ONDERWERP ONZE REFERENTIE Vleermuizen DNA analyse boomholten Studentenhuisvesting 078975209 A Selzerbeek Vaals DATUM 7-6-2016 VAN Martijn Stevens AAN AVH Projectmanagement KOPIE AAN Sandra Kemps Resultaat onderzoek voorkomen vleermuizen in te kappen bomen Studentenhuisvestiging Vaals Arcadis heeft in het kader van het reeds in uitvoering gebrachte project studentenhuisvesting Selzerbaak te Vaals een aanvullend onderzoek verricht naar het mogelijk voorkomen van vleermuisverblijfplaatsen in de te rooien bomen binnen het plangebied. dit onderzoek is verricht door middel van een DNA analyse van in de voor vleermuizen als geschikt bevonden boomholten aangetroffen residu op bodem en wand van de holte. Deze notitie betreft een aanvulling op de eerde en reeds in de ruimtelijke onderbouwing opgenomen ecologische dossier. Ten aanzien van vleermuisverblijfplaatsen dient deze notitie als invulling van het aangekondigde vervolgonderzoek vleermuizen. Vleermuizen Methode De analyse is uitgevoerd door de firma Datura. De eDNA samples is geanalyseerd op de aanwezigheid van eDNA van 1. vertebraten in het algemeen en 2. specifiek vleermuizen. Het analyseren van een eDNA sample vindt plaats in drie stappen. Eerst wordt het eDNA uit de matrix (mulm, bodem, schors enz) geconcentreerd en gezuiverd. Vervolgens wordt een controle analyse uitgevoerd om te testen of eDNA detectie in een sample eventueel geïnhibeerd wordt door storende stoffen. Tenslotte wordt het eDNA gedetecteerd met behulp van metabarcoding. 1. Het bodemmateriaal/ de materix is opgelost in een fosfaatbuffer. Vervolgens is er kort gecentrifugeerd om de vaste delen neer te slaan en te verwijderen. Vervolgens is er natriumacetaat toegevoegd en is er langdurig gecentrifugeerd om het eDNA neer te slaan. Er gevormde pellet is gelyseerd in een CTAB buffer. Het eDNA is geëxtraheerd door middel van een phenol chloroform DNA extractie. Storende stoffen als humuszuren kunnen detectie van het eDNA inhiberen wat kan leiden tot vals negatief resultaat. Gedurende de extractie worden deze inhiberende stoffen zo veel mogelijk verwijderd. 2. Er is een controle uitgevoerd om na te gaan of eDNA detectie in een sample geïnhibeerd wordt. Dit wordt gedaan door een bekende hoeveelheid van een fragment artificieel DNA toe te voegen. Vervolgens wordt de concentratie gemeten van dit fragment artificieel DNA door middel van qPCR. Dit wordt zowel gedaan in een reactie waar een hoeveelheid sample aan toegevoegd wordt, als in een reactie waar geen sample aan toegevoegd wordt. Als DNA detectie in een sample geïnhibeerd wordt, dan is de gemeten concentratie artificieel DNA in de reactie waarin sample toegevoegd wordt lager ten opzichte van de reactie waaraan geen artificieel DNA aan toegevoegd is. Indien nodig kan er een extra zuivering stap uitgevoerd of wordt het sample verdund. Vervolgens wordt opnieuw gekeken of de inhiberende stoffen voldoende verwijderd zijn. In dit geval bleek het sample voldoende gezuiverd te zijn, en was een extra zuivering niet nodig. 3. Detectie van eDNA vindt plaats door middel van metabarcoding. Het principe achter deze techniek is dat een specifiek fragment van het eDNA van vertebraten en/of vleermuizen zeer vaak vermenigvuldigd (geamplificeerd) wordt met behulp van Polymerase Chain Reaction (PCR). Deze vermeerdering is zowel uitgevoerd met primers die specifiek DNA van vleermuizen amplificeren, als met primers die DNA van in het Arcadis Nederland B.V., Stationsplein 18D, Maastricht T +31 (0)88 4261 261 www.arcadis.com Arcadis Nederland B.V. - Registered office: Arnhem - Registered number: 09036504 algemeen amplificeren. Het vermeerderde DNA fragment is verschillend tussen soorten. Om te zien van welke soorten er eDNA in het sample aanwezig is, wordt het vermenigvuldigde eDNA uitgelezen door middel van DNA sequencing. De verkregen sequences worden vergeleken met een DNA referentie database. Zodoende kan vastgesteld worden van welke kreeften er eDNA in het sample aanwezig is. Stapsgewijs ziet de workflow van metabarcoding er als volgt uit: a. PCR met behulp van primers die selectief vertebraten/vleermuizen eDNA vermeerderen; b. Het vermeerderde eDNA wordt gevisualiseerd met behulp van elektroforese. Zo kan vastgesteld worden of er eDNA gedetecteerd is; c. Als DNA vermeerderd (gedetecteerd) is, dan wordt het vermeerderde DNA voor behandeld om gesequenced te worden (de zogenaamde library preperation); d. Vervolgens vindt de daadwerkelijke sequencing plaats op een Illumina Sequencer; e. Tenslotte worden de verkregen output van de sequencer vergeleken met de referentie database om zodoende vast te stellen van welke soorten er eDNA in het sample aanwezig was. Resultaat: Uit de elektroforese (stap 2 van metabarcoding workflow) bleek dat er wel eDNA gedetecteerd werd met de primers die vertebraten in het algemeen amplificeren. Er werd echter geen eDNA gedetecteerd met de primers die specifiek vleermuizen eDNA amplificeren. Het vertebraten eDNA dat gedetecteerd is betreft hoogst waarschijnlijk menselijk DNA, of DNA van andere vertebraten die mogelijk van de boomholte gebruik gemaakt hebben. Uit de DNA analyse is gebleken dat er geen dna materiaal van vleermuizen is aangetroffen in de boomholte. Dit terwijl er in een controle monster waarvan bekend is dat er vleermuizen hebben gezeten en wat ruim een jaar geleden was verzameld wel onomstotelijk vleermuis dna aanwezig is. Op dit moment wordt stap d uitgevoerd: DNA sequencing als extra handeling vanuit datura om meer zicht te krijgen in het analyse monster wat nomraal gedaan zou worden om de exacte soort vast te kunnen stellen. Echter op basis van de reeds verkregen resultaten in vergelijking met enkele controle monsters van samples uit boomholten waarvan bekend is dat er vleermuizen in gezeten hebben kan met afdoende zekerheid worden geconcludeerd dat er in de te verwijderen bomen met boomholten in Vaals geen vaste rust- en verblijfplaats aanwezig is van een vleermuizensoort. Advies; Op basis van het voorgaande concluderen wij dat de betreffende boomholte niet in gebruik is als vaste rust- en verblijfplaats van een vleermuissoort. Hierdoor is er geen vervolgonderzoek noodzakelijk en hoeft er ten aanzien van vleermuisverblijfplaatsen geen Flora- en faunawet ontheffing te worden verkregen om de bomen te mogen rooien. Een incidenteel dier kan nooit worden uitgesloten (de boomholten zijn wel toegankelijk en geschikt voor vleermuizen). Het is daarom wel noodzakelijk om direct voorafgaand aan de kap een inspectie uit te voeren met een vrijgave (door deskundige ecoloog) dat er op dat moment geen vleermuis of ander dier in de boomholte aanwezig is. Datum: 7-6-2016 2 van 2