‘Handig en onmisbaar!’ Misha de Ridder, fotograaf, 06-06-2013 ‘Om nieuw werk te ontwikkelen voor een tentoon­stelling is tijd en geld nodig. Tijd neem je zelf mee, maar geld is meestal niet direct voorhanden. Met het Materiaalfonds kon ik een belangrijke tentoonstelling financieren.’ Berend Strik, beeldend kunstenaar, 11-04-2013 ‘Business Angels, een term die ineens overal opduikt in de culturele sector, waarbij het is alsof ze door God zelf gezonden worden, is zonder twijfel van toepassing op het Materiaalfonds. Dat kan ik uit eigen ervaring beamen.’ Conny Groenewegen, modeontwerper, 16 -10-2013 ‘Het Materiaalfonds is onmisbaar omdat het maken van eententoonstelling kostbaar is en mijn kasreserves onvoldoende zijn om het bedrag dat hiervoor nodig is voor te financieren.’ Henk Wildschut, fotograaf, 21-11-2013 MATERIAALFONDS: RENTEVRIJE LENINGEN VOOR KUNSTENAARS, FOTOGRAFEN EN ONTWERPERS VOOR KUNSTENAARS FOTOGRAFEN EN ONTWERPERS RENTEVRIJE LENINGEN MATERIAALFONDS: Voorwoord Francine Mendelaar – directeur ‘Een soort microkrediet avant la lettre’, zegt ontwerper Ineke Hans over het Materiaalfonds. Het Materiaalfonds, dat begin jaren zeventig is opgericht en al meer dan veertig jaar rentevrije leningen verstrekt aan kunstenaars, fotografen en ontwerpers, is actueler dan ooit. Voor de financiering van nieuw werk kunnen kunstenaars niet terecht bij een bank. Hun inkomen is onzeker en de bedragen die ze nodig hebben zijn vaak te laag om een lening af te sluiten. Kunstenaars kunnen wel terecht bij het Materiaalfonds voor Beeldende Kunst en Vormgeving. Kunsthistorica Judith de Bruyn interviewde vijf kunstenaars die recent een lening afsloten voor een project. Ze praatte met hen over de totstandkoming van het idee, de uitvoering van het project en de financiering ervan. Diana Scherer vertelt over ‘Nurture Studies’, een onderzoek dat resulteerde in een fotoboek, Ursula Jernberg gaf voor haar eindexamen aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in eigen beheer het boek ‘Characters of Jante’ uit, Mischa Rakier realiseerde de installatie ‘Infinity Palace’, een spiegelpaleis in Amsterdam, Fatima Barznge ging terug naar haar geboortestreek als inspiratie voor nieuw werk en de kunstenaars Boris de Beyer, Adam Nillissen en Peter van der Es zetten de eerste beurs voor jonge kunstenaars in Amsterdam op. Dit boek bevat ook vijf voorbeelden van fotoboeken die mede mogelijk gemaakt zijn door het Materiaalfonds: Abendsonne van Misha de Ridder, CASA POLI van Jeroen Lok, Belgische Herfst van Jan Rosseel, Yonder van Marnix Goossens en Characters of Jante van Ursula Jernberg. Het maken van een kunstenaars- of fotoboek is kostbaar en voorfinanciering is niet altijd voorhanden. Het Materiaalfonds investeert graag samen met fotografen en kunstenaars in bijzondere boeken en publicaties. Het Materiaalfonds vroeg het afgelopen jaar tien bekende kunstenaars en ontwerpers die (ooit) een lening hebben afgesloten om in één of twee zinnen te zeggen hoe ze over het fonds denken. Uit de quotes blijkt waardering voor de werkwijze, toegankelijkheid en het vertrouwen dat het Materiaalfonds heeft in kunstenaars. De formule van het Materiaalfonds is even simpel als doeltreffend: het geld wordt uitgeleend en komt weer terug, zodat het opnieuw kan worden uitgeleend. Zo heeft het Materiaalfonds sinds zijn oprichting in 1972 zo’n 1890 projecten gefinancierd met een totaalbedrag van 6,6 miljoen euro. Het Materiaalfonds is een revolving fund dat kunstenaars en ontwerpers de mogelijkheid biedt zelf in hun werk te investeren en hun plannen te realiseren. Dit boekje bevat een aantal sprekende voorbeelden. Meer voorbeelden zijn te vinden op de website. december 2013 Het Materiaalfonds is een onafhankelijke stichting maar werkt graag en goed samen met andere organisaties. Het Mondriaan Fonds heeft begin 2013 een fonds op naam binnen het Materiaalfonds ingericht, het Mondriaan Materiaalfonds. Stichting DOEN heeft een bedrag beschikbaar gesteld voor leningen aan ontwerpers die een duurzaam project willen financieren. Vanaf 2014 is er ook een samenwerking met het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie en met het CBK in Rotterdam. In 2014 zullen Stichting DOEN, Het Nieuwe Instituut en het Materiaalfonds gezamenlijk de New Material Award organiseren, de opvolger van de DOEN | Materiaalprijs, een stimuleringsprijs voor duurzaam en innovatief materiaalgebruik in kunst en vormgeving. Misha de Ridder Abendsonne Misha de Ridder legt mysterieuze verschijnselen en fenomenen in het landschap vast. Abendsonne is zo’n verschijnsel. In een gebied in de Zwitserse Alpen is er tweemaal per jaar gedurende een week een totale zonsverduistering, of eigenlijk ligt het gebied in de schaduw van een hoge berg. Abendsonne is het moment dat de zon zich voor het laatst laat zien. Uitgever: Schaden.com, 2011 Vormgeving: Mevis & Van Deursen Druk: Druckerei Odermatt AG, Dallenwil, Zwitserland Oplage: 500 Courtesy Galerie Juliètte Jongma, Amsterdam Jeroen Lok CASA POLI Casa Poli is een weekendhuis annex cultureel centrum aan de Chileense kust. Het is bijna tien jaar geleden gebouwd door het architectenbureau Pezo von Ellrichshausen. Jeroen Lok verbleef een week op deze plek en legde zowel het huis als de directe omgeving vast. Het boek bevat ook een interview van Hans Ibelings met de architecten Mauricio Pezo en Sofia von Ellrichshausen. Uitgever: The Architecture Observer, Hans Ibelings, 2013 Vormgeving: Haller Brun Druk: Lecturis, Eindhoven Oplage: 1000 Jan Rosseel Belgische Herfst Het boek Belgische Herfst maakt deel uit van een foto- en videowerk dat Jan Rosseel maakte over de terreuraanvallen van de Bende van Nijvel begin jaren tachtig in België. Jan Rosseel, zoon van een van de slachtoffers van de nooit opgehelderde moorden, wil met dit werk zijn vaderland wakker schudden. Jan Rosseel is gefascineerd door herinneringen en hoe verhalen in de loop van de tijd kunnen veranderen. Uitgegeven in eigen beheer, 2013 Vormgeving: Teun van der Heijden (Heijdens Karwei) Druk: Romein Grafisch, Berkel en Rodenrijs Oplage: 28 + 2 AP handgemaakt en handgebonden Marnix Goossens Yonder In Yonder concentreert Marnix Goossens zich op surrogaatnatuur in licht vervallen interieurs. Hij toont het heimelijke verlangen van de mens naar exotische oorden en besneeuwde bergtoppen in de vorm van behang met palmmotief en decoratieve posters. Het boek Yonder is gepresenteerd tijdens de gelijknamige expositie in FOAM, Amsterdam. Uitgever: Roma Publications, 2013 Vormgeving: Remco van Bladel, met een tekst van Maria Barnas Druk: Lecturis, Eindhoven Oplage: 1000 Ursula Jernberg Characters of Jante Op zoek naar haar Noorse roots stuitte Ursula Jernberg in Noorwegen op een verhaal van de Deens/ Noorse schrijver Aksel Sandemose. Hij beschrijft hoe in het Noorse dorp Jante middelmatigheid tot wet verheven wordt: de Wet van Jante. De vertelling in Characters of Jante is gebaseerd op dit nog niet vergeten fictieverhaal uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Uitgegeven in eigen beheer, 2012 Ongebonden Vormgeving: Barbara Hennequin Druk: Rob Stolk, Amsterdam Oplage: 250 ‘Je krijgt als kunstenaar de kans om je dromen te realiseren, ondanks dat er minder subsidies beschikbaar zijn.’ URSULA JERNBERG CHARACTERS OF JANTE Je vroeg in 2012 een lening aan bij het Materiaalfonds om je afstudeerproject te kunnen financieren aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Dat komt niet veel voor. Hoe kwam je op dat idee en in welke fase van je afstuderen vroeg je de lening aan? Ik denk dat het een paar maanden voor mijn afstuderen was. Een kennis wees mij erop dat er een fonds bestaat dat renteloze leningen verschaft aan kunstenaars. Zo kwam ik bij het Materiaalfonds uit. Ik was net op tijd voor een deadline van een aanvraagronde, die aansloot op mijn afstuderen. Ik had al een aanvraag bij een ander fonds gedaan, dus veel geschreven, en een begroting had ik ook al. Samen met mijn grafisch ontwerpster had ik een dummy gemaakt in kleine vorm; ik was al ver met mijn project. Dat kon ik allemaal gebruiken voor mijn aanvraag. Toen hoorde ik al heel snel dat ik bij de toekenningen zat. Het geld kreeg ik binnen een paar dagen. Kreeg je op de academie begeleiding, bij het maken van je begroting bijvoorbeeld? Geen begeleiding bij het maken van de begroting maar we werden wel door een docente getraind in het schrijven van een ondernemersplan, waardoor je ook te maken krijgt met begrotingen. Voor het realiseren van mijn project had ik een vaste prijs afgesproken met mijn grafisch ontwerpster en de drukkerij. De kosten hiervoor waren behoorlijk hoog en de lening bij het Materiaalfonds was niet voldoende. Door ook eigen geld erin te steken en met een geldschieter heb ik het boek kunnen drukken. De reizen naar Noorwegen en IJsland heb ik zelf bekostigd. Het is een kostbaar project geworden. Het was nogal een bedrag voor een beginnend kunstenaar, waarom wilde je zoveel geld in je afstudeerproject investeren? Ik zag mijn afstuderen als een soort springplank, ik wilde ervoor zorgen dat mijn project na mijn examen nog zichtbaar zou zijn. Ik wilde iets maken waarmee ik de wereld in kon stappen en kon zeggen: ik ben afgestudeerd en dit is mijn eindproject. Dat was achteraf gezien een goede zet, het werd direct goed opgepikt. In juli was de eindexamententoonstelling en in september 2012 stond ik al bij Offprint op de fotobeurs Unseen in Amsterdam. Eerder die zomer had ik een boek afgegeven bij een distributeur en dat was opgemerkt door de mensen van Offprint. Daar had ik enorm veel geluk mee. Mede door de lening bij het Materiaalfonds heb ik een professioneel product kunnen realiseren en werd ik direct serieus genomen. Hoe is het gegaan met de verkoop van het boek? Ik had al mijn contacten voordat het boek gedrukt werd benaderd; of ze het alvast wilde kopen. Van tevoren had ik zo al een heleboel boeken verkocht. Dat geld heb ik ook voor de drukkosten gebruikt. Ik had dus een deel Materiaalfonds, een deel via een geldschieter, een deel eigen geld en een deel van de voorverkoop. Tijdens de presentatie op de academie en op de boekenbeurs van Unseen heb ik ook veel verkocht. Het boek is inmiddels uitverkocht. Kun je iets vertellen over je boek ‘Characters of Jante’? Het idee ontstond in 2010 naar aanleiding van een stamboomonderzoek. Ik ontdekte dat ik Noorse voorouders heb. Dat vond ik zo interessant dat ik direct met mijn camera naar Noorwegen ben vertrokken. Ik voelde een connectie met de mensen, het land, de natuur en begon intuïtief te fotograferen. Langzaam ontstond zo het idee voor dit project. In mijn zoektocht naar de Noorse identiteit stuitte ik op het rond 1930 geschreven verhaal ‘En flyktning krysser sitt spor’ van de Deens/Noorse schrijver Aksel Sandemose. Hij beschrijft in dit boek de typische bekrompenheid van de Scandinavische mentaliteit en hoe middelmatigheid tot wet verheven wordt. In het boek worden tien regels beschreven: De Wet van Jante. Die regels inspireerden me. Identiteit en sociologische aspecten vormden al eerder een inspiratiebron voor mijn werk. Zijn er ook kunstenaars of fotografen die je inspireren? Ik heb een dummy met afbeeldingen die me inspireren. De Noorse expressionist Edvard Munch heeft als inspiratie gediend voor dit project. Ik voel me aangetrokken tot zijn werk vanwege zijn manier van uitbeelden van menselijke emoties en zijn schrille kleurgebruik. Hij heeft de sfeer van Jante weten neer te zetten in zijn werk. Wat vind je van de mogelijkheden die het Materiaalfonds biedt? Het Materiaalfonds heeft mij erg geholpen en ik heb het ook aangeraden aan andere studenten en collega’s. Ik denk dat ik in de toekomst nog een keer een aanvraag zal doen, want dat is mogelijk. Het is heel goed dat die renteloze lening er is, zeker in deze tijd. Je krijgt als kunstenaar de kans om je dromen te realiseren, ondanks dat er minder subsidies beschikbaar zijn. Fotograaf Ursula Jernberg studeerde in juni 2012 af aan de KABK in Den Haag met haar boek ‘Characters of Jante’. Ze woont in Amsterdam en werkt aan eigen projecten en in opdracht. www.ursulajernberg.nl Diana Scherer NURTURE STUDIES ‘Je leent een tamelijk groot bedrag, maar maandelijks los je maar een klein bedrag af.’ DIANA SCHERER NURTURE STUDIES In de Volkskrant stond naar aanleiding van het overlijden van Frido Troost*: ‘Zijn beste klanten waren musea en verzamelaars, maar de leukste: fotografen en kunstenaars, zij kochten foto’s ter inspiratie’. Hoe zou jij willen dat er naar jouw foto’s wordt gekeken? Ik probeer mensen te raken, ik probeer ergens binnen te komen. Het mag pijn doen, maar het mag ook blij maken. Zoek je emotie? Ja, mijn werk is emotioneel. Vroeger was het de menselijke figuur, nu is het een plant. Vroeger waren het pijnlijke taferelen gebaseerd op politiefotografie. Over de dood ging het vrij veel, maar ook over vrouwelijkheid. Nu zijn het planten. ‘Nurture Studies’ gaat eigenlijk over begeleiden, opvoeden en koesteren. Daarom vond ik de titel en de tekst belangrijk. Uiteindelijk zie je alleen een eindproduct, dat is mooi om naar te kijken. Het gaat over de vorm, met verwijzingen naar de geschiedenis van de bloemen, maar eigenlijk is het hele proces het hoofdthema. Dat wilde ik niet documenteren, ik wilde nog iets aan de verbeelding overlaten. De titel geeft aan dat het om het koesteren van het plantje gaat, van zaad tot plant, dat is ook wat ik gedaan heb. Dat is voor mij het mooiste van het maken. Er zit ook een grove kant aan het project; dat ik die vaas uiteindelijk kapot sla, maar dat laat ik niet zien. Was je in eerste instantie geïnteresseerd in de vorm? Ja, in die van de planten en bloemen zelf. Afbeeldingen van bloemen kwamen al voor in mijn oudere werk. Op een gegeven moment heb ik kopjes gevuld met aarde en wilde bloemenzaad, met rode zaadjes in de rode kopjes en blauwe in de blauwe kopjes. Een onzinnige manier van archiveren eigenlijk. De planten die ontstonden heb ik er met kluit en al uitgehaald zonder de kopjes kapot te slaan. Hieruit heeft zich langzaam aan ‘Nurture Studies’ ontwikkeld. De manier waarop je de planten hebt gefotografeerd lijkt objectief, bijna zakelijk. Het is wat het is, met hier en daar kleine foutjes, soms zijn de blaadjes al een beetje vergaan. Ik wilde daar niets meer aan toevoegen. Het is de manier waarop ik altijd heb gefotografeerd. Het is al zo mooi, dus als ik nu nog met licht en een mooie achtergrond ga werken. Het is wat het is. De dingen worden of zijn object. Door wie of wat word je geïnspireerd? Karl Blossfeldt is een voorbeeld voor me. Hij is beroemd geworden met het systematisch fotograferen van plantonderdelen. Heel sec. Dat is de manier waarop ik altijd heb gefotografeerd. Ik heb een technische camera gebruikt voor ‘Nurture Studies’. Ik wilde het ding zo als het is ontstaan en geen gedoe. De Japanse bonsaitechniek is ook een inspiratiebron. Toen je bezig was met het zaaien, kweken en de foto’s… had je toen al het idee om er een boek van te maken? Ja, maar het duurde wel even voor ik een goede serie kon maken. Daar gingen een paar zomers van experimenteren met planten en fotograferen overheen. Je boek werd gelanceerd tijden de fotobeurs Unseen 2012. Hoe is het je sindsdien vergaan? Heel goed! Het boek is bijna uitverkocht. Dat ging heel snel. Het is via een distributeur over de hele wereld verspreid. Ik heb veel positieve reacties gekregen en er is veel over geschreven, ook internationaal. Hoe ervaar je de druk van het afbetalen? Je leent een tamelijk groot bedrag, maar maandelijks los je maar een klein bedrag af. Daar kijk je bijna niet meer naar om. Natuurlijk moet je het wel terugbetalen, maar dat gaat bijna ongemerkt. Hoe belangrijk was het voor je dat je die lening kreeg? Er waren verschillende financieringsbronnen voor het boek. De lening heb ik aangevraagd voor de drukkosten. Misschien had ik het geld ook ergens anders kunnen lenen, maar dit is toch fantastisch? Ik heb geïnvesteerd, maar ik wist dat dit ging verkopen, daar was ik heel positief over. Beeldend kunstenaar en fotograaf Diana Scherer studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Haar werk is regelmatig te zien op exposities in binnenen buitenland. ‘Nurture Studies’ (2012) is uitgegeven door Van Zoetendaal Publishers en vormgegeven door Willem van Zoetendaal. www.dianascherer.nl * Frido Troost: fotografiehistoricus en medeeigenaar van het foto-antiquariaat ICM, overleden in april 2013. FATIMA BARZNGE HET VERLOREN PARADIJS ‘Het Materiaalfonds heeft nagedacht over de praktische kanten van het kunstenaarschap.’ My lost paradise#5 (Qasisaka2010), acrylic on paper, 32x23cm Fotografie: Jan Adriaans FATIMA BARZNGE HET VERLOREN PARADIJS Je hebt bij het Materiaalfonds een lening aangevraagd voor een serie tekeningen en schilderijen die nu te zien is bij Suzanne Biederberg Gallery in Amsterdam. Hoe ontstond het idee voor deze serie? Ik ben nu acht jaar bezig als professioneel kunstenaar en tot vorig jaar heb ik vanuit mijn herinnering gewerkt. Mijn werk gaat over mijn persoonlijke geschiedenis en omgeving. Ik ben opgegroeid in Irak. Omdat ik hier in Nederland ver verwijderd ben van die plek, zit alles in mijn herinnering. Dat was het uitgangspunt voor mijn werk. Een jaar geleden besloot ik tot een andere benadering. Ik heb voor het eerst in tien jaar mijn geboortegrond bezocht en ben daar foto’s gaan nemen. Die foto’s zijn het uitgangspunt voor mijn nieuwe werk. Ik wilde vanuit de waarneming verder werken. Dat was voor mij een belangrijke inhoudelijke stap. Het zijn foto’s van landschappen, objecten en gebouwen. Ze hebben een emotionele betekenis voor mij. Ik ben daar geboren en heb er tot mijn zestiende gewoond. Toen ik met die foto’s begon te werken, ontstond er een afstand tussen mij en het onderwerp. Ineens bekeek ik ze niet meer op een emotionele manier, maar lette ik veel meer op de formele aspecten. Ik begon bewustere keuzes te maken en composities te bepalen. Je combineert in de tentoonstelling werk uit 2012 en 2013. Het viel mij op dat je oudere werk abstract is, in tegenstelling tot je nieuwe werk. Hoe zitten herinnering en emotie daarin verwerkt? De abstracte werken zijn vanuit mijn herinnering gemaakt. Daar zit juist de emotie, in de herinnering, niet in de vorm of de techniek. De emotie is inhoudelijk. De techniek heb ik zelf ontwikkeld en moet voor mijn gevoel kloppen. De tekeningen die ik op basis van de foto’s heb gemaakt, zijn rationeel. De voorstelling valt binnen het kader van het schilderij. Ze is specifieker en bewuster in compositie en vorm. Bij mijn eerdere abstracte werk treedt de voorstelling buiten de omlijsting van het doek, het loopt door. Het oudere werk is doorwerkt met veel lagen over elkaar. Het nieuwe is opgebouwd uit één laag. Die nieuwe kleine tekeningen zijn veel meer werk. Ze zijn in één keer gemaakt, ik heb maar één keer het papier aangeraakt, dat is vele malen moeilijker dan dat je op doek steeds dingen aanpast. Ze zijn het resultaat van maanden werk, van een langdurig proces. Er gaan een heleboel tekeningen aan vooraf tot ik de perfecte voorstelling heb. De titel van je tentoonstelling is ‘Het verloren paradijs’. Wat wil je daarmee laten zien? Die titel was niet een emotionele keuze. Sommige mensen vinden het een nogal dramatische titel, maar dat is voor mij niet zo; iedereen heeft een verloren paradijs. Soms denk je aan je kindertijd en de onschuld die je hebt verloren, maar voor mij verwijst de titel ook naar mijn geboortegrond, waar ik niet zomaar naartoe kan reizen. Bovendien is die plek helemaal verwoest, er is niets van over. Nu is er weer veel opgebouwd, maar ik zie mijn plek niet meer, ik kan niets van vroeger terugvinden; dat is mijn verloren paradijs. Tegelijkertijd neem ik afstand van bepaalde herinneringen en daaraan parallel loopt de verandering van mijn werkwijze. Wat betekent de lening van het Materiaalfonds voor je? In het algemeen is het aanvragen van subsidies My lost paradise#7 (Qasisaka2010), acrylic on paper, 47x36cm Fotografie: Jan Adriaans Sheikh Harzani, acrylic on canvas, 40×30(2x) cm, 2013 Fotografie: Jan Adriaans en de toekenning daarvan vooral gericht op de inhoudelijke kant van je werk. Het Materiaalfonds heeft juist nagedacht over de praktische kanten van het kunstenaarschap. Je moet je idee ook inhoudelijk verantwoorden, maar de nadruk ligt op het materiaal. Je vraagt een lening aan om bijvoorbeeld de materialen voor je project te bekostigen of voor de expositiekosten die je maakt. Dat vind ik heel belangrijk. Wat bepaalde het bedrag? Ik had een begroting gemaakt van wat ik ongeveer nodig had. Het inlijsten, de verf, de doeken en het papier. Ik had afspraken met galeriehouders om mijn tekeningen in te lijsten, dat is verschrikkelijk duur, vooral op maat gemaakte lijsten. Ik had daar geen geld voor. Het Materiaalfonds was net een vriend voor mij. Ik heb gewoon opgebeld en gezegd wat mijn probleem was en of ik een aanvraag kon doen. Dat was vrij eenvoudig, het fonds is heel laagdrempelig. Heb je ook nog ergens anders geld geleend? Nee, waar kan je als kunstenaar nou geld lenen? Ik heb daarna een bijdrage bij het Mondriaan Fonds aangevraagd en gekregen. Ik had eerst materiaal nodig om te beginnen met mijn project en toen ik wist wat ik precies ging doen heb ik een aanvraag bij het Mondriaan Fonds ingediend. Weet je hoe je de lening gaat terugbetalen? De aflossing is vastgelegd bij het aangaan van de lening. Dat is niet voor alle kunstenaars makkelijk, kunstenaars hebben geen vast inkomen. Maar tot nu toe lukt het. Het is heel belangrijk dat je geen rente hoeft te betalen. Anders zou ik geen lening hebben aangevraagd. Het is zeker een goede investering geweest. Untitled, acrylic on canvas, 200×200 cm MISCHA RAKIER INFINITY PALACE ‘Ik vind dat je als kunstenaar je nek moet durven uitsteken om een project dat je heel graag wilt realiseren op de een of andere manier te bekostigen.’ MISCHA RAKIER INFINITY PALACE In 2011 kreeg je van het Materiaalfonds een lening voor ‘Infinity Palace’, een installatiewerk. Kun je daar iets over vertellen? Het was in overleg en op uitnodiging van Stichting Outline, een projectruimte in Amsterdam Oost. Ik wilde daar een keer een grootschalige installatie maken die de bijzondere architectuur van de ruimte zelf betrof; waar je als bezoeker naar binnen kon lopen en onderdeel van kon uitmaken. Uiteindelijk ontstond het idee om de ruimte helemaal te bekleden met spiegelmateriaal, zodat aan de ene kant de bijzondere architectuur werd uitgelicht en aan de andere kant een interactieve ruimte ontstond, waar je als bezoeker jezelf eindeloos gespiegeld en op een haast impressionistische manier vervormd zou zien. Die bijna symmetrische ruimte leende zich daar uitstekend voor, klein en groots tegelijk. Wat wilde je daarmee laten zien, waar gaat het werk precies over? Enerzijds is er de bijzondere architectuur uit 1890 ontworpen door A.L. van Gendt en mijn wens om daar iets mee te doen door dit te benadrukken middels een ‘in situ’ werk. Aan de andere kant is het een psychologische ruimte die je creëert, waar je instapt en die iets met je doet. De achterliggende gedachte is dat je je als toeschouwer bewust wordt van je eigen positie in de ruimte waarin je staat door middel van kijken; wat dat met je doet en de positie die je daarbij inneemt. Dat zou tevens een aanzet kunnen zijn om andere dingen ook te bevragen. Uiteindelijk gaat het over een kritisch standpunt innemen door middel van het kunstwerk. Er was ook een programma van lezingen en performances. Hoe belangrijk was dat programma voor jouw installatiewerk? Waarom heb je de ruimte niet gelaten voor de toeschouwer louter om in te dwalen en te ervaren? Zo was het wel begonnen en zo is die ruimte gedurende een periode van ruim vier maanden ook steeds te bezoeken geweest. Daarnaast hadden we een curator van buiten aangetrokken, Alice Smits, die voor een aantal dagen een performanceprogrammering had opgezet. Dit was ook om extra bezoekers vanuit een ander veld naar de ruimte te trekken en meerdere ‘aandachtsmomenten’ voor het project te genereren. We hebben de performers gevraagd of ze de spiegelruimte als uitgangspunt wilden nemen door zich daartoe te verhouden. Het was ten slotte een heel bijzondere ruimte. Hoe ben je begonnen? Ik heb eerst uitgebreid materiaalonderzoek gedaan. Ik wilde vooral een zo’n goed mogelijk resultaat. Doordat de ruimte relatief groot was, moest ik zeker met de financiën rekening houden. Een dergelijk groot werk realiseren is natuurlijk wat anders dan het maken van bijvoorbeeld een klein beeldje, want het worden meteen andere bedragen. Er was in principe ook geen budget voor. Als je voor een opdrachtgever werkt of voor een grotere instelling, zoals een museum, dan is er vaak een productiebudget beschikbaar en zijn dat soort dingen makkelijker te realiseren. Als je als kunstenaar zelf een project initieert moet je alles zelf uitzoeken, vooral ook op financieel vlak. Zo ben ik bij een aantal producenten van spiegelmateriaal langs gegaan met het verzoek of ze bereid zouden zijn om eventueel het materiaal voor mijn kunstproject te sponsoren. Dat is altijd een beetje aftasten, maar ik wilde heel graag dit Mischa Rakier, Infintity Palace, 2011 Fotografie: Paul VosdeWael©2011 werk realiseren en dan kan ik andere mensen ook enthousiasmeren en daarin meekrijgen. Soms heb je met partijen te maken die zeer commercieel zijn en die er niets in zien, maar uiteindelijk heb ik toch een geschikt bedrijf gevonden dat het materiaal wilde sponsoren. En daarnaast hebben ook andere partijen gesponsord. Hoe kwam de financiering van dit project verder tot stand? Ik heb er zelf geld ingestoken, want voor mij was het erg belangrijk om dit werk te maken. Ik vind dat je als kunstenaar je nek moet durven uitsteken om een project dat je heel graag wilt realiseren op de een of andere manier te bekostigen. Net als sommige filmmakers een tweede hypotheek op hun huis nemen om hun film te kunnen maken. Daar ben ik wel voor. In die zin ben ik bij het Materiaalfonds terechtgekomen, omdat zij een renteloze lening verstrekken die je in heel schappelijke termijnen kunt terugbetalen. Zo’n lening moet je ook zien als een investering die het mogelijk maakt om op dat moment je project te kunnen realiseren. Het is toch fantastisch dat zoiets kan? In welke fase kwam je bij het Materiaalfonds terecht? Eigenlijk redelijk snel. Ik had ooit eerder een lening van het Materiaalfonds gekregen, dus ik wist hoe het werkte. Wat voor mij belangrijk was, en waarschijnlijk voor iedereen die geld voor zijn idee probeert in te zamelen, is om veel lijntjes tegelijk uit te gooien. Als je één partij hebt die zegt: ‘Ja, ik stap hier in’, of twee partijen, dan helpt dat zeker bij volgende aanvragen. Mede door de lening bij het Materiaalfonds kon ik ook weer andere partijen meekrijgen. Kun je uitleggen waarin je geïnvesteerd hebt? Je investeert in je werk dat uiteindelijk publiekelijk te zien is. In mijn geval zit er wel een ‘ondernemingsdrive’ achter. Je steekt je nek uit om iets unieks te realiseren. Dat vind ik een noemenswaardig streven. Bij dit soort tijdelijke installaties zeggen mensen vaak: ‘Wat prachtig, maar je verdient er niks mee, het kost alleen maar geld!’, maar het levert uiteindelijk toch veel op: het realiseren van een nieuw werk, zichtbaarheid, nieuwe contacten en soms ook weer vervolgopdrachten en nieuwe tentoonstellingen, van het een komt het ander. Beeldend kunstenaar Mischa Rakier volgde na de HKU een residency aan De Ateliers in Amsterdam. Zijn werk is opgenomen in diverse bedrijfs- en particuliere verzamelingen. ‘Infinity Palace’ is in 2011 gepresenteerd in outLINE in Amsterdam. www.mischarakier.com BORIS DE BEIJER UNFAIR AMSTERDAM (een initiatief van Boris de Beijer, Adam Nillissen en Peter van der Es) ‘Het Materiaalfonds was de eerste partij die met ons in zee wilde en een lening verstrekte. De lening fungeerde als startsein, zodat we aan de slag konden.’ BORIS DE BEIJER UNFAIR AMSTERDAM (een initiatief van Boris de Beijer, Adam Nillissen en Peter van der Es) Jullie zijn alle drie kunstenaar, maar jullie hebben ook ervaring in het organiseren van evenementen en een van jullie heeft een bedrijf gehad. Hoe anders was het organiseren van een kunstbeurs? Voordat ik aan Unfair Amsterdam begon had ik samen met een collega kleinschalige evenementen in het nachtleven van Amsterdam georganiseerd en Adam had op jonge leeftijd ervaring opgedaan met het runnen van een eigen bedrijf, in Israel. Maar dit stond allemaal in geen verhouding tot waar we mee te maken kregen toen we Unfair Amsterdam gingen opzetten. De beurs werd veel groter dan we hadden voorzien. Wat was er zo anders? We begonnen met het schrijven van een plan. Omdat we geld nodig hadden om van start te gaan schreven we fondsen aan. Per fonds is het plan anders, voor elke specifieke bron van geld moet je het anders aanpakken. We waren dus constant bezig met het aanpassen van het plan. We moesten een startkapitaal bij elkaar krijgen. Hoe is het idee ontstaan? Peter [van der Es] zou in 2012 met zijn galerie een solotentoonstelling op Art Amsterdam hebben en toen ging Art Amsterdam om allerlei redenen ineens niet door. Toen kwam ook het kabinet met zijn bezuinigingsplannen op de kunsten en veranderde de houding van de politiek ten aanzien van kunst en cultuur. We voelden de drang om een statement te maken; het heft in eigen hand nemen, kansen te creëren voor onszelf en voor anderen. Niemand doet het, dan doen we het zelf. We wilden laten zien dat we dat konden en misschien zelfs beter dan anderen. Jullie hebben een lening bij het Materiaalfonds afgesloten. Het Materiaalfonds was de eerste partij die met ons in zee wilde en een lening verstrekte. De lening fungeerde als startsein, zodat we aan de slag konden. Met de lening hebben we letterlijk het materiaal voor de beurs gefinancierd; de wanden en de gereedschappen. Alles wat we vooraf aan geld verzameld hadden, is direct opgegaan aan materiaalkosten en dergelijke. Met de kaartverkoop konden we de lening aflossen. De beurs bood een mooi overzicht. Waarop hebben jullie de kunstenaars geselecteerd? We wilden een actueel overzicht geven van wat onze generatie te bieden heeft. Het eerste criterium was dat de kunstenaars niet langer dan vijf jaar afgestudeerd mochten zijn. Als je net bent afgestudeerd, zijn er allerlei eindexamenoverzichten, zoals ‘the best of’, dan zit je als kunstenaar in een stroom en word je misschien opgepikt. Daarna neemt de belangstelling af. Terwijl je na vijf of tien jaar nog steeds een jonge kunstenaar bent. Alle kunstenaars moesten nieuw werk laten zien. Het mocht geen afstudeerwerk zijn en geen werk dat al bij galeries te zien was geweest. Wat ik bijzonder vond, was dat de kunstenaars in hun eigen stand stonden en dat ze hun eigen werk moesten verkopen. Dat maakte het anders dan andere kunstbeurzen. Ze ‘konden’ hun eigen werk verkopen! Het was niet een eis van ons. We lieten het aan de kunstenaars zelf over. We boden een platform. We hebben ze wel gevraagd om mee te Rik Smits, The Old Chesterson Pharmaceutical Company, pencil on paper, 21 x 29 cm (2012) Femke Dekkers, 11.32, August 12, Sunday, 40x49 cm, 2012 werken aan het opbouwen van de beurs. Ze hoefden geen huur te betalen. Wat ze na de opbouw deden was aan hen, maar natuurlijk bood de beurs een mooie kans om werk te verkopen. Het was toch een beurs, dus op verkoop gericht? De beurs moest allereerst een goed overzicht bieden van onze generatie kunstenaars. Maar als je een beurs bent en je hebt het over kansen creëren voor je eigen generatie, dan gaat het ook over verkopen. Dat hebben we wel van het begin af aan gezegd. Er waren geen galeries bij betrokken, de kunstenaars moesten het zelf doen. Zij konden rechtstreeks contact hebben met potentiële kopers, met het publiek – geïnteresseerden, galeriehouders en verzamelaars – maar ook met elkaar. Dat was een belangrijk aspect; tijdens de opbouw spraken de kunstenaars met elkaar en tijdens de opening en de dagen daarna met het publiek. Er is uiteindelijk heel veel verkocht. Jullie zijn een non-profit initiatief en werkten met crowdfunding, sponsors, vrijwilligers en veel eigen inzet. Is dat vol te houden als je er een jaarlijks terugkerend evenement van wil maken? Komt er een tweede Unfair? Er komt een vervolg, maar het is nog niet helemaal duidelijk hoe. In eerste instantie zijn wij kunstenaars en vormgevers. Het organiseren van een evenement van deze omvang kost heel veel tijd, het gaat ten koste van je eigen werk. We richten ons nu op september 2014, maar we zijn nog bezig met de financiële kant. Wij zijn als organisatie ook benaderd door verschillende instanties die willen samenwerken. Wat is de stand van zaken nu? Wat heeft de beurs ‘opgeleverd’? De verkoop was fenomenaal, ruim een derde van het werk is verkocht. Een aantal kunstenaars had nooit eerder werk verkocht, maar nu wel. Ook zijn er kunstenaars door een galerie opgepikt en hebben daar een eigen tentoonstelling gekregen. Wij waren vooral heel blij met alle aandacht die we hebben kunnen genereren. We hebben nu een mooi platform. En Amsterdam kan een eigen kunstenaarsbeurs goed gebruiken. Wat zijn je tips aan jonge kunstenaars, wat betreft kunst en ondernemerschap? Je moet jezelf als kunstenaar kunnen ontwikkelen. Je wilt niet dat een kunstenaar zich verliest in het ondernemen en zich daar helemaal op richt, dat gaat ten koste van zijn werk, maar het kan geen kwaad om je als kunstenaar voor te bereiden op het ondernemerschap. Unfair Amsterdam vond voor het eerst plaats in maart 2013 in Loods 6. De tweede editie, in 2014, is in voorbereiding. www.unfairamsterdam.nl © Materiaalfonds voor Beeldende Kunst en Vormgeving December 2013 Colofon ontwerp: Studio Sander Boon druk: Pantheon drukkers Binder: Met speciale dank aan de kunstenaars en ontwerpers die aan dit boekje hebben bijgedragen. Materiaalfonds Oude Braak 22 1012 PS Amsterdam 0206255112 [email protected] www.materiaalfonds.nl ‘Het Materiaalfonds is een transparant en ongecompliceerd fonds, opgericht door kunstenaars voor kunstenaars. Dit blijkt een heel solide en succesvolle basis om al meer dan 40 jaar rentevrije leningen te verstrekken. Eigenlijk een soort microkrediet avant la lettre…’ Ineke Hans, ontwerper, 29-03-2013 ‘Het Materiaalfonds is een heel goede aanvulling voor kunstenaars om projecten gerealiseerd te krijgen. Zeker in deze tijd, waarin de mogelijkheid om via banken, sponsoring en/of subsidies projecten voor te financieren moeilijk is, is een rentevrije lening van het Materiaalfonds een heel goede uitkomst. Dankzij de lening kon ik voor het eerst in mijn carrière een groot stalen beeld/paviljoen uitvoeren. Het beeld is op verschillende tentoonstellingen te zien geweest en staat nu als rookruimte in het AMC in Amsterdam.’ Rob Voerman, beeldend kunstenaar, 17-06-2013 ‘Ik kan een hele reeks scenario’s opsommen waarin een lening van het Materiaalfonds een uitkomst kan bieden: op verschillende momenten in een kunstenaarsloopbaan, in combinatie met een subsidie of niet, om mogelijkheden te creëren of om ervoor te zorgen dat een kans kan worden aangegrepen. Ik heb zelf een lening gebruikt om de financiering van een boek rond te krijgen. Ik ben trouwens blij te lezen dat vanaf 2013 ook kunstenaarsinitiatieven en collectieven een lening kunnen aanvragen!’ Falke Pisano, beeldend kunstenaar, 24-04-2013 ‘Banken vertrouwen kunstenaars niet. Het Materiaalfonds wel. Zonder ingewikkelde procedures verstrekt het renteloze leningen.’ Gijs Bakker, ontwerper, 18-03-2013