gevonden waren al heel gespecialiseerde dieren, dus zijn ze waarschijnlijk nog wel ouder dan die 350 miljoen jaar. Veel insecten worden gevonden in barnsteen, dat is versteende hars, waarin insecten gevangen raakten en dan bewaard bleven. insecten in barnsteen Project Dieren F-verrijking week 7 3 Wanneer insecten zijn gaan vliegen is totaal onduidelijk. Alle fossielen die zijn gevonden waren van insecten die al goed konden vliegen. Er zijn geen fossielen gevonden van insecten die tussenvormen van lichaamsdelen en vleugels hadden. Insecten kunnen zich op veel plaatsen handhaven, soms tot verdriet van de mensen. Ze kunnen namelijk heel lastig zijn. Ze vernielen bijvoorbeeld een deel van de oogst, ze vallen mensen lastig (denk aan wespen, muggen, vlooien en luizen) en ze brengen ziektes over (zoals malaria en in het verleden de pest). Daarnaast zijn er ook veel nuttige insecten, zoals het lieveheersbeestje dat helpt om bladluizen in toom te houden, bijen vanwege de honing, en allerlei afvaleters. Sommige omstandigheden maken het insecten wel lastig. Zo vind je vrijwel geen insecten op en in de zee, langs de zeekust en in koude gebieden. Beneden de 10 C worden insecten namelijk erg sloom. Ze zijn niet warmbloedig, dus zijn ze afhankelijk van de warmte van de zon. Toch zijn er insecten, die dankzij een soort ingebouwde anti-vries zelfs een kou van 60 C onder nul kunnen overleven. Voortplanting Er zijn een paar insecten die hun jongen levend ter wereld brengen: ze zijn levendbarend. Veruit de meeste insecten leggen eitjes, waaruit de larven (zo heten de jonge insecten) tevoorschijn komen. Insecten leiden meestal 2 verschillende levens. Het eerste als ze larve zijn, het tweede als ze volwassen zijn. In die 2 verschillende levens zien ze er meestal ook heel insecteneitjes: links van een anders uit. De larve is alleen maar bezig met eten. Hij kever, rechts van een waterjuffer vervelt een aantal keren waarbij hij steeds iets groter wordt. Soms verandert hij ook al een klein beetje. Als hij genoeg gegeten heeft, gaat hij in rust en wordt een pop. Uit die pop komt dan het volwassen insect te voorschijn. Een volwassen insect vervelt niet meer: het kan dus niet groter meer worden. De verandering van een net uit het ei gekropen larve tot de volwassen vorm heet een volledige metamorfose (bijvoorbeeld bij een vlinder, wesp, kever of vlieg) . Als een insect als larve al wel op het volwassen insect lijkt, maar nog geen vleugels heeft, noem je het een onvolledige metamorfose (bijvoorbeeld bij de sprinkhaan). Larven zien er vaak wormachtig uit, zoals rupsen en maden. Sommige roofkevers hebben larven die niet wormachtig zijn, zoals rechts de larve van een lieveheersbeestje. Sociale insecten De meeste soorten insecten leven alleen, en laten hun jongen aan hun lot over. Er zijn een paar soorten sociale insecten, die juist in kolonies leven en goed voor hun jongen zorgen. Zij zorgen samen voor een nest en voor het voedsel van de hele kolonie. Voorbeelden van sociale insecten zijn mieren en veel soorten bijen en wespen. Ze zijn met elkaar verwant: ze behoren allemaal tot de vliesvleugeligen. Hun samenwerking werkt goed: mieren zijn waarschijnlijk de meest talrijke soort die op aarde voorkomt. Project Dieren F-verrijking week 7 4 een raat in een bijenkorf,waarin zowel larven als werksters te zien zijn Zowel een bijenvolk, een wespenvolk als een mierenvolk heeft een koningin die eitjes legt en zo in haar eentje zorgt voor nakomelingen. Ze legt vooral eieren waar werksters uitkomen, maar voor de paartijd legt ze ook eitjes waar mannetjes of nieuwe koninginnen uitkomen. De rest van de vrouwtjes, de werksters, zijn onvruchtbaar. Bij de mieren hebben de werksters geen vleugels. In de paartijd zijn er wel vrouwtjes en mannetjes met vleugels. Zij vliegen uit bij warm weer om nieuwe kolonies te beginnen. De mannetjes bij de sociale insecten zijn er voor de voortplanting, maar hebben verder weinig functie. Er zijn dan ook veel meer werksters dan mannetjes. Bij wespen overleven alleen de nieuwe koninginnen de winter. Zij zoeken een plekje om te overwinteren. Bij de bijen overwinteren zowel de koningin als de werksters. Wist je dat… insecten geen longen hebben, maar zuurstof krijgen via gaatjes aan de zijkanten van hun lichaam? insecten zo licht zijn dat ze zelden gewond raken als ze vallen? een vlo meer dan 30 cm hoog kan springen? Dit kun je vergelijken met een mens die 245 m hoog springt, wat hoger is dan een flat met 70 verdiepingen. het mannetje van de bidsprinkhaan na de paring door het vrouwtje wordt opgevreten? het grootste insect meer dan 10 cm lang is en het kleinste kleiner dan 2 mm? een Indiase maanvlinder een partner kan ruiken op een afstand van 11 km? een vrouwtjessprinkhaan na de paring vaak het mannetje opvreet? Japanse bijen een indringer in hun nest kunnen doden door deze te oververhitten? Ze gaan dan om de indringer heen zitten en wapperen heel hard met hun vleugels waardoor ze heel warm worden. Omdat de bijen net een iets grotere hitte kunnen verdragen dan de indringer, sterft deze terwijl de bijen het overleven. Info plus – Opdrachten 1. Hoe zou het komen dat zo veel mensen bang zijn voor spinnen?. 2. Kijk bij het stukje ‘kaken en mond’. Wat voor soort kaken en mond hebben veel insecten die lastig zijn voor de mens? 3. Teken jezelf op een tekenvel (groot) als volwassen insect. Haal uit de tekst de voorwaarden die een insect tot insect maken en zorg dat je daaraan voldoet. Kies een aantal opties en teken die erbij. Teken klein bovenaan of onderaan de bladzijde de metamorfose die je doormaakt tot volwassen ‘insect’. Project Dieren F-verrijking week 7 5