Traton® SX

advertisement
DUPONT HANDBOEK
WORTELONKRUIDEN
GRANEN
INLEIDING
INHOUDSOPGAVE
Inleiding3
Traton® SX®
4
Akkerdistel6
Akkermelkdistel8
Akkermunt10
Duizendblad12
Haagwinde14
Heermoes16
Klein hoefblad
Voor u ligt het DuPont Wortelonkruidenboek Granen. Een kort en
bondig overzicht met de belangrijkste wortelonkruiden in granen
in Nederland. Met de afbeeldingen en omschrijvingen herkent
u snel met welk onkruid u van doen heeft. Met het juiste middel
pakt u in één keer een breed spectrum van wortelonkruiden aan en
beschermt u uw gewas. Een effectieve en tijdige aanpak resulteert in
een aantoonbaar hogere gewasopbrengst.
Voorjaar 2014
18
Moerasandoorn20
Ridderzuring22
Veenwortel26
AANSPRAKELIJKHEID
Hoewel bij de samenstelling van dit handboek de grootst mogelijke zorgvuldig­
heid is betracht, kunnen onjuistheden voorkomen. De uitgever is op geen enkele
wijze aansprakelijk, noch kan verantwoordelijk worden gehouden voor welke
schade dan ook welke voortvloeit uit het gebruik van de informatie vermeld in
dit handboek of de toepassing van de adviezen.
2
Colofon
Datum: Voorjaar 2014
Uitgever: DuPont de Nemours (Nederland) B.V.
Realisatie: Opraappers Communicatie b.v., Doetinchem
Beeldmateriaal: E.I. Dupont de Nemours and Company,
Herman Ellenkamp, Wied Hendrix, Landsburg foto en
Sinco ter Maat.
3
TRATON® SX®
ROBUUST EN BREEDWERKEND
Traton® SX® is zeer effectief tegen een aantal wortel­onkruiden en
tegen maar liefst zestig soorten eenjarige breedbladige onkruiden.
TOEGELATEN IN ZOMER- EN WINTERGRANEN
Wintertarwe
Zomertarwe
Wintergerst
Zomergerst
HOGERE OPBRENGST DOOR
MINDER ONKRUIDDRUK
Door de snelle werking, stopt de groei van onkruiden al heel kort
na de bespuiting. Door de brede werking bestrijdt u bovendien met
één bespuiting een heel spectrum aan onkruiden. De vermindering
van onkruiddruk resulteert in aantoonbaar hogere opbrengst.
Traton® SX® is zeer zacht en veilig voor het gewas.
WERKINGSSPECTRUM TRATON® SX®:
MEERJARIGE ONKRUIDEN
Zeer
gevoelig
Haver
Rogge
Gevoelig
Matig
gevoelig
Weinig
gevoelig
Spelt
Triticale
Aardaker
Akkerdistel
Akkermelkdistel
Akkermunt
Akkerwinde
Boterbloem
Brandnetel
Duizendblad
Haagwinde
Heermoes
Klein hoefblad
Kraailook
Krulzuring
Melkdistel
Paardebloem
Moerasandoorn
Ridderzuring
Smeerwortel
Veenwortel
GEMAKKELIJK IN GEBRUIK
LAGE DOSERING – HOGE EFFECTIVITEIT
Traton® SX® is een systemisch herbicide met twee werkzame stoffen:
metsulfuron-methyl (11,1%) en tribenuron-methyl (22,2%).
Beide stoffen worden door het blad opgenomen en verspreiden
zich door de plant. De groei stopt vrijwel meteen, waarna het
onkruid geleidelijk afsterft. De combinatie van de twee actieve
stoffen zorgt voor een breed werkingsspectrum en robuuste aanpak
van onkruiden. Het maakt Traton® SX® bijzonder effectief bij een
dosering van slechts 45 gram/ha.
4
Traton® SX® is geformuleerd als een wateroplosbaar granulaat.
Deze lost snel en uitstekend op in water. Traton® SX® is prima
alleen te gebruiken, maar laat zich ook goed mengen met andere
herbiciden.
GEMAKKELIJK EN SNEL REINIGEN
DANKZIJ SX® TECHNOLOGIE
Traton® SX® heeft een unieke SX® formulering. Door deze geavan­
ceerde technologie blijft er vrijwel geen residu achter in de tank.
Het grote voordeel van de SX® technologie is
VOORZIEN VAN
dat een tank eenvoudig is te reinigen met alleen
®
water. Dit betekent: sneller en makkelijker
reinigen, en minder risico voor schade in
TECHNOLOGIE
gewassen die nadien worden behandeld.
SX
Meer informatie over onze producten vindt u op onze
website: www.nld.ag.dupont.com. Of neem contact op
met uw leverancier van gewasbeschermings­middelen.
5
Composietenfamilie: Compositae
AKKERDISTEL
(Cirsium arvense (L) Scop.)
juli t/m oktober
60 - 120 cm
KENMERKEN
KIEMPLANT: kiemlobben breed, ovaal, fors, gaaf en volledig
gerand blad met duidelijke middennerf zonder bladsteel.
Licht behaard. Kleur: donkergroen.
PLANT: snelgroeiend en bossig. Eerste bladeren omgekeerd ovaal.
Latere bladen zijn ingesneden, langgerekt, gekruld aan de randen
met puntige naalden. Bladschijf aan de achterzijde spinnewebachtig
behaard. Vertakking in de top. Kleur: donkergroen.
BLOEIWIJZE: in de top. Bestaande uit gegroepeerde talrijke kleine
buisvormige bloemhoofdjes, paarsrood, tweehuizig.
ZADEN: 1.000 tot 5.000 zaden per plant. Kiemdiepte: tot 0,1 cm.
Zaadpluis is wollig. Zaden hebben veerachtig aanhangsel en
hierdoor grote verspreidingsafstand.
VERSPREIDING
Overblijvend wortelonkruid. Diepgaande penwortel
(tot 3 m) met verreikende bochtige zijwortels op
8-10 cm diepte, die horizontaal in de grond voorkomen.
Weinig zaad kiemt daadwerkelijk. Tot 20 jaar in de bodem
kiemkrachtig. Kiemt het hele jaar, maar vooral in het voorjaar.
Verspreiding en vermeerdering voornamelijk via afgescheiden
wortelstokken door mechanische grondbewerking en -verplaatsing.
AANDACHTSPUNTEN BESTRIJDING
Niet maaien en schoffelen. Bestrijden vóór de vorming
van de bloemknop.
6
7
Composietenfamilie: Compositae
AKKERMELKDISTEL
(Sonchus arvensis L.)
juni t/m oktober
50 - 150 cm
KENMERKEN
KIEMPLANT: lepelvormige zaadlobben met korte steel.
PLANT: eerste bladeren zijn enkelvoudig, ovaal met vrijwel
gave bladrand. Latere bladeren zijn lancetvormig en hebben
een getande rand met naar de voet gerichte stekels en een
gootachtige middennerf. Onderste bladeren vormen een rozet.
Stengelbladeren zijn stengelomvattend, met korte ronde tot spitse
oortjes. De bovenste bladeren zijn ingesneden. Plant is sterk
behaard-klierdragend aan de top. Opgaande stengels met ver uit
elkaar geplaatste segmenten. De plant bevat wit melksap. Sterk
uitbreidend in natte zomers. Kunnen andere planten volledig
verstikken. Kleur: dof, blauwgroen.
BLOEIWIJZE: gele bloemen, 4-5 cm, in top van stengel­vertak­
kingen. Bloemknoppen zijn kleverig door gele klierhaartjes.
Tweehuizig.
ZADEN: de zaden zijn voorzien van wit pluis. Dopvruchten, bruin,
elliptisch gestreept. 6000 zaden per plant.
VERSPREIDING
Overblijvend wortelonkruid. Onregelmatige bochtige witte
wortelstokken van ongelijke dikte met dikke knopen, zogenaamde
‘lidtekens’ met daarop ogen. Tot 2 meter diep wortelsysteem.
Verspreiding via zaad zeer uitzonderlijk.
Verspreiding en vermeerdering voornamelijk via (afgescheiden)
wortelstokken door mechanische grondbewerking en -verplaatsing.
AANDACHTSPUNTEN BESTRIJDING
Fijne grondbewerking vermijden. Vóór de bloei maaien en afvoeren.
Bestrijding uitvoeren voor het vormen van de bloemknop.
8
9
Lipbloemenfamilie: Labiatae
AKKERMUNT
(Mentha arvensis L.)
juli t/m september
20 - 45 cm
KENMERKEN
KIEMPLANT: kiemlobben eivormig tot cirkelrond met
stevige korte slipjes.
PLANT: eivorming tot langwerpig, zwak gezaagd of gekarteld,
2-6 cm lang blad. Liggende of rechtopstaande zacht behaarde
stengels. Aromatische muntgeur. Kleur: matgroen.
BLOEIWIJZE: in bladoksels in krans zittende, kelkvormige
paars/roze bloemen, 5-8 mm.
ZADEN: vierdelige splitvrucht.
VERSPREIDING
Via dikvlezige wortelstok met wijdverspreidende uitlopers tot
40 cm diep.
Verspreiding en vermeerdering voornamelijk via afgescheiden
wortelstokken door mechanische grondbewerking en -verplaatsing.
AANDACHTSPUNTEN BESTRIJDING
Wortelstokken kleiner maken dan 2,5 cm en/of
onderwerken op > 15 cm diepte.
Bestrijding uitvoeren op onkruid van circa 20 cm groot.
10
11
Composietenfamilie: Compositae
DUIZENDBLAD
(Achillea millefolium L.)
juni t/m oktober
20 - 50 cm
KENMERKEN
KIEMPLANT: dikke eironde zaadlobben.
PLANT: rechtopstaande stengels met fijne veerdelige
bladeren. Bij wrijving weinig aromatisch. Droogteindicator.
Kleur: donkergroen.
BLOEIWIJZE: kleine wit tot rode bloemen aan sterk vertakte
stengel. De bloemen staan in dichte schermpluimen van 3 tot
5 lintbloemen, ca. 5 mm lang.
ZADEN: 2 mm pijlvormige zaden. Kleur: licht tot donker bruin.
VERSPREIDING
Vegetatieve vermeerdering via ondergrondse uitlopers.
Kiemt jaarrond.
Verspreiding en vermeerdering voornamelijk via afgescheiden
wortelstokken door mechanische grondbewerking en -verplaatsing.
AANDACHTSPUNTEN BESTRIJDING
Ingroei vanaf perceelrand voorkomen. Regelmatig maaien.
Bestrijding uitvoeren vóór het vormen van de bloem­knoppen.
12
13
Composietenfamilie: Compositae
HAAGWINDE
(Calystegia sepium L.)
juni t/m september
1-3 meter
KENMERKEN
KIEMPLANT: spatelvormige zaadlobben.
PLANT: stengeltoppen cirkelen tegen de zon in en slingeren
zich linksdraaiend om stengels en andere planten heen. Pijl- of
hartvormig blad met hoekige tot pijlvormige voet. 8-15 cm lang.
Gave bladrand. Bladeren afwisselend geplaatst op kantige, taaie,
onbehaarde stengels. Overvloedige vertakkingen, met lange
stengelleden. Haagwinde trekt slappe planten tegen de grond en
kan bij sterke planten als een deken over het gewas komen te liggen.
De grootste schade is concurrentie en oogstbelemmering.
BLOEIWIJZE: wit tot roze (afhankelijk van ijzergehalte), 3-7 cm,
trechterachtige bloemen met lange bloemstelen, alleenstaand vanuit
bladoksels. In knoptoestand in elkaar gedraaid. Bloeien tot 1 dag.
Dicht bij regen en somber weer. Open bij heldere maannachten.
Bloemkelken omgeven door twee grote bladachtige hartvormige
schutbladeren. Geurloos.
ZADEN: enigszins bolvormige doosvruchten, onbehaard.
VERSPREIDING
Zeer diepe verticale wortelstokken met een wirwar van
draadvormige worteluitlopers. Plantstengels die zich in de grond
boren, vormen kleine vruchtbare knolletjes. Aanwezigheid
adventiefwortels aan de stengels.
Verspreiding en vermeerdering voornamelijk via afgescheiden
wortelstokken door mechanische grondbewerking en -verplaatsing.
AANDACHTSPUNTEN BESTRIJDING
Ingroei vanaf perceelrand voorkomen. Regelmatig maaien.
Bij totale perceelbesmetting (door wijdverspreide wortelstokdelen)
is het (tijdelijk) gebruiken als grasland een mogelijke oplossing.
Haagwinde is matig gevoelig voor Traton® SX®. Beste resultaat wordt
bereikt op groeiend onkruid met voldoende bladmassa.
14
15
Paardenstaartfamilie: Equisetaceae
HEERMOES,
AKKERPAARDENSTAART
(Equisetum arvense L.)
april - mei
tot 50 cm
KENMERKEN
PLANT: twee gedaanten:
Vruchtbare voorjaarsstengel: stengel met knotsvormige sporendragers.
Sterft spoedig af. Kleur: eerst groen-zwart, later bruin.
Onvruchtbare zomerstengel: verschijnt na voorjaarsstengel. Tere groene
stengel met in krans schuin afstaande onvertakte diepgegroefde zijtakken.
Eerste lid van de takken is langer dan de aangrenzende stengelschede.
Giftige plant.
BLOEIWIJZE: aren met krans van schubben van 1 tot 4 cm, langwerpig,
roodachtig met sporenkapsels.
ZADEN: sporen.
VERSPREIDING
Overblijvend wortelonkruid. Zeer diepwortelend (tot > 3 m) zwarte
wortelstokken met eigenaardige, knolachtige rustvormen. Hieruit
groeien in het voorjaar nieuwe planten. Verspreiding en vermeerdering
voornamelijk via afgeschei­den wortelstokken door mechanische
grondbewerking en -verplaatsing.
AANDACHTSPUNTEN BESTRIJDING
Ingroei vanaf perceelrand voorkomen. Regelmatig maaien. Chemische en
mechanische bestrijding meerdere keren noodzakelijk om wortelstokken
te verzwakken. Heermoes is weinig gevoelig voor Traton® SX®.
AANVERWANTEN
LIDRUS, MOERASPAARDENSTAART
(Equisetum palustre L.)
april - mei
16
> 1 meter
PLANT: eerste lid van de takken korter dan de aangrenzende
stengelschede.
BLOEIWIJZE: bloeiende aren (spoordragers) aan aparte vruchtbare
zomerstengels, tot 30 cm lang, verschijnen voor
de onvruchtbare stengels. De schubben zijn lang en fijn
en staan in een krans.
17
Composietenfamilie: Compositae
KLEIN HOEFBLAD
(Tussilago farfara L.)
februari t/m april
5 - 25 cm
KENMERKEN
KIEMPLANT: kiembladen zijn eirond en vlezig.
PLANT: viltige grijze stengel met groenrode lijnvormige buitenste
schutbladeren. Na de bloei vormen zich veel grote ronde
dofgroene bladeren met grove tanden met handvormige nervatuur
en een grijsviltige onderkant. 10-30 cm breed. De bladsteel is
rood. Jonge bladeren zijn bedekt met een wit vilt. De bladeren
ontspruiten rechtstreeks aan de wortelstokken op een ander niveau
dan dat waaruit de bloemen tevoorschijn komen. Pepergeurige
bladstelen en wortelstokken. Komt voor­namelijk voor op zware
grond met hoge pH.
BLOEIWIJZE: zogenaamde naakte bloei; bloei voor blad­
ontwikkeling. De gele bloemen zijn klokvormig, 2-3 cm, gedragen
door een rode geschubde bloemhalm die rechtstreeks uit de
wortelstok komt. Bestaande uit tongvormige randbloemen met
binnenin buisbloemen. Zeer vroeg bloeiend, soms zelfs in de
sneeuw. Geopend bij volle zon. Gesloten bij regen. Staan in bosjes
bij elkaar.
ZADEN: vormt zaadpluis. Elliptische zaadlobben.
3.500 zaden per plant.
VERSPREIDING
Overblijvend wortelonkruid. De plant maakt een wortelrozet
met kruipende onregelmatige wortelstokken en veel verreikende
uitlopers. De wortelstokken kunnen jarenlang onder in de
bouwvoor overleven. Kiemt in het najaar. Zaden zijn drie maanden
kiemkrachtig. Kieming komt uiterst zelden voor. Alleen bij
voldoende rust, zoals in wintergraanakkers.
Verspreiding en vermeerdering voornamelijk via afgescheiden
wortelstokken door mechanische grondbewerking en -verplaatsing.
AANDACHTSPUNTEN BESTRIJDING
Klein hoefblad is matig gevoelig voor Traton® SX®.
18
19
Lipbloemenfamilie: Lamiaceae
MOERASANDOORN
(Stachys palustris L.)
juni t/m september
30 - 100 cm
KENMERKEN
KIEMPLANT: zaadlobben zijn eirond, lange bladsteel, sterk behaard
en licht ingesneden aan de top.
PLANT: vierkante stengel met per twee kruislings tegenover elkaar
staande bladeren voortkomend uit de wortelstok. Rechtopstaande
stengel met weinig tot geen vertakking. Bladeren zijn grof generfd,
gekarteld met een licht hartvormige voet en uitlopend in een
punt. De onderste bladeren hebben steeltjes en zijn groter dan de
bovenste. 3-12 cm. Onaangename geur bij kneuzing. Tweejarig.
BLOEIWIJZE: paarse bloemkelken, 14-18 mm, vormen
4-10 schijnkransen in de oksels van de bovenste bladeren en
hebben, naast twee lange en twee korte meeldraden, een donkere
tekening (een zgn. honingmerk) op de onderlip, om zo bestuiving
te bevorderen. Zwak aromatische geur.
ZADEN: glimmende, donkerbruine vruchten, ca. 2,5 mm.
VERSPREIDING
Onvertakte wortelstokken met aan de uiteinden witte knolachtige
verdikkingen. De wortelgroei is sterk afhankelijk van de
bodemvochtigheid. Droogte remt de groei. Verspreiding via
zaad vindt hoofdzakelijk plaats via water. De zaden kiemen niet
makkelijk. Grondsoort: vochtige tot natte, voedselrijke, humeuze,
vaak zwak zure gronden.
Verspreiding en vermeerdering voornamelijk via afgescheiden
wortelstokken door mechanische grondbewerking en -verplaatsing.
AANDACHTSPUNTEN BESTRIJDING
Ingroei vanaf perceelrand voorkomen. Regelmatig maaien.
Moerasandoorn is weinig gevoelig voor Traton® SX®.
20
21
Duizendknoopfamilie: Polygonaceae
RIDDERZURING
(Rumex obtusifolius L.)
juni t/m juli
40 - 125 cm
KENMERKEN
KIEMPLANT: lang gerekte eivormige kiemlobben.
PLANT: zeer grote langwerpige bladeren, > 5 cm breed en
10-30 cm lang. Hartvormige bladvoet met afgeronde punt.
Onderste bladeren zijn breed en stomp, bovenste spitser.
Kleur: groen tot rood.
BLOEIWIJZE: bloemen staan in een lange vertakte tros.
Drie- tot vijftandig. Kleur: Bruin tot rood.
ZADEN: hoekige vruchten met spitse punt. Kleur: bruin
VERSPREIDING
Overblijvend zaad- en wortelonkruid. Kiemt in het najaar.
Verspreiding en vermeerdering voornamelijk via afgescheiden
wortelstokken door mechanische grondbewerking en -verplaatsing.
AANDACHTSPUNTEN BESTRIJDING
Ingroei vanaf perceelrand voorkomen. Regelmatig maaien.
Ontwatering verbeteren. Bestrijding uitvoeren voor het vormen
van de bloeiwijze.
22
23
Duizendknoopfamilie: Polygonaceae
KRULZURING
(Rumex crispus L.)
juni t/m oktober
30 - 150 cm
KENMERKEN
PLANT: smalle lange bladeren met gekrulde rand tot 30 cm lang.
BLOEIWIJZE: onvertakte slanke tros met talrijke groene bloemen.
SCHAPENZURING
(Rumex acetosella L.)
mei t/m augustus
10 - 50 cm
KENMERKEN
PLANT: planten zijn meestal rood aangelopen met liggende
tot staande stengels. De bladeren zijn langgesteeld,
lancet- tot lijnvormig met afstaande lobben. Kalkmijdend.
BLOEIWIJZE: een vertakte tros met talrijke groene of rode
bloemen. Tweehuizig.
VELDZURING
(Rumex acetosa L.)
mei - juli
30 - 100 cm
KENMERKEN
PLANT: lancetvormige bladeren met pijlvormige bladvoet.
De onderste bladeren zijn langwerpig eivormig en pijl­
vormig met toegespitste naar beneden gerichte lobben.
Bovenste bladeren staan dicht tegen de stengel aan gedrukt.
Bladeren 2-6 maal zo lang als breed.
24
BLOEIWIJZE: gedrongen bloeiwijze. Vertakte tros
met talrijke groene bloemen.
25
Duizendknoopfamilie: Polygonaceae
VEENWORTEL
(Polygonum amphibium L.)
juni t/m september
30 - 100 cm
KENMERKEN
KIEMPLANT: kiemlobben zijn langgerekt met een ronde top.
PLANT: land- en watervorm.
Landvorm: kortgesteelde grijsdoffe behaarde langwerpige
bladeren met hartvormige bladvoet. Vooruitstekende hoofdnerf.
Dichtbehaard vliezig kokertje met afstaande haren om de opgaande
stengel.
Watervorm: bladeren onbehaard, langgesteeld en langwerpig
met hartvormige voet. Vooruitstekende hoofdnerf. Opstijgende
onbehaarde stengel.
BLOEIWIJZE: rozerode bloemaren op einde van de stengel of
tak. Kelkbladen niet klierdragend. Meeldraden steken ruim uit.
Sterk geurend en bevat veel honing. Bloeit niet op drooggevallen
zones.
ZADEN: dopvrucht. Afgeplat eirond. Kleur: glanzend bruinzwart.
VERSPREIDING
Overblijvend wortelonkruid.
Landvorm: diep horizontaal kruipende roodachtige wortelstok.
Tot 60 cm diep. Aanwezigheid adventiefwortels. Voornamelijk
vegetatieve vermeerdering. Kiemt in het najaar. Kieming uit zaad
uitzonderlijk.
Watervorm: de kruipende rode wortelstok wordt niet zo dik, is
vlakwortelend en kan grote diepte bereiken, lijkt op een adder.
Verspreiding en vermeerdering voornamelijk via afgescheiden
wortelstokken door mechanische grondbewerking en -verplaatsing.
AANDACHTSPUNTEN BESTRIJDING
Ingroei vanaf perceelrand voorkomen. Regelmatig maaien.
Traton® SX® volgens voorschriften gebruiken.
26
27
DISCLAIMER
Gebruik gewasbeschermingsmiddelen veilig. Lees voor gebruik
eerst het etiket en de productinformatie.
Copyright © 2014 Dupont. Alle rechten voorbehouden.
Het Dupont Oval Logo, DupontTM, The miracles of
scienceTM en Traton® SX® zijn geregistreerde handelsmerken
of handelsmerken van E.I. du Pont de Nemours and Company
of de daarbij aangesloten bedrijven.
Download