SECTORPLAN PO Regionale transfercentra en de Wet Werk en Zekerheid Besturen in krimpregio’s pakken verlies van werkgelegenheid aan door de handen in een te slaan en samen te werken in een regionaal transfercentrum (RTC). Door bovenbestuurlijke mobiliteit bevorderen zij ook de instroommogelijkheden van jong personeel en dragen ze bij aan (het behoud van) de kwaliteit van onderwijs in de regio. Maar bovenbestuurlijke mobiliteit is niet alleen een mooie manier om de gevolgen van krimp te bestrijden, het is biedt ook een oplossing voor bepaalde knelpunten die de invoering van de Wet werk en zekerheid (WWZ) per 1 juli 2015 met zich mee brengt. Overgangsperiode Het primair onderwijs zit als gevolg van de invoering van de WWZ momenteel in een overgangsperiode als het gaat om arbeids- en ontslagrecht. Met name het ontslagrecht gaat fundamenteel wijzigen. Dat brengt de nodige vragen met zich mee terwijl de onzekerheid nog wordt vergroot ook al omdat de huidige CAO PO 2014-2015 die van kracht blijft tot 1 juli 2016 niet is toegesneden op de WWZ. De PO-raad en ander organisaties geven informatie over de WWZ en komen met handreikingen voor besturen hoe zij moeten handelen nu er wettelijke bepalingen zijn waarvan nog onbekend is hoe die precies gaan uitpakken terwijl er een CAO ligt die op sommige punten achterhaald is door de WWZ en er mee in strijd is. Het gaat dan met name om de ontslagen wegens bedrijfseconomische redenen die vanaf 1 juli 2015 door UWV getoetst gaan worden. Per 1 juli 2015 wordt ook de Commissie van Beroep uit de WPO geschrapt. Maar de Commissie staat dan nog wel in de verlengde CAO PO 2014-2015. Ongeacht of het gaat om ontslag- of werkgelegenheidsbeleid, UWV kijkt niet naar de voorwaarden die in de CAO PO staan maar hanteert voor een ontslagvergunning de criteria van de Ontslagregeling. UWV kent het begrip “rddf’ niet al zijn er geluiden die er vanuit gaan dat, als een werkgever personeelsleden per 1 augustus 205 in het rddf plaatst, UWV dan voor de ontslagen per 1 augustus 2016 de datum van 1 augustus 2015 als peildatum hanteert. Aanvulling op bestaande informatie Elk afzonderlijk bestuur dat deelneemt aan een RTC moet rekening houden met de veranderingen van de WWZ. Hiervoor is de informatie van de PO-raad en anderen. Dit document kunt u zien als een aanvulling hierop, specifiek voor vragen die samenhangen met deelname aan een RTC. De veranderingen bijv. op het gebied van het ontslag en de transitievergoeding vallen dus buiten de reikwijdte van dit document. In 1. 2. 3. 4. 5. dit document komen de volgende onderwerpen aan de orde. Het overgangsrecht van de Wet Werk en Zekerheid De ketenregeling Opvolgend werkgeverschap De bovenbestuurlijke vervangingspool Detachering 1. Overgangsrecht Wet Werk en Zekerheid De WWZ die vooralsnog alleen geldt voor het bijzonder onderwijs1 heeft per 1 januari 2015 met de aanzegplicht zijn intrede gedaan. En per 1 juli 2015 treden de regels voor het inzetten van flexibel 1 Voor besturen in het openbaar onderwijs gaat de WWZ pas rechtstreeks gelden als de Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren van kracht wordt. Dat zal op zijn vroegst in 2017 gebeuren. SECTORPLAN PO personeel in werking en gaat het ontslagrecht ingrijpend veranderen2. Deze veranderingen hadden de PO-raad en de vakbonden willen verwerken in een nieuwe CAO PO die per 1 juli 2015 van kracht had moeten worden. Maar op 29 april 2015 hebben sociale partners met elkaar geconstateerd dat het ze niet is gelukt om vóór 1 mei 2015 een onderhandelaarsakkoord te sluiten voor een nieuwe CAO PO. Dat heeft tot gevolg dat de huidige CAO van kracht blijft tot aan het moment dat er wel een akkoord is. Voor besturen in het openbaar onderwijs verandert er tot dat akkoord helemaal niets. Voor besturen in het bijzonder onderwijs veranderen bepaalde zaken wel als gevolg van de invoering van de WWZ maar blijven andere zaken, met name de ketenbepaling (zie hieronder) vooralsnog onveranderd. Dat komt omdat ze tot 1 juli 2016 gebruik kunnen maken van het overgangsrecht uit de WWZ. 2. De ketenregeling De ketenregeling bepaalt dat als tijdelijke dienstverbanden elkaar opvolgen, zo’n tijdelijk dienstverband op een bepaald moment overgaat in een vast dienstverband. Het huidige ketenbepaling in het primair onderwijs die in artikel 3.5 lid 1 van de CAO PO staat, is heel ruim. Een tijdelijk dienstverband gaat pas over in een vast dienstverband als de tijdelijke dienstverbanden elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van minder dan 3 maanden en ze gezamenlijk een periode van 36 maanden, de tussenpozen inbegrepen hebben overschreden. Dankzij deze ruime ketenbepaling kunnen besturen in hun vervangingsbehoefte voorzien. Als ze een goede regie voeren, lopen ze geen risico dat ze geen afscheid meer kunnen nemen van een vervanger omdat hij opeens in vaste dienst blijkt te zijn. Maar de WWZ staat een ketenbepaling die zo ruim is als die van de huidige CAO PO niet meer toe. Volgens de WWZ mogen er binnen een tijdsbestek van 24 maanden namelijk nog maar maximaal drie tijdelijke dienstverbanden worden aangegaan. Een vierde dienstverband binnen die 24 maanden, is voor onbepaalde tijd. Ook als de duur van het derde dienstverband de maximale termijn van 24 maanden overschrijdt, wordt dat dienstverband op het moment van overschrijding voor onbepaalde tijd. De aanscherping van de ketenbepaling op grond van de WWZ treedt op 1 juli 2015 in werking. Maar omdat het primair onderwijs gebruik kan maken van het overgangsrecht van de WWZ blijft de huidige ruime ketenbepaling van de CAO PO nog tot 1 juli 2016 van kracht. Let op Als per 1 juli 2016 de ketenbepaling van de WWZ in werking treedt, dan telt vanaf dan het arbeidsverleden van een tijdelijk werknemer volledig mee voor het bepalen van de keten. Dat geldt ook voor lopende contracten. Drie voorbeelden. Een werknemer wordt op of na 1 juli 2016 benoemd. In schooljaar 2015-2016 heeft hij drie keer eerder een (vervangings)betrekking gehad. De laatste daarvan eindigde op 3 januari 2016. Tussen 3 januari 2016 en 1 juli 2016 zit een tussenpoos van minder dan zes maanden. De eerdere dienstverbanden tellen mee voor de keten. Er ontstaat op 1 juli 2016 een vast dienstverband. Een werknemer heeft een vierde dienstverband dat voor 1 juli 2016 is begonnen dat doorloopt na 1 juli 2016. Het vierde dienstverband telt mee voor de keten. Er ontstaat op 1 juli 2016 een vast dienstverband. Een werknemer heeft een derde dienstverband. Het eerst liep van 4 juni 2014 tot de zomervakantie. Het tweede duurde van 3 december 2014 tot 1 augustus 2015 en het derde vanaf 28 januari 2016 tot 1 augustus 2016. De tussenpozen zijn korter dan zes maanden 2 Voor meer informatie zie https://www.poraad.nl/nieuws-en-achtergronden/vragen-en-antwoorden-over-de-wet-werk-enzekerheid SECTORPLAN PO geweest. De eerdere dienstverbanden tellen mee voor de keten. De termijn van 24 maanden is overschreden. Er ontstaat op 1 juli 2016 een vast dienstverband. Een schoolbestuur dat niet per 1 juli 2016 voor verrassingen wil komen te staan doet er goed aan om nu al te anticiperen op de datum van 1 juli 2016. Zo is het tot nu toe gebruikelijk om in geval van afwezigheid wegens ziekte een vervanger een benoeming te geven voor de duur van de afwezigheid van de zieke doch uiterlijk tot 1 augustus. Maar loopt de werkgever daardoor de kans dat een vervanger per 1 juli 2016 in vaste dienst is, dan ligt het in de rede dat de uiterste datum wordt gesteld op een datum vóór 1 juli 2016. Pas ná 1 januari 2017 kan de werkgever deze vervanger weer een tijdelijk dienstverband geven. De tussenpoos is dan langer dan 6 maanden geweest waardoor de teller voor de keten weer op 0 is gesprongen. Begin nu al om een lijst van tijdelijke medewerkers aan te leggen met een inventarisatie van hun tijdelijke arbeidsovereenkomsten in duur en aantal. Zo kunt u voorafgaand aan een nieuwe tijdelijke benoeming steeds beoordelen of die benoeming tot verplichtingen per 1 juli 2016 leidt. Werkt het RTC ook met een flex-pool met flexibel inzetbare vervangers zonder regulier dienstverband bij een van de deelnemende besturen? Dan kan ook op het niveau van het RTC op de WWZ-keten worden geanticipeerd. De deelnemende besturen kunnen besluiten dat het RTC nu al een matchingsbeleid tussen een bestuur met en vervangingsbehoefte en de flex-poolers voert, dat is gericht op het voorkomen van niet-beoogde verplichtingen per 1 juli 2016. Binnen dat beleid kan het RTC de meest optimale match tussen een schoolbestuur en een vervanger realiseren. Het RTC moet dan door de deelnemers wel in de staat worden gesteld om op het inzetten van vervangers een strakke regie te kunnen voeren. Als het RTC die mogelijkheid krijgt, dan kan de regie zich ook uitstrekken tot het bewaken van de aanzegplicht die ook bij de flex-poolers in acht moet worden genomen. Na 1 juli 2016 geldt dat mogelijk ook voor de transitievergoeding. 3. Opvolgend werkgeverschap In de wet staat dat de keten ook van toepassing is als er sprake is van op elkaar opvolgende contracten tussen een werknemer en verschillenden werkgevers die ten aanzien van de te verrichten arbeid redelijkerwijs geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn. De wetgever wilde daarmee voorkomen dat een werkgever tot in de lengte van jaren met een werknemer dienstverbanden voor bepaalde tijd kan sluiten door hem eens in de zoveel tijd voor een tijdje in te huren via een payroll- of uitzendbureau. Ook als het gaat om opvolgend werkgeverschap brengt de WWZ veranderingen met zich mee. Vanaf 1 juli 2015 is er volgens de WWZ sprake van opvolgend werkgeverschap als er op elkaar opvolgende arbeidsovereenkomsten zijn tussen een werknemer en verschillende werkgevers die, ongeacht of inzicht bestaat in de hoedanigheid en geschiktheid van de werknemer ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaars opvolger te zijn. Bij deze definitie rijst meteen de vraag of besturen die deelnemen aan een RTC dan ook als opvolgend werkgever moeten worden gezien. Als dat het geval zou zijn, dan zou dat reden zijn om voor 1 januari 2016 te stoppen met de flex-pool. Dan zou immers een werknemer die bij het bestuur A drie tijdelijk dienstverbanden heeft gehad en vervolgens een tijdelijk dienstverband krijgt bij bestuur B, meteen een vast dienstverband bij bestuur B zou hebben. Gelukkig is dat niet het geval. Van opvolgend werkgeverschap kan volgens de wetgever alleen sprake zijn als de overgang van de ene naar de andere werkgever het gevolg is van een situatie die voortvloeit uit het handelen van één of beide werkgevers. Het moge duidelijk zijn dat dit betekent dat deelnemende besturen aan een RTC in redelijkheid niet als ‘opvolgend werkgevers in de zin van de WWZ’ kunnen worden aangemerkt. Wie in de pool van SECTORPLAN PO een RTC zit, krijgt immers een tijdelijk dienstverband wegens vervanging van een afwezig personeelslid bij bestuur A. Keert de afwezige werknemer van bestuur A terug, dan vervallen daarmee de werkzaamheden van de vervanger en eindigt zijn dienstverband van rechtswege. Voor een beëindiging van rechtswege hoeft een bestuur niets te doen en dus is er geen sprake van een beëindiging ‘als gevolg van het handelen van het bestuur’. Het is de vrije keus van de pooler om, als hij daarna van bestuur B een aanbod krijgt om als vervanger aan de slag te gaan, dat aanbod al dan niet te accepteren. Maar er kan in redelijkheid niet worden gesteld dat het werk dat de pooler eerst voor bestuur A deed, door toedoen van bestuur A en/of bestuur B verplaatst is naar bestuur B. 4. Bovenbestuurlijke vervangingspool Bij het inzetten van personeel dat in een bovenbestuurlijke vervangingspool van een RTC zit, hoeft geen rekening te worden gehouden met de ketenbepaling of met opvolgend werkgeverschap. Deze personeelsleden hebben een regulier dienstverband voor onbepaalde tijd bij één van de deelnemende besturen. Dat ze gedurende één of meer jaar in de bovenbestuurlijke vervangingspool geplaatst worden maakt dat niet anders. Al werken ze in die periode voor meerdere besturen, ze houden hun dienstverband bij de eigen werkgever. Van ‘meerdere arbeidsovereenkomsten’ is geen sprake waardoor opvolgend werkgeverschap bij een bovenbestuurlijke vervangingspool al überhaupt niet aan de orde is. 5. Detachering Strikt genomen is er bij personeel in een bovenbestuurlijke vervangingspool van een RTC dat werkt voor één van de andere deelnemers dan zijn eigen werkgever sprake van detachering. Het is echter niet zo dat er, elke keer als een medewerker bij een ander bestuur te werk wordt gesteld, een detacheringsovereenkomst moet worden gesloten. Dat is ook niet nodig omdat de afspraken die normaliter in een detacheringsovereenkomst staan, al eerder zijn gemaakt. De deelnemende besturen hebben onderling afgesproken en vastgelegd in een overeenkomst onder welke voorwaarden personeel in de bovenbestuurlijke pool mag worden geplaatst en mag/moet worden ingezet als een deelnemer behoefte heeft aan een vervanger. De medewerker in de pool heeft met zijn bestuur ook een overeenkomst gesloten waarin staat onder welke voorwaarden en bij welke besturen hij kan worden ingezet en voor hoe lang de medewerker bovenbestuurlijk kan worden ingezet. Dankzij deze overeenkomsten is een aparte overeenkomst tussen de medewerker en het inlenende bestuur niet nodig. Vragen Heeft u nog vragen over de WWZ in het kader van uw deelname aan een RTC? Neem dan contact op met Loek van der Kroon, projectleider Sectorplan PO , [email protected] Deze notitie is in opdracht van de projectorganisatie Sectorplan PO geschreven door Groenendijk Consultancy. Het is gebaseerd op vigerende wet- en regelgeving en beschikbare informatie op 1 juli 2015.