-1R ra - dwarshout, rondhout raad - aanbeveling, advies, avis, bericht, bijstand, college, hulp, kollege, mening, opinie, oplossing, raadgeving, steun, tip, voorlichting, vroedschap, wenk raad eens - rara raad geven - aanraden, adviseren, consiliren raad met B. en W. - college, gemeentebestuur Raad van Arbeid - RvA raad van beroerten - bloedraad raad van bestuurders - directorium Raad van State - R.v.S. raadgeven iets niet te doen - ontraden raadgevend - adviserend raadgever - adviseur, casuist, consulent, leidsman, mentor, moderator, moniteur, monitor, nestor, raadsman, vermaner, raadgeving - aanbeveling raadhuis - gemeentehuis, municipaliteit, stadhuis raadje in een uurwerk - snek raadje in horloge - onrust raad inwinnen - beraden, consulteren raadpensionaris - landsadvocaat raadplegen - beraadslagen, bestuderen, consulteren, overleggen raadpleging - bestudering, consult, consultatie, kennisneming, overleg raadsbesluit - beschikking, consultum, decreet, verordening raadsel - aritmogrief, charade, cryptogram, enigma, figuurraadsel, geheim, geheimenis, gelogogrief, getallenraadsel, grifos, hersenbreker, mysterie, opgave, probleem, puzzel, rebus raadselachtig - duister, geheimzinnig, ingewikkeld, mysterieus, mystiek, orakel, vreemd raadselachtig mens - sfinx raadselachtig schrift - hiëroglyphe raadselachtige uitspraak - orakel raadselachtige uitspraken doen - orakelen raadselachtige vrouw - profetes raadselspreuk - rebus raadseltaal - code, geheimtaal raadselvol - geheimzinnig raadsheer - adviseur, advokaat, advocaat, duif, loper, minister, raad, raadsman raadsheer in schaakspel - loper raadskelder - tapperij, taveerne raadslag - advies, beraadslaging, overleg, plan, raadgeving, raadslid - senator raadslid in Sparta - geront raadslieden van een dijkgraaf - heemraad raadsman - adviseur, advocaat, gids, jurist, leidsman, mentor, patroon, pensionaris, raadgever, raadspensionaris, rader, raadsman van David - Achitofel raadsman van keizer Augustus - Maecenas raadsteken - waardepenning raadsverslag - raadsnotulen raadsvrouw - advocate, raadgeefster raadzaal - gemeenteraadzaal, vergaderzaal raadszaal in klooster - kapittel raad vragen - consulteren raadvrager - consultant raadzaam - aanbevelenswaard, aanbevelenswaardig, dienstig, gebogen, geraden, gewenst, goed, heilzaam, nuttig, verstandig, welberaden, wenselijk, wijs raadzaamheid - wenselijkheid raaf - geestelijke, kraai, meerkol, predikant, roek, sterrenbeeld raaf (Hebreeuws) - opperrabijn raafachtige vogel - ekster, gaai, kauw, kraai, meerkol, raaf, roek raag - spinrag raagbol - halfmaan raaghoofd - ragebol, spinnenweb raai - grashalm, greppel, hennepnetel, richttingslijn, zaaigras raaien - peilen raaigras - dolik, gladhaver, lolium,veldhaver, weidegras raaiing - grenslijn raailijn - grenslijn raak - aanraking, doeltreffend, erg, gehemelte, geraakt, getroffen, gevoelig, hark, juist, kras, rakelijzer, scherp, snedig, spits, touche, treffend, raak antwoorden - riposteren raak geschoten - getroffen raak gooien - treffen raak schot - treffer raakgooien - treffen raakheid - getroffenheid raakkolk - raakkuil raakkuil - askolk, haardkuil, raakkolk raaklijn - tangens, tangent raakpunt - tangentenpunt raakrooien - harrewarren, ruziën raakrooierij - geharrewar raakwoord - lemma, trefwoord raam - aanloop, broeiraam, frame, kader, lijst, lijstwerk, omlijsting, omspanning, raming, ruit, spanraam, sprong, venster(glas), wip raam aan een boekdrukpers - timpaan raam in de top van een dakschild - uilenbord raam in een venster - vensterraam raam in een weefstoel - lade raam met pennen - eg raam met ruit - venster raam met spijkers op de hoeken - tenakel raam of toestel - pers raam op zolder - zolderraam raam voor filterdoek - tenakel raam voor oestervangst - kor, korre raamafsluiting - blinde, gordijn, harpje, jaloezie, jalouzie, luik, raamkikker, rolluik raambedekking - vitrage raambeitel - grendel raambiljet - affiche raamhanger - scharnier raamijzers - traliewerk raamhor - chassinet raamluik - blind raam of omlijsting - kader raampje - patrijspoort raampje in deur - loket raampomp - spanjolet raamscherm - hor raamsluiting - harpje, knip raamstijl - post raamtrechter - treem raamversiering - gordijn, vitrage raamvormig halsjuk - haam raamwerk - frame; kozijn, lijst, rooster, schema raamzaag - beugelzaag, spanzaag raan - kluut raap - biet, kepen, knol, koolraap, ramenas, valfruit, wortelknol raapappel - rapeling -2raapkalk - pleisterkalk raap of biet - knol raapolie - patentolie (gezuiverde), raapzaadolie raapolielamp - lante raapstelen - kelen raapzaad - aveelzaad raar - aardig, aardigheid, apart, bijzonder, bijzonderheid, dwaas, eigenaardig, exentriek, gek, grappig, grotesk, mal, merkwaardig, ongehoord, ongewoon, onnozel, potsierlijk, schots, vreemd, wonderlijk, zeldzaam, zonderling, zot raar aanwensel - tic raar doen - aanstellen raar persoon - raas, rare, sujet, zonderling raasbol - druktemaker, lawaaischopper, levenmaker, schreeuwer raasdonder - erwt, kapucijner raaskallen - bazelen, beuzelen, delireren, doordraven, extravageren, kletsen, kolderen, leuteren, malen, radoteren, razen, revelen, tieren, ijlen, zwammen, zwetsen raaskallerij - larie, nonsens, onzin, wartaal rabarber - rheum rabas - wildebras rabat - aftrek, korting, tarra rabauw - galgenaas, losbol, schelm, schooier, schurk, vagebond, landloper, woesteling rabat - aftrek, bef, korting, kraag, neerslag, tarra rabbelen - babbelen, brabbelen, kletsen, raffelen, rammelen rabbelkous - kletskous rabbeltaal - nonsens, wartaal rabbi - rebbe, rabijn, rabbijn rabdomant - roedeloper, wichelroedeloper rabelaisiaans - overdadig, uitbundig rabiaat - dol, doldriftig, woedend rabies - hondsdolheid raboorden - lisdodden rabot - keersluis raccorderen - verbinden race - duurloop, hordenloop, kamp, rally, ren, renloop, sterrit, wedloop, wedren, wedstrijd raceauto - bolide, koersauto racebaan - circuit, piste raceciscuit - baan racefiets - racer racefietsband - tuub race met skelters - karting racen - hardlopen, hollen, rennen, snellen, spoeden, ielrennen racer - renner raceronde - baan races in Assen - T.T. racer op de fiets - wielrenner racer op motor - coureur, motorrenner raceterrein - circuit racewagen - bolide, wedstrijdauto racewagentje - skelter rachel - lat, tengel rachelen - bespijkeren, betengelen rachen -foeteren, schelden, schimpen rachitis - oudeman racisme - rasleer, rassenhaat, rasverering racket - kaatsnet, slagnet racketeer - afperser racketeering - afperserij rad - bijdehand, folterwerktuig, rap, snel, vlot, vaardig, vlug, volubel, wagenwiel rad en vlug - vlot rad in een molen - molenrad rad met kammen - kamrad rad met tanden - tandwiel rad van drukpers - rondsel rad van een draaiorgel - lierrad radarkoepel (onderaan vliegtuig) - uier radbraken van taal - ecorcheren, verbasteren raddraaier - aansteker, aanstichter, aanstoker, belhamel, deinvoet, desperado, deugniet, haantjedevoorste, ophitser, oproerling, opruier, perplex, rebel, roervink, schavuit, stokebrand, voorvechter radeergom - stuf, vlakgom radeloos - besluiteloos, desperaat, hopeloos, reddeloos, verbijsterd, vertwijfeld, wanhopig radeloosheid - aporia, aporie, desperatie, paniek, wanhoop raden - aanraden, divineren, gissen, raadgeven, ramen, schatten vermoeden radenrepubliek - Sovjetunie rader - aanrader, raadgever, raadsman raderbaar - berrie, draagbaar raderboot - hekwieler raderdiertje - rotifera raderdiertjes - rotatoria, rotiferen raderen - gommen, uitkrabben, uitwissen, wegkrabben raderen van een uurwerk vastzetten - planteren radertje - raadje, radje radertje in een uurwerk - snek raderwerk - inrichting, organisatie radheid - snelheid, vaardigheid, vaart, vlugheid radiaal - hoekmaat, straalboog, straalhoek, straalsgewijs radiatie - doorhaling, straling, straalwerping, uitstraling radijs/wilde - keik radiator - koelbak, verwarming radicaal - afdoende, consequent, grondig, konsekwent, totaal, radicaal deel van een partij - linkerzijde radicaal geneesmiddel - paardemiddel radicale politieke partij in Nederland - P.P.R. radieus - stralend radikaalteken - wortelteken radioactief element - polonium, plutonium, radium, thorium, uraan, uranium radioactief gas - niton, radon radioactieve stralen die bestaan uit bètadeeltjes - bètastralen radiobaken - radiozendstation radiobedrijf - omroep radiobelasting - luistergeld radiobericht - nieuws radiobestel - omroep radiobuis - radiolamp radio detectie apparaat - radar radiodistributie - draadomroep radiogolf - ether, marconigolf radio golflengte - FM radiografisch noodsein - s.o.s. radiografisch overgebrachte foto - telefoto radiografische beeldtelegrafie - televisie radiogram - marconigram, radiotelegram, röntgenfoto radiohut - marconistenhut radiokompas - aanlooppeiler radiolamp - diode, triode radiolamp met drie elektroden - triode radiolamp met twee elektroden - diode radiolamp met vijf elektroden - pent(h)ode radioiariën - straaldiertjes -3radioliefhebber - luistervink radioluisteraar - luistervink radioluisterspel - hoorspel radiomast - antenne radiomedewerker - discjockey, omroeper radionieuws - nieuwsbericht radio-omroep - (Ned.) KRO, VARA, AVRO, EO, NCRV, IKON, RVU, Veronica radio-omroep (buitenland) - BBC, ABC, AFN, BRT, CBS, NBC, NDR, RTF, RTl radio-omroeper - radioreporter radio-onderdeel - transistor radio-ontvanger - tuner radiopeiler - richtingzoeker radiopionier - Vogt radiopost - luisterpost radiopraatje - causerie radioprogramma in de ochtend - morgenwijding radios vector - voerstraal radioscoop - röntgentoestel radiostation - omroepzender, zender, zendstation radiostation op zee - Caroline radiosterrenkunde - radioastronomie radiotelefoon - mobilofoon radiotelegrafisch iets vragen - praaien radiotelegrafist - marconist, vonkenboer radiotelegram - marconigram, radiogram radiotoren - zendmast radio-uitzending - hoorspel, nieuws, omroep, reportage radioverslaggever - reporter radiozender die bij relayering dienst doet - relaiszender radiozendstation op vliegvelden voor piloten - radiobaken radium - Ra radiumhoudende erts - uranium radius - r., straal radix - wortel radje in uurwerk - radertje, snek, snekrad radkast - klokhuis, raderkast radkrans - flens, velling radlijn - cycloïde rad met schoepen - turbine rad of rap - vlug Radon - niton, Rn rad van een kar - wiel radvenster - roos, roosvenster radijs (wilde) - keik radijsboompje - sneeuwbes rafel - flard, sliert, weefseldraad rafelaar - dobbelaar rafelen - dobbelen, pluizen, spelen rafelige strook - flard rafeling - pluksel, rafel rafels voor de sier - franje raffelen - babbelen, beuzelen, rabbelen, rammelen raffinaderij - raffineerbedrijf, suikerfabriek raffinage - zuivering raffinement - geraffineerdheid, geslepenheid, sluwheid, verfijndheid, verfijning raffineren - omsmelten, veredelen, verfijnen, zuiveren rafter - rachel, schroot rag - spinnenweb, spinrag, web, weefsel rage - amok, bevlieging, dolheid, drang, manie, mode, razernij, uitbarsting, verzotheid, woede ragebol - raagbol, raaghoofd ragen - reinigen, schoonmaken raggen - ravotten, stoeien ragout - gerecht (vlees, vis, saus), hutspot ragout van gebraden gevogelte - salmi ragoutje - hutspot, mengelmoes ragoutsaus - rou ragtime - charleston, foxtrot rag van een spin - spinsel raid - invasie, overval, razzia, rooftocht, strooptocht raider - kaperschip rail - gordijnroede, reel, richel, spoorlijn, spoorstaaf, spoorweg, rail road - rr raildwarsligger - biels railing - hekwerk, lambrizering, leuning, reling railleren - gekscheren, schertsen, spotten, strijkmes, raillerie - scherts, spotternij rails - spoor railtransport - treinvervoer railverbinding - biels railvoertuig - metro, tram, trein raison - grond, oorzaak raisonnabel - redelijk raisonneren - betogen, praten, redeneren rajap - termiet rake - hark rakel - haardijzer, hark, kachelpook, koteraar, pook(ijzer), rakelijzer rakelen - harken, (op)poken,porren rakelijzer - loet, ovenkrabber, pook, raak rakelings - roerlings, scheerlings, strijkelings raken - aangaan, aanroeren, aanschieten, betreffen, geraken, ontroeren, tangeren, toucheren, tikken, treffen, vallen raket - vuurpijl rakken - reinigen, schoonmaken rakker - belhamel, bengel, blaag, boefje, brak, deugniet, galgenaas, galgenbrok, guit, kwajongen, ondeugd, rekel, schelm, snaak, vlegel, vlerk rakkeren - reinigen, schoonmaken rakkerig - ontdeugend, stout ral - meerkoet, waterhoen ralachtigen - kwartelkoning, meerkoet, Ralli, waterhoen, waterral rallen - snappen rallentando - rail., langzamer rally - autorit, sterrit ralvogel - koet, zeekoet ram - aries, rammei, rammelaar, schaap, stormpaal, stormram ramadan - vastenmaand rambler - zwerver ramen - beramen, begroten, berekenen, gissen, koersen, mikken, raden, schatten, taxeren, vaststellen ramen lappen - zemen ramificatie - vertakking raming - begroting, berekening, estimatie, gissing, gis, schatting, taks, taxatie, overslag, rooi, supputatie, waardebepaling, waardering rammei - stormram rammeien - beuken, bonken,rammen, stoten rammel - afstraffing, gons, ransel, slaag rammelaar - babbelaar, haas, kakelaar, kinderbel, klapperzaad, klater, kletsmajoor, konijn, ram, ratel, ratelaar (Zuidnederlands), repelaar, rinkelbel, rinkelbom, snapper rammelen - babbelen, beuken, denderen, kwekken, raffelen, rammen, ranselen, ratelen, slaan rammel geven - afrossen -4rammelassen - dooreenwerpe rammeling – afranseling rammelkar – askar rammelkast - piano rammen - aanrijden, aanvaren, beuken, botsen, overvaren, rammelen, stoten rammen van een auto - botsen rammenasachtige wortel - jalap(pe) ram of ooi - schaap ramp - averij, beproeving, bezoeking, calamiteit, catastrofe, ellende, fataliteit, gesel, katastrofe, ongeluk, onheil, plaag, rampspoed, schade, sinister, slag, tegenslag, tegenspoed, vloek, rampaard - scheepsaffuit rampassen (Ind.) - gappen, grissen, roven, snaaien rampel - stalketting rampeneren - beschadigen, schaden, vernielen rampen meebrengend - onzalig, rampzalig rampspoed - calamiteit, catastrofe, cataclysme, desaster, ellende, kataklisme, katastrofe, ongeluk, onheil, tegenslag, tegenspoed rampspoedig - calamiteus, catastrofaal, desastreus, ellendig, fataal, funest, noodlottig, ongelukkig, onheilig, onzalig, rampzalig, sinister rampzalig - akelig, desastreus, droevig, drukte, ellendig, erbarmelijk, fataal, funest, herrie, jammerlijk, miserabel, noodlottig, ongelukkig, onzalig, rampspoedig, ruïneus, tumult, verdoemd, vernietigend, vreselijk, wanhopig, ijselijk, zielig rampzalige toestand - ellende ranch - boerderij, veehoeve rancho - veeboerderij rancune - bitterheid, haat(gevoel), hekel, ruzie, tegenzin, vijandschap, wraak, wrok rancuneus - haatdragend rand - boord, borstwering, grens, kader, kant, kim, kooromgang, kring, limbus, lumbus, lijst, margo, oever, omlijsting, omtrek, richel, ring, strook, tinne, torenomgang, trans, velg, weergang, zij(de), zijkant, zoom rande - leg, tijd, vlaag randenstikster - stolpster randinkerving - kartel randje - grens, kant, strookje rand met insnijding - karteling rand om bloembed - border rand, omgeven met een - / encadreren, inlijsten, omranden, omlijsten rand om schilderij - kader, lijst rand om spiegel - biseau rand van boekomslag - flap rand van een drinkglas - kimme rand van een vat - kim randglosse - kanttekening randinkerving - kartel randkraag - flens randschrift van munt - legende randversiering - meader rang - aanzien, afdeling, categorie, eer, graad, groep, klasse, kwaliteit, orde, plaats, positie, reeks, rubriek, staat, standing, status, stand, titel, trap, volgorde, waardigheid rang bij de luchtmacht - commodore, generaal, kapitein, kolonel, korporaal, luitenant, majoor, sergeant, soldaat rang bij de marine - admiraal, bootsman, commandeur, kapitein, kwartiermeester, I.t.z., luitenant, matroos, opperschipper, schipper rang bij de padvinders - akela, hopman, vaandrig, verkenner, welp rang bij de politie - adspirant, brigadier, commissaris, hoofdagent, inspecteur, rechercheur rang in een stadion - staanplaats rang in het leger - adjudant, gen.,generaal, huzaar, kanonnier, kapitein, kolonel, kol, kornet, korporaal, kpl, kpt, It, luitenant, maj, majoor, opper, overste, ritmeester, sgt, sergeant, sld, smr, soldaat, vaandrig, wachtmeester rang in maatschappij - positie rang in schouwburg – balkon, beignoire, engelenbak, fauteuil, frontloge, gaanderij, loge, parket, parterre, schellinkje, stalles, zaal rang tussen adjudant en hoofdagent - brigadier rang tussen jonkheer en graaf - baron rangcijfer - nummer, rangnummer rangeerlijn - rangeerspoor rangeerlocomotief - sik rangeerterrein - emplacement rangeren - ordenen, rangschikken, schikken ranggetallen - ordinalia rang klasse - kaste ranglijst - klassement rangnummer - rangcijfer rang of eer - aanzien rang of positie - stand rang of regel - orde rangopvolging - hiërarchie rangorde - reeks, hiërarchie, opeenvolging, schikking, volgorde rangorde van dienstjaren - anciënniteit , rangschikken - arrangeren, classificeren, coördineren, groeperen, indelen, klasseren, opstellen, ordenen, rangeren, redderen, regelen, regieren, rubriceren rangschikken in klassen - classificeren, klasseren rangschikkend telwoord - rangtelwoord rangschikking - arrangement, categorisatie, classificatie, coördinatie, groepering, klassement, koördinatie, ordening, regeling, rubricering, schematisering rangschikking in klasse - classificatie rangschikking in onderling verband - coördinatie, koördinatie rangschikking in klasse - classificatie rangschikking in onderling verband - coördinatie, koördinatie rangschikking van onderdelen volgens een bepaald systeem systematiek rangsgewijs - hiërarchiek, hiërarchisch rangteken - distinctief, insigne, streep rangtelwoord - ander, eerst, eerste, tweede,. derde, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste, negende, tiende, enz. rangtelwoorden - ordinalie rangverhoging - bevordering, promotie rangverhouding - hiërarchie rangvolging - hiërarchie rank – fijn, gracieus, lang, lenig, loot, mager, rijzig, scheut, schraal, slank, sluik, smal (en lang), stengel, soepel, teer, tenger, twijg, uitloper rank en smal - tenger rank en tenger - slank rankgebouwd - slank rankgewas - liaan, liane rankheid - dunheid, slankheid rankje van bessen ontdaan - aalbessenrist rankpotigen - cirripedia, eendemossels, walvispokken, zeepokken ranke porseleinen kopjes - lijzen ranke vrouwenfiguurtjes op porselein - lijzen ranonkelachtig plantengeslacht - nigelle ranonkelachtige plant - adonisbloem, akelei, akoniet, anemoon, -5boterbloem, clematis, dotter, dotterbloem, egelboterbloem, egelgras, egelkoren, egelskruid, geelwortel, hanevoet, heelblad, herfstadonis, kerstroos, klokbloem, knolboterbloem, kogelbloem, kraaiepoten, kruipboterbloem, monnikskap, muizestaart, nieskruid, nieswortel, nigelle, pinksterbloem, pioen, pioenroos, ridderspoor, ruit, speenkruid, steranemoon, waterranonkel, winterakoniet, wrangwortel, zomeradonis rans - garstig, ranzig, rens, rins, spekkig, sterk, tranig, zuur, ransel - afrossing, gevechtstas, klappen, knapzak, musette, pak, priegel, pukkel, rammel, rugtas, rugzak, slaag, strip ranselen - afbeuken, aframmelen, afrossen, aftuigen, kastijden, meppen, rossen, slaan, timmeren, tuchtigen, zwepen ransheid - ranzigheid ransigheid - goorheid ranstijd - bronsttijd, paartijd ransuil - hoornuil, katuil, oehoe, ooruil, schuifuil, torenuil rantsoen - aandeel, afkoopsom, deel, portie, losgeld, losprijs, rantsoen sterke drank bij de marine - oorlam rantsoeneren - beperken, loskopen rantsoenering - verdeling rantsoenprijs - losprijs ranula - kikvorsgezwel ranzig - garstig, rans, rens ranzig worden - goren raout - hofpartij, soiree rap - aantrekkelijk, aardig, canaille, energiek, fel, flink, gauw, gespuis, gezwind, haastig, kittig, kras, kwiek, levendig, lief, opgewekt, pienter, pittig, rad, ras, snel, spoedig, uitschot, vinnig, vlot, vlug, vurig, rapaciteit - roofgierigheid, roofzucht rapalje - canaille, gajes, gepeupel, gespuis, grauw, janhagel, plebs, schorem, tuig, uitvaagsel, volk, vulgus rapé - snuiftabak rapeling - valappel rapelingen - afval rapen - oppakken, rooien, vergaren, verzamelen rap en vlug - snel, vlot raperen - fijnraspen rapheid - rapiditeit, snelheid, vlugheid rapiditeit - gezwindheid, snelheid, spoed, vlugheid rapier - degen, puntdegen, sabel, zwaard rappel - herinnering, terugroeping, waarschuwing rappelen - kletsen, praten, rammelen rappelleren - herinneren, terugroepen rappig - schurftig, slordig, versleten rappigheid - schurft rapplement - berisping, reprimande, standje, terechtwijzing, uitbrander rapport - beoordeling, bericht, cijferlijst, melding, procesverbaal puntenlijst, referaat, referentie, relaas, reportage, staat, verhaal, verslag rapporteren - berichten, mededelen, melden, refereren, relayeren, verslaan rapporteur - graadboog, melder, referent, reporter, verslaggever raps - flink, kwiek, vief rapsode - bard, minstreel, troubadour rapsodie - mengelmoes, verzamelwerk rapziekte - duinaardappelziekte rarak - masttouw rare - dwaas, malle, snijboon, snoeshaan, vreemde rare aanslagen - kuren raregast - kwant, malle rare karaktertrek - rarigheid rare kerel - araab (Zuidnederlands), engerd, gekkerd, knakker, kwibus, pisang, snijboon, snuiter, zonderling rarekiek - kijkkast, kijkspel rare kwibus - gek rare streek - grap, list, poets, pots, raak, streek rare vent – kwibus, pief rarig - raar, zonderling rarigheid - vreemdheid, zeldzaamheid rariteit - apartheid, curiositeit, vreemdsoortigheid, zeldzaamheid ras - aanstonds, aard, algauw, alras, binnenkort, cito, dra, draaikolk, eerlang, eerstdaags, gauw, genre, geslacht, gezwind, haastig, hoofd, kolk, neer, schielijk, slag, snel, soort, spoedig, stadhouder, stamhoofd, vlug, weldra, wiel, wieling rasant - bestrijkend raseren - effenen, ontmantelen, scheren, slechten rasheid - rapiditeit, snelheid rashond - Dalmatiër, Dalmatiner rashygiëne - eugenetiek ras of snel - rap rasp - hark (gewestelijk), rijf, raspel, rattestaart, schaaf, vijl raspaard - Andalusiër, Arabier, volbloed raspel - rasp, vijl raspen - afvijlen, fijnmaken, gladmaken, harken, vijlen rasphuis - gevangenis rasphuis voor vrouwen - spinhuis rasphuisvader - cipier raspig - ruw rassenhaat - racisme rassenmoord - genocide rassureren - geruststellen rasteel - ruif rastel - bastion raster - afrastering, hekwerk, latwerk, lijnennetwerk, netwerk, traliewerk, vlechtwerk, rastercliché - autotypie rasterdiepdruk - rotogravure rasterdraad - ijzerdraad, prikkeldraad, pinnekensdraad, puntdraad, schrikdraad rasterdruk - autotypie, liniatuur rasterwerk - rooster rasvee - stamboekvee rasverbetering - eugenese, eugenetiek, rashygiëne raszuiver - echt, homozygoot rat - armoedzaaier, knaagdier rataffia - likeur rataplan - bende, rommel, troep ratatouille - groentenmix raté - mislukkeling ratel - babbelaar, honingdas, klater, klep, klepper, kletskop, mond, patrijs, rammelaar, ratelboor ratel als instrument - sister, sistrum (egypte) ratel als kerkklok - zarbat ratelaar - esp, espeboom, klaterpeppel, nachtzwaluw, peppel, ratelpopulier, rhinanthu ratelen - babbelen, kakelen, klepperen, kwebbelen ratelijzer - posijzer ratelkous - babbelkous ratelman - klepperman ratel of bek - mond ratelpopulier - esp, klaterpeppel, peppel, popel, ratelaar, trilpopulier rateren - verknoeien ratificeren - bekrachtigen, ondertekenen ratiné - ratijn, winterstof ratio - begrip, beweegreden, denkvermogen, rede, verstand -6rationalisme - redelijkheid rationeel - berekenbaar, logisch, meetbaar, redelijk, verstandelijk, verstandig, weldoordacht rationeel juist - logisch ratjetoe - mengelmoes, ratatouille, rats, rommel, stamppot ratoe (Ind.) - vorstin rats - angst, benauwdheid, ineens, pardoes, plotseling, ratjetoe, schrik, soldatenkost, stamppot, verlegenheid, vrees ratsen - gappen, stelen rattengif - arseen, arsenicum, thallium rattenknip - sprenkel rattenkruit - arsenicum ratteziekte - sodokoe ratuur - rasuur rauw - cru, grof, hard, hees, krijsend, onaangenaam, ongaar, onbeschaafd, ondoordacht, ongekookt, ongezouten, onkies, ontstoken, ontveld, onverwachts, ruw, schor, woest, wreed rauwkostgerecht van granen - muesli rauw van stem - hees, schor rauzen - gappen ravage - puinhoop, ruïne, schade, vernieling, verwoesting ravageren - plunderen, verwoesten raveel - losbol, raveling ravenaas - galgeaas, galgenbrok, kreng ravevoet - varkenskers ravissant - bekoorlijk, betoverend, meeslepend, verrukkelijk ravitailleren - bevoorraden, provianderen ravotten - dollen, raggen, robben, stoeien, vechten ravijn - afgrond, bergkloof, canyon, canon, kloof rayon - afdeling, afzetgebied, ambtsgebied, kring, (afzet)gebied, kring, kunstzijde, territorium, werkgebied, werkkring, werkterrein, wijk rayonbestuur - wijkraad razelen - bibberen, rillen razen - aangaan, baljaren, briesen, bulderen, donderjagen, foeteren, fulmineren, heibelen, ketteren, kletsen, knorren, mopperen, opspelen, peuteren, raaskallen, schelden, schreeuwen, tekeergaan, tieren, tobben, uitvaren, woeden, ijlen razend - bezeten, dol, fel, fervent, fulminant, furiband, furieus, gek, hels, hoorndol, horendol, kolderig, krankzinnig, mal, tierend, uitzinnig, verwoed, waanzinnig, wild, woedend, woest, zot razend (muz.) - furioso razende vrouw - furie razend of woedend - ziedend razernij - amok, dolheid, drift, furie, rage, toorn, woede razernij van runderen en schapen - kolder razzia - drijfjacht, inval, klopjacht, overval, raid reaal - gul, hartelijk, mild, nobel, prachtig reactie - inwerking, reflex, remming, repercussie, respons, retorsie, tegendruk, tegenslag, tegenstand, tegenwerking, terugwerking, weerkaatsing, weeromstuit, weerslag reactievat - eudiometer reactionair - tegenstrever ready - gereed, klaar reageren - antwoorden realiseren - beseffen, uitvoeren, verwezenlijken realisering - echt, nuchter, verwezenlijking, wettig realisme - verwezenlijking, werkelijkheidszin realistisch - authentiek, echt, eerst, fundamenteel, grondig, legitiem, nieuw, nuchter, ontgonnen, onverbloemd, onverbalst, onvermengd, originair, origineel, primair, primordiaal, reeel, veritabel, volledig, volmaakt, waar, werkelijk, wording, zelfstandig, zuiver realiteit - feit, werkelijkheid reassuradeur - herverzekeraar rebbe - rabbi, rabbijn rebbelen - kwebbelen, praten rebbes - winst, woeker rebel - kajongen, muiteling, muiter, onruststoker, oproerkraaier, oproerling, opstandeling, opstandigheid, raddraaier, weerspannige, weerspannigheid rebelleren - muiten, opstaan, opstand, verzetten rebellie - muiterij, oproer, opstand rebel op schepen - muiter rebels - balsturig, eigengereid, ongehoorzaam, oproerig, opstandelijk, opstandig, ongezeglijk, weerspannig, wild, woest rebelsheid - opstandigheid reboisatie - herbebossing rebus - beeldraadsel, denkertje, figuurraadsel, puzzel, raadsel rebutant - afstotend, terugstotend, weerzinwekkend rebuut (in de handel) - uitschot recalcitrant - balsturig, dwars, koppig, onhandelbaar, onwillig, stijfhoofdig, weerspannig, recapitulatie van de fylogenese - ontogenese recapituleren - samenvatten recensent - beoordelaar, censor, criticus recensie - beoordeling, kritiek, voorstelling recent - actueel, jong, kortelings, laatst, nieuw, onlangs, pas recentelijk - laatst, onlangs recent gebeurd - pas recepis - ontvangbewijs, reçu recept -formule, geneesmiddel, medicijn, prescriptie, verdaging, voorschrift receptakel - vergaarbak receptenboek - dispensatorium recepteren - voorschrijven receptie - instuif, onthaal, ontvangst receptief - ontvankelijk receptionist - portier receptiviteit - ontvankelijkheid, vatbaarheid receptor - ontvanger reces - vakantie, verlof recessie - teruggang, terugslag recette - entreegelden, kas, ontvangst, opbrengst recherche - naspeuring, navorsing, onderzoek rechercheur - agent, detective, dofgajes (bargoens), douane, rus, stille, speurder recht - aanspraak, betamelijk, bevoegdheid, billijk, goed, heffing, juist, ongebogen, ortho (Grieks), overeind, passend, prerogatief, pretentie, privilege, raison, redelijk, tecte, terecht, rechtaan - rechttoe recht afhangend - sluik recht deel van een weg - rak recht gaan staan - opstaan recht hebben op - verdienen recht in bep. gevallen - abandonnement recht maken - strekken recht maken van een rivierbocht - doorsteek recht naar omhoog gericht - rechtop recht om bedrijf of handel alleen te drijven - monopolie recht om gekozen te worden - passief recht om te eisen - aanspraak recht om te kiezen - stemrecht recht om te vorderen - aanspraak recht om te weiden - schaarrecht recht om te weiden op stoppelakkers - klauwengang recht om verzoek in te dienen - petitierecht recht op een onroerend goed als zekerheid - hypotheek -7recht op verhaal - regressie, verhaalsrecht recht spreken over - berechten recht stuk van een rivier tussen twee bochten - rak recht tot alleenverkoop - monopolie recht tot exploitatie - claim (van een land om goud) recht stuk van een vaart - rak recht tussen burgers in de staat - publiekrecht recht van afstand - abandon recht van ambtsbegeving - collatie, kollatie recht van belang op neutrale schepen - angarie recht van beslag - beslaglegging recht van beslag op neutraal goed - angarie recht van beslaglegging - angarie, blokkade, embargo recht van beweiding - etting, schaarrecht recht van beweiding der wegbermen - grasetting recht van beweiding van een dijk - dijketting recht van de heer het beste te kiezen uit de nalatenschap van een horige - keurmede recht van de oudste in de familie - majoraat recht van de sterkste - vuistrecht, zwaardrecht recht van een oorlogvoerende om op neutrale schepen beslag te leggen - angarie recht van medebestuur - inspraak, medezeggenschap recht van overgave - abandon, afstand recht van spreken (hebben) - kompetentie recht van successie - opvolgingsrecht recht van terughouding - retentie recht van voorkeur - optie recht van voorrang - preferentie, prioriteitsrecht, privelegie, privilege, privilegie, voorkeur, voorrecht recht van voorstelling tot een post - presentatie recht van weinigen - privilege recht verschuldigd om handel te drijven - licent recht volgens overgeleverd gebruik - adat(recht), gewoonterecht recht water - rak rechtaan - direct, regelrecht, vooruit rechtaf - onbewimpeld, rechtaan, regelrecht, ronduit, volkomen rechtbank - aanrecht, balie forum, gerechtshof, gericht, hof, nexus, rechtscollege, tribunaal, vierschaar rechtbank in Drente (historisch) - etstoel rechtbank in oud Athene - Areopagus rechtbank met lekenrechtspraak - tribunaal rechtbankterm - parket, raadkamer, rol rechte drukletter - romein rechte dunne stam - sliet rechte dwarsstang van een anker - ankerstok rechte lijn - raai, rechte, rooi rechte lijn (drukkersterm) - letterlijk rechte lijn die een hoek deelt - bissectrix rechte lijn die twee cirkelpunten verbindt - koorde rechte lijn in een cirkel - diameter, doorsnede, koorde, middellijn, straal rechte lijn tussen 2 punten - afstand, tussenruimte rechte lijnen trekken over - liniëren rechte strook van een vaart - ak rechte versieringslijn - bies rechteloos - vogelvrij rechtelijk - wettig, juridisch rechten - leges rechten inbegrepen - r.i. rechtens - de jure, krachtens, rechtmatig rechten wegens schrijfkosten - leges rechter - baljuw (oud), kadi, kantonrechter, landrechter, politierechter, loopplank, magistraat, raadsheer, strafrechter, scheidsrechter, schout rechter bladzijde - A.o., T.o. rechter-commissaris - re rechter die de doodstraf kan opleggen - halsrechter rechterhand - assistenthulp, medewerker, steun, toeverlaat rechterhand (muz.) - md rechter in Arabië - kadi, kaïd rechter in criminele zaken - cadi rechter in de onderwereld - Minos rechter in Drenthe - ette rechter in een ambacht - ambachtsheer rechter in Engels graafschap of shire - landrechter, sheriff rechter in etstoel - ette rechter in Marokko - Caid rechter in oude Athene - efeet rechter in schoonheidstwist - Paris rechter in Spanje - alcalde rechter van instructie - goochemerd (bargoens), rechtercommissaris zijrivier van de Maas - Niers rechterlijk - gerechtelijk, judicieel, justitieel rechterlijk ambtenaar - drost rechterlijk beslag - sekwestratie rechterlijk bevel - injunctie rechterlijk college over burgerlijke rechtszaken in oud Athene - efeten rechterlijk verbod - interdict rechtelijke ambtenaar - magistraat rechterlijke beschikking - appointement rechterlijke beslaglegging - sequestratie rechterlijke beslissing - arrest, oordeel, uitspraak, vonnis rechterlijke macht - balie, justitie, magistratuur rechterlijke uitspraak - ententie, oordeel, sententie, uitspraak, vonnis rechte strook van een vaart - rak rechte versieringslijn – bies rechtgeaard - betrouwbar, eerlijk, rechtschapen rechtgelovigheid - orthodoxie rechthebber op een wettelijk erfdeel - legitimaris rechthoek - oblongum, ort(h)ogoon, parellellogram (met rechte hoeken), vierkant rechthoekig - haaks, loodrecht, oblong, ort(h)ogonaal, orthogonisch, rectangulair rechthoekig bedrukt stuk karton - kaart rechthoekig oester net - kor, korre rechthoekig plat vlak - paneel rechthoekig prisma - balk rechthoekig raam voor oestervangst - kor, korre rechtlijnig - lineair, rectilineair rechtmaken - rechten rechtmatig - billijk, legaal, legitiem, rechtvaardig, terecht, wettig rechtmatig deel - legitima rechtmatig toekomend - competent rechtmatige bevoegdheid tot oordelen - competentie rechtmatigheid - billijkheid, gerechtigheid, legitimiteit, wettigheid recht om te vorderen - aanspraak rechtop - geperpendiculariseerd, kaarsrecht, loodrecht, overeind, rechtstandig, staand(e), steil, stram, verticaal rechtopstaande stenen - grafzuil, menhir recht op schadevergoeding - regres rechtop zijn - staan rechts - behoudend, conservatief, hot -8rechtsachter - kanthalf rechtsadviseur - advocaat, raadsmanjurist rechtsbesluit - decreet rechtschapen - best, beter, betrouwbaar, braaf, deugdelijk, deugdzaam, doodgoed, edel, eerlijk, fair, gezond, goed, integer, loyaal, nobel, ongerept, onkreukbaar, onomkoopbaar, onverdacht, onverlet, oprecht, rechtgeaard rechtschapenheid - braafheid, deugdzaamheid, droiture, eerlijkheid, integriteit, oprechtheid, probiteit, rechtscollege van de H. Stoel - Rota rechtserkenning - recognitie rechtsgebied - arrondissement, arr., domein, kanton, ressort, territoir rechtsgebied en rechtsmacht - jurisdictie rechtsgebied in Drenthe - dingspel rechtsgebied van een krijgsraad - auditie rechtsgebouw - gerechtshof rechtsgeding - affaire, pleit, procedure, proces, rechtszaak, referé, strafzaak, twistgeding, zaak rechtsgeding voeren - procederen rechtsgeldig - autentiek, authentiek, deugdelijk, legitiem, valabel, valide, wettig rechtsgeldig maken - authentiseren, homologeren, legaliseren rechtsgeleerde - advocaat, advokaat, ictus, jurist, meester, pleitbezorger (België), procureur, rechter, rechtskundige rechtsgeleerde schurk - rabulist rechtsgeleerdheid - jurisprudentie, juristerij, pariteit rechtsgrond - argument, rechtstelling, titel rechtshandel - proces rechtshandeling - actie, contract rechtskundig - juridisch rechtskundige - advocaat, jurist, rechter rechtskundige term - aanklager, à charge, à décharge, advocaat, alibi, arrest, bekentenis, beklaagde, beroep, boete, eed, eiser, gedaagde, geding, getuige, gevangenneming, hechtenis, levenslang, meineed, pleidooi, pleit, pleiter, precedent, preventief, proces, raadkamer, raadsman, recidive, recidivist, rekwisitoor, repliek, rol, subsidiair, uitspraak, verdachte, verstek, vonnis, voorarrest voorwaardelijk, vrijspraak rechtsopvatting van de rechterlijke macht - jurisprudentie rechtspraak - arrest, gewijde, judicatuur, jurisdictie, jurisprudentie, justitie, oordeel, rechtspleging, sententie, vonnis, rechtspraak tegen ketters - inquisitie, geloofsgericht rechtspraktijk - advokatenpraktijk rechtspreken - oordelen, vonnissen rechtspreken over - berechten rechtsprekend lichaam - gerecht, gerechtshof, hof, hogeraad, hooggerechtshof, raad, rechtbank, tribunaal rechtsspreuk - adagium rechtstaan - opstaan rechtstandig - haaks, loodrecht, perpendiculair , rechtop rechtstandige biljartstoot - masse rechtstandmuur - steunbeer, steunmuur rechtsterm - aanklager, aanleg, actie, ageren, alibi, animus, appel, arrest, balie, begunstiging, beklaagde, boete, compensatie, dading, dagvaarding, decisie, descente, detentie, dingtaal, eed, eindarrest, eiser, enuntiatief, fasti, forum, gedaagde, getuige, gravamen, hechtenis, inhechtenisneming, instantie, meineed, mora, pleidooi, proces, raadskamer, regres, rekwisitoor, repliek, rol, saisine, schadeverhaal, subordinatie, uitspraak, verdachte, verstek, v.i., vonnis, voorwaardelijk rechtstitel - rechtsgrond rechtstreeks - direct, duidelijk, gelijk, immediaat, lijnrecht, meteen, onmiddellijk, ononderbroken, openlijk, rechttoe, regelrecht, spoedig rechtsstaat - democratie rechtsstrijd - aanwijzing, advies, conclusie, geding, pleit, (Ind.) perkara, proces, twistgedwing rechtstrekken - terugbuigen recht stuk van een vaart - rak rechtsverdediger - advokaat, pleiter, procureur, syndicus rechtsverdraaier - rabulist rechtsverdraaiing - avocasserie rechtsvergoding - legisterij rechtsvervolging - aanklacht, actie, klacht rechtsvoorbehoud - protest rechtsvoorganger - auctor rechtsvordering - aanklacht, actie, eis rechtsvraag - rechtskwestie rechtswetenschap - rechtsgeleerdheid rechtswetenschappen - Jura rechtswezen - justitie rechtszaak - affaire, causa, geding, pleit, proces, rechtsgeding rechtszaak in Indonesië - perkara rechtszaakvoerder - procureur rechtszitting in Friesland - fimelthing rechttoe rechtaan, regelrecht, rechtstreeks rechtuit - onbewimpeld, oprecht, ronduit rechtuit lopend water - rak, kanaal, vaart rechtvaardig - behoorlijk, betrouwbaar, billijk, juist, eerlijk, handelbaar, mak, onpartijdig, rechtmatig, redelijk, zinnig rechtvaardigen - billijken, disculperen, justificeren, justifiëren, verantwoorden, wettigen rechtvaardigheid - billijkheid, eerlijkheid, gerechtigheid rechtvaardiging - apologie, billijking, disculpatie, justificatie, verantwoording, wettiging rechtvaardiging van God - theodicee rechtvaardigmakend - heiligend recht van voorkeur - optie recht van voorrang - preferentie rechtvleugelig insekt - aardkrekel, bacillus, heikrekel, heimpje, huiskrekel, kakkerlak, krekel, libel, oorworm, sprinkhaan, veenmol, wandelende tak, veldkrekel, wrattenbijter rechtvleugelige - krekel, libel rechtvleugeligen - orthoptera rechtwandig - steil recht water - rak rechtzaak tegen ketters - ketterproces rechtzetten - rectificeren, verbeteren rechtzetting - herstel(ling), rectificatie, verbetering rechtziend - orthoscopisch rechtzinnig - openhartig, oprecht, orthodox, precies, steil, streng rechtzinnig schrijver - orthodoxograaf rechtzinnigheid - oprechtheid, orthodoxie rechute - instorting, regressie, terugval recidivist - zittenblijver recidivist worden - recidiveren recipe - r., neem recipiënt - ontvanger recipiëren - ontvangen reciproceren - antwoorden, vergelden reciprociteit - wederkerigheid reciprok - wederkerig, wederzijds recital - optreden, uitvoering recitatie - voordracht recitator bij een wajang vertoning - dalang reciteren - opzeggen, voordragen reclamant - eiser, klager -9reclamatie - bezwaarschrift, klacht reclame - aanbieding, aanprijzing, advertentie, beklag, bezwaar, custodie, klacht, propaganda, terugvordering, winactie reclamebeeld - spot(je) reclameblad - folder reclamebord - aanplakbord reclamedrukwerk - folder, strooibiljet reclamefilmpje - scêne, spot reclamelicht - argon, kwik, natrium, neon reclameloper - sandwichman reclame maken - adverteren reclamemiddel - advertentie, affiche, biljet, folder, tv-spot reclame omroep - S.T.E.R. reclameplaat - affiche, blikvanger reclameren - terugeisen, terugvorderen reclamezuil - aanplakzuil reclinatie - ombuiging, terugbuiging reclusie - afsluiting, opsluiting, uitsluiting recognitie - belasting, erkenning, heffing recognosceren - erkennen, monsteren, onderzoeken recognoscering - verkenning recollecten - observanten recommandabel - aanbevelenswaardig recommandatie - aanbeveling, aanprijzing, voorspraak recommanderen - aanbevelen, aanprijzen recompenseren - belonen, vergoeden reconciliatie - verzoening reconstructie - herbouwing, herstel, wederopbouwing reconstrueren - herbouwen, herstellen, restaureren reconvalescent - herstellende record - topprestatie recorder - bangopnemer recordhouder - kampioen recordmeter - stopwatch recours - schadeverhaal, toevlucht recreant - kampeerder, toerist recreatie - amusement, ontspanning, uitspanning, vacantie, vermaak, verpozing, verzet recreëren - herscheppen, verpozen recriminatie - tegenbeschuldiging, tegeneis recruut - big, nagroei, schacht (Zuidnederlands), soldaat (beginneling) rectificatie - herstel(ling), verbetering rectificeren - corrigeren, herstellen, re, rechtzetten, redresseren verbeteren, zuiveren rector - bestuurder, directeur, kloosterleider, schoolhoofd, spreker rector magnificus - AR. rectorsambt - rectoraat rectoscoop - endeldarmspiegel rectum - endeldarm reçu – afgiftebewijs, bagagebiljet, bon, cedel, ceel, ontvangbewijs recueil - bundel, verzameling recul - terugstoot (bij vuurwapens) reculeren - teruggaan, terugspringen recuperatie - terugwinning recuperator - warmteuitwisselaar recupereren - terugwinnen recurrent - terugkerend, teruglopend recusabel - verwerpelijk recusatie - verwerping, weigering, wraking redacteur - opinievormer redactie - onherstelbaar, beleid, lezing, opstelraad, red., tekst reddeloos - hopeloos, onherstelbaar ontredderd, verloren, wanhopig redden - behouden, bevrijden, helpen, klaren, opknappen, sauveren, verlossen reddend - zaligmakend redder - bevrijder, Heiland, helper, hulp, redemptorist, Salvator, (Gr.) soter, Verlosser, verzoener, zaligmaker redderen - opruimen, ordenen, regelen, schikken, schoonmaken redding - behoud, bevrijding, heil, hulp, soelaas, toeverlaat, uitkomst, uitweg, verlossing reddingsapparaat - boei, boot, broek, dreg, reddingshaak, wipper, zwemgordel, zwemvest reddingsboot - sloep reddingsgordel - boei, scafander reddingsmiddel - boei, boot, dinghy, dreg, kurk, reddingshaak, wipper, zwemgordel, zwemvest reddingsvest - zwemvest rede - ankerplaats, betoog, buitenhaven, denken, denkvermogen, discours, haven, intellect, lezing, ligplaats (voor schepen), logos, oordeel, oratie, preek, prevelement, raison, ratio, referaat, sermoen, speech, toast, toespraak, verstand, vertoog, woord rede (Lat.) - oratio rededeel - partikel redekavelen - babbelen, bomen, debatteren, disputeren, keuvelen, kibbelen, praten, redeneren, redetwisten redekaveling - betoog, debat, discussie, dispuut, kibbelen, redetwisten redekunde - retorica redekundig - logisch, retorisch redekundige figuur - litotes redekundige gevolgtrekking - syllogisme redekunstenaar - orator redekunstig - logisch, oratorisch redekunstige figuren - apostrofe, hyperbool, metafoor, synecdoche redekunstige figuur - prolepsis redeleer - denkleer, kennisleer, logica redelijk - aardig, behoorlijk, betamelijk, billijk, handelbaar, juist, matig, nogal, nuchter, passelijk, rationeel, recht(vaardig), schappelijk, schikkelijk, tamelijk, terecht, tamelijk, verstandelijk, verstandig, vrijgoed, zozo redeloos - dwaas, idioot, inept, losbandig, ongerijmd, onredelijk, onzinnig, stom, verdwaasd, uitzinnig, zinloos redeloos gedierte - vee redelijk - billijk, behoorlijk, betamelijk, goed, gemotiveerd, gerechtigd, humaan, juist, logisch, matig, middelmatig, nogal, ordentelijk, raisonnabel, rationeel, recht, rechtmatig, rechtvaardig, schappelijk, tamelijk, terecht, verstandelijk, verstandig, vrij, zinnig, zozo, redemptorist - lig(u)orist reden - aanleiding, argument, beweeggrond, beweegreden, causa, drijfveer, grond, motief, oorzaak, raison, ratio, rekenschap, toerusten, uitrusten, verhouding (meetkundig), reden - toerusten reden tot bemoediging - troostgrond redenaar - conferencier, fraceur, orator, retor, ret(h)or, prater, preker, rhetor, redevoerder, conferencier, orateur, spreker, woordvoerder redenaarsdebuut - maidenspeech redenaarsgestoelte - katheder, rostra redenatie - betoog, redenering, redevoering redeneerder - raisonneur redeneerkunde - denkleer, deputeerkunstdialectiek, logica, retorica, redeneren - argumenteren, beraadslagen, betogen, delibereren, oreren, parlementeren, praten, preken, raisonneren, redekavelen, -10spreken, theoretiseren redenering - betoog, betoogtrant, bewijsvoering, gedachtegang, gesprek, logica, oratie, ralsonnement, redekaveling, redenatie, vertoog redengevend - causaal, oorzakelijk reder - bevrachter rederij - K.H.L., KN.S.M., HAL., RL., S.M., Lloyd rederijk - woordenrijk, welsprekend rederijker - retrozijn rederijkersfeest - landjuweel rederijkersgedicht - refrein, retrogade, rondeel rederijkerskomedie - Elckerlijck, esbattement rederijkheid - woordenrijkdom redestrijd - dispuut, geschil, redetwist redetwist - debat, dialectiek, disceptatie, discussie, dispuut, disputatie, geschil, redestrijd, twistgesprek, woordenstrijd redetwisten - debatteren, discussiëren, discuteren, disputeren, redekavelen, redeneren redetwister - debater, disputant redetwister (scherpzinnig) - dialecticus redevoerder - orator, redenaar, spreker redevoeren - harangeren redevoering - betoog, gesprek, inleiding, openingsrede, oratie, rede(natie), speech, tafelrede, toespraak, vertoog redevoering bij de opening van iets - openingsspeech redevoering houden - harangeren, oreren, peroreren redevoering van Demosthenes tegen Philippus van Macedonië - filippica redewisseling - gesprek, onderhoud redigeren - opstellen, stellen reditie - herhaling redivivus - herleefd, verrezen redmiddel - boei, broek (schipbreukelingen), expediënt, reddingsboei, reddingsgordel, reddingshaak, ressource, schietstoel, uitkomst, zwemgordel, zwemvest redmiddel in vliegtuig - parachute, schietstoel redoubleren - verdubbelen redoutabel - geducht, verschrikkelijk, vreselijk redoute - balzaal, maskerade redres - herstel, herziening, vergoeding redresseren - goedmaken, herstellen, repareren reduceerbank - verkleinbank reduceren - beperken, herleiden, omrekenen, terugbrengen, terugvoeren, verminderen reductie - aftrek, beperking, korting, rabat, tarra, verkleining, vermindering reductiedeling - meiose reduit - vluchtschans reduplicatie - verdubbeling redupliceren - verdubbelen redzeil - vangzeil ree - af, afwateringsslootje, ankerplaats, bereid, buitenhaven, eland, gereed, grep, greppel, hert, hinde, kade, klaar, mollengang, overhoop, overstag, paraat, spoor, tuchtiging, vaardig, vlot, ree in het eerste jaar - kitsbok, kitskalf reebank - vlakschaafbank reebout - wildbraad reeds - al, alre(d)e, bereids reeds binnen korte tijd - aldra, alras, binnenkort, eerlang, gauw, spoedig reeds gemeld - genoemd reeds lange tijd - allang, alleng, allengs, steeds reeds spoedig - alora reeds vermeld - genoemd reeds vroeger vermeld - bovengenoemd reedsel - fabrikaat, maaksel reëducatie - heropvoeding reëel - bestaand, concreet, echt, feitelijk, heus, nuchter, realistisch, waar, werkelijk, wezenlijk, zakelijk, zeker reef - groef, groeve, plooi, reve, rif, schrap, streep, strook reefband - seizing reegeit - rekke, wijfjesree reehaak - zwei reeheid - vaardigheid, vlotheid, vlugheid reek - hark, hooivork, mestvork, reeks, riek, rij, reeks - aaneenschakeling, aantal, catagorie, cyclus, gamma, gelid, getallenrij, groep, iliade, ilias, keten, lat, liniaal, lijn, lijst, mededeling, menigte, opeenvolging, orde, overvloed, progressie, rang, reek ris, rist, rits, rij, scala, sequentie, serie, sliert, stoet, turba, volgorde reeks (lange - van klachten of smeekbeden) - litanie, tirade (van woorden), volzin reeks aanroepingen - litanie reeks avonturen - roman reeks boeken - cyclus, serie, trilogie reeks gebeddagen - novene(negen) reeks gebeden - novene (9 daags), rozenhoedje reeks gedichten - bundel, cyclus, krans reeks gedichten van Perk - Mathildecyclus reeks genoemd - gemeld reeks getallen opnoemen - serie, tellen, trilogie, reeks getrokken vaartuigen - sleep reeks jaren - eeuw, lustrum, periode reeks kleine gaatjes - perforatie reeks kralen - collier, ketting, rozenkrans, snoer reeks noten op een lettergreep - melisme reeks punten - lijn reeks sommetjes - tafel reeks spoorwagons - trein reeks traptreden - traparm reeks van 3 boeken - trilogie reeks van 3 toneelstukken - trilogie reeks van duizend jaar - miljade, millennium reeks van gebeden - litanie reeks van gevolgen - nasleep, sleep reeks van plagen - iliade, ilias reeks van schepen achter een sleepboot - sleep reeks van smeekgebeden - litanie reeks van tien boeken - decade, dekade reeks van tonen - toonladder reeks van treden - trap reeks van vier toneelstukken - tetralogie reeks van wedstrijden - competitie, toernooi reeks van zaken - kreits reeks wedstrijden - competitie, toernooi, tornooi reeks woorden - regel, zin reekscijfer - nummer reekswijs - achtereenvolgens reel - mager, rail, rank, richel, rijzig, slank, spoorstaaf, vismolen, werpmolen reep - boord, flard, flenter, koord, lap, lekkernij, moot, snipper, strook, strip, touw reep aan systeemkaart - tab reep chocolade - plak, tablet reep hout - krul, spaan(der) reep houtafval - spaan reep linnen - band reep mager spek - rengel -11reep met haken voor aalvangst - aalreep reep stof - band reep van de Schotse reep - zinkwant reep van een stof - band reep van leer - riem reepje - snipper reepje gesuikerde schil v/e sinaasappel - snippel, snipper reepje oranjeschil - snippel, snipper reepje papier - snipper, strook reepmaker - touwslager reepnet - zegen reeroof - lijkroof reeschaaf - reischaaf reet - barst, berst, gerre, gleuf, glip, hennepbraak, keen, kiem, kier, kloof, klink, naad, opening, reute, root, scheur, spouw, spleet, split, voeg reet of kier - naad, scheur reetouw - plantijn reetrekker - erfscheider reeuw - doodsschuim, doodszweet reeuwer - doodbidder, lijkbezorger reeuws - geil, wellustig reevoet - insteekijzer refectorium - refter referaat - inleiding, overslag, rapport, verslag referee - arbiter, scheidsrechter referendum - plebisciet, volksstemming, volksraadpleging referent - ref., boekbespreker, inleider, rapporteur, verslaggever referentie - attest, brevet, getuigenis, informatie, testimonium refereren - berichten, verslaan, verwijzen referte - verwijzing reflectant - gegadigde reflecteren - solliciteren, weerkaatsen, weerspiegelen reflectie - gloed, weerschijn, weerkaatsing reflector - spiegeltelescoop reflex - reactie, spiegelbeeld, terugkaatsing, weerschijn reflexief - wederkerend reflexief pronomen - zich reflexief voornaamwoord - je, me, mij, ons, zich reform - hervorming, verbetering reformateur - geloofszuiveraar, hervormer reformatie - hervorming reformator - hervormer reformeren - hervormen, herzien, omvormen, verbeteren refractair - weerspannig refractie - breking refrein -herhalingsthema, keerdicht, keervers, ritornel refter - eetzaal, refectorium refuge - uitwijking, wijkplaats refugium - toevluchtsoord refuseren - afwijzen, weigeren refuteren - weerleggen refuus - weigering regaal - boekenkast, boekenplank, gastmaal, koninklijk, rattenkruid, register, rek regaleren - onthalen, trakteren, vergasten regalia - kroon, scepter regard - aandacht, aanzien, achting, oplettendheid regarderen - aangaan, aanzien, betreffen regatta - roeiwedstrijd, zeilwedstrijd regeerder - bestuurder, bewindsman, heerser, koning, president, vorst regel - alinea, canon, richtsnoer, formaliteit, gebod, gebruik, gedragslijn, gewoonte, instructie, grondslag, lat(je), leidraad, liniaal, linie, lijn, maatregel, maatstaf, mos, norm, orde, precept, plank, reglement, regelmaat, richel, richtlijn, richtsnoer, schrijflijn, sleur, spelregel, streep, usance, voorbeeld,voorschrift, verordening, wet regelaar - adjuster, fikser, organisator, regulator, regulateur, regelbaar - verstelbaar regelen - adjusteren, afstellen, afwikkelen, arrangeren, bedisselen, bepalen, beredderen, besturen, disponeren, inrichten, klaarmaken, klaren, liniëren, ordenen, organiseren, plaatsen, plooien, rangschikken, redderen, regieren, regulariseren, reguleren, richten, ritselen, rommelen, schikken, stellen, versieren, voegen, zetten, regelet - liniaal, meetlat regeling - afstelling, afwikkeling, akkoord, arrangement, bepaling, beschikking, bestel, dispositie, maatregel, orde, ordening, ordinantie, ordinatie, ordonnantie, organisatie, rangschikking, reglement, regulatie, schikking, vergelijk, verordening, voorschrift, voorziening, wet regelmaat - orde, ritme regelmaat in afwisseling - ritme, metrum, maat regelmatig - dagelijks, gelijkmatig, geregeld, gestadig, gewoon, normaal, ordelijk, periodiek, regulair, regulier, ritmisch, stadig, steeds, steevast, regelmatig achtvlak - octaeder regelmatig afwisselende beweging - ritme regelmatig terugkerend - periodiek regelmatig terugkerende zin of regel - refrein regelmatig twaalfvlak - dodecaëder regelmatig viervlak - tetraëder regelmatig voorkomend - frequent, regelmatig zesvlak - hexaëder, kubus regelmatige afwisseling - maat, ritme, rhythme regelmatige beweging - ritme regelmatige schikking - rangorde regelmatige wind - moeson, passaat regelmatige zeshoek - hexagram regelmatigheid - orde, periodiciteit, regelmaat, regulariteit, symmetrie regelneef - bediller regel of tucht - orde regelrecht - direct, gladweg, meteen, onomwonden, pal, rechtstreeks, ronduit, rondweg regels - code regelzetmachine - linotype, monotype regen - bui, hemelwater, neerslag regenachtig - buiig, druilerig, miezerig, nat, onbestendig regenafvoer - dakgoot, goot, regenpijp, riool regenbad - douche regenbak - cisterne, waterton regenboog - iris regenboogvis - jonkervis, zeejonker regenboogvlies - iris regenbrems - regenvlieg regenbrengende wind in Spanje - solano regenbui - neerslag, plensbui, regenvlaag, slagregen, stortbui, wolkbreuk regendaas - daasvlieg, regenvlieg regendicht - waterproof regendop - schroefdeksel regendruppel - spat regenen - druppelen, gieten, gutsen, hozen, kletteren, majemen, plenzen, stromen regen en donder - onweer regen van fijne asdeeltjes - asregen -12regeneratie - wedergeboorte regeneratief - wedervoortbrenging regeneratief - regenererend regenfluiter - goudpluvier, regenwulp regengesternte - hyaden regengod - Njord, Ombrios, Pluvius regenhoed - zuidwester regenhoofddeksel - regenkapje, zuidwester regenjas - mackintos, overjas, trenchcoat regenjas van vissers - oliejas regenkleding - oliegoed regenkledingstuk - regenjas regenkuip - regenton regenloze periode - droogte regenmaand - pluviose regenmeter - hyetometer, ombrometer, pluviometer, ubometer, udograaf, udometer regenput - cisterne regenroeper - merel regenscherm - paraplu, plu, spuit, watergordijn regenscherm (Ind.) - pajong regenschoudermantel - caban, cape regenschreeuwer - pluvier regent - beheerder, bestuurder, bewindhebber, bewindsman, plaatsvervanger, rijksbestuurder regentenwoning - dalem (Maleis) regentenwoning (Ind.) - kaboepaten regentes - bestuurster, landvoogdes, rijksbestuurster regentes voor Prinses Wilhelmina - Emma regentijd in Ethiopië - krempt regentijd (Ind.) - moesson regentschap - régence, voogdij regentschap aan de Javazee - Tegal regentschap op Java - Lebak regenttroonopvolger - verbeider regentuiter - goudpluvier, wulp regenval - neerslag regenvlaag - bui, neerslag regenvloed - wolkbreuk regenvogel - koekoeksvogel, pluvier, wulp regenvors - boomkikker regenwaterafvoer - riool regenwaterspuier - makara regenwolk - nimbus regenworm - aardworm, dauwpier, pier regenwulp - regenpluvier regeren - bedwingen, besturen, gouverneren, heersen, leiden regeren over - besturen regerend persoon in Sparta - ephoor regerende familie (Eng.) - Tudor regerende macht - bestuur, bewind regeren over - heersen regering - beheer, bestuur, bewind, gezag, gouvernement, hogerhand, kabinet, kamer, landsbestuur, landsregering, leiding, ministerie, oppergezag, overheid, rectie, regime, rijksregering, regering der rijken - plutocratie regering door autocraten - autocratie regering door elite - autocratie regering door het volk - democratie regering door priesters - theocratie regering door vorst - monarchie regering door weinigen - oligarchie regering van aanzienlijken - aristocratie regering van de besten - aristocratie regering van drie consuls in Frankrijk - consulaat regering van drie mannen - triumviraat regering van drie personen - triarchie regering van een regent - regentschap regering van een tiran - despotisme, tirannie regering van enkele voorname lieden of families familieregering, oligarchie regering van Frankrijk van 1795 tot 1799 - Directoire regering van God - theocratie regering van het volk - democratie regering van rijken - plutocratie regering van twaalf - dodecarchie regering van velen - polyarchie regering van vermogende - timocratie regering van voornamen - oligarchie regering van weinigen - oligarchie regering van zeven maanden - septarchie regering van zeven vorsten - heptarchie regering voor het afdoen van de lopende zaken - zakenkabinet, zakenministerie regering van voornamen - oligarchie regeringloos - onbestuurd, ongeregeld, verward regeringloosheid - anarchie, wanorde regeringsambt - landsbediening, staatsbetrekking regeringsbeleid - kabinet regeringsbesluit - decreet regeringsbetrekking - overheidsambt regeringsblad - staatscourant regeringsbureau - ministerie regeringsfunctionaris - gouverneur regeringshoofd - caudillo (Spaans), dictator, doge (Venetiaans), premier, president, regeringsleider regeringshoofd in Venetië - doge regeringsinfanterie - ri regeringsleider - premier, president, kanselier regeringslichaam - ministerie, senaat, kamer regeringslid - minister, staatssecretaris regeringslijst - rol regeringsloosheid - anarchie, wanorde regeringsmachtiging - octrooi regeringsorgaan - kabinet, kamer, ministerie, senaat regeringspersoon - kamerlid, minister, president, senator, regeringspersoon bij de oude Romeinen - c(a)esar, censor, consul, dictator, pr(a)etor regeringspersonen in Sparta - eforen regeringspost - staatsbetrekking regeringsraad - troonraad regeringsreglement - r.r. regeringsstelsel - communisme, democratie, dictatuur, dirigisme, marxisme, regiem, regime, republiek, socialisme, staatsbestuur, staatssocialisme, staatsvorm regeringsstelsel in Griekenland - kolonelsregiem regeringsstelsel met twee kamers - bicamerisme regeringsvertegenwoordiger - ambassadeur, attaché, consul, diplomaat, gezant regeringsvorm - aristocratie, democratie, dictatuur, monarchie, oligarchie, plutocratie, regeringssysteem, republiek, theocratie, regeringsvorm in Frankrijk - republiek regeringsvorm in Nederland - monarchie regeringsvorming in Nederland - kabinetsformatie regeringszetel in Moskou - Kremlin reggen - strijken regie - beheer, (spel)leiding regiem - dieet, leefregel -13regieschema - draaiboek regime - beleid, bestel, bestuur, bewind, dieet, leefregel, leer, leiding, regeringsstelsel, staatsbestel, stelsel regiment - rgt, reg., bestuur, heerschappij regiment infanterie - r. i. regina (Lat.) - koningin regio - gebied, gewest, streek regionaal - gewestelijk, streeksgewijs, streeksgewijze regionale taal - dialect, streektaal regionen - gebieden, streken regio of plaats - oord regisseur - spelleider register - bladwijzer, blaffer, catalogus, cedel, ceel, dagboek, index, inschrijfboek, journaal, klapper, klapperboek, kohier, legger, lijst, logboek, naamlijst, regaal, repertorium, rol, staat, stamboek, tabel, tableau, toetsenbord register der onroerende goederen - kadaster register op een orgel - angelica register van orgel - regaal registerknop - manubrium registratie - aantekening, boeking, inschrijving registratie in register - libelle registratie toestel voor aardbevingen - seismograaf registratie toestel voor waterstanden - mareograaf registrator van luchtdruk - barograaf registreren - aantekenen, inboeken, inschrijven, optekenen, ordenen, waarnemen reglement - alinea, ordinantie, regeling, statuut, verordening, voorschrift, wet reglementeren - ordenen reglet - liniaal, meetlat, meetstok regrediëntie - regres regres - schadeverhaal, teruggang, verhaalrecht regressie - daling, teruggang, terugkeer, terugval regretteren - berouwen, betreuren, spijten regula - reg., regel regulair - geordend, geregeld, regelmatig regularisatie - ordening, regeling, vereffening regulariseren - legaliseren, normaliseren, ordenen, regelen, schikken regulatief - leidraad, ordenend, regelend, richtsnoer regulator - regelaar reguleren - regelen, schikken regulier - geregeld, gewoonweg, ordelijk, regelmatig regulus - antimoon, arsenicum, bismut, metaalkoning regurgitatie - oprisping, terugstroming rehabilitatie - eerherstel, renovatie rei - dans, koor, meetlat, reidans - koordans, rondedans, volksdans reie - zeeweegbree reien - dansen, opsnoeien, vastbinden, vlakken reigerachtige vogel - flamingo, ibis, kraan, kraanvogel, lepelaar, ooievaar, roerdomp, uiver, reigersbek - erodium reigerveer - aigrette reigervogel - hamerkopvogel, kwak, ombervogel, purperreiger, ralreiger, roerdomp, schoensnavel, woudaapje, zilverreiger reiken - aanbieden, aangeven, geven, overhandigen, pakken, rekken, strekken, toereiken, uitstrekken reikhalzen - begeren, smachten, snakken, verlangen reikhalzend - begerig, verlangend reilen - varen rein - blank, brandschoon, eerbaar, gezuiverd, goed, helder, intact, keurig, kuis, louter, maagdelijk, netjes, onbedorven, onbevlekt, onbesmet, onbezoedeld, ongerept, ongeschonden, pluis, proper, puur, reïncarnatie, schoon, sereen, smetteloos, vlekkeloos, wedergeboorte, zedelijk, zedig, zindelijk, zuiver reinardie - slimheid reïncarnatie - wedergeboorte, wedervleeswording reinet - moerasspirea, renet, renetappel, reinheid - eerbaarheid, helderheid, kuisheid, netheid, puriteit, zindelijkheid, zuiverheid reinheidsleer - hygiëne reinigen - aanvegen, afvegen , afwassen, boenen, detergeren, ecrotteren, epurgeren, keren, kuisen, lappen, louteren, ontsmetten, onrvlekken, poetsen, purgeren, purifiëren, purificeren, ragen, schoonmaken, schrobben, soppen, spoelen, stoffen, vagen, vegen, wassen, wissen, zemen, zuiveren reinigen met sop - soppen reinigende middelen - detergentia reinigende middelen - detergentia reiniger - schoonmaker reiniging - loutering, schoonmaak, zuivering reiniging van de ziel - catharsis reiniging van de ziel - catharsis reiniging van het lichaam - purgatie reinigingsfeest - lustrum reinigingsgerei - bezem, blik, boender, borstel, dweil, lola, luiwagen, ragebol, rolveger, spons, stofdoek, stoffer, stofzuiger, veger, washandje, zeem reinigingsmiddel – ammonia, ata, loog, soda, shampo, tetra, vim, water, zeem, zeep reinigingsmiddel voor meubelen - boenwas reinigingsplaats - bad reïntegratie - herstel, vernieuwing reïnterpretatie - herwaardering rein van zeden - kuis reis - excursie, keer, maal, maat, rekenmunt, rit, tocht, toer, trip, uitstap, uitstapje reis naar een heilige plaats - bedevaart, pelgrimage reis naar huis - thuisreis reis van huis - uitreis, afreis reisartikel - koffer, ransel, valies reisbenodigdheid - beauty-case, koffer, nécessaire, ransel, reistas, rugzak, tas, valies reisbeschrijving - itinerarium reisbiljet - kaartje, ticket, reisboek - anniversarium, baedeker, cicerone, gids, itinerarium, reisgids, reisverhaal reisbus - touringcar reischaaf - reeschaaf reischarter - reisbevrachting reischeque - travellercheque reisdeken - plaid reisdocument - pas, paspoort, toeristenkaart reisdoel - bestemming reisétui - nécessaire reisgeld - teergeld, viaticam reisgelegenheid - auto, boot, brommer, bus, dromedaris, ezel, fiets, kameel, metro, motorfiets, paard, rijwiel, schip, snorfiets, tandem, taxi, tram, trein, vervoermiddel, vliegtuig reisgelegenheid in de V. S. - Greyhound reisgelegenheid in de woestijn - dromedaris, kameel, karavaan reisgelegenheid in het heelal - raket, ruimteschip reisgelegenheid ondergronds - metro reisgenoot - gezel, medereiziger, metgezel, tochtgenoot reisgezel - tochtgenoot reisgezelschap in het oosten - karavaan -14reisgezind - reislustig reisgids - baedeker, reisboek, spoorboekje . reisgoed - bagage, handbagage, hutkoffer, koffer, reiszak, valies reisgoederen - pakkage reishandboek voor bepaalde streek - baedeker reisherinnering - souvenir reisje - tocht, toertje, trip, uitje, uitstapje reiskist - koffer reiskleding - reistoilet reiskoets - berline, diligence, karos, postkar, postwagen reiskoffer - valies reisleider - courier, gids reismandje - kabas, karbies, reiswieg reismantel - kazak reis naar een heilige plaats - bedevaart, pelgrimage reispas - pas, paspoort, permit, visum reispenning - teergeld, reisgeld, viaticum reisplan - route reisplan van een tocht per schip - vaarschema reisproviand - victualie reisroute - koers, richting, weg reissport - toerisme reistas - bagagetas, reiszak, toiletkoffer, valies reisvaardig - startklaar reisvergunning - visum reisverhaal - itinerarium reisverslag - journaal reiswagen - autocar, camper, caravan, reiskoets, touringcar, woonwagen reisweg - koers, marsroute, richting, reisroute, route, vaarweg reiswezen - toerisme reiswijzer - baedeker, itinerarium, reisgids reiszak - eistas, valies reiszucht - reiskoorts, reislust reïteratie - herhaling reïteratief - nogmaals reïtereren - herhalen reizang - koorzang reizekens (Zuidnederlands) - effen, eventjes, nauwelijk, tel reizen - toeren, trekken, zwerven reizen per auto – toeren reizen per trein - sporen reizen voor genoegen - toeren, toerisme reizend - ambulant reizend en trekkend - ambulant reizend geestelijke of student in de M.E. - vagant reizend gezelschap in de woestijn - karavaan reizend komediant (Fr.) - cabotin reizend koopman - kramer, marskramer, reizend roneelspeler - cabotin, histrio, joculator reizend voor z'n brood - vertegenwoordiger reizend zanger – bard, jongleur, minstreel, rapsode, troubadour reizende studenten of geestelijken in de M.E. - vaganten, goliarden reizende troep - karavaan reizer - reiziger, trekker reiziger - agent, handelsreiziger, lifter, logé, passagier, passant, pelgrim, toerist, trekken, vertegenwoordiger reiziger per autobus - buspassagier reiziger te voet - voetreiziger reizigster - houtsnip rejecteren - verwerpen rejectie - oprisping, regurgitatie, verwerping rek - droogrek, elastiek, elasticiteit, gestel, gymnastiekwerktuig, latwerk, pijpenrek, rekbaarheid, rekstok, stangenstelsel, stellage, stelling, veerkracht rek (Zuidnederlands) - kikkerrit rek om was te drogen - roogrek rek van stokken voor 't drogen van hooi - ruiter rek voor optasten van hooi - ruiter rekbaar - dilatabel, ductiel, elastisch, veerkrachtig rekbaar band - elastiek rekbaar materiaal - elastiek, gummi, rubber rekbaar schuingeweven - biaislint, boorlint rekbaar weefsel - elastiek rekbaarheid - ductiliteit, elasticiteit, elastiek, rek, veerkracht, veerkrachtigheid rekband - elastiek rekbare stof - elastiek, gummi, plastiek rubber, stretch rekeinde - kopklamp rekel - belhamel, bengel, blaag, bulhond, deugniet, galgenbrok, kettinghond, kwajongen, ondeugd, rakker, reu, snaak, snotaap, vlegel, vlerk rekelachtig - onbeschoft, onhebbelijk, vlegelachtig rekelvos - mannetjesvos reken - harken, rijven rekenaar - cijferaar, rekenkundige, teller rekenautomaat - calculator, computer, telmachine rekenbord - abacus rekenen - achten, aftrekken, begrijpen, beseffen, blijken, cijferen, delen, doen blijken, doen weten, geven, kennen, machtsverheffen, mededelen, schatten,tellen, optellen, vermenigvuldigen, verstaan, waarnemen, worteltrekken, zien rekenen met staafjes - rabdologie rekenen op - aangaan, hopen Rekenhof in België - Rekenkamer rekening - bon, cedel, ceel, conto, factuur, kosten, nota rekening (Lat.) - conto rekening afsluiten - balanceren, salderen, vereffenen rekening courant - r. c. rekening bij de stalhouder - bakbeer rekening doende (kassier) - rendant rekening houdende met - gezien rekening of bon - nota rekening opmaken - factureren rekening ten laste v/e crediteur - tegenrekening rekening vereffenen of afsluiten - betalen, salderen rekeningboek - borderel, compte, crediteurenboek, kasboek, rekeninghouder - rendant rekeningoverschot - excedent, saldo rekeningstelsel - boekhoudsysteem rekeningvoerder - regisseur rekeninstallatie - aritmometer, computer, rekenmachine, telmachine rekenkunde - algebra, aritmetica, boekhouden, cijferkunst, getallenleer, stelkunde rekenkundig begrip - min, plus rekenkundig controleren - natellen rekenkundig getal - deeltal, deler, product, quotiënt rekenkundig symbool - min, plus rekenkundig teken - deelteken, maalteken, minteken, plusteken rekenkundige - accountant rekenkundige bewerking - aftrekken, delen, kwadrateren, machtsverheffen, optellen, vermenigvuldigen, worteltrekken rekenkundige operatie - aftrekken, delen, machtsverheffen, optellen, vermenigvuldigen, worteltrekken rekenkundige opgave - aftrekking, breuk, deelsom, deling, optelling, som -15rekenkundige reeks - tafel rekenkundige term - breuk, decimaal, deler, G.G.D., K.G.V., maal, min, noemer, quotiënt, repetent, rest, som, verschil rekenkunst - aritmetica, cijferkunst, rekenkunde rekenkunst met staafjes – rabdologie rekenlat - rekenliniaal rekenmachine - calculator, computer, telmachine rekenmiddel - telraam rekenmunt - stoter rekenmunt in Algiers - karube rekenmunt in België - frank rekenmunt in Duitsland - mark rekenmunt in Frankrijk - franc rekenmunt in Noorwegen - krone, kroon rekenmunt in Portugal - milreis rekenmunt in Spanje - reaal rekenmunt in Zweden - kroon rekenopgave - aftreksom, breuk, deling, optelsom, som, worteltrekking rekenplaat - momogram rekenplichtig - comptabel rekenplichtig beheer - regie rekenplichtige - accountant, comptabele, rendant, thesaurier rekenplichtigheid - comptabiliteit rekenschap - verantwoording rekenschap afleggen - verantwoorden rekenschuif - rekenliniaal rekensom - opgave, vraagstuk rekentafel - abacus rekenteken - accolade, deelstreep, haakje, keer, komma, maal, maalteken, min, minteken, minus, plus, plusteken rekenwerktuig - computertelraam rekenzwakte - dyscalculie rekest - smeekschrift, verzoekschrift rekhout - sliet rekke - reegeit rekkelijk - inschikkelijk, lenig, meegaand, meegevend, soepel, toegevend, tolerant rekken - ophouden, reiken, tijdwinnen, traineren, uitstellen rekken (het) van ledematen - extensie rekken van lont - (textiel)doubleren reklame - aanbieding, advertentiebeklag, bezwaar, klacht, propaganda rekmachine in de textielindustrie - lamineermachine rekmeter - elaterometer rekop - bitterzoet rekruteren - kiezen, lichten, putten, werven rekruteren van troepen - lichten, ronselen, werven rekrutering - lichtig rekstok - trapeze rek van stokken voor hooi - ruiter rekwest - adres, rekest, schrift, smeekschrift, verzoek rekwirant - eiser, lastgever rekwirent - onderzoeker rekwireren - navorsen, onderzoeken, verlangen, vorderen rekwisitie - eis, oproep, vordering rel - actie, beroering, gang, heibel, hol, loopgat, onlust, oploop, oproer, opschudding, opstand, opstootje, provocatie, straatruzie, volkswoede relaas - betoog, historie, rapport, reportage, verhaal, vermelding, verslag relais - pleisterplaats relapsus (Lat.) - terugval relatant - rapporteur relateren - berichten, verhalen, vermelden, vertellen relatie - bekende, betrekkelijk, betrekking, connectie, kennis, minnaar, verband, verhouding relatief - betrekkelijk relatie of samenhang - verband relativiteit - betrekkelijkheid relax - ontspanning relaxen - ontspannen, rusten, uitrusten relaxatie - losmaking, ontspanning, verslapping, vertraging, verzachting relegeren - verbannen relevant - belangrijk, belangwekkend, gewichtig, important, interessant, vrijspreken relevatie - bevrijding, ontheffen, ontheffing releveren - afhangen, ontslaan relief - bergland, contrast, heuvelland, ongelijkheid, plooiing, verhevenheid relief gesneden steen - camee reliëfkaart - globe reliëf kantwerk - guipure reliëf weergeven - arceren reliëfdruk - blindendruk, brailledruk reliefkast - schrijn reliëfschrift - braille reliek - aandenken, gedachtenis, overschot, relikwie reliekkast - schrijn reliekschrijn - fiertel religie- geloof, godsdienst, leer religieus - broeder, consciëntieus, geloofsleer, gelovig, godsdienstig, godvruchtig, kloosterling, monnik, nauwgezet, regulier, vroom religieus centrum van de Islam - Mekka religieus centrum van het christendom - Jeruzalem, Rome religieus gebouw - kerk, moskee, tempel religieus geschrift - tractaat, traktaat religieus lied - gezang, psalm religieuse - kloosterlinge religieuze - abdis, mater, mère,non, zuster religieuze afbeelding - icoon, ikoon, piëta religieuze feestmaaltijd (Ind.) - slametan religieuze groep - geloof, gezindte, godsdienst, kerk, sekte religieuze handeling - bidden, biechten, dopen, knielen, zegenen religieuze omroep - ikon religieuze tocht - bedevaart religieuze toespraak - allocutie, preek, sermoen religiositeit - godsdienstigheid religloso - gewijd, godsdienstig relikwie - reliek relikwieën kas - rijf relikwieënkastje - fiertel, schrijn reling - hekwerk, lambrisering, leuning, verschansing rellen - babbelen, kakelen, praten, spreken relletje - oploop, oploopje, opstootje, praatje, standje, vertelseltje relletjes - ongeregeldheden relmuis - zevenslaper rel of tumult - oproer rem - belemmering, belet(sel), handycap, hindernis, tegenwerking, vertrager, vertraging, weerstand rem van een windmolen - vang remanent - blijvend remarquabel - merkwaardig, opmerkelijk, opmerkenswaard, remarkabel remarque - aanmerking, opmerking rembours van voorschot - terugbetaling -16rembours van wissel - dekking rembourseren - dekken,terugbetalen, vergoeden remdeel - ankerplaat, remschoen remedie - drank, geneesmiddel, medicijn, middel, pil, poeder remediëren - cureren, genezen, helen, verhelpen rementen - ravotten remilitariseren - herbewapenen reminiscentie - herinnering, heugenis remis - afslag remise - garage, gelijk, koetshuis, nalating, onbeslist, overmaking, schaakeinde, tramstalling, uitstel, wagenloods, zending remissie - afslag, korting, vermindering remitteren - aflaten, kwijtschelden, minderen, overmaken remlicht - stoplichtn remmel - knuppel remmen - belemmeren, beletten, obstrueren, occluderen, stoppen, tegenhouden, vertragen remmend - vertragend remming - belemmering, tegenwerking remmingpaal - hanepoot remonstrant - Arminius remonstrantie - protest, tegenbetoog remotie - afzetting, ontslag, verwijdering remous - luchtbranding removeren - afbreken, afzetten, wegruimen remplaçant - dubbel ,vervanger remplaceren - vervangen remscherm - parachute remschoen - remblok, slof remstoel - remmingwerk remstof - antibioticum remuneratie - beloning, vergelding remunereren - belonen, vergelden remvloeistof - remolie ren - buitenhok, galop, gang, geren, hoenderhok , hok, horderen, kippenloop, kooi, loop, race, run, rush, wedren renaissance - wedergeboorte, herleving, kunstperiode, vernieuwing renbaan - circus, circuit, hippodroom, parcours, piste, racebaan, stadie, stadion, velodroom renbaan voor honden - kynodroom renbaan voor motoren en auto's - motodroom renbaan voor paarden - hippodroom renbode - estafette, koerier, ijlbode renboot - glijboot rencontre - belevenis, ontmoeting, vechtpartij rendabel - lonend, vruchtbaar, winstgevend rendant - tentmeester rendement - nutsfactor, opbrengst, rente, resultaat, winst renderen - opbrengen, opleveren renderend - winstgevend rendez-voushuis - bordeel rendier - eland, hert, kariboe, ree rendier (N/Amer.) - kariboe renegaat - afvallige, apostaat, apostolaat, bekeerling, geloofsverzaker renet - hoefmes, hoefsmidsmes, hoornmes, koningsappel, reinet, reinet(te), rijksappel renforceren - versterken renforcé - madapolam (stof) reng - zwaluwtong rennen - draven, galopperen, hardlopen, hollen, lopen, pacen, racen, runnen, snellen, spoeden, spurten, ijlen rennend achtervolgen - narennen renner - coureur, draver, hardloper, hardrijder, loper, racer, renner, spurter, wielrenner reneweren - bederven, ruïneren, vernielen renommage - bluf, grootsprekerij renommee - faam, naam, roem, roep, vermaardheid rennemmist - grootspreker, opschepper, vechtersbaas renonce - afkeer renonceren - opgeven, verzaken (kaartspelen) renovatie - hernieuwing, herstel, herstelling, vernieuwing renoveren - hernieuwen, herstellen, opknappen, restaureren, vernieuwen renpaard - draver, volbloed renpaardenverblijf - renstal renplaats - piste rens - rijns, zurig renseignement - aanwijzing, inlichting renspeer - lans rensport - draverij, harddraverij, paardensport rentambt - intendantspost, rentmeesterschap rente - divident, huur, int, interest, intrest, kroos, opbrengst, pacht, pensioen, provenu, rendement, uitkering rente geven - renten rente met jaarlijkse aflossing - annuïteit rente opleveren - renten rente opleverend - rendabel rente oplevering - rentabiliteit rente uit kerkgoederen - prebende rente van rente - anatocisme rentebedrag - rentevoet rentebewijs - coupon rentegevend - opbrengend, rendabel rentegevend of rente geven - renten rentegevendheid - rentabiliteit rentenier - montist, rijkaard rente opleverend - rendabel rentepercentage - rentevoet rentestand - rentestandaard, rentevoet rentestandaard - rentevoet rentevoet - bankdisconto, percentage, rentestand, rentestandaard rentjong (Ind.) - dolkmes rentmeester - beheerder, intendant, meier. ontvanger, rendant, steward, trezorier rentmeester van de staat - thesaurier rentree - herintrede, terugkeer renumeratie - terugbetaling, wederbetaling renunciatie - afwijking, ontzegging, verwerping ren van een paard - galop ren van paarden - race renvogel - pluviersoort (Noord Afrika) renvooi - kanttekening, verwijzing renwagen - raceauto, racecar renwagen met vier paarden - quadriga reologie - stromingsleer reometer - elektriciteitsmeter reorganisatie - gezondmaking, herinrichting, herstelling, hervorming, opruiming, ordening, sanering, vervanging, zuivering reorganiseren - hervormen, veranderen reotoom - stroomverbreker rep - opschudding, verwarring reparabel - herstelbaar reparateur - hersteller, monteur reparatie - herstelling, schadeloosstellingvergoeding, vernieuwing -17reparatie-inrichting - herstelplaats repareren - boeten, herstellen, lappen, maken, oplappen, verstellen repareren van kleding - lapen reparteren - verdelen repartitie - omslag repel - hennepbraak, stalpaal, strook, vlaskam repelaar - rammelaar repelen - tekeergaan repen vlees in Zuid-Afrika - biltong repercussie - reactie, terugslag, terugstoot, vergelding, weerkaatsing repertoire - programma repertorium - klapper, register, syllabus, zaakregister repeteren - herhalen repetitie - herhaling, proefwerk repletie - volbloedigheid, zwaarlijvigheid replica - afdruk, afgietsel, kopie, repliek repliek - antwoord, tegenrede, weerwoord reponderen - instaan, waarborgen reportage - klankbeeld, relaas, verslag reporter - berichtgever, interviewer, journalist, nieuwsjager, ooggetuige, verslaggever repositorium - rustplaats reppen - aanroeren, gewagen, haasten, spoeden, ijlen represaille - arrestatie, blokkade, boycot, embargo, vergelding, weerwraak representant - vertegenwoordiger representeren - vertegenwoordigen, vertonen, voorstellen repressie - beteugeling, onderdrukking repressief - beteugelend, tuitend reprimande - berisping reprise - herhaling, hervertoning, nabootsing, recurrentie reprobatie - afkeuring, verwerping reprocheren - verwijten reproduceren - herhalen reproductie - afdruk, facsimile, nabootsing, naschildering, oleografie, voortplanting reprouveren - afkeuren, veroordelen reptiel - adder, agama, anaconda, alligator, boa, brilslang, cobra, gekko, hagedis, hazelworm, iguana, kaaiman, kameleon, krokodil, leguaan, panter, python, ringslang, schildpad, serpent, schildpad, slang, tokke republiek - gemenebest, rep. republiek in Amerika - Brazilië, Cuba, Mexico, Panama, Venezuela, V. S. republiek in Azië - China, Finland, India, Indonesië, Jemen, Pakistan republiek in Europa - Bulgarije Duitsland, Finland, Frankrijk, Ierland, IJsland, Italië, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Rusland, Zwitserland republiek in Midden-Amerika - Cuba, Guatemala, Haïti, Honduras, Mexico, Nicaragua, Panama republiek in Oost-Europa - Bulgarije, Hongarije, O.Duitsland, Polen, Roemenië, Tsjecho-Slowakije republiek in Zuid-Amerika - Argentinië, Bolivia, Brazilië, Chili, Columbia, Ecuador, Paraguay, Peru, Uruguay, Venezuela repudiatie - echtscheiding, verstoting repugnant - weerzinwekkend repuls - afwijzing, terugstoot reputatie - bekendheid, eer, ere, faam, naam, prestige, roem, roep requirant - navorser, onderzoeker rescontreren - afrekenen, vereffenen, verrekenen, weerleggen rescriberen - antwoorden, terugschrijven research - onderzoek, speurwerk researchinrichting - laboratorium reseda - geelkrijt, grijsgroen reservatie - voorbehoud reserve - beding, invaller (sport), noodvoorraad, surplus, terughouding, voorbehoud, voorraad reservekapitaal - fonds reserveonderdeel - vervangstuk reserveren - bedingen, bespreken, voorbehouden reservezeil - waarzeil reservoir - bak, bekken, bewaarplaats, gashouder, tank, vergaarbak resident - bestuurder residentie - hoofdplaats, verblijf, woonplaats resideren - wonen, zetelen residu - bezinksel, neerslag, overblijfsel, overschot, rest residu van Russische petroleum - satatki resignatie - gelatenheid, overgave resigneren - berusten, neerleggen resiliabel - opzegbaar resineus - harsachtig resinol - harsalcohol resistent - bestand resistentie - verzet, weerstand, weerstandsvermogen resolutie - besluit, vastberadenheid resoluut - geresolveerd, onverschrokken, ronduit, vastberaden, vastbesloten resolveren - besluiten, ontbinden, oplossen resonantie - echo, galm, medetrilling, nagalm, terugkaatsing, weerkaatsing, weerklank resoneren - galmen, meeklinken, meetrillen, naklinken, weergalmen resorberen - opslorpen, opzuigen respect - aanzien, achting, bewondering, deferentie, devotie, eerbied, eerbiedigen, egards, ontzag, piëteit, reverentie, waardering respectabel - aanzienlijk, achtenswaardig, eerbiedwaardig, geducht, groot, respecteren - achten, eerbiedigen, eren, honoreren, hoogschatten, naleven, ontzien, respectievelijk - achtereenvolgens, onderscheidenlijk respectueus - eerbiedig, respektvol respectvol - eerbiedig respijt - uitstel respiratie - ademhaling respireren - ademen, ademhalen, asemen responderen - antwoorden, borgen, instaan, weerleggen respons - antwoord, resonantie, weerklank, weerwerk responsabel - aansprakelijk responsie - beantwoording, reactie, verdediging, weerklank responsum - aanschrijving respijt - opschorting, schorting, surseance, suspentie, temporisatie, tijdverlies, uitstel, verdaging, verlenging, verlet, verschuiving, verwijl respijtdagen - honneurdagen, honordagen, respectdagen ressentiment - wrok ressort - aanleg, ambtsgebied, bestuur, beweegreden, drijfveer, gebied, instantie, spankracht, springveer, werkkring, ressource - hulpbron, hulpmiddel rest - achterstand, kliek, kliekje, overblijfsel, overschot, residu, restant, saldo, surplus, verloop, verschil rest (voor de) - overigens restant - kliek, krap, lap, overblijfsel, residu, saldo, overschot, rest na distillatie van teer - pek -18rest van eten - kliek restaurant - bistro, eetgelegenheid, eethuis, eetsalon, rôtisserie restaurantbediende - kelner, kok, ober restaurateur - hersteller restauratie - eetzaal, herstel, herstelling, koffiekamer restaureren - bijwerken, herstellen, opknappen, renoveren restbedrag - saldo restberg - fernling resten - overblijven, overschieten resteren - overblijven, overschieten resterend - overig, overblijvend restitueren - herstellen, terugbetalen, teruggaaf, teruggeven, vergoeden restitutie - schadevergoeding, terugbetaling, teruggave, vergoeding restje - eindje, kliekje, restant, tamp restje drank - kwak restje eten - kliek, prak restje warm eten - kliek restrictie - beperking, voorbehoud restrictief - beperkend, stoppend restringeren - bekorten, beperken, stoppen resultaat - afloop, bereikte, debiet, effect, gevolg, opbrengst, slotsom, uitkomst, uitslag, uitsluitsel, uitvloeisel, uitwerking, vrucht resultante - r., einduitkomst, kracht resulteren - volgen, voortvloeien resumeren - samenvatten resumé - extract, overzicht, samenvatting, uittreksel resum(p)tie - samenvatting resurrectie - verrijzenis, opstanding retabel - altaarblad retaliatie - wedervergelding retardatie - remming, vertraging retarderen - vertragen retaxatie - herschatting rete - hennepbraak, reet, root retenuto (muz.) - ingehouden, langzamer reticentie - verzwijging retina - netvlies retirade - latrine, terugtocht, toevluchtsoord, toilet, vlucht retireren - achteruitwijken retor - orator, redenaar, spreker retorica - redekunde, redekunst retoriek - bombast, klinkklank, retorica, welsprekendheid retorisch - bombastisch, breedsprakig, redekunstig, welsprekend retorisch uitgesproken woorden - tirade retorische stijlfiguur - ellips, epitrope, litotes, paraleipsis retorsie - tegenmaatregel, wedervergelding retort - kolf, kolfglas, helm, kromhals retortkool - grafiet retoucheren - opwerken, opfrissen retour - ruilhandel, terug, terugkeer, terugreis, terugzending retourhandel - retourhandel, ruilhandel retourneren - teruggeven, terugkeren, terugsturen, terugzenden retourwissel - ricambio retractatie - herroeping retractie - spiersamentrekking, terugtrekking retraite - aftocht, afzondering, rustplaats, terugtocht, wijkplaats retrancheren - afsnijden, bekorten, besnoeien, verschansen retribueren - teruggeven, vergoeden retributie - heffing, teruggave, vergelding retribueren - teruggeven, vergoeden retro - retour, rugwaarts retrogressie - teruggang, terugval retrozijn - rederijker returnmatch - revanchepartij reu - mannetjeshond, mannetjesvos, rekel reuk - aroma, boeket, bouquet, bijluchtje, geur, lucht, naam, odeur, parfum, snuf, stank, zintuig reuk afgeven - geuren, stinken reuk- en smaakloos poeder - bolus reuk inademen - ruiken reuk van dode dieren of lichamen - aaslucht reuk verspreiden - rieken, ruiken reukballetje - pastille reukcel - zenuwcel reukflesje - vaporisateur, vaporisator reukgras - anthoxanthum, ruikerd, slothak reukhars - benzoë reukhout - weichselhout reukhoutboom - garoe (Borneo), rasamala (Indonesië) reukje - snufje reukkolf - zenuwknoop reukleer - osmologie reukloos gas - aardgas, argon, butaangas, koolzuur reukloos maken - desodorisatie reukloze harssoort - kopal reukloze lijm - gelatine reukorgaan - neus reukprikkel - olfacte reukstof in flesje - parfum reukstof uit viooltjes - iron reukstof van de muskusrat - muskus reukstof van de potvis - amber reukverdrijvend middel - deodorant reukverlies - anosmie reukverzwakking - dysosmie reukvocht - odeur reukwater - eau-de-cologne, lotion, odeur, parfum, lodderein reukwerk - bisam, lodderein, mirre, muskus, nardus, nardusolie, odeur, parfum, wierook reukwerken - parfumerieën reukzakje - sachet reukzenuw - ofactorius reukzin - flair reukzinmeter - olfactometer reuma - ischias, myalgie reumatiek - flerecijn, podagra, spieraandoening, spit reumatiekolie - laurierolie reumatische aandoening - spit reünie - bijeenkomst, hereniging reüniëren - verzoenen reus - cycloop, enak, enakskind, geryones, gigant, Goliath, kolos, kolossus, Polyphemus, titaan, titan reus der Filistijnen - Goliath reus en jager - Orion reus met één oog - cycloop reus van een man - enakskind reus van een vent - baai reusachtig - atlantisch, cyclopisch, enorm, geweldig, gigantisch, groots, immens, indrukwekkend, kolossaal, luizig, massaal, reuze, titanisch reusachtig beeld - kolos, kolossus reusachtig dier - behemoth, enormbeest, mammoet, nijlpaard, olifant reusachtig gevaarte - kolos, kolossus reusachtig figuur - gigant, Goliath, Polyphemus, titan -19reusachtig groot - gigantisch reusachtig mens - enak reusachtig schip - mammoettanker reusachtig voorwerp gevaarte, kolos reusachtig groot - gigantisch reusachtige figuur - gigant, Goliath, titan reusachtige krokodil - sauriër reüsseren - slagen, vooruitkomen reüssite - succes, vooruitgang reut - bende, boel, rommel, rotzooi, troep reutel - ratelaar, rochel, spaan reutelen - raammelen, rochelen, zaniken, zeuren, zwetsen reutemeteut - rommel reuter - zeef reuze - buitengewoon, eindeloos, fijn, geweldig, heerlijk, knal, liezeyet, ontiegelijk, reusachtig, talk, uitermate reuzel - bladvet, kaan, ongel, smout, varkensvet, vet reuzenbed - hunebed reuzenbeeld - kolos, kolossus reuzenboom - sequoia reuzengier - condor reuzengraf - hunebed reuzenhagedis - leguaan, megalosaurus, varaan reuzenkind - enak reuzenolifant - mammoet reuzenpaard - beiaard reuzenpijnboom - sequoia reuzenbeeld - colossus, kolos reuzengeslacht - titanen reuzengier - condor reuzenhagedis - dontosaurus, leguaan, maashagedis, megalosaurus, mosasaurus, saurier, varaan, waraan reuzenhert - damhert, eland reuzenhoedslang - bulslang reuzenluiaard - megatherium reuzenrog - hoornrog, manta, zeeduivel reuzenroofmeeuw - skua reuzensalamander - diplocaulus reuzenschildpad - galapago reuzenslang - anaconda, boa, boaconstrictor, python reuzenstad - metropool, wereldstad reuzensteen - megaliet . reuzenstruisvogel - moa reuzentapir - dinotherium reuzenvogel - moa, kiuri, aepyornls revanche - genoegdoening, vergelding, wraak revanche nemen - terugslaan revancheren - wrelen revanchewedstrijd- return reveil - opleving reveille - opwekking, weksein, morgensignaal reveille bij de marine - overal revelen - bazelen, raaskallen reveleren - openbaren reven - zwichten revenuen - inkomsten, revérence - buiging reverie - (dag)dromerij, droom, mijmerij revers - jasomslag, keerzijde reversibel - omkeerbaar revêtement - bekledingsmuur revideren - doorzien, herzien, nazien, reviseren revier - district, gebied, jachtgebiedterrein, revisie - correctie, herziening, nazien, revolte - muiterij,opstand, oproer, rebellie, volksverzet revolutie - omkeer, ommekeer, ommezwaai, omwenteling, oproer, opstand, volksverzet revisor - controleur, corrector, restaurateur revivicatie - wederbezieling revocabel - herroepbaar revoceren - herroepen, intrekken, ontslaan, terugroepen revolte - muiterij, oproer, opstand, rebellie revolutie - omkeer, ommekeer, ommezwaai, omwenteling, opstand revolutionair comité - junta revolver - blaffer revolverheld - desperado, bunman revue - monstering, overzicht, show, schouw, toneelspel, tijdschrift, wapenschouwing rex - koning rhenium - re rhododendron - bergroos Rhodesische munt - pond, penny rhodium - rh riant - bekoorlijk, fleurig, fraai, innemend, lieflijk, mooi, royaal, ruim, verrukkelijk, welgelegen rib - borstbeen, bot, ertspijler, gebeente, knook, spant, weegbree ribbe - spant, zijde ribbeblad - weegbree ribbel - plooi, verhoging, vouw ribbeltjesgoed - rips ribben van een schip - spanten ribcord - ribfluweel ribfluweel - corduroy, manchester, ribcord, ribkwal - venusgordel ribstuk - entrècote, karbonade, kotelet richel - boord, kant, lat, liniaal, lijn, plint, rail, rand, reel, strook, richten - aanpassen, besturen, koersen, mikken, oordelen, oprichten, regeren, sturen, terechtstellen, zenden richter - bestuurder, deel, korter, plank, rechter, regeerder richter van Israël - Eli, Gideon, Simson richtgetal - flitsgetal richtig - juist, kort, veilig, zuiver richting - denkwijze, gezindheid, koers, links, loop, neiging, raai, rechts, reis(route), school, streek, strekking, stroming, tendentie, tracé, trend, vaart, weg, wending richtingaanwijzer - baken, clignoteur, kompas, pijl richting-en afstandsbepaling - radar richting in de beeldende kunst - dadaïsme, expressionisme, impressionisme, kubisme, naturalisme, surrealisme, zero richting in de ethiek - nomisme richting in de kunst - barok, classicisme, dada, dadaïsme, expressionisme, futurisme, gotiek, impressionisme, Jugendstil, kubisme, naturalisme, realisme, rococo, romantiek, symbolisme, surrealisme richting in de muziek - beat richting in de politiek - communisme, conservatisme kapitalisme, marxisme, socialisme richting in de staatkunde - conservatisme, liberalisme, socialisme richting in de wijsbegeerte - realisme richting in een Anglicaanse kerk - ritualisme richting in een kunst - idealisme richting in het denken - empirisme, existentialisme, historisme, neopositivisme, stoïcisme, rationalisme, spiritualisme richting in het menselijk denken - aristostelisme, constructivisme, empirisme, existentialisme, historisme, neopositivisme, platonisme, rationalisme, spiritisme, stoïcisme -20richting naar een doel - tendens richting van bouwwerken - rooilijn richting van breedte - dwarste richting van de tocht - marsroute richting van de vrije - gedachten, modernisme richting van de wijsbegeerte - nominalisme richting van een kogel - kogelbaan, vuurbaan richting van een schip - koers richting van haar of stoffen - vleug richting van het haar - vleug richting van kerkelijke partij - klerikalisme richting van projectiel - kogelbaan, vuurbaan, vuurlijn richting van weefsel - vleug richting waarin gebouwen en huizen worden geplaatst rooilijn richtingaanduiding - achteruit, links, rechts, rechtuit, terug richtingaanwijzer - baken, boei, exponent, handwijzer, kustlicht, lichtbaak, paddestoel, vuurbaak, vuurtoren, wegwijzer richtingaanwijzer met knipperlicht - clignoteur richtingaanwijzer voor een kompas - avancer richtingbepaling per radio - radar richtinggevend - directief richtingsbord - wegwijzer richtingslichaampje - polocyt richtingslijn - alignement, criterium, directief, maatstaf, norm, raai, regel, rooilijn, voorschrift richtingverandering - nieuw richtingwijzer - baken, clignoteur, giro, kompas, pijl, radar, vuurbaak, vuurtoren richtingzoeker - radiopeiler richtlat - regel, rij richtliniaal - alhidade, vizierliniaal richtlijn - advies, grensaangeving, norm, prescriptie, raai, regel, rooi, voorschrift richtlijn voor gebouwen - rooilijn richtmiddel - vizier richtpaal - baken, boei richtprijs - adviesprijs richtpunt - doel, mikpunt richtschroef - stelschroef richtsnoer - beginsel, canon, gnomon, governo, kompas, leidraad, maatstaf, model, norm, instructie, precept, preceptum, program, programma, regel, reglement, regulatief, stelregel, voorbeeld, voorschrift richtsnoer der gedachten - leidraad richtstok - dresseerstok richttoestel - vizier richtvaantje - jalon richtvlag - fanion, Jalon, Jaloppe ricinusboom - mollekruid, wonderboom ricinuskoek - voederkoek ricinusolie - wonderolie ricocheren - terugspringen ricochet - opstuit ridder - caballero, chevalier, edele, edelman, elegast, knight, paladijn, ruiter, strijder ridder (Eng.) - knight ridder (Sp.) - caballero ridder uit de Nibelungen - Lohengrin ridder uit het gevolg van Karel de Grote - paladijn ridder uit sage - graalridder, Lancelot ridder uit zekere sage - Lohengrin, zwaanridder ridder van de droeve figuur - Don Quichotte ridder van de el - kleermaker ridder van een geestelijke orde in de middeleeuwen tempelier ridder van een voormalige geestelijke orde - tempelier ridder van ronde tafel - graalridder ridder van St. Jan - hospitaalridder ridderen - begiftigen, beschilderen riddergoed - havezaat, havezate, manor ridder van de kousenband - KG. ridderhofstede in Oost-Nederland - havezaat ridderkapel - koninginnepage ridderkasteel - burcht, hofstede, riddergoed ridderkruis - eremetaal ridderkus - consolamentum ridderlijk -chevaleresk, dapper, edel, eerlijk, galant, hoffelijk, hoofs, openhartig, rondborstig, ronduit, ruiterlijk, wellevend, ridderlijk dichter - provencaal ridderlijke held - hofedelman, paladijn, poeet ridderlijkheid - chevalerie, galanterie ridderorde - decoratie, eermetaal, erekruis, erelint, lintje, medalje, onderscheiding, riddervereniging ridderorde borstster - plaque ridderorde van Nederland - M.W.O. ridderorde van Siam - Olifantsorde ridderroman - Ferguut, Walewein ridderschap - chevalerie, nobiliteit, noblesse ridderslag - accolade ridderslot - burcht, kasteel ridderspel - joeste, steekspel, toernooi, tornooi, tournooi ridderspoor (plantk.) - delfinium, delphinium . ridderstand - adeldom ridderteken - groot(kruis), lint, orde, ster ridder te paard - ruiter riddertijd - middeleeuwen riddervaantje - pennoen ridderverhaal - Esmoreit, Graalroman, Roelantslied ridderverhaal (ME) - Arthurroman ridderwoord - erewoord ridderwoning - burcht, kasteel, slot, state, stins, ridderwijding - ridderslag ridderzate - havezaat ridderzuring – patig rideau - verschansing ridiculiteit - belachelijkheid, bespottelijkheid ridicuul - belachelijk, bespottelijk, lachwekkend riedel - loopje riek - drietand, gaffel, greep, hooivork, mestvork, reek, vork rieken - geuren, ruiken, stinken riel - dun, schraal, slank, ijl rielte - dunheid, schraalheid, slankheid, ijlheid riem - band, bandelier, ceintuur, gordel, koppel, lasso, leidsel, leis, pagaai, papiermaat, peddel, roeispaan riem om het middel - gordel, koppel riem om iets mee te dragen - draagriem riem om te roeien - peddel, roeiriem riem van een hoofdstel van een paard dwars over het voorhoofd - frondeel riem voor jagershonden - koppel, leisel, leis(t) riem voor paarden - halster, hoofdstel, leidsel, teugel riemen voor trekdieren - tuig riem zonder eind - jacobsladder riempen - dol, roeiklamp, roeipen riempen bij een roeiboot - dol riemschoen (Indianen) - mocassin riemschijf - poelie -21riemsluiting - gesp riemsteun in een roeiboot - dol riemtong - bokkeörchis riemworm - ligula riet - grassoort, pitriet, rietstengel, rotan, rottan, suikerriet, rietachtig gewas - rotan, wilgetwijg rietbok - nagar rietdak - walm rietdekker - dakdekker rietdekkersgereedschap - reemes rietdekkerstouw - roop rietdak - walm rieten korf - kanaster, knaster, reismand rieten mand - kanaster, knaster, krandjang rieten pijp - herdersfluit, roer rieten pop - mandemie rieten stok - rietstaf rieten tabakskorf - kanaster rietfluit - misliton, ruispijp, schalmei rietfluitje - mirliton rietgans - grasgans, wink rietgewas - papyrus, papyrus rietgors - rietmus rietgras - (Mal.) alang-alang, duinkers, eenhalm, egelskop, glaga, lintgras, papyrus, smele, zegge riethoen - waterhoentje, zegge rietje - strohalm, zuigbuisje rietlijster - karekiet rietkolf - lisdodde rietkrag - drijftil, rietzodde rietlijster - karekiet rietmees - baardmannetje, zwartkopmees rietmus - rietgors rietpijp - herdersfluit,roer, schalmei rietpluim - blees rietsoort - canna rietsoort in poelen en moerassen - arundo, slootriet rietstreep - gaal rietsuiker - saccharose, sucrose rietuil - nachtvlinder rietveld - hil, hoogte, rietland, terp, vluchtheuvel, werf rietvogel - karekiet, karkiet rietvis - wimpelaal rietvoorn - roetvoorn, ruis rietvoren - ruisvoren rietwouw - kiekendief rietzanger - snor rietzodde - drijftil, krag rif - bank, geraamte, karkas, klip, koraalbank, reef, rots, rotskoraal, skelet rift - kier, naad, scheur, splet riggeling - heinhout rigide - gestreng, scherp, strak, streng, stijf rigoroso (muz.) - streng rigoureus - drastisch, gestreng, grondig, onverbiddelijk rigueur - hardheid rikat - buiging riks - knaak, rijksdaalder ril - geul, groef, groeve, huivering, mollengang, rilling, schuw, vore, waterloop, vreesachtig, wetering rillen - beven, bibberen, griezelen, gruwen, huiveren, lillen, sidderen, trillen rillerig - beverig, bibberachtig, huiverig, trillerig rillijn - perforatielijn, vouwlijn rilling - beving, bibberatie, huivering, ril, huiver, siddering, trilling rimboe - bushbush, jungle, oerwoud, verlatenheid, wildernis rimboe in Australië - scrub rimpel - frommel, frons, groef, kneep, kraaienpoot, kreuk, kreukel, krul, link, neep, plooi, rimpeling, vouw rimpelen - kreuken, plooien, schrompelen rimpelig - gegroefd rimpeligheid - rugositeit rimpel in het gezicht – frons rimpelloos - glad, ongerimpeld rimram - bombast, gedaas, onzin ring - beugel, bokspodium, bond, boord, cirkel, classis, corona, cirkel, distrikt, kampplaats, krans, kring, predikantenbond, rand, strijdperk, worstelperk ring aan de sabelschede - haakband ring aan wapenkleed - malie ring in strop (kabel) - kous ring om de horens - krap ring om de maan - halo ring om een vat - hoepel ring van bloemen - krans ring voor water - of luchtdichte afsluiting - manchet ringbaan - ceintuurbaan, circuit ringbeugel - gesp ringduif - houtduif ringelen - bellenringeloren - beteugelen ringelgans - rotgans ringelmees - pimpelmees ringeloren - bedwingen, betomen, beteugelen, koeioneren ringetje in schoen - malie ringetje van metaal - malie ringkreeft - keldermot, pissebed ringmerel - beflijster ring om de maan - halo ring om een vat - hoepel ringpantser - maliënkolder ringtang - klemhaak ringvalk - wouw ringvinger - ringeling ring voor bokssport - boksarena ringvormig - orbiculair, rond ringvormig koraaleiland - atol ringvuur - aardappelziekte, huidziekte (van vee), seter, trichofytie ringworm - bloedzuiger, huidziekte ringwormen - annelida, anneliden rininus - wonderboom rinkel - klater, rammelaar, ratel rinkelbom - tamboerijn rinkelen - bellen rinkelinstrument - sistrum rinket - sluisdeurtje, valdeurtje rinnen - stremmen rinoceros - badak, neushoorn, neushoren rinoscoop - neusspiegel rins – rans, ranzig, sterk, zurig, zuur Rioekloe-eilanden - Idlsjlna, Mijako, Urlomoto riolering - afwatering riool - afvoer, afvoerbuis, buis, goot, loos(pijp), straatgoot, waterafvoer rioolbuis - goot riooldeksel - dektegel, mangat rioolkolk - duiker -22rioolmond - uitloop rioolpijp - buis rioolput - kolk rioolwagen - kolkenzuiger riposte - nasteek, nastoot rippen - openrijten ris - bundel, bos, file, gelid, pak, reeks, rist,-rij, serie, sliert, tros, risee - spotfiguur risico - gevaar, gok, kans, onzelfzuchtig, perikel, waagstuk risicoloos - safe, zeker riskant - gedurfd, gevaarlijk, gevaarvol, gewaagd, hachelijk, link, netelig, periculeus riskante onderneming - waagstuk riskeren - avonturen, durven, gokken, wagen rispen - afstropen, repelen, rispen rist - bundel, reeks, resem, ris, rij, sliert, tros, vlasbundel rister - startbord, strijkbord (deel van een ploeg) rit - gang, kikkerdril, loopgraaf, mollengang, reisje, rijtoer, tocht, tochtje, toer, toertje, trip, uitstapje ritardando - vertragend (muziek) rite - ritueel, ritus ritenuto - langzamer, terughoudend ritje - toertje, uitstapje ritme - cadans, maat, maatslag, metrum, rhythmus ritmeleer - prosodie ritmisch bewegen - dansen ritmisch maken - cadanceren, kadanceren ritmische beweging - cadans, dans, kadans ritmische figuur - syncope (muziek) ritmische klemtoon - ictus ritmometer - maatmeter ritnaald - kniptor, stekworm ritornel - herhalingsthema, refrein, thema rits - gelid, ging, gleuf, groef, inkras, inkrassing, insnijding, kras, merk, reeks, rij, ris, ritssluiting, scheur, sliert, sluiting, treksluiting ritsbord - zweiboekje ritselen - knisteren, popelen, regelen, rommelen, ruisen ritsen - geil, glijden, groeven, inkerven, rijten, scheuren ritsig - bokkig, hengstig, hitsig, loops, wellustig rits in broek - split ritten - draven, hitsig, paren rituaal - agenda ritualisme - puseyisme ritueel - rite ritueel gebruik - rite, ritus ritus - ceremonie, kerkgebruik, rite, ritueel rivaal - antagonist, bestrijder, concurrent, koncurrent, mededinger, medeminnaar, opponent, opposant, tegenpartij, tegenstander, vijand rivale - medminnares rivale van Rachel - Lea rivaliseren - mededingen, wedijveren rivaliteit - emulatie, mededinging, ijverzucht, wedijver riveren - nieten, omklinken rivet - klinknagel, niet rivier - beek, kali, lena, rio, stroom, vaarwater, vliet, vloed, waterstroom rivier (vreemde taal) - aa, älv, elf, folyó, irmah, kali, kawa, rio, wadi rivier (Arab.) - wadi rivier (Deens) - aa rivier (Ind.) - kali rivier (Jap.) - kawa rivier (Jav.) - kali rivier (Noors) - elf rivier (Perz.) - darja rivier (Spaans) - rio rivier (Turks) - dere, irmah rivier (Zweeds) - alv rivier bij Bologna - Reno rivier bij Brussel - Yse rivier der onderwereld - Lethe, stix rivier der vergetelheid - Lethe rivier die ons land binnenstroomt - Maas, Rijn, Roer rivier door München - Isar rivier in Achter-lndië - Brahma, Menam, Saloeën, Saluen, Trawadi rivier in Afghanistan - Heri, Indus, Kaboel, Sutleg, Tyarnak rivier in Afrika - Kongo, Limpopo, Niger, Nijl, Oranjerivier, Senegal, Vaal, Zambesi, rivier in Alaska - Koyukuk, Kuskokwim,Tanana, Yukon rivier in Albanië - Drin, Seman,Vijosë rivier in Algerije - Medjerda rivier in Amerika - Amazone, Arkansas, Chico, Colorado, Hudson, Missouri, Mississippi, Ohio, Orinoco, Parana, Pecos, Snake rivier in Angola - Cassai, Zambezi rivier in Antwerpen - Schelde rivier in Argentinië - Chico, Chubut, Colorado, Deseado, Negro, Paraguay, Parana, Saladillo, Salado rivier in Argonne - Aire rivier in Armenië - Alazani, Araks, Aras, Koera rivier in Australië - Alberga, Barwon, Murray, Thomson, Warburton rivier in Azië - Amoer, Aras, Brahmaputra, Ganges, Indus, Jangtsekiang, Jenissei, Lena, Mekong, Ob, Tamar rivier in Balkan - Maritza, Wardar rivier in België - Dender, Gete, Leie, Lesse, Maas, Nete, Ourthe, Qete, Sambre, Schelde, Senne, Yzer rivier in Berlijn - Spree rivier in Betuwe - Linge, rivier in Binnen-Mongolië - Selenga, Tola rivier in Birma - Chindwin, Irrawaddy, Kaladan, Namtu, Sakween, Sittang rivier in Bohemen - Eger, Elbe, Moldau rivier in Bolivia - Beni, Guapore, Mamore, Miguel rivier in Bologna - Reno rivier in Brazilië - Amazone, Parana rivier in Brits Guyana - Essquibo, Fly rivier in Bulgarije - Lom, Maritsa rivier in Calabrië - Crati, Lao, Neto rivier in Cambodja - Boumbe, Faro, Faro, Khong, Lom, Sanaga, Wina rivier in Canada - Assiniboine, Athabasca, Back, Churchill, Columbia, Fraser, Grave, Liard, Mackenzie, Mooje, Palla, Peace, Saskatchewan, Skeen, Skeena, Slave rivier in Chili - Bueno, Huasco, Maipo, Palena rivier in China - Hoangho, Indus, Jangtsekiang, Mekong, Tarim, rivier in Colombia - Cauca, Magdalena rivier in Congo - Kwa, Kwango, Lopari rivier in Dalmatië - Narenta rivier in de Kaukasus - Terek rivier in de Krim - Alma rivier in Denemarken - Aa, Eider, Gudena, Konge, Skjern Stora, Varde rivier in Drente - Beilerstroom, Deizerdiep, Drostendiep, Hunze, Reest, Schoonebekerdiep rivier in Duitsland - Donau, Eems, Elbe, Havel, Hier, Iller, Inn, -23Ion, Lahn, Lech, Lippe, Main, Moezel, Mulde, Nab, Neckar, Neisse, Oder, Rijn, Saaie, Spree, Weger, Weser rivier in de Krim - Alma rivier in de onderwereld - Acheron, Lethe, Styx rivier in Egypte - Nijl rivier in Engeland - Avon, Dee, Ouse, Severn, Taw, Theems, Trent, Usk rivier in Estland - Ema rivier in Europa - Aar, Dnjepr, Dnjestr, Don Donau, Douro,, Ebro, Elbe, Maas, Loire, Marne, Po, Rhône, Saône, Seine, Taag, Theems, Trent, Wolga, Weger rivier in Equador - Napo, Pastaza rivier in Estland - Erna rivier in Ethiopië rivier in Europa - Aar, Dnjepr, Dnjestr, Don, Donau, Douro, Ebro, Elbe, Loire, Maas, Marne, Po, Rhôhe, Saône, Seine, Taag, Theems, Weser, Wolga rivier in Finland - Kemi, Ulea rivier in Frankrijk - Adour, Ain, Aisne, Charente, Dordogne, Durance, Garonne, Isère, Isle, Loire, Marne, Oise, Rhône, Saône, Seine, Somme, Tarn, Vienne rivier in Frankrijk, België en Nederland - Maas rivier in Friesland - Boorna, Ee, Linde, Tjonger rivier in Gelderland - Berkel, IJssel, Linge, Maas, Rijn, Schipbeek, Slinge, Slingerbeek, Waal rivier in Griekenland - Axios, Eurotas, Mesta, Punios, Wardar, rivier in Groningen - Boterdiep, Kielsterdiep, Reitdiep, Winschoterdiep rivier in Iberië - Taag rivier in Ierland - Shannon rivier in India - Brahmaputra, Ganges, Narbada rivier in Indonesië - Anei, Barito, Batang, Batangnegara, Brantas, Indragiri, Moesi, Musi, Negara, Rokan, Serajoe, Siak, Solo, Tjiliwong, Tjioedjoeng, Tjiloetoeng, Tjitandoei, rivier in Irak - Eufraat,Tigris rivier in Israël - Jarkon, Jordaan rivier in Italië - Adda, Adige, Anza, Arno, Bormida, Fiora, Fronto, Ombrone, Panaro, Pescara, Po, Reka, Reno, Savio, Sturo, Tanaro, Taro, Tiber, Ticino, Voiture rivier in Joegoslavië - Donau, Drava, Drina, Oena rivier in Kameroen - Shari rivier in Kaukasus - Terek rivier in Limburg - Geleen, Geul, Gulp, Jeker, Maas, Neer, Niers, Roer, Ur rivier in Litauen - Pregel rivier in Luxemburg – Semois, Sure rivier in Moravië - Oder rivier in Nederland - Aam, Aa, Amer, Amstel, Berkel, Dieze, Dintel, Donge, Ee, Eem, Geleen, Geul, Gouwe, Hunze, IJssel, Lek, Linge, Maas, Reest, Regge, Rijn, Rotte, Vecht, Waal, Zaan rivier in Noord-Brabant - Aa, Amer, Beerze, Dieze, Dintel, Dommel, Donge, Mark, Raam Run, Weerijs, rivier in Noord-Holland - Amstel, Drecht, Gaasp, Gein, Koog, Liede, Spaarne, Vecht, IJ, Zaan rivier in Noord-Italië - Adige, Brenta, Po rivier in Noord-Rusland - Onega rivier in Noorwegen - Atna, Bandak, Otra, Sira, Tana rivier in Oost-Azië - Amoer rivier in onderwereld - Lethe, stix rivier in Oost-Europa - Memel, Newa, Onega, Wolga rivier in Oost-Pruisen - Pregel rivier in Oost-Siberië - Lena rivier in Oostenrijk - Drau, Donau, Enns, Gurk, Inn, Isar, Lech, Lil, Mur, Sau rivier in Overijssel - Dinkel, IJssel, Reest, Rammelbeek, Regge, Schipbeek, Vecht rivier in Pakistan - Brahmaputra,Indus rivier in Polen - Weichsel rivier in Portugal - Douro, Taag, rivier in Roemenië - Donau, Siret rivier in Rusland - Amoer, Dnjepr, Dnjestr, Don, Duna, Dwina, Emba, Jenissei, Kama, Lena, Newa, Ob, Oeral, Oka, Onega, Terek, Wolga rivier in Schotland - Dee, Don rivier in Siberië - Jenissei, Lena, Ob rivier in Spanje - Douro, Ebro, Esla, Guadalquivir, Jarama, Jucar, Rio, Segre, Taag, Ter, Turia rivier in Suriname - Coppename, Nickerie, Suriname rivier in Thailand - Nan, Ping. rivier in Tsjecho-Slowakije - Eger, Hron, Isar, Labe, Moldau, Wah rivier in Turkije - Meander rivier in Utrecht - Eem, Gagel, Gein, Grebbe, Grift, Lek, Rijn, Vecht, Waver rivier in Utrecht en Zuid-Holland - Lek rivier in Venezuela - Orinoco rivier in Vietnam - Mekong rivier in Voor-Indië - Ganges, Indus rivier in Vorarlberg - lil, Lutz rivier in West-Afrika - Niger rivier on Zuid-Afrika - Vaal rivier in Zuid-Amerika - Amazone, Orinoco, Parana rivier in Zuid-Holland - Aar, Gouwe, Lee, Lek, Linge, Maas, Mije, Noord, Rijn, Rotte, Schie, Spui, Vliet, Vlist, Waal, IJsel, Zijl rivier in Zuid-Rusland - Koeban, Terek rivier in Zwitserland - Aar, Aare, Emme, Inn, Julia, Reuss, Rhône, Rijn, Ticino rivier op Borneo - Barito rivier op Java - Solo rivier op Sumatra - Anei, Moesi, Rokan rivieraaltje - draadworm rivierafzetting - (rivier)klei, grind, zand rivierarm - delta, tak rivierbed - kil, wade rivierbedding in woestijn - wadi rivierbeschrijving - potamografie rivierbewoner - aal rivierbodem - bedding, dal, bodem rivierdam - krib rivierdijk - bandijk riviereinde - monding riviergod - Peneus, stroomgad rivierkant - oever, wal rivierlamprei - rivierprik riviermond - aestuarium, estuarium riviermond (Eng.) - firth riviermond (Russ.) - liman riviermonding - aestuarium, delta, estuarium, liman, moeara, zeegat, riviermonding in de Zwarte Zee - Liman riviermonding in Egypte - Nijldelta riviermonding in Frankrijk - Gironde riviernimf - najade rivierpaard - hippopotamus, nijlpaard rivierpolder - waard rivierrand - oever rivierroofvis - meerval, visduivel, wentelaar -24rivierschip - aak riviersteen - rolkei rivierstrook met grind - heibaan riviertje - aa, beek, beekje, ee, kreek, sloot, spreng, vliet riviertje bij Meppel - Reest riviertje door Hamburg - Alster riviertje met stuwdam in Duitsland - Eder riviertje in de Betuwe - Linge riviertje in de oudheid - pactolus riviertje in Nederland - Aa, Dieze, Donge, Ee, Eem, Linge riviertje met stuwdam in Duitsland - Eder riviervaartuig - lichter, rijnaak, schouw, tjalk rivier verbeteren - kanaliseren, normaliseren rivierverzakkingspunt - ponor riviervis - baars, bliek, brasem, forel, grondel, meerval, sneep, snoek, zalm rivierzwijn - bosvark, potamochoerus (Afrikaans) rob - dogge, vismaag, vruchtenmoes, walrus, zeehond, zeerob rob met slurfachtige neus - zeeolifant robbebont - sealskin robbedoezen - ravotten, stoeien robbelig - oneffen, ruw robben - ravotten, stoeien robbenbont - sealskin robbenjager - robbenvanger robbenvanger - robbenjager, robbenslager robber - dief robbertje - partij robbeslag - robbevangst robe - gewaad, japon, jurk, kleed, nachtjapon, tabbaard, tabberd, toga, toilet, robol - akkerpaardestaart, bolderik, moeraspaardestaart robot - kunstmens, machinemens robuust - krachtig, sterk, stevig, stoer robijn - karbonkel robijnzwavel - realgar rochel - fluim, kwalster, reutel rochelen - reutelen, spuwen rochelend adem halen - reutelen rochelend keelgeluid - reutel, gereutel rochelende ademhaling - reutel, reuteling rochet - koorhemd roddel - achterklap, gerucht, kwaadsprekerij, laster roddelaar - kwaadspreker, lasteraar roddelaarster - kletskop roddelarij - achterklap roddelen - achterklappen, kletsen, kwaadspreken, lasteren roddelpraat - laster rode arceenblende - sandrak rode baard - judasbaard rode beetwortel - biet, kroot rode biet - kroot rode bloedcellen - erotrocyten rode bloedkleurstof - hemoglobine rode Bordeaux - Médoc rode den - green, greneboom rode deurknop - krukappel rode drank - bessenjenever rode drankneus - bitterneus rode edelsteen - robijn rode en paarse verfstof - dodekop rode galkleurstof - bilirubine rode gelaatskleur - blos rode glanskop - hematiet, ijzerbloem rode glaskop - bloedsteen rode hond - rubeola rode inkt - rubica rode jodium - mercurochroom rode klei - akmagra, karmozijn rode kleur van gezicht - blos rode kleur van vruchten - blos (figuurlijk) rode kleurstof - alizarine, brasiline, coraline, cossine, dodekop, eosine, fuchsine, garancine, henna, karmozijn, karmijn, menie, orleaan, orseille, purper, purpriet, taan rode kleurstof uit de meekrap - alizarine rode kwikoxydezalf - appelzalf rode kwikzalf - schulpjeszalf rodelbaan - rolbaan rode levensvloeistof - bloed rode loop - kopergeld rode muts in fezvorm - chechia rode muts met kwastjes - fez rode muur - akkerbasterdmuur rode neus - bloedneus rode okeraarde - almagra rode onverglaasde aarden pot - bloempot rode peper - paprika rode robijn - karbonkel rode schmink - rouge rode steenvrucht - kers rode transparante boekdrukinkt - agaatlak rode verfstof - alizarine, almagra, braziline, corraline, cossine, dodekop, eosine, fuchsine, garancine, henna, karmozijn, kermes, liguline, menie, orleaan, purpurine, vermiljoen rode vleessoort - biefstuk, rosbief rode vloeistof - bloed rode vrucht - aardbei, kers, lijsterbes, tomaat rode wijn - baai, Bordeaux, rosé, tinto, medoc, whist rode wijn uit Andalusië - tinto Rode Zee - Schelfzee rode zwavelarsenicum - realgar rodeloop - bloeddiarree, dysenterie rododendron achtige - alpenroosje rodomontade - snoeverij roe - baget (Zuidnederlands), gard, gesel, gordijnlat, heermoes, larp, lidrus, rijsbundel, roebol, roede, staaf, stang, stok roebol - lidrus, heermoes roede - balk, gard, garde, gesel, paal, pers, peilstok, roe, rijs, staaf, staak, staf, stang, stok, twijg roedel - kudde, troep roedeloper - rabdomant, rhabdomunt roef - kajuit, scheepshut roefelen - porren, peuteren roef van en schip - kajuit roeibaan bij Amsterdam - Bosbaan roeibank - doft, docht roeiboot - galei, giek, gondel, kaik, kano, outrigger, pieremagoggel, pinas, scull, skiff, sloep, vlet, wherry roeiboot voor de kabeljauwvitserij - dory roeibootje - vlet roeidol - roeipen roeieenden - erismaturinae roeien - rooien, slaan, stelen, peddelen, trekken, zwaaien roeien met riem achter de boot - wrikken roeien voor het plezier - spelevaren roeier - belastingambtenaar, boeg, gondelier, peddelaar, pinas, sculler, skiffeur, slag, tollenaar roeier in Venetië - gondelier -25roeiklamp - dol roeipeddel - riem roeipen - dol, pal, riempen, roeiklamp, steun, roeipen aan een boot - dol roeipootkreeften - copepoda roeipotige vogel - aalscholver, fregatvogel, keerkringvogel, pelikaan roeipotigen - steganopodes roeiriem - paddel, pagaai, peddel, spaan, roeischip - galei, gondel, kano, sloep roeischuit - pluiter roeisloep, lange smalle - giek roeispaan - dol, pagaai, paddel, peddel, roei(riem) roeispaan voor kano - paddel, pagaai, peddel roeistok - peilstok roeitocht - spelevaart roeivaartuig - galei, giek, gondel, kano, roeiboot, skiff roeivereniging - Aegir, Argo, Laga, Nereus, Njord, Skadi, Triton roeiwedstrijd - regatta, varsity roekeloos - aalwaardig, aalwarig, achteloos, baldadig, dolzinnig, driest, driftig, gevaarlijk, lichtzinig, onbedacht, onbedachtzaam, onbekookt, onberaden, onberekend, onbesuisd, onbezonnen, ongeraden, onnadenkend, onvoorzichtig, overmoedig, vermetel, voorbarig, waaghalzig, wild, woest, zorgeloos roekeloos iemand - waaghals roekeloos persoon - branie, desperado, durfal, durver, vermetele, waaghals, wager roekeloze daad - stunt, waagstuk roem - aanzien, beroemdheid, eer, ere, faam, glans, gloria, glorie, lof, luister, naam, oelebriteit, praal, renommee, reputatie, roep, vermaardheid Roemeens gebergte - Karpaten, Transsylvanië Roemeens district - judet Roemeens judet - Bihor Roemeens volkslied - doina Roemeens vorstengeslacht van Albanië - Ghika Roemeense dichter - Blaga Roemeense koning - Carol, Ferdinant, Michael Roemeense munt - ban, bani, lei, leu (lev) Roemeense plaats - Arad, Boekarest, Braila, Cluj, Galati, Varna Roemeense pruimendrank - tuica Roemeense stad - Arad, Auïd, Becau, Boekarest, Brad, Braila, Bcuresti, Deva, Lasi, Lugoj, Oradea, Poloiesti, Timisoara Roemeense vlakte - Moldauvlakte, Walachije roemen - achten, bezinnen, bluffen, bogen, eren, grootspreken, kaartterm, keuren, loven, ophemelen, prijzen, schatten, steunen, taxeren, trots, vanteren, verheerlijken, waarderen Roemenië, deel van - Balta Roemenië, gebergte in - Banaat Roemenië, haven in - Braila, Constanta, iGalati Roemenië, hoofdstad van - Boekarest, Bucurest Roemenië, landstreek in - Dacië Roemenië, rivier in 3 Jiu, Olt 4 Bega, Jioe, Reut 5 Argos, Bicaz, Buzau, Donau, Korös, Maros, Oltoe, Samos, Siret, Somes, Timis, Vedea 6 Aloeta, Crasna, Proeth 8 Silistra 9 Bistritsa, Jalomitsa roemer - bluffer, (wijn)glas, kelk, opsnijder, prijzer, romer roemloos - oneervol roemrijk - beroemd, doorluchtig, glorieus, groots, meesterlijk, trots, vermaard, weids roemrijke gedachtenis - g .m, roemrucht - beroemd, vermaard roemvol - eervol, glorieus roemzucht - doxomanie roemzuchtig - herostratisch roep - faam, gil, kreet, naam, reputatie, roem, schreeuw, uitroep roep van schildwacht - halt, sta, werda roepeend - lokeend roepen - bulken, krijten, nodigen, schreeuwen, voceren roepen van duiven - kirren roeper - afslager, keel, krakeend, schreeuwer, spreektrompet, strot roeping - aandrang, aandrift, bestemming, neiging, vervulling roep van schapen - bleren roer - geweer, knuppel, lokvogel, pijp, stuur, stuurrad, syrinx roerdeel - bewegen, draaien, klik, morrelen, toucheren roerdomp - brulvogel, butoor, domphoorn, domphoren, domphoek, pitoor, putoor, reidomp roeren - bewegen, draaien, mengen, mixen, morrelen, woelen roerend - aandoenlijk, aangrijpend, beweegbaar, hartroerend, los, pathetisch, tilbaar (rechtsterm), touchant, treffend, ontroerend, vervoerbaar roerend goed - boedel roerende goederen - mobilia roerganger - stuurman roerig - beweeglijk, druk, levendig, onrustig, rumoerig, rusteloos, wanordelijk, woelig roering - beweging, opschudding roerklamp - zogklamp roerkruit - melizoenkruit roerloos – bewegingloos, immobiel, kalm, lam, onbeweeglijk, onbewogen, onverschillig, standvastig, star, stijf, stil, stokstijf, stuurloos, vast roerom - meelpap roerpen - helmstok, inspit roersel - beweeggrond, beweegreden, drijfveer roerspaan - knoedelmajoor, pollepel, roerstok roerspil – roeras roerstang - helmstok, roerstok roer van een schip - stuur roerverklikker - axiometer roervink (fig.) - belhamel, lokvink, opruier roes - bedwelming, opwinding, roeskoop, temulentie, verdoving, voetstoots, zwijmel roesje - uiltje roest - aanslag, hoenderstok, kippenstok, metaaloxyde, oxidatie, plantenziekte, slaapstok, zitstok, roesten - rusten, slapen, slijten, vergaan, oxideren, oxyde, roestig - geoxideerd, verroest roestig worden - oxydatie, oxyderen roesting - corrosie roestje - keldermot, piossebed roestkleurig - rubigineus roestwerend middel - menie, tectyl roet - aanslag, koolstof, pijpzwart, roetaanslag, rookzwart, schoorsteenzwart, zwart, zwartsel roetaard - gaai, meerkol roetachtige mist – smog roet afgeven – roeten roethaan - stoker roetvoorn - rietvoorn roezemoes - chaos, drukte, rumoer, tumult, verwarring, warboel roezig - bewegelijk, druk, levendig, onrustig, rumoerig, woelig roffel - berisping, knoeier,schaaf, trommelslag -26roffelen - kakelen, slaan, rabbelen, ranselen, trommelen roffelig - ongeschaafd, ruw, slordig roge - kuit roggebloem - korenbloem, mik roggebrood - pompernikkel roggegras - veldgerst rok - galakostuum, habijt, kilt, pandjesjas, roken - dampen, puffen, smoken, smoren, stomen, walmen rokend zwavelzuur - oleum roker - smoker rokerig - smokerig rokersgerei - aansteker, asbak , lucifer, rookstel, sigarendoos, tabakspot rokjas - frak roklengte – maxi, midi, mini rol - catalogus, cilinder, convoluut, koker, lijst, naamlijst, register, rouleau, tabel, tableau, uitbeelding, wals, zangmanier, zwier, rolbaan - rodelbaan rol gesponnen tabak - karot rol spelen - acteren, veinzen rol tabak voor snuif - karot rol van een drukpers - degel rilf - rollaag rolgordijn - kree, rolhout, rouleau, store rolklaver - lotus rolkraag - col rolkussen (Mal.) - goeling rollaag aan de kant van een stoep - rolf rollaag als omlijsting van deur of raam - architraaf, entablement rollade - vleesrol rollebollen - buitelen, stoeien, rollen - buitelen, duikelen, ontfutselen, pikken, stelen, volveren, wentelen, wikkelen rollen van tranen - biggelen rollend kwelen - gorgelen rollende riem zonder eind - transportband rollende trap - roltrap roller - baar, boemelaar, breker, golf rolletje - klos rolletje geldstukken in papier - cartouche, karot, knapper rolletje geraspte snuiftabak - rapé rolletje shag - sigaret rolletje voor gordijnrail - runner rolling - deining, tuimeling rolluik - blind(e), rolblind, vensterluik rolmozaïek - bladziekte rol of tabel - lijst rol paard - affuit rolpissebed - armandil rolprent - film rolroer - aileron rolrond halsbont - boa rolrond handvat - dol rolrond hol voorwerp - buis, koker, pijp rolrond voorwerp - bal, koker rolronde doos - koker rolschaar haarknipinstrument, maaimachine(gras), scheermachine (laken), tondeuse rolschaats - sleeler rolschaatsbaan - rink rolschaatsplank - skateboard rolschijf - roulette rolspin - solifuga rolsteen - kei roltrek - cycloïde, radlijn rolverdeling - cast, rollering rol vervullen - optreden rolvlucht - tonneau rol voorzegger - souffleur rolvormig - cilindrisch, kokervormig rolvormig kneedmiddel - deegrol rolvormig pasteitje - croquet, kroket rolvormige doos - koker rolwerk - ornament rolzitting - terechtzitting rol zonnescherm - markies Romaans - Rom., Latijns Romaans maken - romaniseren Romaanse taal - Catalaans, Frans, Italiaans, Portugees, Povençaals, Reto-Romaans, Roemeens, Sardisch, Spaans roman - boek, novelle, prozaverhaal, verhaal roman uit een bepaald gewest - streekroman roman van Zola - Nana romanachtig verhaal - novelle romance - affaire, ballade, liaison, verhaal, volkslied romancier - auteur, romanschrijver romancyclus - saga romanesk - avontuurlijk, dromerig, dweperig romanfiguur van Jules Verne - Nemo Romanov, lid van het huis –4 Anna, Igor, Ivan, Kyra, Oleg, Olga,Paul, Vera 5 Boris, Cyril, Irene, Maria, Peter, Roman, Sofia, Xenia 6 Alexei, Alexis, Dmitri, Fjodor, George, Helena, Marina, Nikita 7 Andreas, Gabriël, Michael, Nadejda, Sergius, Tatiana, Vassily 8 Nathalia, Nicolaas, Theodoor, Vladimir, Vsevolot 9 Alexander, Alexandra, Anastasia, Catharina, Elisabeth, Rostislaw 10 Constantijn 11 Vjatsjislav romanschrijver - Aardweg, Balzac, Belcampo, Böll, Bordewijk, Bromfield, Bulthuis, Camus, Claus, Couperus, Cremer, Dendermonde, Dickens, Elsschot, Fabricius, Faulkner, Flaubert, Galsworthy, Gide, Grass, Gijsen, Heerema, Hemingway, Hermans, Hertog, Kelk, Kipling, Koolhaas, Lagerlöf, Lampo, Last, Laxness, Mann, Maupassant, Mauriac, Mens, Mulisch, Orwell, Pasternak, Poe, Raes, romancier, Sartre, Steinbeck, Timmermans, Undset, Vestdijk, Walschap, Wilde, Wolkers, Zola, Zwilg Romanschrijfsters - Buck, Blaman, Colette, Corsari, Ferguson, Murdoch, Lagerlöf, Sagan, Sand romantiek - romantisch romantisch verhalend gedicht - ballade romboïdaal - ruitvormig rombus - ruit, toverrad Romein - Italiaan Romein van aanzien - patriciër Romeins - Rooms Romeins adellijk geslacht - Borgla, Orsini Romeins ambtenaar - censor, consul, praetor, prefect, 0procurator, questor, tribuun Romeins badinrichting - thermen Romeins bestuurscollege - decemviraat, driemanschap senaat, triumviraat Romeins biograaf - Nepos Romeins blijspeldichter - Plautus, Terentius Romeins bouwwerk - Colosseum, Pantheon Romeins consul - Colosseum, pantheon -27Romeins consul - Brutus, Lentulus, Lutatius Romeins diaken - Laurentius Romeins dichter - Catullus, Horatius, Ovidius, Vergilius Romeins dramaschrijver - Seneca Romeins driemanschap - Crassus, Caesar, Pompejus (Pompelus) Romeins functionaris - consul, praetor, tribuun Romeins functionaris van de ooft - Pomona Romeins godin - Ceres Romeins godin der bloemen - Flora Romeins godin van de overvloed - Abundantia Romeins godin van de vrede - Pax Romeins grensgod - Terminus Romeins heldendichter - Vergilius Romeins hoofdkwartier - pretorium Romeins hoofdman - centurion Romeins huis buiten de stad - villa Romeins huisgod - lare Romeins imperium (afk.) - ri Romeins keizer - Antonius, Atho, Augustus, Caligula, Claudius, Domitianus, Flavius, Galla, Hadrianus, Nero, Nerva, Severus, Tiberius, Titus, Trajanus, Valens, Vespasianus Romeins keizerrijk - IR, RI Romeins kledingstuk - abolla, casula, dalmatiek, lacerna, paenula, palla, pileus, sagum, stola, tunica Romeins krijgsvaandel - labarum Romeins landbouwfeest - Raganalia Romeins Latijns schrijvers - Apuleius Romeins marktplein - forum Romeins meisje - Cloelia Romeins onderkleed - tunica Romeins oorlogstuig -ballista Romeins overheidspersoon - praetor Romeins persoon - Brutus, Caesar, Cato, Cicero, Cinna, Drusus, Lucullus, Maecenas, Orusus, Pompejus, Seneca, Varus Romeins plein - forum Romeins priester - augur, pontifex Romeins puntdichter - Martialis Romeins schrijver - Cicero, Horatius, Nepos, Livius, Tacitis, Ovidius, Seneca . Romeins spreekgestoelte - rostra Romeins stadhouder - Pilatus, Varus Romeins staatsman - Cato, Cinna, Caesar, Brutus Romeins stadion - circus, Colosseum Romeins taalkundige - Macrobius Romeins tienmanschap - decemviraat Romeins vaandel - labarum Romeins veldheer - Agrippa, Caesar, Pompejus, Scipio, Sulla, Romeins veldteken - adelaar Romeins wagenmenner - auriga Romeins wapen - ballista Romeins wijsgeer - Cicero, Seneca Romeinse afdeling (honderd man) - centurio Romeinse akkerwei - agraire Romeinse badinrichting - thermen Romeinse balans - unster Romeinse bijbelvertaling (oudste) - Itali Romeinse bijl - bipennis Romeinse bijlbundeldrager - lictor Romeinse bijnaam - agnomen Romeinse bos- en veldgod - Faun, Faunus, Pan Romeinse boze geesten - larvae, lemures Romeinse censor - Cato Romeinse consul 3 Mus 4 5 Cato, Libo, Maso, Nero, Pera, Piso Ahala, Asina, ButeoCarbo, Catus, Celer, Cerco, Cinna; Cotta, Dives, Falto, Felix, Fusus, Galba, GalusGetha, Helva,Julus, Labeo, Ligus, Matho, Mento, Nepos, Nerva, Pansa, Papus, Philo, Rufus, Stolo,Sulla, Tucca, Varus, Venno, VenoxVuldo 6 Arvina, Bestia, Blasio, Brutus,Buldus, Caecus, Gaepio,Caesar, Galvus, Canina, Capito, Caudex, Centho, Cicero, Corvus, Cossus, Cursor, Curvus, Denter, Dorsus, Drusus, Flavus, Florus, Gallus, Gurges, Laenas, Longus, Marius, Merula, Nasica, Noctua, Opimus, Paetus, Pennus, Picens, Piktor, Pollus, Russus, Scaeva, Scipio, Sophus, Strabo, Thalma, Tuscus 7 Agrippa, Albinus, Atticus, Blaesus, Calenus, Catulus, Claudius, Crassus, Duilius, Fidenas, Fimbria, Flaccus, Geminus, Glabrio, Laelius, Lanatus, Lepidus, Licinus, Maenius, Maximus, Merenda, Orestes, Pacilus, Paullus, Peparna, Peticus, Potitus, Priscus, Pulcher, Ravilla, Regulus, Rutilus, Sabinus, Scapula, Serapio, Siccius, Sicilus, Violens, Visolus, Vitulus, Volusus 8 Aemilius, Ambustus, Antonius, Auruncus, Barbatus, Calvinus, Camillus, Cathegus, Caudinus, Clepsina, Corculum, Cornutus, Decianus, Dentatus, Fundulus, Graechus, Hispalus, Hypsaeus, Leavinus, Lentulus, Luscinus, Mamercus, Mancinus, Manilius, Megellus, Messalla, Metellus, Mucianus, Nobilior, Octavius, Pompeius, Privinus, Proculus, Purpureo, Saverrio, Scaevola, Serranus, Sicinius, Spinther, Spurinus, Structus, Tappulus, Tremulas, Tubertus, Turrinus, Uritinus 9 Aquilinus, Asvaticus, Atratinus, AugurinusCaedicius, Caiatinus, Camerinus, Caprarius, CicurinusDolabella, Flaminius, Fulvianus, Lucretius, Macerinus, Marellus, Paulullus, Phillipus, Poplicola, Privermus, Pulvillus, Quinctius, Rullianus, Salinator, Tamphilus, Torquatus, Tricostus, Tuditanus, Vaticanus, Vibulanus 10 Balliaricus, Censorinus, Centumalus, Cerretanus, Collatinus, Delmaticus, Diadematus,Esquilinus, Fontinalus, Imperiosus, Mamercinus, Medullinus, Mugillanus, Paterculus, Rullianus, Verrucosus, Vicellinus 11 Ahenobarbus, Capitolinus, Cincinnatus, Coruncanius, Flaccinator, Patercullus, Quinctilius, Regillensus 12 Aventinensis, Maluginensis, Praetexatus, Tricipitinus 13 Corinisetanus 14 Caeliomotanus, Ingrigilensis Romeinse dag - klus (13e of 15e) Romeinse dichter - Ennitus,Horatitus, Ovidius, Vergilius Romeinse dictator 4 Pera 5 Ahala, Felix, Julius, Philo, Rufus, Sulla 6 Arvina, Brutus, Caecus, Caesar, Corvus, Cossus, Cursor, Fidenas, Longus 7 Barbula, Crassus, Maenius, Maximus, Peticus, Rufinus, Rutilus,Visolus 8 Carmillus, Lentulus, Mamercus, tubertus, Valerius 9 Atratinus, Caiatanus, Crispinus, Privernas, Rullianud, Torquatus 10 Hortensius, Mamercinus, Verrucosus 11 Capitolinus, Cincinnatus, Regillensis 13 Inregillensis Romeinse driemanschap -Antonius, Caesar, Crasses, Lepidus, Pompeus, triumviaat Romeinse feesten - Saturnalia (vóór Kerstmis) Romeinse filosoof - Seneca Romeinse functionaris - consul, praetor, tribuun Romeinse geleerde - Plinius, Varro -28Romeinse geschiedschrijver - Caesar, Livius, Nepos, Plutarchus, Polybius, Sallustius, Suetonius, Tacitus Romeinse gladiator - Retiarius Romeinse god van de handel - Mercurius Romeinse god van de oorlog - Cupido, Janus, Mars Romeinse goden van de liefde - Amor, Cupido Romeinse godin - minerva Romeinse godin van de dageraad - Aurora Romeinse godin van de huiselijke haard - Vesta Romeinse godin van tuin en ooft - Pomona Romeinse grafkelder - columbarium Romeinse haven - Ostia Romeinse huisgenoten - laren, lares Romeinse huisgoden - Laren, Penaten Romeinse keizer – 4 Geta, Nero, Otho, Pius 5 Carus, Galba, Nerva, Titus 6 Avitus, Decius, Gallus, Julius, Libius, Magnus, Peobus, Probus, Valens 7 Carinus, Chlorus, Clodius, Flavius, Olybius, Romulus, Severus, Tacitus 8 Antonius, Augustus, Balbinus, Caligula, Claudius, Commodus, Constans, Galerius, Galienus, Homorius, Johannes, Jovianus, Julianus, Licinius, Macrinus, Pertinax, Tiberius, Trajanus, Trapanus, Vitelius 9 Alexander, Anthemius, Caracalla, Florianus, Gallienus, Clycerius, Gordianus, Gratianus, Hadrianus, Imperator, Maxentius, Petronius, Philippus 10 Aemillianus, Augustinus, Aurelianus, Constantijn, Donitianus, Magnentius, Majorianus, Maximianus, Numerianus, Pescennius, Theodosius, Valerianus, Vespasianus 11 Constantinus, Trebonianus, 12 Diocletianus, Heliogabalus 13 Valentinianus Romeinse kleine vestingstad - oppidum . Romeinse koning en stichter van Rome - Romulus Romeinse krijgsgod - Mars Romeinse landvoogd - praetor, pretor Romeinse legeraanvoerder - Antonius, Caesar, Caracalla, Gordianus, Pompejus, Sulla, Varus, Vespasianus, Valerianus Romeinse legerafdeling - centurie, cohorte, legioen, manipel, praesidium, Romeinse legerplaats - castra, castella Romeinse liefdes godin - Venus Romeinse lijfwacht - praetoriaan Romeinse mantel - toga Romeinse munt - as, aureus, denarius, quadrans, sesterius Romeinse naam voor Aphrodite - Venus Romeinse naam voor Ares - Mars Romeinse naam voor Artemis - Diana Romeinse naam voor Athene - Minerva Romeinse naam voor Demeter - Ceres Romeinse naam voor Eros - Amor Romeinse naam voor Frankrijk - Gallië Romeinse naam voor Hades - Pluto Romeinse naam voor Hermes - Mercurius Romeinse naam voor Leiden - Bavatorum, L.B.,Lugdunum Romeinse naam voor Nijmegen - Noviomagus Romeinse naam voor Portugal - Lusitanië Romeinse naam voor Poseidon - Neptunus, Romeinse oorlogsgod - Janus, Mars Romeinse oppergod - Jupiter Romeinse renwagen met twee paarden - bigae Romeinse rijk - I.R., R.I. Romeinse stad - opidum Romeinse stadhouder - praetor, pretor Romeinse vaas - amfoor, amfora Romeinse vergaderzaal - curia Romeinse volk - P.R. Romeinse voorname - patriciër Romeinse wagen met vier wielen - rheda Romeinse zilvermunt - denarius romer - roemer, kelk, (wijn)glas rommel - afbraak, afval, barge, beestenboel, bende, berge, bocht, boel, boeltje, chaos, hoetel, janboel, kaf, keet, klodde, knoei, lorretuig, mikmak, pan, poespas, rataplan, rotzooi, pacotille, prut, puin, puinhoop, rataplan, reut, rotzooi, santenkraam, tinnef, troep, tuig, uitschot, wanorde, warboel, warwinkel, zooi rommelen - knoeien, regelen, ritselen, scharrelen, snuffelen, zoeken rommelig - chaotisch, druk, onordelijk, onstuimig, rumoerig, wanordelijk, warrig, rommelpot - foekepot rommeltje - bende, boeltje, chaostroep, jamboel,soepzootje, zootje rommelzolder - vliering romp - lichaam, lijf, paspop, slecht, tors, torso, tremel (korenmolen), wankel, wrak, ziek, zwak romp van een beeld - torso romp van een paard - koffer romp van een schip - casco rompslomp - bedoening, beslommering, chaos, drukte, gedoe, omhaal, poespas, soesa, soesah, warboel rompvormig - torsaal ron - vat rond - afgesloten, bol, bolvormig, cilindrisch, circa, cirkelvormig, gebogen, geheel, gevuld, gul, kogelvormig, kringvormig, mollig, omstreeks, ongeveer, ongeveinsd, openhartig, orbiculair, plusminus, rolrond, rondborstig, ruiterlijk, sluitend, vol, voltooid rond als een ton - tonrond rond baksel met krenten - oliebol rond bastion aan een schans - orillon rond bewegen - draaien, roteren, wentelen rond bolwerk - rondeel rond bouwwerk - rotonde rond broodje - pistolet (Frans), pol rond buitenwerk - rondeel rond chocolaadje - flikje rond dak - koepel rond dameshoedje - toque rond doosje - aker, pillendoosje, poederdoos rond en dik - vlezig rond en eerlijk - loyaal rond en vol - gevuld, kwabbig, mollig, poezel rond fladderen - dartelen rond gaan - dwalen, hoeden, waren rond gebak - appelbeignet, appelbol, berlinerbol, bolus, taart, vlaai rond gebouw - rondeel, rotonde rond gebouwtje - koepel rond geven - uitdelen rond gezang - ronde rond gezwel - cyste rond hangen - waren rond hout - piket rond huppelen - dartelen rond maken - ronden -29rond mes - sikkel rond metaal - medaille rond metalen schild - rondas rond naar buiten - bol rond papieren voorwerp - prop rond schild - beukelaar, rondas rond slenteren - zwerven rond slenteren zonder doel - flaneren rond snijmes - sikkel rond soort dak - koepel rond speeltje - knikker, stuiter rond stuk hout - klos rond tafereel - panorama rond teken - nul, punt, stip rond tuinhuis - koepel rond uit - goedrond, volmondig rond verkeersplein - rotonde rondvliegen - spatten rond voorwerp - bal, bol, kluwen, kogel, rad, ring, rol, rondeel, wiel rond wafeltje - oblie rondwentelen - roteren rond wenteling - rotatie rond zitkussen - poef rondachtig ingekeept - gekarteld rondachtig vast lichaampje - beukelaar, korrel, rondace, rondas, schild rondas - beukelaar, schild rond bewegen - draaien, keren, roteren, wenden, wentelen, rondborstig - eerlijk, frank, franchement, goedrond, open, openhartig, oprecht, ridderlijk, ronduit, vrij rondborstigheid - franchise, oprechtheid, openhartigheid, royaliteit rond bouwwerk - rotonde rondbreibreker - vergruizer rondbrengen - bezorgen, klikken, oververtellen,verklikken rondbrenger van dagbladen - krantenbezorger rondbrieven - roddelen, vertellen rondbrood - bol rondbuigen - krullen ronddalven - zwalken ronddelen - distribueren, tracteren, uitdelen, ronddolen - dolen, dralen, dwalen, rondlopen, rondzwerven, slenteren, spoken, suffen, waren, zwalken, zwerven ronddraaien - cirkelen, keren, roteren, toeren, wentelen, wervelen ronddraaiend apparaat - rotator ronddraaiend deel - anker, rotor ronddraaiend voorwerp - rotor ronddraaiend water - kolk, neer ronddraaiende oven - rotator ronddraaiende trommel bij de was - centrifuge ronddraaiende trommel bij de wolbereiding - snar ronddraaiende wind - cycloon, tornado, wervelwind, windhoos ronddraaiing - rotatie ronddwalen - beschermen, dolen, dwalen, keren, rondgaan, spoken, waren, zwalken, zwerven ronde - beurt, circuit, cirkel, kring, omloop, omgang, ommegang, ontrek, parcours, patrouille, rondedans, rondgang, rondje, toer, tournee, wedstrijd (boksen, fietsen) ronde (bij race) - circuit ronde bak - teil, tob, tobbe ronde bewaarplaats - koker ronde bundel - bos ronde continue draad van glas - glasvezel ronde doen - patrouilleren ronde doos - koker ronde gesloten lijn - kring ronde gevlochten korf - banst ronde gladde steen - kiezel, rolsteen ronde hal - rotonde ronde inham van de zee - baai ronde kafferwoning - rondavel ronde kei - kinderhoofd ronde knop als teken van ridderorde – rozet ronde knop in een verwulfsel - neut ronde koker - buis ronde kom - mok ronde korf - paander ronde lijn - cirkel ronde mand - paander ronde overkapping – koepel ronde paal aan bochten van kanalen enzovoort waarlangs jaaglijnen geleid worden - rolpaal ronde plek in een schietschijf - roos ronde poort - boog ronde priem - bros ronde pruim - mirabel ronde rand - kring onde steen - rolsteen ronde stok - roe ronde strooien hoed - matelot ronde stroopkoek - bolus ronde tafel conferentie - rtc ronde ter controle van een ronde - tegenronde ronde toren - rondeel ronde uitbouw - koepel ronde vlek - stip ronde vijl - rattenstaart ronde vis - aal, paling ronde witte vlek van het hoofd (paard, koe) - bles, kol ronde ijzeren koker - pijp ronde zuil - cilinder, cylinder, kolom, pilaar rondeau - rondeel, rondo rondedans - branie, groep, koor, koorzang, polonaise, rei, reidans, ronde, wals rondeel - toren ronder - kurkensnijder rondfleren - dweilen rondgaan - draaien, dwalen, uitdelen rondgaand - ambulatorisch rondgang - beurt, kerkcollecte, kringloop, omgang, omloop, ommegang, ronde, roteren, toer, tournee rondgang om lofbetuigingen te ontvangen - ererondje rondgeslepen edelsteen - cabochong rondgooien - strooien rondhangen - vendelen rondhout - giek, mast, ra, spriet, steng rondhout buiten de voorsteven v/e schip - boegspriet rondhout tot maststeun - spier rondhout voor takelwerk - spier ronding - absis, boog, draai, kromming, wikkeltouw, welving, zeeg ronding aan bruggen en schepen - zeeg rondje - toertje, traktatie rondkijken - neuzen, zoeken rondkop - puritein rondkopdolfijn - grindewal rondleider - gids -30rondleiding - bezichtiging rondloeren - kijken, neuzen rondlopen - zwerven rondlopende galerij - omloop rondneuzen - zoeken rondo - danslied rondom - circum, omtrent, overal rondom ingesloten dal - keteldal rondom ingesloten stelling - egelstelling rondoor - bosolifant rondreis - toer, tournee rondreizen - toeren, trekken rondreizend - ambulant rondrijden - toeren rondrijzend - ambulant rondrit – omloop, tour rondschrijven - circulaire rondslenteren - flaneren, lanteren rondte - kreits, kring, ronding rondtrekken - zwerven rondtrekkend bedelaar - gyrovaag rondtrekkend koopman - venter, (mars kramer rondtrekkend toneelspeler - cabotin rondtrekkend volk - nomaden, zigeuners rondtrekkend zanger - bard, minstreel, rapsode, troubadour ronduit - botaf, eerlijk, gladweg, onbewimpeld, open, openhartig, regelrecht, resoluut, rondweg, ruiterlijk, vierkant rondvertellen - ombazuinen rondvliegen - spatten rondwaren - omdwalen , spoken rondwarende boze geesten - lemuren rondweg - circuit, frank, eerlijk, gladaf, ruiterlijk, onbewimpeld, openhartig, openlijk, regelrecht, openhartig, vierkant rondwentelen - draaien rollen rondwindende lijn - spiraal rondworm - draadworm, haakworm, nemotode, pijlworm, snaarworm rondzang - rei rondzien - rondkijker rondzwalken - rondzwerven rondzwerven - dolen, dwalen, lopen, zwalken rondzwervend - nomadisch rondzwervend student of geestelijke in middeleeuwen - vagant rondzwervend volk - nomaden, zigeuners rondzwervende Arabier - bedoeïen rondzwervende herders - nomaden rondzwervende herders in Noord Rusland - Samojeden rondzwervende zanger - bard rondzwerver - zwalker rondzweven aan de zweefmolen - voltigeren rong - lassteun, spijker (zeer groot), staaf, staander ronkel - meikever ronken - brommen, gonzen, snorken, snorren, snurken ronselaar - embaucheur, matrozenwerver, sjacheraar, soldatenwerver, werver, zielverkoper ronselen - rekruteren, werven röntgen lichtbeeld - sciagram röntgendoorlichting - röntgenoscopie ronzebons - poppenkast, marionettenspel rood (wapenkunde) - keel rood bloedlichaampje - erytrociet, erytrocyt rood edelgesteente - granaat, robijn rood karpertje - alver rood koper wit maken - platineren rood messing - tombak rood metaal - bismut(h) rood poeder - fluoresceïne rood vocht uit een wond - bloed rood wangenkleursel - rouge rood wolkje als voorteken van slecht weer - weergal rood wondvocht - bloed rood worden - blozen rood zwavelarsenic - realger roodaarde - huisrood roodachtig - ros, rossig roodachtig marmer - griotte (Italiaans) roodachtig metaal - bismut roodachtig slib - roodolm roodachtige blauwe verfstof - lakmoes roodachtige potaarde - plateel roodachtige verfstof - taan roodbaard - knorhaan, poon, roodborstje, zeehaan roodblauwe verfstof - lakmoes roodbruin - kastanje, ros roodbruine galkleurstof - bilirubine roodbruine limonade - grenadine roodbruine vloeistof - bromium roodharige - rode, rooie roodheid - rubor roodhuid - Indiaan roodkelige zee duiker - lom roodkop - tafeleend roodkopererts - cupriet roodvonk - rodehand, scarlatina roodwaterkoorts - veeziekte roodwit worteltje - radijs roodijzersteen - hematiet roof beroving, buit, diefstal, ontvoering, plundering, prooi, raptus, spolatie, spoliatie, wondkorst roof van een wond - rap roofdier (carnivoor) - aardwolf, alligator, angorakat, baribal, beer, berin, bunzing, caracal, carnivoor, cheetah, civetkat, coyote, das, dingo, dolfijn, faraorat, fennek, fosse, fret, genet, genetkat, genetta, gepard, haai, harimau, hermelijn, hond, hyena, ichneumon, jachtluipaard, jaguar, jakhals, kaaiman, karakal, kat, kater, koffierat, koningstijger, kraagbeer, krokodil, leeuw, leeuwin, loewak, los, lynx, luipaard, leeuw, mangoeste, marter, matjam, melon, meloncille, mungo, nerts, nevelpanter, ocelot, otter, pampaskat, pamrolmarter, panter, pardel, pardelkat, poema, poes, poolvos, rasse, rob, saki, schabrakhyena, skunk, stinkdas, surikate, tschita, tijger, tijgerin, tijgerkat, tijgerwolf, veelvraat, vos, vosmangoeste, walrus, wasbeer, welp, wezel, wolf, ijsbeer, zeehond roofdier uit de Himalaya - panda roofdier uit Egypte - jakhals roofdier uit V.S. - coyote roofdier van het hondengeslacht - coyote, hyena, vos, wolf roofdiernagel - klauw roofdierenverblijf - hol, leger roofdiertje - fret, hermelijn, wezel roofgierig - roofziek roofgierig monster - sfinx roofgierigheid - rapaciteit, roofzucht roofgoed - buit roofkarper - alver roofkarpertje (soort) - alvenaar roofkever - loopkever roofmeeuw - jager -31roof partij - rampaspartij roofpoot - klauw roofsprinkhanen - mantis roofster - dievegge rooftocht - raid, plundertocht, rooftocht, strooptocht roofvis - baars, dorenhaai, haai, hamerhaai, hondshaai, meerval, panterhaai, reuzenhaai, roofhaai, schoerhaai, snoek, snotolf, ijshaai, roofvogel - aasgier, adelaar, arend, avondvalk, baardgier, buizerd, condor, edelvalk, ekster, gier, gierarend, giervalk, goudarend, hagerd, havik, jachtvalk, kamgier, kapgier, keizersarend, kerkuil, kiekendief, klauwier, koningsgier, kuikendief, lammergier, monnikgier, muizerd, oehoe, patrijsvalk, rootvalk, slechtvalk, sperwer, steenarend, steenvalk, torenvalk, uil, valk, visarend, wespendief, wouw, zeeadelaar, zeearend, roofvogelnest - horst roofvogels - raptatores roofworm - nereide, zeeduizendpoot roofziek - roofgierig roofzucht - rapaciteit, roofgierigheid roofzuchtige papegaai - kea rooi - armoede, gebrek, gissing, last, raming, regel, richtlijn rooilijn, schreef, streep rooien - delven, gissen, klaarspelen, moeite, ontwortelen, oogsten, stelen, uitgraven rooihak - pikhouweel rooiing - rooilijn rooier - dief, stroper, viseerder rooilijn - alignement, richtlijn rooimeester - bouwopzichter, erfscheider rooinek (Zuidafrikaans) - roodnek rook - damp, hooihoop, hooistapel, kruitdamp, kwalm, nevel, opper, smook, smoor (Zuidnederlands), stoom, waas, walm, wasem, rook afgeven - dampen rook door water gevoerde pijp - waterpijp rook uitblazen - dampen rook van zich geven - roken rook (vuursein) - fanaal rookartikel - pijp, shag, sigaar, sigaret, tabak, rookgang - rookgat, rookkanaal, schoorsteen rookgat - schoorsteen rookgerei - aansteker, asbak, kloker, lucifer, pijpenrek, pijpenwroeter, rookstel, sigarenetui, sigarendoos, sigarenkoker, sigarettendoos., tabaksdoos, tabakszak rookgerief - asbak rookgordijn - rookscherm rookkamer - foyer, fumoir, rooksalon, tabagie rookkanaal - schoorsteen, vuurgang rookleider - kachelpijp, schoorsteenpijp rookplaats - tabagie, wieme rookplaats voor spek - wieme, wim rookscherm - nevelgordijn rooktabak - baai, knaster rookverdrijver - fumist rookvlees - nagelhout, rookmuis rookzwart - roet room - cream, crème, melkvet, zaan roomappel - flesappel roomboter - natuurboter room en eiwitgerecht - mousse roomgebak - roomtaart roomgeel - ecru roomkaas - brie roommeter - cremometer roomkleurig - creme roomklopper - garde, mixer rooms - katholiek, romeins roomsgezind - paaps r.k. feestdag - allerzielen, pasen, pinksteren, kerst r.k.geestelijke - abt, bisschop, deken, kapelaan, kardinaal, pastoor, paus, prefect, prior rooms katholicisme - papisme, pausdom rooms katholiek - r.k. rooms-katholiek aflaatfeest op twee augustus portiunculafeest rooms-katholiek avondgebed - vesper rooms-katholiek bestuurslichaam - curie Rooms katholiek bidbank - knielbank Rooms katholiek leest van een doopheilige - naamfeest Rooms katholiek - geestelijkheid - clerus Rooms katholiek kerkdienst - mis, missa Rooms katholiek kerkgezang - koraal Rooms katholiek kruisjesdag - aswoensdag Rooms katholiek optocht - processie Rooms katholiek priester - padre Rooms katholiek processievaantje - labarum Rooms katholiek rechtscollege - rota Rooms katholiek sacrement der stervenden - oliesel Rooms katholiek smeekgebed - litanie Rooms katholiek vaatwerk - monstrans Rooms katholiek wisselgebed - litanie rooms katholieke dientatel - credenstafel rooms katholieke feestdag - Allerheiligen, Allerzielen, Aswoensdag, Driekoningen, Drievuldigheid, Hemelvaartsdag, Sacramentsdag, Septuagesima, Silvester, Vastenavond rooms katholieke geestelijke - abt, bisschop, deken, nuntius, kapelaan, kardinaal, pastoor, paus, prelaat rooms katholieke godsdienstoefening - mis, noveen, novene rooms katholieke kerkgezangen - credo, gloria, magnificat, mater, magnificat, sanctus, stabat rooms katholieke kerkmuziek - gregoriaans, magnificat rooms katholieke knapen in een klooster - oblaten rooms katholieke morgengebeden - metten rooms katholieke orde - O.F.M., O.P..S.J. rooms katholieke politieke partij - K.N.P., K.V.P., R.K.P.N., R.K.S.P. rooms katholieke vereniging der heiligen - dulia Rooms-katholiek Latijnse derde ordening - tertia roomsoes met chocolade - moorkop, negerzoen roomtaart - polonaise, roomgebak, slagroomtaartje roomton - staar roomvat - melktobbe, staander, staar, tabel, tafellijst roos - bottelroos, diamant (geslepen), doel, doelwit, duinroos, egelantier, hageroos, klimroos, kompasschijf, middelpunt, middenste, mikpunt, mosroos, rozebloem, rozeboom, rozestruik, schin (huidontsteking), stamroos, veldroos roos die elke maand bloeit - maandroos roos van Jericho - Anastatica roosachtige heester - slee, sleedoorn roosachtige plant - aardbei, abrikoos, agrimonie, amandel, appel, braam, egelantier, elsdoorn, framboos, ganzerik, leeuwenklauw, lijsterbes, meelbes, meidoorn, morel, nagelkruid, pimpernel, roos, spirea, tormentil, vuurdoorn, vijfvingerkruid, zilverschoon roosachtige verzwering - omloop roosachtigen - rosaceeën roosbeen - elefantiasis rooskleurig - rose, veelbelovend -32roosnageltje - klinknageltje roosten - flamberen rooster - braadijzer, lesrooster, lesschema, lijst, raamwerk, rasterwerk, schema, tabel, tralie, tralieraamwerk, tijdrooster, werkrooster, werkschema rooster met zijborden - aalgeerkast roosteren - braden, grilleren, schroeien rooster of register lijst, tabel roosterpan - brochette roosvormig sieraad - roset, rozet roosvormig vaatwerk - monstrans rootplaats voor hennep - reute ropaard - rolpaard, scheepsaffuit ropen - uittrekken ros – paard, rood, roodbruin, rossig,strijdpaard, viervoeter rosacee – 4 geum, kers, kwee, peer, roos, rosa, slee 5 appel, bram, malus, morel, pruim, pyrus, rubus 6 aronia, elsbes, kerria, mispel, perzik, prumus, sorbus 7 aardbei, amandel, meelbes, radulae, spiraea 8 abrikoos, fragaria, framboos, ganzerik, meidoorn, mespilus, sleedoorn, sorbaria 9 agrimonia, lijsterbes, pimpernelvuurdoorn 10 egelantier, nagelkruid 12 zilverschoon rosachtig – rossig ros als rijdier - rijpaard rosarium - rozenkwekerij, rozenkrans, rozentuin rosbaar - draagstoel rose gloed - blos roserood edelgesteente - tirmalijn, toermalijn roskam - hekeling, paardenkam, streel rossement - watermunt rossen - afrossen, ranselen, roskammen rossig – rosachtig rot - aangevreten, aardappelziekte, afschuwelijk, bedorven, bende, beroerd, geweerrot, legerschaar, naar, pervers, rat, rij, 3schapenziekte (hoeven), slecht, troep, vergaan, vermolmd, verrot, vervelend, vort rotan - (palm)riet rotanstok - rotting rotan zonder schil - pitriet rotatie - circulatie, draaiing, omwenteling, wending, wenteling rotatie van een electron om zijn as - spin rotatiepers - drukpers roteren - draaien, ronddraaien, wentelen rotgans - aalscholver rotje - voetzoeker rotor - anker, schoepenrad, schoepenwiel rots - blankvoorn, kaap, klip, rif, steen, steenklomp, steenmassa, steun, toeverlaat rots aan de Rijn - Drachenfels, Lorelei rots in zee - rif rotsachtig - rotsig rotsbank - rif rotsbes - lavendelheide rotsdal - canon, canyon, kloof rotsduif - steenduif rotseiland voor kust (Skand.) - scheer rotsgruis - puin rotsig - rotsachtig, stenig rotskers - vogelkers rotsklooster - Athos rotskruiper - muurloper rotspunt - kaap rotssoort - molasse rotsspelonk - grot, hol rotstraal - ellendeling, lamstraal, paardenziekte rotstreek - luizenstreek rotsvast - muurvast, onkreukbaar, onwankelbaar, onwrikbaar, pal, stevig rotsvesting - Gibraltar rotswoestijn - hamada rotszuil - monoliet, naald, obelisk rotte - meekrap rotte plek in fruit - stek rotten - bederven, vergaan, verrotten, ontbinden rottend - putride, stinkend rottend dier - aas, kreng rottend lijk - kreng rottend (med.) - septisch rottende dampen - miasma Rotterdamse Tramweg Mij. - R.T.M. rottig - bedorven, rotting - badine, bederf, ontbinding, rotan, sepsis, stok rottinkje - badine, baton rottingolie - rotanolie, (stok)slaag rottingsslib - sapropeel rottingwekkend - saprogeen rotvis - kwabaal, puitaal, rotzak - beroerling, smeerlap rotzooi - bende, keet, prullerij, puinhoop, reut, rommel, shit, troep, uitschot, wanorde, zooi, zwijn(d)erij rouge - smink roulatie - circulatie, omloop rouleau - rolgordijn, rol(luik) roulette - gokspel, hazardspel, kansspel, waagspel route - koers, reisweg, richting, weg, vaarweg routine - bedrevenheid, ervarenheid, ervaring, sleur, vaardigheid, vlugheid rouw - droefheid, ruw, smart, treurigheid, treurnis, verdriet rouwband - pleureuse rouwbeklag - condoleance, p.c. rouwdienst - uitvaart rouwen - treuren rouwfloers - krip, lamfer, pleureuse, rouwsluier, sluier rouwig - bedroefd, treurig rouwkleur - geel, lichtbruin, violet, wit, zwart rouwmis - requiem rouwplechtigheid - exequien rouwsluier - floers, krip, lamfer roven - dieven, gappen, jatten, kapen, ontnemen, pikken, ontvreemden, plunderen, rampassen, schuimen, stelen, weghalen rover - bandiet, dief, gapper, inbreker, jatter, kaper, ladelichter, misdadiger, ontvoerder, overvaller, pikker, piraat, plunderaar, schavuit, schurk, steler roverij - diefstal, marode royaal - genereus, goed, goedgeefs, gul, kwistig, liberaal, mild, onbekrompen, rijk, rijkelijk, ruim(schoots), vorstelijk, vrijgevig, weldadig royalisme - koningsgezindheid royalist - camelot, koningsgezinde royalistisch - koningsgezind royaliteit - gulheid, mildheid, vrijgevigheid oyalty - aandeel royement - schrapping royeren - cancelen, cancelleren, doorhalen, intrekken, schrappen roze - bleekrood, lichtrood -33roze beril - morganiet roze gloed op gezicht - blos rozelaar - egelantier, rozenboom , rozenstruik, rozelaurier - oleander rozenbed - rozenperk rozenbeschrijving - rhodografie rozenbrandewijn - rosolio rozenboktor - muskusbok rozenboom - rozelaar rozengaarde - rosarium, rozenkwekerij, rozentuin rozenhoed - rozenkrans rozenkevertje - johanneskever rozenkrans - bidsnoer, chapelet, paternoster, rosarium, rozenhoedje, rozensnoer Rozenkruisers Orde - A.M.O.R.C. rozenkwekerij - rosarium, rozengaarde, rozenperk rozenmaand - juni rozenrood edelgesteente - toermalijn rozenstruik - rozelaar rozentuin - rosarium rozenvingerige (de) - Eos (Homerus) rozet - haarkrans, karet, kokarde, sierknoop rozewied - klaproos rozijn - plum rozijnen op brandewijn - boerenjongens rozijnenbrood - kramiek rozijnenklauwer - zeurpiet rubber - balata, elastiek, gomelastiek, gummi, gutta, percha, latex, para rubber (Ind.) - karet rubber dragende heester in Rusland - bereskiet rubber opgelost in benzine - solutie rubber oplossing - solutie rubber product - schuimrubber rubberboom - hevea, (Ind.) karet rubbercement -solutie rubberdraad - lastex rubbersap - latex rubbersoort - balata, para rubidium - Rb rubriek - afdeling, categorie, groep, klasse, opschrift, rang, titel rubriek voor moppen - moppentrommel ruchtbaar - bekend, mondgemeen, wereldkundig ruchtbaar maken - divulgeren, vulgariseren ruchtbaar making - divulgatie ruchtbaar worden - eclateren, uitlekken, uitstrooien, ventileren, verbreiden ruchtbaarheid - bekendheid, openbaarheid, publiciteit ruchtig - rumoerig ruditeit - grofheid, lompheid, onbeschaafdheid, ruwheid rug - achterzijde, avere, dorso, rik, verso rug betredende - dorsaal rug op het maanoppervlak - ril rug tussen twee voren - ril rugaandoening - hernia rugdeel van een paard - kruis rugdekking - parados ruggelen - twijfelen, weifelen ruggelings - achterover, achterstevoren, achteruit ruggengraat - energie, fut, karakter, kracht, pit, ruggebeen, ruggestreng, spina, spinaal, wervelkolom ruggengraatsverkromming - dordose, kyfose, lordose, scoliose ruggenmergaandoening - myelitis ruggenmergstering - tabes ruggensteun - hulp, onderstand, steun ruggewervelontsteking - spondylitis rugkant - achterzijde rugkleedje v.e. stoel - antimakassar rugkorf - bak, ben, beun, bun, hot, kaar, kamis, korf, mars, nis, viskaar rugmand - korf rugpijn - lumbago, notalgie rugplaat van een inktvis - sepia rugpotige - kikvorskrab, schildkrab rugstuk - harst, lende rugt - onkruid rugtapijten van koorstoelen - dorsalia rugtas - pukkel, ransel rugvin van de heilbot - raf rugwaarts - achteruit, achterwaarts, retro, terug rugwaarts gedicht - kreeftdicht rugwaartse beweging - teruggang rugwaartse draaiing - supinatie rugwand - achterwand rugwervelkwaal - hernia rugzaag - handzaag, kapzaag, toffelzaag rugzak - knapzak, musette, pukkel, ransel, rugtas, toeristenransel rugziekte - hernia rugzijde - achterkant, dorso, versaal rugzijde van penning - revers rui - (haar)uitval, tooiverlies, verlies ruien - verharen, vervellen, ververen ruif - krib, plok, rasteel, ruifel, voederbak, voederrek ruif (Z.N.) - draaggestel ruif voor hooi - hooibak ruif voor paarden - rasteel ruifel - ruif ruig - behaard, begroeid, borstelig, grof, hard, harig, lomp, onbeleefd, onbeschaafd oneffen, ongelijk, pileus, ruw, stekelig, woest ruig behaard - harig ruig bont - astrakan ruig korstachtig deel van boomschors - bark ruige bonte muts - ka(r)poets ruige oneffen kant - braam ruige rand - braam ruige scheefkelk - turrenkruid ruigebol - lidrus, moeraspaardestaart ruigharige hond - terrier ruigheid - pilositeit, villositeit ruigheide - struikheide ruigschaaf - roffelschaaf ruigte - afval, gespuis, rapalje, uitschot ruigte langs de waterkant - rut ruigvoetig - ruigpotig ruikboeket - ruiker ruiken - geuren, luchten, olfactie, reukzin, rieken ruikende heester - thijm, tijm ruiker - bloembos, bloemstuk, bloemtuil, boeket, bos, bosje, bouquet, dot, kuif, pluk, toef, toefje, tuil, tuiltje ruikt men na onweer in de lucht - ozon ruil - chance, inruil, omwisseling, overgang, ruiling, transactie, uitruil, uitwisseling, verruiling, verwisseling, wissel, wisseling, ruilbeurs - ruilstelling ruilen - echangeren, omwisselen, ronselen, troqueren, uitwisselen, verwisselen, wisselen ruiler - ronselaar ruilhandel - berathandel, echange, kwanselarij -34ruilhandel drijven - knoeien, kwanselen, morsen, roeren, troqueren ruilhandel in het klein - ruilebuiten ruiling - kwanseling ruilmiddel - geld, geldmunt, goederen, valuta ruilverkeer - handel ruim - aanmerkelijk, breed, dik, groot, groots, kolossaal, lobbig, mild, omvangrijk, onbekrompen, onbelemmerd, open, overvloedig, riant, rijkelijk, royaal, ruimschoots spateus, uitgebreid, vrij, weids, wijd ruim ambtsgewaad - samaar ruim bedeeld - rijk ruim dames kleed - sak ruim denkend - latitudinarisch, liberaal ruim en groot - breed ruim en gul - mild ruim en vrolijk - riant ruim genomen - globaal ruim geplooid boordsel - falbala ruim sop - zeewater ruim van omvang - groot ruim van opvatting - onbekrompen, overvloedig ruim vertrek - aula, gehoorzaal, hal, lokaal, zaal ruim voorhanden - overvloedig ruim voorzien - gesorteerd ruimdenkend - coulant, liberaal, tolerant ruime damesjapon - sak ruime leuningstoel - bergere ruime mantel - cape, cloak ruime plek - plein ruime voorzaal - hal ruime zeeboezem - golf ruimtelijk - overvloedig, rijkelijk, veel ruimen - ledigen, leegmaken, schoonmaken ruimer - nachtwerker ruimhartig - royaal ruiming van een beerput (scherts) - menistenbruiloft ruimnaald - ruimijzer (voor zundgat) ruimschoots - kwistig, mild, overvloedig, rijkelijk, royaal, ruim, volop, welvoorzien ruimte - afstand, armslag, bestek, breedte, distantie, gebied, grootte, heelal, inhoud, interlinie, lokaal, lokaliteit, marge, omvang, overvloed, plaats, spatie, speling, terrein, uitgebreidheid, uitgestrektheid, verruiming, vertrek, wijdte ruimte binnen de sluisdeuren - kolk ruimte in bebouwde kom - park, plein ruimte in een woning - kamer ruimte in muur - holte, nis ruimte in Romeins huis - atrium ruimte in schip - ruim ruimte in trappenhuis - portaal ruimte naast de letters - marge ruimte op bovengang - portaal ruimte tussen de letters - spatie ruimte tussen de letters openlaten - spatiëren ruimte tussen huis en straat - bordes,stoep ruimte tussen twee plaatsen - afstand ruimte tussen twee planken - kier, reet, spleet ruimte van 2 duim - span ruimte voor de straatdeur - portiek ruimte voor onderzoek - laboratorium, lab. ruimte voor vee - kraal, stal, weide ruimtegebrek - plaatsgebrek ruimtelijk - driedimensionaal, 4spel, stereo ruimtelijk klinkend - stereo ruimtelijke ordening - planologie ruimtelijke weergave - stereo ruimtemeetkunde - stereometrie ruimtemeter - stàre, wisse ruimtemodel - stereogram ruimteschip - raket, ruimteveer ruimtevaarder - (astronaut) kosmonaut, Carpenter, Gagarin, Glenn, Nicolajev, Popovitsj, Schirra, Shephard, Titov, Mc.Divitt, White ruimtevaart - astronautiek ruimteveer - shuttle ruimtevrees - agorafobie, klaustrofobie, pleinvrees, ruin - hengst, paard ruïne - bouwval, ondergang, verderf, verwoesting ruïne - puin, puinhoop, bouwval ruinen - castreren ruineren - bederven, reneweren, vernielen, verwoesten ruïneus - fataal, nadelig, verderfelijk ruis - rietvoorn ruisen - ritselen, suizen, zoemen, zoeven, zwatelen ruisgeel - koningsgeel, operment, orpiment ruishoorn - kinkhoren(tje) ruispijp - rietfluit, schalmei ruit - glas, losanye, plantengeslacht, raam, rombus, speelkaartkleur, stof (met ruiten), venster, wapenschild, wijnruit, ruit in de meetkunde - rombus ruit in de wapenkunde - losange ruitachtigen - rutaceeën ruiter - bosruiter (vogel), caballéro, cavalerist, dragonder, droogrek, hooirek, lansier, meikever, paardrijder, ridder, rijdèr, springruiter, ulaan ruiter met lans - lansier ruiter op wacht - vedette ruiteraanval - charge ruiterafdeling - eskadron ruiterbende - kornet ruiterfeest - carrousel, concours, jumping ruitergevecht - joeste, ruiterij, toernooi, tournooi, ruiterij - cavalerie, spahi ruiterkleding - rijbroek ruiterlaars - stevel ruiterlansier - ulaan ruiterlijk - chevaleresk, edelmoedig, eerlijk, franchement, onbewimpeld, onomwonden, openhartig, oprecht, ridderlijk, ronduit, sportief ruiteroptocht - cavalcade ruiterpet - cap ruitersabel - houwdegen, pallas, sarras ruitersoldaat - cavalerist, dragonder, huzaar, kurassier, lansier, ulaan ruitersport - paardensport ruitertje - meikevertje ruitertrom - pauk ruitervaan - banderol, pennoen ruitervest - rijbuis ruitvormig - losangen, rombisch, romboïdaal ruitvormig mineraal - spaat ruitvormig tafeltje - losange ruiterwacht - vedette ruitwagen - gebbe ruiterij - cavalerie, escadron, paardenvolk ruiterzitting - zadel ruitvormig - rhomboïdaal, romboïdaal -35ruitvormig mineraal - spaat ruitwagen - gebbe ruizig - bronstig, lastig, moeilijk, tochtig ruk - haal, schok, snak, stoot, trek, windvlaag, zet rukken - trekken rukvlaag - rafale, rukwind, valwind rukwind - rafele, vlaag, windstoot, windvlaag rul - droog, hobbelig, knorren, los, meikever, mul, oneffen pulverig, run rullen - mompelen, pruttelen, ronken, spinnen, snorren rum met heet water - grog rum uit suikerriet - ta(f)fia (West Indisch) rumboon - chocoladeboon, suikerboon rumineren - herkauwen rumoer - alarm, bombarie, drukte, gedruis, gejoel, geraas, geschreeuw, getier, geweld, herrie, kabaal, lawaai, leven, luidruchtigheid, ophef, opschudding, poeha, rumor, spektakel, stampei, tempeest, tumult, volksoploop rumoer maken - gonzen, roezemoezen, roezen, uitvarerumoerig - beweeglijk, druk, lawaaierig, levendig, luidruchtig, onstuimig, roerig, roezemoezig, roezig, tumultueus, wanordelijk, wild, woelig rumoermaker - levenmaker rumoer om niets - drukte, poeha run - bestorming, bezinksel, drasland, droesem, eek, eikeschors (gemalen), hef, grondsop, looi, looistof, ren, rinde, runbad(van looizuurhoudend water), sprint, spurt, stormloop, toeloop, veengrond, veenslik rund - anoa, bizon, buffel, buil, domoor, enter, ezel, herkauwer, kalf, karbouw, knoros, koe, koebeest, lemboe, melkkoe, oeros, os, pink, sapi, schaap, stier, vaars, var, wisent rund (Ind.) - karbouw, sapi rund in Tibet - knoros rund met vetbult - zeboe rund voor de slacht - mestkoe runderbiefstuk - entrecote runderdaas - daasvlieg runderen - lakenvelder, vee rundermaag - boek, leb, lebmaag, pens runderoog - kamille rundervet - ongel rundervlieg - daas, horzel, runderziekte - bontvuur, kalfziekte, klauwzeer, koepok, lendebloed, likzucht, miltvuur, runderpest, tongblaar, trommelzucht, tuberculose, veepest rundvee - hoornvee rundvlees - klapstuk rune - hiëroglief runkleur - bruinrood runnen - exploiteren, rennen, stremmen, runner - dekknecht, gastenlokker, zeeman, varensgast runsap - taan runsel - leb, stremsel rups - masker, rijp, vlinderlarve rupsachtige fluweelzijde - chenille rupsband - (voertuigen) chenille, rupsketting, tankband, tractorband rupsenboom - kardinaalsmuts, trosvogelkers rupsendoder - graafwesp, koekoek, sluipwesp rupseneter - koekoek rupsennest - pop rupsenziekte - flacherie rupsketting - rupsband rupskruid - schorpioenkruid rupsvormige fluweelzijde - chenille, franje ruptuur - breking, breuk, onenigheid, onmin, scheuring, vredebreuk ruraal - boers, landelijk Rus - Kozak, Tartaar rus - agent, bies, bloembles, communist, kozak, plag, politieagent, rechercheur, smeris, speurder, steenbies, stille, veldbies, zode rush - aandrang, run, sprint, spurt, stormloop, toeloop (plotseling) rusleder - juchtleer Rusland - U.S.S.R., Sovjet-Unie Russen - Slaven Russenvrees - russofobie Russenvriend - russofiel Russisch bevelschrift - oekase Russisch boerenarbeider - moejik Russisch boerenvoertuig - telega Russisch decreet - oekase, ukase Russisch dwangarbeider in de Siberische mijnen - katorga Russisch eiland - Sachalin Russisch gebergte - Kaukasus, Oeral Russisch geestelijke - pope Russisch, geheime politie - Gepoe, ochranka Russisch gewas - dragon Russisch gewicht - batman, berkoets, doli, funt, grissa, lot, permx, pud (40 Russische ponden), solotnik (4 gram) Russisch grootvorst - Iwan, Peter Russisch handelsgewicht - poed, pud Russisch heerser - tsaar Russisch instrument - balalaika, balaleika Russisch jachtvliegtuig - mig Russisch keizerlijk bevelschrift - oekase, ukase Russisch koningshuis - Romanov Russisch lanceerraket - protonraket, Wostokraket Russisch linnen - dril Russisch lijnzaad - ton(ne)zaad Russisch mammoetvliegtuig - Toepolev Russisch meer - Aral Russisch monnik - starets Russisch muziekinstrument - balalaika, balaleika Russisch nobelprijswinnaar - Pasternak Russisch paleis - kremlin Russisch parlement - doema Russisch ruimtelaboratorium - Saljoet Russisch ruimteschip - Sojoez Russisch rijtuig - droschke, kibitka, kibitke, telega, tobogan, troika Russisch rijtuig met drie paarden - trojka Russisch schiereiland - Kola, Krim, Perekop Russisch schilder - Kandinsky Russisch schrijver - Almalrik, Dostojevski, Gogol, Gorki, Koeznetsow, Pasternak, Solzjenitsin, Tolstoi, Tsjechow Russisch snaarinstrument - balalaika, balaleika Russisch staatsman - Breznjev, Chroesjtsjow, Gromiko, Lenin, Stalin Russisch theeketeltje - samovar, samowar Russisch tokkelinstrument - balalaika Russisch voertuig - telega, trojka Russisch vorst - Iwan Russisch vrouwenkleed - sarataan Russisch wagenvoerder - jamstsjik Russische afstandsmaat - werst Russische alcoholische drank - wodka Russische bereden militair - kozak -36Russische bestuursraad - rada Russische boer - koelak Russische boerenarbeider - moejik Russische boerenwoning - isba Russische borrel - kwass Russische brandewijn - wodka Russische collectieve boerderij - kolchoz Russische communist - bolsjewiek Russische componist - Borodien, Balakirew, Culi, Glazoenow, Moussorgsky, Prokowjew, Rachmaninov, Sjostakowitsch, Tsjaikowsky Russische dans - gopak, trepak, troika Russische danser - Messerer Russische distel - loogkruid Russische dorpsgemeenschap - mir Russische drank - koemis, kwast, samogon, wodka Russische eerste ruimtevaarder - Gagarin Russische geheime politie - Gepoe Russische grasvlakte - steppe, toendra Russische grensrivier - Oeral Russische grootgrondbezitter - bojaar Russische grootvorst - Iwan, Peter Russische hazewindhond - barzoi, borzoi Russische herenboer - koelak Russische jenever - vodka, wodka Russische jongensnaam - Alexander, Anatoli, Fjodor, Nikolai, Oleg, Sergej, Valeri, Vladimir, Viktor, Wassilei Russische keizerstitel - tsaar Russische kinderjuffrouw – njanja Russische kunstmaan - spoetnik Russische meisjesnaam - Alevtina, Anna, Galinka, Katja, Lasma, Olga, Tamara Russische mijl - werst Russische munt - kopeke, roebel, Russische naam voor een bodem - podzol, tsjernozom Russische plaats - zie: plaats in de Sovjet-Unie Russische priester - pope Russische rivier – 2 Aa, Ob 3 Don, Ema, lli, Ket, Oka, Tas 4 aleg, alma, Bija, Boeg, Duna, Emba, llek, Jana, Kama, Kara, Lena, Msta, Newa, Oefa, Rion, Swir, Waga 5 Amoer, Desna, Dwina, Irgis, Koera, Kolwa, Lowat, Mezen, Oeral, Oessa, Oezen, Onega, Soera, Soswa, Terek,Tobol, Tsjoe, Witim, Wolga 6 Alazan, Angara, Amedyr, Dnjepr, Dnestr, Ingoed, Irtysj, Katoen, Keltma, Kolekma, Olenek, Pinega, Pripet, Samara, Knoper, Koeban, Kolyma, Mologa, Moskwa, Njemen, Olekma, Olenek, Pinega, Pripet, Samara, Sjilka, Wasjka, Wilija, Wjatka 7 Bjelaja, Daugawa, Dojets, Kljazma, Manytsj, Sary-soe, Selenga, Selenga, Tolloma, Twartsa, Wisjera 8 Berezina, Jenissei, Khatanga, Petsjora, Pjastina, Sjisjkit, Soekhowa, Syr-darja,Tsjekswa, Welikaja, Wetloega 9 Amoe-darja,Indigirka, Wytsjegda 10 Boegtarma, Toegoenska 11 Tsjoesowaja Russische ruiter - kozak Russische schrijver - Dostojewsky,Gogol, Gorki, Pasternak, Tolstoi, Toergenew, Tsjechof Russische staatsman - Lenin, Stalin Russische stad - Orel, Moskou Russische steppe - toendra Russische stormwind – boeran Russische volksdans - trepak Russische volksvertegenwoordiging voor de revolutie - Doema Russische vorstennaam - Alexei, Alexander, Boris, Iwan, Peter, Nicolaas Russische zandwoestijn - koem Russische zelfstandige boer in het oude Rusland - koelak Russische zweep - knoet rust - gemak, kalmte, lavei, lediggang, ledigheid, luiheid, lunchpauze, ontspanning, otium, pauze, pauzeteken, quiescentie, relache, rusttijd, sereniteit, schafttijd, slaap, stal, statisch, stilstand, stilte, stroperij, tranquiliteit, vakantie(tijd), verademing, verpozing, vrijaf, vree, vrede rust en orde brengen - pacificeren rust en kalmte - geduld, gemak rusten op - leunen, steunen, stoelen rusten op bed - slapen rust en vrede - stilte rust in een vers - caesuur, cesuur rust met waardigheid - otium rustbank - balébalé, brits, canapé, divan, meridienne, sofa, ottomane, slaapbank rustdag - feestdag, sabbat, snipperdag, vakantiedag, zondag rusteloos - druk, gejaagd, ongeduldig, ongedurig, roerig rusteloze - woelwater rusten – pauzeren, relaxen, roesten, uitblazen rustend - emeritus, em, b.d. latent rustend predikant - emeritus, em. rustfase van het hart - diastole rustgevend - kalmerend, quietief rustgevend middel - tranquillizer rusticiteit - boersheid, onbeschaafdheid rustiek - boers, landelijk, onbeschaafd, ruraal, ruw rustig (muz.) - comodo, sostenuto, tranquillo rustig - bedaard, geduldig, gelaten, gerust, gezapig, kalm, koest, lakoniek, mak, ontspannen, placide, sedaat, statisch, stil, tam, tranquil, vredig, vreedzaam rustig doorgaand - gestadig rustig en niet te vlug (muziek) - andante rustig en tevreden - vreedzaam, vredig rustig eten - tafelen rustig iemand - stille rustig rondlopen - darren rustig wandelen - flaneren, kuieren, slenteren rustige draf - looppas rusting - harnas, kuras, overloop, trapportaal, wapentuig rustoord (bijbel) - Elim rustperiode - pauze, reces, schafttijd, vakantie rustplaats van iets heiligs - repertorium rustplaats voor vogel - roest rustplaats - bed, divan, ledikant, leger, retraite, slaapbank, sponde rustplaats voor vogels - roest, stok rustpoos - interval, otium, pauze, reces, vacantie rustpunt - etappe (na dagmars), fermate (muziek), pauze rustpunt in psalm - sela (h) rustpunt na dagmars - etappe ruststadium van sommige bacillen - spore rustteken - pauze rusteken (muz.) - fermate, pauze, sela rusttijd - nacht, pauze, vakantie rust tussen de bedrijven - pauze rustverstoorder - alarmsirene, auto, bromfiets, klepper, misthoorn, motorfiets, onruststoker, onrustzaaier, ratel, spelbreker, tumultuant, vliegtuig, -37rustvorm van eencelligen - eiste rustvorm van sommige bacillen - spoor, spore rustzoekende - hesychast rut - blut, platzak Ruthenium - Ru ruw - balsturig, bar, bars, botweg, bruut, cru, druk, eigenzinnig, farouche, gaal, gemeen, greinig, grillig, grof, hardhandig, harig, hobbelig, indelicaat, lomp, luguber, onbeleefd, onbeschaafd, onbewerkt, oneffen, ongenadig, ongezeglijk, ongezuiverd, ongezouten, onguur, onstuimig, onzacht, plompweg, rauwelings, rommelig, ruig, rauw, rumoerig, scabreus, schraal, schrikwekkend, sinister, spreu, straf, wild, woest, wreed ruw afdrukken - ropen, roppen, scheuren ruw behaard - ruig ruw bejegenen - bruskeren, brusqueren ruw bewerkte steen uit de oertijd - eoliet ruw blok - bonk, klomp ruw en driest - wild ruw en gemeen - onguur ruw en hard - rauw ruw en hobbelig - oneven, ongelijk ruw en mat - stroef ruw en oneffen - stroef ruw en ongebleekt - ecru ruw en ongebleekt linnen - canvas ruw en uitgelaten - baldadig ruw geschat - globaal, plusminus, approximatief, begrotenderwijze ruw grof weefsel voor rubberbanden - canvas ruw handelen - leven ruw hard - ongenadig ruw katoenen weefsel - badstof ruw leren schoen der Indianen - mocassin ruw linnen - canvas ruw maken - nerven ruw mens - barbaar, beest, bruut, lomperd, pecus, rabauw, woesteling ruw namaken - narottelen ruw Noors hout - ellen ruw onbeschoft mens - babak ruw ongebleekt linnen - canvas ruw slepen - sleuren ruw soldatenvolk - soldateska ruw stuk - bonk, brok, knoest ruw tewerk gaande - agressief, bruusk, hardhandig, violent ruw toetasten - aanvallen ruw voortslepen - sleuren ruw voorttrekken - sleuren ruw vruchtomhulsel - bolster ruw wild mens - woestaard, woesteling ruwaan - rouwdouw ruwaard - landvoogd ruwbast - lomperd, rabauw ruwbladige plant - heliotroop, kromhals, longkruid, vergeet-mijniet ruwe aanraking - botsing, por, stomp, stoot ruwe aantekening - krabbel ruwe berekening - raming ruwe borax - tinkal ruwe brokken - gruis ruwe jenever - moutwijn ruwe kerel - lomperd, rabauw, rowdy, ruwe klant - bamboes, bokkenees, bruut, palurk, proleet, sjap (petouwer) ruwe koop - roes, rommel ruwe kracht aanwenden - geweld ruwe krachtsaanwending - geweld ruwe krijgsman - ijzervreter ruwe opium (Mal.) - amfioen ruwe rockmuziek - punk ruwe schets - concept ruwe schets of opstel - klad ruwe schrale handen - spreu ruwe soda - kelp, wiersoda, zuiveringszout ruwe steen massa - rots ruwe stof - frotté ruwe suiker - moscovade, panelle ruwe vent - lap, proleet, rabauw ruwe vlasvezels - hede ruwe zijde - biasse, trens ruwen - kaarden ruwen van lakens - kaarden ruwen van wollen stof - kaarden ruwharig - ruig ruwharige herdershond - bouvier ruwheid - asperiteit, cruditeit, hardhandigheid, hardvochtigheid, hobbeligheid, hommeles, lompheid, oneffenheid, onenigheid, ongevoeligheid, ruditeit, stroefheid ruwig - oneffen ruw leder - suede ruwnat - moutwijn ruwweg - globaal, onnauwkeurig ruzie - alteratie, amok, bonje, conflict, debat, deining, dispuut, drukte, geharrewar, gehaspel, gekibbel, gekijf, geredekavel, geschil, getier, heibel, herrie, hommeles, kabaal, keet, kibbelarij, kibbelpartij, kif(t), kijf, krakeel, kwestie, lawaai, matschudding (bargoens), meningsverschil, moeilijkheden, moeite, mot, onaangenaamheden, onenigheid, ongenoegen, onmin, onvrede, oremus, (Ind.) perkara, rancune, rel, ruzie, ruzing, scene, scheuring, sporreling, spul, stampij, standje, stribbeling, strubbeling, strijd, trammelant, tweedracht, tweespalt, twist, vechtpartij, verdeeldheid, vete, woorden, woordenstrijd, wrok, ruzie (populair) - mot ruzie (Z.N.) - schisma ruzie maken - bekvechten, kiften, krakelen, kribben, kijven, ruziën, trammelanten, twisten, vechten ruzie makend - twistend, kijvend ruziemaker - stoker, vechtjas ruzie met rumoer - krakeel ruzie zoeken - motten ruzieachtig - twistziek ruziemakend - kijvend, twistend ruziemaker - herrieschopper, provocateur, querulant, stoker, twistzoeker, vechtjas ruziën - twisten ruziezoeker - haarzakker, haarzifter, herrieschopper, kibbelaar, kwerulant, querulant, ruziemaker, twister, twistzoeker rij - file, gelid, keten, lat, liniaal, linie, lijst, orde, rang, reeks, rits, root, serie, richtlat, ris, rist, rits, slier(t), stoet, trein, volgorde rij aaneengesloten personen - sliert rij auto’s - autocolonne, file rij gebouwen - keten rij graanschoven - tijl rij instructeur - rijleraar rij kanonnen op een schip - laag rij mensen - file, rits, stoet rij militairen - gelid rij of wandellaan (It.) - corso -38rij opeenvolgende getallen - reeks rij personen - slier rij pijpen in een orgel - register rij soldaten - gelid, rot rij toetsen - klavier rij van palen dienend voor waterkering - damwand rij verdedigingswerken - linie rij wachtenden - file rijbaan - autobaan, fietspad, heerbaan, manege, pad, parcours, piste, rail, railbaan, rijschool, rijslag, rijwielbaan, rijwielpad, trambaan, weg, zijpad, zijweg rijbuis - ruitervest rijden - autobesturen, gerij, karren, leidenschaatsen, toeren, tuffen, voortbewegen rijden in een gestolen auto - joyriding rijden met kruiwagen - kruien rijdend achtervolgen - narijden rijdende artillerie - r.a. rijdende bevolking - woonwagenbewoners, zigeuners rijdende bibliotheek - bibliobus, bibliotheekbus rijder - berijder, coureur, fietser, jockey, koetsier, muntstuk (oud), pikeur, ruiter, schaatsenrijder, voerman rijder te paard - ruiter rijder van paardenrennen - jocky rijdier - biekje, bok, ezel, genet, hengst, kameel, kemel, klepper, knol, mehari, merrie, muilezel, paard, ruin, ros, rijkameel, telganger rijdier van Sjiwa - Nandi rijdier van Visjnoe - Garoeda rijf - hark, rasp, reek, riek rijfelaar - dobbelaar rijfelen - dobbelen rijgbolletje - kraal rijgdraad - rijger rijgdraad (Zuid-Nederland) - driegdraad rijgen - faufileren, hechten, naaien, snoeren, vastmaken rijghoutje voor vis - speet rijglaars - bottine rijglijf - keurs, korset, lijfje rijgmalie - veterbeslag rijgpen - speet (vis) rijgsnoer - lacet, lias, nestel, rijgkoord, veter rijgstokje - speet, spit rijgveter - lacet, snoer rij-instructeur - rijleraar rijk - bemiddeld, gebied, gefortuneerd, gegoed, gelukkig, gezeten, grondgebied, heerlijk, heerschappij, imperium, kostbaar, kostelijk, land, natie, opulent, overvloedig, regering, staat, vermogend, weelderig, welgesteld, welig, welvarend rijk (Lat.) - regnum rijk aan - luisterrijk rijk aan betekenis - pregnant, zinrijk rijk aan bloedvaten - vasculeus rijk aan gedachten - pregnant rijk aan geest - geestrijk rijk aan gevolgen - aanbelang rijk aan inhoud - zinrijk rijk aan lering - leerrijk rijk aan ondervinding - ervaring rijk aan spreekwoorden - proverbieus rijk bedeeld - talentvol rijk begroeid - welig rijk der doden - hades, hel, orcus, schimmenrijk rijk der schimmen - erebus, gehenna, hades, hel, vagevuur rijk der 10 stammen - Israël rijk in Azië - China, India, Japan rijk in spreekwoorden - proverbieus rijk kunstbeschermer - mecenas rijk man - kapitalist, nabob, richard, rijkaard rijk met bomen bezet - bomig rijk met snijwerk versierde Molukse boot - orembaai rijk persoon met veel macht - magnaat rijk van Foelbenegers - Gando rijkaard - Cresus, Croesus, Midas, Nabob, kapitalist, magnaat, miljonair, rentmeester rijkbedeelde (de) - Otto rijkbloeiende - klaverzuring rijkdom - fortuin, gegoedheid, kapitaal, kostbaarheid, luxe, mammon, opulentie, overdaad, overvloed, pracht, schacht, schat, vermogen, weelde rijkdom (god van de) - Mammon rijkdragend - rijkgeladen rijke domkop - Midas rijke erfoom - suikeroom rijke keuze - keur rijke koning van Kreta - Midas rijke koning van Lydië - Cresus, Croesus rijke losbol - roué rijke man - Nabob rijke schoonheid - pracht rijke sortering - keur, keus, keuze rijkelijk - abondant, copieus, gul, kostelijk, kwistig, mild, ruim, overvloedig, profuus, royaal, ruimtelijk, ruimschoots, veel, vorstelijk, welig rijkelijk bedeeld - ruim rijknecht - groom, jockey, palfrenier rijk of natie - staat rijks hogere burgerschool - R.H.B.S. rijksambtenaar - commies, consult rijksambtenaar der accijnzen - verificateur rijksarbeidsbureau - R. A. B. rijksdaalder - achterwiel, knaak, riks rijksgebouwendienst - R.G.D. rijkelijk bedeeld - overvloedig, royaal, ruim, ruimtelijk, ruimschoots, veel, welig rijknecht - groom, jockey, palfrenier, pikeur, stalknecht rijksban - acht rijksbeschermer - protector rijksgebouwendienst - R.G.D. rijksgrens - r.g., landsgrens rijksgrond - r.g. rijksgrote in Hongarije en Polen - grande, magnaat rijksinkoopbureau - R I. B. rijksinrichting - R.I. rijksinstelling - PTT, BVD, RVD rijkskas - schatkist rijkskeurmerk aanbrengen - ijken rijkskweekschool - R.K.S. rijksnormaallessen - R N.L. rijksnormaalschool - R N.S. rijksopvoedingsgesticht - R.O.G. rijksregister der onroerende goederen - kadaster rijksschatkist - rijkskas, staatskas, tresorie rijksstaf - scepter Rijkstelegraaf - r.t. rijksuniversiteit - RU. rijksvaan (Frans) - oriflamme rijksverzekeringsinspectie - R.V.I. -39rijksverzekeringsbank - R.V.B. rijksvoorlichtingsdienst - R V.D. rijksvorst - keurvorst rijksvrij - immediaat rijkswacht - gendarmerie rijkswachter - gendarme rijkswaterstaat - RW. rijksweg - autobaan, R. W. rijkszuivelschool - R Z. S. rijkunst - epuitatie rijm - dauw, rijp, vers rijm met eigenaardige cadans en van vijf regels - limerick rijmeester - pikeur rijmelaar - poëtaster, pruldichter, versifex rijmen - dichten rijmer - dichter, liereman, poeet, verzenmaker rijmloos - onberijmd rijmpje - gedichtje, limerik, vers rijmpje dat ook van achteren naar voren gelezen - kreeftdicht, retrograde rijmsoort -alliteratie, assonantie, beginrijm, binnenrijm, dubbelrijm, eindrijm, slepend, staand rijmspreuk - priamel rijmtelling - stichometrie rijngebergte - Eifel rijnrots - Lorelei rijn - molrnijzer rijnaak - rijnschip rijns - zurig rijnschip - aak, rijnaak rijp - eetbaar, meluw, mondig, rijm, volgroeid, volwassen, waas rijpaard - genet, hakkenei, klepper, montuur, racepaard, renpaard, ros, telganger rijpaardentuig - zadel rijpelijk - aandachtig, ernstig, zorgvuldig rijpen - ijzelen, ontwikkelen, volgroeien rijpheid - maturitas, maturiteit, volwassenheid rijpingsjaren - puberteit rijp of nevel - dauw rijp worden - rijpen rijs - boomtak, ent, loot, rank, stek, teen, takje, takkebos, twijg rijsband - bindteen, bindwilg rijsberm - tuinwerk rijsbos - roe, roede, mutsaard, mutserd, takkenbos rijsbundel - roe rijschool - manege rijsdam - kribbe rijshoofd - nol rijshout - griend, haardhout, wilgetak, wilgetwijg rijsje - teen, twijg rijsmiddel - gist rijspoor - trek, wagenspoor rijst - padi(e), nas(s)i rijst met kokosmelk gekookt - liplap rijstbrandewijn - arak, sake, saki rijstdrank - arak, sake, saki rijstebrij - rijstepap rijstgerecht - ketoepat, lontong, nasi, nasirames, padi, risotto rijsttafel rijstmesje - aniani rijstmeelpoeder als blanketsel gebruikt - bedak rijstmoes (Turks) - pilau, pilav rijstplantje - bibit rijstschuur (Ind.) - loemboeng, lombong, lumbung, rijstveld - gaga, hoema, rijstakker, sawah, tegal rijstvogel - glatik rijswaard - griendgrond rijt - watering rijten - ritsen, scheuren, splijten, vaneenrukken rijtent - hippedroom rijtijdenregister - tachoschijf rijtocht - rit, toer rijtuig - aapje, barouchet, berline, brik, brougham, buggy, cab, calèche, coach, deleman, diligence, kar, dogdosados, droschke, faëton, fiarcre, fiaker, hansom, janplezier, kales, karikel, kar, karos, kibitka, koets, landauer, mylord, panier, phaeton, riskja, sado, sjees, sulky, tarantass, telega, tilbury, tonneau, troika, veerwagen, victoria, vigilante, vis à vis rijtuig in Indonesië - deleman, sado rijtuigje - gig, sado rijtuigje op twee wielen - fiets, riksha, riksja, sado rijtuigverhuurder - stalhouder rijven - harken, raspen wijweg - rijbaan rijwiel - fiets, tweewieler, (velo)cipede rijwiel voor drie personen - tripiet rijwiel voor meer dan drie personen - multiplette rijwielhersteller - fietsenmaker, reparateur rijwielonderdeel - achterlicht, bagagedrager, band, bel, dynamo, frame, ketting, ketting(kast), koplamp, naaf, rem, riem, spaak, stuur, trapper, velg, versnelling, zadel rijwielpad - fietspad rijzen - klimmen, omhooggaan, ontstaan, opkomen, oplopen, oprichten, zwellen, stijgen, verheffen rijzen en dalen van water - eb en vloed, getij, golven rijzen van brood - gisten rijzen van de zon - opgaan rijzig - lang, slank rijzig en groot - lang rijzing - aanwas, opklimming, stijging, toevloed, was rijzing van zeewater bij eb - agger rijzweep - karwats, knoet, sjambok rijzweepje - badine