Technical Note – Fosfaatkortingen NP scherp

advertisement
Technische notitie betreffende kortingen op fosfaatgebruiksnormen rekenvariant NP scherp
in het kader van de Evaluatie van de Meststoffenwet 2016
Vastgestelde nota voor de onderbouwing van de fosfaatgebruiksnormen in rekenvariant NP-scherp
Betrokkenen: Marijke Koning, Erik Mulleneers, Jacob van Vliet, Wilbert van Zeventer, Hans van
Grinsven, Albert Bleeker, Aaldrik Tiktak, Oscar Schoumans, Piet Groenendijk, Phillip Ehlert, Gerard
Velthof, Jantine van Middelkoop en Tanja de Koeijer.
1
Inleiding
In rekenvariant C vindt een aanscherping van de fosfaatgebruiksnorm plaats, die meer in lijn is met
het bemestingsadvies. De belangrijkste argumenten vanuit de Ministeries (EZ & I&M) hierbij zijn:
a) Met name in zuidelijke regio van Nederland treedt nog te veel fosfaatuit- en afspoeling op naar
het oppervlaktewater. Vanuit de Kaderrichtlijn Water zijn doelen gesteld aan de hoeveelheid
fosfaat in de oppervlaktewateren (in 2027), die nog niet worden gerealiseerd en gezien de
trendmatige ontwikkeling ook niet gerealiseerd gaan worden.
b) De huidige fosfaatgebruiksnormen in het vijfde actieprogramma Nitraatrichtlijn zijn gebaseerd op
evenwichtsbemesting. Dat wil zeggen dat het uitgangspunt is dat op bouwland en grasland
minstens de hoeveelheid fosfaat via bemesting wordt gegeven die de gewassen onttrekken in een
groeiseizoen. Voor bouwland geldt dat de fosfaatgebruiksnormen zijn gebaseerd op een
gemiddeld bouwplan van een akkerbouwbedrijf. Wel is er rekening mee gehouden dat op
fosfaatarme en fosfaatfixerende gronden meer fosfaat nodig is. Voor die gronden gelden dan ook
hogere fosfaatgebruiksnormen. Dat geldt ook voor gronden met een fosfaattoestand tussen
fosfaatarm en ‘neutraal’. Er worden namelijk naast de fosfaatarme en fosfaatfixerende gronden
drie klassen of categorieën onderscheiden: laag, neutraal en hoog. In de gebruiksnormen voor
fosfaattoestand hoog ligt de norm iets onder de gemiddelde onttrekking vanwege de hoeveelheid
fosfaat die in de bodem aanwezig is. Met de fosfaattoestand van de bodem, op bouwland
aangeduid met het Pw-getal en op grasland met het PAL-getal, wordt dan ook in de huidige
mestregelgeving rekening gehouden.
c)
In de vigerende bemestingsadviezen die in de agrarische sector gelden voor akkerbouwgewassen
en grasland wordt bij hoge fosfaattoestanden aanmerkelijk minder fosfaat via bemesting
geadviseerd dan de plant onttrekt. De bodem bevat op deze gronden ruim voldoende voor het
gewas beschikbaar fosfaat dat onttrokken kan worden als het gewas minder fosfaat aangeboden
krijgt. Door dit principe ook toe te passen bij de fosfaatgebruiksnormen is het mogelijk deze
normen voor fosfaattoestand boven voldoende verder te verlagen.
De berekeningen moeten duidelijk maken welke bijdrage via een gericht bemestingsplan is te leveren
aan (1) de doelen van de Kaderrichtlijn Water ten aanzien van de fosfaatbelasting van het
oppervlaktewater, (2) het streven van een fosfaattoestand voldoende voor Nederlandse
landbouwgronden en (3) de vermindering van de bijdrage van de diffuse bronnen aan de belasting van
het oppervlaktewater (conform het rapport van Groenendijk et al., in voorbereiding). Ook moet uit de
berekeningen duidelijk worden wat deze maatregel betekent voor de mestplaatsingsruimte.
Hieronder volgen de achtergronden voor de invulling van de fosfaatgebruiksnormen in variant C,
waarbij het fosfaatbemestingsadvies als basisprincipe wordt gehanteerd. De ministeries van EZ en I&M
zijn (nauw) betrokken geweest bij de uitwerking en het opstellen van deze variant C. De uitkomsten
worden afgezet tegen de huidige fosfaatgebruiksnormen zoals deze zijn vastgelegd in het 5e NAP. In
het 5e NAP is uitsluitend een onderscheid gemaakt in specifieke gebruiksnormen voor grasland en
bouwland, waarbij rekening wordt gehouden met de fosfaattoestand van de bodem. Ook bij de
aanscherping van de normen in Variant C willen de Ministeries voor deze eenvoud kiezen.
2
Fosfaatbemestingsadvies
Als uitgangspunt wordt het bemestingsadvies voor grasland en voedergewassen gehanteerd 1 en het
bemestingsadvies voor akker- en vollegrondsgroentegewassen 2. Binnen deze bemestingsadviezen
wordt voor fosfaat onderscheid gemaakt in een bodemgericht bemestingsadvies en gewasgericht
bemestingsadvies. Het bodemgerichte advies heeft toe doel om de fosfaattoestand van de bodem op
een streefwaarde te brengen die noodzakelijke voor een goede teelt van gewassen (kwantiteit en
kwaliteit) en die toestand te handhaven. Het gewasgerichte advies heeft tot doel om het betreffende
gewas van voldoende fosfaat te voorzien gegeven de fosfaattoestand van de bodem voorafgaand aan
de teelt ervan.
2.1 Bodemgerichte bemestingsadvies en waardering fosfaattoestand van de zode of
bouwvoor
Het nieuwe bemestingsadvies voor gras en voedergewassen is gebaseerd op twee bepalingsmethoden:
namelijk P-CaCl 2 en P-AL-getal. P-CaCl 2 is een maat voor de directe beschikbaarheid en P-AL is een
maat voor de totale hoeveelheid fosfaat in de bouwvoor; de ratio P-AL/P-CaCl 2 is een maat voor het
nalevering van de bodem. Er is nog geen klasse-indeling of streeftoestand vastgesteld voor gras en
maïs. De Commissie Bemesting Grasland en Voedergewassen (CBGV) is daar wel mee bezig, maar is
op korte termijn niet te verwachten. Om deze reden is voor de EMW nog de oude klasse-indeling
gehanteerd. Hierbij is het bodemgerichte bemestingsadvies voor grasland gebaseerd op uitsluitend het
P-Al getal van de bodemlaag of zode (0-10 cm). De waardering van het P-AL getal hangt af van de
grondsoort (tabel 1).
Tabel 1. Waardering fosfaattoestand van de bodem voor de teelt van grasland gebaseerd op
uitsluitend P-AL. 3
Waarderingsklasse
Laag
Vrij laag
Voldoende
Ruim voldoende
Hoog
Grasland
PAL-waarde
(mg P 2 O 5 per 100 gram grond)
Zand, dalgrond,
Rivierklei
Löss
zeeklei en veen
< 16
< 14
< 13
16 - 26
14 - 22
1318
27 - 35
23 - 30
19 26
36 - 50
31 - 46
27 40
> 50
> 46
> 40
Bij dit bodemgerichte bemestingsadvies voor grasland wordt gestreefd om een P-AL-getal van 30 in de
zode 0-10 cm te realiseren, behalve voor zandgronden; daar wordt gestreefd naar een P-AL-getal van
40. Door bij een lage fosfaattoestand meer fosfaat te geven dan de onttrekking (gewasgericht advies)
en bij een hoge fosfaattoestand minder fosfaat dan de onttrekking wordt de fosfaattoestand van de
bodem na verloop van tijd verhoogd resp. verlaagd naar een fosfaattoestand voldoende. De indeling
naar ‘zand, dalgrond, zeeklei en veen’ komt in Nederland het meest voor. Verder worden ook in die
gebieden de doelstellingen van de KRW niet altijd gerealiseerd. Om deze reden worden de
klassengrenzen voor deze groep gronden als uitgangspunt gekozen en wordt de streefwaarde van 40
als belangrijke landbouwkundige grenswaarde gehanteerd, namelijk de (hogere) streefwaarde voor
zandgronden, zodat er voor andere grondsoorten er landbouwkundig geen knelpunten zijn te
verwachten.
De waardering van de fosfaattoestand van de bouwvoor voor maïsland is in deze studie gelijk gesteld
aan die voor bouwland, omdat een waarderingssysteem voor fosfaat nog in ontwikkeling is en niet is
gepubliceerd. Bij de fosfaatwaardering voor bouwland wordt er geen onderscheid naar grondsoort
1
C.B.G.V. Adviesbasis bemesting grasland en voedergewassen (www.bemestingsadvies.nl). Wageningen UR Livestock
Research, Lelystad.
http://www.kennisakker.nl/kenniscentrum/handleidingen/adviesbasis-voor-de-bemesting-van-akkerbouwgewassen &
http://www.handboekbodemenbemesting.nl/nl/handboekbodemenbemesting/over-handboek-bodem-en-bemesting.htm
3
http://www.bemestingsadvies.nl/bemestingsadvies/Adviesbasis%20maart%20II%202012%20def.pdf
2
gemaakt (tabel 2). De toestand wordt uitgedrukt in het Pw-getal, dat aangeeft hoeveel fosfaat in de
bouwvoor direct beschikbaar is. Voor bouwland wordt voor alle gronden een streefwaarde van Pw van
30 mg P 2 O 5 per liter grond nagestreefd, behalve in zeekleigronden; daar bedraagt de streefwaarde 25
mg P 2 O 5 per liter grond. Tevens is er voor bouwland wel een specifiek advies om de fosfaattoestand
van de bodem te verhogen tot het streefgetal (tabel 3; voorraadbemesting). Door het optreden van
negatieve effecten van grote fosfaatgiften in één keer, wordt geadviseerd niet meer dan 500 kg P 2 O 5
per ha per jaar te geven.
Tabel 2. Waardering fosfaattoestand
per van de bodem voor bouwland.
Bouwland
PW-waarde
(mg P2 O5 per liter
grond)
Categorie
alle grondsoorten
Zeer laag
< 11
Laag
11 - 20
Voldoende
21 - 30
Ruim voldoende
31 - 45
Vrij hoog
46 - 60
Hoog
> 60
Tabel 3. Geadviseerde voorraadbemesting in kg P 2 O 5
ha.
Waardering
zeer laag
laag
voldoende
Pw-getal
1
5
10
15
20
25
30
grondsoort
zand,
zeeklei
rivierklei,
lö
1710
1500
1340
990
700
440
210
0
1130
780
490
230
0
0
Het bodemgerichte advies gaat uit van het op peil houden van de fosfaattoestand voldoende. De
benodigde fosfaatgift wordt gelijk gesteld aan de onttrekking plus “onvermijdbaar verlies”. Het
onvermijdbare verlies is in het bodemgerichte bemestingsadvies aangeduid op 20 kg P 2 O 5 /ha/jaar,
maar wordt niet gespecificeerd. Met onvermijdbaar verlies wordt bedoeld uit- en afspoeling uit de
bouwvoor en chemische fosfaatvastlegging in de bodem en biologische vaststelling in organische stof
die niet leiden tot een verhoging van het Pw-getal en nodig is om naast fosfaatafvoer de gewenste
fosfaattoestand te handhaven. De milieuverliezen uit de bouwvoor zijn relatief laag bij een
fosfaattoestand laag, maar kunnen sterk oplopen bij een hoge tot zeer hoge fosfaattoestand
afhankelijk van de hydrologische situatie.
2.2 Gewasgerichte bemestingsadvies
2.2.1 Grasland
Fosfaatbemesting wordt gegeven om een optimaal fosforgehalte in het gras te realiseren en om zeker
te stellen dat melkkoeien voldoende fosfor (P) opnemen. In het bemestingsadvies wordt via de
bemesting gestuurd op een P-gehalte van 3,5 g per kg ds in vers gras. Dan heeft gras voldoende P uit
de bodem en bemesting kunnen opnemen en wordt voldaan aan de P-behoefte van melkkoeien en is
er geen opbrengstderving. Indien de toestand in de bodem van een perceel relatief laag is, is er ook
een hoger advies om zo de fosfaattoestand geleidelijk aan te kunnen verhogen tot voldoende hoog.
Dit komt overeen met sturen op een P-gehalte in gras van 3,7 g P per kg ds. Dit gewasgerichte advies
kan ook gebruikt worden voor rantsoenen die veel snijmaïs bevatten, want dan kan 3,5 g P per kg ds
te weinig zijn als dit niet met krachtvoer wordt gecompenseerd.
Het advies voor de eerste snede is afhankelijk van deze beide parameters, de grondsoort en de
behoefte aan fosfaat in de grassnede als ruwvoer (Figuur 1; hierbij is uitgegaan van
gestandaardiseerde N-, K-giften e.d.). N.B. Alleen de gift van de eerste snede is gebaseerd op
grondonderzoek. Bemestingen van overige sneden is uitsluitend afhankelijk van de fosfaatafvoer.
Overige sneden reageren doorgaans niet of nauwelijks op fosfaattoestand en fosfaatbemesting.
Fosfaatgift
Fosfaatgift voor 1ste snede gras op zandgrond (3.5 g P per kg ds)
(kg P2O5 per ha)
120
120
Fosfaatgift Fosfaatgift voor 1ste snede gras op zandgrond (3.7 g P per kg ds)
(kg P2O5 per ha)
P-AL
P-AL
100
10
100
10
10
80
15
80
20
25
60
30
35
40
15
20
60
20
25
30
40
35
50
40
50
0
0
0.5
15
20
25
30
35
40
50
40
30
20
40
10
50
60
20
70
60
0
1
1.5
2
P-CaCl2 (mg P per kg grond)
0
2.5
0.5
Fosfaatgift
Fosfaatgift voor 1ste snede gras op klei- en lossgrond (3.5 g P per kg ds)
(kg P2O5 per ha)
120
120
100
100
10
80
15
1
1.5
2
2.5
P-CaCl2 (mg P per kg grond)
3
3.5
Fosfaatgift
Fosfaatgift voor 1ste snede gras op klei- en lossgrond (3.7 g P per kg ds)
(kg P2O5 per ha)
P-AL
80
P-AL
10
10
60
10
15
60
20
15
40
20
20
15
25
40
30
35
25
30
20
20
20
35
0
0
0
0.5
1
1.5
2
P-CaCl2 (mg P per kg grond)
0
2.5
Fosfaatgift
Fosfaatgift voor 1ste snede gras op veengrond (3.5 g P per kg ds)
(kg P2O5 per ha)
120
120
100
100
0.5
1
1.5
2
2.5
P-CaCl2 (mg P per kg grond)
3
3.5
Fosfaatgift
Fosfaatgift voor 1ste snede gras op veengrond (3.7 g P per kg ds)
(kg P2O5 per ha)
P-AL
10
15
P-AL
80
80
10
10
60
10
20
15
20
60
15
15
20
40
25
35
25
40
40
35
20
20
20
0
50
0
0
0.5
1
1.5
2
P-CaCl2 (mg P per kg grond)
2.5
50
40
0
0.5
1
1.5
2
2.5
P-CaCl2 (mg P per kg grond)
3
3.5
Figuur 1. Bemestingsadvies voor de eerste snede van grasland, welke is gebaseerd op het twee
parametersysteem P-CaCl 2 (mg P/kg) en P-Al-getal (mg P 2 O 5 /100 g).
Als de fosfaattoestand van de zode beneden de streefwaarde ligt (voor zand een P-AL-getal ≤ 40 en
voor de overige grondsoorten bij een P-AL-getal ≤ 30) én de gewasgerichte fosfaatadviesgift in de
eerste snede lager is dan de fosfaatonttrekking van de eerste snede, dan wordt aangeraden om de
onttrekking (ruim) te compenseren. Boven een P-AL-getal van 40 (op zand) of 30 (op overige
grondsoorten) neemt het P-gehalte nog maar minimaal toe bij het stijgen van P-AL-getal en/of PCaCl 2 . Bemesting met fosfaat is dan alleen nodig om de bodemvruchtbaarheid in stand te houden. Dit
wordt bereikt door na de eerste snede gewasonttrekking te compenseren conform het advies dat in
tabel 4 is aangegeven.
Tabel 4. Advies voor de fosfaatbemesting in kg P 2 O 5 per ha op alle grondsoorten na de eerste
grassnede.
Wordt een perceel met een hoge fosfaattoestand (P-AL-getal > 50) meer dan twee keer gemaaid, dan
wordt een grote hoeveelheid fosfaat afgevoerd. Hierdoor is het mogelijk dat voor de latere sneden
onvoldoende voor de plant opneembaar fosfaat aanwezig is. In deze situatie wordt geadviseerd één
van de volgende sneden te bemesten met 25 kg P 2 O 5 per ha (lichte snede 20 kg per ha). Indien wordt
gestuurd op 3,5 P per kg ds dan is deze 25 kg P 2 O 5 per ha voldoende en indien sprake is van veel
maïs als ruwvoer, zodat er wordt gestuurd op 3,7 P per kg ds, dan dient op zandgronden rekening
gehouden te worden met een fosfaatgift van de eerste snede van ook 25 kg P 2 O 5 per ha (P-AL-getal
50 – 60; figuur 1 rechts), zodat de totale jaarlijkse fosfaatgift maximaal 50 kg P 2 O 5 per ha bedraagt.
In Tabel 5 is aangegeven hoe de fosfaatadviesgift varieert voor een fosfaattoestand voldoende (voor
het realiseren van een gehalte in het gewas van 3,5 g P per kg vers ds). De bovengrens van de
adviesgiften gelden voor een relatief laag P-CaCl 2 waarde. Indien op 3,7 g P per kg ds wordt gestuurd
en wordt onttrokken, i.v.m. het gebruik van veel maïs als ruwvoer, dan liggen de jaarlijkse
fosfaatgiften afhankelijk van de grondsoort 10-40 kg P 2 O 5 per ha hoger. Bij een fosfaattoestand
voldoende zijn de adviezen voor gras op zand het hoogst. In de praktijk kan er voorkomen dat de Pafvoer hoger of lager is dan de variatie die in de tabel 5 zijn aangegeven. In de kringloopwijzer wordt
hiermee wel rekening gehouden, maar is in het kader van de EMW2016, i.o.m. de Min. van EZ &I&M,
nog buiten beschouwing gelaten, omdat dit nog geen regulier beleid is.
Tabel 5. Jaarlijkse inschatting van de fosfaatbemesting in kg P 2 O 5 per ha voor alle grondsoorten bij
een fosfaattoestand voldoende (links 3,5 g P per kg ds en rechts 3,7 g P per kg ds)
Gras P toestand
voldoende
streefwaarde
bouwvoor
P-AL
mg P2O5 / 100 gr
zand, dalgrond
rivierklei
zeeklei
lossgrond
veengrond
27 - 35
23 - 30
27 - 35
19 - 26
27 - 35
gift 1e snede
P-CaCl2
mg P / kg
0.8 - 1.5
0.2 - 0.4
0.2 - 0.4
0.2 - 0.4
0.2 - 0.4
vervolgsneden
P-gift
kg P2O5/ha
vervolggift 1e snede
sneden
0 - 35
20 - 25
0 - 10
20 - 25
0
20 - 25
0 - 10
20 - 25
0
20 - 25
totaal 5
sneden
Gras P toestand
voldoende
streefwaarde
bouwvoor
P-AL
mg P2O5 / 100 gr
totaal 5
sneden
80 - 135
80 - 110
80 - 100
80 - 110
80 - 100
zand, dalgrond
rivierklei
zeeklei
lossgrond
veengrond
27 - 35
23 - 30
27 - 35
19 - 26
27 - 35
vervolgsneden
totaal 5
sneden
P-gift
kg P2O5/ha
vervolggift 1e snede
sneden
0 - 75
20 - 25
0 - 20
20 - 25
0 - 20
20 - 25
0 - 25
20 - 25
0 - 40
20 - 25
totaal 5
sneden
80 - 175
80 - 120
80 - 120
80 - 125
80 - 140
gift 1e snede
P-CaCl2
mg P / kg
0.8 - 3
0.8 - 1.5
0.8 - 1.5
0.8 - 1.5
0.8 - 2
Op grond van bovenstaande worden voor grasland de volgende uitgangspunten gekozen in Variant C.
In het huidige gebruiksnormensysteem wordt geen onderscheid gemaakt tussen de
grondsoorten en deze situatie blijft ook gehandhaafd in VAR C.
De adviezen voor zandgronden worden als uitgangspunt gekozen, omdat de adviezen voor
gras op klei/löss en veen liggen veelal lager liggen en hierdoor geen landbouwkundig risico
lopen.
We hanteren in de benaming voor de categorieklassen voor fosfaattoestand van bodem
nummers om geen verwarring te veroorzaken met de klassengrenzen en -benaming die in het
bemestingsadvies worden gehanteerd.
Benoem klasse 1 (“laag”) voor een P-AL-getal lager dan 27 (<27). Dit sluit goed aan bij de
klassegrens van het bemestingsadvies.
De klasse-indeling voor klasse 3 wordt ingesteld op > 40, omdat de waarde 40 wordt
gehanteerd als streefwaarde . De klasse 2 heeft dan als klassegrenzen 27 en 40.
In het bemestingsadvies voor grasland wordt voor de vervolgsneden een onderscheid
gemaakt in een P-AL-getal boven en onder de 50. Daarom wordt ook deze grens als
klassenindeling gehanteerd. Klasse 3 wordt dan het PAL-getal 41 t/m 50 en klasse 4 groter
dan 50.
Stel de fosfaatgift voor klasse 1 (PAL < 27) op 120 kg P 2 O 5 /ha. Dit is dan conform de gift
voor P-arme en P-fixerende gronden.
-
-
In het traject PAL-getal 27 - 40 (categorie 2) wordt een fosfaatgift gehanteerd van 90 kg
P 2 O 5 per ha. Dit is tegen de ondergrens van de fosfaatafvoer bij 5 sneden aan (tabel 5).
Voor klasse 4 (P-AL-getal boven de 50) wordt de fosfaatgift gelijk gesteld aan de adviesgift
voor de eerste snede van 3,7 g P per kg vers ds (25 kg P 2 O 5 per ha) en bij één van de
volgende sneden bij te bemesten 25 kg P 2 O 5 per ha. Totale gift 50 kg P 2 O 5 per ha. Hierdoor
zijn er geen landbouwkundige effecten te verwachten en wordt de bodem wel sneller in
fosfaattoestand verlaagd (‘uitgemijnd’) dan met de huidige gebruiksnormen.
De fosfaatgift in klasse 3 (meer dan voldoende) ligt tussen die van klasse 2 en 4 in. Ook in
deze klasse is de fosfaatgift lager dan de onttrekking.
Tabel 6. Samenvattende tabel voor fosfaatnormen grasland in VAR C
PAL-waarde
Categorie
fosfaatgift
1
2
3
4
(kg P2 O5 ha -1 j -1 )
120
90
75
50
(mg P2O5 per
100 gr grond)
< 27
27 - 40
41 - 50
> 50
2.2.2 Akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen (excl. maïs)
In het gewasgerichte fosfaatadvies voor Akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen wordt
onderscheid gemaakt naar fosfaatbehoefte (ingedeeld in gewasgroepen), fosfaattoestand van de
bouwvoor (0-25 cm) en grondsoort, zoals in onderstaande figuur 3 is aangegeven.
Dekzand, dalgrond, rivierklei, löss
250
Figuur 3. Fosfaatadviesgift
voor akkerbouw en
Fosfaatgift
(kg P2O5 per ha)
vollegrondgroenteteelt die
zijn ingedeeld in
200
gewasgroepen en in
afhankelijkheid van de
150
gewasgroep 0
gewasgroep 1
gewasgroep 2
100
gewasgroep 3
gewasgroep 4
fosfaattoestand van de
bouwvoor (Pw-getal
uitgedrukt in mg P 2 O 5 per
liter grond) en de
grondsoort.
50
0
0
10
20
30
40
Pw (mg P2O5 per liter grond)
50
60
70
Zeeklei, zeezand
300
Fosfaatgift
(kg P2O5 per ha)
250
200
gewasgroep 0
150
gewasgroep 1
gewasgroep 2
gewasgroep 3
100
gewasgroep 4
50
0
0
10
20
30
40
Pw (mg P2O5 per liter grond)
50
60
70
In bijlage 1 is de indeling van de gewassen naar gewasgroepen aangegeven incl. de arealen (CBS
statline, jaar 2015). Tabel 7 geeft de totalen weer voor de gewasgroepen uitgesplitst naar de sectoren
akkerbouw, vollegrondsgroenten en bollen. Maïs valt in principe in gewasgroep 1
(akkerbouwgewassen), maar het gewasgerichte bemestingsadvies is opgenomen in die van grasland
en voedergewassen, welke is gebaseerd op P-CaCl 2 en P-Al-getal en niet meer op het Pw-getal (zie
par. 2.2.3).
Tabel 7. Arealen van de gewasgroepen uitgesplitst naar sectoren.
Fosfaatgewasgroep
0
1
2
3
4
Totaal
Akk (excl. mais)
ha
0
239658
62336
32813
156105
490912
83%
Groenten
ha
18468
43538
100
0
16144
78250
13%
bollen
ha
0
351
2836
0
21655
24842
4%
Totaal
ha
18468
283547
65272
32813
193904
594004
100%
Totaal
%
3.1%
47.7%
11.0%
5.5%
32.6%
100%
Mais
239658
239658
Figuur 4 geeft de gewasareaal gewogen fosfaatadviesgift voor deze gewassen weer waarbij is
uitgegaan van het advies voor de grondsoorten dekzand, dalgrond, rivierklei en zeeklei (figuur 3
boven). Dit is het advies waarbij de fosfaatadviesgift net iets hoger ligt dan bij zeezand en zeeklei
(figuur 3 onder). Verder is bij de areaalweging ervan uitgegaan dat bij gewasgroep 0 uitsluitend
rijenbemesting plaatsvindt.
Tabel 8. Fosfaatadviesgiften en berekende
Figuur 4 Gewasareaal gewogen
fosfaatadviesgift voor akkerbouw-
gewasareaal gewogen fosfaatadviesgift.
en vollegrondsgroentengewassen
Pw
10
15
20
25
30
35
40
45
50
55
60
65
Gewasgroep
Arealen (%)
Dekzand, dalgrond, rivierklei, löss
Gewasgroepen
4
0
1
2
3
185
160
130
100
80
170
145
110
60
150
125
95
40
135
110
75
55
20
235
120
90
0
105
75
40
155
0
95
85
55
20
70
40
0
0
70
55
20
0
0
55
35
35
0
0
0
0
20
20
0
0
0
0
0
0
4
0
1
2
3
33%
3%
48%
11%
6%
areaal
gewogen
146
129
110
94
84
65
51
40
30
18
10
0
140
120
100
80
gewogen
60
40
20
0
0
100%
Dekzand, dalgrond, rivierklei, löss
Fosfaatgift
160 (kg P2O5 per ha)
10
20
30
40
Pw (mg P2O5 per liter grond)
50
60
70
Op grond van bovenstaande wordt voor akkerbouw- en vollegrondsgroentengewassen de volgende
uitgangspunten gekozen in Variant C.
We hanteren in de benaming voor de categorieklassen voor fosfaattoestand van bodem
nummers om geen verwarring te veroorzaken met de klassengrenzen en -benaming die in het
bemestingsadvies worden gehanteerd.
Benoem de klasse 1 onder een Pw-getal van 20. Dit sluit volledig aan bij de klassegrens van
het bemestingsadvies.
De klasse indeling voor klasse 2 wordt 20 – 40. Het Pw-streefgetal van 30 (voor alle
grondsoorten behalve zeeklei met een streefgetal is 25) valt hier midden in. In tegenstelling
tot grasland waar het streefgetal als bovengrens van de klassenindeling 2 is gekozen, is dat
hier niet het geval omdat het Pw-getal veel meer fluctueert in tijd en ruimte dan het P-ALgetal.
In het bemestingsadvies wordt de hoogste klasse gedefinieerd boven een Pw-getal van 60. Dit
wordt dan ook de klassegrens voor categorie klasse 4. Dit betekent dat categorie 3 zich
bevindt tussen Pw 40 en 61.
-
De fosfaatgift voor categorie 1 wordt gesteld op 120 kg P 2 O 5 /ha. Dit is dan conform de gift
voor P-arme en P-fixerende gronden.
Het areaal gewogen fosfaatadviesgift voor categorie 2 ( Pw 20 - 40) bedraagt 73 kg P 2 O 5 per
ha per jaar. Deze wordt afgerond op 75 kg P 2 O 5 per ha per jaar.
Het areaal gewogen fosfaatadviesgift voor categorie 3 en 4 bedraagt resp. 25 en 0 kg P 2 O 5
per ha per jaar. Omdat er toch een relatief groot areaal fosfaatbehoeftige gewassen voorkomt
(gewasgroep 0 en 1) en nog eens 240.000 ha maisland (gewasgroep 1; zie tabel 7) in deze
areaalweging buiten beschouwing is gelaten, zijn de fosfaatgiften voor categorie 3 en 4
gesteld op resp. 40 en 20 kg P 2 O 5 per ha per jaar. Deze zijn nog steeds echter ruim beneden
de huidige fosfaatgebruiksnormen en vindt er fosfaatuitmijning van de bodem plaats.
Tabel 9. Samenvattende tabel voor fosfaatnormen voor
akkerbouw- en vollegrondsgroentengewassen in VAR C
Pw-traject
(mg P2 O5 per
liter grond)
< 20
20 - 40
41 - 60
> 60
categorie Fosfaatgift in
VAR C
kg P2 O5 ha -1 j -1
1
2
3
4
120
75
40
20
2.2.3 Maïsland
Maïs valt in principe in gewasgroep 1 (akkerbouwgewassen), maar het bemestingsadvies is
meegenomen in dat van grasland en voedergewassen, welke is gebaseerd op P-CaCl 2 en P-Al-getal als
parameters voor de beoordeling van de fosfaattoestand van de bouwvoor. Daarnaast is de adviesgift
voor fosfaat afhankelijk van de grondsoort en de gewasbehoefte. Figuur 5 (boven) toont de
fosfaatgiften in de rij die nodig zijn om de economisch optimale opbrengsten te bereiken, gegeven de
fosfaattoestand van de bouwvoor (0-25 cm). Dit advies ligt beneden de onttrekking van fosfaat door
snijmaïs. In de loop van de tijd zal de bodemvruchtbaarheid bij deze bemesting dalen beneden de
streefwaarde en daarmee ook de gewasopbrengsten. Daarom wordt geadviseerd om bij uitsluitend
rijenbemesting en een P-CaCl 2 van de bouwvoor lager dan 7 mg P per kg grond de fosfaatgift aan te
vullen tot onttrekking om de bodemvruchtbaarheid te handhaven. Deze bedraagt ca. 75 kg P 2 O 5 per
ha bij een productie van 16,5 ton droge stof. Figuur 5 (onder) toont de fosfaatgift als rijenbemesting
naast een volveldse gift van 60 kg P 2 O 5 per ha om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden. Het
fosfaat in de rij kan gegeven worden met dierlijke mest of met kunstmest.
Zoals eerder is vermeld, zijn er op basis van P-CalCl 2 en P-AL er nog geen streefwaarden voor
maïsland vastgesteld en gepubliceerd. Om deze reden wordt nog gebruik gemaakt van de oude
indeling die gebaseerd was op het Pw-getal, zoals ook in het nieuwe bemestingsadvies is aangegeven.
Voor zeekleigronden wordt dan een streefwaarde van Pw van 25 mg P 2 O 5 per liter grond nagestreefd,
en voor de overige gronden een streefwaarde 30 mg P 2 O 5 per liter grond. Bij een fosfaattoestand
voldoende (21 < Pw < 30; zie tabel 2) varieert de fosfaatgift uitgedrukt in kg P 2 O 5 per ha ruwweg van
10 tot 30 (uitsluitend rijenbemesting) en van 65 tot 80 (fosfaatgift in de rij + volvelds 60 kg P 2 O 5 per
ha).
Mais: uitsluitend rijenbemesting (geen breedwerpig/volvelds fosfaatgift)
Fosfaatgift
(kg P2O5 per ha)
40
35
30
P-AL
25
15
20
30
20
40
15
50
60
10
70
5
0
0
1
2
3
4
5
6
7
8
P-CaCl2 (mg P per kg grond)
9
10
Mais: aanvullend rijenbemesting (naast volvelds fosfaatgift van 60 kgP2O5 / ha)
Fosfaatgift
(kg P2O5 per ha)
40
35
30
P-AL
25
15
20
30
20
40
15
50
60
10
70
5
0
0
1
2
3
4
5
6
7
8
P-CaCl2 (mg P per kg grond)
9
10
Figuur 5. Fosfaatadviesgift voor snijmaïs gebaseerd op een opbrengst van 16,5 ton drogestof en een
onttrekking van ca. 75 kg P 2 O 5 per ha. Uitsluitend rijenbemesting (boven) is een factor 2-3 lager dan
rijenbemesting + volvelds van 60 kg P 2 O 5 /ha om de bodemvruchtbaarheid op peil te houden (onder).
Op grond van bovenstaande worden voor maïsland de volgende uitgangspunten gekozen in Variant C.
De huidige indeling van gebruiksnormen maakt geen onderscheid in bouwland en maïsland.
Het ministerie wil in VAR C deze eenvoud behouden.
Voorgestelde klassengrenzen voor bouwland overnemen, omdat de
fosfaattoestandswaardering van de bouwvoor voor maïs momenteel nog gelijk is aan die voor
akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen.
Indien deze klassengrenzen en uitgangspunten worden gehanteerd dan gelden ook voor maïs
de waarden die in tabel 10 zijn aangegeven.
Tabel 10. Samenvattende tabel voor de
fosfaatnormen voor maïsland
Pw-traject
(mg P2 O5 per
liter grond)
< 20
20 - 40
41 - 60
> 60
categorie Fosfaatgift in
VAR C
kg P2 O5 ha -1 j -1
1
2
3
4
120
75
40
20
Conclusies
1) De in Variant C gehanteerde fosfaatgiften (tabel 6 en tabel 11) zijn met name voor de hoge
fosfaattoestand een aanscherping van de huidige fosfaatgebruiksnormen van het 5e NAP die in de
tabel 12 zijn weergeven.
Tabel 6. Samenvattende tabel voor fosfaatnormen
Tabel 11. Samenvattende tabel voor
grasland in VAR C
fosfaatnormen voor maïsland, overige
akkerbouwgewassen
PAL-waarde
Categorie
fosfaatgift
1
2
3
4
(kg P2 O5 ha -1 j -1 )
120
90
75
50
(mg P2O5 per
100 gr grond)
< 27
27 - 40
41 - 50
> 50
en vollegrondsgroentengewassen in VAR C
Pw-traject
categorie Fosfaatgift in
VAR C
(mg P2 O5 per
liter grond)
< 20
20 - 40
41 - 60
> 60
kg P2 O5 ha -1 j -1
1
2
3
4
120
75
40
20
Tabel 12. Gehanteerde fosfaatgebruiksnormen in het 5e Nitraatactieprogramma.
Grasland (PAL-waarde)
Categorie
Fosfaatarm/fosfaatfixerend
P2O5-gift (kg/ha/jr)
120
<27
Laag
27 – 50
Neutraal
100
90
>50
Hoog
80
Bouwland (Pw-waarde)
Fosfaatarm/fosfaatfixerend
120
<36
Laag
75
36 - 55
Neutraal
60
>55
Hoog
50
2) Bij het vaststellen van de fosfaatgiften in Variant C is aansluiting gezocht bij de
fosfaatbemestingsadviezen, die erop gericht zijn om (op langere termijn) de fosfaattoestand
voldoende te behouden dan wel te bereiken.
3) In de indeling van categorieën van de fosfaattoestanden is meer aansluiting gezocht bij de indeling
van de fosfaatwaardering van de bodem in het stelsel van bemestingsadviezen dat de agrarische
sector heeft. De verdeling van de fosfaattoestanden van de bodem is in deze rekenvariant verdeeld
over vier categorieën, inclusief de fosfaatarme en -fixerende gronden.
4) Bij lage fosfaattoestanden (categorie 1) zijn de fosfaatgiften verruimd en gelijk gesteld aan de
fosfaatgiften die gelden voor de fosfaatarme en -fixerende gronden. Bij hoge fosfaattoestanden
boven de streefwaarden wordt er, conform het bemestingsadvies, minder fosfaat gegeven dan
thans in het 5e NAP mogelijk is. Dit betekent dat de bodem sneller naar een fosfaattoestand
voldoende wordt teruggebracht (“sneller wordt uitgemijnd”).
5) Voor beide hoofdgroepen aan gewassen (grasland en bouwland) en alle trajecten in
fosfaattoestand van de bodem (categorieën) geldt dat er een spreiding in fosfaatgiften in het
bemestingsadvies mogelijk is die, om de eenvoud te behouden, niet meer tot uitdrukking komen in
de gehanteerd fosfaatgiften in variant C (“platgeslagen”).
Appendix bij Bijlage 3 Arealen afkomstig uit statline van het CBS voor het jaar 2015
AT
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
Akk
Akk
Akk
Akk
Akk
Akk
Akk
Akk
Bloemb
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
Akk
Akk
Bloemb
Bloemb
Bloemb
VVG
Akk
Akk
Akk
Akk
Akk
Akk
Akk
Akk
Akk
Akk
Akk
Bloemb
Bloemb
Bloemb
Bloemb
Bloemb
Bloemb
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
VVG
Gewas
Winterpeen
Witlof
Bos- en waspeen
ijsbergsla
Spinazie
kropsla
Andijvie
Chinese kool
Knolvenkel
Selderij
Snijmais
Consumptieaardappelen
Zetmeelaardappelen
Pootaardappelen
Zaaiuien
Korrelmais
Corn Cob Mix
Bruine bonen
Dahlia
Uien
Doperwten
Sperziebonen
Spruiten
Knolselderij
Tuinbonen
Suikerbieten
Cichorei
Hyacinten
Gladiolen
Krokussen
radijs
Zomergerst
Wintergerst
Wintertarwe
Zomertarwe
Vezelvlas
Lijnzaad
Koolzaad
Hennep
Rogge
Haver
Triticale
Tulpen
Lelies
Narcissen
bol- en knolgewassen overige
Irissen
Zantedeschia
Asperges
Prei
Bloemkool
Broccoli
aardbeien
Wittekool
Schorseneren
Rode bieten
Rodekool
Spitskool
Boerenkool
Courgette
Groenekool
areaal gewasgroep
5804
0
2952
0
2666
0
2383
0
2347
0
1097
0
515
0
290
0
210
0
204
0
223855
1
71736
1
42927
1
41848
1
23890
1
11188
1
4615
1
1574
1
351
1
32157
1
3541
1
3020
1
2676
1
1559
1
585
1
58433
2
3903
2
1484
2
935
2
417
2
100
2
25165
3
7648
3
127467
4
15001
4
2405
4
2405
4
2269
4
2041
4
1628
4
1528
4
1361
4
12156
4
5838
4
1681
4
1468
4
278
4
234
4
2944
4
2397
4
2365
4
1996
4
1768
4
1636
4
741
4
656
4
512
4
418
4
358
4
306
4
47
4
Download