De Europese Erfrechtverordening Vanaf 17 augustus 2015 wordt de Europese Erfrechtverordening1 van toepassing, drie jaar na de inwerkingtreding. De Erfrechtverordening beoogt de Europese harmonisatie van de regels van internationaal privaatrecht (IPR) in het kader van grensoverschrijdende nalatenschappen. Tevens bevat de Erfrechtverordening een materieelrechtelijk luik, namelijk de invoering van de Europese erfrechtverklaring. In België geldt als principe dat, zodra de nalatenschap openvalt, deze van rechtswege overgaat op de erfgenamen. De erfopvolging wordt beheerst door de wet die op dat ogenblik van toepassing is. Bijgevolg moeten de IPR-vragen die rijzen in het kader van internationale nalatenschappen opengevallen op of na 17 augustus 2015 beantwoord worden aan de hand van de Erfrechtverordening. De Europese Erfrechtverordening primeert immers vanaf dan op het Wetboek IPR. Grensoverschrijdende nalatenschappen die opengevallen zijn vóór 17 augustus 2015 worden wel nog steeds beheerst door hoofdstuk VIII Wetboek IPR. De rechtskeuzes en uiterste wilsbeschikkingen opgemaakt vóór 17 augustus 2015 blijven gelden onder toepassing van de Erfrechtverordening (zie overgangsregeling in artikel 83 Erfrechtverordening). De Belgische wetgever is momenteel werkzaam aan de uitwerking van een wet die de toepassing van de Erfrechtverordening in het Belgische recht zal implementeren. Deze Belgische Uitvoeringswet wordt in de komende maanden verwacht. Welke zijn de belangrijkste wijzigingen van de Europese Erfrechtverordening ten aanzien van het Belgische Wetboek IPR voor de notariële praktijk? 1. Internationale bevoegdheid van de rechter Artikel 77 Wetboek IPR schrijft voor dat de Belgische rechter bevoegd is voor vorderingen in het kader van een internationale nalatenschap op voorwaarde dat de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats is gevestigd in België. Indien de erflater evenwel in het buitenland woonde maar bepaalde nalatenschapsgoederen in België gelokaliseerd zijn, is de Belgische rechter internationaal bevoegd, enkel met betrekking tot deze goederen. Artikel 4 Erfrechtverordening huldigt eveneens het principe van de internationale bevoegdheid van de rechter van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater voor vorderingen in het kader van een grensoverschrijdende nalatenschap. Indien de erflater evenwel buiten de EU woonde, maar bepaalde nalatenschapsgoederen in een EU-lidstaat gelokaliseerd zijn, is de rechter van deze lidstaat toch internationaal bevoegd met betrekking tot de gehele nalatenschap, op voorwaarde dat de erflater de nationaliteit van deze lidstaat heeft of er minder dan vijf jaar geleden zijn vorige gewone verblijfplaats 1 Verordening van het Europees Parlement en de Raad nr. 650/2012, 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring, Pb. L. 27 juli 2012, afl. 201, 107 (hierna: Erfrechtverordening). had. In het geval deze voorwaarden niet vervuld zijn, dan zal de rechter van de lidstaat waar zich nalatenschapsgoederen bevinden enkel bevoegd zijn ten aanzien van deze goederen (artikel 10 Erfrechtverordening). Bovendien voorzien de artikelen 5 tot 9 Erfrechtverordening in een soort van forumkeuzeovereenkomst. De forumkeuze van de betrokken partijen hangt samen met de rechtskeuze geformuleerd door de erflater. Indien welbepaalde voorwaarden vervuld zijn kan de rechtskeuze dus ook gevolgen creëren op het niveau van de internationale bevoegdheid. Praktisch voorbeeld: Een Belgische man is 10 jaar geleden, na zijn echtscheiding en daaropvolgende tweede huwelijkssluiting, met zijn nieuwe echtgenote verhuisd naar Turkije, waar hij ook overleden is. Zijn nalatenschap omvat een huis in België, een appartement in Turkije en bankrekeningen zowel in België als in Turkije. Bij de afhandeling van de nalatenschap rijst een geschil tussen de kinderen uit het eerste huwelijk van de erflater en zijn tweede echtgenote. Is de Belgische rechter internationaal bevoegd voor dit geschil? Hypothese 1° Nalatenschap opengevallen vóór 17 augustus 2015: Aangezien de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats niet in België was gevestigd, is de Belgische rechter overeenkomstig artikel 77 2° Wetboek IPR enkel bevoegd voor de vordering ten aanzien van het huis dat in België is gelegen en de rekening bij de Belgische bank, maar niet voor de andere nalatenschapsgoederen die gelegen zijn in Turkije. Hypothese 2° Nalatenschap opengevallen op of na 17 augustus 2015: De laatste gewone verblijfplaats van de erflater bevond zich buiten de EU. Aangezien bepaalde nalatenschapsgoederen in België gelokaliseerd zijn en de erflater de Belgische nationaliteit heeft, is de Belgische rechter op basis van artikel 10.1 Erfrechtverordening bevoegd voor de vordering met betrekking tot de gehele nalatenschap, dus zowel voor de goederen gelegen in België als deze gelegen in Turkije. 2. Internationale bevoegdheid van de notaris De Erfrechtverordening bepaalt dat de rechtsregels tot aanwijzing van de internationale bevoegdheid van gerechten tevens van toepassing zouden kunnen zijn op notarissen (artikel 3.2 Erfrechtverordening). Zo kunnen de Europese bevoegdheidsregels niet alleen betrekking hebben op gerechten in de werkelijke betekenis van het woord, maar ook op notarissen, griffies en andere juridische beroepsbeoefenaars in sommige lidstaten, die in bepaalde erfrechtzaken net zoals gerechten gerechtelijke taken uitvoeren, al dan niet op basis van een door een gerecht gegeven volmacht. Daarentegen heeft de term “gerecht” geen betrekking op de niet-gerechtelijke autoriteiten van een lidstaat die krachtens het nationale recht bevoegd zijn om erfrechtzaken te behandelen, zoals notarissen in de meeste lidstaten, wanneer zij, zoals meestal het geval is, geen gerechtelijke taken vervullen. De lidstaten communiceren aan de Commissie welke autoriteiten en juridische beroepsbeoefenaars gekwalificeerd kunnen worden als een “gerecht” in de zin van artikel 3.2 Erfrechtverordening. De Commissie zal op basis van deze informatie een lijst van “gerechten” opmaken en vervolgens publiceren via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken. Momenteel is het nog niet bekend of de notaris opgenomen is op de Belgische lijst van “gerechten” en zo ja, in het kader van welke specifieke opdracht hij als een “gerecht” gekwalificeerd kan worden en dan bijgevolg gebonden zal zijn aan de bevoegdheidsregels van de Erfrechtverordening. Het begrip “gerecht” zou dus slechts in zeer uitzonderlijke gevallen de notaris kunnen dekken, afhankelijk van zijn opdracht. 3. Toepasselijk recht bij gebrek aan rechtskeuze Artikel 78 Wetboek IPR huldigt een splitsingsstelsel. Zo wordt voor de bepaling van het toepasselijk recht op de vererving van de nalatenschap een onderscheid gemaakt naargelang de aard van de nalatenschapsgoederen. De roerende goederen vererven volgens het recht van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater. De onroerende goederen worden vererfd overeenkomstig het recht van de plaats van ligging van de goederen, onder voorbehoud van renvoi. Namelijk wanneer het buitenlands IPR van de plaats van de ligging van de onroerende goederen verwijst naar het recht van de laatste gewone verblijfplaats, en dus zo de eenheid van de nalatenschap herstelt, zullen de onroerende goederen ook vererven volgens het recht van de laatste gewone verblijfplaats. De Erfrechtverordening voert daarentegen een eenheidsstelsel in. Artikel 21 Erfrechtverordening bepaalt dat het recht van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater van toepassing is op de gehele nalatenschap, zowel op de roerende als op de onroerend goederen, ongeacht hun ligging. De kwalificatieproblematiek inzake de (on)roerende aard van de goederen komt dus niet meer voor. Renvoi wordt enkel toegestaan wanneer het recht van een derde Staat wordt aangewezen en welbepaalde voorwaarden vervuld zijn (artikel 34 Erfrechtverordening). Praktisch voorbeeld: Een Belgische notaris wordt belast met de afhandeling van een nalatenschap van een Belgische erflater die zijn laatste levensjaren heeft doorgebracht aan de Spaanse Costa del Sol. De nalatenschap omvat een appartement in Antwerpen en een bankrekening in Spanje. De erflater heeft nooit een testament opgemaakt. Volgens welk recht vererft de nalatenschap? Hypothese 1° Nalatenschap opengevallen vóór 17 augustus 2015: Op basis van artikel 78 Wetboek IPR is het Belgische recht, de lex rei sitae, van toepassing op de vererving van het appartement in Antwerpen, terwijl het Spaanse recht, zijnde het recht van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater, de vererving van alle roerende goederen beheerst, onder meer de bankrekening in Spanje. De notaris moet dus twee erfboedels vormen. Hypothese 2° Nalatenschap opengevallen op of na 17 augustus 2015: Op basis van artikel 21 Erfrechtverordening is het Spaanse recht, zijnde het recht van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater, van toepassing op de vererving van de gehele nalatenschap, dus zowel het appartement gelegen in België als alle roerende goederen, onder meer de bankrekening in Spanje. 4. Toepasselijk recht in geval van rechtskeuze Op grond van artikel 79 Wetboek IPR heeft een testator de mogelijkheid een keuze te formuleren voor ofwel het recht van zijn gewone verblijfplaats op het ogenblik van de rechtskeuze of op het ogenblik van zijn overlijden, ofwel voor het recht van zijn nationaliteit op het ogenblik van de rechtskeuze of op het ogenblik van zijn overlijden, als het toepasselijk recht op zijn nalatenschap. Dit gekozen recht heeft evenwel geen enkele betrekking op de bepaling van de reserve. Voor nalatenschappen opengevallen vóór 17 augustus 2015 moet de reserve nog steeds vastgesteld worden op basis van het “normaal” toepasselijk recht, aangewezen door artikel 78 Wetboek IPR, en niet op basis van het gekozen recht. Artikel 22 Erfrechtverordening daarentegen voorziet slechts in de mogelijkheid tot rechtskeuze voor het recht van de nationaliteit op het ogenblik van de rechtskeuze of op het ogenblik van zijn overlijden. Dit gekozen recht bepaalt tevens de reserve. De Erfrechtverordening voorziet dus niet in een bepaalde reservebescherming. De vraag zal zijn of de internationale openbare orde exceptie eventueel ingeroepen zou kunnen worden in het kader van de reservebescherming (artikel 35 Erfrechtverordening). Dit zal de toekomst moeten uitwijzen. In de Belgische rechtsorde bestaat er evenwel discussie of de reserve al dan niet behoort tot de openbare orde, dus vermoedelijk zal hiervoor in België de internationale openbare orde exceptie dan ook niet toegepast kunnen worden. Bovendien voorziet de Erfrechtverordening dat de rechtskeuzes gedaan voor de inwerkingtreding op 17 augustus 2015 rechtsgeldig zijn voor zover zij zijn gedaan conform de toepasselijke aanknopingsregels op het ogenblik van de rechtskeuze of conform de regels daaromtrent in de Erfrechtverordening (artikel 83 Erfrechtverordening). Zie hieromtrent de vraag van de week van 8 augustus 2012 – bericht e-Notariaat nr. 8701. Praktisch voorbeeld: Een Belgische notaris wordt geconsulteerd door een Belgische gehuwde man die naar Londen is verhuisd omwille van professionele redenen. Hij wenst een testament op te maken waarin hij wil opnemen dat zijn neef zijn appartement in Brussel (dat hij momenteel verhuurt) verkrijgt en hij zijn beleggingsdossier bij een Engelse bank aan zijn beste vriendin nalaat. Tevens wenst hij dat de vererving van zijn nalatenschap overeenkomstig het Engelse recht zal gebeuren. Is deze testamentaire rechtskeuze bij de Belgische notaris mogelijk? Hypothese 1° Testament opgemaakt vóór 17 augustus 2015: Op basis van artikel 79 Wetboek IPR kan de Belgische testator kiezen voor het Engelse recht als het toepasselijk recht op zijn nalatenschap aangezien op het ogenblik van de rechtskeuze zijn gewone verblijfplaats in Londen is gevestigd. Het Engelse recht kent geen reserve. Evenwel wordt de reserve bepaald door het recht van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater. Indien de testator later terug naar België verhuist en daar komt te overlijden, dan zal de reserve van de langstlevende echtgenote beheerst worden door het Belgische recht, ondanks de rechtskeuze voor het Engelse recht. Deze reservebescherming krijgt evenwel enkel toepassing in het geval de nalatenschap openvalt vóór 17 augustus 2015. Indien de nalatenschap openvalt op of na 17 augustus 2015 beheerst het gekozen recht, in casu het Engelse recht, de bepaling van de reserve. Deze rechtskeuze blijft gelden onder toepassing van de Erfrechtverordening, op basis van de overgangsregeling voorzien in artikel 83 Erfrechtverordening. Hypothese 2° Testament opgemaakt op of na 17 augustus 2015: Op basis van artikel 22 Erfrechtverordening kan de Belgische testator enkel kiezen voor zijn nationale wet op het ogenblik van de rechtskeuze, dus het Belgisch recht, of voor zijn nationale wet op het ogenblik van overlijden. Momenteel is een rechtskeuze voor het Engelse recht onmogelijk. Op voorwaarde dat de testator de Engelse nationaliteit aanneemt, kan hij het Engelse recht aanwijzen als toepasselijk op zijn nalatenschap en zal dit gekozen recht tevens de reserve van de langstlevende echtgenote bepalen. 5. Europese erfrechtverklaring Met het oog op een meer vlotte afhandeling van internationale nalatenschappen voert de Europese wetgever een nieuw instrument in, meer bepaald de Europese erfrechtverklaring. De Europese erfrechtverklaring bewijst de hoedanigheid van erfgenaam, legataris, testamentuitvoerder of beheerder van een nalatenschap in een andere EU-lidstaat. Deze erfrechtverklaring heeft rechtsgevolgen in alle lidstaten zonder dat enige procedure vereist is (artikel 69.1 Erfrechtverordening). In het kader van een grensoverschrijdende nalatenschap met Europese elementen kan een Europese erfrechtverklaring opgemaakt worden in plaats van een nationale akte van erfopvolging. Het gebruik van de Europese erfrechtverklaring is evenwel niet verplicht. De Europese erfrechtverklaring vervangt dus niet het bestaande nationale document (artikel 62.2 en 62.3 Erfrechtverordening). De Europese wetgever heeft aan de lidstaten de keuze gelaten om de bevoegde instantie voor de opmaak van een Europese erfrechtverklaring aan te wijzen. In België zijn de notarissen aangewezen als de bevoegde autoriteiten voor de afgifte van de Europese erfrechtverklaring. De internationale bevoegdheid tot afgifte van de Europese erfrechtverklaring wordt gekoppeld aan de algemene bevoegdheidsregels van hoofdstuk II van de Erfrechtverordening. (artikel 64 Erfrechtverordening) Bijgevolg is de Belgische notaris in de regel bevoegd tot afgifte van de Europese erfrechtverklaring, op voorwaarde dat de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in België is gevestigd. De Uitvoeringsverordening nr. 1329/2014 van de Erfrechtverordening voorziet in bijlagen met enkele standaardformulieren voor de Europese erfrechtverklaring, onder meer een facultatief formulier voor de aanvraag van de Europese erfrechtverklaring en een verplicht formulier voor de werkelijke Europese erfrechtverklaring. De Belgische notaris zal bij de opmaak van de Europese erfrechtverklaring dit verplicht formulier dus moeten gebruiken en zal dit in de vorm van een authentieke akte gieten. Praktisch voorbeeld: De langstlevende echtgenote van een Zweedse erflater vraagt aan de Belgische notaris de afgifte van een Europese erfrechtverklaring tot vrijgave van de banktegoeden in Zweden. Het echtpaar had onmiddellijk na hun huwelijk hun gezinsleven opgebouwd in Zweden. Vijf jaar geleden zijn zij teruggekeerd naar België in navolging van hun zoon en kleinkinderen. Is de Belgische notaris bevoegd tot afgifte van de Europese erfrechtverklaring? Ja, de Belgische notaris is bevoegd tot afgifte van de Europese erfrechtverklaring aangezien de laatste gewone verblijfplaats van de erflater in België was gevestigd. Deze Europese erfrechtverklaring zal in Zweden rechtsgevolgen hebben zonder dat enige voorafgaande procedure of formaliteit vereist is. Specifieke formaliteiten waarop de Erfrechtverordening geen betrekking heeft maar die dus die nationaal geregeld blijven, bijvoorbeeld de onroerende publiciteit (artikel 1.2 k) Erfrechtverordening) of de bijzondere voorschriften voor “notificaties”, zullen uiteraard nog steeds vervuld moeten worden. De Erfrechtverordening is niet van toepassing op de aard van zakelijke rechten en op de inschrijving van rechten op onroerende en roerende zaken in een register, met inbegrip van de wettelijke voorschriften voor een dergelijke inschrijving en de rechtsgevolgen van de inschrijving van dergelijke rechten of het achterwege blijven daarvan. (Artikel 1.2 k) en l) Erfrechtverordening) Evenwel vormt de Europese erfrechtverklaring een geldig document voor de inschrijving van goederen uit de nalatenschap in het publiciteitsregister van een lidstaat indien de wetgeving van die desbetreffende lidstaat dat principieel toelaat. (Artikel 69.5 Erfrechtverordening) Meer informatie inzake het nationale erfrecht van de verschillende Europese landen vindt u hier: Link 1 Link 2 Notamus 2015/1 (voorzien eind augustus 2015) is een specifieke IPR-editie en bevat bijdragen over de Europese Erfrechtverordening, door P. WAUTELET, en over de Europese erfrechtverklaring, door E. GOOSSENS. Zie tevens de rubriek « Modellen en Clausules » op het e-notariaat onder: Kantoor > Modellen en Clausules – IPR en Europees recht > Europees IPR > IX. Erfopvolging-verordening Sara BERTE Juridisch Adviseur, Consultatiecentrum KFBN