28 augustus 2011, 22ste zondag door het jaar, Sint

advertisement
28 augustus 2011, 22ste zondag door het jaar, Sint Catherinakathedraal (Mt 16, 21-27)
A
Dierbare broeders en zusters, Petrus probeert zijn meester, de Heer Jesus, af te houden van het
door Jesus aangekondigde lijden. Even tevoren nog, had Petrus een klinkende belijdenis
afgelegd: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God. We hoorden het vorige zondag
voorlezen uit het Evangelie. De belijdenis van Petrus is weliswaar correct, maar over de
invulling ervan verschillen de Meester en de leerling aanmerkelijk. Petrus‘ interpretatie wordt
door de Heer beschouwd als een regelrechte bekoring waartegen Hij zich verdedigt met de
woorden: Ga weg, satan, terug, gij zijt mij een aanstoot!
Het is een bekoring, broeders en zusters, die we allemaal wel kennen, omdat ze overal
optreedt waar veel mensen bijeen zijn. Enerzijds wil je wel uitkomen voor je diepste
overtuiging, anderzijds aarzel je, omdat je de bui al ziet hangen en je een overmacht aan
onbegrip en vijandigheid zult oproepen.
De grote profeten hebben dat ervaren. Jesus zelf heeft het ondervonden, ook de
psalmist spreekt erover. Het klinkt in de Heilige Schrift als een telkens terugkerend refrein.
De profeet Jeremia zegt: Het woord van de Heer brengt mij iedere dag schande en smaad.
Soms denk ik, ik wil er niets meer van weten. Ik spreek niet meer in zijn Naam. Maar dan laait
er een vuur op in mijn hart, het brandt in mijn gebeente. Ik doe alle moeite om dat vuur in
bedwang te houden, maar het lukt me niet (Jer 20,8-9).
Over de overwinning op die bekoring, dat het vuur toch blijft branden, spreekt de
psalmist. In psalm 39 beseft hij dat hij het als verkondiger van Gods woord, bij veel mensen
nooit goed genoeg zal doen, hoe goed hij het ook bedoelt. Dat mensen op zijn woorden altijd
kritiek zullen hebben. En daarom neemt hij zich voor, voortaan zijn mond maar te houden.
Toch blijkt dat geen oplossing, want in de psalm gaat hij verder: Ik zweeg, maar vond geen
verlichting. Ik voelde een steeds heviger pijn. Het brandde in mijn binnenste. Bij mijn zuchten
laaide een vuur op en mijn tong begon te spreken (Ps 39,3-4).
Het is dan of dat vuur het spreken van je overneemt; het zijn jouw woorden niet meer.
In plaats daarvan is er een innerlijke drang die je noopt, ondanks alle tegenstand, toch te
spreken, toch te getuigen; datgene uit te voeren waarvan je in geweten weet dat het goed is.
Duidt Jesus daarop wanneer Hij zegt: De Heilige Geest zal je ingeven wat je dan moet
zeggen? De Heilige Geest als vuur dat brandt in je binnenste en oplaait. De Heilige Geest als
vurige tongen op het Pinksterfeest. Dat is het vuur van de liefde, want het is de liefde die in
onze harten is uitgestort door de Heilige Geest die ons geschonken wordt (Rom 5,5).
Het blijkt voor ons overigens nog moeilijk genoeg om onderscheid te maken tussen
het vuur van de liefde en de smeulende haard van de eigen agressie. Spreek ik namens God
die mijn geweten inspireert, of gaat mijn, door agressie verhuld, onvermogen, met de
boodschap aan de haal? Het is daarom niet onbelangrijk om de woorden van de boodschap
zorgvuldig te kiezen. Zo is het te weinig -en alle onheilsprofeten doen dat- om in liefdeloze
bewoordingen te blijven hameren op misstanden.
Om te overtuigen en vruchtbaar te zijn en iets uit te werken, heeft de ware profeet
woorden nodig die geïnspireerd zijn door de Geest van liefde, de Geest van Jesus Christus. In
die Geest van liefde is Jesus zijn lijden ingegaan en daarom kon Hij tegen Petrus zeggen: Ga
weg, satan, terug! Het lijkt agressie maar het is de liefde die alles doorziet en die zo de grote
Verleider weet te weerstaan. Want Jesus zegt niet: Ga weg, Petrus, terug! Maar Hij richt zich
onmiddellijk tot de satan, zodat Hij deze direct kan aanpakken; dus met liefde voor de mens
Petrus, maar met afschuw van het kwaad, van de satan, de verleider, de mooiprater.
Het kan gebeuren dat wij in onszelf iets van een profeet voelen. Maar wanneer we ons
dan laten meeslepen door kille waarnemingen en onbarmhartige taal, dan is het vuur van de
liefde snel opgebrand. Dan is het niet de Heilige Geest die ons verlicht en ons verwarmt. Kijk
maar naar Jonas. Hij vluchtte naar Tarsis, ver weg van de Heer, terwijl hij door God naar
Nineve was gezonden. En toen de bevolking daar, op zijn woorden zich bekeerde, was hij zelf
hevig teleurgesteld, omdat Gods vernietigend oordeel uitbleef.
Het vuur van de liefde blijft altijd branden, ook als er kwalijke zaken ter sprake
dienen te komen. Dat te mogen ontdekken -ook en juist als je de opdracht krijgt een
boodschap te verkondigen- dat zorgt ervoor dat je afstand kan doen van je eigen beperkte
verlangens ten einde God de ruimte te geven barmhartig te zijn. Als je Gods verlangen hebt
bereikt; of liever, als je, door zijn Geest van liefde geleid, jezelf naar zijn Liefde toe laat
trekken, dan kom je bij de Mensenzoon aan. Dan zal je Hem, die zijn lijden moet ingaan, zien
in de heerlijkheid van zijn hemelse Vader. En Hij zal ieder vergelden naar z’n daden. Amen.
Download