Document

advertisement
-1R
ra - dwarshout, rondhout
raad - aanbeveling, advies, avis, bericht, bijstand, college, hulp,
kollege, mening, opinie, oplossing, raadgeving, steun, tip,
voorlichting, vroedschap, wenk
raad eens - rara
raad geven - aanraden, adviseren, consiliren
raad met B. en W. - college, gemeentebestuur
Raad van Arbeid - RvA
raad van beroerten - bloedraad
raad van bestuurders - directorium
Raad van State - R.v.S.
raadgeven iets niet te doen - ontraden
raadgevend - adviserend
raadgever - adviseur, casuist, consulent, leidsman, mentor,
moderator, moniteur, monitor, nestor, raadsman, vermaner,
raadgeving - aanbeveling
raadhuis - gemeentehuis, municipaliteit, stadhuis
raadje in een uurwerk - snek
raadje in horloge - onrust
raad inwinnen - beraden, consulteren
raadpensionaris - landsadvocaat
raadplegen - beraadslagen, bestuderen, consulteren, overleggen
raadpleging - bestudering, consult, consultatie, kennisneming,
overleg
raadsbesluit - beschikking, consultum, decreet, verordening
raadsel - aritmogrief, charade, cryptogram, enigma, figuurraadsel,
geheim, geheimenis, gelogogrief, getallenraadsel, grifos,
hersenbreker, mysterie, opgave, probleem, puzzel, rebus
raadselachtig - duister, geheimzinnig, ingewikkeld, mysterieus,
mystiek, orakel, vreemd
raadselachtig mens - sfinx
raadselachtig schrift - hiëroglyphe
raadselachtige uitspraak - orakel
raadselachtige uitspraken doen - orakelen
raadselachtige vrouw - profetes
raadselspreuk - rebus
raadseltaal - code, geheimtaal
raadselvol - geheimzinnig
raadsheer - adviseur, advokaat, advocaat, duif, loper, minister,
raad, raadsman
raadsheer in schaakspel - loper
raadskelder - tapperij, taveerne
raadslag - advies, beraadslaging, overleg, plan, raadgeving,
raadslid - senator
raadslid in Sparta - geront
raadslieden van een dijkgraaf - heemraad
raadsman - adviseur, advocaat, gids, jurist, leidsman, mentor,
patroon, pensionaris, raadgever, raadspensionaris, rader,
raadsman van David - Achitofel
raadsman van keizer Augustus - Maecenas
raadsteken - waardepenning
raadsverslag - raadsnotulen
raadsvrouw - advocate, raadgeefster
raadzaal - gemeenteraadzaal, vergaderzaal
raadszaal in klooster - kapittel
raad vragen - consulteren
raadvrager - consultant
raadzaam - aanbevelenswaard, aanbevelenswaardig, dienstig,
gebogen, geraden, gewenst, goed, heilzaam, nuttig, verstandig,
welberaden, wenselijk, wijs
raadzaamheid - wenselijkheid
raaf - geestelijke, kraai, meerkol, predikant, roek, sterrenbeeld
raaf (Hebreeuws) - opperrabijn
raafachtige vogel - ekster, gaai, kauw, kraai, meerkol, raaf, roek
raag - spinrag
raagbol - halfmaan
raaghoofd - ragebol, spinnenweb
raai - grashalm, greppel, hennepnetel, richttingslijn, zaaigras
raaien - peilen
raaigras - dolik, gladhaver, lolium,veldhaver, weidegras
raaiing - grenslijn
raailijn - grenslijn
raak - aanraking, doeltreffend, erg, gehemelte, geraakt, getroffen,
gevoelig, hark, juist, kras, rakelijzer, scherp, snedig, spits,
touche, treffend,
raak antwoorden - riposteren
raak geschoten - getroffen
raak gooien - treffen
raak schot - treffer
raakgooien - treffen
raakheid - getroffenheid
raakkolk - raakkuil
raakkuil - askolk, haardkuil, raakkolk
raaklijn - tangens, tangent
raakpunt - tangentenpunt
raakrooien - harrewarren, ruziën
raakrooierij - geharrewar
raakwoord - lemma, trefwoord
raam - aanloop, broeiraam, frame, kader, lijst, lijstwerk,
omlijsting, omspanning, raming, ruit, spanraam, sprong,
venster(glas), wip
raam aan een boekdrukpers - timpaan
raam in de top van een dakschild - uilenbord
raam in een venster - vensterraam
raam in een weefstoel - lade
raam met pennen - eg
raam met ruit - venster
raam met spijkers op de hoeken - tenakel
raam of toestel - pers
raam op zolder - zolderraam
raam voor filterdoek - tenakel
raam voor oestervangst - kor, korre
raamafsluiting - blinde, gordijn, harpje, jaloezie, jalouzie, luik,
raamkikker, rolluik
raambedekking - vitrage
raambeitel - grendel
raambiljet - affiche
raamhanger - scharnier
raamijzers - traliewerk
raamhor - chassinet
raamluik - blind
raam of omlijsting - kader
raampje - patrijspoort
raampje in deur - loket
raampomp - spanjolet
raamscherm - hor
raamsluiting - harpje, knip
raamstijl - post
raamtrechter - treem
raamversiering - gordijn, vitrage
raamvormig halsjuk - haam
raamwerk - frame; kozijn, lijst, rooster, schema
raamzaag - beugelzaag, spanzaag
raan - kluut
raap - biet, kepen, knol, koolraap, ramenas, valfruit, wortelknol
raapappel - rapeling
-2raapkalk - pleisterkalk
raap of biet - knol
raapolie - patentolie (gezuiverde), raapzaadolie
raapolielamp - lante
raapstelen - kelen
raapzaad - aveelzaad
raar - aardig, aardigheid, apart, bijzonder, bijzonderheid, dwaas,
eigenaardig, exentriek, gek, grappig, grotesk, mal, merkwaardig,
ongehoord, ongewoon, onnozel, potsierlijk, schots, vreemd,
wonderlijk, zeldzaam, zonderling, zot
raar aanwensel - tic
raar doen - aanstellen
raar persoon - raas, rare, sujet, zonderling
raasbol - druktemaker, lawaaischopper, levenmaker, schreeuwer
raasdonder - erwt, kapucijner
raaskallen - bazelen, beuzelen, delireren, doordraven,
extravageren, kletsen, kolderen, leuteren, malen, radoteren, razen,
revelen, tieren, ijlen, zwammen, zwetsen
raaskallerij - larie, nonsens, onzin, wartaal
rabarber - rheum
rabas - wildebras
rabat - aftrek, korting, tarra
rabauw - galgenaas, losbol, schelm, schooier, schurk, vagebond,
landloper, woesteling
rabat - aftrek, bef, korting, kraag, neerslag, tarra
rabbelen - babbelen, brabbelen, kletsen, raffelen, rammelen
rabbelkous - kletskous
rabbeltaal - nonsens, wartaal
rabbi - rebbe, rabijn, rabbijn
rabdomant - roedeloper, wichelroedeloper
rabelaisiaans - overdadig, uitbundig
rabiaat - dol, doldriftig, woedend
rabies - hondsdolheid
raboorden - lisdodden
rabot - keersluis
raccorderen - verbinden
race - duurloop, hordenloop, kamp, rally, ren, renloop, sterrit,
wedloop, wedren, wedstrijd
raceauto - bolide, koersauto
racebaan - circuit, piste
raceciscuit - baan
racefiets - racer
racefietsband - tuub
race met skelters - karting
racen - hardlopen, hollen, rennen, snellen, spoeden, ielrennen
racer - renner
raceronde - baan
races in Assen - T.T.
racer op de fiets - wielrenner
racer op motor - coureur, motorrenner
raceterrein - circuit
racewagen - bolide, wedstrijdauto
racewagentje - skelter
rachel - lat, tengel
rachelen - bespijkeren, betengelen
rachen -foeteren, schelden, schimpen
rachitis - oudeman
racisme - rasleer, rassenhaat, rasverering
racket - kaatsnet, slagnet
racketeer - afperser
racketeering - afperserij
rad - bijdehand, folterwerktuig, rap, snel, vlot, vaardig, vlug,
volubel, wagenwiel
rad en vlug - vlot
rad in een molen - molenrad
rad met kammen - kamrad
rad met tanden - tandwiel
rad van drukpers - rondsel
rad van een draaiorgel - lierrad
radarkoepel (onderaan vliegtuig) - uier
radbraken van taal - ecorcheren, verbasteren
raddraaier - aansteker, aanstichter, aanstoker, belhamel,
deinvoet, desperado, deugniet, haantjedevoorste, ophitser,
oproerling, opruier, perplex, rebel, roervink, schavuit, stokebrand,
voorvechter
radeergom - stuf, vlakgom
radeloos - besluiteloos, desperaat, hopeloos, reddeloos,
verbijsterd, vertwijfeld, wanhopig
radeloosheid - aporia, aporie, desperatie, paniek, wanhoop
raden - aanraden, divineren, gissen, raadgeven, ramen, schatten
vermoeden
radenrepubliek - Sovjetunie
rader - aanrader, raadgever, raadsman
raderbaar - berrie, draagbaar
raderboot - hekwieler
raderdiertje - rotifera
raderdiertjes - rotatoria, rotiferen
raderen - gommen, uitkrabben, uitwissen, wegkrabben
raderen van een uurwerk vastzetten - planteren
radertje - raadje, radje
radertje in een uurwerk - snek
raderwerk - inrichting, organisatie
radheid - snelheid, vaardigheid, vaart, vlugheid
radiaal - hoekmaat, straalboog, straalhoek, straalsgewijs
radiatie - doorhaling, straling, straalwerping, uitstraling
radijs/wilde - keik
radiator - koelbak, verwarming
radicaal - afdoende, consequent, grondig, konsekwent, totaal,
radicaal deel van een partij - linkerzijde
radicaal geneesmiddel - paardemiddel
radicale politieke partij in Nederland - P.P.R.
radieus - stralend
radikaalteken - wortelteken
radioactief element - polonium, plutonium, radium, thorium,
uraan, uranium
radioactief gas - niton, radon
radioactieve stralen die bestaan uit bètadeeltjes - bètastralen
radiobaken - radiozendstation
radiobedrijf - omroep
radiobelasting - luistergeld
radiobericht - nieuws
radiobestel - omroep
radiobuis - radiolamp
radio detectie apparaat - radar
radiodistributie - draadomroep
radiogolf - ether, marconigolf
radio golflengte - FM
radiografisch noodsein - s.o.s.
radiografisch overgebrachte foto - telefoto
radiografische beeldtelegrafie - televisie
radiogram - marconigram, radiotelegram, röntgenfoto
radiohut - marconistenhut
radiokompas - aanlooppeiler
radiolamp - diode, triode
radiolamp met drie elektroden - triode
radiolamp met twee elektroden - diode
radiolamp met vijf elektroden - pent(h)ode
radioiariën - straaldiertjes
-3radioliefhebber - luistervink
radioluisteraar - luistervink
radioluisterspel - hoorspel
radiomast - antenne
radiomedewerker - discjockey, omroeper
radionieuws - nieuwsbericht
radio-omroep - (Ned.) KRO, VARA, AVRO, EO, NCRV, IKON,
RVU, Veronica
radio-omroep (buitenland) - BBC, ABC, AFN, BRT, CBS,
NBC, NDR, RTF, RTl
radio-omroeper - radioreporter
radio-onderdeel - transistor
radio-ontvanger - tuner
radiopeiler - richtingzoeker
radiopionier - Vogt
radiopost - luisterpost
radiopraatje - causerie
radioprogramma in de ochtend - morgenwijding
radios vector - voerstraal
radioscoop - röntgentoestel
radiostation - omroepzender, zender, zendstation
radiostation op zee - Caroline
radiosterrenkunde - radioastronomie
radiotelefoon - mobilofoon
radiotelegrafisch iets vragen - praaien
radiotelegrafist - marconist, vonkenboer
radiotelegram - marconigram, radiogram
radiotoren - zendmast
radio-uitzending - hoorspel, nieuws, omroep, reportage
radioverslaggever - reporter
radiozender die bij relayering dienst doet - relaiszender
radiozendstation op vliegvelden voor piloten - radiobaken
radium - Ra
radiumhoudende erts - uranium
radius - r., straal
radix - wortel
radje in uurwerk - radertje, snek, snekrad
radkast - klokhuis, raderkast
radkrans - flens, velling
radlijn - cycloïde
rad met schoepen - turbine
rad of rap - vlug
Radon - niton, Rn
rad van een kar - wiel
radvenster - roos, roosvenster
radijs (wilde) - keik
radijsboompje - sneeuwbes
rafel - flard, sliert, weefseldraad
rafelaar - dobbelaar
rafelen - dobbelen, pluizen, spelen
rafelige strook - flard
rafeling - pluksel, rafel
rafels voor de sier - franje
raffelen - babbelen, beuzelen, rabbelen, rammelen
raffinaderij - raffineerbedrijf, suikerfabriek
raffinage - zuivering
raffinement - geraffineerdheid, geslepenheid, sluwheid,
verfijndheid, verfijning
raffineren - omsmelten, veredelen, verfijnen, zuiveren
rafter - rachel, schroot
rag - spinnenweb, spinrag, web, weefsel
rage - amok, bevlieging, dolheid, drang, manie, mode, razernij,
uitbarsting, verzotheid, woede
ragebol - raagbol, raaghoofd
ragen - reinigen, schoonmaken
raggen - ravotten, stoeien
ragout - gerecht (vlees, vis, saus), hutspot
ragout van gebraden gevogelte - salmi
ragoutje - hutspot, mengelmoes
ragoutsaus - rou
ragtime - charleston, foxtrot
rag van een spin - spinsel
raid - invasie, overval, razzia, rooftocht, strooptocht
raider - kaperschip
rail - gordijnroede, reel, richel, spoorlijn, spoorstaaf, spoorweg,
rail road - rr
raildwarsligger - biels
railing - hekwerk, lambrizering, leuning, reling
railleren - gekscheren, schertsen, spotten, strijkmes,
raillerie - scherts, spotternij
rails - spoor
railtransport - treinvervoer
railverbinding - biels
railvoertuig - metro, tram, trein
raison - grond, oorzaak
raisonnabel - redelijk
raisonneren - betogen, praten, redeneren
rajap - termiet
rake - hark
rakel - haardijzer, hark, kachelpook, koteraar, pook(ijzer),
rakelijzer
rakelen - harken, (op)poken,porren
rakelijzer - loet, ovenkrabber, pook, raak
rakelings - roerlings, scheerlings, strijkelings
raken - aangaan, aanroeren, aanschieten, betreffen, geraken,
ontroeren, tangeren, toucheren, tikken, treffen, vallen
raket - vuurpijl
rakken - reinigen, schoonmaken
rakker - belhamel, bengel, blaag, boefje, brak, deugniet,
galgenaas, galgenbrok, guit, kwajongen, ondeugd, rekel, schelm,
snaak, vlegel, vlerk
rakkeren - reinigen, schoonmaken
rakkerig - ontdeugend, stout
ral - meerkoet, waterhoen
ralachtigen - kwartelkoning, meerkoet, Ralli, waterhoen, waterral
rallen - snappen
rallentando - rail., langzamer
rally - autorit, sterrit
ralvogel - koet, zeekoet
ram - aries, rammei, rammelaar, schaap, stormpaal, stormram
ramadan - vastenmaand
rambler - zwerver
ramen - beramen, begroten, berekenen, gissen, koersen, mikken,
raden, schatten, taxeren, vaststellen
ramen lappen - zemen
ramificatie - vertakking
raming - begroting, berekening, estimatie, gissing, gis, schatting,
taks, taxatie, overslag, rooi, supputatie, waardebepaling,
waardering
rammei - stormram
rammeien - beuken, bonken,rammen, stoten
rammel - afstraffing, gons, ransel, slaag
rammelaar - babbelaar, haas, kakelaar, kinderbel, klapperzaad,
klater, kletsmajoor, konijn, ram, ratel, ratelaar (Zuidnederlands),
repelaar, rinkelbel, rinkelbom, snapper
rammelen - babbelen, beuken, denderen, kwekken, raffelen,
rammen, ranselen, ratelen, slaan
rammel geven - afrossen
-4rammelassen - dooreenwerpe
rammeling – afranseling
rammelkar – askar
rammelkast - piano
rammen - aanrijden, aanvaren, beuken, botsen, overvaren,
rammelen, stoten
rammen van een auto - botsen
rammenasachtige wortel - jalap(pe)
ram of ooi - schaap
ramp - averij, beproeving, bezoeking, calamiteit, catastrofe,
ellende, fataliteit, gesel, katastrofe, ongeluk, onheil, plaag,
rampspoed, schade, sinister, slag, tegenslag, tegenspoed, vloek,
rampaard - scheepsaffuit
rampassen (Ind.) - gappen, grissen, roven, snaaien
rampel - stalketting
rampeneren - beschadigen, schaden, vernielen
rampen meebrengend - onzalig, rampzalig
rampspoed - calamiteit, catastrofe, cataclysme, desaster, ellende,
kataklisme, katastrofe, ongeluk, onheil, tegenslag, tegenspoed
rampspoedig - calamiteus, catastrofaal, desastreus, ellendig,
fataal, funest, noodlottig, ongelukkig, onheilig, onzalig, rampzalig,
sinister
rampzalig - akelig, desastreus, droevig, drukte, ellendig,
erbarmelijk, fataal, funest, herrie, jammerlijk, miserabel,
noodlottig, ongelukkig, onzalig, rampspoedig, ruïneus, tumult,
verdoemd, vernietigend, vreselijk, wanhopig, ijselijk, zielig
rampzalige toestand - ellende
ranch - boerderij, veehoeve
rancho - veeboerderij
rancune - bitterheid, haat(gevoel), hekel, ruzie, tegenzin,
vijandschap, wraak, wrok
rancuneus - haatdragend
rand - boord, borstwering, grens, kader, kant, kim, kooromgang,
kring, limbus, lumbus, lijst, margo, oever, omlijsting, omtrek,
richel, ring, strook, tinne, torenomgang, trans, velg, weergang,
zij(de), zijkant, zoom
rande - leg, tijd, vlaag
randenstikster - stolpster
randinkerving - kartel
randje - grens, kant, strookje
rand met insnijding - karteling
rand om bloembed - border
rand, omgeven met een - / encadreren, inlijsten, omranden,
omlijsten
rand om schilderij - kader, lijst
rand om spiegel - biseau
rand van boekomslag - flap
rand van een drinkglas - kimme
rand van een vat - kim
randglosse - kanttekening
randinkerving - kartel
randkraag - flens
randschrift van munt - legende
randversiering - meader
rang - aanzien, afdeling, categorie, eer, graad, groep, klasse,
kwaliteit, orde, plaats, positie, reeks, rubriek, staat, standing,
status, stand, titel, trap, volgorde, waardigheid
rang bij de luchtmacht - commodore, generaal, kapitein, kolonel,
korporaal, luitenant, majoor, sergeant, soldaat
rang bij de marine - admiraal, bootsman, commandeur, kapitein,
kwartiermeester, I.t.z., luitenant, matroos, opperschipper, schipper
rang bij de padvinders - akela, hopman, vaandrig, verkenner,
welp
rang bij de politie - adspirant, brigadier, commissaris,
hoofdagent, inspecteur, rechercheur
rang in een stadion - staanplaats
rang in het leger - adjudant, gen.,generaal, huzaar, kanonnier,
kapitein, kolonel, kol, kornet, korporaal, kpl, kpt, It, luitenant,
maj, majoor, opper, overste, ritmeester, sgt, sergeant, sld, smr,
soldaat, vaandrig, wachtmeester
rang in maatschappij - positie
rang in schouwburg – balkon, beignoire, engelenbak, fauteuil,
frontloge, gaanderij, loge, parket, parterre, schellinkje, stalles,
zaal
rang tussen adjudant en hoofdagent - brigadier
rang tussen jonkheer en graaf - baron
rangcijfer - nummer, rangnummer
rangeerlijn - rangeerspoor
rangeerlocomotief - sik
rangeerterrein - emplacement
rangeren - ordenen, rangschikken, schikken
ranggetallen - ordinalia
rang klasse - kaste
ranglijst - klassement
rangnummer - rangcijfer
rang of eer - aanzien
rang of positie - stand
rang of regel - orde
rangopvolging - hiërarchie
rangorde - reeks, hiërarchie, opeenvolging, schikking, volgorde
rangorde van dienstjaren - anciënniteit ,
rangschikken - arrangeren, classificeren, coördineren, groeperen,
indelen, klasseren, opstellen, ordenen, rangeren, redderen,
regelen, regieren, rubriceren
rangschikken in klassen - classificeren, klasseren
rangschikkend telwoord - rangtelwoord
rangschikking - arrangement, categorisatie, classificatie,
coördinatie, groepering, klassement, koördinatie, ordening,
regeling, rubricering, schematisering
rangschikking in klasse - classificatie
rangschikking in onderling verband - coördinatie, koördinatie
rangschikking in klasse - classificatie
rangschikking in onderling verband - coördinatie, koördinatie
rangschikking van onderdelen volgens een bepaald systeem systematiek
rangsgewijs - hiërarchiek, hiërarchisch
rangteken - distinctief, insigne, streep
rangtelwoord - ander, eerst, eerste, tweede,. derde, vierde,
vijfde, zesde, zevende, achtste, negende, tiende, enz.
rangtelwoorden - ordinalie
rangverhoging - bevordering, promotie
rangverhouding - hiërarchie
rangvolging - hiërarchie
rank – fijn, gracieus, lang, lenig, loot, mager, rijzig, scheut,
schraal, slank, sluik, smal (en lang), stengel, soepel, teer, tenger,
twijg, uitloper
rank en smal - tenger
rank en tenger - slank
rankgebouwd - slank
rankgewas - liaan, liane
rankheid - dunheid, slankheid
rankje van bessen ontdaan - aalbessenrist
rankpotigen - cirripedia, eendemossels, walvispokken,
zeepokken
ranke porseleinen kopjes - lijzen
ranke vrouwenfiguurtjes op porselein - lijzen
ranonkelachtig plantengeslacht - nigelle
ranonkelachtige plant - adonisbloem, akelei, akoniet, anemoon,
-5boterbloem, clematis, dotter, dotterbloem, egelboterbloem,
egelgras, egelkoren, egelskruid, geelwortel, hanevoet, heelblad,
herfstadonis, kerstroos, klokbloem, knolboterbloem, kogelbloem,
kraaiepoten, kruipboterbloem, monnikskap, muizestaart,
nieskruid, nieswortel, nigelle, pinksterbloem, pioen, pioenroos,
ridderspoor, ruit, speenkruid, steranemoon, waterranonkel,
winterakoniet, wrangwortel, zomeradonis
rans - garstig, ranzig, rens, rins, spekkig, sterk, tranig, zuur,
ransel - afrossing, gevechtstas, klappen, knapzak, musette, pak,
priegel, pukkel, rammel, rugtas, rugzak, slaag, strip
ranselen - afbeuken, aframmelen, afrossen, aftuigen, kastijden,
meppen, rossen, slaan, timmeren, tuchtigen, zwepen
ransheid - ranzigheid
ransigheid - goorheid
ranstijd - bronsttijd, paartijd
ransuil - hoornuil, katuil, oehoe, ooruil, schuifuil, torenuil
rantsoen - aandeel, afkoopsom, deel, portie, losgeld, losprijs,
rantsoen sterke drank bij de marine - oorlam
rantsoeneren - beperken, loskopen
rantsoenering - verdeling
rantsoenprijs - losprijs
ranula - kikvorsgezwel
ranzig - garstig, rans, rens
ranzig worden - goren
raout - hofpartij, soiree
rap - aantrekkelijk, aardig, canaille, energiek, fel, flink, gauw,
gespuis, gezwind, haastig, kittig, kras, kwiek, levendig, lief,
opgewekt, pienter, pittig, rad, ras, snel, spoedig, uitschot, vinnig,
vlot, vlug, vurig,
rapaciteit - roofgierigheid, roofzucht
rapalje - canaille, gajes, gepeupel, gespuis, grauw, janhagel,
plebs, schorem, tuig, uitvaagsel, volk, vulgus
rapé - snuiftabak
rapeling - valappel
rapelingen - afval
rapen - oppakken, rooien, vergaren, verzamelen
rap en vlug - snel, vlot
raperen - fijnraspen
rapheid - rapiditeit, snelheid, vlugheid
rapiditeit - gezwindheid, snelheid, spoed, vlugheid
rapier - degen, puntdegen, sabel, zwaard
rappel - herinnering, terugroeping, waarschuwing
rappelen - kletsen, praten, rammelen
rappelleren - herinneren, terugroepen
rappig - schurftig, slordig, versleten
rappigheid - schurft
rapplement - berisping, reprimande, standje, terechtwijzing,
uitbrander
rapport - beoordeling, bericht, cijferlijst, melding, procesverbaal
puntenlijst, referaat, referentie, relaas, reportage, staat, verhaal,
verslag
rapporteren - berichten, mededelen, melden, refereren, relayeren,
verslaan
rapporteur - graadboog, melder, referent, reporter, verslaggever
raps - flink, kwiek, vief
rapsode - bard, minstreel, troubadour
rapsodie - mengelmoes, verzamelwerk
rapziekte - duinaardappelziekte
rarak - masttouw
rare - dwaas, malle, snijboon, snoeshaan, vreemde
rare aanslagen - kuren
raregast - kwant, malle
rare karaktertrek - rarigheid
rare kerel - araab (Zuidnederlands), engerd, gekkerd, knakker,
kwibus, pisang, snijboon, snuiter, zonderling
rarekiek - kijkkast, kijkspel
rare kwibus - gek
rare streek - grap, list, poets, pots, raak, streek
rare vent – kwibus, pief
rarig - raar, zonderling
rarigheid - vreemdheid, zeldzaamheid
rariteit - apartheid, curiositeit, vreemdsoortigheid, zeldzaamheid
ras - aanstonds, aard, algauw, alras, binnenkort, cito, dra,
draaikolk, eerlang, eerstdaags, gauw, genre, geslacht, gezwind,
haastig, hoofd, kolk, neer, schielijk, slag, snel, soort, spoedig,
stadhouder, stamhoofd, vlug, weldra, wiel, wieling
rasant - bestrijkend
raseren - effenen, ontmantelen, scheren, slechten
rasheid - rapiditeit, snelheid
rashond - Dalmatiër, Dalmatiner
rashygiëne - eugenetiek
ras of snel - rap
rasp - hark (gewestelijk), rijf, raspel, rattestaart, schaaf, vijl
raspaard - Andalusiër, Arabier, volbloed
raspel - rasp, vijl
raspen - afvijlen, fijnmaken, gladmaken, harken, vijlen
rasphuis - gevangenis
rasphuis voor vrouwen - spinhuis
rasphuisvader - cipier
raspig - ruw
rassenhaat - racisme
rassenmoord - genocide
rassureren - geruststellen
rasteel - ruif
rastel - bastion
raster - afrastering, hekwerk, latwerk, lijnennetwerk, netwerk,
traliewerk, vlechtwerk,
rastercliché - autotypie
rasterdiepdruk - rotogravure
rasterdraad - ijzerdraad, prikkeldraad, pinnekensdraad,
puntdraad, schrikdraad
rasterdruk - autotypie, liniatuur
rasterwerk - rooster
rasvee - stamboekvee
rasverbetering - eugenese, eugenetiek, rashygiëne
raszuiver - echt, homozygoot
rat - armoedzaaier, knaagdier
rataffia - likeur
rataplan - bende, rommel, troep
ratatouille - groentenmix
raté - mislukkeling
ratel - babbelaar, honingdas, klater, klep, klepper, kletskop,
mond, patrijs, rammelaar, ratelboor
ratel als instrument - sister, sistrum (egypte)
ratel als kerkklok - zarbat
ratelaar - esp, espeboom, klaterpeppel, nachtzwaluw, peppel,
ratelpopulier, rhinanthu
ratelen - babbelen, kakelen, klepperen, kwebbelen
ratelijzer - posijzer
ratelkous - babbelkous
ratelman - klepperman
ratel of bek - mond
ratelpopulier - esp, klaterpeppel, peppel, popel, ratelaar,
trilpopulier
rateren - verknoeien
ratificeren - bekrachtigen, ondertekenen
ratiné - ratijn, winterstof
ratio - begrip, beweegreden, denkvermogen, rede, verstand
-6rationalisme - redelijkheid
rationeel - berekenbaar, logisch, meetbaar, redelijk, verstandelijk,
verstandig, weldoordacht
rationeel juist - logisch
ratjetoe - mengelmoes, ratatouille, rats, rommel, stamppot
ratoe (Ind.) - vorstin
rats - angst, benauwdheid, ineens, pardoes, plotseling, ratjetoe,
schrik, soldatenkost, stamppot, verlegenheid, vrees
ratsen - gappen, stelen
rattengif - arseen, arsenicum, thallium
rattenknip - sprenkel
rattenkruit - arsenicum
ratteziekte - sodokoe
ratuur - rasuur
rauw - cru, grof, hard, hees, krijsend, onaangenaam, ongaar,
onbeschaafd, ondoordacht, ongekookt, ongezouten, onkies,
ontstoken, ontveld, onverwachts, ruw, schor, woest, wreed
rauwkostgerecht van granen - muesli
rauw van stem - hees, schor
rauzen - gappen
ravage - puinhoop, ruïne, schade, vernieling, verwoesting
ravageren - plunderen, verwoesten
raveel - losbol, raveling
ravenaas - galgeaas, galgenbrok, kreng
ravevoet - varkenskers
ravissant - bekoorlijk, betoverend, meeslepend, verrukkelijk
ravitailleren - bevoorraden, provianderen
ravotten - dollen, raggen, robben, stoeien, vechten
ravijn - afgrond, bergkloof, canyon, canon, kloof
rayon - afdeling, afzetgebied, ambtsgebied, kring, (afzet)gebied,
kring, kunstzijde, territorium, werkgebied, werkkring, werkterrein,
wijk
rayonbestuur - wijkraad
razelen - bibberen, rillen
razen - aangaan, baljaren, briesen, bulderen, donderjagen,
foeteren, fulmineren, heibelen, ketteren, kletsen, knorren,
mopperen, opspelen, peuteren, raaskallen, schelden, schreeuwen,
tekeergaan, tieren, tobben, uitvaren, woeden, ijlen
razend - bezeten, dol, fel, fervent, fulminant, furiband, furieus,
gek, hels, hoorndol, horendol, kolderig, krankzinnig, mal, tierend,
uitzinnig, verwoed, waanzinnig, wild, woedend, woest, zot
razend (muz.) - furioso
razende vrouw - furie
razend of woedend - ziedend
razernij - amok, dolheid, drift, furie, rage, toorn, woede
razernij van runderen en schapen - kolder
razzia - drijfjacht, inval, klopjacht, overval, raid
reaal - gul, hartelijk, mild, nobel, prachtig
reactie - inwerking, reflex, remming, repercussie, respons,
retorsie, tegendruk, tegenslag, tegenstand, tegenwerking,
terugwerking, weerkaatsing, weeromstuit, weerslag
reactievat - eudiometer
reactionair - tegenstrever
ready - gereed, klaar
reageren - antwoorden
realiseren - beseffen, uitvoeren, verwezenlijken
realisering - echt, nuchter, verwezenlijking, wettig
realisme - verwezenlijking, werkelijkheidszin
realistisch - authentiek, echt, eerst, fundamenteel, grondig,
legitiem, nieuw, nuchter, ontgonnen, onverbloemd, onverbalst,
onvermengd, originair, origineel, primair, primordiaal, reeel,
veritabel, volledig, volmaakt, waar, werkelijk, wording,
zelfstandig, zuiver
realiteit - feit, werkelijkheid
reassuradeur - herverzekeraar
rebbe - rabbi, rabbijn
rebbelen - kwebbelen, praten
rebbes - winst, woeker
rebel - kajongen, muiteling, muiter, onruststoker, oproerkraaier,
oproerling, opstandeling, opstandigheid, raddraaier,
weerspannige, weerspannigheid
rebelleren - muiten, opstaan, opstand, verzetten
rebellie - muiterij, oproer, opstand
rebel op schepen - muiter
rebels - balsturig, eigengereid, ongehoorzaam, oproerig,
opstandelijk, opstandig, ongezeglijk, weerspannig, wild, woest
rebelsheid - opstandigheid
reboisatie - herbebossing
rebus - beeldraadsel, denkertje, figuurraadsel, puzzel, raadsel
rebutant - afstotend, terugstotend, weerzinwekkend
rebuut (in de handel) - uitschot
recalcitrant - balsturig, dwars, koppig, onhandelbaar, onwillig,
stijfhoofdig, weerspannig,
recapitulatie van de fylogenese - ontogenese
recapituleren - samenvatten
recensent - beoordelaar, censor, criticus
recensie - beoordeling, kritiek, voorstelling
recent - actueel, jong, kortelings, laatst, nieuw, onlangs, pas
recentelijk - laatst, onlangs
recent gebeurd - pas
recepis - ontvangbewijs, reçu
recept -formule, geneesmiddel, medicijn, prescriptie, verdaging,
voorschrift
receptakel - vergaarbak
receptenboek - dispensatorium
recepteren - voorschrijven
receptie - instuif, onthaal, ontvangst
receptief - ontvankelijk
receptionist - portier
receptiviteit - ontvankelijkheid, vatbaarheid
receptor - ontvanger
reces - vakantie, verlof
recessie - teruggang, terugslag
recette - entreegelden, kas, ontvangst, opbrengst
recherche - naspeuring, navorsing, onderzoek
rechercheur - agent, detective, dofgajes (bargoens), douane, rus,
stille, speurder
recht - aanspraak, betamelijk, bevoegdheid, billijk, goed, heffing,
juist, ongebogen, ortho (Grieks), overeind, passend, prerogatief,
pretentie, privilege, raison, redelijk, tecte, terecht,
rechtaan - rechttoe
recht afhangend - sluik
recht deel van een weg - rak
recht gaan staan - opstaan
recht hebben op - verdienen
recht in bep. gevallen - abandonnement
recht maken - strekken
recht maken van een rivierbocht - doorsteek
recht naar omhoog gericht - rechtop
recht om bedrijf of handel alleen te drijven - monopolie
recht om gekozen te worden - passief
recht om te eisen - aanspraak
recht om te kiezen - stemrecht
recht om te vorderen - aanspraak
recht om te weiden - schaarrecht
recht om te weiden op stoppelakkers - klauwengang
recht om verzoek in te dienen - petitierecht
recht op een onroerend goed als zekerheid - hypotheek
-7recht op verhaal - regressie, verhaalsrecht
recht spreken over - berechten
recht stuk van een rivier tussen twee bochten - rak
recht tot alleenverkoop - monopolie
recht tot exploitatie - claim (van een land om goud)
recht stuk van een vaart - rak
recht tussen burgers in de staat - publiekrecht
recht van afstand - abandon
recht van ambtsbegeving - collatie, kollatie
recht van belang op neutrale schepen - angarie
recht van beslag - beslaglegging
recht van beslag op neutraal goed - angarie
recht van beslaglegging - angarie, blokkade, embargo
recht van beweiding - etting, schaarrecht
recht van beweiding der wegbermen - grasetting
recht van beweiding van een dijk - dijketting
recht van de heer het beste te kiezen uit de nalatenschap van
een horige - keurmede
recht van de oudste in de familie - majoraat
recht van de sterkste - vuistrecht, zwaardrecht
recht van een oorlogvoerende om op neutrale schepen beslag
te leggen - angarie
recht van medebestuur - inspraak, medezeggenschap
recht van overgave - abandon, afstand
recht van spreken (hebben) - kompetentie
recht van successie - opvolgingsrecht
recht van terughouding - retentie
recht van voorkeur - optie
recht van voorrang - preferentie, prioriteitsrecht, privelegie,
privilege, privilegie, voorkeur, voorrecht
recht van voorstelling tot een post - presentatie
recht van weinigen - privilege
recht verschuldigd om handel te drijven - licent
recht volgens overgeleverd gebruik - adat(recht),
gewoonterecht
recht water - rak
rechtaan - direct, regelrecht, vooruit
rechtaf - onbewimpeld, rechtaan, regelrecht, ronduit, volkomen
rechtbank - aanrecht, balie forum, gerechtshof, gericht, hof,
nexus, rechtscollege, tribunaal, vierschaar
rechtbank in Drente (historisch) - etstoel
rechtbank in oud Athene - Areopagus
rechtbank met lekenrechtspraak - tribunaal
rechtbankterm - parket, raadkamer, rol
rechte drukletter - romein
rechte dunne stam - sliet
rechte dwarsstang van een anker - ankerstok
rechte lijn - raai, rechte, rooi
rechte lijn (drukkersterm) - letterlijk
rechte lijn die een hoek deelt - bissectrix
rechte lijn die twee cirkelpunten verbindt - koorde
rechte lijn in een cirkel - diameter, doorsnede, koorde,
middellijn, straal
rechte lijn tussen 2 punten - afstand, tussenruimte
rechte lijnen trekken over - liniëren
rechte strook van een vaart - ak
rechte versieringslijn - bies
rechteloos - vogelvrij
rechtelijk - wettig, juridisch
rechten - leges
rechten inbegrepen - r.i.
rechtens - de jure, krachtens, rechtmatig
rechten wegens schrijfkosten - leges
rechter - baljuw (oud), kadi, kantonrechter, landrechter,
politierechter, loopplank, magistraat, raadsheer, strafrechter,
scheidsrechter, schout
rechter bladzijde - A.o., T.o.
rechter-commissaris - re
rechter die de doodstraf kan opleggen - halsrechter
rechterhand - assistenthulp, medewerker, steun, toeverlaat
rechterhand (muz.) - md
rechter in Arabië - kadi, kaïd
rechter in criminele zaken - cadi
rechter in de onderwereld - Minos
rechter in Drenthe - ette
rechter in een ambacht - ambachtsheer
rechter in Engels graafschap of shire - landrechter, sheriff
rechter in etstoel - ette
rechter in Marokko - Caid
rechter in oude Athene - efeet
rechter in schoonheidstwist - Paris
rechter in Spanje - alcalde
rechter van instructie - goochemerd (bargoens),
rechtercommissaris
zijrivier van de Maas - Niers
rechterlijk - gerechtelijk, judicieel, justitieel
rechterlijk ambtenaar - drost
rechterlijk beslag - sekwestratie
rechterlijk bevel - injunctie
rechterlijk college over burgerlijke rechtszaken in oud
Athene - efeten
rechterlijk verbod - interdict
rechtelijke ambtenaar - magistraat
rechterlijke beschikking - appointement
rechterlijke beslaglegging - sequestratie
rechterlijke beslissing - arrest, oordeel, uitspraak, vonnis
rechterlijke macht - balie, justitie, magistratuur
rechterlijke uitspraak - ententie, oordeel, sententie, uitspraak,
vonnis
rechte strook van een vaart - rak
rechte versieringslijn – bies
rechtgeaard - betrouwbar, eerlijk, rechtschapen
rechtgelovigheid - orthodoxie
rechthebber op een wettelijk erfdeel - legitimaris
rechthoek - oblongum, ort(h)ogoon, parellellogram (met rechte
hoeken), vierkant
rechthoekig - haaks, loodrecht, oblong, ort(h)ogonaal,
orthogonisch, rectangulair
rechthoekig bedrukt stuk karton - kaart
rechthoekig oester net - kor, korre
rechthoekig plat vlak - paneel
rechthoekig prisma - balk
rechthoekig raam voor oestervangst - kor, korre
rechtlijnig - lineair, rectilineair
rechtmaken - rechten
rechtmatig - billijk, legaal, legitiem, rechtvaardig, terecht, wettig
rechtmatig deel - legitima
rechtmatig toekomend - competent
rechtmatige bevoegdheid tot oordelen - competentie
rechtmatigheid - billijkheid, gerechtigheid, legitimiteit,
wettigheid
recht om te vorderen - aanspraak
rechtop - geperpendiculariseerd, kaarsrecht, loodrecht, overeind,
rechtstandig, staand(e), steil, stram, verticaal
rechtopstaande stenen - grafzuil, menhir
recht op schadevergoeding - regres
rechtop zijn - staan
rechts - behoudend, conservatief, hot
-8rechtsachter - kanthalf
rechtsadviseur - advocaat, raadsmanjurist
rechtsbesluit - decreet
rechtschapen - best, beter, betrouwbaar, braaf, deugdelijk,
deugdzaam, doodgoed, edel, eerlijk, fair, gezond, goed, integer,
loyaal, nobel, ongerept, onkreukbaar, onomkoopbaar, onverdacht,
onverlet, oprecht, rechtgeaard
rechtschapenheid - braafheid, deugdzaamheid, droiture,
eerlijkheid, integriteit, oprechtheid, probiteit,
rechtscollege van de H. Stoel - Rota
rechtserkenning - recognitie
rechtsgebied - arrondissement, arr., domein, kanton, ressort,
territoir
rechtsgebied en rechtsmacht - jurisdictie
rechtsgebied in Drenthe - dingspel
rechtsgebied van een krijgsraad - auditie
rechtsgebouw - gerechtshof
rechtsgeding - affaire, pleit, procedure, proces, rechtszaak, referé,
strafzaak, twistgeding, zaak
rechtsgeding voeren - procederen
rechtsgeldig - autentiek, authentiek, deugdelijk, legitiem, valabel,
valide, wettig
rechtsgeldig maken - authentiseren, homologeren, legaliseren
rechtsgeleerde - advocaat, advokaat, ictus, jurist, meester,
pleitbezorger (België), procureur, rechter, rechtskundige
rechtsgeleerde schurk - rabulist
rechtsgeleerdheid - jurisprudentie, juristerij, pariteit
rechtsgrond - argument, rechtstelling, titel
rechtshandel - proces
rechtshandeling - actie, contract
rechtskundig - juridisch
rechtskundige - advocaat, jurist, rechter
rechtskundige term - aanklager, à charge, à décharge, advocaat,
alibi, arrest, bekentenis, beklaagde, beroep, boete, eed, eiser,
gedaagde, geding, getuige, gevangenneming, hechtenis,
levenslang, meineed, pleidooi, pleit, pleiter, precedent, preventief,
proces, raadkamer, raadsman, recidive, recidivist, rekwisitoor,
repliek, rol, subsidiair, uitspraak, verdachte, verstek, vonnis,
voorarrest voorwaardelijk, vrijspraak
rechtsopvatting van de rechterlijke macht - jurisprudentie
rechtspraak - arrest, gewijde, judicatuur, jurisdictie,
jurisprudentie, justitie, oordeel, rechtspleging, sententie, vonnis,
rechtspraak tegen ketters - inquisitie, geloofsgericht
rechtspraktijk - advokatenpraktijk
rechtspreken - oordelen, vonnissen
rechtspreken over - berechten
rechtsprekend lichaam - gerecht, gerechtshof, hof, hogeraad,
hooggerechtshof, raad, rechtbank, tribunaal
rechtsspreuk - adagium
rechtstaan - opstaan
rechtstandig - haaks, loodrecht, perpendiculair , rechtop
rechtstandige biljartstoot - masse
rechtstandmuur - steunbeer, steunmuur
rechtsterm - aanklager, aanleg, actie, ageren, alibi, animus, appel,
arrest, balie, begunstiging, beklaagde, boete, compensatie, dading,
dagvaarding, decisie, descente, detentie, dingtaal, eed, eindarrest,
eiser, enuntiatief, fasti, forum, gedaagde, getuige, gravamen,
hechtenis, inhechtenisneming, instantie, meineed, mora, pleidooi,
proces, raadskamer, regres, rekwisitoor, repliek, rol, saisine,
schadeverhaal, subordinatie, uitspraak, verdachte, verstek, v.i.,
vonnis, voorwaardelijk
rechtstitel - rechtsgrond
rechtstreeks - direct, duidelijk, gelijk, immediaat, lijnrecht,
meteen, onmiddellijk, ononderbroken, openlijk, rechttoe,
regelrecht, spoedig
rechtsstaat - democratie
rechtsstrijd - aanwijzing, advies, conclusie, geding, pleit, (Ind.)
perkara, proces, twistgedwing
rechtstrekken - terugbuigen
recht stuk van een vaart - rak
rechtsverdediger - advokaat, pleiter, procureur, syndicus
rechtsverdraaier - rabulist
rechtsverdraaiing - avocasserie
rechtsvergoding - legisterij
rechtsvervolging - aanklacht, actie, klacht
rechtsvoorbehoud - protest
rechtsvoorganger - auctor
rechtsvordering - aanklacht, actie, eis
rechtsvraag - rechtskwestie
rechtswetenschap - rechtsgeleerdheid
rechtswetenschappen - Jura
rechtswezen - justitie
rechtszaak - affaire, causa, geding, pleit, proces, rechtsgeding
rechtszaak in Indonesië - perkara
rechtszaakvoerder - procureur
rechtszitting in Friesland - fimelthing
rechttoe rechtaan, regelrecht, rechtstreeks
rechtuit - onbewimpeld, oprecht, ronduit
rechtuit lopend water - rak, kanaal, vaart
rechtvaardig - behoorlijk, betrouwbaar, billijk, juist, eerlijk,
handelbaar, mak, onpartijdig, rechtmatig, redelijk, zinnig
rechtvaardigen - billijken, disculperen, justificeren, justifiëren,
verantwoorden, wettigen
rechtvaardigheid - billijkheid, eerlijkheid, gerechtigheid
rechtvaardiging - apologie, billijking, disculpatie, justificatie,
verantwoording, wettiging
rechtvaardiging van God - theodicee
rechtvaardigmakend - heiligend
recht van voorkeur - optie
recht van voorrang - preferentie
rechtvleugelig insekt - aardkrekel, bacillus, heikrekel, heimpje,
huiskrekel, kakkerlak, krekel, libel, oorworm, sprinkhaan,
veenmol, wandelende tak, veldkrekel, wrattenbijter
rechtvleugelige - krekel, libel
rechtvleugeligen - orthoptera
rechtwandig - steil
recht water - rak
rechtzaak tegen ketters - ketterproces
rechtzetten - rectificeren, verbeteren
rechtzetting - herstel(ling), rectificatie, verbetering
rechtziend - orthoscopisch
rechtzinnig - openhartig, oprecht, orthodox, precies, steil, streng
rechtzinnig schrijver - orthodoxograaf
rechtzinnigheid - oprechtheid, orthodoxie
rechute - instorting, regressie, terugval
recidivist - zittenblijver
recidivist worden - recidiveren
recipe - r., neem
recipiënt - ontvanger
recipiëren - ontvangen
reciproceren - antwoorden, vergelden
reciprociteit - wederkerigheid
reciprok - wederkerig, wederzijds
recital - optreden, uitvoering
recitatie - voordracht
recitator bij een wajang vertoning - dalang
reciteren - opzeggen, voordragen
reclamant - eiser, klager
-9reclamatie - bezwaarschrift, klacht
reclame - aanbieding, aanprijzing, advertentie, beklag, bezwaar,
custodie, klacht, propaganda, terugvordering, winactie
reclamebeeld - spot(je)
reclameblad - folder
reclamebord - aanplakbord
reclamedrukwerk - folder, strooibiljet
reclamefilmpje - scêne, spot
reclamelicht - argon, kwik, natrium, neon
reclameloper - sandwichman
reclame maken - adverteren
reclamemiddel - advertentie, affiche, biljet, folder, tv-spot
reclame omroep - S.T.E.R.
reclameplaat - affiche, blikvanger
reclameren - terugeisen, terugvorderen
reclamezuil - aanplakzuil
reclinatie - ombuiging, terugbuiging
reclusie - afsluiting, opsluiting, uitsluiting
recognitie - belasting, erkenning, heffing
recognosceren - erkennen, monsteren, onderzoeken
recognoscering - verkenning
recollecten - observanten
recommandabel - aanbevelenswaardig
recommandatie - aanbeveling, aanprijzing, voorspraak
recommanderen - aanbevelen, aanprijzen
recompenseren - belonen, vergoeden
reconciliatie - verzoening
reconstructie - herbouwing, herstel, wederopbouwing
reconstrueren - herbouwen, herstellen, restaureren
reconvalescent - herstellende
record - topprestatie
recorder - bangopnemer
recordhouder - kampioen
recordmeter - stopwatch
recours - schadeverhaal, toevlucht
recreant - kampeerder, toerist
recreatie - amusement, ontspanning, uitspanning, vacantie,
vermaak, verpozing, verzet
recreëren - herscheppen, verpozen
recriminatie - tegenbeschuldiging, tegeneis
recruut - big, nagroei, schacht (Zuidnederlands), soldaat
(beginneling)
rectificatie - herstel(ling), verbetering
rectificeren - corrigeren, herstellen, re, rechtzetten, redresseren
verbeteren, zuiveren
rector - bestuurder, directeur, kloosterleider, schoolhoofd, spreker
rector magnificus - AR.
rectorsambt - rectoraat
rectoscoop - endeldarmspiegel
rectum - endeldarm
reçu – afgiftebewijs, bagagebiljet, bon, cedel, ceel, ontvangbewijs
recueil - bundel, verzameling
recul - terugstoot (bij vuurwapens)
reculeren - teruggaan, terugspringen
recuperatie - terugwinning
recuperator - warmteuitwisselaar
recupereren - terugwinnen
recurrent - terugkerend, teruglopend
recusabel - verwerpelijk
recusatie - verwerping, weigering, wraking
redacteur - opinievormer
redactie - onherstelbaar, beleid, lezing, opstelraad, red., tekst
reddeloos - hopeloos, onherstelbaar ontredderd, verloren,
wanhopig
redden - behouden, bevrijden, helpen, klaren, opknappen,
sauveren, verlossen
reddend - zaligmakend
redder - bevrijder, Heiland, helper, hulp, redemptorist, Salvator,
(Gr.) soter, Verlosser, verzoener, zaligmaker
redderen - opruimen, ordenen, regelen, schikken, schoonmaken
redding - behoud, bevrijding, heil, hulp, soelaas, toeverlaat,
uitkomst, uitweg, verlossing
reddingsapparaat - boei, boot, broek, dreg, reddingshaak,
wipper, zwemgordel, zwemvest
reddingsboot - sloep
reddingsgordel - boei, scafander
reddingsmiddel - boei, boot, dinghy, dreg, kurk, reddingshaak,
wipper, zwemgordel, zwemvest
reddingsvest - zwemvest
rede - ankerplaats, betoog, buitenhaven, denken, denkvermogen,
discours, haven, intellect, lezing, ligplaats (voor schepen), logos,
oordeel, oratie, preek, prevelement, raison, ratio, referaat,
sermoen, speech, toast, toespraak, verstand, vertoog, woord
rede (Lat.) - oratio
rededeel - partikel
redekavelen - babbelen, bomen, debatteren, disputeren,
keuvelen, kibbelen, praten, redeneren, redetwisten
redekaveling - betoog, debat, discussie, dispuut, kibbelen,
redetwisten
redekunde - retorica
redekundig - logisch, retorisch
redekundige figuur - litotes
redekundige gevolgtrekking - syllogisme
redekunstenaar - orator
redekunstig - logisch, oratorisch
redekunstige figuren - apostrofe, hyperbool, metafoor,
synecdoche
redekunstige figuur - prolepsis
redeleer - denkleer, kennisleer, logica
redelijk - aardig, behoorlijk, betamelijk, billijk, handelbaar, juist,
matig, nogal, nuchter, passelijk, rationeel, recht(vaardig),
schappelijk, schikkelijk, tamelijk, terecht, tamelijk, verstandelijk,
verstandig, vrijgoed, zozo
redeloos - dwaas, idioot, inept, losbandig, ongerijmd, onredelijk,
onzinnig, stom, verdwaasd, uitzinnig, zinloos
redeloos gedierte - vee
redelijk - billijk, behoorlijk, betamelijk, goed, gemotiveerd,
gerechtigd, humaan, juist, logisch, matig, middelmatig, nogal,
ordentelijk, raisonnabel, rationeel, recht, rechtmatig, rechtvaardig,
schappelijk, tamelijk, terecht, verstandelijk, verstandig, vrij,
zinnig, zozo,
redemptorist - lig(u)orist
reden - aanleiding, argument, beweeggrond, beweegreden, causa,
drijfveer, grond, motief, oorzaak, raison, ratio, rekenschap,
toerusten, uitrusten, verhouding (meetkundig),
reden - toerusten
reden tot bemoediging - troostgrond
redenaar - conferencier, fraceur, orator, retor, ret(h)or, prater,
preker, rhetor, redevoerder, conferencier, orateur, spreker,
woordvoerder
redenaarsdebuut - maidenspeech
redenaarsgestoelte - katheder, rostra
redenatie - betoog, redenering, redevoering
redeneerder - raisonneur
redeneerkunde - denkleer, deputeerkunstdialectiek, logica,
retorica,
redeneren - argumenteren, beraadslagen, betogen, delibereren,
oreren, parlementeren, praten, preken, raisonneren, redekavelen,
-10spreken, theoretiseren
redenering - betoog, betoogtrant, bewijsvoering, gedachtegang,
gesprek, logica, oratie, ralsonnement, redekaveling, redenatie,
vertoog
redengevend - causaal, oorzakelijk
reder - bevrachter
rederij - K.H.L., KN.S.M., HAL., RL., S.M., Lloyd
rederijk - woordenrijk, welsprekend
rederijker - retrozijn
rederijkersfeest - landjuweel
rederijkersgedicht - refrein, retrogade, rondeel
rederijkerskomedie - Elckerlijck, esbattement
rederijkheid - woordenrijkdom
redestrijd - dispuut, geschil, redetwist
redetwist - debat, dialectiek, disceptatie, discussie, dispuut,
disputatie, geschil, redestrijd, twistgesprek, woordenstrijd
redetwisten - debatteren, discussiëren, discuteren, disputeren,
redekavelen, redeneren
redetwister - debater, disputant
redetwister (scherpzinnig) - dialecticus
redevoerder - orator, redenaar, spreker
redevoeren - harangeren
redevoering - betoog, gesprek, inleiding, openingsrede, oratie,
rede(natie), speech, tafelrede, toespraak, vertoog
redevoering bij de opening van iets - openingsspeech
redevoering houden - harangeren, oreren, peroreren
redevoering van Demosthenes tegen Philippus van Macedonië
- filippica
redewisseling - gesprek, onderhoud
redigeren - opstellen, stellen
reditie - herhaling
redivivus - herleefd, verrezen
redmiddel - boei, broek (schipbreukelingen), expediënt,
reddingsboei, reddingsgordel, reddingshaak, ressource, schietstoel,
uitkomst, zwemgordel, zwemvest
redmiddel in vliegtuig - parachute, schietstoel
redoubleren - verdubbelen
redoutabel - geducht, verschrikkelijk, vreselijk
redoute - balzaal, maskerade
redres - herstel, herziening, vergoeding
redresseren - goedmaken, herstellen, repareren
reduceerbank - verkleinbank
reduceren - beperken, herleiden, omrekenen, terugbrengen,
terugvoeren, verminderen
reductie - aftrek, beperking, korting, rabat, tarra, verkleining,
vermindering
reductiedeling - meiose
reduit - vluchtschans
reduplicatie - verdubbeling
redupliceren - verdubbelen
redzeil - vangzeil
ree - af, afwateringsslootje, ankerplaats, bereid, buitenhaven,
eland, gereed, grep, greppel, hert, hinde, kade, klaar, mollengang,
overhoop, overstag, paraat, spoor, tuchtiging, vaardig, vlot,
ree in het eerste jaar - kitsbok, kitskalf
reebank - vlakschaafbank
reebout - wildbraad
reeds - al, alre(d)e, bereids
reeds binnen korte tijd - aldra, alras, binnenkort, eerlang,
gauw, spoedig
reeds gemeld - genoemd
reeds lange tijd - allang, alleng, allengs, steeds
reeds spoedig - alora
reeds vermeld - genoemd
reeds vroeger vermeld - bovengenoemd
reedsel - fabrikaat, maaksel
reëducatie - heropvoeding
reëel - bestaand, concreet, echt, feitelijk, heus, nuchter,
realistisch, waar, werkelijk, wezenlijk, zakelijk, zeker
reef - groef, groeve, plooi, reve, rif, schrap, streep, strook
reefband - seizing
reegeit - rekke, wijfjesree
reehaak - zwei
reeheid - vaardigheid, vlotheid, vlugheid
reek - hark, hooivork, mestvork, reeks, riek, rij,
reeks - aaneenschakeling, aantal, catagorie, cyclus, gamma, gelid,
getallenrij, groep, iliade, ilias, keten, lat, liniaal, lijn, lijst,
mededeling, menigte, opeenvolging, orde, overvloed, progressie,
rang, reek ris, rist, rits, rij, scala, sequentie, serie, sliert, stoet,
turba, volgorde
reeks (lange - van klachten of smeekbeden) - litanie, tirade (van
woorden), volzin
reeks aanroepingen - litanie
reeks avonturen - roman
reeks boeken - cyclus, serie, trilogie
reeks gebeddagen - novene(negen)
reeks gebeden - novene (9 daags), rozenhoedje
reeks gedichten - bundel, cyclus, krans
reeks gedichten van Perk - Mathildecyclus
reeks genoemd - gemeld
reeks getallen opnoemen - serie, tellen, trilogie,
reeks getrokken vaartuigen - sleep
reeks jaren - eeuw, lustrum, periode
reeks kleine gaatjes - perforatie
reeks kralen - collier, ketting, rozenkrans, snoer
reeks noten op een lettergreep - melisme
reeks punten - lijn
reeks sommetjes - tafel
reeks spoorwagons - trein
reeks traptreden - traparm
reeks van 3 boeken - trilogie
reeks van 3 toneelstukken - trilogie
reeks van duizend jaar - miljade, millennium
reeks van gebeden - litanie
reeks van gevolgen - nasleep, sleep
reeks van plagen - iliade, ilias
reeks van schepen achter een sleepboot - sleep
reeks van smeekgebeden - litanie
reeks van tien boeken - decade, dekade
reeks van tonen - toonladder
reeks van treden - trap
reeks van vier toneelstukken - tetralogie
reeks van wedstrijden - competitie, toernooi
reeks van zaken - kreits
reeks wedstrijden - competitie, toernooi, tornooi
reeks woorden - regel, zin
reekscijfer - nummer
reekswijs - achtereenvolgens
reel - mager, rail, rank, richel, rijzig, slank, spoorstaaf, vismolen,
werpmolen
reep - boord, flard, flenter, koord, lap, lekkernij, moot, snipper,
strook, strip, touw
reep aan systeemkaart - tab
reep chocolade - plak, tablet
reep hout - krul, spaan(der)
reep houtafval - spaan
reep linnen - band
reep mager spek - rengel
-11reep met haken voor aalvangst - aalreep
reep stof - band
reep van de Schotse reep - zinkwant
reep van een stof - band
reep van leer - riem
reepje - snipper
reepje gesuikerde schil v/e sinaasappel - snippel, snipper
reepje oranjeschil - snippel, snipper
reepje papier - snipper, strook
reepmaker - touwslager
reepnet - zegen
reeroof - lijkroof
reeschaaf - reischaaf
reet - barst, berst, gerre, gleuf, glip, hennepbraak, keen, kiem,
kier, kloof, klink, naad, opening, reute, root, scheur, spouw, spleet,
split, voeg
reet of kier - naad, scheur
reetouw - plantijn
reetrekker - erfscheider
reeuw - doodsschuim, doodszweet
reeuwer - doodbidder, lijkbezorger
reeuws - geil, wellustig
reevoet - insteekijzer
refectorium - refter
referaat - inleiding, overslag, rapport, verslag
referee - arbiter, scheidsrechter
referendum - plebisciet, volksstemming, volksraadpleging
referent - ref., boekbespreker, inleider, rapporteur, verslaggever
referentie - attest, brevet, getuigenis, informatie, testimonium
refereren - berichten, verslaan, verwijzen
referte - verwijzing
reflectant - gegadigde
reflecteren - solliciteren, weerkaatsen, weerspiegelen
reflectie - gloed, weerschijn, weerkaatsing
reflector - spiegeltelescoop
reflex - reactie, spiegelbeeld, terugkaatsing, weerschijn
reflexief - wederkerend
reflexief pronomen - zich
reflexief voornaamwoord - je, me, mij, ons, zich
reform - hervorming, verbetering
reformateur - geloofszuiveraar, hervormer
reformatie - hervorming
reformator - hervormer
reformeren - hervormen, herzien, omvormen, verbeteren
refractair - weerspannig
refractie - breking
refrein -herhalingsthema, keerdicht, keervers, ritornel
refter - eetzaal, refectorium
refuge - uitwijking, wijkplaats
refugium - toevluchtsoord
refuseren - afwijzen, weigeren
refuteren - weerleggen
refuus - weigering
regaal - boekenkast, boekenplank, gastmaal, koninklijk,
rattenkruid, register, rek
regaleren - onthalen, trakteren, vergasten
regalia - kroon, scepter
regard - aandacht, aanzien, achting, oplettendheid
regarderen - aangaan, aanzien, betreffen
regatta - roeiwedstrijd, zeilwedstrijd
regeerder - bestuurder, bewindsman, heerser, koning, president,
vorst
regel - alinea, canon, richtsnoer, formaliteit, gebod, gebruik,
gedragslijn, gewoonte, instructie, grondslag, lat(je), leidraad,
liniaal, linie, lijn, maatregel, maatstaf, mos, norm, orde, precept,
plank, reglement, regelmaat, richel, richtlijn, richtsnoer,
schrijflijn, sleur, spelregel, streep, usance, voorbeeld,voorschrift,
verordening, wet
regelaar - adjuster, fikser, organisator, regulator, regulateur,
regelbaar - verstelbaar
regelen - adjusteren, afstellen, afwikkelen, arrangeren,
bedisselen, bepalen, beredderen, besturen, disponeren, inrichten,
klaarmaken, klaren, liniëren, ordenen, organiseren, plaatsen,
plooien, rangschikken, redderen, regieren, regulariseren,
reguleren, richten, ritselen, rommelen, schikken, stellen,
versieren, voegen, zetten,
regelet - liniaal, meetlat
regeling - afstelling, afwikkeling, akkoord, arrangement,
bepaling, beschikking, bestel, dispositie, maatregel, orde,
ordening, ordinantie, ordinatie, ordonnantie, organisatie,
rangschikking, reglement, regulatie, schikking, vergelijk,
verordening, voorschrift, voorziening, wet
regelmaat - orde, ritme
regelmaat in afwisseling - ritme, metrum, maat
regelmatig - dagelijks, gelijkmatig, geregeld, gestadig, gewoon,
normaal, ordelijk, periodiek, regulair, regulier, ritmisch, stadig,
steeds, steevast,
regelmatig achtvlak - octaeder
regelmatig afwisselende beweging - ritme
regelmatig terugkerend - periodiek
regelmatig terugkerende zin of regel - refrein
regelmatig twaalfvlak - dodecaëder
regelmatig viervlak - tetraëder
regelmatig voorkomend - frequent,
regelmatig zesvlak - hexaëder, kubus
regelmatige afwisseling - maat, ritme, rhythme
regelmatige beweging - ritme
regelmatige schikking - rangorde
regelmatige wind - moeson, passaat
regelmatige zeshoek - hexagram
regelmatigheid - orde, periodiciteit, regelmaat, regulariteit,
symmetrie
regelneef - bediller
regel of tucht - orde
regelrecht - direct, gladweg, meteen, onomwonden, pal,
rechtstreeks, ronduit, rondweg
regels - code
regelzetmachine - linotype, monotype
regen - bui, hemelwater, neerslag
regenachtig - buiig, druilerig, miezerig, nat, onbestendig
regenafvoer - dakgoot, goot, regenpijp, riool
regenbad - douche
regenbak - cisterne, waterton
regenboog - iris
regenboogvis - jonkervis, zeejonker
regenboogvlies - iris
regenbrems - regenvlieg
regenbrengende wind in Spanje - solano
regenbui - neerslag, plensbui, regenvlaag, slagregen, stortbui,
wolkbreuk
regendaas - daasvlieg, regenvlieg
regendicht - waterproof
regendop - schroefdeksel
regendruppel - spat
regenen - druppelen, gieten, gutsen, hozen, kletteren, majemen,
plenzen, stromen
regen en donder - onweer
regen van fijne asdeeltjes - asregen
-12regeneratie - wedergeboorte
regeneratief - wedervoortbrenging
regeneratief - regenererend
regenfluiter - goudpluvier, regenwulp
regengesternte - hyaden
regengod - Njord, Ombrios, Pluvius
regenhoed - zuidwester
regenhoofddeksel - regenkapje, zuidwester
regenjas - mackintos, overjas, trenchcoat
regenjas van vissers - oliejas
regenkleding - oliegoed
regenkledingstuk - regenjas
regenkuip - regenton
regenloze periode - droogte
regenmaand - pluviose
regenmeter - hyetometer, ombrometer, pluviometer, ubometer,
udograaf, udometer
regenput - cisterne
regenroeper - merel
regenscherm - paraplu, plu, spuit, watergordijn
regenscherm (Ind.) - pajong
regenschoudermantel - caban, cape
regenschreeuwer - pluvier
regent - beheerder, bestuurder, bewindhebber, bewindsman,
plaatsvervanger, rijksbestuurder
regentenwoning - dalem (Maleis)
regentenwoning (Ind.) - kaboepaten
regentes - bestuurster, landvoogdes, rijksbestuurster
regentes voor Prinses Wilhelmina - Emma
regentijd in Ethiopië - krempt
regentijd (Ind.) - moesson
regentschap - régence, voogdij
regentschap aan de Javazee - Tegal
regentschap op Java - Lebak
regenttroonopvolger - verbeider
regentuiter - goudpluvier, wulp
regenval - neerslag
regenvlaag - bui, neerslag
regenvloed - wolkbreuk
regenvogel - koekoeksvogel, pluvier, wulp
regenvors - boomkikker
regenwaterafvoer - riool
regenwaterspuier - makara
regenwolk - nimbus
regenworm - aardworm, dauwpier, pier
regenwulp - regenpluvier
regeren - bedwingen, besturen, gouverneren, heersen, leiden
regeren over - besturen
regerend persoon in Sparta - ephoor
regerende familie (Eng.) - Tudor
regerende macht - bestuur, bewind
regeren over - heersen
regering - beheer, bestuur, bewind, gezag, gouvernement,
hogerhand, kabinet, kamer, landsbestuur, landsregering, leiding,
ministerie, oppergezag, overheid, rectie, regime, rijksregering,
regering der rijken - plutocratie
regering door autocraten - autocratie
regering door elite - autocratie
regering door het volk - democratie
regering door priesters - theocratie
regering door vorst - monarchie
regering door weinigen - oligarchie
regering van aanzienlijken - aristocratie
regering van de besten - aristocratie
regering van drie consuls in Frankrijk - consulaat
regering van drie mannen - triumviraat
regering van drie personen - triarchie
regering van een regent - regentschap
regering van een tiran - despotisme, tirannie
regering van enkele voorname lieden of families familieregering, oligarchie
regering van Frankrijk van 1795 tot 1799 - Directoire
regering van God - theocratie
regering van het volk - democratie
regering van rijken - plutocratie
regering van twaalf - dodecarchie
regering van velen - polyarchie
regering van vermogende - timocratie
regering van voornamen - oligarchie
regering van weinigen - oligarchie
regering van zeven maanden - septarchie
regering van zeven vorsten - heptarchie
regering voor het afdoen van de lopende zaken - zakenkabinet,
zakenministerie
regering van voornamen - oligarchie
regeringloos - onbestuurd, ongeregeld, verward
regeringloosheid - anarchie, wanorde
regeringsambt - landsbediening, staatsbetrekking
regeringsbeleid - kabinet
regeringsbesluit - decreet
regeringsbetrekking - overheidsambt
regeringsblad - staatscourant
regeringsbureau - ministerie
regeringsfunctionaris - gouverneur
regeringshoofd - caudillo (Spaans), dictator, doge
(Venetiaans), premier, president, regeringsleider
regeringshoofd in Venetië - doge
regeringsinfanterie - ri
regeringsleider - premier, president, kanselier
regeringslichaam - ministerie, senaat, kamer
regeringslid - minister, staatssecretaris
regeringslijst - rol
regeringsloosheid - anarchie, wanorde
regeringsmachtiging - octrooi
regeringsorgaan - kabinet, kamer, ministerie, senaat
regeringspersoon - kamerlid, minister, president, senator,
regeringspersoon bij de oude Romeinen - c(a)esar, censor,
consul, dictator, pr(a)etor
regeringspersonen in Sparta - eforen
regeringspost - staatsbetrekking
regeringsraad - troonraad
regeringsreglement - r.r.
regeringsstelsel - communisme, democratie, dictatuur, dirigisme,
marxisme, regiem, regime, republiek, socialisme, staatsbestuur,
staatssocialisme, staatsvorm
regeringsstelsel in Griekenland - kolonelsregiem
regeringsstelsel met twee kamers - bicamerisme
regeringsvertegenwoordiger - ambassadeur, attaché, consul,
diplomaat, gezant
regeringsvorm - aristocratie, democratie, dictatuur, monarchie,
oligarchie, plutocratie, regeringssysteem, republiek, theocratie,
regeringsvorm in Frankrijk - republiek
regeringsvorm in Nederland - monarchie
regeringsvorming in Nederland - kabinetsformatie
regeringszetel in Moskou - Kremlin
reggen - strijken
regie - beheer, (spel)leiding
regiem - dieet, leefregel
-13regieschema - draaiboek
regime - beleid, bestel, bestuur, bewind, dieet, leefregel, leer,
leiding, regeringsstelsel, staatsbestel, stelsel
regiment - rgt, reg., bestuur, heerschappij
regiment infanterie - r. i.
regina (Lat.) - koningin
regio - gebied, gewest, streek
regionaal - gewestelijk, streeksgewijs, streeksgewijze
regionale taal - dialect, streektaal
regionen - gebieden, streken
regio of plaats - oord
regisseur - spelleider
register - bladwijzer, blaffer, catalogus, cedel, ceel, dagboek,
index, inschrijfboek, journaal, klapper, klapperboek, kohier,
legger, lijst, logboek, naamlijst, regaal, repertorium, rol, staat,
stamboek, tabel, tableau, toetsenbord
register der onroerende goederen - kadaster
register op een orgel - angelica
register van orgel - regaal
registerknop - manubrium
registratie - aantekening, boeking, inschrijving
registratie in register - libelle
registratie toestel voor aardbevingen - seismograaf
registratie toestel voor waterstanden - mareograaf
registrator van luchtdruk - barograaf
registreren - aantekenen, inboeken, inschrijven, optekenen,
ordenen, waarnemen
reglement - alinea, ordinantie, regeling, statuut, verordening,
voorschrift, wet
reglementeren - ordenen
reglet - liniaal, meetlat, meetstok
regrediëntie - regres
regres - schadeverhaal, teruggang, verhaalrecht
regressie - daling, teruggang, terugkeer, terugval
regretteren - berouwen, betreuren, spijten
regula - reg., regel
regulair - geordend, geregeld, regelmatig
regularisatie - ordening, regeling, vereffening
regulariseren - legaliseren, normaliseren, ordenen, regelen,
schikken
regulatief - leidraad, ordenend, regelend, richtsnoer
regulator - regelaar
reguleren - regelen, schikken
regulier - geregeld, gewoonweg, ordelijk, regelmatig
regulus - antimoon, arsenicum, bismut, metaalkoning
regurgitatie - oprisping, terugstroming
rehabilitatie - eerherstel, renovatie
rei - dans, koor, meetlat,
reidans - koordans, rondedans, volksdans
reie - zeeweegbree
reien - dansen, opsnoeien, vastbinden, vlakken
reigerachtige vogel - flamingo, ibis, kraan, kraanvogel, lepelaar,
ooievaar, roerdomp, uiver,
reigersbek - erodium
reigerveer - aigrette
reigervogel - hamerkopvogel, kwak, ombervogel, purperreiger,
ralreiger, roerdomp, schoensnavel, woudaapje, zilverreiger
reiken - aanbieden, aangeven, geven, overhandigen, pakken,
rekken, strekken, toereiken, uitstrekken
reikhalzen - begeren, smachten, snakken, verlangen
reikhalzend - begerig, verlangend
reilen - varen
rein - blank, brandschoon, eerbaar, gezuiverd, goed, helder, intact,
keurig, kuis, louter, maagdelijk, netjes, onbedorven, onbevlekt,
onbesmet, onbezoedeld, ongerept, ongeschonden, pluis, proper,
puur, reïncarnatie, schoon, sereen, smetteloos, vlekkeloos,
wedergeboorte, zedelijk, zedig, zindelijk, zuiver
reinardie - slimheid
reïncarnatie - wedergeboorte, wedervleeswording
reinet - moerasspirea, renet, renetappel,
reinheid - eerbaarheid, helderheid, kuisheid, netheid, puriteit,
zindelijkheid, zuiverheid
reinheidsleer - hygiëne
reinigen - aanvegen, afvegen , afwassen, boenen, detergeren,
ecrotteren, epurgeren, keren, kuisen, lappen, louteren, ontsmetten,
onrvlekken, poetsen, purgeren, purifiëren, purificeren, ragen,
schoonmaken, schrobben, soppen, spoelen, stoffen, vagen, vegen,
wassen, wissen, zemen, zuiveren
reinigen met sop - soppen
reinigende middelen - detergentia
reinigende middelen - detergentia
reiniger - schoonmaker
reiniging - loutering, schoonmaak, zuivering
reiniging van de ziel - catharsis
reiniging van de ziel - catharsis
reiniging van het lichaam - purgatie
reinigingsfeest - lustrum
reinigingsgerei - bezem, blik, boender, borstel, dweil, lola,
luiwagen, ragebol, rolveger, spons, stofdoek, stoffer, stofzuiger,
veger, washandje, zeem
reinigingsmiddel – ammonia, ata, loog, soda, shampo, tetra, vim,
water, zeem, zeep
reinigingsmiddel voor meubelen - boenwas
reinigingsplaats - bad
reïntegratie - herstel, vernieuwing
reïnterpretatie - herwaardering
rein van zeden - kuis
reis - excursie, keer, maal, maat, rekenmunt, rit, tocht, toer, trip,
uitstap, uitstapje
reis naar een heilige plaats - bedevaart, pelgrimage
reis naar huis - thuisreis
reis van huis - uitreis, afreis
reisartikel - koffer, ransel, valies
reisbenodigdheid - beauty-case, koffer, nécessaire, ransel,
reistas, rugzak, tas, valies
reisbeschrijving - itinerarium
reisbiljet - kaartje, ticket,
reisboek - anniversarium, baedeker, cicerone, gids, itinerarium,
reisgids, reisverhaal
reisbus - touringcar
reischaaf - reeschaaf
reischarter - reisbevrachting
reischeque - travellercheque
reisdeken - plaid
reisdocument - pas, paspoort, toeristenkaart
reisdoel - bestemming
reisétui - nécessaire
reisgeld - teergeld, viaticam
reisgelegenheid - auto, boot, brommer, bus, dromedaris, ezel,
fiets, kameel, metro, motorfiets, paard, rijwiel, schip, snorfiets,
tandem, taxi, tram, trein, vervoermiddel, vliegtuig
reisgelegenheid in de V. S. - Greyhound
reisgelegenheid in de woestijn - dromedaris, kameel, karavaan
reisgelegenheid in het heelal - raket, ruimteschip
reisgelegenheid ondergronds - metro
reisgenoot - gezel, medereiziger, metgezel, tochtgenoot
reisgezel - tochtgenoot
reisgezelschap in het oosten - karavaan
-14reisgezind - reislustig
reisgids - baedeker, reisboek, spoorboekje .
reisgoed - bagage, handbagage, hutkoffer, koffer, reiszak, valies
reisgoederen - pakkage
reishandboek voor bepaalde streek - baedeker
reisherinnering - souvenir
reisje - tocht, toertje, trip, uitje, uitstapje
reiskist - koffer
reiskleding - reistoilet
reiskoets - berline, diligence, karos, postkar, postwagen
reiskoffer - valies
reisleider - courier, gids
reismandje - kabas, karbies, reiswieg
reismantel - kazak
reis naar een heilige plaats - bedevaart, pelgrimage
reispas - pas, paspoort, permit, visum
reispenning - teergeld, reisgeld, viaticum
reisplan - route
reisplan van een tocht per schip - vaarschema
reisproviand - victualie
reisroute - koers, richting, weg
reissport - toerisme
reistas - bagagetas, reiszak, toiletkoffer, valies
reisvaardig - startklaar
reisvergunning - visum
reisverhaal - itinerarium
reisverslag - journaal
reiswagen - autocar, camper, caravan, reiskoets, touringcar,
woonwagen
reisweg - koers, marsroute, richting, reisroute, route, vaarweg
reiswezen - toerisme
reiswijzer - baedeker, itinerarium, reisgids
reiszak - eistas, valies
reiszucht - reiskoorts, reislust
reïteratie - herhaling
reïteratief - nogmaals
reïtereren - herhalen
reizang - koorzang
reizekens (Zuidnederlands) - effen, eventjes, nauwelijk, tel
reizen - toeren, trekken, zwerven
reizen per auto – toeren
reizen per trein - sporen
reizen voor genoegen - toeren, toerisme
reizend - ambulant
reizend en trekkend - ambulant
reizend geestelijke of student in de M.E. - vagant
reizend gezelschap in de woestijn - karavaan
reizend komediant (Fr.) - cabotin
reizend koopman - kramer, marskramer,
reizend roneelspeler - cabotin, histrio, joculator
reizend voor z'n brood - vertegenwoordiger
reizend zanger – bard, jongleur, minstreel, rapsode, troubadour
reizende studenten of geestelijken in de M.E. - vaganten,
goliarden
reizende troep - karavaan
reizer - reiziger, trekker
reiziger - agent, handelsreiziger, lifter, logé, passagier, passant,
pelgrim, toerist, trekken, vertegenwoordiger
reiziger per autobus - buspassagier
reiziger te voet - voetreiziger
reizigster - houtsnip
rejecteren - verwerpen
rejectie - oprisping, regurgitatie, verwerping
rek - droogrek, elastiek, elasticiteit, gestel, gymnastiekwerktuig,
latwerk, pijpenrek, rekbaarheid, rekstok, stangenstelsel, stellage,
stelling, veerkracht
rek (Zuidnederlands) - kikkerrit
rek om was te drogen - roogrek
rek van stokken voor 't drogen van hooi - ruiter
rek voor optasten van hooi - ruiter
rekbaar - dilatabel, ductiel, elastisch, veerkrachtig
rekbaar band - elastiek
rekbaar materiaal - elastiek, gummi, rubber
rekbaar schuingeweven - biaislint, boorlint
rekbaar weefsel - elastiek
rekbaarheid - ductiliteit, elasticiteit, elastiek, rek, veerkracht,
veerkrachtigheid
rekband - elastiek
rekbare stof - elastiek, gummi, plastiek rubber, stretch
rekeinde - kopklamp
rekel - belhamel, bengel, blaag, bulhond, deugniet, galgenbrok,
kettinghond, kwajongen, ondeugd, rakker, reu, snaak, snotaap,
vlegel, vlerk
rekelachtig - onbeschoft, onhebbelijk, vlegelachtig
rekelvos - mannetjesvos
reken - harken, rijven
rekenaar - cijferaar, rekenkundige, teller
rekenautomaat - calculator, computer, telmachine
rekenbord - abacus
rekenen - achten, aftrekken, begrijpen, beseffen, blijken, cijferen,
delen, doen blijken, doen weten, geven, kennen,
machtsverheffen, mededelen, schatten,tellen, optellen,
vermenigvuldigen, verstaan, waarnemen, worteltrekken, zien
rekenen met staafjes - rabdologie
rekenen op - aangaan, hopen
Rekenhof in België - Rekenkamer
rekening - bon, cedel, ceel, conto, factuur, kosten, nota
rekening (Lat.) - conto
rekening afsluiten - balanceren, salderen, vereffenen
rekening courant - r. c.
rekening bij de stalhouder - bakbeer
rekening doende (kassier) - rendant
rekening houdende met - gezien
rekening of bon - nota
rekening opmaken - factureren
rekening ten laste v/e crediteur - tegenrekening
rekening vereffenen of afsluiten - betalen, salderen
rekeningboek - borderel, compte, crediteurenboek, kasboek,
rekeninghouder - rendant
rekeningoverschot - excedent, saldo
rekeningstelsel - boekhoudsysteem
rekeningvoerder - regisseur
rekeninstallatie - aritmometer, computer, rekenmachine,
telmachine
rekenkunde - algebra, aritmetica, boekhouden, cijferkunst,
getallenleer, stelkunde
rekenkundig begrip - min, plus
rekenkundig controleren - natellen
rekenkundig getal - deeltal, deler, product, quotiënt
rekenkundig symbool - min, plus
rekenkundig teken - deelteken, maalteken, minteken, plusteken
rekenkundige - accountant
rekenkundige bewerking - aftrekken, delen, kwadrateren,
machtsverheffen, optellen, vermenigvuldigen, worteltrekken
rekenkundige operatie - aftrekken, delen, machtsverheffen,
optellen, vermenigvuldigen, worteltrekken
rekenkundige opgave - aftrekking, breuk, deelsom, deling,
optelling, som
-15rekenkundige reeks - tafel
rekenkundige term - breuk, decimaal, deler, G.G.D., K.G.V.,
maal, min, noemer, quotiënt, repetent, rest, som, verschil
rekenkunst - aritmetica, cijferkunst, rekenkunde
rekenkunst met staafjes – rabdologie
rekenlat - rekenliniaal
rekenmachine - calculator, computer, telmachine
rekenmiddel - telraam
rekenmunt - stoter
rekenmunt in Algiers - karube
rekenmunt in België - frank
rekenmunt in Duitsland - mark
rekenmunt in Frankrijk - franc
rekenmunt in Noorwegen - krone, kroon
rekenmunt in Portugal - milreis
rekenmunt in Spanje - reaal
rekenmunt in Zweden - kroon
rekenopgave - aftreksom, breuk, deling, optelsom, som,
worteltrekking
rekenplaat - momogram
rekenplichtig - comptabel
rekenplichtig beheer - regie
rekenplichtige - accountant, comptabele, rendant, thesaurier
rekenplichtigheid - comptabiliteit
rekenschap - verantwoording
rekenschap afleggen - verantwoorden
rekenschuif - rekenliniaal
rekensom - opgave, vraagstuk
rekentafel - abacus
rekenteken - accolade, deelstreep, haakje, keer, komma, maal,
maalteken, min, minteken, minus, plus, plusteken
rekenwerktuig - computertelraam
rekenzwakte - dyscalculie
rekest - smeekschrift, verzoekschrift
rekhout - sliet
rekke - reegeit
rekkelijk - inschikkelijk, lenig, meegaand, meegevend, soepel,
toegevend, tolerant
rekken - ophouden, reiken, tijdwinnen, traineren, uitstellen
rekken (het) van ledematen - extensie
rekken van lont - (textiel)doubleren
reklame - aanbieding, advertentiebeklag, bezwaar, klacht,
propaganda
rekmachine in de textielindustrie - lamineermachine
rekmeter - elaterometer
rekop - bitterzoet
rekruteren - kiezen, lichten, putten, werven
rekruteren van troepen - lichten, ronselen, werven
rekrutering - lichtig
rekstok - trapeze
rek van stokken voor hooi - ruiter
rekwest - adres, rekest, schrift, smeekschrift, verzoek
rekwirant - eiser, lastgever
rekwirent - onderzoeker
rekwireren - navorsen, onderzoeken, verlangen, vorderen
rekwisitie - eis, oproep, vordering
rel - actie, beroering, gang, heibel, hol, loopgat, onlust, oploop,
oproer, opschudding, opstand, opstootje, provocatie, straatruzie,
volkswoede
relaas - betoog, historie, rapport, reportage, verhaal, vermelding,
verslag
relais - pleisterplaats
relapsus (Lat.) - terugval
relatant - rapporteur
relateren - berichten, verhalen, vermelden, vertellen
relatie - bekende, betrekkelijk, betrekking, connectie, kennis,
minnaar, verband, verhouding
relatief - betrekkelijk
relatie of samenhang - verband
relativiteit - betrekkelijkheid
relax - ontspanning
relaxen - ontspannen, rusten, uitrusten
relaxatie - losmaking, ontspanning, verslapping, vertraging,
verzachting
relegeren - verbannen
relevant - belangrijk, belangwekkend, gewichtig, important,
interessant, vrijspreken
relevatie - bevrijding, ontheffen, ontheffing
releveren - afhangen, ontslaan
relief - bergland, contrast, heuvelland, ongelijkheid, plooiing,
verhevenheid
relief gesneden steen - camee
reliëfkaart - globe
reliëf kantwerk - guipure
reliëf weergeven - arceren
reliëfdruk - blindendruk, brailledruk
reliefkast - schrijn
reliëfschrift - braille
reliek - aandenken, gedachtenis, overschot, relikwie
reliekkast - schrijn
reliekschrijn - fiertel
religie- geloof, godsdienst, leer
religieus - broeder, consciëntieus, geloofsleer, gelovig,
godsdienstig, godvruchtig, kloosterling, monnik, nauwgezet,
regulier, vroom
religieus centrum van de Islam - Mekka
religieus centrum van het christendom - Jeruzalem, Rome
religieus gebouw - kerk, moskee, tempel
religieus geschrift - tractaat, traktaat
religieus lied - gezang, psalm
religieuse - kloosterlinge
religieuze - abdis, mater, mère,non, zuster
religieuze afbeelding - icoon, ikoon, piëta
religieuze feestmaaltijd (Ind.) - slametan
religieuze groep - geloof, gezindte, godsdienst, kerk, sekte
religieuze handeling - bidden, biechten, dopen, knielen, zegenen
religieuze omroep - ikon
religieuze tocht - bedevaart
religieuze toespraak - allocutie, preek, sermoen
religiositeit - godsdienstigheid
religloso - gewijd, godsdienstig
relikwie - reliek
relikwieën kas - rijf
relikwieënkastje - fiertel, schrijn
reling - hekwerk, lambrisering, leuning, verschansing
rellen - babbelen, kakelen, praten, spreken
relletje - oploop, oploopje, opstootje, praatje, standje, vertelseltje
relletjes - ongeregeldheden
relmuis - zevenslaper
rel of tumult - oproer
rem - belemmering, belet(sel), handycap, hindernis,
tegenwerking, vertrager, vertraging, weerstand
rem van een windmolen - vang
remanent - blijvend
remarquabel - merkwaardig, opmerkelijk, opmerkenswaard,
remarkabel
remarque - aanmerking, opmerking
rembours van voorschot - terugbetaling
-16rembours van wissel - dekking
rembourseren - dekken,terugbetalen, vergoeden
remdeel - ankerplaat, remschoen
remedie - drank, geneesmiddel, medicijn, middel, pil, poeder
remediëren - cureren, genezen, helen, verhelpen
rementen - ravotten
remilitariseren - herbewapenen
reminiscentie - herinnering, heugenis
remis - afslag
remise - garage, gelijk, koetshuis, nalating, onbeslist, overmaking,
schaakeinde, tramstalling, uitstel, wagenloods, zending
remissie - afslag, korting, vermindering
remitteren - aflaten, kwijtschelden, minderen, overmaken
remlicht - stoplichtn
remmel - knuppel
remmen - belemmeren, beletten, obstrueren, occluderen, stoppen,
tegenhouden, vertragen
remmend - vertragend
remming - belemmering, tegenwerking
remmingpaal - hanepoot
remonstrant - Arminius
remonstrantie - protest, tegenbetoog
remotie - afzetting, ontslag, verwijdering
remous - luchtbranding
removeren - afbreken, afzetten, wegruimen
remplaçant - dubbel ,vervanger
remplaceren - vervangen
remscherm - parachute
remschoen - remblok, slof
remstoel - remmingwerk
remstof - antibioticum
remuneratie - beloning, vergelding
remunereren - belonen, vergelden
remvloeistof - remolie
ren - buitenhok, galop, gang, geren, hoenderhok , hok, horderen,
kippenloop, kooi, loop, race, run, rush, wedren
renaissance - wedergeboorte, herleving, kunstperiode,
vernieuwing
renbaan - circus, circuit, hippodroom, parcours, piste, racebaan,
stadie, stadion, velodroom
renbaan voor honden - kynodroom
renbaan voor motoren en auto's - motodroom
renbaan voor paarden - hippodroom
renbode - estafette, koerier, ijlbode
renboot - glijboot
rencontre - belevenis, ontmoeting, vechtpartij
rendabel - lonend, vruchtbaar, winstgevend
rendant - tentmeester
rendement - nutsfactor, opbrengst, rente, resultaat, winst
renderen - opbrengen, opleveren
renderend - winstgevend
rendez-voushuis - bordeel
rendier - eland, hert, kariboe, ree
rendier (N/Amer.) - kariboe
renegaat - afvallige, apostaat, apostolaat, bekeerling,
geloofsverzaker
renet - hoefmes, hoefsmidsmes, hoornmes, koningsappel, reinet,
reinet(te), rijksappel
renforceren - versterken
renforcé - madapolam (stof)
reng - zwaluwtong
rennen - draven, galopperen, hardlopen, hollen, lopen, pacen,
racen, runnen, snellen, spoeden, spurten, ijlen
rennend achtervolgen - narennen
renner - coureur, draver, hardloper, hardrijder, loper, racer,
renner, spurter, wielrenner
reneweren - bederven, ruïneren, vernielen
renommage - bluf, grootsprekerij
renommee - faam, naam, roem, roep, vermaardheid
rennemmist - grootspreker, opschepper, vechtersbaas
renonce - afkeer
renonceren - opgeven, verzaken (kaartspelen)
renovatie - hernieuwing, herstel, herstelling, vernieuwing
renoveren - hernieuwen, herstellen, opknappen, restaureren,
vernieuwen
renpaard - draver, volbloed
renpaardenverblijf - renstal
renplaats - piste
rens - rijns, zurig
renseignement - aanwijzing, inlichting
renspeer - lans
rensport - draverij, harddraverij, paardensport
rentambt - intendantspost, rentmeesterschap
rente - divident, huur, int, interest, intrest, kroos, opbrengst,
pacht, pensioen, provenu, rendement, uitkering
rente geven - renten
rente met jaarlijkse aflossing - annuïteit
rente opleveren - renten
rente opleverend - rendabel
rente oplevering - rentabiliteit
rente uit kerkgoederen - prebende
rente van rente - anatocisme
rentebedrag - rentevoet
rentebewijs - coupon
rentegevend - opbrengend, rendabel
rentegevend of rente geven - renten
rentegevendheid - rentabiliteit
rentenier - montist, rijkaard
rente opleverend - rendabel
rentepercentage - rentevoet
rentestand - rentestandaard, rentevoet
rentestandaard - rentevoet
rentevoet - bankdisconto, percentage, rentestand,
rentestandaard
rentjong (Ind.) - dolkmes
rentmeester - beheerder, intendant, meier. ontvanger, rendant,
steward, trezorier
rentmeester van de staat - thesaurier
rentree - herintrede, terugkeer
renumeratie - terugbetaling, wederbetaling
renunciatie - afwijking, ontzegging, verwerping
ren van een paard - galop
ren van paarden - race
renvogel - pluviersoort (Noord Afrika)
renvooi - kanttekening, verwijzing
renwagen - raceauto, racecar
renwagen met vier paarden - quadriga
reologie - stromingsleer
reometer - elektriciteitsmeter
reorganisatie - gezondmaking, herinrichting, herstelling,
hervorming, opruiming, ordening, sanering, vervanging, zuivering
reorganiseren - hervormen, veranderen
reotoom - stroomverbreker
rep - opschudding, verwarring
reparabel - herstelbaar
reparateur - hersteller, monteur
reparatie - herstelling, schadeloosstellingvergoeding,
vernieuwing
-17reparatie-inrichting - herstelplaats
repareren - boeten, herstellen, lappen, maken, oplappen,
verstellen
repareren van kleding - lapen
reparteren - verdelen
repartitie - omslag
repel - hennepbraak, stalpaal, strook, vlaskam
repelaar - rammelaar
repelen - tekeergaan
repen vlees in Zuid-Afrika - biltong
repercussie - reactie, terugslag, terugstoot, vergelding,
weerkaatsing
repertoire - programma
repertorium - klapper, register, syllabus, zaakregister
repeteren - herhalen
repetitie - herhaling, proefwerk
repletie - volbloedigheid, zwaarlijvigheid
replica - afdruk, afgietsel, kopie, repliek
repliek - antwoord, tegenrede, weerwoord
reponderen - instaan, waarborgen
reportage - klankbeeld, relaas, verslag
reporter - berichtgever, interviewer, journalist, nieuwsjager,
ooggetuige, verslaggever
repositorium - rustplaats
reppen - aanroeren, gewagen, haasten, spoeden, ijlen
represaille - arrestatie, blokkade, boycot, embargo, vergelding,
weerwraak
representant - vertegenwoordiger
representeren - vertegenwoordigen, vertonen, voorstellen
repressie - beteugeling, onderdrukking
repressief - beteugelend, tuitend
reprimande - berisping
reprise - herhaling, hervertoning, nabootsing, recurrentie
reprobatie - afkeuring, verwerping
reprocheren - verwijten
reproduceren - herhalen
reproductie - afdruk, facsimile, nabootsing, naschildering,
oleografie, voortplanting
reprouveren - afkeuren, veroordelen
reptiel - adder, agama, anaconda, alligator, boa, brilslang, cobra,
gekko, hagedis, hazelworm, iguana, kaaiman, kameleon, krokodil,
leguaan, panter, python, ringslang, schildpad, serpent, schildpad,
slang, tokke
republiek - gemenebest, rep.
republiek in Amerika - Brazilië, Cuba, Mexico, Panama,
Venezuela, V. S.
republiek in Azië - China, Finland, India, Indonesië, Jemen,
Pakistan
republiek in Europa - Bulgarije Duitsland, Finland, Frankrijk,
Ierland, IJsland, Italië, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië,
Rusland, Zwitserland
republiek in Midden-Amerika - Cuba, Guatemala, Haïti,
Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama
republiek in Oost-Europa - Bulgarije, Hongarije, O.Duitsland,
Polen, Roemenië, Tsjecho-Slowakije
republiek in Zuid-Amerika - Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili,
Columbia, Ecuador, Paraguay, Peru, Uruguay, Venezuela
repudiatie - echtscheiding, verstoting
repugnant - weerzinwekkend
repuls - afwijzing, terugstoot
reputatie - bekendheid, eer, ere, faam, naam, prestige, roem, roep
requirant - navorser, onderzoeker
rescontreren - afrekenen, vereffenen, verrekenen, weerleggen
rescriberen - antwoorden, terugschrijven
research - onderzoek, speurwerk
researchinrichting - laboratorium
reseda - geelkrijt, grijsgroen
reservatie - voorbehoud
reserve - beding, invaller (sport), noodvoorraad, surplus,
terughouding, voorbehoud, voorraad
reservekapitaal - fonds
reserveonderdeel - vervangstuk
reserveren - bedingen, bespreken, voorbehouden
reservezeil - waarzeil
reservoir - bak, bekken, bewaarplaats, gashouder, tank,
vergaarbak
resident - bestuurder
residentie - hoofdplaats, verblijf, woonplaats
resideren - wonen, zetelen
residu - bezinksel, neerslag, overblijfsel, overschot, rest
residu van Russische petroleum - satatki
resignatie - gelatenheid, overgave
resigneren - berusten, neerleggen
resiliabel - opzegbaar
resineus - harsachtig
resinol - harsalcohol
resistent - bestand
resistentie - verzet, weerstand, weerstandsvermogen
resolutie - besluit, vastberadenheid
resoluut - geresolveerd, onverschrokken, ronduit, vastberaden,
vastbesloten
resolveren - besluiten, ontbinden, oplossen
resonantie - echo, galm, medetrilling, nagalm, terugkaatsing,
weerkaatsing, weerklank
resoneren - galmen, meeklinken, meetrillen, naklinken,
weergalmen
resorberen - opslorpen, opzuigen
respect - aanzien, achting, bewondering, deferentie, devotie,
eerbied, eerbiedigen, egards, ontzag, piëteit, reverentie,
waardering
respectabel - aanzienlijk, achtenswaardig, eerbiedwaardig,
geducht, groot,
respecteren - achten, eerbiedigen, eren, honoreren, hoogschatten,
naleven, ontzien,
respectievelijk - achtereenvolgens, onderscheidenlijk
respectueus - eerbiedig, respektvol
respectvol - eerbiedig
respijt - uitstel
respiratie - ademhaling
respireren - ademen, ademhalen, asemen
responderen - antwoorden, borgen, instaan, weerleggen
respons - antwoord, resonantie, weerklank, weerwerk
responsabel - aansprakelijk
responsie - beantwoording, reactie, verdediging, weerklank
responsum - aanschrijving
respijt - opschorting, schorting, surseance, suspentie,
temporisatie, tijdverlies, uitstel, verdaging, verlenging, verlet,
verschuiving, verwijl
respijtdagen - honneurdagen, honordagen, respectdagen
ressentiment - wrok
ressort - aanleg, ambtsgebied, bestuur, beweegreden, drijfveer,
gebied, instantie, spankracht, springveer, werkkring,
ressource - hulpbron, hulpmiddel
rest - achterstand, kliek, kliekje, overblijfsel, overschot, residu,
restant, saldo, surplus, verloop, verschil
rest (voor de) - overigens
restant - kliek, krap, lap, overblijfsel, residu, saldo, overschot,
rest na distillatie van teer - pek
-18rest van eten - kliek
restaurant - bistro, eetgelegenheid, eethuis, eetsalon, rôtisserie
restaurantbediende - kelner, kok, ober
restaurateur - hersteller
restauratie - eetzaal, herstel, herstelling, koffiekamer
restaureren - bijwerken, herstellen, opknappen, renoveren
restbedrag - saldo
restberg - fernling
resten - overblijven, overschieten
resteren - overblijven, overschieten
resterend - overig, overblijvend
restitueren - herstellen, terugbetalen, teruggaaf, teruggeven,
vergoeden
restitutie - schadevergoeding, terugbetaling, teruggave,
vergoeding
restje - eindje, kliekje, restant, tamp
restje drank - kwak
restje eten - kliek, prak
restje warm eten - kliek
restrictie - beperking, voorbehoud
restrictief - beperkend, stoppend
restringeren - bekorten, beperken, stoppen
resultaat - afloop, bereikte, debiet, effect, gevolg, opbrengst,
slotsom, uitkomst, uitslag, uitsluitsel, uitvloeisel, uitwerking,
vrucht
resultante - r., einduitkomst, kracht
resulteren - volgen, voortvloeien
resumeren - samenvatten
resumé - extract, overzicht, samenvatting, uittreksel
resum(p)tie - samenvatting
resurrectie - verrijzenis, opstanding
retabel - altaarblad
retaliatie - wedervergelding
retardatie - remming, vertraging
retarderen - vertragen
retaxatie - herschatting
rete - hennepbraak, reet, root
retenuto (muz.) - ingehouden, langzamer
reticentie - verzwijging
retina - netvlies
retirade - latrine, terugtocht, toevluchtsoord, toilet, vlucht
retireren - achteruitwijken
retor - orator, redenaar, spreker
retorica - redekunde, redekunst
retoriek - bombast, klinkklank, retorica, welsprekendheid
retorisch - bombastisch, breedsprakig, redekunstig, welsprekend
retorisch uitgesproken woorden - tirade
retorische stijlfiguur - ellips, epitrope, litotes, paraleipsis
retorsie - tegenmaatregel, wedervergelding
retort - kolf, kolfglas, helm, kromhals
retortkool - grafiet
retoucheren - opwerken, opfrissen
retour - ruilhandel, terug, terugkeer, terugreis, terugzending
retourhandel - retourhandel, ruilhandel
retourneren - teruggeven, terugkeren, terugsturen, terugzenden
retourwissel - ricambio
retractatie - herroeping
retractie - spiersamentrekking, terugtrekking
retraite - aftocht, afzondering, rustplaats, terugtocht, wijkplaats
retrancheren - afsnijden, bekorten, besnoeien, verschansen
retribueren - teruggeven, vergoeden
retributie - heffing, teruggave, vergelding
retribueren - teruggeven, vergoeden
retro - retour, rugwaarts
retrogressie - teruggang, terugval
retrozijn - rederijker
returnmatch - revanchepartij
reu - mannetjeshond, mannetjesvos, rekel
reuk - aroma, boeket, bouquet, bijluchtje, geur, lucht, naam,
odeur, parfum, snuf, stank, zintuig
reuk afgeven - geuren, stinken
reuk- en smaakloos poeder - bolus
reuk inademen - ruiken
reuk van dode dieren of lichamen - aaslucht
reuk verspreiden - rieken, ruiken
reukballetje - pastille
reukcel - zenuwcel
reukflesje - vaporisateur, vaporisator
reukgras - anthoxanthum, ruikerd, slothak
reukhars - benzoë
reukhout - weichselhout
reukhoutboom - garoe (Borneo), rasamala (Indonesië)
reukje - snufje
reukkolf - zenuwknoop
reukleer - osmologie
reukloos gas - aardgas, argon, butaangas, koolzuur
reukloos maken - desodorisatie
reukloze harssoort - kopal
reukloze lijm - gelatine
reukorgaan - neus
reukprikkel - olfacte
reukstof in flesje - parfum
reukstof uit viooltjes - iron
reukstof van de muskusrat - muskus
reukstof van de potvis - amber
reukverdrijvend middel - deodorant
reukverlies - anosmie
reukverzwakking - dysosmie
reukvocht - odeur
reukwater - eau-de-cologne, lotion, odeur, parfum, lodderein
reukwerk - bisam, lodderein, mirre, muskus, nardus, nardusolie,
odeur, parfum, wierook
reukwerken - parfumerieën
reukzakje - sachet
reukzenuw - ofactorius
reukzin - flair
reukzinmeter - olfactometer
reuma - ischias, myalgie
reumatiek - flerecijn, podagra, spieraandoening, spit
reumatiekolie - laurierolie
reumatische aandoening - spit
reünie - bijeenkomst, hereniging
reüniëren - verzoenen
reus - cycloop, enak, enakskind, geryones, gigant, Goliath, kolos,
kolossus, Polyphemus, titaan, titan
reus der Filistijnen - Goliath
reus en jager - Orion
reus met één oog - cycloop
reus van een man - enakskind
reus van een vent - baai
reusachtig - atlantisch, cyclopisch, enorm, geweldig, gigantisch,
groots, immens, indrukwekkend, kolossaal, luizig, massaal, reuze,
titanisch
reusachtig beeld - kolos, kolossus
reusachtig dier - behemoth, enormbeest, mammoet, nijlpaard,
olifant
reusachtig gevaarte - kolos, kolossus
reusachtig figuur - gigant, Goliath, Polyphemus, titan
-19reusachtig groot - gigantisch
reusachtig mens - enak
reusachtig schip - mammoettanker
reusachtig voorwerp gevaarte, kolos
reusachtig groot - gigantisch
reusachtige figuur - gigant, Goliath, titan
reusachtige krokodil - sauriër
reüsseren - slagen, vooruitkomen
reüssite - succes, vooruitgang
reut - bende, boel, rommel, rotzooi, troep
reutel - ratelaar, rochel, spaan
reutelen - raammelen, rochelen, zaniken, zeuren, zwetsen
reutemeteut - rommel
reuter - zeef
reuze - buitengewoon, eindeloos, fijn, geweldig, heerlijk, knal,
liezeyet, ontiegelijk, reusachtig, talk, uitermate
reuzel - bladvet, kaan, ongel, smout, varkensvet, vet
reuzenbed - hunebed
reuzenbeeld - kolos, kolossus
reuzenboom - sequoia
reuzengier - condor
reuzengraf - hunebed
reuzenhagedis - leguaan, megalosaurus, varaan
reuzenkind - enak
reuzenolifant - mammoet
reuzenpaard - beiaard
reuzenpijnboom - sequoia
reuzenbeeld - colossus, kolos
reuzengeslacht - titanen
reuzengier - condor
reuzenhagedis - dontosaurus, leguaan, maashagedis,
megalosaurus, mosasaurus, saurier, varaan, waraan
reuzenhert - damhert, eland
reuzenhoedslang - bulslang
reuzenluiaard - megatherium
reuzenrog - hoornrog, manta, zeeduivel
reuzenroofmeeuw - skua
reuzensalamander - diplocaulus
reuzenschildpad - galapago
reuzenslang - anaconda, boa, boaconstrictor, python
reuzenstad - metropool, wereldstad
reuzensteen - megaliet
.
reuzenstruisvogel - moa
reuzentapir - dinotherium
reuzenvogel - moa, kiuri, aepyornls
revanche - genoegdoening, vergelding, wraak
revanche nemen - terugslaan
revancheren - wrelen
revanchewedstrijd- return
reveil - opleving
reveille - opwekking, weksein, morgensignaal
reveille bij de marine - overal
revelen - bazelen, raaskallen
reveleren - openbaren
reven - zwichten
revenuen - inkomsten,
revérence - buiging
reverie - (dag)dromerij, droom, mijmerij
revers - jasomslag, keerzijde
reversibel - omkeerbaar
revêtement - bekledingsmuur
revideren - doorzien, herzien, nazien, reviseren
revier - district, gebied, jachtgebiedterrein,
revisie - correctie, herziening, nazien,
revolte - muiterij,opstand, oproer, rebellie, volksverzet
revolutie - omkeer, ommekeer, ommezwaai, omwenteling,
oproer, opstand, volksverzet
revisor - controleur, corrector, restaurateur
revivicatie - wederbezieling
revocabel - herroepbaar
revoceren - herroepen, intrekken, ontslaan, terugroepen
revolte - muiterij, oproer, opstand, rebellie
revolutie - omkeer, ommekeer, ommezwaai, omwenteling,
opstand
revolutionair comité - junta
revolver - blaffer
revolverheld - desperado, bunman
revue - monstering, overzicht, show, schouw, toneelspel,
tijdschrift, wapenschouwing
rex - koning
rhenium - re
rhododendron - bergroos
Rhodesische munt - pond, penny
rhodium - rh
riant - bekoorlijk, fleurig, fraai, innemend, lieflijk, mooi, royaal,
ruim, verrukkelijk, welgelegen
rib - borstbeen, bot, ertspijler, gebeente, knook, spant, weegbree
ribbe - spant, zijde
ribbeblad - weegbree
ribbel - plooi, verhoging, vouw
ribbeltjesgoed - rips
ribben van een schip - spanten
ribcord - ribfluweel
ribfluweel - corduroy, manchester, ribcord,
ribkwal - venusgordel
ribstuk - entrècote, karbonade, kotelet
richel - boord, kant, lat, liniaal, lijn, plint, rail, rand, reel, strook,
richten - aanpassen, besturen, koersen, mikken, oordelen,
oprichten, regeren, sturen, terechtstellen, zenden
richter - bestuurder, deel, korter, plank, rechter, regeerder
richter van Israël - Eli, Gideon, Simson
richtgetal - flitsgetal
richtig - juist, kort, veilig, zuiver
richting - denkwijze, gezindheid, koers, links, loop, neiging, raai,
rechts, reis(route), school, streek, strekking, stroming, tendentie,
tracé, trend, vaart, weg, wending
richtingaanwijzer - baken, clignoteur, kompas, pijl
richting-en afstandsbepaling - radar
richting in de beeldende kunst - dadaïsme, expressionisme,
impressionisme, kubisme, naturalisme, surrealisme, zero
richting in de ethiek - nomisme
richting in de kunst - barok, classicisme, dada, dadaïsme,
expressionisme, futurisme, gotiek, impressionisme, Jugendstil,
kubisme, naturalisme, realisme, rococo, romantiek, symbolisme,
surrealisme
richting in de muziek - beat
richting in de politiek - communisme, conservatisme
kapitalisme, marxisme, socialisme
richting in de staatkunde - conservatisme, liberalisme,
socialisme
richting in de wijsbegeerte - realisme
richting in een Anglicaanse kerk - ritualisme
richting in een kunst - idealisme
richting in het denken - empirisme, existentialisme, historisme,
neopositivisme, stoïcisme, rationalisme, spiritualisme
richting in het menselijk denken - aristostelisme,
constructivisme, empirisme, existentialisme, historisme,
neopositivisme, platonisme, rationalisme, spiritisme, stoïcisme
-20richting naar een doel - tendens
richting van bouwwerken - rooilijn
richting van breedte - dwarste
richting van de tocht - marsroute
richting van de vrije - gedachten, modernisme
richting van de wijsbegeerte - nominalisme
richting van een kogel - kogelbaan, vuurbaan
richting van een schip - koers
richting van haar of stoffen - vleug
richting van het haar - vleug
richting van kerkelijke partij - klerikalisme
richting van projectiel - kogelbaan, vuurbaan, vuurlijn
richting van weefsel - vleug
richting waarin gebouwen en huizen worden geplaatst rooilijn
richtingaanduiding - achteruit, links, rechts, rechtuit, terug
richtingaanwijzer - baken, boei, exponent, handwijzer, kustlicht,
lichtbaak, paddestoel, vuurbaak, vuurtoren, wegwijzer
richtingaanwijzer met knipperlicht - clignoteur
richtingaanwijzer voor een kompas - avancer
richtingbepaling per radio - radar
richtinggevend - directief
richtingsbord - wegwijzer
richtingslichaampje - polocyt
richtingslijn - alignement, criterium, directief, maatstaf, norm,
raai, regel, rooilijn, voorschrift
richtingverandering - nieuw
richtingwijzer - baken, clignoteur, giro, kompas, pijl, radar,
vuurbaak, vuurtoren
richtingzoeker - radiopeiler
richtlat - regel, rij
richtliniaal - alhidade, vizierliniaal
richtlijn - advies, grensaangeving, norm, prescriptie, raai, regel,
rooi, voorschrift
richtlijn voor gebouwen - rooilijn
richtmiddel - vizier
richtpaal - baken, boei
richtprijs - adviesprijs
richtpunt - doel, mikpunt
richtschroef - stelschroef
richtsnoer - beginsel, canon, gnomon, governo, kompas, leidraad,
maatstaf, model, norm, instructie, precept, preceptum, program,
programma, regel, reglement, regulatief, stelregel, voorbeeld,
voorschrift
richtsnoer der gedachten - leidraad
richtstok - dresseerstok
richttoestel - vizier
richtvaantje - jalon
richtvlag - fanion, Jalon, Jaloppe
ricinusboom - mollekruid, wonderboom
ricinuskoek - voederkoek
ricinusolie - wonderolie
ricocheren - terugspringen
ricochet - opstuit
ridder - caballero, chevalier, edele, edelman, elegast, knight,
paladijn, ruiter, strijder
ridder (Eng.) - knight
ridder (Sp.) - caballero
ridder uit de Nibelungen - Lohengrin
ridder uit het gevolg van Karel de Grote - paladijn
ridder uit sage - graalridder, Lancelot
ridder uit zekere sage - Lohengrin, zwaanridder
ridder van de droeve figuur - Don Quichotte
ridder van de el - kleermaker
ridder van een geestelijke orde in de middeleeuwen tempelier
ridder van een voormalige geestelijke orde - tempelier
ridder van ronde tafel - graalridder
ridder van St. Jan - hospitaalridder
ridderen - begiftigen, beschilderen
riddergoed - havezaat, havezate, manor
ridder van de kousenband - KG.
ridderhofstede in Oost-Nederland - havezaat
ridderkapel - koninginnepage
ridderkasteel - burcht, hofstede, riddergoed
ridderkruis - eremetaal
ridderkus - consolamentum
ridderlijk -chevaleresk, dapper, edel, eerlijk, galant, hoffelijk,
hoofs, openhartig, rondborstig, ronduit, ruiterlijk, wellevend,
ridderlijk dichter - provencaal
ridderlijke held - hofedelman, paladijn, poeet
ridderlijkheid - chevalerie, galanterie
ridderorde - decoratie, eermetaal, erekruis, erelint, lintje,
medalje, onderscheiding, riddervereniging
ridderorde borstster - plaque
ridderorde van Nederland - M.W.O.
ridderorde van Siam - Olifantsorde
ridderroman - Ferguut, Walewein
ridderschap - chevalerie, nobiliteit, noblesse
ridderslag - accolade
ridderslot - burcht, kasteel
ridderspel - joeste, steekspel, toernooi, tornooi, tournooi
ridderspoor (plantk.) - delfinium, delphinium .
ridderstand - adeldom
ridderteken - groot(kruis), lint, orde, ster
ridder te paard - ruiter
riddertijd - middeleeuwen
riddervaantje - pennoen
ridderverhaal - Esmoreit, Graalroman, Roelantslied
ridderverhaal (ME) - Arthurroman
ridderwoord - erewoord
ridderwoning - burcht, kasteel, slot, state, stins,
ridderwijding - ridderslag
ridderzate - havezaat
ridderzuring – patig
rideau - verschansing
ridiculiteit - belachelijkheid, bespottelijkheid
ridicuul - belachelijk, bespottelijk, lachwekkend
riedel - loopje
riek - drietand, gaffel, greep, hooivork, mestvork, reek, vork
rieken - geuren, ruiken, stinken
riel - dun, schraal, slank, ijl
rielte - dunheid, schraalheid, slankheid, ijlheid
riem - band, bandelier, ceintuur, gordel, koppel, lasso, leidsel,
leis, pagaai, papiermaat, peddel, roeispaan
riem om het middel - gordel, koppel
riem om iets mee te dragen - draagriem
riem om te roeien - peddel, roeiriem
riem van een hoofdstel van een paard dwars over het
voorhoofd - frondeel
riem voor jagershonden - koppel, leisel, leis(t)
riem voor paarden - halster, hoofdstel, leidsel, teugel
riemen voor trekdieren - tuig
riem zonder eind - jacobsladder
riempen - dol, roeiklamp, roeipen
riempen bij een roeiboot - dol
riemschoen (Indianen) - mocassin
riemschijf - poelie
-21riemsluiting - gesp
riemsteun in een roeiboot - dol
riemtong - bokkeörchis
riemworm - ligula
riet - grassoort, pitriet, rietstengel, rotan, rottan, suikerriet,
rietachtig gewas - rotan, wilgetwijg
rietbok - nagar
rietdak - walm
rietdekker - dakdekker
rietdekkersgereedschap - reemes
rietdekkerstouw - roop
rietdak - walm
rieten korf - kanaster, knaster, reismand
rieten mand - kanaster, knaster, krandjang
rieten pijp - herdersfluit, roer
rieten pop - mandemie
rieten stok - rietstaf
rieten tabakskorf - kanaster
rietfluit - misliton, ruispijp, schalmei
rietfluitje - mirliton
rietgans - grasgans, wink
rietgewas - papyrus, papyrus
rietgors - rietmus
rietgras - (Mal.) alang-alang, duinkers, eenhalm, egelskop, glaga,
lintgras, papyrus, smele, zegge
riethoen - waterhoentje, zegge
rietje - strohalm, zuigbuisje
rietlijster - karekiet
rietkolf - lisdodde
rietkrag - drijftil, rietzodde
rietlijster - karekiet
rietmees - baardmannetje, zwartkopmees
rietmus - rietgors
rietpijp - herdersfluit,roer, schalmei
rietpluim - blees
rietsoort - canna
rietsoort in poelen en moerassen - arundo, slootriet
rietstreep - gaal
rietsuiker - saccharose, sucrose
rietuil - nachtvlinder
rietveld - hil, hoogte, rietland, terp, vluchtheuvel, werf
rietvogel - karekiet, karkiet
rietvis - wimpelaal
rietvoorn - roetvoorn, ruis
rietvoren - ruisvoren
rietwouw - kiekendief
rietzanger - snor
rietzodde - drijftil, krag
rif - bank, geraamte, karkas, klip, koraalbank, reef, rots,
rotskoraal, skelet
rift - kier, naad, scheur, splet
riggeling - heinhout
rigide - gestreng, scherp, strak, streng, stijf
rigoroso (muz.) - streng
rigoureus - drastisch, gestreng, grondig, onverbiddelijk
rigueur - hardheid
rikat - buiging
riks - knaak, rijksdaalder
ril - geul, groef, groeve, huivering, mollengang, rilling, schuw,
vore, waterloop, vreesachtig, wetering
rillen - beven, bibberen, griezelen, gruwen, huiveren, lillen,
sidderen, trillen
rillerig - beverig, bibberachtig, huiverig, trillerig
rillijn - perforatielijn, vouwlijn
rilling - beving, bibberatie, huivering, ril, huiver, siddering,
trilling
rimboe - bushbush, jungle, oerwoud, verlatenheid, wildernis
rimboe in Australië - scrub
rimpel - frommel, frons, groef, kneep, kraaienpoot, kreuk,
kreukel, krul, link, neep, plooi, rimpeling, vouw
rimpelen - kreuken, plooien, schrompelen
rimpelig - gegroefd
rimpeligheid - rugositeit
rimpel in het gezicht – frons
rimpelloos - glad, ongerimpeld
rimram - bombast, gedaas, onzin
ring - beugel, bokspodium, bond, boord, cirkel, classis, corona,
cirkel, distrikt, kampplaats, krans, kring, predikantenbond, rand,
strijdperk, worstelperk
ring aan de sabelschede - haakband
ring aan wapenkleed - malie
ring in strop (kabel) - kous
ring om de horens - krap
ring om de maan - halo
ring om een vat - hoepel
ring van bloemen - krans
ring voor water - of luchtdichte afsluiting - manchet
ringbaan - ceintuurbaan, circuit
ringbeugel - gesp
ringduif - houtduif
ringelen - bellenringeloren - beteugelen
ringelgans - rotgans
ringelmees - pimpelmees
ringeloren - bedwingen, betomen, beteugelen, koeioneren
ringetje in schoen - malie
ringetje van metaal - malie
ringkreeft - keldermot, pissebed
ringmerel - beflijster
ring om de maan - halo
ring om een vat - hoepel
ringpantser - maliënkolder
ringtang - klemhaak
ringvalk - wouw
ringvinger - ringeling
ring voor bokssport - boksarena
ringvormig - orbiculair, rond
ringvormig koraaleiland - atol
ringvuur - aardappelziekte, huidziekte (van vee), seter,
trichofytie
ringworm - bloedzuiger, huidziekte
ringwormen - annelida, anneliden
rininus - wonderboom
rinkel - klater, rammelaar, ratel
rinkelbom - tamboerijn
rinkelen - bellen
rinkelinstrument - sistrum
rinket - sluisdeurtje, valdeurtje
rinnen - stremmen
rinoceros - badak, neushoorn, neushoren
rinoscoop - neusspiegel
rins – rans, ranzig, sterk, zurig, zuur
Rioekloe-eilanden - Idlsjlna, Mijako, Urlomoto
riolering - afwatering
riool - afvoer, afvoerbuis, buis, goot, loos(pijp), straatgoot,
waterafvoer
rioolbuis - goot
riooldeksel - dektegel, mangat
rioolkolk - duiker
-22rioolmond - uitloop
rioolpijp - buis
rioolput - kolk
rioolwagen - kolkenzuiger
riposte - nasteek, nastoot
rippen - openrijten
ris - bundel, bos, file, gelid, pak, reeks, rist,-rij, serie, sliert, tros,
risee - spotfiguur
risico - gevaar, gok, kans, onzelfzuchtig, perikel, waagstuk
risicoloos - safe, zeker
riskant - gedurfd, gevaarlijk, gevaarvol, gewaagd, hachelijk, link,
netelig, periculeus
riskante onderneming - waagstuk
riskeren - avonturen, durven, gokken, wagen
rispen - afstropen, repelen, rispen
rist - bundel, reeks, resem, ris, rij, sliert, tros, vlasbundel
rister - startbord, strijkbord (deel van een ploeg)
rit - gang, kikkerdril, loopgraaf, mollengang, reisje, rijtoer, tocht,
tochtje, toer, toertje, trip, uitstapje
ritardando - vertragend (muziek)
rite - ritueel, ritus
ritenuto - langzamer, terughoudend
ritje - toertje, uitstapje
ritme - cadans, maat, maatslag, metrum, rhythmus
ritmeleer - prosodie
ritmisch bewegen - dansen
ritmisch maken - cadanceren, kadanceren
ritmische beweging - cadans, dans, kadans
ritmische figuur - syncope (muziek)
ritmische klemtoon - ictus
ritmometer - maatmeter
ritnaald - kniptor, stekworm
ritornel - herhalingsthema, refrein, thema
rits - gelid, ging, gleuf, groef, inkras, inkrassing, insnijding, kras,
merk, reeks, rij, ris, ritssluiting, scheur, sliert, sluiting, treksluiting
ritsbord - zweiboekje
ritselen - knisteren, popelen, regelen, rommelen, ruisen
ritsen - geil, glijden, groeven, inkerven, rijten, scheuren
ritsig - bokkig, hengstig, hitsig, loops, wellustig
rits in broek - split
ritten - draven, hitsig, paren
rituaal - agenda
ritualisme - puseyisme
ritueel - rite
ritueel gebruik - rite, ritus
ritus - ceremonie, kerkgebruik, rite, ritueel
rivaal - antagonist, bestrijder, concurrent, koncurrent,
mededinger, medeminnaar, opponent, opposant, tegenpartij,
tegenstander, vijand
rivale - medminnares
rivale van Rachel - Lea
rivaliseren - mededingen, wedijveren
rivaliteit - emulatie, mededinging, ijverzucht, wedijver
riveren - nieten, omklinken
rivet - klinknagel, niet
rivier - beek, kali, lena, rio, stroom, vaarwater, vliet, vloed,
waterstroom
rivier (vreemde taal) - aa, älv, elf, folyó, irmah, kali, kawa, rio,
wadi
rivier (Arab.) - wadi
rivier (Deens) - aa
rivier (Ind.) - kali
rivier (Jap.) - kawa
rivier (Jav.) - kali
rivier (Noors) - elf
rivier (Perz.) - darja
rivier (Spaans) - rio
rivier (Turks) - dere, irmah
rivier (Zweeds) - alv
rivier bij Bologna - Reno
rivier bij Brussel - Yse
rivier der onderwereld - Lethe, stix
rivier der vergetelheid - Lethe
rivier die ons land binnenstroomt - Maas, Rijn, Roer
rivier door München - Isar
rivier in Achter-lndië - Brahma, Menam, Saloeën, Saluen,
Trawadi
rivier in Afghanistan - Heri, Indus, Kaboel, Sutleg, Tyarnak
rivier in Afrika - Kongo, Limpopo, Niger, Nijl, Oranjerivier,
Senegal, Vaal, Zambesi,
rivier in Alaska - Koyukuk, Kuskokwim,Tanana, Yukon
rivier in Albanië - Drin, Seman,Vijosë
rivier in Algerije - Medjerda
rivier in Amerika - Amazone, Arkansas, Chico, Colorado,
Hudson, Missouri, Mississippi, Ohio, Orinoco, Parana, Pecos,
Snake
rivier in Angola - Cassai, Zambezi
rivier in Antwerpen - Schelde
rivier in Argentinië - Chico, Chubut, Colorado, Deseado,
Negro, Paraguay, Parana, Saladillo, Salado
rivier in Argonne - Aire
rivier in Armenië - Alazani, Araks, Aras, Koera
rivier in Australië - Alberga, Barwon, Murray, Thomson,
Warburton
rivier in Azië - Amoer, Aras, Brahmaputra, Ganges, Indus,
Jangtsekiang, Jenissei, Lena, Mekong, Ob, Tamar
rivier in Balkan - Maritza, Wardar
rivier in België - Dender, Gete, Leie, Lesse, Maas, Nete, Ourthe,
Qete, Sambre, Schelde, Senne, Yzer
rivier in Berlijn - Spree
rivier in Betuwe - Linge,
rivier in Binnen-Mongolië - Selenga, Tola
rivier in Birma - Chindwin, Irrawaddy, Kaladan, Namtu,
Sakween, Sittang
rivier in Bohemen - Eger, Elbe, Moldau
rivier in Bolivia - Beni, Guapore, Mamore, Miguel
rivier in Bologna - Reno
rivier in Brazilië - Amazone, Parana
rivier in Brits Guyana - Essquibo, Fly
rivier in Bulgarije - Lom, Maritsa
rivier in Calabrië - Crati, Lao, Neto
rivier in Cambodja - Boumbe, Faro, Faro, Khong, Lom,
Sanaga, Wina
rivier in Canada - Assiniboine, Athabasca, Back, Churchill,
Columbia, Fraser, Grave, Liard, Mackenzie, Mooje, Palla, Peace,
Saskatchewan, Skeen, Skeena, Slave
rivier in Chili - Bueno, Huasco, Maipo, Palena
rivier in China - Hoangho, Indus, Jangtsekiang, Mekong, Tarim,
rivier in Colombia - Cauca, Magdalena
rivier in Congo - Kwa, Kwango, Lopari
rivier in Dalmatië - Narenta
rivier in de Kaukasus - Terek
rivier in de Krim - Alma
rivier in Denemarken - Aa, Eider, Gudena, Konge, Skjern
Stora, Varde
rivier in Drente - Beilerstroom, Deizerdiep, Drostendiep,
Hunze, Reest, Schoonebekerdiep
rivier in Duitsland - Donau, Eems, Elbe, Havel, Hier, Iller, Inn,
-23Ion, Lahn, Lech, Lippe, Main, Moezel, Mulde, Nab, Neckar,
Neisse, Oder, Rijn, Saaie, Spree, Weger, Weser
rivier in de Krim - Alma
rivier in de onderwereld - Acheron, Lethe, Styx
rivier in Egypte - Nijl
rivier in Engeland - Avon, Dee, Ouse, Severn, Taw, Theems,
Trent, Usk
rivier in Estland - Ema
rivier in Europa - Aar, Dnjepr, Dnjestr, Don Donau, Douro,,
Ebro, Elbe, Maas, Loire, Marne, Po, Rhône, Saône, Seine, Taag,
Theems, Trent, Wolga, Weger
rivier in Equador - Napo, Pastaza
rivier in Estland - Erna
rivier in Ethiopië rivier in Europa - Aar, Dnjepr, Dnjestr, Don, Donau, Douro,
Ebro, Elbe, Loire, Maas, Marne, Po, Rhôhe, Saône, Seine, Taag,
Theems, Weser, Wolga
rivier in Finland - Kemi, Ulea
rivier in Frankrijk - Adour, Ain, Aisne, Charente, Dordogne,
Durance, Garonne, Isère, Isle, Loire, Marne, Oise, Rhône, Saône,
Seine, Somme, Tarn, Vienne
rivier in Frankrijk, België en Nederland - Maas
rivier in Friesland - Boorna, Ee, Linde, Tjonger
rivier in Gelderland - Berkel, IJssel, Linge, Maas, Rijn,
Schipbeek, Slinge, Slingerbeek, Waal
rivier in Griekenland - Axios, Eurotas, Mesta, Punios, Wardar,
rivier in Groningen - Boterdiep, Kielsterdiep, Reitdiep,
Winschoterdiep
rivier in Iberië - Taag
rivier in Ierland - Shannon
rivier in India - Brahmaputra, Ganges, Narbada
rivier in Indonesië - Anei, Barito, Batang, Batangnegara, Brantas,
Indragiri, Moesi, Musi, Negara, Rokan, Serajoe, Siak, Solo,
Tjiliwong, Tjioedjoeng, Tjiloetoeng, Tjitandoei,
rivier in Irak - Eufraat,Tigris
rivier in Israël - Jarkon, Jordaan
rivier in Italië - Adda, Adige, Anza, Arno, Bormida, Fiora,
Fronto, Ombrone, Panaro, Pescara, Po, Reka, Reno, Savio, Sturo,
Tanaro, Taro, Tiber, Ticino, Voiture
rivier in Joegoslavië - Donau, Drava, Drina, Oena
rivier in Kameroen - Shari
rivier in Kaukasus - Terek
rivier in Limburg - Geleen, Geul, Gulp, Jeker, Maas, Neer,
Niers, Roer, Ur
rivier in Litauen - Pregel
rivier in Luxemburg – Semois, Sure
rivier in Moravië - Oder
rivier in Nederland - Aam, Aa, Amer, Amstel, Berkel, Dieze,
Dintel, Donge, Ee, Eem, Geleen, Geul, Gouwe, Hunze, IJssel,
Lek, Linge, Maas, Reest, Regge, Rijn, Rotte, Vecht, Waal, Zaan
rivier in Noord-Brabant - Aa, Amer, Beerze, Dieze, Dintel,
Dommel, Donge, Mark, Raam Run, Weerijs,
rivier in Noord-Holland - Amstel, Drecht, Gaasp, Gein, Koog,
Liede, Spaarne, Vecht, IJ, Zaan
rivier in Noord-Italië - Adige, Brenta, Po
rivier in Noord-Rusland - Onega
rivier in Noorwegen - Atna, Bandak, Otra, Sira, Tana
rivier in Oost-Azië - Amoer
rivier in onderwereld - Lethe, stix
rivier in Oost-Europa - Memel, Newa, Onega, Wolga
rivier in Oost-Pruisen - Pregel
rivier in Oost-Siberië - Lena
rivier in Oostenrijk - Drau, Donau, Enns, Gurk, Inn, Isar, Lech,
Lil, Mur, Sau
rivier in Overijssel - Dinkel, IJssel, Reest, Rammelbeek, Regge,
Schipbeek, Vecht
rivier in Pakistan - Brahmaputra,Indus
rivier in Polen - Weichsel
rivier in Portugal - Douro, Taag,
rivier in Roemenië - Donau, Siret
rivier in Rusland - Amoer, Dnjepr, Dnjestr, Don, Duna, Dwina,
Emba, Jenissei, Kama, Lena, Newa, Ob, Oeral, Oka, Onega,
Terek, Wolga
rivier in Schotland - Dee, Don
rivier in Siberië - Jenissei, Lena, Ob
rivier in Spanje - Douro, Ebro, Esla, Guadalquivir, Jarama,
Jucar, Rio, Segre, Taag, Ter, Turia
rivier in Suriname - Coppename, Nickerie, Suriname
rivier in Thailand - Nan, Ping.
rivier in Tsjecho-Slowakije - Eger, Hron, Isar, Labe, Moldau,
Wah
rivier in Turkije - Meander
rivier in Utrecht - Eem, Gagel, Gein, Grebbe, Grift, Lek, Rijn,
Vecht, Waver
rivier in Utrecht en Zuid-Holland - Lek
rivier in Venezuela - Orinoco
rivier in Vietnam - Mekong
rivier in Voor-Indië - Ganges, Indus
rivier in Vorarlberg - lil, Lutz
rivier in West-Afrika - Niger
rivier on Zuid-Afrika - Vaal
rivier in Zuid-Amerika - Amazone, Orinoco, Parana
rivier in Zuid-Holland - Aar, Gouwe, Lee, Lek, Linge, Maas,
Mije, Noord, Rijn, Rotte, Schie, Spui, Vliet, Vlist, Waal, IJsel,
Zijl
rivier in Zuid-Rusland - Koeban, Terek
rivier in Zwitserland - Aar, Aare, Emme, Inn, Julia, Reuss,
Rhône, Rijn, Ticino
rivier op Borneo - Barito
rivier op Java - Solo
rivier op Sumatra - Anei, Moesi, Rokan
rivieraaltje - draadworm
rivierafzetting - (rivier)klei, grind, zand
rivierarm - delta, tak
rivierbed - kil, wade
rivierbedding in woestijn - wadi
rivierbeschrijving - potamografie
rivierbewoner - aal
rivierbodem - bedding, dal, bodem
rivierdam - krib
rivierdijk - bandijk
riviereinde - monding
riviergod - Peneus, stroomgad
rivierkant - oever, wal
rivierlamprei - rivierprik
riviermond - aestuarium, estuarium
riviermond (Eng.) - firth
riviermond (Russ.) - liman
riviermonding - aestuarium, delta, estuarium, liman, moeara,
zeegat,
riviermonding in de Zwarte Zee - Liman
riviermonding in Egypte - Nijldelta
riviermonding in Frankrijk - Gironde
riviernimf - najade
rivierpaard - hippopotamus, nijlpaard
rivierpolder - waard
rivierrand - oever
rivierroofvis - meerval, visduivel, wentelaar
-24rivierschip - aak
riviersteen - rolkei
rivierstrook met grind - heibaan
riviertje - aa, beek, beekje, ee, kreek, sloot, spreng, vliet
riviertje bij Meppel - Reest
riviertje door Hamburg - Alster
riviertje met stuwdam in Duitsland - Eder
riviertje in de Betuwe - Linge
riviertje in de oudheid - pactolus
riviertje in Nederland - Aa, Dieze, Donge, Ee, Eem, Linge
riviertje met stuwdam in Duitsland - Eder
riviervaartuig - lichter, rijnaak, schouw, tjalk
rivier verbeteren - kanaliseren, normaliseren
rivierverzakkingspunt - ponor
riviervis - baars, bliek, brasem, forel, grondel, meerval, sneep,
snoek, zalm
rivierzwijn - bosvark, potamochoerus (Afrikaans)
rob - dogge, vismaag, vruchtenmoes, walrus, zeehond, zeerob
rob met slurfachtige neus - zeeolifant
robbebont - sealskin
robbedoezen - ravotten, stoeien
robbelig - oneffen, ruw
robben - ravotten, stoeien
robbenbont - sealskin
robbenjager - robbenvanger
robbenvanger - robbenjager, robbenslager
robber - dief
robbertje - partij
robbeslag - robbevangst
robe - gewaad, japon, jurk, kleed, nachtjapon, tabbaard, tabberd,
toga, toilet,
robol - akkerpaardestaart, bolderik, moeraspaardestaart
robot - kunstmens, machinemens
robuust - krachtig, sterk, stevig, stoer
robijn - karbonkel
robijnzwavel - realgar
rochel - fluim, kwalster, reutel
rochelen - reutelen, spuwen
rochelend adem halen - reutelen
rochelend keelgeluid - reutel, gereutel
rochelende ademhaling - reutel, reuteling
rochet - koorhemd
roddel - achterklap, gerucht, kwaadsprekerij, laster
roddelaar - kwaadspreker, lasteraar
roddelaarster - kletskop
roddelarij - achterklap
roddelen - achterklappen, kletsen, kwaadspreken, lasteren
roddelpraat - laster
rode arceenblende - sandrak
rode baard - judasbaard
rode beetwortel - biet, kroot
rode biet - kroot
rode bloedcellen - erotrocyten
rode bloedkleurstof - hemoglobine
rode Bordeaux - Médoc
rode den - green, greneboom
rode deurknop - krukappel
rode drank - bessenjenever
rode drankneus - bitterneus
rode edelsteen - robijn
rode en paarse verfstof - dodekop
rode galkleurstof - bilirubine
rode gelaatskleur - blos
rode glanskop - hematiet, ijzerbloem
rode glaskop - bloedsteen
rode hond - rubeola
rode inkt - rubica
rode jodium - mercurochroom
rode klei - akmagra, karmozijn
rode kleur van gezicht - blos
rode kleur van vruchten - blos (figuurlijk)
rode kleurstof - alizarine, brasiline, coraline, cossine, dodekop,
eosine, fuchsine, garancine, henna, karmozijn, karmijn, menie,
orleaan, orseille, purper, purpriet, taan
rode kleurstof uit de meekrap - alizarine
rode kwikoxydezalf - appelzalf
rode kwikzalf - schulpjeszalf
rodelbaan - rolbaan
rode levensvloeistof - bloed
rode loop - kopergeld
rode muts in fezvorm - chechia
rode muts met kwastjes - fez
rode muur - akkerbasterdmuur
rode neus - bloedneus
rode okeraarde - almagra
rode onverglaasde aarden pot - bloempot
rode peper - paprika
rode robijn - karbonkel
rode schmink - rouge
rode steenvrucht - kers
rode transparante boekdrukinkt - agaatlak
rode verfstof - alizarine, almagra, braziline, corraline, cossine,
dodekop, eosine, fuchsine, garancine, henna, karmozijn, kermes,
liguline, menie, orleaan, purpurine, vermiljoen
rode vleessoort - biefstuk, rosbief
rode vloeistof - bloed
rode vrucht - aardbei, kers, lijsterbes, tomaat
rode wijn - baai, Bordeaux, rosé, tinto, medoc, whist
rode wijn uit Andalusië - tinto
Rode Zee - Schelfzee
rode zwavelarsenicum - realgar
rodeloop - bloeddiarree, dysenterie
rododendron achtige - alpenroosje
rodomontade - snoeverij
roe - baget (Zuidnederlands), gard, gesel, gordijnlat, heermoes,
larp, lidrus, rijsbundel, roebol, roede, staaf, stang, stok
roebol - lidrus, heermoes
roede - balk, gard, garde, gesel, paal, pers, peilstok, roe, rijs,
staaf, staak, staf, stang, stok, twijg
roedel - kudde, troep
roedeloper - rabdomant, rhabdomunt
roef - kajuit, scheepshut
roefelen - porren, peuteren
roef van en schip - kajuit
roeibaan bij Amsterdam - Bosbaan
roeibank - doft, docht
roeiboot - galei, giek, gondel, kaik, kano, outrigger,
pieremagoggel, pinas, scull, skiff, sloep, vlet, wherry
roeiboot voor de kabeljauwvitserij - dory
roeibootje - vlet
roeidol - roeipen
roeieenden - erismaturinae
roeien - rooien, slaan, stelen, peddelen, trekken, zwaaien
roeien met riem achter de boot - wrikken
roeien voor het plezier - spelevaren
roeier - belastingambtenaar, boeg, gondelier, peddelaar, pinas,
sculler, skiffeur, slag, tollenaar
roeier in Venetië - gondelier
-25roeiklamp - dol
roeipeddel - riem
roeipen - dol, pal, riempen, roeiklamp, steun,
roeipen aan een boot - dol
roeipootkreeften - copepoda
roeipotige vogel - aalscholver, fregatvogel, keerkringvogel,
pelikaan
roeipotigen - steganopodes
roeiriem - paddel, pagaai, peddel, spaan,
roeischip - galei, gondel, kano, sloep
roeischuit - pluiter
roeisloep, lange smalle - giek
roeispaan - dol, pagaai, paddel, peddel, roei(riem)
roeispaan voor kano - paddel, pagaai, peddel
roeistok - peilstok
roeitocht - spelevaart
roeivaartuig - galei, giek, gondel, kano, roeiboot, skiff
roeivereniging - Aegir, Argo, Laga, Nereus, Njord, Skadi, Triton
roeiwedstrijd - regatta, varsity
roekeloos - aalwaardig, aalwarig, achteloos, baldadig, dolzinnig,
driest, driftig, gevaarlijk, lichtzinig, onbedacht, onbedachtzaam,
onbekookt, onberaden, onberekend, onbesuisd, onbezonnen,
ongeraden, onnadenkend, onvoorzichtig, overmoedig, vermetel,
voorbarig, waaghalzig, wild, woest, zorgeloos
roekeloos iemand - waaghals
roekeloos persoon - branie, desperado, durfal, durver, vermetele,
waaghals, wager
roekeloze daad - stunt, waagstuk
roem - aanzien, beroemdheid, eer, ere, faam, glans, gloria, glorie,
lof, luister, naam, oelebriteit, praal, renommee, reputatie, roep,
vermaardheid
Roemeens gebergte - Karpaten, Transsylvanië
Roemeens district - judet
Roemeens judet - Bihor
Roemeens volkslied - doina
Roemeens vorstengeslacht van Albanië - Ghika
Roemeense dichter - Blaga
Roemeense koning - Carol, Ferdinant, Michael
Roemeense munt - ban, bani, lei, leu (lev)
Roemeense plaats - Arad, Boekarest, Braila, Cluj, Galati, Varna
Roemeense pruimendrank - tuica
Roemeense stad - Arad, Auïd, Becau, Boekarest, Brad, Braila,
Bcuresti, Deva, Lasi, Lugoj, Oradea, Poloiesti, Timisoara
Roemeense vlakte - Moldauvlakte, Walachije
roemen - achten, bezinnen, bluffen, bogen, eren, grootspreken,
kaartterm, keuren, loven, ophemelen, prijzen, schatten, steunen,
taxeren, trots, vanteren, verheerlijken, waarderen
Roemenië, deel van - Balta
Roemenië, gebergte in - Banaat
Roemenië, haven in - Braila, Constanta, iGalati
Roemenië, hoofdstad van - Boekarest, Bucurest
Roemenië, landstreek in - Dacië
Roemenië, rivier in 3 Jiu, Olt
4 Bega, Jioe, Reut
5 Argos, Bicaz, Buzau, Donau, Korös, Maros, Oltoe, Samos,
Siret, Somes, Timis, Vedea
6 Aloeta, Crasna, Proeth
8 Silistra
9 Bistritsa, Jalomitsa
roemer - bluffer, (wijn)glas, kelk, opsnijder, prijzer, romer
roemloos - oneervol
roemrijk - beroemd, doorluchtig, glorieus, groots, meesterlijk,
trots, vermaard, weids
roemrijke gedachtenis - g .m,
roemrucht - beroemd, vermaard
roemvol - eervol, glorieus
roemzucht - doxomanie
roemzuchtig - herostratisch
roep - faam, gil, kreet, naam, reputatie, roem, schreeuw, uitroep
roep van schildwacht - halt, sta, werda
roepeend - lokeend
roepen - bulken, krijten, nodigen, schreeuwen, voceren
roepen van duiven - kirren
roeper - afslager, keel, krakeend, schreeuwer, spreektrompet,
strot
roeping - aandrang, aandrift, bestemming, neiging, vervulling
roep van schapen - bleren
roer - geweer, knuppel, lokvogel, pijp, stuur, stuurrad, syrinx
roerdeel - bewegen, draaien, klik, morrelen, toucheren
roerdomp - brulvogel, butoor, domphoorn, domphoren,
domphoek, pitoor, putoor, reidomp
roeren - bewegen, draaien, mengen, mixen, morrelen, woelen
roerend - aandoenlijk, aangrijpend, beweegbaar, hartroerend, los,
pathetisch, tilbaar (rechtsterm), touchant, treffend, ontroerend,
vervoerbaar
roerend goed - boedel
roerende goederen - mobilia
roerganger - stuurman
roerig - beweeglijk, druk, levendig, onrustig, rumoerig, rusteloos,
wanordelijk, woelig
roering - beweging, opschudding
roerklamp - zogklamp
roerkruit - melizoenkruit
roerloos – bewegingloos, immobiel, kalm, lam, onbeweeglijk,
onbewogen, onverschillig, standvastig, star, stijf, stil, stokstijf,
stuurloos, vast
roerom - meelpap
roerpen - helmstok, inspit
roersel - beweeggrond, beweegreden, drijfveer
roerspaan - knoedelmajoor, pollepel, roerstok
roerspil – roeras
roerstang - helmstok, roerstok
roer van een schip - stuur
roerverklikker - axiometer
roervink (fig.) - belhamel, lokvink, opruier
roes - bedwelming, opwinding, roeskoop, temulentie, verdoving,
voetstoots, zwijmel
roesje - uiltje
roest - aanslag, hoenderstok, kippenstok, metaaloxyde, oxidatie,
plantenziekte, slaapstok, zitstok,
roesten - rusten, slapen, slijten, vergaan, oxideren, oxyde,
roestig - geoxideerd, verroest
roestig worden - oxydatie, oxyderen
roesting - corrosie
roestje - keldermot, piossebed
roestkleurig - rubigineus
roestwerend middel - menie, tectyl
roet - aanslag, koolstof, pijpzwart, roetaanslag, rookzwart,
schoorsteenzwart, zwart, zwartsel
roetaard - gaai, meerkol
roetachtige mist – smog
roet afgeven – roeten
roethaan - stoker
roetvoorn - rietvoorn
roezemoes - chaos, drukte, rumoer, tumult, verwarring, warboel
roezig - bewegelijk, druk, levendig, onrustig, rumoerig, woelig
roffel - berisping, knoeier,schaaf, trommelslag
-26roffelen - kakelen, slaan, rabbelen, ranselen, trommelen
roffelig - ongeschaafd, ruw, slordig
roge - kuit
roggebloem - korenbloem, mik
roggebrood - pompernikkel
roggegras - veldgerst
rok - galakostuum, habijt, kilt, pandjesjas,
roken - dampen, puffen, smoken, smoren, stomen, walmen
rokend zwavelzuur - oleum
roker - smoker
rokerig - smokerig
rokersgerei - aansteker, asbak , lucifer, rookstel, sigarendoos,
tabakspot
rokjas - frak
roklengte – maxi, midi, mini
rol - catalogus, cilinder, convoluut, koker, lijst, naamlijst, register,
rouleau, tabel, tableau, uitbeelding, wals, zangmanier, zwier,
rolbaan - rodelbaan
rol gesponnen tabak - karot
rol spelen - acteren, veinzen
rol tabak voor snuif - karot
rol van een drukpers - degel
rilf - rollaag
rolgordijn - kree, rolhout, rouleau, store
rolklaver - lotus
rolkraag - col
rolkussen (Mal.) - goeling
rollaag aan de kant van een stoep - rolf
rollaag als omlijsting van deur of raam - architraaf, entablement
rollade - vleesrol
rollebollen - buitelen, stoeien,
rollen - buitelen, duikelen, ontfutselen, pikken, stelen, volveren,
wentelen, wikkelen
rollen van tranen - biggelen
rollend kwelen - gorgelen
rollende riem zonder eind - transportband
rollende trap - roltrap
roller - baar, boemelaar, breker, golf
rolletje - klos
rolletje geldstukken in papier - cartouche, karot, knapper
rolletje geraspte snuiftabak - rapé
rolletje shag - sigaret
rolletje voor gordijnrail - runner
rolling - deining, tuimeling
rolluik - blind(e), rolblind, vensterluik
rolmozaïek - bladziekte
rol of tabel - lijst
rol paard - affuit
rolpissebed - armandil
rolprent - film
rolroer - aileron
rolrond halsbont - boa
rolrond handvat - dol
rolrond hol voorwerp - buis, koker, pijp
rolrond voorwerp - bal, koker
rolronde doos - koker
rolschaar haarknipinstrument, maaimachine(gras),
scheermachine (laken), tondeuse
rolschaats - sleeler
rolschaatsbaan - rink
rolschaatsplank - skateboard
rolschijf - roulette
rolspin - solifuga
rolsteen - kei
roltrek - cycloïde, radlijn
rolverdeling - cast, rollering
rol vervullen - optreden
rolvlucht - tonneau
rol voorzegger - souffleur
rolvormig - cilindrisch, kokervormig
rolvormig kneedmiddel - deegrol
rolvormig pasteitje - croquet, kroket
rolvormige doos - koker
rolwerk - ornament
rolzitting - terechtzitting
rol zonnescherm - markies
Romaans - Rom., Latijns
Romaans maken - romaniseren
Romaanse taal - Catalaans, Frans, Italiaans, Portugees,
Povençaals, Reto-Romaans, Roemeens, Sardisch, Spaans
roman - boek, novelle, prozaverhaal, verhaal
roman uit een bepaald gewest - streekroman
roman van Zola - Nana
romanachtig verhaal - novelle
romance - affaire, ballade, liaison, verhaal, volkslied
romancier - auteur, romanschrijver
romancyclus - saga
romanesk - avontuurlijk, dromerig, dweperig
romanfiguur van Jules Verne - Nemo
Romanov, lid van het huis –4 Anna, Igor, Ivan, Kyra, Oleg, Olga,Paul, Vera
5 Boris, Cyril, Irene, Maria, Peter, Roman, Sofia, Xenia
6 Alexei, Alexis, Dmitri, Fjodor, George, Helena, Marina,
Nikita
7 Andreas, Gabriël, Michael, Nadejda, Sergius, Tatiana, Vassily
8 Nathalia, Nicolaas, Theodoor, Vladimir, Vsevolot
9 Alexander, Alexandra, Anastasia, Catharina, Elisabeth,
Rostislaw
10 Constantijn
11 Vjatsjislav
romanschrijver - Aardweg, Balzac, Belcampo, Böll, Bordewijk,
Bromfield, Bulthuis, Camus, Claus, Couperus, Cremer,
Dendermonde, Dickens, Elsschot, Fabricius, Faulkner, Flaubert,
Galsworthy, Gide, Grass, Gijsen, Heerema, Hemingway,
Hermans, Hertog, Kelk, Kipling, Koolhaas, Lagerlöf, Lampo,
Last, Laxness, Mann, Maupassant, Mauriac, Mens, Mulisch,
Orwell, Pasternak, Poe, Raes, romancier, Sartre, Steinbeck,
Timmermans, Undset, Vestdijk, Walschap, Wilde, Wolkers, Zola,
Zwilg
Romanschrijfsters - Buck, Blaman, Colette, Corsari, Ferguson,
Murdoch, Lagerlöf, Sagan, Sand
romantiek - romantisch
romantisch verhalend gedicht - ballade
romboïdaal - ruitvormig
rombus - ruit, toverrad
Romein - Italiaan
Romein van aanzien - patriciër
Romeins - Rooms
Romeins adellijk geslacht - Borgla, Orsini
Romeins ambtenaar - censor, consul, praetor, prefect,
0procurator, questor, tribuun
Romeins badinrichting - thermen
Romeins bestuurscollege - decemviraat, driemanschap
senaat, triumviraat
Romeins biograaf - Nepos
Romeins blijspeldichter - Plautus, Terentius
Romeins bouwwerk - Colosseum, Pantheon
Romeins consul - Colosseum, pantheon
-27Romeins consul - Brutus, Lentulus, Lutatius
Romeins diaken - Laurentius
Romeins dichter - Catullus, Horatius, Ovidius, Vergilius
Romeins dramaschrijver - Seneca
Romeins driemanschap - Crassus, Caesar, Pompejus (Pompelus)
Romeins functionaris - consul, praetor, tribuun
Romeins functionaris van de ooft - Pomona
Romeins godin - Ceres
Romeins godin der bloemen - Flora
Romeins godin van de overvloed - Abundantia
Romeins godin van de vrede - Pax
Romeins grensgod - Terminus
Romeins heldendichter - Vergilius
Romeins hoofdkwartier - pretorium
Romeins hoofdman - centurion
Romeins huis buiten de stad - villa
Romeins huisgod - lare
Romeins imperium (afk.) - ri
Romeins keizer - Antonius, Atho, Augustus, Caligula, Claudius,
Domitianus, Flavius, Galla, Hadrianus, Nero, Nerva, Severus,
Tiberius, Titus, Trajanus, Valens, Vespasianus
Romeins keizerrijk - IR, RI
Romeins kledingstuk - abolla, casula, dalmatiek, lacerna,
paenula, palla, pileus, sagum, stola, tunica
Romeins krijgsvaandel - labarum
Romeins landbouwfeest - Raganalia
Romeins Latijns schrijvers - Apuleius
Romeins marktplein - forum
Romeins meisje - Cloelia
Romeins onderkleed - tunica
Romeins oorlogstuig -ballista
Romeins overheidspersoon - praetor
Romeins persoon - Brutus, Caesar, Cato, Cicero, Cinna,
Drusus, Lucullus, Maecenas, Orusus, Pompejus, Seneca, Varus
Romeins plein - forum
Romeins priester - augur, pontifex
Romeins puntdichter - Martialis
Romeins schrijver - Cicero, Horatius, Nepos, Livius, Tacitis,
Ovidius, Seneca .
Romeins spreekgestoelte - rostra
Romeins stadhouder - Pilatus, Varus
Romeins staatsman - Cato, Cinna, Caesar, Brutus
Romeins stadion - circus, Colosseum
Romeins taalkundige - Macrobius
Romeins tienmanschap - decemviraat
Romeins vaandel - labarum
Romeins veldheer - Agrippa, Caesar, Pompejus, Scipio, Sulla,
Romeins veldteken - adelaar
Romeins wagenmenner - auriga
Romeins wapen - ballista
Romeins wijsgeer - Cicero, Seneca
Romeinse afdeling (honderd man) - centurio
Romeinse akkerwei - agraire
Romeinse badinrichting - thermen
Romeinse balans - unster
Romeinse bijbelvertaling (oudste) - Itali
Romeinse bijl - bipennis
Romeinse bijlbundeldrager - lictor
Romeinse bijnaam - agnomen
Romeinse bos- en veldgod - Faun, Faunus, Pan
Romeinse boze geesten - larvae, lemures
Romeinse censor - Cato
Romeinse consul 3 Mus
4
5
Cato, Libo, Maso, Nero, Pera, Piso
Ahala, Asina, ButeoCarbo, Catus, Celer, Cerco, Cinna; Cotta,
Dives, Falto, Felix, Fusus, Galba, GalusGetha, Helva,Julus,
Labeo, Ligus, Matho, Mento, Nepos, Nerva, Pansa, Papus,
Philo, Rufus, Stolo,Sulla, Tucca, Varus, Venno,
VenoxVuldo
6 Arvina, Bestia, Blasio, Brutus,Buldus, Caecus,
Gaepio,Caesar,
Galvus, Canina, Capito, Caudex, Centho, Cicero, Corvus,
Cossus, Cursor, Curvus, Denter, Dorsus, Drusus, Flavus,
Florus, Gallus, Gurges, Laenas, Longus, Marius, Merula,
Nasica, Noctua, Opimus, Paetus, Pennus, Picens, Piktor,
Pollus, Russus, Scaeva, Scipio, Sophus, Strabo, Thalma,
Tuscus
7 Agrippa, Albinus, Atticus, Blaesus, Calenus, Catulus,
Claudius, Crassus, Duilius, Fidenas, Fimbria, Flaccus,
Geminus, Glabrio, Laelius, Lanatus, Lepidus, Licinus,
Maenius, Maximus, Merenda, Orestes, Pacilus, Paullus,
Peparna, Peticus, Potitus, Priscus, Pulcher, Ravilla, Regulus,
Rutilus, Sabinus, Scapula, Serapio, Siccius, Sicilus, Violens,
Visolus, Vitulus, Volusus
8 Aemilius, Ambustus, Antonius, Auruncus, Barbatus, Calvinus,
Camillus, Cathegus, Caudinus, Clepsina, Corculum, Cornutus,
Decianus, Dentatus, Fundulus, Graechus, Hispalus, Hypsaeus,
Leavinus, Lentulus, Luscinus, Mamercus, Mancinus,
Manilius,
Megellus, Messalla, Metellus, Mucianus, Nobilior,
Octavius,
Pompeius, Privinus, Proculus, Purpureo, Saverrio,
Scaevola,
Serranus, Sicinius, Spinther, Spurinus, Structus,
Tappulus,
Tremulas, Tubertus, Turrinus, Uritinus
9 Aquilinus, Asvaticus, Atratinus, AugurinusCaedicius,
Caiatinus, Camerinus, Caprarius, CicurinusDolabella,
Flaminius, Fulvianus, Lucretius, Macerinus, Marellus,
Paulullus, Phillipus, Poplicola, Privermus, Pulvillus,
Quinctius, Rullianus, Salinator, Tamphilus, Torquatus,
Tricostus, Tuditanus, Vaticanus, Vibulanus
10 Balliaricus, Censorinus, Centumalus, Cerretanus, Collatinus,
Delmaticus, Diadematus,Esquilinus, Fontinalus, Imperiosus,
Mamercinus, Medullinus, Mugillanus, Paterculus, Rullianus,
Verrucosus, Vicellinus
11 Ahenobarbus, Capitolinus, Cincinnatus, Coruncanius,
Flaccinator, Patercullus, Quinctilius, Regillensus
12 Aventinensis, Maluginensis, Praetexatus, Tricipitinus
13 Corinisetanus
14 Caeliomotanus, Ingrigilensis
Romeinse dag - klus (13e of 15e)
Romeinse dichter - Ennitus,Horatitus, Ovidius, Vergilius
Romeinse dictator 4 Pera
5 Ahala, Felix, Julius, Philo, Rufus, Sulla
6 Arvina, Brutus, Caecus, Caesar, Corvus, Cossus, Cursor,
Fidenas, Longus
7 Barbula, Crassus, Maenius, Maximus, Peticus, Rufinus,
Rutilus,Visolus
8 Carmillus, Lentulus, Mamercus, tubertus, Valerius
9 Atratinus, Caiatanus, Crispinus, Privernas, Rullianud,
Torquatus
10 Hortensius, Mamercinus, Verrucosus
11 Capitolinus, Cincinnatus, Regillensis
13 Inregillensis
Romeinse driemanschap -Antonius, Caesar, Crasses, Lepidus,
Pompeus, triumviaat
Romeinse feesten - Saturnalia (vóór Kerstmis)
Romeinse filosoof - Seneca
Romeinse functionaris - consul, praetor, tribuun
Romeinse geleerde - Plinius, Varro
-28Romeinse geschiedschrijver - Caesar, Livius, Nepos, Plutarchus,
Polybius, Sallustius, Suetonius, Tacitus
Romeinse gladiator - Retiarius
Romeinse god van de handel - Mercurius
Romeinse god van de oorlog - Cupido, Janus, Mars
Romeinse goden van de liefde - Amor, Cupido
Romeinse godin - minerva
Romeinse godin van de dageraad - Aurora
Romeinse godin van de huiselijke haard - Vesta
Romeinse godin van tuin en ooft - Pomona
Romeinse grafkelder - columbarium
Romeinse haven - Ostia
Romeinse huisgenoten - laren, lares
Romeinse huisgoden - Laren, Penaten
Romeinse keizer –
4 Geta, Nero, Otho, Pius
5 Carus, Galba, Nerva, Titus
6 Avitus, Decius, Gallus, Julius, Libius, Magnus, Peobus,
Probus, Valens
7 Carinus, Chlorus, Clodius, Flavius, Olybius, Romulus,
Severus, Tacitus
8 Antonius, Augustus, Balbinus, Caligula, Claudius,
Commodus, Constans, Galerius, Galienus, Homorius,
Johannes, Jovianus, Julianus, Licinius, Macrinus, Pertinax,
Tiberius, Trajanus, Trapanus, Vitelius
9 Alexander, Anthemius, Caracalla, Florianus, Gallienus,
Clycerius, Gordianus, Gratianus, Hadrianus, Imperator,
Maxentius, Petronius, Philippus
10 Aemillianus, Augustinus, Aurelianus, Constantijn, Donitianus,
Magnentius, Majorianus, Maximianus, Numerianus,
Pescennius, Theodosius, Valerianus, Vespasianus
11 Constantinus, Trebonianus,
12 Diocletianus, Heliogabalus
13 Valentinianus
Romeinse kleine vestingstad - oppidum .
Romeinse koning en stichter van Rome - Romulus Romeinse
krijgsgod - Mars
Romeinse landvoogd - praetor, pretor
Romeinse legeraanvoerder - Antonius, Caesar, Caracalla,
Gordianus, Pompejus, Sulla, Varus, Vespasianus, Valerianus
Romeinse legerafdeling - centurie, cohorte, legioen, manipel,
praesidium,
Romeinse legerplaats - castra, castella
Romeinse liefdes godin - Venus
Romeinse lijfwacht - praetoriaan
Romeinse mantel - toga
Romeinse munt - as, aureus, denarius, quadrans, sesterius
Romeinse naam voor Aphrodite - Venus
Romeinse naam voor Ares - Mars
Romeinse naam voor Artemis - Diana
Romeinse naam voor Athene - Minerva
Romeinse naam voor Demeter - Ceres
Romeinse naam voor Eros - Amor
Romeinse naam voor Frankrijk - Gallië
Romeinse naam voor Hades - Pluto
Romeinse naam voor Hermes - Mercurius
Romeinse naam voor Leiden - Bavatorum, L.B.,Lugdunum
Romeinse naam voor Nijmegen - Noviomagus
Romeinse naam voor Portugal - Lusitanië
Romeinse naam voor Poseidon - Neptunus,
Romeinse oorlogsgod - Janus, Mars
Romeinse oppergod - Jupiter
Romeinse renwagen met twee paarden - bigae
Romeinse rijk - I.R., R.I.
Romeinse stad - opidum
Romeinse stadhouder - praetor, pretor
Romeinse vaas - amfoor, amfora
Romeinse vergaderzaal - curia
Romeinse volk - P.R.
Romeinse voorname - patriciër
Romeinse wagen met vier wielen - rheda
Romeinse zilvermunt - denarius
romer - roemer, kelk, (wijn)glas
rommel - afbraak, afval, barge, beestenboel, bende, berge, bocht,
boel, boeltje, chaos, hoetel, janboel, kaf, keet, klodde, knoei,
lorretuig, mikmak, pan, poespas, rataplan, rotzooi, pacotille, prut,
puin, puinhoop, rataplan, reut, rotzooi, santenkraam, tinnef, troep,
tuig, uitschot, wanorde, warboel, warwinkel, zooi
rommelen - knoeien, regelen, ritselen, scharrelen, snuffelen,
zoeken
rommelig - chaotisch, druk, onordelijk, onstuimig, rumoerig,
wanordelijk, warrig,
rommelpot - foekepot
rommeltje - bende, boeltje, chaostroep, jamboel,soepzootje,
zootje
rommelzolder - vliering
romp - lichaam, lijf, paspop, slecht, tors, torso, tremel
(korenmolen), wankel, wrak, ziek, zwak
romp van een beeld - torso
romp van een paard - koffer
romp van een schip - casco
rompslomp - bedoening, beslommering, chaos, drukte, gedoe,
omhaal, poespas, soesa, soesah, warboel
rompvormig - torsaal
ron - vat
rond - afgesloten, bol, bolvormig, cilindrisch, circa,
cirkelvormig, gebogen, geheel, gevuld, gul, kogelvormig,
kringvormig, mollig, omstreeks, ongeveer, ongeveinsd,
openhartig, orbiculair, plusminus, rolrond, rondborstig, ruiterlijk,
sluitend, vol, voltooid
rond als een ton - tonrond
rond baksel met krenten - oliebol
rond bastion aan een schans - orillon
rond bewegen - draaien, roteren, wentelen
rond bolwerk - rondeel
rond bouwwerk - rotonde
rond broodje - pistolet (Frans), pol
rond buitenwerk - rondeel
rond chocolaadje - flikje
rond dak - koepel
rond dameshoedje - toque
rond doosje - aker, pillendoosje, poederdoos
rond en dik - vlezig
rond en eerlijk - loyaal
rond en vol - gevuld, kwabbig, mollig, poezel
rond fladderen - dartelen
rond gaan - dwalen, hoeden, waren
rond gebak - appelbeignet, appelbol, berlinerbol, bolus, taart,
vlaai
rond gebouw - rondeel, rotonde
rond gebouwtje - koepel
rond geven - uitdelen
rond gezang - ronde
rond gezwel - cyste
rond hangen - waren
rond hout - piket
rond huppelen - dartelen
rond maken - ronden
-29rond mes - sikkel
rond metaal - medaille
rond metalen schild - rondas
rond naar buiten - bol
rond papieren voorwerp - prop
rond schild - beukelaar, rondas
rond slenteren - zwerven
rond slenteren zonder doel - flaneren
rond snijmes - sikkel
rond soort dak - koepel
rond speeltje - knikker, stuiter
rond stuk hout - klos
rond tafereel - panorama
rond teken - nul, punt, stip
rond tuinhuis - koepel
rond uit - goedrond, volmondig
rond verkeersplein - rotonde
rondvliegen - spatten
rond voorwerp - bal, bol, kluwen, kogel, rad, ring, rol, rondeel,
wiel
rond wafeltje - oblie
rondwentelen - roteren
rond wenteling - rotatie
rond zitkussen - poef
rondachtig ingekeept - gekarteld
rondachtig vast lichaampje - beukelaar, korrel, rondace,
rondas, schild
rondas - beukelaar, schild
rond bewegen - draaien, keren, roteren, wenden, wentelen,
rondborstig - eerlijk, frank, franchement, goedrond, open,
openhartig, oprecht, ridderlijk, ronduit, vrij
rondborstigheid - franchise, oprechtheid, openhartigheid,
royaliteit
rond bouwwerk - rotonde
rondbreibreker - vergruizer
rondbrengen - bezorgen, klikken, oververtellen,verklikken
rondbrenger van dagbladen - krantenbezorger
rondbrieven - roddelen, vertellen
rondbrood - bol
rondbuigen - krullen
ronddalven - zwalken
ronddelen - distribueren, tracteren, uitdelen,
ronddolen - dolen, dralen, dwalen, rondlopen, rondzwerven,
slenteren, spoken, suffen, waren, zwalken, zwerven
ronddraaien - cirkelen, keren, roteren, toeren, wentelen, wervelen
ronddraaiend apparaat - rotator
ronddraaiend deel - anker, rotor
ronddraaiend voorwerp - rotor
ronddraaiend water - kolk, neer
ronddraaiende oven - rotator
ronddraaiende trommel bij de was - centrifuge
ronddraaiende trommel bij de wolbereiding - snar
ronddraaiende wind - cycloon, tornado, wervelwind, windhoos
ronddraaiing - rotatie
ronddwalen - beschermen, dolen, dwalen, keren, rondgaan,
spoken, waren, zwalken, zwerven
ronde - beurt, circuit, cirkel, kring, omloop, omgang, ommegang,
ontrek, parcours, patrouille, rondedans, rondgang, rondje, toer,
tournee, wedstrijd (boksen, fietsen)
ronde (bij race) - circuit
ronde bak - teil, tob, tobbe
ronde bewaarplaats - koker
ronde bundel - bos
ronde continue draad van glas - glasvezel
ronde doen - patrouilleren
ronde doos - koker
ronde gesloten lijn - kring
ronde gevlochten korf - banst
ronde gladde steen - kiezel, rolsteen
ronde hal - rotonde
ronde inham van de zee - baai
ronde kafferwoning - rondavel
ronde kei - kinderhoofd
ronde knop als teken van ridderorde – rozet
ronde knop in een verwulfsel - neut
ronde koker - buis
ronde kom - mok
ronde korf - paander
ronde lijn - cirkel
ronde mand - paander
ronde overkapping – koepel
ronde paal aan bochten van kanalen enzovoort waarlangs
jaaglijnen geleid worden - rolpaal
ronde plek in een schietschijf - roos
ronde poort - boog
ronde priem - bros
ronde pruim - mirabel
ronde rand - kring
onde steen - rolsteen
ronde stok - roe
ronde strooien hoed - matelot
ronde stroopkoek - bolus
ronde tafel conferentie - rtc
ronde ter controle van een ronde - tegenronde
ronde toren - rondeel
ronde uitbouw - koepel
ronde vlek - stip
ronde vijl - rattenstaart
ronde vis - aal, paling
ronde witte vlek van het hoofd (paard, koe) - bles, kol
ronde ijzeren koker - pijp
ronde zuil - cilinder, cylinder, kolom, pilaar
rondeau - rondeel, rondo
rondedans - branie, groep, koor, koorzang, polonaise, rei,
reidans, ronde, wals
rondeel - toren
ronder - kurkensnijder
rondfleren - dweilen
rondgaan - draaien, dwalen, uitdelen
rondgaand - ambulatorisch
rondgang - beurt, kerkcollecte, kringloop, omgang, omloop,
ommegang, ronde, roteren, toer, tournee
rondgang om lofbetuigingen te ontvangen - ererondje
rondgeslepen edelsteen - cabochong
rondgooien - strooien
rondhangen - vendelen
rondhout - giek, mast, ra, spriet, steng
rondhout buiten de voorsteven v/e schip - boegspriet
rondhout tot maststeun - spier
rondhout voor takelwerk - spier
ronding - absis, boog, draai, kromming, wikkeltouw, welving,
zeeg
ronding aan bruggen en schepen - zeeg
rondje - toertje, traktatie
rondkijken - neuzen, zoeken
rondkop - puritein
rondkopdolfijn - grindewal
rondleider - gids
-30rondleiding - bezichtiging
rondloeren - kijken, neuzen
rondlopen - zwerven
rondlopende galerij - omloop
rondneuzen - zoeken
rondo - danslied
rondom - circum, omtrent, overal
rondom ingesloten dal - keteldal
rondom ingesloten stelling - egelstelling
rondoor - bosolifant
rondreis - toer, tournee
rondreizen - toeren, trekken
rondreizend - ambulant
rondrijden - toeren
rondrijzend - ambulant
rondrit – omloop, tour
rondschrijven - circulaire
rondslenteren - flaneren, lanteren
rondte - kreits, kring, ronding
rondtrekken - zwerven
rondtrekkend bedelaar - gyrovaag
rondtrekkend koopman - venter, (mars kramer
rondtrekkend toneelspeler - cabotin
rondtrekkend volk - nomaden, zigeuners
rondtrekkend zanger - bard, minstreel, rapsode, troubadour
ronduit - botaf, eerlijk, gladweg, onbewimpeld, open, openhartig,
regelrecht, resoluut, rondweg, ruiterlijk, vierkant
rondvertellen - ombazuinen
rondvliegen - spatten
rondwaren - omdwalen , spoken
rondwarende boze geesten - lemuren
rondweg - circuit, frank, eerlijk, gladaf, ruiterlijk, onbewimpeld,
openhartig, openlijk, regelrecht, openhartig, vierkant
rondwentelen - draaien rollen
rondwindende lijn - spiraal
rondworm - draadworm, haakworm, nemotode, pijlworm,
snaarworm
rondzang - rei
rondzien - rondkijker
rondzwalken - rondzwerven
rondzwerven - dolen, dwalen, lopen, zwalken
rondzwervend - nomadisch
rondzwervend student of geestelijke in middeleeuwen - vagant
rondzwervend volk - nomaden, zigeuners
rondzwervende Arabier - bedoeïen
rondzwervende herders - nomaden
rondzwervende herders in Noord Rusland - Samojeden
rondzwervende zanger - bard
rondzwerver - zwalker
rondzweven aan de zweefmolen - voltigeren
rong - lassteun, spijker (zeer groot), staaf, staander
ronkel - meikever
ronken - brommen, gonzen, snorken, snorren, snurken
ronselaar - embaucheur, matrozenwerver, sjacheraar,
soldatenwerver, werver, zielverkoper
ronselen - rekruteren, werven
röntgen lichtbeeld - sciagram
röntgendoorlichting - röntgenoscopie
ronzebons - poppenkast, marionettenspel
rood (wapenkunde) - keel
rood bloedlichaampje - erytrociet, erytrocyt
rood edelgesteente - granaat, robijn
rood karpertje - alver
rood koper wit maken - platineren
rood messing - tombak
rood metaal - bismut(h)
rood poeder - fluoresceïne
rood vocht uit een wond - bloed
rood wangenkleursel - rouge
rood wolkje als voorteken van slecht weer - weergal
rood wondvocht - bloed
rood worden - blozen
rood zwavelarsenic - realger
roodaarde - huisrood
roodachtig - ros, rossig
roodachtig marmer - griotte (Italiaans)
roodachtig metaal - bismut
roodachtig slib - roodolm
roodachtige blauwe verfstof - lakmoes
roodachtige potaarde - plateel
roodachtige verfstof - taan
roodbaard - knorhaan, poon, roodborstje, zeehaan
roodblauwe verfstof - lakmoes
roodbruin - kastanje, ros
roodbruine galkleurstof - bilirubine
roodbruine limonade - grenadine
roodbruine vloeistof - bromium
roodharige - rode, rooie
roodheid - rubor
roodhuid - Indiaan
roodkelige zee duiker - lom
roodkop - tafeleend
roodkopererts - cupriet
roodvonk - rodehand, scarlatina
roodwaterkoorts - veeziekte
roodwit worteltje - radijs
roodijzersteen - hematiet
roof beroving, buit, diefstal, ontvoering, plundering, prooi,
raptus, spolatie, spoliatie, wondkorst
roof van een wond - rap
roofdier (carnivoor) - aardwolf, alligator, angorakat, baribal,
beer, berin, bunzing, caracal, carnivoor, cheetah, civetkat, coyote,
das, dingo, dolfijn, faraorat, fennek, fosse, fret, genet, genetkat,
genetta, gepard, haai, harimau, hermelijn, hond, hyena,
ichneumon, jachtluipaard, jaguar, jakhals, kaaiman, karakal, kat,
kater, koffierat, koningstijger, kraagbeer, krokodil, leeuw,
leeuwin, loewak, los, lynx, luipaard, leeuw, mangoeste, marter,
matjam, melon, meloncille, mungo, nerts, nevelpanter, ocelot,
otter, pampaskat, pamrolmarter, panter, pardel, pardelkat,
poema, poes, poolvos, rasse, rob, saki, schabrakhyena, skunk,
stinkdas, surikate, tschita, tijger, tijgerin, tijgerkat, tijgerwolf,
veelvraat, vos, vosmangoeste, walrus, wasbeer, welp, wezel, wolf,
ijsbeer, zeehond
roofdier uit de Himalaya - panda
roofdier uit Egypte - jakhals
roofdier uit V.S. - coyote
roofdier van het hondengeslacht - coyote, hyena, vos, wolf
roofdiernagel - klauw
roofdierenverblijf - hol, leger
roofdiertje - fret, hermelijn, wezel
roofgierig - roofziek
roofgierig monster - sfinx
roofgierigheid - rapaciteit, roofzucht
roofgoed - buit
roofkarper - alver
roofkarpertje (soort) - alvenaar
roofkever - loopkever
roofmeeuw - jager
-31roof partij - rampaspartij
roofpoot - klauw
roofsprinkhanen - mantis
roofster - dievegge
rooftocht - raid, plundertocht, rooftocht, strooptocht
roofvis - baars, dorenhaai, haai, hamerhaai, hondshaai, meerval,
panterhaai, reuzenhaai, roofhaai, schoerhaai, snoek, snotolf,
ijshaai,
roofvogel - aasgier, adelaar, arend, avondvalk, baardgier, buizerd,
condor, edelvalk, ekster, gier, gierarend, giervalk, goudarend,
hagerd, havik, jachtvalk, kamgier, kapgier, keizersarend, kerkuil,
kiekendief, klauwier, koningsgier, kuikendief, lammergier,
monnikgier, muizerd, oehoe, patrijsvalk, rootvalk, slechtvalk,
sperwer, steenarend, steenvalk, torenvalk, uil, valk, visarend,
wespendief, wouw, zeeadelaar, zeearend,
roofvogelnest - horst
roofvogels - raptatores
roofworm - nereide, zeeduizendpoot
roofziek - roofgierig
roofzucht - rapaciteit, roofgierigheid
roofzuchtige papegaai - kea
rooi - armoede, gebrek, gissing, last, raming, regel, richtlijn
rooilijn, schreef, streep
rooien - delven, gissen, klaarspelen, moeite, ontwortelen,
oogsten, stelen, uitgraven
rooihak - pikhouweel
rooiing - rooilijn
rooier - dief, stroper, viseerder
rooilijn - alignement, richtlijn
rooimeester - bouwopzichter, erfscheider
rooinek (Zuidafrikaans) - roodnek
rook - damp, hooihoop, hooistapel, kruitdamp, kwalm, nevel,
opper, smook, smoor (Zuidnederlands), stoom, waas, walm,
wasem,
rook afgeven - dampen
rook door water gevoerde pijp - waterpijp
rook uitblazen - dampen
rook van zich geven - roken
rook (vuursein) - fanaal
rookartikel - pijp, shag, sigaar, sigaret, tabak,
rookgang - rookgat, rookkanaal, schoorsteen
rookgat - schoorsteen
rookgerei - aansteker, asbak, kloker, lucifer, pijpenrek,
pijpenwroeter, rookstel, sigarenetui, sigarendoos, sigarenkoker,
sigarettendoos., tabaksdoos, tabakszak
rookgerief - asbak
rookgordijn - rookscherm
rookkamer - foyer, fumoir, rooksalon, tabagie
rookkanaal - schoorsteen, vuurgang
rookleider - kachelpijp, schoorsteenpijp
rookplaats - tabagie, wieme
rookplaats voor spek - wieme, wim
rookscherm - nevelgordijn
rooktabak - baai, knaster
rookverdrijver - fumist
rookvlees - nagelhout, rookmuis
rookzwart - roet
room - cream, crème, melkvet, zaan
roomappel - flesappel
roomboter - natuurboter
room en eiwitgerecht - mousse
roomgebak - roomtaart
roomgeel - ecru
roomkaas - brie
roommeter - cremometer
roomkleurig - creme
roomklopper - garde, mixer
rooms - katholiek, romeins
roomsgezind - paaps
r.k. feestdag - allerzielen, pasen, pinksteren, kerst
r.k.geestelijke - abt, bisschop, deken, kapelaan, kardinaal,
pastoor, paus, prefect, prior
rooms katholicisme - papisme, pausdom
rooms katholiek - r.k.
rooms-katholiek aflaatfeest op twee augustus portiunculafeest
rooms-katholiek avondgebed - vesper
rooms-katholiek bestuurslichaam - curie
Rooms katholiek bidbank - knielbank
Rooms katholiek leest van een doopheilige - naamfeest
Rooms katholiek - geestelijkheid - clerus
Rooms katholiek kerkdienst - mis, missa
Rooms katholiek kerkgezang - koraal
Rooms katholiek kruisjesdag - aswoensdag
Rooms katholiek optocht - processie
Rooms katholiek priester - padre
Rooms katholiek processievaantje - labarum
Rooms katholiek rechtscollege - rota
Rooms katholiek sacrement der stervenden - oliesel
Rooms katholiek smeekgebed - litanie
Rooms katholiek vaatwerk - monstrans
Rooms katholiek wisselgebed - litanie
rooms katholieke dientatel - credenstafel
rooms katholieke feestdag - Allerheiligen, Allerzielen,
Aswoensdag, Driekoningen, Drievuldigheid, Hemelvaartsdag,
Sacramentsdag, Septuagesima, Silvester, Vastenavond
rooms katholieke geestelijke - abt, bisschop, deken, nuntius,
kapelaan, kardinaal, pastoor, paus, prelaat
rooms katholieke godsdienstoefening - mis, noveen, novene
rooms katholieke kerkgezangen - credo, gloria, magnificat,
mater, magnificat, sanctus, stabat
rooms katholieke kerkmuziek - gregoriaans, magnificat
rooms katholieke knapen in een klooster - oblaten
rooms katholieke morgengebeden - metten
rooms katholieke orde - O.F.M., O.P..S.J.
rooms katholieke politieke partij - K.N.P., K.V.P., R.K.P.N.,
R.K.S.P.
rooms katholieke vereniging der heiligen - dulia
Rooms-katholiek Latijnse derde ordening - tertia
roomsoes met chocolade - moorkop, negerzoen
roomtaart - polonaise, roomgebak, slagroomtaartje
roomton - staar
roomvat - melktobbe, staander, staar, tabel, tafellijst
roos - bottelroos, diamant (geslepen), doel, doelwit, duinroos,
egelantier, hageroos, klimroos, kompasschijf, middelpunt,
middenste, mikpunt, mosroos, rozebloem, rozeboom, rozestruik,
schin (huidontsteking), stamroos, veldroos
roos die elke maand bloeit - maandroos
roos van Jericho - Anastatica
roosachtige heester - slee, sleedoorn
roosachtige plant - aardbei, abrikoos, agrimonie, amandel, appel,
braam, egelantier, elsdoorn, framboos, ganzerik, leeuwenklauw,
lijsterbes, meelbes, meidoorn, morel, nagelkruid, pimpernel,
roos, spirea, tormentil, vuurdoorn, vijfvingerkruid, zilverschoon
roosachtige verzwering - omloop
roosachtigen - rosaceeën
roosbeen - elefantiasis
rooskleurig - rose, veelbelovend
-32roosnageltje - klinknageltje
roosten - flamberen
rooster - braadijzer, lesrooster, lesschema, lijst, raamwerk,
rasterwerk, schema, tabel, tralie, tralieraamwerk, tijdrooster,
werkrooster, werkschema
rooster met zijborden - aalgeerkast
roosteren - braden, grilleren, schroeien
rooster of register lijst, tabel
roosterpan - brochette
roosvormig sieraad - roset, rozet
roosvormig vaatwerk - monstrans
rootplaats voor hennep - reute
ropaard - rolpaard, scheepsaffuit
ropen - uittrekken
ros – paard, rood, roodbruin, rossig,strijdpaard, viervoeter
rosacee –
4 geum, kers, kwee, peer, roos, rosa, slee
5 appel, bram, malus, morel, pruim, pyrus, rubus
6 aronia, elsbes, kerria, mispel, perzik, prumus, sorbus
7 aardbei, amandel, meelbes, radulae, spiraea
8 abrikoos, fragaria, framboos, ganzerik, meidoorn, mespilus,
sleedoorn, sorbaria
9 agrimonia, lijsterbes, pimpernelvuurdoorn
10 egelantier, nagelkruid
12 zilverschoon
rosachtig – rossig
ros als rijdier - rijpaard
rosarium - rozenkwekerij, rozenkrans, rozentuin
rosbaar - draagstoel
rose gloed - blos
roserood edelgesteente - tirmalijn, toermalijn
roskam - hekeling, paardenkam, streel
rossement - watermunt
rossen - afrossen, ranselen, roskammen
rossig – rosachtig
rot - aangevreten, aardappelziekte, afschuwelijk, bedorven, bende,
beroerd, geweerrot, legerschaar, naar, pervers, rat, rij,
3schapenziekte (hoeven), slecht, troep, vergaan, vermolmd, verrot,
vervelend, vort
rotan - (palm)riet
rotanstok - rotting
rotan zonder schil - pitriet
rotatie - circulatie, draaiing, omwenteling, wending, wenteling
rotatie van een electron om zijn as - spin
rotatiepers - drukpers
roteren - draaien, ronddraaien, wentelen
rotgans - aalscholver
rotje - voetzoeker
rotor - anker, schoepenrad, schoepenwiel
rots - blankvoorn, kaap, klip, rif, steen, steenklomp, steenmassa,
steun, toeverlaat
rots aan de Rijn - Drachenfels, Lorelei
rots in zee - rif
rotsachtig - rotsig
rotsbank - rif
rotsbes - lavendelheide
rotsdal - canon, canyon, kloof
rotsduif - steenduif
rotseiland voor kust (Skand.) - scheer
rotsgruis - puin
rotsig - rotsachtig, stenig
rotskers - vogelkers
rotsklooster - Athos
rotskruiper - muurloper
rotspunt - kaap
rotssoort - molasse
rotsspelonk - grot, hol
rotstraal - ellendeling, lamstraal, paardenziekte
rotstreek - luizenstreek
rotsvast - muurvast, onkreukbaar, onwankelbaar, onwrikbaar,
pal, stevig
rotsvesting - Gibraltar
rotswoestijn - hamada
rotszuil - monoliet, naald, obelisk
rotte - meekrap
rotte plek in fruit - stek
rotten - bederven, vergaan, verrotten, ontbinden
rottend - putride, stinkend
rottend dier - aas, kreng
rottend lijk - kreng
rottend (med.) - septisch
rottende dampen - miasma
Rotterdamse Tramweg Mij. - R.T.M.
rottig - bedorven,
rotting - badine, bederf, ontbinding, rotan, sepsis, stok
rottinkje - badine, baton
rottingolie - rotanolie, (stok)slaag
rottingsslib - sapropeel
rottingwekkend - saprogeen
rotvis - kwabaal, puitaal,
rotzak - beroerling, smeerlap
rotzooi - bende, keet, prullerij, puinhoop, reut, rommel, shit,
troep, uitschot, wanorde, zooi, zwijn(d)erij
rouge - smink
roulatie - circulatie, omloop
rouleau - rolgordijn, rol(luik)
roulette - gokspel, hazardspel, kansspel, waagspel
route - koers, reisweg, richting, weg, vaarweg
routine - bedrevenheid, ervarenheid, ervaring, sleur, vaardigheid,
vlugheid
rouw - droefheid, ruw, smart, treurigheid, treurnis, verdriet
rouwband - pleureuse
rouwbeklag - condoleance, p.c.
rouwdienst - uitvaart
rouwen - treuren
rouwfloers - krip, lamfer, pleureuse, rouwsluier, sluier
rouwig - bedroefd, treurig
rouwkleur - geel, lichtbruin, violet, wit, zwart
rouwmis - requiem
rouwplechtigheid - exequien
rouwsluier - floers, krip, lamfer
roven - dieven, gappen, jatten, kapen, ontnemen, pikken,
ontvreemden, plunderen, rampassen, schuimen, stelen, weghalen
rover - bandiet, dief, gapper, inbreker, jatter, kaper, ladelichter,
misdadiger, ontvoerder, overvaller, pikker, piraat, plunderaar,
schavuit, schurk, steler
roverij - diefstal, marode
royaal - genereus, goed, goedgeefs, gul, kwistig, liberaal, mild,
onbekrompen, rijk, rijkelijk, ruim(schoots), vorstelijk, vrijgevig,
weldadig
royalisme - koningsgezindheid
royalist - camelot, koningsgezinde
royalistisch - koningsgezind
royaliteit - gulheid, mildheid, vrijgevigheid
oyalty - aandeel
royement - schrapping
royeren - cancelen, cancelleren, doorhalen, intrekken, schrappen
roze - bleekrood, lichtrood
-33roze beril - morganiet
roze gloed op gezicht - blos
rozelaar - egelantier, rozenboom , rozenstruik,
rozelaurier - oleander
rozenbed - rozenperk
rozenbeschrijving - rhodografie
rozenbrandewijn - rosolio
rozenboktor - muskusbok
rozenboom - rozelaar
rozengaarde - rosarium, rozenkwekerij, rozentuin
rozenhoed - rozenkrans
rozenkevertje - johanneskever
rozenkrans - bidsnoer, chapelet, paternoster, rosarium,
rozenhoedje, rozensnoer
Rozenkruisers Orde - A.M.O.R.C.
rozenkwekerij - rosarium, rozengaarde, rozenperk
rozenmaand - juni
rozenrood edelgesteente - toermalijn
rozenstruik - rozelaar
rozentuin - rosarium
rozenvingerige (de) - Eos (Homerus)
rozet - haarkrans, karet, kokarde, sierknoop
rozewied - klaproos
rozijn - plum
rozijnen op brandewijn - boerenjongens
rozijnenbrood - kramiek
rozijnenklauwer - zeurpiet
rubber - balata, elastiek, gomelastiek, gummi, gutta, percha, latex,
para
rubber (Ind.) - karet
rubber dragende heester in Rusland - bereskiet
rubber opgelost in benzine - solutie
rubber oplossing - solutie
rubber product - schuimrubber
rubberboom - hevea, (Ind.) karet
rubbercement -solutie
rubberdraad - lastex
rubbersap - latex
rubbersoort - balata, para
rubidium - Rb
rubriek - afdeling, categorie, groep, klasse, opschrift, rang, titel
rubriek voor moppen - moppentrommel
ruchtbaar - bekend, mondgemeen, wereldkundig
ruchtbaar maken - divulgeren, vulgariseren
ruchtbaar making - divulgatie
ruchtbaar worden - eclateren, uitlekken, uitstrooien, ventileren,
verbreiden
ruchtbaarheid - bekendheid, openbaarheid, publiciteit
ruchtig - rumoerig
ruditeit - grofheid, lompheid, onbeschaafdheid, ruwheid
rug - achterzijde, avere, dorso, rik, verso
rug betredende - dorsaal
rug op het maanoppervlak - ril
rug tussen twee voren - ril
rugaandoening - hernia
rugdeel van een paard - kruis
rugdekking - parados
ruggelen - twijfelen, weifelen
ruggelings - achterover, achterstevoren, achteruit
ruggengraat - energie, fut, karakter, kracht, pit, ruggebeen,
ruggestreng, spina, spinaal, wervelkolom
ruggengraatsverkromming - dordose, kyfose, lordose, scoliose
ruggenmergaandoening - myelitis
ruggenmergstering - tabes
ruggensteun - hulp, onderstand, steun
ruggewervelontsteking - spondylitis
rugkant - achterzijde
rugkleedje v.e. stoel - antimakassar
rugkorf - bak, ben, beun, bun, hot, kaar, kamis, korf, mars, nis,
viskaar
rugmand - korf
rugpijn - lumbago, notalgie
rugplaat van een inktvis - sepia
rugpotige - kikvorskrab, schildkrab
rugstuk - harst, lende
rugt - onkruid
rugtapijten van koorstoelen - dorsalia
rugtas - pukkel, ransel
rugvin van de heilbot - raf
rugwaarts - achteruit, achterwaarts, retro, terug
rugwaarts gedicht - kreeftdicht
rugwaartse beweging - teruggang
rugwaartse draaiing - supinatie
rugwand - achterwand
rugwervelkwaal - hernia
rugzaag - handzaag, kapzaag, toffelzaag
rugzak - knapzak, musette, pukkel, ransel, rugtas, toeristenransel
rugziekte - hernia
rugzijde - achterkant, dorso, versaal
rugzijde van penning - revers
rui - (haar)uitval, tooiverlies, verlies
ruien - verharen, vervellen, ververen
ruif - krib, plok, rasteel, ruifel, voederbak, voederrek
ruif (Z.N.) - draaggestel
ruif voor hooi - hooibak
ruif voor paarden - rasteel
ruifel - ruif
ruig - behaard, begroeid, borstelig, grof, hard, harig, lomp,
onbeleefd, onbeschaafd oneffen, ongelijk, pileus, ruw, stekelig,
woest
ruig behaard - harig
ruig bont - astrakan
ruig korstachtig deel van boomschors - bark
ruige bonte muts - ka(r)poets
ruige oneffen kant - braam
ruige rand - braam
ruige scheefkelk - turrenkruid
ruigebol - lidrus, moeraspaardestaart
ruigharige hond - terrier
ruigheid - pilositeit, villositeit
ruigheide - struikheide
ruigschaaf - roffelschaaf
ruigte - afval, gespuis, rapalje, uitschot
ruigte langs de waterkant - rut
ruigvoetig - ruigpotig
ruikboeket - ruiker
ruiken - geuren, luchten, olfactie, reukzin, rieken
ruikende heester - thijm, tijm
ruiker - bloembos, bloemstuk, bloemtuil, boeket, bos, bosje,
bouquet, dot, kuif, pluk, toef, toefje, tuil, tuiltje
ruikt men na onweer in de lucht - ozon
ruil - chance, inruil, omwisseling, overgang, ruiling, transactie,
uitruil, uitwisseling, verruiling, verwisseling, wissel, wisseling,
ruilbeurs - ruilstelling
ruilen - echangeren, omwisselen, ronselen, troqueren,
uitwisselen, verwisselen, wisselen
ruiler - ronselaar
ruilhandel - berathandel, echange, kwanselarij
-34ruilhandel drijven - knoeien, kwanselen, morsen, roeren,
troqueren
ruilhandel in het klein - ruilebuiten
ruiling - kwanseling
ruilmiddel - geld, geldmunt, goederen, valuta
ruilverkeer - handel
ruim - aanmerkelijk, breed, dik, groot, groots, kolossaal, lobbig,
mild, omvangrijk, onbekrompen, onbelemmerd, open,
overvloedig, riant, rijkelijk, royaal, ruimschoots spateus,
uitgebreid, vrij, weids, wijd
ruim ambtsgewaad - samaar
ruim bedeeld - rijk
ruim dames kleed - sak
ruim denkend - latitudinarisch, liberaal
ruim en groot - breed
ruim en gul - mild
ruim en vrolijk - riant
ruim genomen - globaal
ruim geplooid boordsel - falbala
ruim sop - zeewater
ruim van omvang - groot
ruim van opvatting - onbekrompen, overvloedig
ruim vertrek - aula, gehoorzaal, hal, lokaal, zaal
ruim voorhanden - overvloedig
ruim voorzien - gesorteerd
ruimdenkend - coulant, liberaal, tolerant
ruime damesjapon - sak
ruime leuningstoel - bergere
ruime mantel - cape, cloak
ruime plek - plein
ruime voorzaal - hal
ruime zeeboezem - golf
ruimtelijk - overvloedig, rijkelijk, veel
ruimen - ledigen, leegmaken, schoonmaken
ruimer - nachtwerker
ruimhartig - royaal
ruiming van een beerput (scherts) - menistenbruiloft
ruimnaald - ruimijzer (voor zundgat)
ruimschoots - kwistig, mild, overvloedig, rijkelijk, royaal, ruim,
volop, welvoorzien
ruimte - afstand, armslag, bestek, breedte, distantie, gebied,
grootte, heelal, inhoud, interlinie, lokaal, lokaliteit, marge,
omvang, overvloed, plaats, spatie, speling, terrein, uitgebreidheid,
uitgestrektheid, verruiming, vertrek, wijdte
ruimte binnen de sluisdeuren - kolk
ruimte in bebouwde kom - park, plein
ruimte in een woning - kamer
ruimte in muur - holte, nis
ruimte in Romeins huis - atrium
ruimte in schip - ruim
ruimte in trappenhuis - portaal
ruimte naast de letters - marge
ruimte op bovengang - portaal
ruimte tussen de letters - spatie
ruimte tussen de letters openlaten - spatiëren
ruimte tussen huis en straat - bordes,stoep
ruimte tussen twee plaatsen - afstand
ruimte tussen twee planken - kier, reet, spleet
ruimte van 2 duim - span
ruimte voor de straatdeur - portiek
ruimte voor onderzoek - laboratorium, lab.
ruimte voor vee - kraal, stal, weide
ruimtegebrek - plaatsgebrek
ruimtelijk - driedimensionaal, 4spel, stereo
ruimtelijk klinkend - stereo
ruimtelijke ordening - planologie
ruimtelijke weergave - stereo
ruimtemeetkunde - stereometrie
ruimtemeter - stàre, wisse
ruimtemodel - stereogram
ruimteschip - raket, ruimteveer
ruimtevaarder - (astronaut) kosmonaut, Carpenter, Gagarin,
Glenn, Nicolajev, Popovitsj, Schirra, Shephard, Titov, Mc.Divitt,
White
ruimtevaart - astronautiek
ruimteveer - shuttle
ruimtevrees - agorafobie, klaustrofobie, pleinvrees,
ruin - hengst, paard
ruïne - bouwval, ondergang, verderf, verwoesting
ruïne - puin, puinhoop, bouwval
ruinen - castreren
ruineren - bederven, reneweren, vernielen, verwoesten
ruïneus - fataal, nadelig, verderfelijk
ruis - rietvoorn
ruisen - ritselen, suizen, zoemen, zoeven, zwatelen
ruisgeel - koningsgeel, operment, orpiment
ruishoorn - kinkhoren(tje)
ruispijp - rietfluit, schalmei
ruit - glas, losanye, plantengeslacht, raam, rombus,
speelkaartkleur, stof (met ruiten), venster, wapenschild, wijnruit,
ruit in de meetkunde - rombus
ruit in de wapenkunde - losange
ruitachtigen - rutaceeën
ruiter - bosruiter (vogel), caballéro, cavalerist, dragonder,
droogrek, hooirek, lansier, meikever, paardrijder, ridder, rijdèr,
springruiter, ulaan
ruiter met lans - lansier
ruiter op wacht - vedette
ruiteraanval - charge
ruiterafdeling - eskadron
ruiterbende - kornet
ruiterfeest - carrousel, concours, jumping
ruitergevecht - joeste, ruiterij, toernooi, tournooi,
ruiterij - cavalerie, spahi
ruiterkleding - rijbroek
ruiterlaars - stevel
ruiterlansier - ulaan
ruiterlijk - chevaleresk, edelmoedig, eerlijk, franchement,
onbewimpeld, onomwonden, openhartig, oprecht, ridderlijk,
ronduit, sportief
ruiteroptocht - cavalcade
ruiterpet - cap
ruitersabel - houwdegen, pallas, sarras
ruitersoldaat - cavalerist, dragonder, huzaar, kurassier, lansier,
ulaan
ruitersport - paardensport
ruitertje - meikevertje
ruitertrom - pauk
ruitervaan - banderol, pennoen
ruitervest - rijbuis
ruitvormig - losangen, rombisch, romboïdaal
ruitvormig mineraal - spaat
ruitvormig tafeltje - losange
ruiterwacht - vedette
ruitwagen - gebbe
ruiterij - cavalerie, escadron, paardenvolk
ruiterzitting - zadel
ruitvormig - rhomboïdaal, romboïdaal
-35ruitvormig mineraal - spaat
ruitwagen - gebbe
ruizig - bronstig, lastig, moeilijk, tochtig
ruk - haal, schok, snak, stoot, trek, windvlaag, zet
rukken - trekken
rukvlaag - rafale, rukwind, valwind
rukwind - rafele, vlaag, windstoot, windvlaag
rul - droog, hobbelig, knorren, los, meikever, mul, oneffen
pulverig, run
rullen - mompelen, pruttelen, ronken, spinnen, snorren
rum met heet water - grog
rum uit suikerriet - ta(f)fia (West Indisch)
rumboon - chocoladeboon, suikerboon
rumineren - herkauwen
rumoer - alarm, bombarie, drukte, gedruis, gejoel, geraas,
geschreeuw, getier, geweld, herrie, kabaal, lawaai, leven,
luidruchtigheid, ophef, opschudding, poeha, rumor, spektakel,
stampei, tempeest, tumult, volksoploop
rumoer maken - gonzen, roezemoezen, roezen, uitvarerumoerig - beweeglijk, druk, lawaaierig, levendig, luidruchtig,
onstuimig, roerig, roezemoezig, roezig, tumultueus, wanordelijk,
wild, woelig
rumoermaker - levenmaker
rumoer om niets - drukte, poeha
run - bestorming, bezinksel, drasland, droesem, eek, eikeschors
(gemalen), hef, grondsop, looi, looistof, ren, rinde, runbad(van
looizuurhoudend water), sprint, spurt, stormloop, toeloop,
veengrond, veenslik
rund - anoa, bizon, buffel, buil, domoor, enter, ezel, herkauwer,
kalf, karbouw, knoros, koe, koebeest, lemboe, melkkoe, oeros, os,
pink, sapi, schaap, stier, vaars, var, wisent
rund (Ind.) - karbouw, sapi
rund in Tibet - knoros
rund met vetbult - zeboe
rund voor de slacht - mestkoe
runderbiefstuk - entrecote
runderdaas - daasvlieg
runderen - lakenvelder, vee
rundermaag - boek, leb, lebmaag, pens
runderoog - kamille
rundervet - ongel
rundervlieg - daas, horzel,
runderziekte - bontvuur, kalfziekte, klauwzeer, koepok,
lendebloed, likzucht, miltvuur, runderpest, tongblaar,
trommelzucht, tuberculose, veepest
rundvee - hoornvee
rundvlees - klapstuk
rune - hiëroglief
runkleur - bruinrood
runnen - exploiteren, rennen, stremmen,
runner - dekknecht, gastenlokker, zeeman, varensgast
runsap - taan
runsel - leb, stremsel
rups - masker, rijp, vlinderlarve
rupsachtige fluweelzijde - chenille
rupsband - (voertuigen) chenille, rupsketting, tankband,
tractorband
rupsenboom - kardinaalsmuts, trosvogelkers
rupsendoder - graafwesp, koekoek, sluipwesp
rupseneter - koekoek
rupsennest - pop
rupsenziekte - flacherie
rupsketting - rupsband
rupskruid - schorpioenkruid
rupsvormige fluweelzijde - chenille, franje
ruptuur - breking, breuk, onenigheid, onmin, scheuring,
vredebreuk
ruraal - boers, landelijk
Rus - Kozak, Tartaar
rus - agent, bies, bloembles, communist, kozak, plag,
politieagent, rechercheur, smeris, speurder, steenbies, stille,
veldbies, zode
rush - aandrang, run, sprint, spurt, stormloop, toeloop (plotseling)
rusleder - juchtleer
Rusland - U.S.S.R., Sovjet-Unie
Russen - Slaven
Russenvrees - russofobie
Russenvriend - russofiel
Russisch bevelschrift - oekase
Russisch boerenarbeider - moejik
Russisch boerenvoertuig - telega
Russisch decreet - oekase, ukase
Russisch dwangarbeider in de Siberische mijnen - katorga
Russisch eiland - Sachalin
Russisch gebergte - Kaukasus, Oeral
Russisch geestelijke - pope
Russisch, geheime politie - Gepoe, ochranka
Russisch gewas - dragon
Russisch gewicht - batman, berkoets, doli, funt, grissa, lot,
permx, pud (40 Russische ponden), solotnik (4 gram)
Russisch grootvorst - Iwan, Peter
Russisch handelsgewicht - poed, pud
Russisch heerser - tsaar
Russisch instrument - balalaika, balaleika
Russisch jachtvliegtuig - mig
Russisch keizerlijk bevelschrift - oekase, ukase
Russisch koningshuis - Romanov
Russisch lanceerraket - protonraket, Wostokraket
Russisch linnen - dril
Russisch lijnzaad - ton(ne)zaad
Russisch mammoetvliegtuig - Toepolev
Russisch meer - Aral
Russisch monnik - starets
Russisch muziekinstrument - balalaika, balaleika
Russisch nobelprijswinnaar - Pasternak
Russisch paleis - kremlin
Russisch parlement - doema
Russisch ruimtelaboratorium - Saljoet
Russisch ruimteschip - Sojoez
Russisch rijtuig - droschke, kibitka, kibitke, telega, tobogan,
troika
Russisch rijtuig met drie paarden - trojka
Russisch schiereiland - Kola, Krim, Perekop
Russisch schilder - Kandinsky
Russisch schrijver - Almalrik, Dostojevski, Gogol, Gorki,
Koeznetsow, Pasternak, Solzjenitsin, Tolstoi, Tsjechow
Russisch snaarinstrument - balalaika, balaleika
Russisch staatsman - Breznjev, Chroesjtsjow, Gromiko, Lenin,
Stalin
Russisch theeketeltje - samovar, samowar
Russisch tokkelinstrument - balalaika
Russisch voertuig - telega, trojka
Russisch vorst - Iwan
Russisch vrouwenkleed - sarataan
Russisch wagenvoerder - jamstsjik
Russische afstandsmaat - werst
Russische alcoholische drank - wodka
Russische bereden militair - kozak
-36Russische bestuursraad - rada
Russische boer - koelak
Russische boerenarbeider - moejik
Russische boerenwoning - isba
Russische borrel - kwass
Russische brandewijn - wodka
Russische collectieve boerderij - kolchoz
Russische communist - bolsjewiek
Russische componist - Borodien, Balakirew, Culi, Glazoenow,
Moussorgsky, Prokowjew, Rachmaninov, Sjostakowitsch,
Tsjaikowsky
Russische dans - gopak, trepak, troika
Russische danser - Messerer
Russische distel - loogkruid
Russische dorpsgemeenschap - mir
Russische drank - koemis, kwast, samogon, wodka
Russische eerste ruimtevaarder - Gagarin
Russische geheime politie - Gepoe
Russische grasvlakte - steppe, toendra
Russische grensrivier - Oeral
Russische grootgrondbezitter - bojaar
Russische grootvorst - Iwan, Peter
Russische hazewindhond - barzoi, borzoi
Russische herenboer - koelak
Russische jenever - vodka, wodka
Russische jongensnaam - Alexander, Anatoli, Fjodor, Nikolai,
Oleg, Sergej, Valeri, Vladimir, Viktor, Wassilei
Russische keizerstitel - tsaar
Russische kinderjuffrouw – njanja
Russische kunstmaan - spoetnik
Russische meisjesnaam - Alevtina, Anna, Galinka, Katja, Lasma,
Olga, Tamara
Russische mijl - werst
Russische munt - kopeke, roebel,
Russische naam voor een bodem - podzol, tsjernozom
Russische plaats - zie: plaats in de Sovjet-Unie
Russische priester - pope
Russische rivier –
2 Aa, Ob
3 Don, Ema, lli, Ket, Oka, Tas
4 aleg, alma, Bija, Boeg, Duna, Emba, llek, Jana, Kama, Kara,
Lena, Msta, Newa, Oefa, Rion, Swir, Waga
5 Amoer, Desna, Dwina, Irgis, Koera, Kolwa, Lowat, Mezen,
Oeral, Oessa, Oezen, Onega, Soera, Soswa, Terek,Tobol,
Tsjoe, Witim, Wolga
6 Alazan, Angara, Amedyr, Dnjepr, Dnestr, Ingoed, Irtysj,
Katoen, Keltma, Kolekma, Olenek, Pinega, Pripet, Samara,
Knoper, Koeban, Kolyma, Mologa, Moskwa, Njemen,
Olekma, Olenek, Pinega, Pripet, Samara, Sjilka, Wasjka,
Wilija, Wjatka
7 Bjelaja, Daugawa, Dojets, Kljazma, Manytsj, Sary-soe,
Selenga, Selenga, Tolloma, Twartsa, Wisjera
8 Berezina, Jenissei, Khatanga, Petsjora, Pjastina, Sjisjkit,
Soekhowa, Syr-darja,Tsjekswa, Welikaja, Wetloega
9 Amoe-darja,Indigirka, Wytsjegda
10 Boegtarma, Toegoenska
11 Tsjoesowaja
Russische ruiter - kozak
Russische schrijver - Dostojewsky,Gogol, Gorki, Pasternak,
Tolstoi, Toergenew, Tsjechof
Russische staatsman - Lenin, Stalin
Russische stad - Orel, Moskou
Russische steppe - toendra
Russische stormwind – boeran
Russische volksdans - trepak
Russische volksvertegenwoordiging voor de revolutie - Doema
Russische vorstennaam - Alexei, Alexander, Boris, Iwan, Peter,
Nicolaas
Russische zandwoestijn - koem
Russische zelfstandige boer in het oude Rusland - koelak
Russische zweep - knoet
rust - gemak, kalmte, lavei, lediggang, ledigheid, luiheid,
lunchpauze, ontspanning, otium, pauze, pauzeteken, quiescentie,
relache, rusttijd, sereniteit, schafttijd, slaap, stal, statisch,
stilstand, stilte, stroperij, tranquiliteit, vakantie(tijd), verademing,
verpozing, vrijaf, vree, vrede
rust en orde brengen - pacificeren
rust en kalmte - geduld, gemak
rusten op - leunen, steunen, stoelen
rusten op bed - slapen
rust en vrede - stilte
rust in een vers - caesuur, cesuur
rust met waardigheid - otium
rustbank - balébalé, brits, canapé, divan, meridienne, sofa,
ottomane, slaapbank
rustdag - feestdag, sabbat, snipperdag, vakantiedag, zondag
rusteloos - druk, gejaagd, ongeduldig, ongedurig, roerig
rusteloze - woelwater
rusten – pauzeren, relaxen, roesten, uitblazen
rustend - emeritus, em, b.d. latent
rustend predikant - emeritus, em.
rustfase van het hart - diastole
rustgevend - kalmerend, quietief
rustgevend middel - tranquillizer
rusticiteit - boersheid, onbeschaafdheid
rustiek - boers, landelijk, onbeschaafd, ruraal, ruw
rustig (muz.) - comodo, sostenuto, tranquillo
rustig - bedaard, geduldig, gelaten, gerust, gezapig, kalm, koest,
lakoniek, mak, ontspannen, placide, sedaat,
statisch, stil, tam, tranquil, vredig, vreedzaam
rustig doorgaand - gestadig
rustig en niet te vlug (muziek) - andante
rustig en tevreden - vreedzaam, vredig
rustig eten - tafelen
rustig iemand - stille
rustig rondlopen - darren
rustig wandelen - flaneren, kuieren, slenteren
rustige draf - looppas
rusting - harnas, kuras, overloop, trapportaal, wapentuig
rustoord (bijbel) - Elim
rustperiode - pauze, reces, schafttijd, vakantie
rustplaats van iets heiligs - repertorium
rustplaats voor vogel - roest
rustplaats - bed, divan, ledikant, leger, retraite, slaapbank,
sponde
rustplaats voor vogels - roest, stok
rustpoos - interval, otium, pauze, reces, vacantie
rustpunt - etappe (na dagmars), fermate (muziek), pauze
rustpunt in psalm - sela (h)
rustpunt na dagmars - etappe
ruststadium van sommige bacillen - spore
rustteken - pauze
rusteken (muz.) - fermate, pauze, sela
rusttijd - nacht, pauze, vakantie
rust tussen de bedrijven - pauze
rustverstoorder - alarmsirene, auto, bromfiets, klepper,
misthoorn, motorfiets, onruststoker, onrustzaaier, ratel,
spelbreker, tumultuant, vliegtuig,
-37rustvorm van eencelligen - eiste
rustvorm van sommige bacillen - spoor, spore
rustzoekende - hesychast
rut - blut, platzak
Ruthenium - Ru
ruw - balsturig, bar, bars, botweg, bruut, cru, druk, eigenzinnig,
farouche, gaal, gemeen, greinig, grillig, grof, hardhandig, harig,
hobbelig, indelicaat, lomp, luguber, onbeleefd, onbeschaafd,
onbewerkt, oneffen, ongenadig, ongezeglijk, ongezuiverd,
ongezouten, onguur, onstuimig, onzacht, plompweg, rauwelings,
rommelig, ruig, rauw, rumoerig, scabreus, schraal, schrikwekkend,
sinister, spreu, straf, wild, woest, wreed
ruw afdrukken - ropen, roppen, scheuren
ruw behaard - ruig
ruw bejegenen - bruskeren, brusqueren
ruw bewerkte steen uit de oertijd - eoliet
ruw blok - bonk, klomp
ruw en driest - wild
ruw en gemeen - onguur
ruw en hard - rauw
ruw en hobbelig - oneven, ongelijk
ruw en mat - stroef
ruw en oneffen - stroef
ruw en ongebleekt - ecru
ruw en ongebleekt linnen - canvas
ruw en uitgelaten - baldadig
ruw geschat - globaal, plusminus, approximatief,
begrotenderwijze
ruw grof weefsel voor rubberbanden - canvas
ruw handelen - leven
ruw hard - ongenadig
ruw katoenen weefsel - badstof
ruw leren schoen der Indianen - mocassin
ruw linnen - canvas
ruw maken - nerven
ruw mens - barbaar, beest, bruut, lomperd, pecus, rabauw,
woesteling
ruw namaken - narottelen
ruw Noors hout - ellen
ruw onbeschoft mens - babak
ruw ongebleekt linnen - canvas
ruw slepen - sleuren
ruw soldatenvolk - soldateska
ruw stuk - bonk, brok, knoest
ruw tewerk gaande - agressief, bruusk, hardhandig, violent
ruw toetasten - aanvallen
ruw voortslepen - sleuren
ruw voorttrekken - sleuren
ruw vruchtomhulsel - bolster
ruw wild mens - woestaard, woesteling
ruwaan - rouwdouw
ruwaard - landvoogd
ruwbast - lomperd, rabauw
ruwbladige plant - heliotroop, kromhals, longkruid, vergeet-mijniet
ruwe aanraking - botsing, por, stomp, stoot
ruwe aantekening - krabbel
ruwe berekening - raming
ruwe borax - tinkal
ruwe brokken - gruis
ruwe jenever - moutwijn
ruwe kerel - lomperd, rabauw, rowdy,
ruwe klant - bamboes, bokkenees, bruut, palurk, proleet,
sjap (petouwer)
ruwe koop - roes, rommel
ruwe kracht aanwenden - geweld
ruwe krachtsaanwending - geweld
ruwe krijgsman - ijzervreter
ruwe opium (Mal.) - amfioen
ruwe rockmuziek - punk
ruwe schets - concept
ruwe schets of opstel - klad
ruwe schrale handen - spreu
ruwe soda - kelp, wiersoda, zuiveringszout
ruwe steen massa - rots
ruwe stof - frotté
ruwe suiker - moscovade, panelle
ruwe vent - lap, proleet, rabauw
ruwe vlasvezels - hede
ruwe zijde - biasse, trens
ruwen - kaarden
ruwen van lakens - kaarden
ruwen van wollen stof - kaarden
ruwharig - ruig
ruwharige herdershond - bouvier
ruwheid - asperiteit, cruditeit, hardhandigheid, hardvochtigheid,
hobbeligheid, hommeles, lompheid, oneffenheid, onenigheid,
ongevoeligheid, ruditeit, stroefheid
ruwig - oneffen
ruw leder - suede
ruwnat - moutwijn
ruwweg - globaal, onnauwkeurig
ruzie - alteratie, amok, bonje, conflict, debat, deining, dispuut,
drukte, geharrewar, gehaspel, gekibbel, gekijf, geredekavel,
geschil, getier, heibel, herrie, hommeles, kabaal, keet, kibbelarij,
kibbelpartij, kif(t), kijf, krakeel, kwestie, lawaai, matschudding
(bargoens), meningsverschil, moeilijkheden, moeite, mot,
onaangenaamheden, onenigheid, ongenoegen, onmin, onvrede,
oremus, (Ind.) perkara, rancune, rel, ruzie, ruzing, scene,
scheuring, sporreling, spul, stampij, standje, stribbeling,
strubbeling, strijd, trammelant, tweedracht, tweespalt, twist,
vechtpartij, verdeeldheid, vete, woorden, woordenstrijd, wrok,
ruzie (populair) - mot
ruzie (Z.N.) - schisma
ruzie maken - bekvechten, kiften, krakelen, kribben, kijven,
ruziën, trammelanten, twisten, vechten
ruzie makend - twistend, kijvend
ruziemaker - stoker, vechtjas
ruzie met rumoer - krakeel
ruzie zoeken - motten
ruzieachtig - twistziek
ruziemakend - kijvend, twistend
ruziemaker - herrieschopper, provocateur, querulant,
stoker, twistzoeker, vechtjas
ruziën - twisten
ruziezoeker - haarzakker, haarzifter, herrieschopper, kibbelaar,
kwerulant, querulant, ruziemaker, twister, twistzoeker
rij - file, gelid, keten, lat, liniaal, linie, lijst, orde, rang, reeks, rits,
root, serie, richtlat, ris, rist, rits, slier(t), stoet, trein, volgorde
rij aaneengesloten personen - sliert
rij auto’s - autocolonne, file
rij gebouwen - keten
rij graanschoven - tijl
rij instructeur - rijleraar
rij kanonnen op een schip - laag
rij mensen - file, rits, stoet
rij militairen - gelid
rij of wandellaan (It.) - corso
-38rij opeenvolgende getallen - reeks
rij personen - slier
rij pijpen in een orgel - register
rij soldaten - gelid, rot
rij toetsen - klavier
rij van palen dienend voor waterkering - damwand
rij verdedigingswerken - linie
rij wachtenden - file
rijbaan - autobaan, fietspad, heerbaan, manege, pad, parcours,
piste, rail, railbaan, rijschool, rijslag, rijwielbaan, rijwielpad,
trambaan, weg, zijpad, zijweg
rijbuis - ruitervest
rijden - autobesturen, gerij, karren, leidenschaatsen, toeren,
tuffen, voortbewegen
rijden in een gestolen auto - joyriding
rijden met kruiwagen - kruien
rijdend achtervolgen - narijden
rijdende artillerie - r.a.
rijdende bevolking - woonwagenbewoners, zigeuners
rijdende bibliotheek - bibliobus, bibliotheekbus
rijder - berijder, coureur, fietser, jockey, koetsier, muntstuk (oud),
pikeur, ruiter, schaatsenrijder, voerman
rijder te paard - ruiter
rijder van paardenrennen - jocky
rijdier - biekje, bok, ezel, genet, hengst, kameel, kemel, klepper,
knol, mehari, merrie, muilezel, paard, ruin, ros, rijkameel,
telganger
rijdier van Sjiwa - Nandi
rijdier van Visjnoe - Garoeda
rijf - hark, rasp, reek, riek
rijfelaar - dobbelaar
rijfelen - dobbelen
rijgbolletje - kraal
rijgdraad - rijger
rijgdraad (Zuid-Nederland) - driegdraad
rijgen - faufileren, hechten, naaien, snoeren, vastmaken
rijghoutje voor vis - speet
rijglaars - bottine
rijglijf - keurs, korset, lijfje
rijgmalie - veterbeslag
rijgpen - speet (vis)
rijgsnoer - lacet, lias, nestel, rijgkoord, veter
rijgstokje - speet, spit
rijgveter - lacet, snoer
rij-instructeur - rijleraar
rijk - bemiddeld, gebied, gefortuneerd, gegoed, gelukkig, gezeten,
grondgebied, heerlijk, heerschappij, imperium, kostbaar, kostelijk,
land, natie, opulent, overvloedig, regering, staat, vermogend,
weelderig, welgesteld, welig, welvarend
rijk (Lat.) - regnum
rijk aan - luisterrijk
rijk aan betekenis - pregnant, zinrijk
rijk aan bloedvaten - vasculeus
rijk aan gedachten - pregnant
rijk aan geest - geestrijk
rijk aan gevolgen - aanbelang
rijk aan inhoud - zinrijk
rijk aan lering - leerrijk
rijk aan ondervinding - ervaring
rijk aan spreekwoorden - proverbieus
rijk bedeeld - talentvol
rijk begroeid - welig
rijk der doden - hades, hel, orcus, schimmenrijk
rijk der schimmen - erebus, gehenna, hades, hel, vagevuur
rijk der 10 stammen - Israël
rijk in Azië - China, India, Japan
rijk in spreekwoorden - proverbieus
rijk kunstbeschermer - mecenas
rijk man - kapitalist, nabob, richard, rijkaard
rijk met bomen bezet - bomig
rijk met snijwerk versierde Molukse boot - orembaai
rijk persoon met veel macht - magnaat
rijk van Foelbenegers - Gando
rijkaard - Cresus, Croesus, Midas, Nabob, kapitalist, magnaat,
miljonair, rentmeester
rijkbedeelde (de) - Otto
rijkbloeiende - klaverzuring
rijkdom - fortuin, gegoedheid, kapitaal, kostbaarheid, luxe,
mammon, opulentie, overdaad, overvloed, pracht, schacht, schat,
vermogen, weelde
rijkdom (god van de) - Mammon
rijkdragend - rijkgeladen
rijke domkop - Midas
rijke erfoom - suikeroom
rijke keuze - keur
rijke koning van Kreta - Midas
rijke koning van Lydië - Cresus, Croesus
rijke losbol - roué
rijke man - Nabob
rijke schoonheid - pracht
rijke sortering - keur, keus, keuze
rijkelijk - abondant, copieus, gul, kostelijk, kwistig, mild, ruim,
overvloedig, profuus, royaal, ruimtelijk, ruimschoots, veel,
vorstelijk, welig
rijkelijk bedeeld - ruim
rijknecht - groom, jockey, palfrenier
rijk of natie - staat
rijks hogere burgerschool - R.H.B.S.
rijksambtenaar - commies, consult
rijksambtenaar der accijnzen - verificateur
rijksarbeidsbureau - R. A. B.
rijksdaalder - achterwiel, knaak, riks
rijksgebouwendienst - R.G.D.
rijkelijk bedeeld - overvloedig, royaal, ruim, ruimtelijk,
ruimschoots, veel, welig
rijknecht - groom, jockey, palfrenier, pikeur, stalknecht
rijksban - acht
rijksbeschermer - protector
rijksgebouwendienst - R.G.D.
rijksgrens - r.g., landsgrens
rijksgrond - r.g.
rijksgrote in Hongarije en Polen - grande, magnaat
rijksinkoopbureau - R I. B.
rijksinrichting - R.I.
rijksinstelling - PTT, BVD, RVD
rijkskas - schatkist
rijkskeurmerk aanbrengen - ijken
rijkskweekschool - R.K.S.
rijksnormaallessen - R N.L.
rijksnormaalschool - R N.S.
rijksopvoedingsgesticht - R.O.G.
rijksregister der onroerende goederen - kadaster
rijksschatkist - rijkskas, staatskas, tresorie
rijksstaf - scepter
Rijkstelegraaf - r.t.
rijksuniversiteit - RU.
rijksvaan (Frans) - oriflamme
rijksverzekeringsinspectie - R.V.I.
-39rijksverzekeringsbank - R.V.B.
rijksvoorlichtingsdienst - R V.D.
rijksvorst - keurvorst
rijksvrij - immediaat
rijkswacht - gendarmerie
rijkswachter - gendarme
rijkswaterstaat - RW.
rijksweg - autobaan, R. W.
rijkszuivelschool - R Z. S.
rijkunst - epuitatie
rijm - dauw, rijp, vers
rijm met eigenaardige cadans en van vijf regels - limerick
rijmeester - pikeur
rijmelaar - poëtaster, pruldichter, versifex
rijmen - dichten
rijmer - dichter, liereman, poeet, verzenmaker
rijmloos - onberijmd
rijmpje - gedichtje, limerik, vers
rijmpje dat ook van achteren naar voren gelezen - kreeftdicht,
retrograde
rijmsoort -alliteratie, assonantie, beginrijm, binnenrijm,
dubbelrijm, eindrijm, slepend, staand
rijmspreuk - priamel
rijmtelling - stichometrie
rijngebergte - Eifel
rijnrots - Lorelei
rijn - molrnijzer
rijnaak - rijnschip
rijns - zurig
rijnschip - aak, rijnaak
rijp - eetbaar, meluw, mondig, rijm, volgroeid, volwassen, waas
rijpaard - genet, hakkenei, klepper, montuur, racepaard, renpaard,
ros, telganger
rijpaardentuig - zadel
rijpelijk - aandachtig, ernstig, zorgvuldig
rijpen - ijzelen, ontwikkelen, volgroeien
rijpheid - maturitas, maturiteit, volwassenheid
rijpingsjaren - puberteit
rijp of nevel - dauw
rijp worden - rijpen
rijs - boomtak, ent, loot, rank, stek, teen, takje, takkebos, twijg
rijsband - bindteen, bindwilg
rijsberm - tuinwerk
rijsbos - roe, roede, mutsaard, mutserd, takkenbos
rijsbundel - roe
rijschool - manege
rijsdam - kribbe
rijshoofd - nol
rijshout - griend, haardhout, wilgetak, wilgetwijg
rijsje - teen, twijg
rijsmiddel - gist
rijspoor - trek, wagenspoor
rijst - padi(e), nas(s)i
rijst met kokosmelk gekookt - liplap
rijstbrandewijn - arak, sake, saki
rijstdrank - arak, sake, saki
rijstebrij - rijstepap
rijstgerecht - ketoepat, lontong, nasi, nasirames, padi, risotto
rijsttafel
rijstmesje - aniani
rijstmeelpoeder als blanketsel gebruikt - bedak
rijstmoes (Turks) - pilau, pilav
rijstplantje - bibit
rijstschuur (Ind.) - loemboeng, lombong, lumbung,
rijstveld - gaga, hoema, rijstakker, sawah, tegal
rijstvogel - glatik
rijswaard - griendgrond
rijt - watering
rijten - ritsen, scheuren, splijten, vaneenrukken
rijtent - hippedroom
rijtijdenregister - tachoschijf
rijtocht - rit, toer
rijtuig - aapje, barouchet, berline, brik, brougham, buggy, cab,
calèche, coach, deleman, diligence, kar, dogdosados, droschke,
faëton, fiarcre, fiaker, hansom, janplezier, kales, karikel, kar,
karos, kibitka, koets, landauer, mylord, panier, phaeton, riskja,
sado, sjees, sulky, tarantass, telega, tilbury, tonneau, troika,
veerwagen, victoria, vigilante, vis à vis
rijtuig in Indonesië - deleman, sado
rijtuigje - gig, sado
rijtuigje op twee wielen - fiets, riksha, riksja, sado
rijtuigverhuurder - stalhouder
rijven - harken, raspen
wijweg - rijbaan
rijwiel - fiets, tweewieler, (velo)cipede
rijwiel voor drie personen - tripiet
rijwiel voor meer dan drie personen - multiplette
rijwielhersteller - fietsenmaker, reparateur
rijwielonderdeel - achterlicht, bagagedrager, band, bel, dynamo,
frame, ketting, ketting(kast), koplamp, naaf, rem, riem, spaak,
stuur, trapper, velg, versnelling, zadel
rijwielpad - fietspad
rijzen - klimmen, omhooggaan, ontstaan, opkomen, oplopen,
oprichten, zwellen, stijgen, verheffen
rijzen en dalen van water - eb en vloed, getij, golven
rijzen van brood - gisten
rijzen van de zon - opgaan
rijzig - lang, slank
rijzig en groot - lang
rijzing - aanwas, opklimming, stijging, toevloed, was
rijzing van zeewater bij eb - agger
rijzweep - karwats, knoet, sjambok
rijzweepje - badine
Download