Wij maken het warmer (bron www

advertisement
Wij maken het warmer
(Bron www.knack.be, KNACK, 15 november 2006).
De aarde warmt op door toedoen van de mens. Daar twijfelt niemand meer aan.
Maar wat zullen de gevolgen zijn? Een gesprek met Vlaamse wetenschappers
aan de top van het broeikasonderzoek. Over smeltend ijs, mooi weer en het
bewust vervuilen van de lucht.
© AP
Ineens staat het broeikaseffect hoog op de politieke agenda. Zelfs Vlaamse huisvrouwen zijn
erover bezig. De film An Inconvenient Truth , waarin de Amerikaanse ex-vicepresident Al
Gore de beschikbare informatie over de opwarming van het aardklimaat en haar gevolgen op
een rijtje zet, lokte alle relevante beleidsmensen naar de bioscoop. Achteraf klonk gespierde
taal: de strijd tegen de uitstoot van broeikasgassen die de opwarming veroorzaken, zou
worden opgevoerd. Een rapport besteld door de Britse regering wond er geen doekjes om:
het broeikaseffect niet proberen te stoppen zal op termijn twintig keer meer kosten dan nu
ingrijpen. Een klimaatconferentie in de Keniaanse hoofdstad Nairobi zoekt uit wat er gedaan
kan worden. We staan nog niet ver. Vlaams minister van Leefmilieu Kris Peeters (CD&V)
kondigde wel aan dat onze uitstoot van broeikasgassen sinds enkele jaren vermindert, dat
we dus zuiniger en verstandiger beginnen om te springen met onze energie, maar we halen
nog altijd niet de beoogde minima.De wetenschap doet ondertussen wat ze altijd gedaan
heeft: ze werkt naarstig voort aan het vergaren van inzicht. Vlaanderen herbergt enkele
klimaatwetenschappers die toponderzoek uitvoeren, en een abonnement lijken te hebben op
bijdragen aan de grote vakbladen Nature en Science . Geograaf Philippe Huybrechts van de
Vrije Universiteit Brussel exploreert de mogelijkheden die ijs biedt om klimaatschommelingen
in kaart te brengen. Bioloog Ivan Janssens van de Universiteit Antwerpen is expert in de
productie van de belangrijkste broeikasgassen: koolstofdioxide (CO2) en methaan. Beiden
hebben Gores film al gezien.
Is het niet frustrerend dat zo'n film de aandacht trekt terwijl naar de wetenschap niet
geluisterd wordt?
PHILIPPE HUYBRECHTS: De film vat mooi samen wat wetenschappers al meer dan tien
jaar zeggen. Maar blijkbaar bereiken wij niet hetzelfde publiek als de voormalige
vicepresident van de Verenigde Staten. Het werd tijd dat iemand erin slaagde door te
dringen tot de publieke opinie, dat mensen eindelijk beseffen dat er een groot probleem is,
dat er actie nodig is om zware schade te vermijden.
Is het dan zo erg, wat er op komst is?
Ivan Janssens en philippe Huybrechts
© RPA
HUYBRECHTS: Het venijn zit in de traagheid van klimaatsystemen. Veel gevolgen van de
opstapeling van broeikasgassen in de atmosfeer zullen pas binnen honderden jaren duidelijk
worden. Zelfs als de door de mens veroorzaakte uitstoot van broeikasgassen nu tot nul zou
worden herleid, zal de aarde nog decennia blijven opwarmen. Het klimaat is nog lang niet in
evenwicht met de huidige situatie. Het zeeniveau evolueert nog trager dan de
temperatuurstijging. Als de emissie nu zou stoppen, zou het peil toch nog met een halve
meter stijgen. IJskappen zijn de traagste component, die kunnen met duizenden jaren
vertraging reageren. Wat er deze eeuw gebeurt, zal nog lang nawerken.
Het venijn zit dus in de staart?
HUYBRECHTS: Inderdaad. Een belangrijke drempel is het afsmelten van de ijskap van
Groenland. Die is een overblijfsel uit de laatste ijstijd en houdt zichzelf in stand door haar
hoogte, waardoor ze haar eigen koude klimaat creëert. Als ze zou afsmelten, komt ze niet
terug. Een onomkeerbaar effect dus. Als het klimaat nog een beetje opwarmt, duikt de ijskap
van Groenland zeker onder haar evenwicht, en zal ze definitief verdwijnen. Het kan wel
duizenden jaren duren voor ze helemaal weg is, maar de drempel naar verdwijnen wordt
waarschijnlijk deze eeuw al overschreden.
IVAN JANSSENS: De opwarming van de oceanen is ook zo'n langetermijneffect. Er lost veel
CO2 op in de oceanen, wat goed is, want zo blijft er minder in de atmosfeer. Maar als de
oceanen warmer worden, daalt de oplosbaarheid van CO2 en blijft er meer in de atmosfeer
hangen. Dat is een zelfversterkend effect dat niet noodzakelijk onomkeerbaar is, maar wel
grote effecten op de voedselketen kan hebben, tot en met de visserij. Het klimaat hangt aan
elkaar van zulke terugkoppelingsmechanismen, van feedbacks.
Dat is de basis van uw onderzoek?
JANSSENS: Er zit heel veel koolstof in de bodem, zo'n 3000 miljard ton, dat is veel meer dan
er in de levende biomassa of in de atmosfeer zit. Een deel daarvan is humus, dat is vrij
stabiel en moeilijk af te breken. Maar een heel groot deel - het equivalent van honderd jaar
uitstoot door de mens - is in principe gemakkelijk afbreekbaar, hoewel het nu tegen afbraak
wordt beschermd door ijs in de permafrost of water in de veenbodems. Als de permafrost
smelt of de veengebieden opdrogen, komt die onstabiele fractie vrij in de vorm van CO2 of
methaan. Dat is weer een zogenaamde 'positieve terugkoppeling': door de opwarming zelf
komen er meer broeikasgassen vrij.
Er zijn aanwijzingen dat er nu meer CO2 in de atmosfeer accumuleert dan in de jaren
negentig.
JANSSENS: Net als de oceanen zijn ook de bossen een sink voor CO2, een soort put.
Bossen vangen meer CO2 op dan ze er uitstoten. Maar dat zou aan het veranderen zijn,
deels als gevolg van de opwarming: bossen zouden een bron van CO2 worden. Als het
warmer wordt, stijgt de activiteit van de microben die het plantaardig afval afbreken en zo
CO2 losweken sneller dan de activiteit van de bomen, zodat er netto minder CO2 wordt
vastgelegd. Sommige modellen voorspellen dat door de toenemende droogte grote delen
van het Amazonewoud zullen verdwijnen, waardoor niet alleen een deel van de biodiversiteit
op aarde verloren zal gaan, maar ook veel meer CO2 in de atmosfeer terecht zal komen. We
schatten dat het land tegen 2030 geen koolstof meer zal opnemen, zodat er dan nog meer
van onze emissie in de atmosfeer zal blijven hangen. Hoe het met de oceanen zal evolueren,
weten we voorlopig niet.
Valt in dat alles het overzicht te bewaren? Het kan niet ingewikkelder.
HUYBRECHTS: Een aantal van die terugkoppelingen zit verwerkt in de klimaatmodellen.
Maar we moeten erover blijven waken dat we door de bomen het bos nog zien. De weinige
sceptici die twijfelen aan het broeikaseffect, pikken graag een element van onzekerheid uit
de gegevens waarmee ze de mensen proberen wijs te maken dat het geheel niet deugt. Dat
is niet alleen wetenschappelijk misleidend, dat is in een aantal gevallen zelfs crimineel.
Ze klagen nochtans dat ze niet genoeg aandacht krijgen.
HUYBRECHTS: In de vakliteratuur poneert 99 procent van de artikels dat er een door de
mens gestuurd broeikaseffect is - amper 1 procent trekt dat fundament in twijfel. In de media
krijgen sceptici 50 procent van de aandacht. Ze mogen dus niet klagen. De meeste sceptici
zijn trouwens geen klimatologen, maar economen of statistici die niet altijd goed weten
waarover ze het hebben.
Uw ijsonderzoek ligt onder vuur. De ijskappen zouden niet afsmelten.
HUYBRECHTS: IJskappen reageren heel traag, en we hebben geen lange meetreeksen,
dus in principe kunnen we alleen iets zeggen over de jongste tien jaar. Maar in die periode
was er wel een nettoafsmelting. We weten nog niet zeker of het een trend is, maar het kan.
We weten wel dat aan de noordpool het zee-ijs minder dik is en breekt. Dat zorgt voor een
heel sterke feedback, want als er minder ijs is, wordt er minder licht weerkaatst en wordt het
nog warmer.
JANSSENS: De sneeuwbedekking in Siberië vermindert ook. Op het zo vrijkomende land
beginnen planten te groeien die licht omzetten in nog meer warmte. En de boomgrens rukt
op naar het noorden. Bomen steken door de sneeuwlaag heen en kunnen dus snel warmte
produceren, zodat de sneeuw sneller gaat smelten. Allemaal positieve terugkoppelingen.
Sceptici richten hun pijlen nu vooral op de man die de link legde tussen zwaardere
orkanen en de opwarming van het oceaanwater.
HUYBRECHTS: De orkaan Katrina was een kwalijke zaak voor sceptici, want voor het eerst
werd duidelijk hoe duur de effecten van de opwarming zouden kunnen zijn. Sceptici pikken
er altijd wel iets uit. Ze hebben zich jarenlang in de hockeystick vastgebeten, de kromme die
aantoonde dat de aardtemperatuur de jongste tijd veel sterker gestegen is dan de voorbije
duizend jaar het geval was. Maar dat was een storm in een glas water. Er zaten wat
statistische onduidelijkheden in de kromme, maar die hebben nooit het eindresultaat
beïnvloed.
Hoe zeker is het dat de recente stijging aan menselijke emissie te wijten is?
JANSSENS: Er zijn allerhande bronnen van broeikasgassen, en er is een enorme jaarlijkse
natuurlijke variatie in de emissies, maar er bestaat toch een bijna totale consensus over dat
de temperatuurstijging van de voorbije honderd jaar - een stijging met 0,8 graad Celsius voor het allergrootste deel toe te schrijven is aan door de mens geproduceerde
broeikasgassen. De mens veroorzaakt de opwarming. Onze modellen simuleren die
opwarming trouwens vrij goed. In 1990 was voorspeld dat het tegen 2005 tussen de 0,15 en
de 0,3 graad Celsius warmer zou worden, en het is 0,2 graad Celsius geworden. Dat is dus
goed gerekend.
HUYBRECHTS: Als we de gegevens van de voorbije zeven ijstijden en interglaciale periodes
bekijken, zien we een bijna perfecte correlatie tussen de temperatuur en de hoeveelheid
broeikasgassen in de atmosfeer. De gasconcentraties nemen toe en af met de temperatuur.
Maar de concentraties aan CO2 en methaan lopen voor het eerst voor op de opwarming. Dat
is nog nooit gebeurd.
JANSSENS: De huidige atmosferische concentratie van 380 ppm ( parts per million ) CO2 is
dubbel zo hoog als wat ze de laatste 740.000 jaar ooit is geweest, en waarschijnlijk is ze de
laatste 20 miljoen jaar nooit zo hoog geweest. De methaanconcentratie is drie keer hoger
dan ooit gemeten. De afwisseling van ijstijden en interglaciale periodes wordt gestuurd door
veranderingen in de straling van de zon. Dat is te berekenen. We weten dat we nu in een
soort superinterglaciaal zitten: dat het lang zal duren voor de volgende ijstijd begint,
waarschijnlijk 50.000 jaar.
We moeten dus niet hopen op een natuurlijke afkoeling door een vermindering van de
zonnestraling?
HUYBRECHTS: Die processen veranderen veel trager dan wat de emissie nu veroorzaakt.
Er zijn kleinschalige variaties in de zonneactiviteit en periodes met meer
vulkaanuitbarstingen, die aanleiding gaven tot bijvoorbeeld de mini-ijstijd in de zestiende en
zeventiende eeuw. Maar we kennen dat goed, en de effecten daarvan zijn veel kleiner dan
wat er nu met de broeikasgassen gebeurt. We moeten alles in zijn geheel zien. De zon
verklaart hoogstens 20 procent van de klimaatveranderingen in de twintigste eeuw.
Zijn er geen natuurlijke terugkoppelingen die de opwarming remmen?
HUYBRECHTS: Natuurlijk, maar die zijn momenteel veel kleiner dan de terugkoppelingen
die het broeikaseffect versnellen. De schaal is belangrijk.
Is het te voorspellen hoe hoog het CO2-gehalte kan worden?
JANSSENS: Als we alle bekende fossielebrandstofvoorraden zouden gebruiken, zou het
CO2-gehalte in de atmosfeer tot tussen de 4000 en de 20.000 ppm stijgen. Het laatste
miljoen jaar fluctueerde de concentratie tussen de 180 en de 280 ppm. Het verschil is dus
enorm. Volgens het meest waarschijnlijke scenario halen we tegen het einde van de eeuw
550 ppm. Dat is twee keer het pre-industriële niveau en zal meer dan waarschijnlijk een
globale temperatuurstijging van 3 graden Celsius uitlokken. Dat is te veel om goed te zijn.
Waar ligt de veilige CO2-grens?
HUYBRECHTS: Die heeft men op 450 ppm vastgelegd. Om die te halen, zullen we zware
inspanningen moeten leveren. Per tien jaar moeten we de emissies met 10 procent
terugdringen, zodat we tegen het midden van de eeuw ongeveer de helft minder
broeikasgassen uitstoten dan nu.
Wat gebeurt er als we niets doen?
JANSSENS: Dat kan een catastrofe worden. Zo'n 60 miljoen jaar geleden was er een soort
ongelukje in de natuur, waardoor er ineens een heel grote hoeveelheid methaan uit de
oceanen vrijkwam, die gedurende enkele honderdduizenden jaren een temperatuurstijging
van 10 graden Celsius heeft veroorzaakt.
Wat was daarvan het gevolg?
HUYBRECHTS: Dat weten we niet precies. We weten wel wat er gebeurd is tijdens het
voorlaatste interglaciaal, zo'n 130.000 jaar geleden, toen de aarde een paar graden warmer
was dan nu. Het zeepeil lag toen tussen de vier en de zes meter hoger, en Groenland was
bijna helemaal weg.
De stijging van broeikasgassen gebeurt heel snel. Kan dat voor verrassingen zorgen?
HUYBRECHTS: Waarschijnlijk niet. We mogen niet vergeten dat aan de grondslag van het
klimaat fundamentele natuurwetten liggen, die we goed kennen. Klimaatveranderingen zijn
het resultaat van onevenwichten in stralingen tussen de aarde en de zon. Momenteel zien
we geen signalen voor verrassingen.
Hoe zit het met de Belgische inspanningen?
JANSSENS: Afspraken zoals de Kyoto-akkoorden om de opwarming onder controle te
krijgen, zijn meer politiek dan wetenschap. De cijfers die gerapporteerd worden over de
emissies, geven de uitstoot niet noodzakelijk juist weer, maar zijn het resultaat van een
internationaal opgelegde norm om veranderingen in de emissies te kunnen meten. Het is
best mogelijk dat wij meer of minder broeikasgassen uitstoten dan we schatten. Maar de
cijfers wijzen wel uit dat we de trend hebben omgebogen, dat we nu minder CO2 uitstoten
dan een paar jaar geleden. Het omgekeerde zou me eerlijk gezegd verbaasd hebben, want
we zijn al zo lang bezig om ons aan te passen.
Dus we doen het goed?
JANSSENS: We mogen niet vergeten dat Kyoto een druppel op een hete plaat is. Het zal
aan de opwarming niets veranderen. Maar het is het begin van een mentaliteitsverandering,
een positief politiek signaal uit een groot deel van de wereld dat er iets moet gebeuren.
Heeft Kyoto dan wel zin?
HUYBRECHTS: Het is het begin van een stappenplan. Kyoto bepaalt wat we moeten doen
tot 2012. Nu wordt er op de klimaatconferentie in Nairobi ongetwijfeld gepraat over de
volgende stap, over wat er na 2012 moet gebeuren. De eerste stap was het stabiliseren van
de emissies op het niveau van 1990. Als we dat kunnen, moeten we verder. Als we de zware
effecten van de opwarming willen vermijden, moeten we nog 90 procent minder
broeikasgassen uitstoten.
Kan dat wel? Het is nu al zo moeilijk.
JANSSENS: Het is niet onmogelijk, het is een kwestie van een heleboel dingen samen te
doen. Betere technologieën inzetten, zuiniger omspringen met energie, meer een beroep
doen op duurzame energiebronnen, het grootschalige gebruik van fossiele brandstoffen
opgeven. Het zal snel moeten gaan, maar het moet kunnen. De manier waarop we onze
energie nu opwekken, is ook totaal anders dan vijftig jaar geleden.
© RPA
Er wordt openlijk over geo-engineering gesproken: een grootschalige beïnvloeding
van ons klimaat.
HUYBRECHTS: Dat is een optie. We kunnen proberen een substantieel deel van het CO2
letterlijk te begraven in sedimenten, zodat het geen invloed meer heeft op ons klimaat. We
kunnen het laten reageren met calcium om carbonaten te vormen, die we dan in oude
mijngangen of lege olievelden pompen, of onder voldoende hoge druk in oceanen. Het zijn
natuurlijk wel gigantisch dure procedés, en het is niet zeker hoe lang die stocks zullen blijven
liggen. Misschien komen ze ooit toch vrij.
Er is zelfs sprake van de atmosfeer met zwaveldeeltjes te vervuilen om de opwarming
te bestrijden.
JANSSENS: Tja, het is een feit dat we, door industrie en auto's milieuvriendelijker te maken,
in principe bijdragen tot het broeikaseffect omdat er minder zwaveldeeltjes de lucht ingaan.
Die kunnen een koelend effect hebben omdat die deeltjes aerosolen vormen die
zonnestralen tegenhouden. De oude steenkoolcentrales pompten veel zwavel de lucht in. In
de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw hadden we een kleine afkoeling van het klimaat
in het noordelijk halfrond als gevolg van de uitstoot van zwaveldioxide door de industrie.
Maar zwaveldeeltjes zorgen voor andere problemen, zoals verzuring en aantasting van de
ozonlaag. En om het effect op grote schaal te laten werken, zouden we een bijna
permanente vulkaanuitbarsting moeten nabootsen.
HUYBRECHTS: Op papier is zoiets misschien realistisch, maar ik zou het toch niet durven te
doen. Er zijn nog van die voorstellen, zoals het bemesten van de oceanen om de
planktonproductie op te drijven en meer CO2 uit de lucht te plukken. Zoiets kun je hoogstens
als een ultieme reddingsplank beschouwen. En het leidt de aandacht af van het échte
probleem: de uitstoot.
JANSSENS: Grootschalige ingrepen van de mens zijn zelden een succes geweest. Kijk naar
wat er met de Aralzee is gebeurd: uitgedroogd door slechte irrigatieplannen. Of naar wat er
gebeurde toen Mao Zedong twee miljoen Chinezen transporteerde om het centrum van zijn
land te ontwikkelen: het noorden kreeg niet genoeg water meer en werd een woestijn.
Er is dus geen magisch middel?
JANSSENS: Als we het CO2-gehalte op het einde van de eeuw op 450 ppm willen
stabiliseren, moeten we dringend ons energieverbruik aanpassen. Wind en zon moeten zo
veel mogelijk als energieleverancier gebruikt worden, hoewel dat waarschijnlijk pas vanaf
2050 efficiënt zal kunnen. De toename van de energiebehoeften zullen we ook met
biobrandstoffen moeten opvangen. Die zijn omzeggens CO2-neutraal, want de planten die
de brandstof produceren, nemen eerst CO2 op. De belangrijkste bijdrage zal waarschijnlijk
komen van waterstoftechnologieën op basis van duurzame energiebronnen. We moeten op
grote schaal waterstof gaan gebruiken voor onze mobiliteit. We zullen trouwens niet anders
kunnen, want de olievoorraden zijn niet onbeperkt.
Dat zal een sterkere aansporing tot veranderen zijn dan het broeikaseffect.
HUYBRECHTS: Waarschijnlijk wel, ja. De technologieën en de concepten om een
verandering te realiseren bestaan. Alleen zal ook de economische noodzaak moeten
ontstaan om er ernstig in te investeren.
Dreigen de grote groeiers China en India onze inspanningen niet te hypothekeren?
HUYBRECHTS: Die landen zijn in ieder geval niet verantwoordelijk voor de problemen van
nu. Maar ik ben daar niet zo pessimistisch over. Je voelt al dat ze grote interesse in betere
technologieën hebben.
JANSSENS: De klimaatmodellen houden daar allemaal rekening mee, met de ontwikkeling
van de bevolking en van de mate van industrialisatie. Het hoeft niet te verbazen dat
computers een jaar lang moeten rekenen om honderd jaar klimaatevoluties in kaart te
brengen. De bevolkingsaangroei is de grootste drijvende kracht achter de opwarming.
Is het broeikaseffect niet vooral een probleem van mensen die geen verandering
willen?
HUYBRECHTS: Het is in eerste instantie een probleem van urbanisatie, van de ontwikkeling
van steden. De helft van de wereldbevolking woont langs een kust, en de meeste steden zijn
in kustregio's gebouwd, en dus kwetsbaar voor stijgingen van het zeepeil. Die massa
mensen zal verplaatst moeten worden.
JANSSENS: Vooral arme mensen zullen getroffen worden. Afrika zal het weer zwaar te
verduren krijgen, en er zullen nog meer mensen naar Europa willen migreren dan nu. Arme
mensen kunnen zich geen twee mislukte oogsten permitteren, hebben geen verzekering als
er iets misloopt. Er wordt ook geschat dat 20 tot 30 procent van de planten en dieren zal
verdwijnen.
Maar er zitten nu wel zilverreigers in Vlaanderen. Heel mooi.
JANSSENS: Niet iedereen zal het even lastig krijgen. Wij zullen in België vrij goed zitten met
de gevolgen van het broeikaseffect. Het zal mooier weer worden, en de regen zal zich
concentreren. Wij gaan waarschijnlijk profiteren van de opwarming, tenzij er meer
overstromingen zouden komen.
HUYBRECHTS: We zullen ook minder energie verbruiken om ons warm te houden, maar
misschien meer voor airconditioning. De noordoostpassage om via Siberië naar Azië te
varen zal openkomen, waardoor schepen vier keer minder lang onderweg zullen zijn dan nu.
Sommige droge gebieden in Azië zullen meer water krijgen. Het zal dus niet overal kommer
en kwel zijn. Daarom moeten we de situatie globaal bekijken. Het klimaat is een globaal
gegeven.
Dirk Draulans
Download