Jezus en het Koninkrijk van God - Bijbelstudieweekend Vierhouten

advertisement
Bijbelstudieweekend Vierhouten
12 oktober 2014
Ds. Ferdinand van den Bosch


Het Koninkrijk van God in het Oude Testament
Jezus en het Koninkrijk van God in de Evangeliën
Het evangelie van Markus
 Het evangelie van Mattheüs


Jezus en het Koninkrijk van God in de brieven van
het Nieuwe Testament en het boek Openbaring
De brieven van Paulus
 Het boek Openbaring


Het Koninkrijk van God: wat betekent dit voor
ons?
I Kron. 28:5 5: En uit al mijn zonen – de HEER
heeft mij immers veel zonen gegeven – verkoos
hij mijn zoon Salomo om plaats te nemen op de
troon van de heerschappij van de HEER over
Israël.
Psalm 103.19 (HSV): 19 De HEERE heeft Zijn
troon in de hemel gevestigd,
Zijn Koninkrijk heerst over alles. (NBV heeft
hier: Hij heerst als koning over alles).
Daniël 2.44 Maar ten tijde van die koninkrijken zal de
God van de hemel een rijk laten opkomen dat nooit te
gronde zal gaan en dat nooit op een ander volk zal
overgaan. Het zal al die koninkrijken verbrijzelen en
vernietigen, maar zelf zal het eeuwig bestaan –
Daniël 4.25 Men zal u namelijk uit de mensenwereld
verstoten, en u zult uw verblijf hebben bij de dieren van
het veld. Men zal u gras te eten geven, zoals aan
runderen, en u zult bevochtigd worden door de dauw
van de hemel. Zeven tijden zullen over u voorbijgaan,
totdat u erkent dat de Allerhoogste Heerser is over het
koningschap van de mensen en dat geeft aan wie Hij wil.
Daniël 7.13-14 In mijn nachtelijke visioenen zag ik dat er
met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag
als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor
hem geleid. 14 Hem werden macht, eer en het
koningschap verleend, en alle volken en naties, welke
taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was
een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou
komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan.
Daniël 7.27: Het koningschap, de heerschappij en de
grootheid van alle koninkrijken onder de hemel zullen
gegeven worden aan het volk van de heiligen van de
hoogste God. Zijn koningschap is een eeuwig
koningschap en alle machten zullen hem dienen en
gehoorzamen.”
Marcus 1.15: Dit was wat hij zei: ‘De tijd is
aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot
inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws.’
Marcus 4.11-12: Hij zei tegen hen: ‘Aan jullie is het geheim
van het koninkrijk van God onthuld; maar zij die buiten
blijven staan, krijgen alles te horen in gelijkenissen,
12 “opdat ze scherp zien, maar geen inzicht hebben, opdat
ze goed horen, maar niets begrijpen, anders zouden ze
zich bekeren en vergeving krijgen.”’
Markus 8.38-9.1: Wie zich tegenover de trouweloze en
zondige mensen van deze tijd schaamt voor mij en
mijn woorden, zal merken dat de Mensenzoon zich
ook voor hem schaamt, wanneer hij komt in het
gezelschap van de heilige engelen en bekleed met de
stralende luister van zijn Vader.’ 1 Verder zei hij ook
nog: ‘Ik verzeker jullie: sommigen die hier aanwezig
zijn zullen niet sterven voordat ze de komst van het
koninkrijk van God in al zijn kracht hebben
meegemaakt.’
Markus 10.25: het is gemakkelijker voor een kameel om
door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke
om het koninkrijk van God binnen te gaan.’
Marcus 14.25: Ik verzeker jullie: ik zal niet meer van
de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt
dat ik er opnieuw van zal drinken in het koninkrijk
van God.’
Mat. 4.23: Hij trok rond in heel Galilea; hij gaf er
onderricht in de synagogen, verkondigde het goede
nieuws van het koninkrijk en genas iedere ziekte en
elke kwaal onder het volk.
Mat. 8.11-12: Ik zeg jullie dat velen uit het oosten en
uit het westen zullen komen en met Abraham, Isaak
en Jakob zullen aanliggen in het koninkrijk van de
hemel, maar de erfgenamen van het koninkrijk zullen
worden verbannen naar de uiterste duisternis; daar
zullen zij jammeren en knarsetanden.’
Mat. 23.13-14: Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
huichelaars, jullie versperren de mensen de toegang tot
het koninkrijk van de hemel. Jullie gaan er zelf niet
binnen, maar laten ook degenen die er willen
binnengaan niet toe. Wee u, schriftgeleerden en
Farizeeën, huichelaars, want u eet de huizen van de
weduwen op, en voor de schijn bidt u lang; daarom zult
u een des te zwaarder oordeel ontvangen.
Mat. 7.21-23: Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij
zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan,
alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse
Vader. 22 Op die dag zullen velen tegen mij zeggen:
“Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam
geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen
uitgedreven, en hebben wij niet vele wonderen
verricht in uw naam?” 23 En dan zal ik hun rechtuit
zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie,
wetsverkrachters!”
Mat. 21.31-32: Wie van de twee heeft nu de wil van zijn
vader gedaan?’ Ze zeiden: ‘De eerste.’ Daarop zei
Jezus: ‘Ik verzeker u: de tollenaars en de hoeren zijn u
voor bij het binnengaan van het koninkrijk van God.
32 Want Johannes koos de weg van de gerechtigheid
toen hij naar u toe kwam. U geloofde hem niet, de
tollenaars en de hoeren wel. En ook al zag u dat, u
hebt u niet willen bedenken en hem alsnog willen
geloven.
1 Kor. 6.9-11: 9 Weet u niet dat wie onrecht doet geen
deel zal hebben aan het koninkrijk van God? Vergis u
niet. Ontuchtplegers noch afgodendienaars,
overspeligen, schandknapen noch knapenschenders,
10 dieven noch geldwolven, dronkaards, lasteraars
noch uitbuiters zullen deel hebben aan het koninkrijk
van God. 11 Sommigen van u zijn dat ooit geweest,
maar u bent gereinigd, u bent geheiligd, u bent
rechtvaardig verklaard in de naam van de Heer Jezus
Christus en door de Geest van onze God.
I Kor. 15.22-25: 22 Zoals wij door Adam allen sterven,
zo zullen wij door Christus allen levend worden
gemaakt. 23 Maar ieder op de voor hem bepaalde
tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer hij komt,
zij die hem toebehoren. 24 En dan komt het einde en
draagt hij het koningschap over aan God, de Vader,
nadat hij alle heerschappij en elke macht en kracht
vernietigd heeft. 25 Want hij moet koning zijn totdat
‘God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd’.
2 Tes. 1.10: 10 Op die dag komt hij om te worden
geprezen door al de zijnen, om te worden geëerd door
allen die tot geloof gekomen zijn – ook door u, want u
hebt ons getuigenis aangenomen.
1 Ik zag een engel uit de hemel neerdalen met de sleutel van de
onderaardse diepte en zware ketenen in zijn hand. 2 Hij greep de draak, de
slang van weleer, die ook duivel of Satan wordt genoemd, en ketende hem
voor duizend jaren. 3 Hij gooide hem in de diepte, sloot de put boven hem
en verzegelde die, opdat de volken niet meer door hem misleid zouden
worden tot de duizend jaar voorbij waren; daarna moet hij korte tijd
worden losgelaten. 4 Ook zag ik tronen, en aan hen die erop zaten werd
recht gedaan. Het zijn de zielen van hen die onthoofd waren omdat ze van
Jezus hadden getuigd en over God hadden gesproken; zij hadden het beest
en zijn beeld niet aanbeden en ook zijn merkteken niet op hun voorhoofd of
hun hand gekregen. Zij waren tot leven gekomen en heersten duizend jaar
lang samen met de messias. 5 De andere doden kwamen niet tot leven
voordat de duizend jaar voorbij waren. Dit is de eerste opstanding.
6 Gelukkig en heilig zijn zij die deelhebben aan de eerste opstanding. De
tweede dood heeft geen macht over hen. Zij zullen priester van God en van
de messias zijn en duizend jaar lang samen met hem heersen.
Download