Document

advertisement
Europees Parlement
2014-2019
Commissie internationale handel
18.10.2016
WERKDOCUMENT
Naar een nieuw handelskader tussen de Europese Unie en Turkije, en de
modernisering van de douane-unie
Commissie internationale handel
Rapporteur: David Borrelli
DT\1107528NL.docx
NL
PE592.291v01-00
In verscheidenheid verenigd
NL
OPMERKING VOORAF
De onderhavige kwestie is verre van eenvoudig: enerzijds moeten we het nut van een
handelsovereenkomst (dat wil zeggen: de douane-unie EU-Turkije) en de potentiële voordelen
van de versterking ervan beoordelen, anderzijds mogen we de bijzondere politieke en
institutionele context van onze partners in het licht van de recente gebeurtenissen niet
vergeten.
Ik ben van mening dat we ons bij onze werkzaamheden moeten laten leiden door twee
richtsnoeren:
o enerzijds de specifieke aard van ons werk als de commissie INTA, die sectoraal
opereert en gericht is op handelsbetrekkingen;
o anderzijds door het besef dat ons optreden past binnen en hand in hand moet gaan met
de meer integrale en strategische benadering waartoe de EU voor haar betrekkingen
met de rest van de wereld heeft besloten, en die bovendien een duidelijke
waardendimensie omvat.
We kunnen zeggen dat we onze taak hebben volbracht als we erin slagen vooruitgang te
boeken in onze eigen sector en tegelijkertijd toegevoegde waarde te kunnen bieden aan het
gehele optreden van de EU.
Het zal ons helpen om bij onze overwegingen een aantal strategische dimensies te overwegen,
zoals de tijdsdimensie. De huidige douane-unie is 20 jaar lang van invloed geweest op onze
betrekkingen; de overeenkomst die we sluiten, in welke vorm dan ook, zal waarschijnlijk een
evenzo langdurig effect hebben. Daarom moeten we in ons achterhoofd houden dat we ons
niet alleen voor het heden inzetten, maar ook voor de nabije toekomst en de toekomst op de
lange termijn. Dit moeten we duidelijk voor ogen houden en ook aan alle belanghebbenden
duidelijk maken.
Een andere strategische dimensie die ons beperkt is de ruimtelijke dimensie: Turkije is ons
buurland, altijd al geweest, en door de toenemende globalisering zal het land nog naderbij
komen.
We streven dan ook naar resultaten waarmee we steeds vaker te maken zullen hebben in ons
leven en die een steeds grotere invloed op ons zullen hebben, en dit vereist aandacht. Onze
taak is het grote geheel te beoordelen, in de wetenschap dat de effecten tot in de kleinste
details merkbaar zullen zijn: dit is het referentiescenario.
Waarschijnlijk moeten we ook een nieuw taalgebruik aanwenden: een deel van de beoogde
technische mogelijkheden bevordert louter de commerciële aspecten, maar draait het
toetredingsproces terug; andere stellen het tegenovergestelde voor.
Dit werkdocument heeft in de eerste plaats tot doel om het probleem op de juiste wijze te
situeren, rekening houdend met de duur van de te nemen besluiten, met de gevolgen daarvan
en met de deuren die hierdoor open of juist dicht zullen gaan, ook in het licht van de
betrokken actoren.
PE592.291v01-00
NL
2/6
DT\1107528NL.docx
1. ACHTERGROND
Afgezien van hun geschiedenis en gemeenschappelijke geografische ligging, dateren de
handelsbetrekkingen tussen de EU als instituut en Turkije officieel uit 1963.
Het echte keerpunt op bilateraal niveau kwam in 1995 toen Ankara en Brussel besloten om de
douane-unie op te zetten die tot op de dag van vandaag het uitgangspunt vormt voor elke
economische en handelsbetrekking tussen de EU en Turkije. Deze nog van kracht zijnde
overeenkomst wordt beschouwd als de voorwaarde voor de integratie van Turkije in de
Europese markt en als de reden waardoor het land zich tussen de twintig landen heeft weten te
scharen met het hoogste bbp ter wereld.
De ontwikkeling van Turkije heeft in de afgelopen jaren een enorme vlucht genomen, maar
was niet zonder tegenstrijdigheden. Regionale instabiliteit na de zogenaamde "Arabische
Lente" enerzijds, en de recente interne ontwikkelingen anderzijds, hebben een moeizaam
klimaat doen ontstaan en onzekerheid onder buitenlandse investeerders gecreëerd. Door de
grootschalige herconfiguratie van het politieke, bestuurlijke en gerechtelijke apparaat neemt
de bezorgdheid over de effectieve handhaving van de rechtsstaat toe.
De modernisering van de douane-unie vindt plaats op een cruciaal moment voor de
betrekkingen tussen de Europese Unie en Turkije. De twee partijen zijn gehouden om hun
handelsbetrekkingen opnieuw vast te stellen, ook om te voorkomen dat het enige kanaal dat
daadwerkelijk openstaat, verstopt raakt, met als gevolg dat de afstand tussen Ankara en
Brussel nog groter wordt op een moment dat er nieuwe strategische markten worden
opengesteld (bijvoorbeeld Iran en Centraal-Azië).
De Overeenkomst van Ankara moet dan ook in het licht van het bovenstaande worden herzien
in verband met twee beperkingen: het moet een economische en commerciële grondslag
hebben, en anderzijds serieus en concreet rekening houden met de mondiale politieke en
institutionele situatie.
2. HET HUIDIGE KADER VAN DE DOUANE-UNIE
Het wettelijk kader voor de handelsbetrekkingen tussen de EU en Turkije wordt geregeld door
de associatieovereenkomst van 1963 (de zogeheten Overeenkomst van Ankara), het
Aanvullend Protocol van 1970 en een reeks besluiten (2/76, 1/80, 3/80 en 1/95) die door de
Associatieraad EU-Turkije zijn goedgekeurd. Besluit 1/95 legt de basis voor de regels inzake
de handel in goederen in de douane-unie. Deze handelingen zouden samen de route
uitstippelen die, via de douane-unie en de afstemming op de vier vrijheden, moest leiden tot
de toetreding van Turkije. In december 1999 werd Turkije officieel erkend als kandidaatlidstaat, en in 2005 werden de onderhandelingen gestart.
In de afgelopen twintig jaar heeft de douane-unie bewezen een belangrijk instrument te zijn
dat de economische ontwikkeling van Turkije heeft begeleid middels het stimuleren van de
versterking van de interne Turkse markt, van de uitvoer naar de EU en de invoer uit de EU,
van de geleidelijke aanpassing aan het acquis communautaire, van meer keuze voor de Turkse
consument, maar ook van de gegenereerde omzet door het handelsverkeer. De verschillende
brancheorganisaties – zowel Turkse als Europese – hebben opnieuw hun wens uitgesproken
voor een nieuwe overeenkomst inzake de douane-unie. Dit standpunt wordt bovendien
DT\1107528NL.docx
3/6
PE592.291v01-00
NL
onderschreven door de analyses van de Wereldbank.
Op basis van de werkzaamheden van de werkgroep van hoge ambtenaren van de Europese
Unie en Turkije, hebben de Commissie en de Turkse regering hun voornemen aangekondigd
om de onderhandelingen over een versterking van de bilaterale handelsbetrekkingen in mei
2015 te openen.
Cruciale aspecten van de werking van de douane-unie
De rapporteur acht het van belang om de belanghebbenden door de Monitoring Group te laten
raadplegen:
Europese Unie: FTA (Free Trade Association); FESI (Federation of the European Sporting
Goods Industry); UNITEE (New European Business Confederation); EURATEX (European
Textile Industries); ESF (European Services Forum); EUROMETAUX; Digital Europe;
Spirits Europe; EFPIA (European Federation of Pharmaceutical Industries and Associations),
Copa-Cogeca, Coldiretti, Conftrasporti.
Turkije: Ministerie van Economische Zaken; Permanente vertegenwoordiging van Turkije bij
de Europese Unie; TÜSİAD (Turkish Industry and Business Association); Istanbul
Economics; TOBB (Union of Chambers and Commodity Exchange of Turkey); UND
(International Transporters Association); TÜRKONFED (Turkish Enterprise and Business
Confederation).
Samengevat wijzen de resultaten op een aanzienlijke en positieve erkenning van de door de
douane-unie
voorgebrachte
voordelen
op
het
gebied
van
handelsen
investeringsmogelijkheden voor zowel de Europese als Turkse ondernemingen, maar deze
gaan gepaard met een aanzienlijk aantal redenen tot bezorgdheid.
Het Europese perspectief:
a) De toenemende starre houding van de Turkse douane jegens een hele reeks van
Europese goederen. Sinds 2014 wordt bijvoorbeeld bij besluit 6692/2014 van de
Turkse regering een reeks invoerrechten (van 30 % tot 50 %) opgelegd op schoeisel
dat van buiten de EU afkomstig is en in het land wordt ingevoerd. Dit besluit creëert
een kostenpost voor Europese bedrijven van naar schatting 30 tot 45 miljoen EUR. Op
basis van andere gegevens worden de kosten van de rechten geraamd op
82 miljoen EUR, de kosten van aanvullende tests op 1,3 miljoen EUR, een gemiddelde
vertraging in afwachting van de resultaten van de tests van 19 dagen (waarmee
2 miljoen EUR aan kosten gemoeid is), en een percentage van 27 % van
daadwerkelijk niet-conform schoeisel in verhouding tot het onderzochte schoeisel (van
slechts 0,5 %).
b) Te trage vooruitgang bij de aanpassing van de Turkse wetgeving aan het acquis
communautaire, met name met betrekking tot staatssteun.
c) Het ontbreken van een geschillenbeslechtingssysteem.
PE592.291v01-00
NL
4/6
DT\1107528NL.docx
d) De niet-toepassing van het protocol van Ankara met betrekking tot Cyprus.
Het Turkse perspectief:
a) Ontoereikende deelname aan het besluitvormingsproces van de Europese Unie:
Turkije is verplicht om zijn eigen douane- en handelswetgeving af te stemmen op het
Europese recht, zonder mogelijkheid om in te grijpen in het besluitvormingsproces dat
eraan voorafgaat.
b) Asymmetrie in de vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en derde landen. Binnen
de EU zijn thans 48 vrijhandelsovereenkomsten van kracht, maar Turkije is slechts bij
19 hiervan partij, en er wordt vaak gezegd dat dit voortkomt uit het feit dat bepaalde
derde landen niet bereid zijn om met Turkije over een verdrag te onderhandelen. De
toepassing van de zogenaamde Turkije-clausule wordt indien nodig ingeroepen, met
name met betrekking tot de lopende onderhandelingen in het kader van het TTIP.
c) De moeilijkheden bij de afgifte van visa, met name voor ondernemingen en
werknemers.
d) Het gebruik van handelsbeschermingsinstrumenten.
3. ONDERHANDELINGEN
HANDELSBETREKKINGEN
OVER
EEN
NIEUWE
STRUCTUUR
VOOR
Toekomstige onderhandelingen mogen echter niet uitsluitend worden ingegeven door de
veroudering van en de opgebouwde wrok in het huidige wettelijke kader, maar ook door de
beperktheid ervan op het moment dat gebieden worden uitgesloten die van fundamenteel
belang zijn voor de handelsbetrekkingen, zoals landbouw, diensten, overheidsopdrachten,
grondstoffen, regelgevende samenwerking, duurzame ontwikkeling, het mkb en
investeringsbescherming. De discussie over deze onderwerpen moet in samenhang met andere
onbeantwoorde kwesties worden bezien, zoals de rechten van werknemers en, meer in het
algemeen, de beoordeling van de sociale gevolgen voor de Europese interne markt.
Er zijn drie scenario's mogelijk met betrekking tot de ontwikkeling van het huidige wettelijke
kader:
handhaving van de status quo, dat wil zeggen, de douane-unie van 1995 zonder
wijzigingen;
modernisering van de douane-unie om haar evenwichtiger en doeltreffender te maken,
en de gelijktijdige versterking ervan middels een overeenkomst waarin de uitgesloten
sectoren worden bestreken;
vervanging van de douane-unie met een diepe en brede vrijhandelsovereenkomst
(DCFTA) naar analogie van het model van de door de EU in de afgelopen jaren
gesloten vrijhandelsovereenkomsten.
DT\1107528NL.docx
5/6
PE592.291v01-00
NL
De evaluatie van de verschillende opties en de voortgang in de tenuitvoerlegging ervan is een
delicate en technische kwestie. Er moet worden gestreefd naar verenigbaarheid tussen de
belangen en visies van beide partijen.
Zo is Turkije voorstander van de liberalisering van diensten, maar niet als het gaat om de
landbouw en overheidsopdrachten. De dienstensector is goed voor 70 % van de Turkse
economie, maar tegelijkertijd gaat deze sector gebukt onder vele regelgevingsbelemmeringen.
De landbouw stelt de EU voor moeilijkheden, met name op het gebied van fytosanitaire
voorschriften. Bovendien vergt volledige liberalisering op dit gebied bijzondere aandacht
voor de specifieke kenmerken van de landbouw in het Europese deel van het Middellandse
Zeegebied, in verband met de problematiek op het gebied van fraude en namaak. Wanneer de
liberalisering van de vervoersquota, waar Turkije herhaaldelijk om heeft verzocht, wordt
doorgevoerd zonder voorafgaande harmonisatie van de huidige regels, ontstaat het gevaar dat
sociale dumping wordt gestimuleerd.
In dit verband komen de resultaten van de effectbeoordeling van de Europese Commissie, die
volgens het voorgestelde mandaat zal worden gepubliceerd, dan ook van pas.
Tot slot is er het onbeantwoorde kwestie betreffende energie over de vraag of het wenselijk is
om een hoofdstuk over energie in de onderhandelingen op te nemen, daar Turkije een
belangrijke partner is voor de continuïteit en diversificatie van de energievoorziening van de
EU.
CONCLUSIE
Rekening houdend met hetgeen er aan het begin van dit werkdocument is gezegd, achten wij
het wenselijk dat het opstellen van de resolutie, dat onder onze verantwoordelijkheid valt, pas
plaatsvindt na kennis te hebben genomen van het voorgestelde mandaat van de Commissie,
juist om ons in staat stellen dit mandaat niet alleen binnen de reikwijdte van onze
institutionele activiteiten (INTA) te beoordelen, maar het ook te plaatsen binnen de mondiale
context van het EU-optreden.
We kunnen in dat geval ook echte toegevoegde institutionele en politieke waarde bieden als
we twee soorten resultaten weten te bewerkstelligen:
o formulering van concrete, gedetailleerde en haalbare voorstellen voor het specifieke
geval van de douane-unie;
o de gelijktijdige bevordering van de steun voor sociale waarden, die van de
vakverenigingen en voor de eigen rechten van de EU door middel van
vooruitstrevende en bindende onderhandelingsinstrumenten (zoals de uitbreiding van
de werkingssfeer van de overeenkomsten).
Onze commissie staat voor een belangrijke uitdaging die, eenmaal overwonnen, ons in staat
zal stellen om zowel de EU als Turkije concreet van dienst te zijn.
PE592.291v01-00
NL
6/6
DT\1107528NL.docx
Download