Levenscyclus natuurlijke vijanden in de aardappelteelt Zweefvliegen - Syrphidae Levenscyclus Herkenning Dieet Ei 3-5 dagen ± 2 mm groot. Ze lijken op kleine rijstkorrels; langwerpig glan-zend wit en hebben aan de buitenkant een netvormige structuur. Worden bij luizenkolonies gelegd, afzonderlijk of in groepjes. Vaak aan de onderkant van de bladeren. - Larve 3 stadia 8-15 dagen 10 - 20 mm lang. Half-doorzichtige maden, wormachtig en zonder poten. Geen duidelijke kop, maar mondhaken waarmee de prooi geënterd wordt. Ze bewegen zich langzaam voort als slakken. Zweefvlieglarven zuigen de bladluizen helemaal leeg. Ze zijn vooral actief in de schemering en in het donker. Bladluizen. Ca. 50 luizen/dag Totaal larven: ca. 700 luizen Pop 7-12 dagen ± 7 mm groot. Druppelvormig bruin, beige, geel of groen omhulsel. - Adult 27-38 dagen (+ eventueel winterrust) 10 - 15 mm groot. Vaak geel-zwart gestreept (wespenmimicry). Net als andere vliegen: één paar vleugels; het tweede paar is gereduceerd tot halters (stompjes). Stuifmeel en nectar (nodig voor de voortplanting). Groene Gaasvliegen - Chrysoperla Levenscyclus Herkenning Dieet Ei 7-14 dagen 0,9 mm lang en 0,4 mm breed. Elk eitje staat op een dun steeltje van ongeveer 10 mm. Eitjes zijn wit tot lichtgroen; naarmate de ontluiking van de larve nadert, kleurt het witgrijs tot grijsgroen. Ze worden bij luizenkolonies gelegd. De steeltjes beschermen de eitjes tegen onder andere mieren en larven van lieveheersbeestjes, die ook op de bladluizen afkomen. - Larve 7-21 dagen 15 tot 30 mm lang. Bruin, onregelmatig gekleurd. Langwerpig, 6 duidelijke poten en 2 opvallende sikkelvormige kaken waarmee hij zijn prooi kan grijpen en leegzuigen. Vooral ‘s nachts actief, maar overdag wel zicht-baar onder bladeren. Bladluizen, cicaden, trips, mijten, keverlarven en jonge rupsen. Ca. 25 luizen/dag Totaal larven: ca. 700 luizen Cocon 5-14 dagen 4 - 5 mm doorsnede. Kogelrond balletje van gesponnen zijde. - Adult 3-4 weken 15 - 20 mm lang. Groen, met 2 paar gaasachtige vleugels die in rust als een dakje boven het lichaam zitten. Goudglan-zende ogen en lange antennen. Vooral ‘s nachts actief. Slechte vliegers. Stuifmeel, honingdauw en nectar (nodig voor de voortplanting). Sluipwespen - o.a. Braconidae Levenscyclus Herkenning Dieet Ei ± 3 dagen Bij luisparasiterende sluipwespen zijn het eitje en de kleine witte larve niet te zien, omdat ze in de luis zitten (endoparasitoïd). - Larve 4 stadia 13 dagen De sluipwesp legt haar eitje(s) in het adulte of de nymfale stadia van de bladluis. De eileg duurt amper een seconde. Per luis wordt 1 eitje afgezet. Bladluizen, rupsen, andere insecten. De larven voeden zich met het weefsel van hun gastheer, waardoor deze na verloop van tijd (na voltooiing van de larvale ontwikkeling) sterven. Mummie 4 dagen De larve spint een cocon in de overgebleven huid van de dan dode luis, om de gedaanteverwisseling naar adult te ondergaan. De kleur van de zogenaamde ‘mummie’ kan variëren van goudgeel tot licht bruin. Aan een klein rond gaatje in de mummie is te zien dat de volwassen sluipwesp is uitgevlogen. Sommige soorten verpoppen zich onder de dode bladluis (Praon species). - Adult 10 dagen Luisparasitaire sluipwespen zijn 2 - 3 mm groot (altijd kleiner dan hun gastheer). Meestal kleine, slanke, donkere wespjes met een wespentaille, twee paar heldere vleugels en lange antennen. Sommige soorten hebben een opvallende legboor aan hun achterlijf, om eitjes te leggen. Vrouwtjes hebben dagelijks nectar, honingdauw of stuifmeel nodig om eieren te kunnen leggen. Roofwantsen - o.a. Anthocoridae Levenscyclus Herkenning Dieet Ei 5-10 dagen 0,4 mm lang. Eieren worden ingebed in jong bladweefsel. Op het blad is alleen een deksel (operculum) en een verdikking zichtbaar. - Nymf 5 stadia 16-21 dagen 0,4 tot 3 mm. De jongere stadia (nymfen) zijn kleine, vleugeloze uitvoeringen van de volwassen insecten. Ze zijn zijn geel van kleur en worden donker naarmate ze ouder worden. Adult 3-4 weken Tot 2 - 5 mm lang. Lange, spitse steeksnuit, waarmee zij hun prooi leegzuigen. Bruinzwart van kleur met lichte vlek-ken op de dekschilden. Kenmerkend zijn het grote, driehoekige schildje achter het borststuk en de vleugels die in de voorste tweederde leerachtig (als een dekschild) zijn en achteraan voor eenderde doorzichtig zijn. Bladluizen, bladvlooien, trips, mijten, insecteneieren en andere kleine prooien. Ze kunnen zich ook met nectar en stuifmeel of plantensap voeden. Bij hoge prooidichtheden doden de wantsen meer dan er aan voedsel nodig is. Lieveheersbeestjes - Coccinellidae Levenscyclus Herkenning Dieet Ei 2-10 dagen 0,3 tot 2 mm lang. Glad, goudgeel of oranje en cilindrisch van vorm. Ze staan in groepjes van 12-24 dicht tegen elkaar aan op onder- of bovenkant van een blad. - Larve 4 stadia 8-23 dagen 1 - 10 mm lang. Zwart-blauwgrijs met oranje stippen. Zes korte, stijve pootjes en de rug kan afhankelijk van de soort, met wratten of met lange uitsteeksels bezet zijn. Voornamelijk luizen. Ca. 85 luizen/dag Totaal larven: ca. 800 luizen Pop 7 dagen Geel/rood en met de punt van het achterlijf aan blad of stengel vastgekleefd. - Adult 1 maand-1 jaar 5 - 8 mm groot. Het bekendste lieveheersbeestje (het Zevenstippelig lieveheersbeestje) heeft glimmende rood/oranje schilden met zwarte stippen. Het steeds algemener wordende Aziatisch Lieveheersbeestje lijkt daar op (met meer stippen), maar kan ook zwart zijn met rode stippen. Voornamelijk luizen. Vrouwtjes: Ca. 150 luizen/dag Totaal adult: ca. 4000 luizen Mannetjes eten minder. Loopkevers - Carabidae Levenscyclus Herkenning Dieet Ei <1 maand De eieren zijn wit en worden in de grond gelegd, waardoor ze meestal niet te zien zijn. - Larve 8-9 maanden Tot 30 mm lang. Zwart of bruin, vaak met uitsteeksels aan het lichaamseinde. Erg actief en leven in of op de bodem op plaatsen waar prooien voorkomen. Pop 1 maand, bij sommige soorten langer Ze verpoppen in een holte die de larve uitgraaft in de grond. Adult 1-3 jaar 2-40 mm, afhankelijk van de soort (soorten in de akker zijn meestal 4-15 mm groot). Langgerekt lichaam, zwart of donker bruin, soms met een groen of blauwkleurige metallic glans. De antennen en poten zijn lang. Sterke kaken. Het dekschild bedekt het gehele achterlijf. De meeste loopkevers zijn carnivoor. Sommigen hebben een specifiek menu, maar de meesten eten van alles (blad-luizen, springstaartjes, slakken, wormen, rupsen, cicaden, ritnaalden, engerlingen, emelten, etc). Bladluizen en rupsen die van het gewas vallen (door wind of regen) krijgen dankzij loopkevers vaak geen kans meer om opnieuw in een plant te klimmen. Galmuggen - Cecidomyiidae Levenscyclus Herkenning Dieet Ei 2-7 dagen 0,1 tot 0,3 mm, ovaal en glad. Afzonderlijk of in groep afgelegd, in kolonies van hun prooi. Onderaan de bladeren en liefst op de lager gelegen bladeren. - Larve 3 stadia 7-14 dagen 0,2 mm tot 3 mm. Pootloze larve die na uitkomen eerder transparant is en later wit, geel tot oranje/bruinrood wordt. De larven injecteren een toxische stof in de prooi die deze verlamt en tevens zorgt voor voorvertering. Daarna wordt de prooi leeggezogen Bladluizen, spint, schildluizen, witte vlieg, trips. Een larve van de bladluisroofgalmug (Aphidoletes Aphidimyza) eet gedurende zijn ontwikkeling ongeveer 100 bladluizen. Bij grote prooikolonies doden ze meer prooien dan dat ze nodig hebben als voedsel. Pop 4-21 dagen 1-2 mm. De larve laat zich op de grond vallen en verpopt op geringe diepte in een cocon. - Adult 7 dagen 2-3 mm lang. Bruin. Tere insecten, met een dun, langwerpig lijf en lange, dunne poten. De kop is duidelijk zichtbaar met draadachtige, behaarde antennes. Ze worden gekarakteriseerd door één paar smalle, harige vleugels, wat ongebruikelijk is in de orde Diptera (vliegen, muggen). Ze hebben gereduceerde monddelen. Ze zijn ’s nachts actief. Nectar of honingdauw. Weekschildkevers - Cantharidae Levenscyclus Herkenning Dieet Ei Eitjes worden afgezet in een vochtige bodem. - Larve 6 stadia 9 maanden Bruin tot donkerbruin, met een fluweelachtig uiterlijk. De larven leven op de grond en verkiezen een vochtige omgeving. In tegenstelling tot de meeste andere nuttige insecten zijn de larven actief in de herfst- en win-terperiode. Kleine insecten en andere beestjes zoals wormen en slakken. Pop 2 maanden De verpopping vindt plaats in een cocon in de grond gedurende het voorjaar. - Adult >1 maand 5 - 15 mm. Smalle, langwerpige kevers met lange sprieten en poten. De dekschilden zijn niet stijf, maar zacht en buigzaam. Op akkerbouwgewassen worden vaak oranje-bruin/zwarte kevers gevonden. Bladluizen en andere kleine insecten, maar ook stuifmeel, nectar en honingdauw. Spinnen - Araneae Levenscyclus Herkenning Dieet Ei enkele weken De eieren worden in cocons gedeponeerd; het vrouwtje sjouwt die soms met zich mee of be-waakt ze in veel gevallen totdat de jongen zijn uitgekomen. - Nimf 1 jaar Het spinnetje dat uit het ei komt wordt nimf genoemd. Afhankelijk van hun grootte vervellen spinnen meestal tussen vier en tien keer, waarvan de eerste keer binnen het ei. Bladluizen, trips, mijten, vliegen, galmuggen, jonge rupsen, etc. (spinnen klimmen ook in het gewas) Adult vrouwtjes leven ongeveer 1-2 jaar, mannetjes korter, want sterven na de paring 2 - 20 mm groot. Het lichaam bestaat uit twee duidelijk te onder-scheiden delen: de tot één geheel geworden kop en borst en het achterlijf. De meeste spinnen hebben acht ogen, die vaak op een voor de diverse spinnenfamilies kenmerkende wijze zijn gerangschikt. Ze hebben acht poten en zijn meestal bruinachtig of grijs. Ze zijn 2 - 20 mm groot. De mannetjes zijn gewoonlijk kleiner dan de vrouwtjes en hebben ook een andere bouw en een andere kleur. Kortschildkevers - Staphylinidae Levenscyclus Herkenning Dieet Ei 5-10 dagen 0,5 mm, ovaal en bleekgroen. Eitjes worden meestal in de grond gelegd. - Larve 1 maand De larven van kortschildkevers lijken op die van loopkevers. Ze zijn vaalbruin gekleurd, rank, gesegmenteerd en bezitten klauwvormig gekruiste kaken om hun prooien te vangen. Ze leven in of gedeeltelijk op de grond. Pop 1 maand Verpopping vindt plaats in de grond. Sommige soorten zijn rovers die op allerlei insecten, slakken en wormen jagen, anderen leven vooral van plantenafval of schimmels. Adult 1-2 maanden en soms, bij over-wintering als adult, zelfs langer 3-20 mm groot. Kortschildkevers hebben een dun, langgerekt lichaam, waarbij de dekschilden het achterste stuk van het achterlijf niet bedekken. Meestal zwart, roodachtig en/of bruin. Ze worden soms verward met oorwormen, maar missen maar missen de voor oorwormen kenmerkende cerci (‘tang’) op hun achterlijf. Bron: De meeste kortschildkevers eten niet veel bladluizen.