Wij tekenen voor de toekomst Campagne Welzijnszorg 2007 Stellingen Ben je akkoord of niet akkoord met volgende stellingen. Motiveer grondig! Dus niet met één zinnetje! 1. Op wereldvlak scoort Vlaanderen hoog met zijn slimme leerlingen. Dat 1 op 8 leerlingen geen diploma behaalt, is van minder belang. 2. Als leerlingen voegtijdig de school verlaten, is het hun eigen schuld dat ze later geen degelijk werk vinden. 3. Dingen van buiten leren is niet langer noodzakelijk. Je vindt toch alles op het web. 4. Luie leerlingen bestaan niet. Leerkrachten moeten de juiste manier vinden om iets uit te leggen. 5. Ouders waarvan de kinderen spijbelen zouden minder of geen kindergeld moeten krijgen. 6. Jongeren moeten meer bewegen. Een hele week op de schoolbanken zitten, is eigenlijk veel te lang. 7. Een diploma is heel belangrijk voor de toekomst. 8. De jeugd van tegenwoordig krijgt veel meer kansen dan vroeger. 9. Echte wijsheid zit niet in je boekentas. 10. Leren doe je pas als je op de werkvloer staat. 11. Wie veel kennis heeft, is meestal ook heel gelukkig. 12. Kennis is macht. Mijn leer en vormingservaringen Grafiek Teken op een blad papier de grafiek van jouw leer- en vormingservaringen. De horizontale lijn staat voor de tijd. Kies zelf een bepaalde periode uit, bv. Van babyleeftijd tot nu, de secundaire schoolloopbaan, het afgelopen schooljaar…… Op de verticale as teken je de hoeveelheid leerinformatie uit. Het gaat hier om meer dan schoolse kennis, het kan bv. ook gaan over een sportprestatie, hobby….. Vul dus naar eigen idee je grafiek in: in welke periode kreeg je veel informatie te verwerken of veel kansen om te leren…… Vragen Beantwoord volgende vragen na het uittekenen van je grafiek 1. Wat zijn volgens jou belangrijke dingen die je geleerd hebt? En van wie heb je die geleerd? 2. Is er iets dat je ooit dik tegen je zin leerde en dat later toch (heel) nuttig was? 3. Wat is het belangrijkste dat je tot hiertoe op school geleerd hebt? 4. Wat is het minst bruikbare dat je ooit hebt moeten leren? Kan je je voorstellen dat je dat ooit wel zal kunnen gebruiken? 1 5. Welk leren vond je het prettigst? Lag dat aan de inhoud, de manier van aanleren, de leerkracht, de medeleerlingen? 6. Wat zou je willen veranderen aan school zodat het prettiger leren wordt? 7. Is een diploma handig? Waarom wel, waarom niet? 8. Hoe ziet de ideale leraar of lerares eruit? 9. Wat wil je zelf nog leren en hoe denk je dit het best te leren? Wat wil je daarmee bereiken? 10. Wat is het laatste dat je geleerd hebt in de voorbije twee dagen zonder dat het je veel moeite koste? Bv. Een nieuwe straatnaam, een reclameslogan, lied……… 11. Wat vind je van de leerplicht? En van het idee dat je met school mag stoppen de dag dat je achttien wordt? Kringloop van de armoede Armoede wordt vaak enkel en alleen verbonden met een tekort aan geld. Dat is maar een stuk van de waarheid. In de meeste gevallen is armoede een ingewikkeld kluwen van oorzaken en gevolgen, warbij je moeilijk kan zeggen; ‘daar ligt het nu aan’ of ‘die of dat heeft de schuld. 1. Hieronder vind je elementen die aan de oorsprong liggen van een leven in armoede: Werk – Onderwijs – Gezondheid – Huisvesting – Gezin – Voeding –Ontspanning – Geld Leefomstandigheden Stel de kringloop van de armoede op en leg met woorden uit hoe elk onderdeel met elkaar te maken heeft. 2 2. Koppel elke onderstaande zin aan één van de elementen uit de kringloop van de armoede. Kinderopvang is voor kansarme ouders vaak een probleem. De waardering voor de school ligt bij kansarme kinderen zeer laag. Armoede wordt doorgegeven van generatie op generatie. De leefwereld van kansarme kinderen is zo verschillend van de leefwereld van een doorsnee school dat er voor hen slechts een ‘beperkte’ plaats is in de school. Kinderen uit kansarme gezinnen hebben minder kans op slagen dan andere kinderen , ook al zijn ze normaal begaafd. Te vaak worden kinderen uit kansarme gezinnen doorverwezen naar het Buitengewoon Onderwijs. Vaak gaan kinderen uit kansarme gezinnen weinig of onregelmatig naar de kleuterschool. Kroostrijke gezinnen, éénoudergezinnen of gezinnen met een laag inkomen zijn benadeeld bij de toegang tot sociale woningen. Van kindsbeen af loopt een kind uit een kansarm milieu vaak achterstand op in ontwikkeling en vervolgens in taalgebruik. Technologische veranderingen in onze economie brengen nieuwe risico’s op uitsluiting met zich mee voor laaggeschoolde personen. De meeste kansarmen zijn reeds lang veroordeeld tot onzekere baantjes, waar flexibiliteit het grootst is. Onvoldoende of geen toegang tot de gezondheidszorgen hebben, is nadelig voor de gezondheid en versterkt de uitsluiting. Levensomstandigheden zijn de eerste bepalende factor voor een slechte gezondheid. De enige typische ziekte voor mensen die in armoede leven is een ‘vroegtijdige aftakeling’. In grote steden stijgen de prijzen van woningen voortdurend en neemt de kwaliteit af. Omgaan met vooroordelen Sommige mensen zeggen dat er in ons land geen armoede is, anderen denken dat het allemaal de schuld van de arme mensen zelf is. Iedereen heeft zijn of haar mening. Soms is die wit, zwart of lichtgrijs. W at is jouw mening? Beoordeel volgende stellingen: ben je akkoord, niet akkoord of twijfel je? Motiveer zeer duidelijk je antwoord. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Armoede is een schending van de mensenrechten Je bent arm als je te weinig geld hebt. Arme mensen zijn vaak te lui om te werken en ze verkwisten hun geld. Je wordt arm geboren. Hoe langer iemand arm is, hoe kleiner de kans om uit de armoede te ontsnappen. Armoede en uitsluiting zijn twee verschillende onderwerpen. Schulden hebben is je eigen schuld. Armoede kent geen kleur of nationaliteit. De samenleving heeft de plicht om mensen met (financiële) moeilijkheden te steunen; steun aan werklozen, zieken, mensen met een handicap enz. 3 10. Bij ons in België is er geen echte armoede. 11. In het onderwijs wordt er te weinig aandacht besteed aan de persoonlijke omstandigheden van leerlingen uit kansarme gezinnen. 12. Kinderen uit arme gezinnen presteren minder goed op school. 13. Kinderen uit kansarme gezinnen zijn moeilijk handelbaar in de klas omdat ze vaak 14. geen goede opvoeding gehad hebben. 15. Het is veel beter om kinderen uit kansarme gezinnen maar onmiddellijk naar het Buitengewoon Onderwijs te sturen, als ze in het Lager Onderwijs niet kunnen volgen. 16. De werkgever moet rekening houden met de persoonlijke omstandigheden van een werknemer die in armoede leeft. 17. Personen die werkloos zijn, en afhankelijk van een werkloosheidsuitkering of een leefloon, mogen niet verplicht worden om een job aan te nemen die ze voor zichzelf niet geschikt vinden. 18. De armoedeproblematiek kan opgelost worden door werkgelegenheid te creëren. 19. Migranten hebben meer kans om in de vicieuze cirkel van armoede terecht te komen. 20. Om een leefloon (of een bestaansminimum) te krijgen, moet je eerst bewijzen dat je echt geen werk kan vinden. 21. Als jongeren uit arme gezinnen vroegtijdig de school verlaten, is het hun eigen schuld dat ze later geen degelijk werk vinden en arm blijven. 22. Hoe langer iemand arm is, hoe kleiner de kans om uit die armoede te ontsnappen. 23. Armoede is vooral vrouwelijk. 24. Wonen in een achtergestelde buurt is niet alleen gevolg van armoede maar ook de oorzaak van armoede. 25. Armoede of rijkdom hangen samen met de buurt waar je woont. 26. De betekenis van ‘leven in armoede’ hangt altijd af van het land waar je woont. 27. In onze westerse samenleving kan je altijd zelf iets doen aan armoede. 28. Ieder individu in de wereld zou een basisinkomen moeten krijgen. 29. Op vakantie gaan is een (overbodige) luxe. 30. Iedereen is gelijk voor de wet: elektriciteit moet worden afgesloten bij iedereen die zijn rekening niet betaalt. 31. Mensen met een voldoende hoog inkomen zouden meer belastingen moeten betalen zodat de overheid meer geld heeft voor de armen. 32. Het is de schuld van de overheid dat er in ons land zoveel armen zijn. 33. Onze regering kan er voor zorgen dat er in ons land geen armen meer zijn. 4