1: Wat gebeurde er met Piet Donker? Lesbrief voor de bovenbouw van het basisonderwijs In samenwerking met het Stadsmuseum Harderwijk. 2: Colofon Opdrachtgever Comité Tweehonderd Jaar Koloniaal Werfdepot Auteur Liek Mulder Samenwerking met Stadsmuseum Harderwijk en Cultuurkust © 2014 Liek Mulder p/a Comité Tweehonderd Jaar Koloniaal Werfdepot 3: 1. Piet Donker Hallo, ik ben Piet. Ja, Piet, een ouderwetse naam hè? Tegenwoordig heten jullie Sam, of Emma, of Ahmed, maar ik heet gewoon Piet. Een echte Hollandse naam. Heel normaal in mijn tijd. Natuurlijk heb ik ook een achternaam. Ik heet namelijk Piet Donker. Nu denk je misschien: Donker is niet een echte Harderwijker naam. Dat klopt, Piet Foppen zou logischer zijn, maar nee, ik ben gewoon Piet Donker. Nou ja, ik zeg wel gewoon, maar zo gewoon is mijn achternaam ook weer niet. Ik moet jullie namelijk iets opbiechten, iets heel raars, ik vind het moeilijk om het zomaar te zeggen. Ik weet namelijk niet wat mijn echte achternaam is. Dat is gek, hè. Enig idee hoe dat kan? Lijkt me een leuke vraag. Denk er maar eens goed over na. 1 Vreemd dat iemand zijn echte achternaam niet weet. Bedenk twee verklaringen. Verklaring 1: Verklaring 2: Botters op de Zuiderzee. 4: O.k., is het gelukt? Ik ben benieuwd of jullie het echt hebben geraden. Ik zal het raadsel uit de doeken doen. Ik ben namelijk een vondeling. Ja, je leest het goed, een vondeling. Dus iemand die gevonden is. Ik ben gevonden door een deftige meneer. Meneer Termaat, hij was een bekende notaris in Harderwijk. Zijn volledige naam was Hendrik Christiaan Termaat, geboren op 1 maart 1833. Dat heb je bij een notaris, die weet zulke dingen precies. Eigenlijk vertel ik het niet goed, want ik ben niet door meneer Termaat zelf gevonden, maar door zijn vrouw. Zij heeft een erg chique naam: Cornelia Wilhelmina Rambonnet, geboren op 3 augustus 1836. Ze zal wel van Fransen afstammen, denk je ook niet, Rambonnet klinkt niet erg Nederlands. Misschien wel van Franse hugenoten? Hebben jullie op school wel eens iets gehoord over hugenoten? Nee, dan moet je dat eens opzoeken. Best interessant. 2 Piet Donker heeft het over Franse hugenoten. We stellen je over die mensen twee vragen. De antwoorden vind je op internet of in een boek over de geschiedenis van de zeventiende eeuw. a In welke opzichten waren Franse hugenoten anders dan de meeste Fransen? b Waarom vluchtten vele duizenden Franse hugenoten na 1685 naar andere landen? Je bent natuurlijk benieuwd wanneer ik gevonden ben. Of niet? Nou, ik zal het zeggen. Ik werd gevonden op vrijdagmorgen 24 september 1869, ’s morgens om half zeven. Er wordt gezegd dat mevrouw Termaat een kind hoorde huilen, de voordeur van haar deftige huis opendeed en mij zag liggen. Ze wist natuurlijk niet dat ik het was, maar je snapt wat ik bedoel. De familie Termaat woonde in de Donkerstraat in een heel mooi huis. Ik ben er maar één keer geweest, maar daar weet ik natuurlijk niets meer van! In dat huis is tegenwoordig een heel mooi museum. Het heet geloof ik Stadsmuseum Harderwijk. Nou op de stoep van dat huis lag ik eind september 1869. Idioot, maar het is echt waar. Mevrouw Termaat heeft me gelukkig niet laten liggen, maar opgepakt en naar binnen gebracht. Meneer Termaat kwam direct aanrennen en schijnt geroepen te hebben dat ze dat kind niet konden houden. Ze hadden al twee dochters. Dat viel eigenlijk wel mee, want de ene dochter was al 21 en de andere 3. Ik had er best bijgepast, maar ja, een vondeling! Toen gebeurde er iets bijzonders. Meneer Termaat kende natuurlijk veel Harderwijkers. Hij kreeg het voor elkaar dat ik naar het Burgerweeshuis mocht. Nee, niet in dat gebouw 5: aan het Kerkplein dat er nu nog staat. Dat is pas gebouwd toen ik 12 jaar oud was, dat weet ik nog als de dag van gisteren. Daarvoor woonden de wezen – en dus ook ik - in een gebouw er schuin tegenover. Dat kennen jullie wel, Hotel Baars. Het schijnt later een fraai hotel geworden te zijn. Geen echte wees Misschien is het voor jullie logisch dat ik naar dat weeshuis ging, maar dat lag toen toch een tikkeltje anders. Want, natuurlijk was ik geen wees. Ik was nog maar een paar dagen oud, heel waarschijnlijk leefde mijn moeder nog. En mijn vader? Ik zou het niet weten. Maar ja, in de praktijk was ik wel een soort wees, omdat mijn vader en moeder mij niet konden of wilden opvoeden. Dat is wel een beroerde gedachte, hoor. Dat kan ik je vertellen. Dat ik naar dat Burgerweeshuis ging, was ook nog om een andere reden bijzonder, want daar gingen eigenlijk alleen maar wezen uit gegoede kringen heen. Weten jullie wat dat zijn, gegoede kringen? Dat zijn mensen die niet al te arm zijn, die per jaar in ieder geval een paar honderd gulden verdienen. Inderdaad, per jaar. Dat vinden jullie natuurlijk een fooi, maar in mijn tijd was dat een hoop geld. Die notaris Termaat was een slimme man. Die zag namelijk direct dat ik hele mooie kleertjes aan had, niet zo maar vodden. Ik heb ze overigens nooit gezien, ze zijn al lang geleden weggegooid. Zijn conclusie was dat ik uit een gegoede familie moest komen. Dus hij ging smoezen met de regenten, zeg maar de bestuurders van het Burger Weeshuis. Zo ben ik daar gekomen. Oh ja, mijn naam. Dat is simpel, ze hebben me genoemd naar de Donkerstraat, daar ben ik immers gevonden, vandaar Piet Donker. Slim bedacht hè? Maar hoe ik echt heet, ik zou het graag weten. Wezen in het Burgerweeshuis, met de weeshuisvader (links) en –moeder (rechts). 6: 3 Kijk eens goed naar de foto van het Burgerweeshuis op pagina 5. Die foto is in het begin van de twintigste eeuw genomen, toen was Piet Donker al vertrokken. Stel je voor dat jij een van die wezen op de foto bent. Kies een van de vijf wezen uit. Kijk heel goed naar die persoon en beantwoord dan de vragen. a Beschrijf de kleren die je aan hebt. b Zie je er arm uit, of juist niet? Hoe zie je dat? c Wat denk je, is het een strenge boel of misschien wel gezellig? Waaraan kun je dat zien? d Schrijf eens op hoe jij je zou voelen in zo’n weeshuis. Gebruik ongeveer dertig woorden. 7: 8: 4 Op pagina 7 staat een plattegrond van Harderwijk aan het eind van de negentiende eeuw. Bekijk die kaart, er staan straatnamen op en 29 nummers. Aan de rechterkant wordt uitgelegd welke gebouwen of bijzondere plekken met die 29 nummers worden bedoeld. Boven die uitleg staat ‘Renvooi’, dat betekent zoiets als ‘uitleg’. Er volgen nu enkele vragen over die kaart. Doe je best! a Maak een lijstje van de gebouwen die nu nog steeds in de stad Harderwijk te zien zijn. b Noem drie gebouwen die er tegenwoordig niet meer zijn. c De 29 gebouwen en bijzondere plekken kun je indelen. Bijvoorbeeld in hotels, kerken, militaire gebouwen. Maak hieronder vijf indelingen en geef alle nummers een mooie plek. Zet achter de letters de titel van je indeling. Bijvoorbeeld A = hotels enzovoort. Schrijf daarna de namen van de gebouwen in iedere lijst. Daarmee krijg je een mooi beeld hoe Harderwijk er omstreeks 1900 uitzag. A = .……………….. B = ………………… C = ………………… D = ..…………………. E = ..………………… 9: 2. Koloniaal Mooie foto, hè. Dat ben ik, twintig jaar oud, in het jaar 1889. Heb je al iets over die tijd geleerd bij geschiedenis? Jullie noemen dat geloof ik de Tijd van burgers en stoommachines. Nou, ik ben een burger en stoommachines zie ik overal, fantastische apparaten. Dat hoor je straks nog wel. Die foto is genomen bij een fotograaf in Harderwijk. In de Donkerstraat, vlak bij die notaris, maar die was toen al overleden, in 1886, 53 jaar oud, een mooie leeftijd, vonden wij. Ik heb de foto laten maken omdat ik op het punt stond een bijzonder lange reis te gaan maken. Naar Nederlands-Oost-Indië, onze prachtige kolonie aan de andere kant van de wereld. Dat is ver weg, niet te geloven! 10: Een briljant idee Het wordt wel tijd dat ik uitleg hoe ik van het Burgerweeshuis in dat mooie uniform terechtkwam. Dat zit zo. Ik werd in dat weeshuis prima verzorgd. Het was er wel een beetje streng, maar ik kwam niets tekort. Ik mocht ook naar school. Daar leerde ik rekenen, schrijven, later ook aardrijkskunde en geschiedenis, en natuurlijk Bijbelse geschiedenis. Die was heel belangrijk op mijn school, de christelijke lagere school aan de Academiestraat. Daarna moest ik een vak gaan leren, maar dat was een probleem. Ik vond het maar niks. Eerst timmeren, toen metselen, toen schoenen maken. Niets voor mij, veel te veel opgesloten. Opeens kreeg ik een briljant idee…. Wat was dat briljante idee? Op de kaart van Harderwijk kun je zien dat het Burgerweeshuis midden in de stad staat. Aan de Smeepoortstraat, vlak bij het weeshuis, was de Oranje Gelderlandkazerne. Die kazerne was toen echter veel bekender onder de naam Koloniaal Werfdepot. Ik denk dat jullie nu met je oren zitten te klapperen. Wat was in vredesnaam het Koloniaal Werfdepot? Hoe zal ik dat uitleggen? Dat is niet zo makkelijk. Ik doe m’n best. Ik had het al eerder over onze kolonie Nederlands-Oost-Indië. Dat land kennen jullie allemaal, althans van naam, dat is namelijk Indonesië. Meer dan drieëneenhalve eeuw hebben Nederlanders daar de baas gespeeld. Eerst een klein beetje, in de tijd van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602-1798). In de negentiende eeuw werden die duizenden eilanden een echte kolonie, dat betekent dat ze bestuurd werden door Nederlanders. Een kolonie is een gebied buiten het eigen land. Eeuwenlang hadden landen als Spanje, Portugal, Engeland, Frankrijk en Nederland een heleboel koloniën in Amerika, Afrika en Azië. 5 Piet Donker heeft het over koloniën. Denk eens goed na en noem vijf landen die vroeger een kolonie waren. Zet er ook achter van welk Europees land het een kolonie was. 1 ……………………………………………………… kolonie van ……………………………………………………… 2 ……………………………………………………… kolonie van ……………………………………………………… 3 ……………………………………………………… kolonie van ……………………………………………………… 4 ……………………………………………………… kolonie van ……………………………………………………… 5 ……………………………………………………… kolonie van ……………………………………………………… Als je een land bestuurt, heb je een leger nodig. Om de bevolking te beschermen tegen vijanden, maar ook om binnenlandse opstanden te onderdrukken. Lees de kranten maar, dan weet je wat ik bedoel. Nederland richtte een speciaal leger op voor Nederlands-Indië. Dat was het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger, afgekort KNIL. Mensen konden niet gedwongen worden in dat leger te gaan, daarom werden er vrijwilligers gecharterd. Deftiger gezegd, ze werden geworven. Nu begrijp je waarschijnlijk wel de naam Koloniaal Werfdepot. In Harderwijk werden mensen geworven die in het KNIL in Indië gingen dienen. 11: En wat ging ik nu doen? Ik meldde me aan als vrijwilliger! Dat was dé kans om avonturen te beleven en dat kleine Harderwijk met zijn zevenduizend inwoners eindelijk vaarwel te zeggen. Wonder boven wonder vonden de bestuurders (regenten) van het Burgerweeshuis mijn plan niet zo gek. Ze hadden wel in de gaten dat ik niet goed mijn draai kon vinden en gaven me toestemming om me aan te melden. Dat heb ik direct gedaan. Op donderdag 14 november 1889 liep ik met bonzend hart door de poort van de kazerne en meldde me bij de officier die de werving regelde. Eigenlijk ging het behoorlijk snel. In een paar dagen was het bekeken. Ik was gezond, moest een verklaring ondertekenen, toestemming krijgen van de regenten van het weeshuis en toen was de zaak gepiept en kon ik mijn boeltje pakken en naar de kazerne verhuizen. Ik was, zoals we dat noemden, een koloniaal geworden. Op de foto hieronder zie je de slaapzaal van de kazerne. Waarschijnlijk zeggen jullie dat er weinig privacy was, maar die was ik ook niet gewend. In het weeshuis was je bijna nooit alleen. Dus ik zat er niet mee. Omdat ik me had laten werven voor het Indische leger kreeg ik een beloning. Dat noemen ze een handgeld. Ik kreeg niet minder dan 250 gulden in mijn hand gedrukt. Natuurlijk niet zomaar. Ik moest een handtekening zetten onder een contract voor zes jaar, maar 250 gulden was voor mij heel veel geld, ik was nog nooit zo rijk geweest. Die zes jaar in het koloniale leger, dat zou ik wel zien, dacht ik toen. Wat doe ik met dat geld? Geef ik het met een sneltreinvaart uit, zoals veel van mijn nieuwe kameraden? Die kon je bijna iedere avond in de kroeg vinden, kijk maar op de foto op de volgende pagina. 12: Anderen kon je op hun gemak door de Israëlstraat zien slenteren. Daar woonden, geloof ik, leuke meisjes, in zogenaamde logementen, een mooie schuilnaam. Maar, de kroeg en de meisjes waren niks voor mij. Ik besloot dat geld goed te bewaren. Wie weet kwam dat later nog eens van pas. 6 De 250 gulden die Piet Donker in 1889 als handgeld kreeg, is tegenwoordig ongeveer 3.200 euro waard. Piet besloot zuinig te zijn op zijn geld. Wat vind je daarvan? a Ik vind …………………………………………………………………………………………………………………………….., omdat……………………………………………………………………………………………………………………… b Als ik Piet was geweest, zou ik …………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………, want ………………………………………………………………………………………………………………………………… Die opleiding tot militair stelde eigenlijk weinig voor, eerlijk gezegd. Een beetje exerceren, als je weet wat dat is. Af en toe oefenen met wapens, en natuurlijk door de straten van Harderwijk marcheren. Wel leuk, in uniform, stoer doen, aangegaapt worden door 13: Harderwijkers. Af en toe riep iemand: ‘Hé, Piet, heb je je apenpakje aan?’ Natuurlijk deed ik dan net of ik niks hoorde en marcheerde stoer door. Grappig was dat er ook allerlei buitenlanders in de kazerne rondliepen: Zwitsers, Duitsers, Fransen, Belgen en zelfs een paar Polen. Praten was natuurlijk lastig, zo’n talenwonder was ik ook weer niet. Maar met handen en voeten kwamen we een heel eind. En er werd een soort mengtaal gesproken, met woorden uit allerlei talen door elkaar heen, waardoor je meestal snel begreep wat die ander bedoelde. Probeer het ook maar eens. 7 Piet daagt jullie uit. De koloniale soldaten spraken onderling een soort mengtaal, zo noemt Piet dat. Dat betekent dat je Duitse, Franse, Engelse en Nederlandse woorden door elkaar mixt. Of het wel klopt volgens de grammatica is niet belangrijk, als je elkaar maar begrijpt. Je krijgt als opdracht om een kort gesprek in een mengtaal op te schrijven. Het is een gesprekje tussen Piet, een Belg die Frans spreekt en een heel klein beetje Vlaams en een Duitser. Ze lopen met z’n drieën in de Smeepoortstraat, bij de Grote Kerk, en overleggen hoe ze het snelst op de Vischmarkt kunnen komen. Maak er een mooi internationaal gesprek van. Je mag de woorden ook fonetisch opschrijven. Dat wil zeggen: hoe je ze uitspreekt. Mijn gesprek ging zo: 14: 3. Naar Indië Meestal werden Nederlandse vrijwilligers na een maand of drie naar Nederlands-Indië gestuurd. In mijn geval duurde het een poosje langer. Maar toen ging het ook onverwacht snel. Kennelijk had men opeens gebrek aan soldaten, want in alle haast moest een aantal manschappen naar Indië worden gebracht. Onder wie ik. Op 15 mei 1890 kregen we bevel onze spullen te pakken, de volgende dag gingen we al met de trein naar Rotterdam. Voor mij was dat een bijzondere belevenis. Ik had nog nooit in een trein gezeten. Dat kun je je waarschijnlijk moeilijk voorstellen, maar toch was het zo. Eerlijk gezegd was ik best een beetje zenuwachtig voor die treinreis. Zo’n grote locomotief, met wolken stoom. En hard dat die trein ging, soms wel negentig kilometer per uur. Niet voor te stellen. Ik had wel geluk. Want, we gingen niet met een of andere oude schuit, maar met een heel modern schip, de Bromo, van de Rotterdamsche Lloyd, een beroemde scheepvaartmaatschappij. Die Bromo schijnt een of andere vulkaan op Java te zijn, nooit van gehoord. Natuurlijk sliepen we niet in luxe hutten, die waren bestemd voor de drie officieren die meevoeren. Maar ik en de andere 78 mannen kregen onderin het schip een behoorlijke plek. Daardoor werd het een plezierige reis. Een hele lange reis. Dat kon je zien op een routekaart. Op die kaart stond dat we niet minder dan 9.000 zeemijlen moesten varen. Ik heb het uitgerekend, dat is ruim 16.000 kilometer. We gingen letterlijk naar de andere kant van de aarde. Ongelooflijk. Ik kreeg het er benauwd van. 15: De Bromo van de Rotterdamsche Llyod. Een advertentie uit 1875. 8 Teken op de wereldkaart de route die Piet Donker in het voorjaar van 1890 heeft afgelegd. De Bromo voer van Rotterdam naar Southampton in Engeland. Via de Straat van Girbaltar naar Marseille. Vandaar naar Port Said, de toegangshaven tot het Suezkanaal. Daarna door de Rode Zee naar Colombo op wat toen Ceylon (Sri Lanka) heette. En ten slotte naar het noordpuntje van Sumatra, namelijk het eiland Sabang. 16: 4. Vechten in Atjeh De tocht naar Indië ging ontzettend snel. We vertrokken op 17 mei 1890 uit Rotterdam. Precies veertig dagen later, op 21 juni, waren we al in Sabang, op het noordpuntje van Sumatra. Uiteraard hadden we in Harderwijk al het een en ander over de Atjeh-oorlog gehoord. Daar werd inmiddels zo’n vijftien jaar gevochten tegen een stelletje woeste Atjehers. Die gasten hadden geen zin om het bestuur in onze Indische hoofdstad Batavia te erkennen. Logisch dat wij Nederlanders dat toen niet accepteerden. Vandaar die oorlog. Een tekening van een gevecht in Atjeh uit 1926. In de tijd van Piet Donker ging het er op dezelfde manier aan toe. Een paar maanden geleden hadden we een behoorlijke tik gekregen bij een of ander inlands dorp, Kota Pohana of zoiets, midden in het oerwoud. Er waren niet minder dan zes blanke officieren gesneuveld en 99 soldaten, meestal inheemse mensen. Met het schip hadden we geluk gehad, nu echter niet meer, want wij moesten uitgerekend naar dat Kota Pohana toe. Dat betekende een stevige mars van een flink aantal dagen, dwars door de bush-bush. Weliswaar kregen we eerst een dag of tien om een beetje thuis te raken in Atjeh, maar erg gelukkig waren we niet met onze opdracht. In het oerwoud was het bloedheet en het wemelde er van de insecten. We hadden natuurlijk een stevig uniform aan, plus bepakking en wapens. Ik had nog nooit zo hard moeten werken. En die spanning, want je wist dat er overal vijanden konden zitten. Het viel 17: me op dat mijn kameraden steeds stiller werden. Eerst lekker varen op die mooie Bromo en nou in de jungle ploeteren waar je soms maar een paar meter zicht had. Dat was wel een verschil. Hoorde ik daar wat? Onze luitenant schreeuwde opeens ‘dekking zoeken’. We lieten ons plat op de grond vallen. Ik hoorde iets suizen … 9 Zo eindigt heel plotseling het verhaal van Piet Donker. Zijn stem breekt af. Wat is er met hem gebeurd? Heeft hij het overleefd? Wat denken jullie? Schrijf zelf de afloop van het verhaal van Piet Donker. Zal hij ooit nog door de Donkerstraat in Harderwijk lopen? Gebruik ongeveer vijftig woorden voor je verhaal. Dit gebeurde er met Piet Donker. …………………………………………………………………………………… 18: Toelichting op de Lesbrief Wat gebeurde er met Piet Donker? Aanleiding voor deze lesbrief In het jaar 2014 herdenkt Harderwijk twee bijzondere episoden uit zijn geschiedenis, namelijk Tweehonderd jaar Koloniaal Werfdepot en Honderd jaar Belgenkamp. Op 21 juni 2014 verscheen daarom deze lesbrief en op 11 oktober 2014 de lesbrief Een Belgenkamp in Harderwijk …ra ra, kan dat?, waarin overigens ook de Piet Donker van het Koloniaal Werfdepot een rol speelt! Dus, een extra aanbeveling beide lesbrieven met de leerlingen te behandelen. Ook later bruikbaar De lesbrieven verschijnen weliswaar ter gelegenheid van bovengenoemde herdenkingen, maar zijn ook los daarvan de komende jaren uitstekend te gebruiken omdat ze over interessante aspecten van de lokale Harderwijker geschiedenis gaan. Rode draad van de lesbrief De lesbrief over het Koloniaal Werfdepot wordt aangeboden in de vorm van het persoonlijke verhaal van de koloniale soldaat Piet Donker, die als vondeling in de Donkerstraat werd gevonden. Het verhaal is niet historisch, maar is wel verantwoord opgebouwd. Het had zo kunnen gebeuren! Door de ogen van Piet Donker kijken de leerlingen naar de Harderwijker wereld in het laatste kwart van de negentiende eeuw. Ze krijgen volop gelegenheid zich in te leven, ook in het leven van een wees, goed verzorgd in het Burger Weeshuis. Enkele locaties die in de lesbrief genoemd worden, bestaan nog steeds: de Oranje Gelderlandkazerne (nu: appartementencomplex Geldersche Munt) en het gebouw van het Burger Weeshuis aan het Kerkplein. Opdracht 4 is aan dit onderwerp gewijd. Aan het eind van de lesbrief komt de Atjeh-oorlog aan de orde, waardoor ook duidelijk wordt waarom in Nederland soldaten werden opgeleid om aan de andere kant van de wereld te dienen. Antwoordmodel van de opdrachten 1 Enkele verklaringen waarom iemand zijn echte achternaam niet (meer) weet: omdat hij of zij te vondeling is gelegd omdat hij of zij geadopteerd is door oorlogsgeweld waardoor administratie en andere informatie is verdwenen 2a Verreweg de meeste Fransen waren/zijn rooms-katholiek, de hugenoten waren protestants. 2b In 1685 herriep de Franse koning Lodewijk XIV het edict van Nantes dat de hugenoten ruimte gaf om de eigen godsdienst te belijden en uit te oefenen. Uit lijfsbehoud vluchtten vele duizenden Franse hugenoten naar onder andere de Republiek, Zuid-Afrika, het Duitse Rijk en andere landen. Meisje: een groot wit schort, daaronder bovenkleding met lange mouwen en 3a laarsachtige schoenen. Jongen: een keurig pak met een vlinderdas, overhemd en keurige schoenen. 19: 3b 3c 3d 4a 4b 4c 5 6a 6b 7 8 9 Bepaald niet arm, integendeel, heel verzorgd, bijna deftig. Arme mensen droegen toen niet zulke mooie kleren. Waarschijnlijk wel streng. De weeshuisvader en –moeder zien er ‘stevig’ uit, ze hebben er vermoedelijk behoorlijk de wind onder. Maar, de wezen zien er goed en rustig uit, ze hebben het vast wel naar hun zin. Een persoonlijke vraag. Van belang dat leerlingen zich trachten in te leven wat het betekent als wees in zo’n weeshuis te moeten wonen. Gebouwen die nu nog in Harderwijk staan: Stadhuis, Linnaeustoren, Grote Kerk, Burger Weeshuis, Kazerne (Gelderse Munt), Hotel Baars, (Oude) Synagoge, R.K. Diaconessenhuis (latere Pius-ziekenhuis, nu appartementencomplex). Gebouwen die er nu niet meer zijn: Postkantoor, Voormalig Gymnasium, Oudemannenhuis (Bethel), Hotel Kamm, Gereformeerde Kerk, De Harmonie, Burgerschool, Hospitaal, Gasfabriek, Korenmolen, Scheepstimmerwerven, Zuiderzeebadhuis, R.K. Kerk, Huis van Bewaring, Chr. School, Vuurtoren (de Vischpoort natuurlijk wel), Militair Tehuis, Chr. Geref. School. Sommige gebouwen zijn er nog wel, maar hebben een andere bestemming. Een indeling kan zijn: A = hotels, B = kerken, C = militaire gebouwen, D = gebouwen van de gemeente, E = scholen We geven een aantal voorbeelden van (de talrijke) voormalige koloniën. 1 Indonesië, kolonie van Nederland. 2 Ghana, kolonie van Engeland. 3 Verenigde Staten, kolonie van (onder andere) Engeland. 4 Angola, kolonie van Portugal. 5 Mali, kolonie van Frankrijk. In deze vraag wordt naar een persoonlijke mening gevraagd. Van belang is dat leerlingen met argumenten hun mening onderbouwen. Eenzelfde vraag als 6a. Deze vraag doet een beroep op de creativiteit en taalvaardigheid van leerlingen. Een tip is om leerlingen eerst een aantal alledaagse woorden in het Frans, Engels en Vlaams te laten opschrijven. Eventueel kan internet hierbij diensten bewijzen. Een kaartopdracht die (nemen we aan) voor zichzelf spreekt. De eindopdracht, waarbij een beroep wordt gedaan op het inlevingsvermogen van de leerlingen. De meeste leerlingen zullen ervoor kiezen dat de eenheid van Piet Donker overvallen wordt door Atjehers. Hoe die aanval voor Piet afloopt laten we over aan de fantasie van de leerlingen. Een andere optie is dat er een zware tak is afgebroken die omlaag suist en Piet treft. En zo zijn er nog meer opties. Aanvullende activiteiten De herdenking van Tweehonderd jaar Koloniaal Werfdepot is voorbij. Echter, in de Gelderse Munt is een replica van het wervingsbord opgehangen, dat de voorkant van de lesbrief siert. Naast de ingang van dit complex zijn teksten over het Koloniaal Werfdepot te lezen. Ook in het Stadsmuseum Harderwijk (Donkerstraat 4) zijn sporen over de koloniale geschiedenis van Harderwijk terug te vinden. Stadsgidsen kunnen op verzoek een wandeling rond dit thema verzorgen. 20: Uiteraard is er ook veel informatie over het Koloniaal Werfdepot in boeken en op internet te vinden.