BasisPlantencursus Bomen en struiken

advertisement
BasisPlantencursus
Bomen en struiken
Les 8: woensdag 23 oktober 2013
Tekst: Gerard te Dorsthorst
De laatste les van de BasisPlantenCursus staat op het punt van beginnen. De cursisten
zijn massaal opgekomen en Jan staat zijn mannetje
zoals we van hem gewend zijn.
In de stijl van vanavond stelt hij zich voor: ”Er is
een Eikenboom , die we Eikelaar noemen; zo ook
een Beukenboom met als naam Beukelaar noemen;
een Hazelaar en als vierde zien we de Lijsterbes,
die we Besselaar noemen. Met deze laatste wordt
van Jan ook zijn achternaam duidelijk nl.
Bersselaar.
Uit de interessante lesavond een paar toelichtende
gedachten:
1.
De opbouw van het hout (de stam) krijgt
de volle aandacht.
Er zijn de boomschijven die per groepje onderzocht
worden. In de schijven herkennen we de Els,
Zomer-eik en Berk. In de takjes de Wilg en
Populier. We proberen de doorsnede te lezen van
buiten naar binnen en worden daarbij geholpen door het schema dat Jan aanreikt.
We vinden:
Schors. Zien we een boom, dan kijken we tegen de schors aan.
Bast. Door de bast gaat een sapstroom van de bladeren naar de andere delen van de
plant.
Cambium. Is dun, dun, maar één cellaag. Het maakt bastweefsel naar de buiten- en
houtweefsel naar de binnenkant.
Spinthout. Hierdoor gaat de opwaartse sapstroom van wortels naar alle andere delen van
de boom.
Kernhout. Geeft de boom zijn stevigheid.
2.
Een indeling (van de lesstof van vanavond) in Bomen – Struiken – Dwergstruiken –
Klimplanten is hier op zijn plaats omdat deze planten allen min of meer verhout zijn.
We noemen een plant boom als het een houtige
plant met enkele stam en in de regel hoger dan 5
meter is. Delen van bomen zijn er vanavond
genoeg aanwezig, hierboven zijn Els, Zomereik en
Berk al genoemd.
Van de struiken is de Wilde Gagel de plant van de
avond. We noemen een plant struik of heester als
het een houtige plant is die zich al vanaf de grond
vertakt.
We noemen een plant dwergstruik als het een lage,
minder dan 50 centimeter hoge struik is met dikwijls
kruidachtige takken. De Bosbes is een duidelijk
voorbeeld.
We noemen een plant een klimplant als de plant over
andere planten heen groeit. Kijken we naar de
houtige planten dan komt de verdere onderverde-ling
in slingerplanten en houtige klimplanten in beeld.
Wilde Gagel in zomer en winter.
We noemen een plant een slingerplant als de takken in spiraalvorm om bv. bomen
groeien. Als voorbeeld kan de Hop dienen.
We noemen een plant een houtige klimplant als de plant zichzelf m.b.v hechtwortels
vastzet. b.v. Klimop.
3.
Enkele meegebrachte planten (zie ook foto’s).
Dat er nu nog , soms onverwachte, bloeiende planten zijn laten enkele foto’s zien.
Amerikaans krentenboompje
met herfstkleur
Beuk – Haagbeuk – Tamme kastanje
bladeren vergeleken
Gele ganzenbloem – Incarnaatklaver –
composiet – vlinderbloem -
-
Goudsbloem -
- composiet
Geoorde wilg
met mooie oortjes
Haagbeuk
blad en vruchten
Haagbeuk
vruchtjes
Linde
rode takjes en knoppen
meegebrachte planten
overzicht
Moseik
’versiering’ knoppen
Moseik
blad
Spaanse aak of
takje met
Veldesdoorn
lijsten op de takken
Gagel
gebundeld, blijft gedroogd nog lekker ruiken
Wilde kardinaalsmuts
in een glas
Wilde kardinaalsmuts
de muts van onder
Wilde kardinaalsmuts
de muts van boven en gevuld met vruchtjes
Winterlinde
boom
blad
Huis ter Heide. 9 okt. 2013.
Download