Voeding en vertering

advertisement
 Wat is verteren van eten eigenlijk?
 Waar verteren we eten?
 Waarom verteren we eten?




Bouwstoffen
Brandstoffen
Reservestoffen
Beschermende stoffen
 Uit voedingmiddelen (eten) halen we voedingsstoffen.






Eiwitten
Koolhydraten
Vetten
Water
Mineralen
Vitamines
 Balans tussen alles zien te vinden
 Hebben we alles evenveel nodig?
 Werk met de persoon naast je. (niet achter of voor)
 Je krijgt een blaadje van de docent.
 Hierop maak je een lijst van wat 1 van jullie gister heeft
gegeten. (schrijf ALLES op, minimaal 10 dingen)
 Vervolgens gebruik je afbeeldingen 3 t/m 9 op blz 46
t/m 48 uit je boek om bij elk soort voedingsmiddel de
juiste voedingsstof te schrijven.
 Staat wat je gegeten hebt niet op het plaatje? Maak dan
een goede schatting.
Eiwitten
Koolhydraten
Vetten
Brandstof
Brandstof
Brandstof
x
Bouwstof
Bouwstof
Bouwstof
Bouwstof
Reservestof
Reservestof
x
x
x
x
Water
Mineralen
x
Bouwstof
Vitamines
x
Bouwstof
x
x
x
x
x
Beschermst.
 Eet gevarieerd
 Waarom een balans?
 Wat is het balans?
 Hoeveelheid
 Wat is teveel en wat is te weinig?
 Soort eten






Vlees
Vis
Groentes
Frituur
Brood
Zuivel
 Vergelijk in je groepje van 2 hoeveel jullie afwijken.
 Beoordeel met: Veel afwijking, weinig afwijking
 Bedenk waar deze afwijking het meeste voorkomt
 Klassikaal bespreken
 Gemiddelde van mensen
 Wat is een gemiddelde hier?
 Drinken
 1-2 liter per dag
 Eten
 Meisjes: 2400 kcal
 Jongens: 2600 kcal
 Calorie x 1000 = kcal
 1 x cal = 4.2 kj.
 Waarom is er een
verschil tussen mannen
en vrouwen?
 Maak een lijst van alles wat je gemiddeld per dag aan
beweging doet.
 Beantwoord de volgende vragen:
 Gebruik ik te weinig energie of teveel energie in
verhouding tot wat ik eet? (schatting)
 Wat zou ik meer of minder kunnen doen uit mijn lijstje?
 Body mass index
 Gemiddelde
 Waarom is het gemiddelde
van belang?
 Leeftijd
 Wat is de invloed?
 Geslacht
 Wat is de invloed?
 Blz 58 en 59.
 Supersize me.
beweging
 Vertering
 Enzymen
 Slikken
 Peristaltische beweging
 Het belang van
enzymen?
 Waar zitten deze
enzymen?
 Maaginhoud
 Zuur (maagsap)
 Maagwand
 Maagportier
 Peristaltische beweging
 Oppervlakte
 Opname stoffen
 Blindedarm
 Dikkedarm
 Endeldarm
 Waar gaat het
vocht heen?
 Lever
 Gal
 Vettenafbraak
 Galblaas
 Alvleesklier
 Koolhydraten
 Vetten
 Eiwitten
1.
Teken het verteringstels met de persoon naast je.
Mondholte, slokdarm, maag, 12-vingerige darm, dunne
darm,blindedarm, dikkedarm, endeldarm.
2.
Schrijf bij elk onderdeel wat de hoofdfuncties zijn.
Vraag hulp aan de docent of kijk in je boek. Lever je
opdracht bij het einde van de les.
 Vaardigheden:
 Visualiseren hoe het spijsverteringstelsel eruit ziet.
 Dit op papier kunnen zetten.
 Functies van de onderdelen kennen.
 Soorten tanden.
 Malen
 Snijden
 Vasthouden.
 Oppervlakte vergroting.
 Gevoel in tanden.
 Oefeningen op het bord.
1.
2.
3.
4.
5.
Door welke tanden herken je een vleeseter?
Waar zitten deze soort tanden meestal?
Waarom is de vorm van het lichaam anders bij
vleeseters en planteneters?
Wat is de tandformule van het HELE gebit bij dit
plaatje?
Wat zijn de functies van de 3
soorten tanden?
Download