2Hfst 9 Brandend maagzuur 9.1 Wat is maagzuur 2 Kleur bij pH Broomkresolgroen Fenolrood Lakmoes Alizariengeel-R 2 geel geel rood lichtgeel 5 groen geel rood lichtgeel 7 blauw oranje paars lichtgeel 12 blauw Rood Blauw rood 3 met methyloranje oranje geel dus pH > 4,4 met thymolblauw geel dus dus tussen 2,8 en 8,0 met broomfenolrood paarsrood dus pH > 6,8 met fenolftaleïnen kleurloos dus PH < 8,2 totaal kunnen we dus concluderen dat pH tussen 6,8 en 8,0 zit. 4 met neutraalrood kan hij als de oplossing rood kleurt zien dat de pH < 6,8 is en als met fenolrood de oplossing niet meer geel (dus oranje) wordt is de pH > 6,6 dus ongeveer 6,7. 5 thymolblauw heeft een omslagtraject van 1,2-2,8 Onder 1,2 is hij blauw en boven 2,8 is hij geel. methylrood heeft omslagtraject van 4,8 - 6,0 Onder 4,8 is hij rood en boven 6,0 is hij geel. Je zou dus kunnen concluderen met thymolblauw dat de pH < 1,2 (blauw) is of tussen 1,2 en 2,8 zit (groen)of dat de pH tussen 2,8 en 4,8 zit dan moet hij geel kleuren met thymolblauw en rood met methylrood 6 rode kool sap wordt blauw in een basisch millieu dus een zeepoplossing is basisch. 7 a HBr (g) + H2O (l) → H3O+ (aq) + Br─ (aq) b H3O+ (aq) + Br─ (aq) c H2 en Br2 d een oplossing van HBr bevat H3O+ ionen en een oplossing van NaBr niet dus is de pH van een HBr oplossing lager, want deze is zuur terwijl de NaBr oplossing neutraal is. 8 a b c d Zwavelzuur is een moleculaire stof dus kan het geen stroom geleiden. SO42─ H2SO4 (l) + 2H2O (l) → 2H3O+ (aq) + SO42─ (aq) 2H3O+ (aq) + SO42─ (aq) 9 a b De wanden van je darmen zijn niet goed bestand tegen het zuur. Als je moet boeren komt er soms een beetje maagzuur mee omhoog. Dit voel je branden in je mond en slokdarm Omdat dit je mond en slokdarm aantast. c 10 a b Omdat de verschijnselen direct na het gebruiken van de laxeermiddelen optraden. De pH van ontlasting moet dus hoger zijn dan 10 9.2 Wat werkt tegen brandend maagzuur. 11 a b 12 a b Ca(OH)2 (s) → Ca2+ (aq) + 2OH─ (aq) CaO (s) + H2O (l) → Ca2+ (aq) + 2OH─ (aq) Bij het oplossing van CaO is er sprake van H+ overdracht (van H2O naar O2─ HCl opl : H3O+ (aq) + Cl─ (aq) NaCl opl : Na+ (aq) + Cl─ (aq) Na2CO3 opl : 2Na+ (aq) + CO32─ Door broomthymol blauw toe te voegen. De HCl oplossing zal geel zijn, de NaCl oplossing zal groen zijn en de Na2CO3 opl zal blauw kleuren. 13 OH─ geeft H2O O2─ geeft OH─ CO32─ geeft HCO3─ HCO3─ geeft H2O + CO2 (H2CO3) NH3 geeft NH4+ 14 Al(OH)3 + 3H+ → AL3+ + 3H2O HCO3─ + H+ → Ca(OH)2 + 2H+ → Ca2+ + 2H2O MgO + 2H+ → Mg2+ + 2H2O MgCO3 + 2H+ → Mg2+ + alleen NH4Cl kan geen zuur opnemen 15 a b mmol mg 1 101,96 ? 200 mmol mg 1 100,09 ? 680 mmol mg 1 84,32 ? 80 ?= 1 • 200;101 = 1,96 mmol Al2O3 96 ?= 1 • 680;100 = 6,79 mmol CaCO3 09 ?= 1 • 80;84 = 0,95 mmol MgCO3 32 Al2O3 + 6 H3O+ → 2Al3+ + 9H2O Dus A2O3 : H3O+ = 1 : 6 dus 6 • 1,96 = 11,76 mmol H3O+ kan gebonden worden door Algeldraat c CaCO3 + 2 H3O+ → Ca2+ + 3H2O + CO2 Dus CaCO3 : H3O+ = 1 : 2 dus 2 • 6,79 = 13,58 mmol H+ MgCO3 + 2 H3O+ → Ca2+ + 3H2O +CO2 Dus MgCO3 : H3O+ = 1 : 2 dus 2 • 0,95 = 1,90 mmol H3O+ dus totaal 13,58 + 1,90 = 15,48 mmol H3O+ kan gebonden worden door Rennie 9.3 Zuur-base reacties b De OH─ in Ba(OH)2 neemt een H+ op van NH4+ dus een zuur base reactie. Ba(OH)2 (s) + 2NH4Cl (s) → 2NH3 (g) + 2H2O (l) + BaCl2 (s) 17 a b c Na+ , Cl─ en H2O K+ , SO42─ en H2O Ca2+ , NO3─ en H2O 18 a kalkwater is Ca2+ (aq) + 2OH─ (aq) zoutzuur is H3O+ (aq) + Cl─ (aq) H3O+ (aq) + OH─ (aq) → 2H2O (l) ammoniak is NH3 (g) salpeterzuur is H3O+ (aq) + NO3─ (aq) NH3 (g) + H3O+ (aq) → NH4+ (aq) + H2O (l) zwavelzuur is 2H3O+ (aq) + SO42─ (aq) natriumwaterstofcarbonaat is Na+ (aq) + HCO3─ (aq) H3O+ (aq) + HCO3─ (aq) → 2H2O (l) + CO2 (g) magnesiumoxide is MgO (s) zoutzuur is H3O+ (aq) + Cl─ (aq) MgO (s) + 2 H3O+ → Mg2+ (aq) + 3H2O (l) 16 a b c d 19 a Zwavelzuur en salpeterzuur zijn zure oplossingen dus die zullen met broomthymolblauw geel kleuren. Kaliumhydroxide en natriumcarbonaat zijn basische oplossingen en zullen dus blauw kleuren. Voeg een beetje van een van de zure oplossingen bij de 2 basische oplossingen. Bij een van de 2 oplossingen zullen er gasbelletjes ontstaan dat is dan natriumcarbonaat en de andere is kaliumhydroxide. Verdeel de overige 2 oplossingen (dus de 2 groene) elk over 2 reageerbuizen. Voeg steeds aan de ene de ene zure oplossing toe en aan de andere de andere zure oplossing. Bij een oplossing zul je 2x niet zien. Deze oplossing is dus natriumchloride. Bij de laatste oplossing die dus bariumnitraat moet zijn krijg je een keer een neerslag en een keer niet. Het zuur waarbij de neerslag ontstaat is zwavelzuur en het andere zuur is salpeterzuur b 2H3O + (aq) + CO32─ (aq) → 3H2O (l) + CO2 (g) Ba2+ (aq) + SO42─ (aq) → BaSO4 (s) 20 a b c Het is Li+ dus moet het H─ zijn (geheel neutraal) LiH (s) + H2O → Li+ (aq)+ H2(g) + OH─ (aq) Bij deze reactie ontstaat een gas die de reddingsvesten of boten kunnen vullen. 21 a Als de stof fijner verdeeld is dan is het oppervlakte groter en heb je dus meer botsingen dus een snellere reactie Mg(OH)2(s) + 2H3O + (aq) → Mg2+ (aq) + 4H2O (l) b mmol mg 1 58,32 ? 200 ?= 1 • 200;58 = 3,43 mmol Mg(OH)2 32 Mg(OH)2 : H3O+ = 1 : 2 dus 2 • 3.43 = 6,96 mmol H3O+ < 10mmol dus voldoet aan voorwaarde 22 c d HCO3─ (aq) + H3O+ (aq) → 2H2O (l) + CO2 (g) Bariumcarbonaat Bariumverbindingen zijn giftig en een carbonaat dus gasontwikkeling dus niet geschikt. Bariumsulfaat niet geschikt want bariumverbindingen zijn giftig. Loodhydroxide loodverbindingen zijn giftig dus niet geschikt. magenesiumhydroxide bevat hydroxide ionen dus kan zuur binden en Magnesiumionen zijn niet giftig dus geschikt. Natriumcarbonaat geeft gastontwikkeling dus niet geschikt. Dus moet hij Magnesiumhydroxide gebruiken. a Broomthymolblauw heeft een omslagtraject van 6,0 - 7,6 dus als de kleurverandering net zichtbaar is dan is de pH boven de 6,0 dus bijna neutraal. Van geel naar groen H3O+ (aq) + OH─ (aq) → 2H2O (l) b c d mmol 9,60 • 10─3 ? mL 1 ? = Error!= 0,101 mmol OH─ 10,5 e bij neutralisatie aantal mmol OH─ = aantal mmol H3O+ dus ook 0,1008 mmol H3O+ in 10,0 ml f [H3O+] = Error!= Error! = 0,0101 M 9.4 Hoe bereken je de pH 23 a b c d e pH = 2,50 [H3O+] = 10 ─pH = 10─2,50 = 3,2 • 10-3 (2 significante cijfers) 5 x verdunnen betekent dat het volume met een factor 5 toeneemt dus volume moet 100 • 5 = 500 ml worden dus hij moet 500 ─ 100 = 400 ml toevoegen [H3O+] = Error!= 6,4 • 10-4 pH = - log [H3O+] = - log (6,4 • 10-4) = 3,19 (2 cijfer achter de komma) pH = 4,3 dan [H3O+] = 10- pH = 10-4,3 = 5,01 • 10-5 mol / L verdunningsfactor = Error!= Error!= 63,9 nieuwe volume = 63,9 • 0,1 = 6,39 L toevoegen 6,39 0,1 = 6,38 of 100 ml pH = 2,50 bevat 3,2 • 10-3 • 0,1 = 3,2 • 10-4 mol nieuwe concentratie = Error!= 5,01 • 10-5 3.2 • 10-4;5 nieuwe volume = 01 • 10-5 = 6,39 L dus toevoegen 6,39 ─ 0,1 = 6,38 L 24 a b de pH = 0 [H3O+] = 10-0 = 1 mol / L pH = 2,5 [H3O+] = 10-2,5 = 3 • 10-3 dus tussen 3 • 103 en 1 mol /L ja want een pH van 0 beteken een concentratie van 1 mol per liter Als concentratie groter is dan 1 mol / L dat is de pH negatief bv [H3O+] = 3 mol /L pH = - log 3 = -0,48 maximaal 22,6 mol / L HCl oplossen dus [H3O+] = 22.6 mol / L pH = -log 22,6 = -1,354 (3 cijfers achter de komma want geg 3 significante cijfers) d pH = 14,8 dus pOH = 14 ─ 14,8 = -0,8 [OH-] = 10-pOH = 10-( -0,8) = 100,8 = 6,3 mol /L c 25 a [OH-] = 3,39 • 10-5 pOH = - log [OH-] = - log (3,39 • 10-5) = 4,470 (3 significante cijfers) pH = 14,000 ─ 4,470 = 9,530 b [OH-] = Error! = Error! = 5,2 • 10-7 mol / L pOH = - log [OH-] = -log (5,2 • 10-7) = 6,28 (2 significante cijfers) pH = 14,00 ─ 6,28 = 7,72 c 0,50 mol Ba(OH)2 tot 500 mL Ba(OH)2 → Ba2+ + 2OHdus Ba(OH)2 : OH- = 1 : 2 dus 2 • 0,50 = 1,00 mol OH- per Liter pOH = -log [OH-] = - log Error! = -0,30 pH = 14,00 ─ -0,30 = 14,30 d 1,3 mol Na2O tot 1L Na2O + H2O → 2Na1+ + 2OH- e dus Na2O : OH- = 1 : 2 dus 2 • 1,3 = 2,6 mol OH- per Liter pOH = -log [OH-] = - log 2,6 = 0,41 pH = 14,00 ─ - 0,41 = 14,41 [OH-] = Error! = 4,8 • 10-3 pOH = - log (4,8 • 10-3) = 2,32 (2 significante cijfers) pH = 14,00 ─ 2,32 = 11,68 26 In een basische oplossing neemt de [H3O+] concentratie niet af maar neemt de [OH-] concentratie af dus pOH = 14,0 ─ 10,0 = 4,0 bij verdunning met factor 10 wordt dus pOH = 5,0 dus pH = 9 (bij verdunning gaat pH altijd richting 7) 27 a Als oplossing geel wordt moet pH minimaal 2,8 worden dus [H3O+] = 10-2,8 = 1,58 • 10-3 mol / L [H3O+] was 10-1,0 = 0,1 mol / L verdunningsfactor = Error!= Error!= 63,3 nieuwe volume = 63,3 • 5 = 316 L toevoegen 316 ─ 5 = 311 L of hoeveelheid H3O+ = 5,0 • 0,1 = 0,5 mmol H3O+ nieuwe concentratie = Error! = 1,58 • 10-3 aantal ml = Error! = 316 • 102 ml dus toevoegen minimaal 316 ─ 5 = 311 ml b 14 7 1 0 c De oplossing zal in het begin rood zijn dan gaat hij via oranje naar geel dan blijft hij een tijdje geel en daarna gaat het via groen naar blauw wat ook na meer opl zo blijft. 28 a b c pOH = 14 ─ pH = 14,00 ─ 12,60 = 1,40 [OH-] = 10-pOH = 10-1.40 = 0,040 mol / L pOH = 14 ─ pH = 14,00 ─ 11,30 = 2,70 [OH-] = 10-pOH = 10-2,70= 0,0020 mol / L verdunningsfactor = Error!= Error!= 20 nieuwe volume = 20 • 10,0 = 200,0 dus toevoegen 200,0 ─ 10,0 = 190,0 mL 29 a [H3O+]= 10-pH = 10-3,00 = 1,0 • 10-3 mol / L mmol 1,0 • 10- ml 1,0 3 30 ? 1 ? = 0 • 10-3 • 50; 1 = 5,0 • 10-2 mmol 50 b [H3O+] = Error!= 0,080 mol / L pH = -log [H3O+] = - log 0,08 = 1,10 a b c pH = -log [H3O+] = - log 0,102 = 0,99 Ca(HCO3)2 (s)+ 2H3O+ (aq)→ Ca2+ (aq) + 2H2O(l) + CO2 (g) CO2 164 cm3 ≙ 0,164 dm3 mol 1 ? dm3 24,0 0,164 ? = Error!= 6,83 • 10-3 mol ≙ 6,83 mmol Ca(HCO3)2 : CO2 = 1 : 2 dus 0,5 • 6,83 = 3,42 mmol Ca(HCO3)2 M(Ca(HCO3)2 = 40,08 + 2 •(1,008 + 12,01 + 3 • 16,00) = 162,12 g / mol mmol 1 3,42 mg 162,12 ? ? = Error!= 554 mg Ca(HCO3)2 d MgO (s) + 2H3O+ (aq)→ Mg2+ (aq) + 3H2O (l) e pOH = -log 0,120 = 0,921 pH = 14,000 ─ 0,921 = 13,079 f 2OH─ (aq) + 2H3O+ (aq) → 4H2O (l) Ba2+ (aq) + SO42- (aq) → BaSO4 (s) g Ca(HCO3)2 + H3O+ = 1 : 2 dus er reageert 6,83 mol H3O+ (zie 29c) toegevoegd 50 ml 0,102 M dus 50,0 • 0,102 = 5,01 mmol H2SO4 nog over 0,600 mmol H2SO4 dus voor reacties 5,01 ─ 0,600 = 4,41 H2SO4 : H3O+ = 1 : 2 dus toegevoegd 2 • 4,41 = 8,82 mol H3O+ gereageerd met Ca(HCO3)2 is 6,83 mmol mg 1 40,305 dus nog over voor MgO is 8,82 ─ 6,83 = 0,995 ? 1,99 mmol H3O+ MgO : H3O+ = 1 : 2 dus 0,5 • 1,99 = 0,995 mmol MgO ? = Error! = 40,1 mg MgO 9.5 Toepassingen Tandglazuur 1 C6H12O6(aq) → 2C3H6O3 (aq) 2 [H3O+] = 10- pH = 10- 5,5 = 3,16 · 10-6 3 pH = 7 [H3O+] = 10-7 3 verhouding = 16 · 10-6; 10-7 =31,6 4 Tandglazuur bevat Ca10(PO4)6(OH)2 dus bevat de base OH- (en ook base PO43-) en kan dus reageren met H3O+ 5 Ca10(PO4)6(OH)2 (s) + 8H3O+ (aq) → 10Ca2+ (aq) + 6HPO42─ (aq)+ 10H2O (l) Drop 6 Er gaat een H+ deeltje van het NH4+ naar OH─ . NH4+ is dus een protonendonor en OH─ en protonenacceptor 7 Om de NH3 te verwijderen. 8 NH3 is basische dus wordt het lakmoespapier blauw 9 De oplossing zal rose kleuren want we hebben een overmaat NaOH toegevoegd. De oplossing was pH = 13 en zal wel iets gedaald zijn, maar zal nog niet onder de 10 zijn. 10 Nodig 12,2 ml 0,0500 M zwavelzuur dus toegevoegd 12,2 • 0,0500 = 0,61 mmol zwavelzuur. zwavelzuur is een 2 waardig zuur dus H2SO4 : H3O+ = 1 : 2 dus toegevoegd 0,61 • 2 = 1,22 mmol H3O+ oplossing bevatte 25 • 0,100 = 2,50 mmol OH─ dus gereageerd met NH4+ = 2,50 ─ 1,22 = 1,28 mmol NH4+ : OH─ = 1 : 1 dus ook 1,28 mmol NH4+ 11 NH4+ : NH4Cl = 1 : 1 dus ook 1,28 mol NH4Cl M(NH4+Cl) = 53,491 g / mol (tabel 98) mol 1 1,28 g 53,491 ? ? = Error!= 86,5 mg ≙ 0,0865 g massapercentage = Error!• 100 = Error!• 100 = 6,11 % Bodemoplossing en pH 12 kaliumnitraat KNO3 calciumoxide CaO kaliumdiwaterstoffosfaat KH2PO4 13 Calciumoxide bevat de base O2─ en kan de pH verhogen. 14 kaliumdiwaterstoffosfaat bevat het deeltje H2PO4─. Deze kan zowel een H+ afstaan als een H+ opnemen. De kleur met thymolblauw is oranjegeel wat betekent dat de pH van de oplossing tussen de 1,2 en 2,8 zit dus zuur. Dus blijkbaar gedraag hij zich als zuur en niet als base. 15 pH = 12,3 dus pOH = 14 ─ 12,3 = 1,7 [OH─] = 10─1,7 = 2 • 10─2 16 OH─ (s) + H3O+ (aq) → H2O (l) 17 Voeg aan de kalkmelk wat broomthymolblauw toe. De oplossing zal dan blauw kleuren. Bepaal hoeveel zoutzuur je nodig hebt om de oplossing van blauw naar geel te laten omslaan. 18 pH = 3,24 dus [H3O+] = 10─3,24 = 5,75 • 10─4 mol / L om de pH naar 7 te laten gaan moet je aan 1 liter dus 5,75 • 10─4 mol OH─ toevoegen of te wel 0,575 mmol OH─ mmol 1,5 0,575 ml 100 ? ? = Error!= 38 ml Zuur afval 19 Doop het blauwe (of neutrale) lakmoespapier in het grondwater. Als het rood wordt dan is het grondwater zuur. 20 CaCO3(s) + 2H3O+(aq) → Ca2+ (aq) + 3H2O (l) + CO2(g) 21 H3O+ (aq) + OH─(aq) → 2H2O (l) 22 Natriumoxide en natriumcarbonaat 23 60% vaste bestandelen dus 40 % vloeistof 1 · 106 m3 slib ≙ 0,4 · 106 m3 vloeistof ≙ 4 · 108 L pH = 2,7 [H+] = 10-2,7 =1,99 · 10─3 mol / L hoeveelheid H+ = 4 · 108 · 1,99 · 10─3 =8,0 · 105 mol Na2CO3 + H+ = 1 : 2 dus 2 · 8,0 · 10 = 1,6 · 106 mol Na2CO3 1,6 · 106 · 286,2 = 4,6 · 108 g natriumcarbonaat de pH in een aquarium 24 HSO4─ 25 HSO4─ is een zuur en kan een H+ afstaan volgens HSO4─ (aq) + H2O(l) → SO42─(aq) + H3O+ (aq) 26 pH = 8,0 dus pOH = 14,0 ─ 8,0 = 6,0 [OH─] = 10─pOH = 10─6,0 = 1 • 10─6 mol / L 27 mol 1• 10-6 ? L 1 200 mol 1 ? g 120,06 0,18 ? = Error! = 2 • 10─4 mol OH─ 0,18 g NaHSO4 M = 120,06 (tabel 98) ? = Error!= 1,50 • 10─3 mol NaHSO4 NaHSO4 : HSO4─ = 1 : 1 dus ook 1,50 • 10─3 mol HSO4─ per 100 ml Je voegt 10 ml toe dus toegevoegd 1,50 • 10─4 mol HSO4─ HSO4─ (aq) + OH─ (aq) → H2O (l) + SO42─(aq) dus HSO4─ : OH─ = 1 : 1 dus ook 1,5 • 10─4 mol OH─ binden. 28 HSO4─ (aq) + OH─(l) → SO42─(aq) + H2O (aq) 29 1,5 • 10─4 mol HSO4─ en 2 • 10─4 met OH─ dus OH─ blijft over dus nog over 2 •10-4 ─ 1,5 • 10─4 = 0,5 • 10─4 mol OH─ 0 [OH─] = 5 • 10─4; 200 = 2,5 • 10─7 pOH = ─ log [OH─] = -log(2,5 • 10─7) = 6,6 pH = 14,0 ─ 6,6 = 7,4