 
                                Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Psychiatrie en psychopathologie: multifactoriële actiopathogenese prof. Danckaerts Wat is psychiatrie? Er zijn vss antipsychiatrie-bewegingen geweest  mensen die proberen duidelijk te maken dat er te snel psychiatrisch label w geplakt en zeker bij kinderen en jongeren  momenteel vanuit maatschappij tov psychiatrie: zowel claim als antipsychiatrie o claim: psychiatrie moeten over alles en iedereen mening geven (~nieuws) o antipsychiatrie  vorige antipsychiatrie-beweging was in jaren ’60 (flower power periode): toen werd alles wat normerend was in vraag gesteld o The myth of mental illness (Thomas Szasz) en Psychiatry = social control (Michel Foucault) o "niemand mag over iemand anders zijn gedrag oordelen in ziektentermen: alles wat iemand doet is menselijk en evenwaardig → als dat anders is, is het aan maatschappij om daar oplossingen voor te vinden (en niet onder vorm van normering of door opname)" o aanhangers van toen zeiden dat psychiatrie als dusdanig niet bestond maar mythe was en dat kind label geven kindermishandeling was o beiden: ‘normen kunnen variëren ifv tijd plaats → kunnen nooit correct, definitief     objectiveerbaar zijn’ socioculturele norm(aliteit) maatschappelijke solidariteit in plaats van individuele verantwoordelijkheid vss zichten hierop binnen één cultuur huidige antipsychiatrie: Medicalising normal behaviour (Paul Verhaeghe) o psycholoog die niet volledige psychiatrie verwerpt maar zegt dat psychiatrie over zichzelf voortdurend moet blijven nadenken omdat anders psychiatrische labels eigen maatschappelijk leven gaan leiden Psychiatrie  Wakefield (1992): concept van mentale aandoening = schadelijke dysfunctie o dysfunctie = wetenschappelijke term die verwijst naar falen van mentaal mechanisme om natuurlijke functie uit te voeren waarvoor het was gemaakt bij evolutie  moet dus ontogenetische functie zijn: iets wat ons als mensen menselijk maakt vb. intellectueel functioneren, emotioneel functioneren (hogere emoties), …  kan door vss redenen niet meer gaan vb. niet functioneren met zichzelf, met anderen, dagelijkse activiteiten niet meer kunnen, … o schadelijk (harmful) = term gebaseerd op sociale normen  dysfunctie moet dus zo zijn dat het ofwel voor pt zelf ofwel voor anderen schadelijk is  mentaal? → veruitwendiging symptomen kan op vss terreinen liggen 1|Pagina Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o somatische symptomen (gewichtsverlies, moeheid, pijn, …) → kunnen ook afzonderlijk aanwezig zijn vb. somatoforme stoornissen = lichamelijke stoornissen die puur psychische ondergrond hebben mentale aandoeningen vs mentale ziekten o definities  ziekte (nauwe definitie, Szasz)= abnormale toestand die lichaam of organisme aangaat  mensen die zeggen "psychiatrie is er enkel voor mensen ziek te verklaren": is niet want niet alle psychiatrische diagnosen zijn ziekten  vb. ADHD: geen ziekte want geen sluitend bewijs dat bepaald orgaan dysfunctioneert (al heeft men veel aanwijzingen dat hersenen dysfunctioneren)  ziekte (brede definitie, Wakefield) = iedere toestand die pijn, dysfunctie, stress, sociale problemen of dood veroorzaakt bij persoon  dus er moet niks meer fout zijn in orgaan maar wel vermindering van functie die ons mensen eigen is o DSM (Diagnostical & Statistical Manual of Mental Disorders)  “disorder” (stoornis) = patroon psychologische / gedragssymptomen die leiden tot stress of beperking  DSM = classificatiesysteem waar alle beelden die bestudeerd w in psychiatrie w opgesomd en beschreven  geen opsomming van ziektes maar ziet mensen die dysfunctioneren obv emoties, gedrag, … en daardoor zwaar dysfunctioneren in leven → “dat beeld ziet er 'zo' uit”  doet niet alsof ieder vd beelden duidelijke oorzaak heeft of dergelijke  is werkinstrument  veel vd labels zijn intussen eigen leven gaan leiden → problemen psychiatrie handelt met ‘mentale stoornissen’ = cluster symptomen (gedrag, emoties, sociale relaties, cognitie, perceptie, somatisch) die o één van beiden van volgende  kwantitatief op extreme van continuüm is met normale eigenschappen  meestal vb. dwanggedrag vs checking gedrag  gradaties nodig! → belangrijke vraag: ‘hoe erg moet het zijn voor je het té erg gaat noemen?’  kwalitatief verschilt van normale eigenschappen vb. hallucinaties o EN  veroorzaakt persoonlijk lijden voor pt of omgeving  gevaarlijk voor pt of omgeving  disfunctie of serieus risico voor toekomstige disfunctie in normale alledaagse activiteiten veroorzaken o voorbeelden  extreme sports  criteria?  kwantitatief verschil met normaal  lijden voor omgeving vd pt (erg voor familie)  gevaarlijk voor pt  serieus risico voor toekomstige disfunctie  meeste mensen beoordelen dat dit niet psychiatrie is terwijl het eigenlijk aan alle criteria voldoet = goed voorbeeld van normering die maatschappij doet  bovenop criteria: veel van die mensen zeggen dat ze niet anders kunnen dan dit doen → kunnen niet functioneren zonder dat ze dat kunnen doen  zeggen vaak dat ze wel heel bang zijn maar ze zoeken angst op  kunnen vaak geen passie in gewone leven opbrengen maar hierdoor kunnen ze ‘voelen dat ze leven’  extreme tattoo’s  extreme models  extreme hoarding 2|Pagina Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Ernst in psychiatrie: vss aspecten  ernstgraad in zin van continuüm met normale = 'caseness'  binnen groep met "té" kan je ook nog opnieuw ernstgradaties gaan aangeven = 'symptom severity within a diagnosis' o vb. ASS, ADHD, depressie (verwarring hier w soms doorgeschoven naar acceptabele gradaties vb. 'milde depressie' terwijl het nog binnen normale hoort)  impact vb. globale assessment van functioneren (GAF)  mate van hulp nodig? vb. IZIKA Psychiatrische stoornis vs ontoerekeningsvatbaar  ipv psychiatrische stoornis: liever gebruik van ‘psychiatrische problematiek’  ontoerekeningsvatbaar is nog iets heel anders o w meestal gebruikt in forensische situaties o wil zeggen dat men geen realiteitsbesef heeft  kan niet meer binnen gewone realiteit redeneren, niet in controle van wilskracht op moment misdaad  ongeacht of er psychiatrische problematiek is! Etiologie en pathogenese van psychiatrische stoornissen Multifactorialiteit  slecht heel weinig psychiatrische problemen w door maar 1 risicofactor veroorzaakt o vb. rubella infectie tijdens zws → foetus geboren met autisme (1 oorzaak → 1 gevolg)  definities  o equifinality = vss oorzakelijke factoren leiden tot zelfde outcome  vb. ADHD: vss causale factoren (perinatale problemen, haarverf, erfelijkheid, …) voor zelfde stoornis o multifinality = één oorzakelijke factor leidt tot vss outcomes  vb. levensbedreigende traumatische ervaringen → vss outcome  vb. monozygote tweeling: zelfde genen maar vss outcome principe van multifactorialiteit o oorzaak (prima causa): 2 dingen mogelijk  genetica  omgeving: ‘iets dat je meemaakt’ o oorzakelijke factoren hebben invloed op hersenen / geheugen o outcome: gedragingen maar ook andere symptomen 3|Pagina Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 verschillende niveaus in model die onderzocht kunnen w o etiologie o neuro-anatomie: structureel o neurofunctie: EEG, fMRI o neuropsychologie: klinische tests o gedrag omgevingsfactoren o omgeving is meer dan ‘familie’ of ‘kinderopvoeding’  opvoeding = datgene wat je in gezin hebt meegemaakt en hebt meegekregen van ouders  micro-, exo- en macrosysteem (Urie Bronfenbrenner)   microsysteem = individueel kind groeit in mesosysteem in gezin op  onmiddellijke familie  speeltuin van buurt  crèche of school  heel systeem errond  gemiddeld kind is tegenwoordig niet meer zo groot percentage van tijd thuis → levenservaringen e.d. is meer dan alleen maar ouders  exosysteem: uitgebreide familie, GHZ-systeem, werkplaats, vrienden en buren  macrosysteem: waarden, gebruiken, wetten o welke factoren zijn relevant voor psychiatrie?  intra-uteriene ontwikkeling  toxines: alcohol, sigaretten, medicatie, drugs  infecties vb. rubella, toxoplasmosis 4|Pagina Ine Bollen       Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  maternele stress: chronisch, acuut geboorte en neonatale periode  prematuriteit en complicaties  laag geboortegewicht  hypoxie, periventriculaire leukomalacie  vroege gehechtheid = heel belangrijk!  vanaf dag 1 zijn er mensen rondom u die al dan niet oog voor u hebben en responsief zijn voor wat je nodig hebt  vb. rode billetjes en jeuk, … → huilen  ouders moeten proberen zoeken wat probleem is en manier waarop is ook heel belangrijk: hieruit leert kind basisvertrouwen tav volwassenen  “als er iets misgaat met u, is logica vd wereld dat ze dit voor u gaan oplossen”  als dit niet goed gaat: verstoorde gehechtheidscyclus  = verschil tss sensitief en niet-sensitief ouderschap opvoeding (nurturing)  positieve ervaringen  knuffelen, liefkozen, strelen  sensitieve zorg  zeer negatieve ervaringen: deprivatie en mishandeling  negatieve opvoedingspraktijken bij (oudere) kinderen  koude, negatieve emoties  kritiek en schrilheid  gebrek aan monitoring levensgebeurtenissen  verlieservaringen  ouderlijke scheiding (vechtscheiding)  COPP = children of parents with psychiatric problems  psychotrauma  immigratie voeding  kleurstoffen en bewaarmiddelen: invloed op cognitieve functie, aandacht en zelfcontrole (daarom hebben ze deze stoffen in voeding in UK verlaagd)  lange keten vetzuren (omega-6 en omega-3): positieve, stabiliserende invloeden op alle cellen in lichaam en zeker op hersencellen vervuiling: zware metalen in lucht- en bodemverontreiniging  men weet dat IQ aantal punten achteruit gaat bij bepaald percentage metalen  reden waarom lood uit benzine w gehaald media  veel aan schermen → impact op mentale, sociale, cognitieve ontwikkeling?  retrospectief: invloed op aandachtsproblemen (maar ze w er ook naar aangetrokken)  prospectief onderzoek: kleuters die veel op tablets zitten hebben later meer concentratiestoornissen (maar zijn beter in bepaalde andere vaardigheden)  DUS laatste woord is er nog niet over gezegd maar alleen dit doen is sowieso niet goed  gaming 5|Pagina Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  social media  peers  positieve relaties  gepest worden  school  stress  negatieve ervaringen  falen genetische invloeden o kwantificatie of schatting van genetische effecten / heritibaliteit = percentage variantie van kenmerk in populatie die verklaard w door genetische variatie o moleculaire genetica: identificatie van genetische mechanismen  chromosomaal = grote veranderingen  zeldzamer  voorbeelden  trisomie 21: syndroom van Down  chromosomale abnormaliteiten in autisme: 5%  polygenische erfelijkheid  voornaamste mechanisme in psychiatrie  2 mogelijkheden  additief  niet-additief  voornamelijk  geen simpele optelsom van genen  epistatisch effect: expressie ene gen hangt af van aanwezigheid ander gen  synergie  monogenische erfelijkheid = variatie in enkel gen  vb. ziekte van Huntington  iets vaker dan chromosomaal interactie tss gen en omgeving: genen beïnvloeden omgeving en omgeving beïnvloedt genen o epigenetica: omgeving (temperatuur, straling, voedsel, drugs, nutriënten) produceren onmiddellijke effecten die op lange termijn kunnen ingeprent w o genen beïnvloeden omgeving of impact ervan  genen creëeren omgeving (gen-omgeving correlatie)  “zo vader zo zoon, zo zoon zo vader”  kind erft genen: genen van vader leiden tot bepaald gedrag  kind leert zelfde gedrag van vader = dubbele dosis  gen vormt impact van omgeving 6|Pagina Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  voorbeeld van gen-omgeving interactie (Caspi et al. 2003): afhankelijk van genen zal mishandeling meer of minder impact hebben  o omgeving beïnvloedt genen  vb. genetisch identieke muizen waarbij ON/OFF van gen afhangt van dieet vd moeder  gen ON: obees en geel  gen OFF: klein en bruin  mensen: trauma/stress tijdens zws leidt tot toegenomen stressgevoeligheid in baby  methylatie is wsl mechanisme (methylatie = manier om gen af te zetten) hersenontwikkeling 7|Pagina Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Jeugdpsychiatrie, druggebruik en drugmisbruik Dr. Vandenbussche Vnlcannabis w hier besproken want meest gebruikte illegale drug door jongeren Inleiding Onderverdelingen in DSM  DSM-IV-TR o stoornissen in gebruik van middel (substance use disorders) → onderverdeeld in  afhankelijkheid van middel  (1) tolerantie  (2) onthouding  (3) (4) (5) (6) (7) compulsief druggebruik  misbruik van middel  (1) (2) (3) (4) sociale gevolgen!  vb. niet meer naar school, in knoei met vrienden, familie, …  diagnose afhankelijkheid neemt plaats voor die van misbruik  afhankelijkheid → compulsief druggebruik: hebben het lange tijd nt onder controle o stoornissen door middel teweeggebracht (substance-induced disorders)  intoxicatie (te veel)  onthouding (bij stop) → verschijnselen eigen aan middel dat je gebruikt  DSM-5 o stoornis in gebruik van cannabis (cannabis use disorders) = 1 noemer voor afhankelijkheid en misbruik  term afhankelijkheid verlaten want nt altijd chronisch verloop → nu ‘verslaving’ = enkele stoornis van gegradeerde klinische ernst  criterium ‘legale problemen’ valt weg  toevoeging nieuw diagnostisch criterium: craving (= sterk verlangen voor stof)  11 criteria  1 – 4: controleverlies  cannabis w vaak in grotere hoeveelheden of gedurende langere tijd gebruikt dan plan was  verlangen om gebruik te stoppen of te controleren en/of herhaalde stoppogingen  groot deel vd tijd gaat op aan activiteiten om aan cannabis te komen, om cannabis te gebruiken of aan herstel vd effecten ervan  craving: sterk verlangen naar druggebruik  5 – 7: sociale gevolgen  herhaaldelijk gebruik cannabis met als gevolg dat het niet meer lukt om in belangrijke mate te voldoen aan verplichtingen op werk, school of thuis  voortdurend gebruik ondanks aanhoudende of terugkerende problemen op sociaal of intermenselijk vlak veroorzaakt of verergerd door effecten op cannabis  belangrijke sociale of beroepsmatige bezigheden of vrijetijdsbesteding w opgegeven of verminderd vanwege gebruik vh middel  8 – 9: risicovol gebruik  herhaaldelijk gebruik middel in situaties waarin het fysiek gevaarlijk is  gebruik cannabis w verdergezet ondanks wetenschap dat er hardnekkig of terugkerend psychisch/lichamelijk probleem is dat wsl veroorzaakt of verergerd w door cannabis  10 – 11: tolerantie en onthouding  tolerantie  behoefte aan duidelijk toenemende hoeveelheden cannabis om intoxicatie of gewenste werking te bereiken 8|Pagina Ine Bollen o o o o Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  duidelijk verminderd effect bij voortgezet gebruik zelfde hoeveelheid cannabis  onthouding  voor cannabis karakteristiek onthoudingssyndroom  cannabis w gebruikt om onthoudingsverschijnselen te verlichten of vermijden  diagnose  patroon onaangepast gebruik van middel dat leidt tot significante beperkingen of lijden zoals in periode 12 maanden blijkt uit minstens 2 vd criteria  specificatie indien  in vroege remissie  in volledige remissie  specificeer indien: in gecontroleerde omgeving  specificeer huidige ernst  mild: aanwezigheid 2 – 3 symptomen  matig: aanwezigheid 4 – 5 symptomen  ernstig: aanwezigheid ≥ 6 symptomen cannabis intoxicatie → criteria  recent gebruik cannabis  klinisch significant problematisch gedrag of psychologische veranderingen door gebruik  ↓ motorische coördinatie  euforie  angst  ↓ oordeelsvermogen  ≥ 2 symptomen binnen 2 uur na gebruik  rode conjunctiva  verhoogde eetlust  droge mond  tachycardie  symptomen zijn niet gevolg van andere somatische of psychische stoornis of intoxicatie door ander middel cannabis onthouding → criteria  stop van frequent en chronisch cannabisgebruik (dagelijks gedurende maanden)  ≥ 3 symptomen 1 week na stop: irritabiliteit, gespannen, angst, slaapproblemen, verminderde eetlust, gewichtsdaling, rusteloosheid, depressieve stemming, fysische symptomen  symptomen veroorzaken significant dysfunctioneren op vss domeinen  symptomen zijn niet gevolg van andere somatische of psychische stoornis of van onthouding van ander middel andere door cannabis geïnduceerde stoornis ongespecificeerde aan cannabis gerelateerde stoornis Waarom is cannabis zo populair?  ambivalentie / verwarring / grijze zone: twijfels rond, vaak vraag naar legalisering, …  grote beschikbaarheid  lijkt onschadelijk: ‘soft imago’ o weinig overdosissen o geen straatprostitutie o weinig criminaliteit / agressie o rol in verkeersongevallen niet gekend o medicinaal gebruik → maar is andere werkzame stof: cannabidiol  maar nieuwe cannabis: sinsemilla → bevat veel meer tetrahydrocannabinol (15 – 20% THC) dan vroegere sativa (1 – 4% THC)! Effecten cannabis  korte termijn 9|Pagina Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o psychologisch vlak  roeseffect, blijdschap, ontspanning, plezier  desoriëntatie in tijd en ruimte  ontremming  vertraagd denken, diepe gedachten  trage reacties  versterkte sensorische waarneming: “geeft extra dimensie aan wat je doet” o lichamelijk vlak  licht rode ogen  fijne tremor  droge mond  verminderde motorische coördinatie (brommer, auto)!  ↓ reactietijd  ↓ evenwicht  ↑ eetlust  allergische reacties gevaarlijker igv hogere dosis, meer THC, frequent en lang gebruik en lagere leeftijd o psychologisch en jeugdpsychiatrisch vlak  ↓ geheugen, ↓ concentratie, amotivationeel syndroom (minder initiatief!)  paranoïde gevoelens, acute paniek, hallucinaties → kan zelfs bij éénmalige hoge dosis (meestal na enkele uren tot dagen gedaan)  verwardheid, angst, agitatie o oorzaak-gevolg relatie tussen  cannabis en psychose  cannabis en schizofrenie: verdubbeling (maar enkel igv kwetsbaarheid hiervoor)  cannabis en depressie o lichamelijk vlak  misselijkheid en braken  hoofdpijn  ↑ temperatuur  spierspasmen  ↑ hart- en ademhalingsritme  problemen met luchtwegen  kanker  allergie: ernstige allergische reacties + kruisallergie met nikkel en nog andere stoffen hersenregio’s met cannabis-concentratie (paarse kleur) o verslaving ~ vrijlating dopamine in beloningssysteem o wetenschappelijk onderzoek naar CB1 cannabinoïdreceptoren in hersenen: novelty seekers hebben minder CB1R thv amygdala  pt’en die altijd op zoek zijn nr spanning → sneller gebruik cannabis o beweging, geheugen, pijn, euforie, ontspanning 10 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o onthoudingsverschijnselen: hoeveelheid cannabis ~ onthouding o dierenproeven: dopamine en endogene opiaatsysteem  D2-dopaminereceptoren ↓ → pt’en gevoeliger aan verslaving (want men wil DA naar boven krijgen) onthoudingsverschijnselen o geen acute ontwenningsverschijnselen want THC zet zich vast thv vetweefsel → heel trage eliminatie (tot 14d detecteerbaar in urine)  1 – 2 dagen  piek dag 2 – 6  duur 1 – 2 weken o geen acute ontwenning maar wel craving o misselijkheid, minder eetlust o prikkelbaarheid, boosheid, agressie, rusteloosheid, angst o dromen en slaapstoornissen o mogelijk: flashbacks chronisch en frequent cannabisgebruik o vroege startleeftijd = verhoogd risico op verslaving later o component cause voor ontwikkeling schizofrenie bij kwetsbare adolescenten: verhoogd risico met 1,4 – 1,9x o verhoogd risico op depressie later o cannabis = gateway voor gebruik hardere drugs  lang nt iedereen gaat naar hard drugs maar als je iemand aan hard drugs hebt: bijna altijd eerst cannabis o cannabis kan verslaving creëren (veel minder dan alcohol, cocaïne, heroïne en tabak) o invloed cannabis op cognitie Cannabis: groeiend bewijs negatieve effecten  frequent en langdurig gebruik bij adolescenten o tolerantie + o lichamelijke verslaving + o psychische verslaving ++ o sociaal en schools functioneren: neurocognitieve problemen, geheugen o psychiatrische problemen en gedragsproblemen: neurobiologische veranderingen  cannabis is meest populaire illegale drug o gebruik cannabis en tabak: sinds 2000 licht gedaald en gestabiliseerd o gebruik medicatie en alcohol sinds 2000 vrijwel stabiel o bijna alle cannabisgebruikers roken o wie gebruikt?: onderzoek in middelbare scholen  gebruik stijgt met leeftijd  dubbel zo veel jongens als meisjes  jongens beginnen vroeger dan meisjes  BSO > TSO >> ASO  3% jongeren gebruikte minstens 1x per week voorbije jaar  9% vd jongeren gebruikte minder vaak voorbije jaar: experimenteren → daarna daling o nieuwe feiten en trends (gegevens uit NL)  onder schoolgaande jeugd: percentage actuele cannabisgebruikers ↓  startleeftijd ↑  wel verontrustend  onder probleemjongeren: ↑↑ cannabisgebruik  jarenlange toename aantal cannabiscliënten in ambulante en residentiële zorg (als hoofd- of nevendiagnose): zet zich verder o Europa (onderzoek INCB 2008)  30% vd Belgische jongeren 14 – 16 jaar zou laatste jaar cannabis gerookt hebben  1/5 Europeanen rookte ooit cannabis  risico op verslaving 11 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o vuistregel voor risico op verslaving cannabis  1/9 volwassenen die experimenteren  1/6 adolescenten die  op jonge leeftijd experimenteren  dagelijks gebruiken o leeftijd bij eerste alcoholgebruik is belangrijk in risicobepaling leeftijd bij 1e gebruik abuse na 10 jaar dependence na 10 jaar 11 – 12 jaar 13,5% 15,9% 13 – 14 jaar 13,7% 9% 19 jaar 2% 1% o relatief risico op verslaving bij minstens 1x gebruik ivm andere drugs  tabak: 31,9%  heroïne: 23,9%  cocaïne: 16,7%  alcohol: 15,4%  stimulantia: 11,2%  cannabis: 9,1% neurotoxiciteit cannabis op hersenontwikkeling adolescenten o igv start op 14 jaar → stop op 22 jaar: cognitieve problemen op 27 jaar o igv start < 17 jaar: deficits in  executieve functies  werkgeheugen  leervermogen  verbaal o chronisch gebruik (wekelijks – dagelijks)  daling 8 punten IQ (volwassen)  neurocognitieve defecten die mogelijks niet volledig reversibel zijn waarom is het gevaarlijker op jonge leeftijd dan op oudere leeftijd? o ontwikkelingsopdrachten w verwaarloosd want enkel druggebruik is voor hun belangrijk → soort ‘ontwikkelingsstilstand’  adolescentaire ontwikkelingstaken (moet men normaal op 12 – 18 j doormaken)  identiteitsopbouw en innerlijke groei  autonomie, zelfstandigheid en losmaking van gezin van oorsprong  cognitieve ontwikkeling (formeel operationeel denken)  emotionele ontwikkeling  weinig adolescenten zijn tevreden met zichzelf → moet men leren mee omgaan  igv cannabisgebruik: oplossing w druggebruik ipv omgaan met emoties  zinvolle sociale relaties uitbouwen  plaats innemen binnen groep jongeren en binnen maatschappij  verantwoord leren omgaan met consumptieartikelen en vrijetijdsbesteding  experimenteergedrag  bij behandeling: belangrijk dit ook bij te benen o hersenen nog in volle ontwikkeling  puberhersenen  onevenwicht tss affectieve en cognitieve systeem: affectieve (limbisch) >> cognitieve (prefrontaal)  dus impulsiviteit gaat voor op rem, planning, …  adolescente brein gevoeliger voor effecten druggebruik  snellere progressie en verslaving dan volwassenen  adolescente ratten: langetermijnschade door nicotine: ↓ concentratie en ↑ impulsiviteit  adolescent brein gevoeliger voor binge drinking  dierenproeven en volwassen cocaïnegebruikers  aandachtsbias: aandacht sterker getrokken naar dingen die hun doen denken aan cannabis/drinken/…  zelfcontrole ↓ 12 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015   verstoring van natuurlijke hedonistische belongingssystemen  weinig interesse/plezier in gewone dingen maar wel in dingen die verband houden met verslaving en kicks  behandeling: terug leren plezier hebben in dagelijkse dingen vb. “wat proef je?” stemmingswisselingen Risicofactoren  developmental biopsychosocial disease model (Chatlos)   o antecedenten: predispositie  substance-abuse risk factor checklist  genetica  constitutioneel  psychologisch  sociocultureel  risicofactoren oefenen invloed steeds uit in dynamisch samenspel met protectieve factoren: zowel in individu als in omgeving o concomiterend: vss fasen van druggebruik  initiatie  progressie o maintenance fase: als er systeem is dat gelegenheid geeft om drugs te blijven gebruiken: afhankelijkheid ontwikkelt psychosociale en genetische risicofactoren: gen-omgeving interactie (clustering en overlap) o risicofactoren jonge leeftijd gebruik o risicofactoren voor ernst gebruik o risicofactoren voor ontwikkeling verslaving o protectieve factoren voor stoppen gebruik risicofactoren en protectieve factoren o gezamenlijke risicofactoren verslaving – gedragsstoornis – depressie – ADHD o risicofactoren verslaving  familiaal druggebruik  comorbiditeit  comorbide psychiatrische stoornissen kunnen verslaving vooraf gaan, verergeren, volgen of herval voorspellen  84%: psychische stoornis vooraf aan verslaving  13%: psychische stoornis volgt op verslaving  voorkomende comorbiditeiten  gedragsstoornis (early onset, agressief) 74,2%  ADHD + gedragsstoornis  ADHD 63,6%  post-traumatic stress disorder (PTSD) 50,6%  stemmingsstoornissen 52,7%  autismespectrumstoornissen 13 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015   schizofrenie  borderline persoonlijkheidsstoornissen relatie tss 2 stoornissen (Chatlos)  op ieder domein versterking en beïnvloeding  horizontaal model: beiden gelijktijdig behandelen (want versterken elkaar)!  individuele gevoeligheid  psychopathologie ouders  kindermishandeling  conflicten  scheiding  gebrekkige opvoeding  slechte hechting  tolerante houding tov drugs  druggebruikende vrienden  ernstige gezinsproblemen o protectieve factoren = heel belangrijk  goede opvoeding  band ouders ok  school ok  vrienden ok  morele waarden  sociale vaardigheden  intact gezin Drugmisbruik  druggebruik vs drugmisbruik o druggebruik  product van sociale situationele en omgevingsdeterminanten  meestal door gebruikende vrienden/familie o drugmisbruik (verslaving)  consequentie van biologische, psychologische en psychiatrische determinanten  hiervan is psychopathologie basis  dynamiek van druggebruik en verslavingsproces: verschillende fasen o experimenteren 14 | P a g i n a Ine Bollen        Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 frequentie: occasioneel  ≤ 2 drugs en < 1 jaar  <1x per maand voorbije 6 maanden motief: nieuwsgierigheid en risicogedrag setting: alleen of met peergroep emotionele impact: geen manifeste koppeling aan gevoelens / stress functioneren: weinig merkbaar gedrag: geen actief zoeken van drugs geen tekens van tolerantie o actief zoeken        frequentie: ocassioneel, afhankelijk van peergroep  ≥ 2 drugs en > 1 jaar  ≥ 3 – 4x per maand voorbije 6 maanden motief: sociale acceptatie setting: peergroep emotioneel impact: opzoeken roeseffect functioneren: relatief weinig impact gedrag: opzoeken van drugs coping: nog geen tekenen van tolerantie o systematisch gebruik          frequentie: frequent gebruik  ≥ 2 drugs en > 1 jaar  ≥ 3 – 4x per maand voorbije 6 maanden motief: coping negatieve gevoelens / roeseffect setting: alleen of met peergroep emotioneel impact: doel ~ gevoelens en gedrag functioneren: disfunctioneren verborgen gedrag: actief en systematisch opzoeken drugs coping: tekenen van tolerantie kunnen geen 30 dagen zonder gebruik geen stoppogingen ondanks problemen o misbruik  frequentie: zeer regelmatig  motief: coping met stress  setting: alleen of met peergroep  emotioneel impact: sterke stemmingsschommelingen  functioneren: globaal disfunctioneren (sociaal)  gedrag  doorgaan ondanks gevolgen  veel mislukte stoppogingen  coping  tolerantie ↑  AWS (acute withdrawal syndrome)  niet meer dan 1 week echt clean o verslaving  frequentie: dagelijks gebruik  verlies controle  vaak ’s ochtends al gebruik  motief  stoppen craving  copen met ontwenning  setting: alleen  emotioneel impact  belangrijk ↑  gebruiken om zich nog goed te voelen  depressie  suïcidegevaar  functioneren: fysieke & psychologische gevolgen 15 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 gedrag: compulsief en crimineel druggebruik coping  intoxicatie  AWS diagnose verslaving o meestal: verslaafde ontkent en minimaliseert problematiek  niet omdat ze echt willen liegen  vnl omdat ze zichzelf dit moeten wijsmaken o kenmerken verslaving (veel belangrijker dan anamnese want vragen helpt niet)  psychologische / emotionele symptomen  acute stemmingswisselingen  zuchtig naar gebruik  fysiologische kenmerken  tolerantie  onthouding  cognitieve veranderingen  ↓ concentratie  ↓ volgehouden aandacht  cognitieve en perceptuele veranderingen  gedragsveranderingen  ontremming  lethargie  hyperactiviteit  ongecontroleerd gebruik  relationele veranderingen o systemische en contextuele kenmerken  schools functioneren + veranderingen  vrijetijdsbesteding + veranderingen  vriendengroep + veranderingen  functioneren in gezin + veranderingen  veranderingen in emotioneel functioneren  veranderingen in gedrag  diagnostiek verslavingsproces  vragen en nagaan van  begin / progressie / kwantiteit / frequentie  middelen / context / triggers / craving  directe en indirecte negatieve en positieve gevolgen  kijk op probleem, probleembesef / verwachtingen / stop  reden en onderliggende dynamieken  vragenlijsten / toxicologische screening  criteria misbruik / afhankelijkheid  informatie geven  motivatie / doel behandeling  informatie uit vss bronnen  diagnostiek ontwikkelingsniveau: ontwikkelingsstilstand  afstand nemen van ouders en zich meer richten op gebruikende leeftijdsgenoten  verschuiving waarden en normen  kloof met volwassenen!  niet opnemen en relativeren van plichten  niet meer investeren in school en vrije tijd  verarming sociale relaties  geen adequate coping  niet meer investeren in toekomst  preoccupatie met drugs  aandacht voor comorbiditeit!!    16 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o Amerika: “Craft questions” = kortste test om te weten of er drugverslaving is Behandeling  basisdoelstellingen behandeling o absistentie o motiveren / engagement  behandeling is heel moeilijk in begin!: zijn hier absoluut niet in geïnteresseerd  engageren en motivatie = heel chronisch proces  motivationele gesprekken doen beroep op prefrontale cortex: lukt bij deze jongeren minder goed! o inzicht in complexiteit drugsproblematiek en invloed op andere levensdomeinen o zelfreflectie o werken rond zelfverantwoordelijkheid o werken rond craving o sociaal gericht gedrag o oplossingsvaardigheden  richtlijnen behandeling van American Society of Addiction Medicin (ASAM) o mate van intoxicatie / kansen voor onthouding o aanwezigheid comorbiditeit o aanwezigheid andere emotionele, cognitieve of gedragsproblemen o motivatie of bereidheid tot verandering o risico op herval of op verder druggebruik o herstelomgeving: gezin, vrienden, school, juridische maatregelen  behandelproces o residentieel igv complex of comorbiditeit o algemene behandelprincipes: geïntegreerd tweesporenbeleid voor drugsproblemen en andere problemen!  medicamenteuze behandeling  drugproblemen / cannabis: N-acetylcysteïne (NAC, is recent)  jeugdpsychiatrische stoornis behandelen vb. antidepressiva  behandeling ontwikkelingsproblematiek  gezinsbegeleiding / gezinstherapie  gezinfactoren als risicofactoren  gebruik binnen gezin  psychopathologie bij ouders  echtelijke conflicten  verarmde ouder-kind relaties, ↓ hechting  laag ervaren ouderlijke steun, ↓ cohesie  beperkte communicatie  inadequate supervisie en monitoring  ambivalentie ouders tov drugs  financiële problemen en tegenslagen  verschillende gezinstherapieën: andere aanpak maar zelfde doelstellingen  psycho-educatie rond druggebruik! 17 | P a g i n a Ine Bollen    Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  ouders ondersteunen om adolescent te motiveren tot behandeling en vol te houden om niet te gebruiken  ouderlijke rol opnieuw opnemen: monitoring en grenzen stellen  communicatie herstellen  aandacht voor school- en leerproblemen  mogelijkheden creëeren voor  ontmoeten niet-gebruikende vrienden  nieuwe levensstijl behandeling: wat werkt? o cognitieve gedragstherapie o motivationele therapie o gedwongen behandeling: je moet je echt opdringen!  wraparound (bemoeizorg) vb. herinneren dat ze op consultatie moeten komen o korte interventies: psycho-educatie o e-hulpverlening: werkt vnl in begin (bij actief zoeken en overgang naar systemisch gebruik) practice parameter (Bukstein, 2005): wat je moet doen in behandeling o vertrouwen  behalve toxicologische screening: dit is wél essentieel (je mag niet zomaar op hun woord vertrouwen dat ze niet gebruikt hebben) o evaluatie drugproblemen + comorbide problemen o toxicologische screening o specifieke behandeling drugproblemen o behandeling afgestemd op noden jongeren o familietherapie noodzakelijk o medicamenteuze behandeling op indicatie o behandeling comorbiede problematiek preventie: wat werkt? o wettelijke maatregelen die beschikbaarheid drugs ↓ o media campagnes  zelfde boodschap: niet blowen < 18 jaar o preventieprogramma’s op school  sociale vaardigheden  kwetsbare leerlingen signaleren en begeleiden o programma’s voor ouders (risicogezin) o ‘harm reduction’  als je gebruik niet kan stoppen: proberen schadelijke gevolgen te beperken Conclusie: aanbevelingen ikv verslaving aan cannabis  drugproblematiek = complex en chronisch  screening drugproblematiek adolescenten in ambulante hulpverlening is noodzakelijk  belang vroege detectie en interventie  gezin intensief betrekken bij therapie  residentiële opname is geen eindstation  herval is deel vh herstelproces!! o dus is geen mislukte behandeling o je moet steeds opnieuw hiermee kunnen omgaan! 18 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Gehechtheid en psychopathologie prof. Adriaenssens Inleiding Hechting van ouders aan kind lijkt ons vanzelfsprekend  we staan er niet meer bij stil dat dat eigenlijk pas in 1950 beschreven is  in Londen: na oorlog centrum voor kinderen waarvan ouders waren omgekomen o hier was luxe, opvoeders, ... en toch ging het met deze kinderen mis o Bowlby onderzocht dit → kinderen misten liefde!  hij ontdekte dat we gehechtheid vnl nodig hadden als we bang zijn, als het niet goed gaat met ons (in nood)  DUS in nood richt je je terug tot je hechtingsfiguren vb. handje geven aan mama  hij dacht dat dit enkel in 2 eerste levensjaren werd gevormd  nu is dit allemaal voorzien op kinderafdelingen Basis van gehechtheidsrelatie: ander draagt mee zorg voor mijn veiligheidsgevoel  gehechtheid is iets wat je hele leven blijft aanpassen!: je leert van elkaar bij waardoor je gehechtheidsstijl verder evolueert o "mama was vroeger heel streng maar ze is veranderd" o crisismomenten zorgen ervoor dat mensen gevoeliger w voor elkaars gehechtheid  gehechtheidsrelatie is dyadisch  eigenschappen gehechtheidsband o met specifiek persoon o langdurig o emotioneel significant o nabijheid gewenst ; afwezigheid is stressvol o verschil met vriendschap: nabijheid en comfort gezocht bij stress!  gehechtheidsgedragingen = gedrag dat w ingezet om gehechtheid te activeren o vnl te zien bij angst, als kind moe is, pijn heeft of ziek is Gehechtheid heeft doel!  veiligheid verwerven  springplatform hebben voor wereld te verkennen o vb. komen op bezoek, kindje verbergt zich achter ouders, ouders zeggen dat het wel loskomt en dat kind wat tijd nodig heeft  als iedereen dat respecteert: kleine gaat op schoot ouders zitten → na even gaat kleine wijzen naar deur en dan zo telkens met kleine stapjes gaat hij steeds losser komen (telkens even terug naar ouders en dan weer beetje verder dan vorige keer)  o oude hechting komt iedere keer weer terug! (vb. naar moeder van 80 jaar bellen) want je weet dat je iedere keer weer terug naar veilige basis kan als je bang bent zelfstandig worden: leren dat het mogelijk is om in eigen schoenen te komen staan o vb. 5-jarige die weent want 'boos op Tim' → ouder die zegt 'je bent niet boos, ik denk dat je verdrietig bent want je hebt gehoord dat Tim van school verandert want dat is goede vriend van je' o dus momenten dat mens voelt dat iemand anders in zijn schoenen kan gaan staan maar daardoor ook dingen bijleert → je leert taal van iemand anders Sensitieve, veilige, spiegelende gehechtheid  goed ouderschap o dragen van kind o gehecht aan kind om het goed te kunnen laten vertrekken (niet om het nog harder vast te houden) o wanneer nodig: handen om kind op te vangen  als die handen slaan, afwijzen, …: cirkel niet rond maar slechts één richting! 19 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o niemand die op mij wacht, niemand die mij mist Rol van gehechtheid → pioniers: Bowlby en Ainsworth  Bowlby (jaren 40 – 50) o ouders geven  discipline  zorg  relatie o hechting door  kwaliteit van hechting: versterkt door angst  ontwikkeling in context normale ontwikkeling (loslating)  biologisch kader: hechten = overleven  ‘interne werkmodellen’ voor latere relaties  verband onveilige hechting – psychopathologie  Mary Ainsworth bevestigde door onderzoek heel wat van Bolby’s ideeën maar voegde ook essentiële ontwikkelingen toe o belangrijkste bijdrage: aangeboren, biologisch gestuurde gehechtheidssysteem is plooibaar  kwalitatieve verschillen in gehechtheidsgedrag van individuen berusten op verschillend gedrag van opvoeders  ontdekking leidde tot classificatie van gehechtheidsstijlen → essentiële bijdrage vd gehechtheidstheorie o gehechtheidsstijlen  georganiseerd  bij geboorte reeds variatie in gehechtheid  ABC classicifatie  onveilig vermijdend (angstig-vermijdend) = A  20%  hebben hekel aan alle geknuffel  eerst op afstand → na tijdje wel toenadering vb. bij grootouders  mensen met maar weinig échte vrienden (want noemen niet iedereen zomaar vriend)  veilig gehecht = B  70%  passen redelijk gemakkelijk aan aan nieuwe omstandigheden  onveilig ambivalent = C  10%  kinderen kunnen ouders niet lossen → iedere overgang is nieuw probleem  A en C noemt men ‘onveilig gehecht’ maar eigenlijk niet pathologisch: je moet leren als ouder hoe kind zich voelt en dan kan kind zich ook aanpassen  gedesorganiseerd, geen strategie moelijk → tegenstrijdige reacties  aantrekken en afstoten  huilen en lachten tegelijk Belangrijkste evoluties omtrent gehechtheid  ontwikkeling hechting = meer dan inprenting  sensitieve periode langer dan 2 jaar  effecten niet zo rigide  niet enkel aan één persoon  sociale ontwikkeling: invloed vroege en latere relaties Waartoe het moet leiden: ontwikkelingstraject van gehechtheid  begint met huilen → eindigt met complexe affectieve boodschappen  begint met nood aan fysieke nabijheid → praten en non-verbale signalen als tekens van hechting 20 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 begint met hechting aan enkele personen uit nabijheid → hechting ook aan personen buiten gezin begint met gehechtheidsgedrag bij scheiding van hechtingsfiguur → angstige dromen, nacht, … Gehechtheid en stressregulatie  ouders fungeren als buffer: externe stressregulatoren door bij heftige emoties baby te troosten en tot rust te brengen  zich ontwikkelende hersenen: kwetsbaar voor te hoge niveaus psychofysiologische stress  hechtingsrelatie is systeem van stress- of emotieregulatie o langzaam wennen aan stress: externe stressregulatie o leren wat/hoe omgaan met stress: interne stressregulatie  van coregulatie naar zelfregulatie en leren mentaliseren o neurobiologische component  vss gebieden zijn erbij betrokken  oa frontale kwab heeft functie in emotieregulatie  mentaliseren helpt bij reguleren van onze emoties o mentaliseren !! = vermogen om mentale toestanden (gedachten, gevoelens, wensen en verlangens) bij jezelf en bij anderen waar te nemen  verbeelding nodig om in te schatten wat anderen voelen, denken, wensen  hiervoor moet je mensen niet persoonlijk kennen  door te zien dat ander inspanning doet om in iemand anders zijn schoenen te gaan staan: je leert zelf ook inspanning te doen om iemand anders te begrijpen en je in iemand anders schoenen te stellen  mentaliseren kan rol spelen in aanmaak spiegelhormonen  veilige relatie is nodig om te mentaliseren  veilig: opvoeder in staat om sensitief beleving vh kind in te schatten → aan betekenis taal geven  indien dit niet gebeurt en kind eerder afwijzing krijgt: neemt beleving over → creatie vreemde of oneigen zelf  vb. ouders met psychiatrische problemen: psychopathologie en trauma’s uit verleden die gepaard gaan met angsten en depressiviteit  moeite met nadenken over gedachten en gevoelens aan basis eigen gedrag en zeker met begrijpen en erop te reflecteren  vermogen tot mentaliseren = beperkt  hierdoor: kans om gedrag kind te interpreteren vanuit eigen invalshoek en projecties  maken onvoldoende onderscheid tss eigen behoeften en die van kind → emotionele beschikbaarheid schiet vaak tekort  kunnen zich moeilijk voorstelling maken van belevingswereld kind  kind neemt beleving opvoeder over als deel vd eigen zelfervaring  intern werkmodel en mentaliseren  in interactie met belangrijkste verzorgers, hechtingsfiguren: kind ontwikkelt basispatronen voor omgang met andere personen = interne werkmodellen  intern werkmodel beïnvloedt emotionele en psychologische ontwikkeling vh kind  in bijzonder: ontwikkelen van vermogen tot reflecteren  amygdala: continue stockage hechtingsinformatie → persoon die je op bepaald moment ziet gaat doorheen intern werkmodel die gevoed w door hechtingservaring  hechtingservaringen geven soort zicht op wereld  soms vergissen we ons → geregeld bijleren en interne werkmodellen bijstellen  één vd belangrijke leerpunten bij opleiding psychiaters: hoe leer ik eigen werkmodellen aanpassen opdat ik opensta en hoe leer ik geboeid te zijn in mensen waarvan ik normaal denk ‘dat is niks voor mij’  dus: gehechtheid uitbreiden 21 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  ontwikkeling intern werkmodel: als ouder sensitief kan afstemmen op behoeften vh jonge kind, signalen kan ‘lezen’ (geluid, houding, blik) die uiting geven aan behoeften  dan is binnenwereld vh kind in overeenstemming met externe wereld waarvan ouder als hechtingsfiguur belangrijkste representant is  kind bouwt zo evenwichtig intern werkmodel van in relatie zijn met ander op  dit w vastgelegd in brein Gehechtheidsproblemen = verschillende problemen die kunnen voorkomen als fase hechting tss ouder en kind niet of niet goed genoeg verlopen is Onderzoek kijkt naar 2 aspecten  problematisch gehechtheidsgedrag  mentale processen: intern werkmodel en beoordelen van mentaliserend vermogen Gedesorganiseerde gehechtheid  =4e vorm gehechtheid die je niet in aanleg kan hebben  zie je bij mishandelde/verwaarloosde kinderen of ervaringen die hieraan gelijk staan  kind waarbij er geen coherente strategie is: ene moment is kind gehecht, andere moment totaal onthecht o kinderen die onbetrouwbaarheid vd volwassenen geleerd hebben vb. soms toffe papa maar soms slaat hij o lichte en ernstige vormen mogelijk  risicofactoren o oververtegenwoordigd in gezinnen waar mishandeling voorkomt o depressie bij moeder en tienerzwangerschappen o onverwerkt vroegkinderlijk verlies van hechtingsfiguur  gedesorganiseerde gehechtheid volgens Main en Solomon (1984) o heterogeen gedrag: contradictorisch, niet gericht o verkeerd gerichte of onderbroken bewegingen o stereotype houdingen o verstarde bewegingen/uitdrukkingen o verward o directe uiting emotie o geen coherente strategie voor stress o gedrag heeft geen evidente verklaring en geen aanwijsbaar doel o aanzienlijke stress = verklaring 40 – 50% vd verwaarloosde kinderen ‘veilige hechting’ tov mishandelende ouder  Fonagy: familiaal geweld en gehechtheid o bij geweld beschouwt pleger de andere als fysiek object of als lid van vreemde groep maar niet als individu met belangen en wensen  pleger verplaatst zich dus niet  kan niet interpreteren  gepreoccupeerd met regels  ontkent betrokkenheid bij probleem  zoekt in kind schudige  is overtuigd van gelijk, “weet hoe het kind zich voelt” o kind leert dat wat volwassene doet enkel in eigenbelang is  bij geweld: volwassene die handelt vanuit eigen gelijk en andere treft → niet meer ‘staan id schoenen vd andere’  grooming = volwassene die uitleg geeft naar kind toe → verhaal w plausibel, alleen voor eigen belang 22 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Criteria van gehechtheidsproblemen affectie zoeken van troost vertrouwen, hulp zoeken samenwerking explorerend gedrag controlerend gedrag reactie bij hereniging / terugkeer reactie tov vreemden normaal adequate affectie in vss interacties en situaties bij specifieke volwassenen: verzorger zoekt hulp bij specifieke verzorgers bij moeilijke vragen stelt zich coöperatief op tov verzorger gebruikt hechtingsfiguur als veilige basis voor exploratie weinig controlerend tov verzorger zoekt troost, positief contact terughoudendheid, duidelijker in onbekende omgeving verstoord gebrek aan affectieve uitwisseling of promiscue affecties zoekt geen troost of op vreemde manier buitensporige afhankelijkheid of net geen hulp zoeken weinig coöperatief of ‘dwangmatige gehoorzaamheid’ geen controle aanwezigheid verzorger of tegenzin verzorger te verlaten overbezorgd tov verzorger of bestraffend controleren contact lukt niet → negerend gedrag, boosheid, geen affectie, stress vanwege scheiding blijft geen terughoudendheid, veel lichamelijk contact zonder op verzorger te letten, met vreemden meegaan Nog altijd geen vlotte manier om gehechtheid te testen behalve voor kinderen tss 9 – 18 maanden: laboratoriumstrategie in 8 etappes tss ouder en baby  kijken naar toenadering zoeken  contact behouden  vermijding  weerspannigheid → enkel in onderzoekssituaties Hechtingsprobleem versus –stoornis  onveilige/gedesorganiseerde gehechtheid = risicofactor, geen determinant o hechtingsPROBLEEM o gedesorganiseerde gehechtheid leidt vaak tot ernstige emotionele / gedragsstoornissen  hechtingsSTOORNIS is zeldzaam Hechtingsstoornis Primair vs secundair  primair (neonataal): ontwikkelingsstoornis die later w bevestigd o ADHD of PDDNOS  secundair vb. negeren affectieve noden van baby, wegvallen moeder, … Reactieve hechtingsstoornis (RHS)  diagnose = klinisch oordeel o niet empirisch o diagnose enkel bij bewijs pathogene zorg: mishandeling, misbruik, ernstige verwaarlozing  diagnostische criteria (DSM-IV) o meeste situaties: opmerkelijk verstoorde en niet aan ontwikkeling aangepaste sociale relatievormen optredend voor 5e levensjaar en duidelijk zichtbaar in  voortdurend mislukken om op aan leeftijd aangepaste wijze sociale interacties te stellen of erop te antwoorden zoals duidelijk door overdreven geremde, overalerte of erg ambivalente en tegenstrijdige reacties  gebrek aan duidelijke bindingen, wat blijkt uit onvermogen om in sociale relaties onderscheid tsss personen te maken met duidelijk onvermogen om op die vss personen passend te reageren 23 | P a g i n a Ine Bollen  Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o stoornis is niet te wijten aan algemene ontwikkelingsstoornis zoals mentale handicap of geen symptoom van pervasieve ontwikkelingsstoornis zoals autisme o er moeten sporen zijn van vroegkinderlijke verwaarlozing  voortdurende veronachtzaming van emotionele basisbehoeften (koestering, troost, aanmoediging vh kleine kind)  verwaarlozing van fysieke basisbehoeften (verzorging, voeding)  herhaaldelijke wisseling van basisverzorgers waardoor geen stabiele hechtingen mogelijk waren o men mag veronderstellen dat verwaarlozing onder punt 3 verantwoordelijk is voor gestoorde gedrag, dat ook volgde op die verwaarlozing → te specifiëren  geremde type als vooral criteria onder 1a boventoon voeren  reageert niet goed in sociale situaties  zoekt contact met opvoeder en kijkt andere kant op  ene moment heel vriendelijk, dan weer agressief  vaak mishandeld of verwaarloosd  ontremde type als vnl cirteria onder 2a opvallen  kind kan niet hechten aan 1 persoon  is allemans vriend  kan moeilijk vrienden en sociale contacten houden  vaak veel wisselingen in zorgfiguren, instituut- en wisselende pleegsituaties viscieuze cirkel o normaal (veilige hechting)  positief denken  positief gedrag  positieve interactie o igv hechtingsstoornis   negatief denken  gedragsstoornis  negatieve interactie evidence based vaststellen van hechtingsstoornis o ontwikkelingsgeschiedenis van gehechtheid met primaire opvoeders  verstoord gedrag kindgebonden of relatiegebonden? o opvoedingsgeschiedenis 24 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  verstoord gedrag contextafhankelijk? o observatie stressvolle situaties met primaire opvoeders o observatie omgang met vreemden  onderscheid vreemden en vertrouwden o gestructureerde observatiesituaties voor vergelijking hechting continuïteit ouder-kind o onderzoek van AAI: ouders kunnen best beantwoorden aan noden van kinderen als ze hun kindervaringen zinvolle plaats konden geven en in staat zijn open te staan voor andere stijlen o betekent vooral: ouder moet erkenning kunnen geven dat hechting belangrijk is o van man/vrouw naar vader/moeder behandelbaar! o hulpverlening bij hechtingsstoornis: wat zetten we daar tegenover?  contact en zorg → los van gedrag!  kind controleert via gedrag maar volwassene controleert door ondanks alles empathisch in contact te blijven  ‘utilization theory’ Milton Erickson (1980): ieder gedrag is bron van contact o Attachment-Based Family Therapy (ABFT) = familie helpen oefenen met gehechtheid  relationele herkadering: van verwijten van gedrag kind naar versterken van wat werkt in gezinsrelaties  minder kritiek, verwijt  ouders helpen steun geven  verantwoordelijkheid voor verandering = op niveau van gezinsgroep, niet alleen van kind  band opbouwen met jongere → eerst focus op jongere als slachtoffer van situatie (vb. kindermishandeling): ‘de therapeut verstaat je’  bouw relatie op  zoek samen doelstellingen voor behandeling  zoek samen welke stappen kunnen helpen om doelen te bereiken  bouw relatie met ouders op  leer hen empathisch luisteren  verken hun visie, emoties, reacties op emoties in algemeen en op negatieve emoties in bijzonder  begrijp wijze van reactie tot nu en leer ze dan over emoties van kinderen  bouw oplossende vaardigheden op  buig kritische houding om in wens ontwikkeling te beschermen  verruim hun vaardigheden (vnl empathie)  bespreek uitingen van affectie  hechting taak  ouder-jongere gesprek  jongere uit zijn verwijten → ouders proberen rustig te blijven luisteren  en omgekeerd  therapeut gaat niet in op argumenten maar wijst op integriteit, intimiteit die bereikt werd  vaardigheden versterken  verhoog aantal pogingen voor gesprekken en contacten  verminder sociale isolatie  help ouders om adviseurs te w voor hun kind 25 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Ticstoornissen prof. Steyaert Inleiding: tics Tics = vrij frequent (zeker voorbijgaande tics)  motorische tics o tics = plotse motorische bewegingen  repetitief maar niet continu  onregelmatig (geen vast ritme)  onwillekeurig maar in zekere mate onderdrukbaar  premonitory sensation = bepaald spanningsgeval vooraf dat verdwijnt door toelaten vd tic  bestaat voor alle soorten tics  leertheoretisch: gevolg is dat tic versterkt w  gevoel zelf valt niet te onderdrukken (heeft iets drangachtig) maar tic zelf meestal wel redelijk te onderdrukken  tics zijn NIET onbewust: je voelt ze aankomen  meestal heel snelle bewegingen  niet doelgericht, niet zinvol  waar?  voorkeur: aangezicht, hoofd, hals, schouders  minder frequent: handen, middenrif, onderste ledematen  is niet dystonie!: dat is meestal niet snel en valt niet te controleren o complexe tics = complexe onwillekeurige beweging zonder reëel doel  aanraaktics  complexe opeenvolging doelloze bewegingen vb. tongliktik  vocale tics o geluiden: snuiven, kuchen, keelschrapen  snuiven en kuchen = meest klassiek o soms schrille kreten o soms verbale tics (spectaculair maar relatief zeldzaam)  (schuttings)woorden = coprolalie  echolalie  sensorische tics = onwillekeurig bepaalde waarneming visueel / sensorisch / akoestisch teweegbrengen o aanraken bepaalde materialen o bepaalde visuele patronen bekijken o roffelen o … DSM-5: onderscheid tss 3 aandoeningen waar tics kort of lang voorkomen en vss in ernst  voorlopige ticstoornis o meestal enkelvoudige tic o minder dan jaar o komt vaak voor: ong 5% vd schoolkinderen heeft het ooit  persisterende motorische of vocale ticstoornis o enkelvoudig / complex o één / multipel o langer dan 12 maanden o familiale studies suggereren dat het goedaardige vorm van Tourette is  Tourette syndroom DD van motorische tics  aan OCD verwante dwangstoornissen 26 | P a g i n a Ine Bollen    Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o trichotillomanie (haren uittrekken); excoriatiestoornis (wondjes continu openkrabben) o trage bewegingen, complexer dan tics, niet plots o tics meestal op jongere leeftijd dan OCD andere neurologische symptomen o welke?  dystonieën  choreatiforme, atheotische bewegingen  dyskinesieën o niet-controleerbare veranderingen van spierspanning  vaak ritmisch: akathisie, dyskinesie  andere plots: dystonie, hemiballisme, choreatiforme atheotische bewegingen o meestal uitgebreider o neurologische oorzaken  ziekten vb. Huntington, Sydenham, …  in aansluiting met gebruik neuroleptica stereotype-bewegingsstoornis o heel complexe motorische acties, veel trager o w gedaan uit gewoonte, stress, … o vaak bij autisme vb. met handen flapperen o vergelijking met ticstoornis stereotype bewegingsstoornis ticstoornis langer durende en meer ritmische plots en kortdurend bewegingspatronen ook enigszins onderdrukbaar enigszins onderdrukbaar eerder gefixeerd patroon veranderlijk patroon kan overal voorkomen hoofdzakelijk hoofd, hals en schouders (maar kan ook elders) begint vaak voor 5 jaar begint meestal rond 5 – 7 jaar andere neuropsychiatrische aandoeningen Tourette syndroom = meest zeldzame vd ticstoornissen maar hiermee komt men vaak bij psychiater (itt voolopige ticstoornissen waarbij HA pt vaak terecht laat wachten) Geschiedenis: zie slides Diagnostisch proces Diagnostische criteria DSM-5  multipele motorische tics  één of meer vocale tics (geluiden)  gedurende ten minste 12 maanden aanwezig o tic moet niet hele periode aanwezig te zijn o soms tijdelijk alleen vocale of motorische tics o periode (max 3 maanden) geen tics  begint voor leeftijd 18 jaar o opmerking: meestal zelfs al < 12 jaar (igv start bij pubers: vaak eerder iets neurologisch, zeker igv blanke voorgeschiedenis)  niet gevolg van middelengebruik of specifieke neurologische aandoening (Huntington, postvirale encefalitis) Tics veranderen bij Tourette  2 soorten veranderingen o aard en lokalisatie vb. eerst oogknipperen, dan schouder, … o intensiteit en frequentie  dagschomelingen vb. avond meer dan ochtend 27 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  over weken en maanden golvend patroon: heel opvallend bij kinderen (minder bij volwassenen) versterkende factoren o vermoeidheid, lang concentreren o soms: langere stress (examens, …) o soms: lichamelijke inspanning  maar kan ook omgekeerd zijn! o koorts, infecties Voorkomen  beginleeftijd: einde kleuterleeftijd   prevalentie o in normale onderwijspopulatie  5/10.000 (?)  NB: in 1 onderzoek werd prevalentie 1,5 – 2,9% gevonden!!  aanvaarde prevalentie: 1% vd schoolkinderen 6 – 16 jaar o volwassenen: ook ong 1%  probleem: wie noem je dan Tourette?  mensen die het ooit hadden: 1%  mensen die nu nog symptomen hebben: 0,5% o mannen > vrouwen (4:1) o opgelet  < 1/4 komt bij arts (→ klinische bias)  aanzienlijk hoger percentage bij kinderen met andere ontwikkelingsstoornis vb. 6% TS bij ASS TS: vaak geassocieerde problematiek o geassocieerde symptomen  niet-obscene drangverschijnselen  geometrisch, dingen rechzetten  echopraxie (nadoen), echolalie (napraten), palipraxie (zichzelf nadoen), palilalie (zichzelf nazeggen) 28 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  niet-obsceen onaangepast gedrag: kwetsende dingen zeggen e.d.  complexe tics  morbide tics (vb. kindje dat in moeder probeerde te knippen met schaar)  obscene drangverschijnselen – coprofenomenen  vb. schuttingstaal (coprolalie), copropraxie (vb. borsten proberen aanraken), obsceen kijken  < 1/3 personen op volwassen leeftijd  context- of cultuurgebonden? (vb. Japan slechts 4%)  impulscontroleproblemen  plotse woedebuien: invoelbaar maar buiten proportie  roekeloos gedrag o TS-plus  TS + ADHD      mogelijk tot 50% vd kinderen met TS heeft TS + ADHD  redelijk courant bij jongens  bij volwassenen niet zo goed onderzocht (wsl ong 8% TS + ADHD) veel meer comorbiditeit dan bij zuiver TS  vnl in sfeer impulsinhibitie: CD, ODD, alcoholmisbruik  functionele hinder bij TS + ADHD: bijna volledig toe te schrijven aan ADHD-component behandeling TS + ADHD  vaak eerst ADHD-problemen  impulsiviteit: gedragsmaatregelen  medicatie  rilatine?  niet ‘handig’ want methylfenidaat (dopaminestimulerend) versterkt tics  kan wel maar voorzorgen!  heel langzaam opbouwen (5 – 6 weken)  continu geven (want vnl stop en start medicatie zorgt voor ↑ tics)  tics opvolgen  strattera (atomoxetine): tegen ADHD en geen verergering tics (maar duur en niet terugbetaald)  Estulic (guanfacine), Dixarit (clonidine): α2 -block → vermindering TS en verbetering aandacht kinderen met TS + ADHD: ADHD blijkt vaker te verdwijnen dan indien niet met TS TS + OCG (obsessief-compulsieve gedragingen of symptomen) / OCD  drang vs dwang  drang = soort onbestemd gevoel (kan heftig zijn)  vrij inhoudloos  kan wel angst zijn maar is niet sturend  dwang = vaak vrij complexe cognitieve inhoud  “als ik dit niet doe, dan zijn er consequenties” vb. smetvrees  kan ook dwanggedachte zijn zonder/met dwanghandelingen  obsessie = dwanggedachte  compulsie = dwanghandeling  TS + OCG  drang wordt dwang: obsessioneel worden van  coprolalie en copropraxie  niet-obsceen onaangepast gedrag / gedachten  ook morbide gedachten  echolalie en echopraxie, palilalie en palipraxie  geometrische drang wordt perfectionistische dwang  bij 11 – 80% vd personen met TS  lijkt toe te nemen bij ouder w  minder bij kinderen, meer bij adolescenten  kinderen kunnen dit soort klachten niet goed verwoorden DUS goed bevragen!  aanzienlijk meer hinder dan bij zuiver TS  TS + OCD  OCG kan OCD w bij TS  obsessies en compulsies gaan meer met angst en magisch denken gepaard 29 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  meer systeem in klachten  klachten worden meer als ik-vreemd ervaren  grens TS + OCG en TS + OCD is vaag  andere comorbiditeit  zelfverwondend gedrag      hoofdbonken, krabben, met voorwerpen in lichaam prikken, oogletsels tot 60% vd TS-pt’en? meer bij personen met MR ernst correleert met vss aspecten van TS stemmingsstoornissen: depressies  verhoogde prevalentie bij TS  verband met TS niet duidelijk  ook verhoging bipolaire stoornissen gevonden  angsten (faalangst, algemene angststoornis)      duidelijk verhoogde prevalentie vaker samen met depressieve symptomen wsl secundair preventie! TS + ASS  vaker bij globaler aangetaste kinderen (minder begaafd, …)  prevalentie: 5 – 10% TS bij ASS  handicap +++ Conclusie diagnostisch proces bij Tourette  strak hanteren van diagnostische criteria  bevragen geassocieerde symptomen!!  DD  evalueren van comorbiditeit Afwijkende onderzoeken Neuropsychologie  aandachtsstoornissen  problemen met responsinhibitie  problemen met responsorganisatie o tgv ADHD-comorbiditeit??  zwakkere fijn-motorische controle?  Baron-Cohen: problemen met intention editor Functionele brain imaging  fMRI tijdens vocale tics / coprolalie o controles activeren frontale cortex o TS-personen activeren frontale cortex + delen vh striatum  PET-scan: andere koppelingen tss vss onderdelen vh frontaal-striataal systeem Oorzaken Multifactorieel!  genetische voorbeschiktheid  auto-immuunverschijnselen  infecties o groep A-hemolytische streptokok o andere  immuundeficiënties Genetische voorbeschiktheid  erfelijkheid > 50% van variantie (al dan niet hebben) van TS 30 | P a g i n a Ine Bollen    Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 patroon: ‘dominant met variabele expressie’ o wsl één dominant gen waarvan expressie mee bepaald w door andere genen o gen: SLITRK1? epigenetische fenomenen? man zijn als genetische voorbeschiktheid o mannelijke hormonen zouden ook rol spelen in expressie TS o geen significante rol van testosteron na geboorte o bepaalde varianten van genen voor geslachtshormonen voorbeschikkend voor expressie TS? PANDAS? = Pediatric Autoimmune Neuropsychiatric Disorders Associated with Streptococci  PANDAS = auto-immuun fenomeen o mogelijk voorbeschikken bepaalde varianten van genen hiervoor  geschiedenis: infectie (keelontsteking) met groep A streptokok kan leiden tot auto-immuunfenomenen o acuut gewrichtsreuma o aantasting van hartkleppen o Chorea van Sydenham = oudste PANDAS  PANDAS en TS o bij TS 4 – 5x vaker sporen (ASLO) van infectie met (groep A) streptokokken o bij TS 10x vaker auto-immuun antistoffen tegen basale ganglia in hersenen o 2x vaker auto-immuun antistoffen bij TS pt’en met sporen streptokokkeninfectie dan bij TS-pt’en zonder deze sporen  maar o niet duidelijk of PANDAS oorzaak / uitlokkende factor van TS kunnen zijn o mogelijk alleen rol in opflakkeringen  behandelingsmogelijkheden van PANDAS o preventie: keelontsteking met streptokokken goed behandelen o andere behandelingen tegen auto-immuun fenomenen hebben effect niet bewezen bij TS Behandeling tics en TS Psycho-educatie !!  kind en omgeving op hoogte brengen van wat TS is o ouders o leerkracht o klas o …  meeste kinderen zijn al voldoende geholpen met goede uitleg  vaak veel stigma → proberen vermijden! o vb. door in klas uitleg erover te geven Gedragstherapie  habit revesal = kind aanleren om ipv tic beweging te hebben die hier dichtbij aanleunt maar minder storend is o vervangende ‘tic’ → principe  tic geeft vooraf gevoel van spanning: hebben van tic doet dit gevoel verdwijnen → opluchting (kan tic versterken)  daarom: bij voorgevoel andere beweging uitvoeren die ontspanning kan geven vb. met veel kracht ergens tegen duwen o beloningsschema nodig  exposure en response prevention o pt stelt zich bloot aan uitlokkende factor  zeer geleidelijk w respons meer onderdrukt  vb. aanraak-drang slechts 5x per uur toelaten o halen van doelstelling w beloond o enkel succes igv heel goede gedragstherapeut 31 | P a g i n a Ine Bollen  Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 beperkte effectiviteit o korte termijn wel o lange termijn? o wsl meer effectief voor obsessief-compulsieve klachten dan voor tics Medicatie voor TS  algemeen o geen medicatie die TS geneest o alleen medicatie om comfortabel te leven → behoorlijke onderdrukking o tics hoeven niet helemaal weg o vaak medicatie nodig voor comorbiede aandoening: ADHD, OCD  neuroleptica o welke GM?  aripiprazole (Abilify), pimozide (Orap), risperidone (Risperdal)  haloperidol (Haldol)  tiapride (Tiapridal), sulpiride (Dogmatil) o allemaal dempend effect op dopamine-systeem o vaak al effectief in lage dosis o bijwerkingen (profiel wisselt van middel tot middel)  motorische problemen  cognitief  sedatie  aandacht- en geheugenproblemen  vlak affect  anticholinerge bijwerkingen vb. constipatie  metabool  eetlust neemt toe → overgewicht  metabool syndroom  hormonaal: hyperprolactinemie  clonidine (Dixarit, Catapressan) o zeer geleidelijk effect op tics: weken opbouw o gunstig effect op concentratie? o effect matig o bijwerkingen  slaperigheid  bloeddrukschommelingen  emotionaliteit  antidepressiva o SSRI’s: Prozac, Serlain, … o voor OCG / OCD o effectief  bij volwassenen  minder duidelijk bij kinderen o bijwerkingen: gering  wat eetlustvermindering  soms: ontremming  soms: suïcidale gedachten bij kinderen en jongeren  andere middelen o nicotine-pleisters (tijdelijk) o amantadine? o antibiotica als duidelijk in aansluiting bij infectie (~PANDAS)  Tourette + ADHD o methylfenidaat  kan heel zinvol zijn voor ADHD-component  risico op ↑ tics: vnl tijdens eerste 6 weken 32 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  zeer geleidelijk optitreren vanaf subtherapeutische dosis  niet onderbreken als het werkt o atomoxetine o clonidine / guanfacine Andere behandelingen  neurochirurgie o zeer zelden o ersntige indicaties vb. extreem zelfverwondend gedrag  magnetische stimulatie: effect niet bewezen 33 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Angststoornissen Dr. Sijmons Belang Angstproblemen / -stoornissen: w te weinig onderkend en behandeld  uitstel van erkenning op niveau kind/adolescenten, ouders/leerkrachten, hulpverlening  maatschappelijk taboe  zeer frequent Niet-behandelde ASTS bij < 18 jaar  ontwikkelingstaken / algemeen functioneren komen in gedrang  belangrijke voorspellers van psychiatrische stoornissen op volwassenheid  ASTS behandelen = secundaire preventie Normale angsten vs pathologische angsten Normale angsten tijdens ontwikkeling  evolutie o selectie van angstsysteem dat focust op bedreigingen in omgeving die voor specifieke leeftijden onmiskenbaar zijn en protectief voor leven en soort zijn o normale evolutie = universeel  niet afhankelijk van kind tot kind  afhankelijk van leeftijd (vb. baby kan enkel op omgeving rond zich reageren)  cognitieve ontwikkeling o angst vloeit voor uit (be)dreiging: reële bedreiging of subjectief aangevoelde bedreiging o toenemende cognitieve mogelijkheden → angsten complexer bij ouder worden (denken over wat je angstig kan maken)  leeftijdsverloop Angst wordt angststoornis  als er wanverhouding is tss inherente bedreiging gesteld door specifieke stimulus en cognitieve of lichamelijke reactie  als angsten aanhouden (vb. bang blijven van donker)  én er ernstige belemmering is van algemeen functioneren Normale vs pathologische angst  normale angsten 34 | P a g i n a Ine Bollen  Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o = in essentie ‘goedaardig’ o mild, voorbijgaand psychopathologische angsten o = niet in verhouding met uitlokkende situatie  onwilekeurig  irrationeel o leidt tot  vermijding  verstoring algemeen functioneren o ontwikkelings-psychopathologisch perspectief: klinisch (angststoornissen) zijn uitvergrotingen van normale angsten significante angsten Diagnostische kenmerken Verschillende angststoornissen  separatieangststoornis (SAD) o overmatige angst bij separatie van (meestal) ouders o met bezorgdheid voor rampzalige gebeurtenis voor kind zelf of ouders die separatie kan veroorzaken  tegenzin of weigering om naar school te gaan, te gaan logeren, alleen te slapen, alleen thuis te zijn, …  nachtmerries over separatie, lichamelijke klachten  selectief mutisme (SM) o niet spreken in specifieke sociale situaties waar verwacht w te spreken (vb. school) ondanks normaal spreken in andere situaties (vb. thuis) gedurende ≥ 1 maand o niet te wijten aan gebrek aan kennis of vertrouwen met gesproken taal in specifieke sociale situatie o kenmerken  vnl kleuters – begin lagere school  gaan zich op andere manieren uitdrukken vb. knikken, gebaren  andere ontwikkelingsstoornissen uitsluiten!  specifieke angststoornis o angst voor specifieke stimuli of situaties  dieren, natuurlijke omgeving, bloed – injectie – verwondingen, bepaalde plaatsen, … o blootstelling lokt onmiddellijke angstreactie uit o vermijding van angstaanjagende prikkel (is tot zekere hoogte wel normaal)  sociale angststoornis (SAS) o verlegenheid, terugdeinzen bij contact (MEER dan enkel verlegenheid) 35 | P a g i n a Ine Bollen    Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o angst voor eigen optreden in sociale situaties o schrik voor negatieve beoordeling door anderen paniekstoornis o afgebakende periode van intense angst of discomfort o abrupt begin; piek binnen 10 minuten o lichamelijke klachten: hartkloppingen, zweten/koud zweet, beven/trillen, ademnood, borstpijn, nausea/buikpijn, duizeligheid o gevoel van controleverlies, gekte, doodgaan o typisch vanaf (14 –) 16 jaar agorafobie o uitgesproken angst/vrees bij gebruik openbaar vervoer, in open en gesloten ruimten, in massa of alleen buitenshuis zijn (≥ 6 maanden) o vrees over vermijding deze situaties owv gedachte dat ontsnappen moeilijk is of dat hulp niet beschikbaar is als panieksymptomen optreden gegeneraliseerde angststoornis (GAD) o angst, bezorgdheid over vroegere en toekomstige gebeurtenissen o lichamelijke symptomen  rusteloos  moe  concentratieverlies  prikkelbaarheid  spierspanning  slaapmoeilijkheden o minstens 6 maanden aanwezig voor diagnose Soorten angstreacties  fear = angst(gevoel) = wat er zich in lichaam voordoet bij onmiddellijk optredende, zeer opvallende, specifieke en openlijke dreiging in nabije omgeving o reactie: ontsnappen of vermijden o normale, adaptieve reactie op gevaar (lichamelijk) o orthosympatisch zenuwstelsel (adrenaline)  anxiety = (psychische) angst, (be)zorg(dheid) o aanhoudende dreiging met minder precieze voorspelling (waar, wanneer) vh gevaar o reactie: toegenomen fysiologische arousal o abnormale reactie op gevaar (cognitief) o HPA-as (cortisol) Diagnostisch kader: DSM-IV/5  vroeger categoriaal: ofwel normale angst ofwel angststoornis  dan dimensioneel: geleidelijke overgang van normale angst naar stoornis  nu: dimensioneel met nog tussenklasse o normale angst o pathologische angst = subsyndromale angststoornissen  kinderen met angst die je ziet: beantwoorden vaak niet volledig aan criteria stoornis maar wel behandeling nodig → dit is taal om dit te benoemen  niet meer normaal en kan in volgend stadium overgaan in stoornis o angststoornis Gemeenschappelijke kenmerken van angststoornissen: stimulus / situatie lokt vss zaken uit  gevoel: angst  lichamelijke reacties o hoofdpijn (DD migraine) o buikpijn / misselijkheid (DD maagontsteking) o hartkloppingen, snelle hartslag o zweten 36 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o beven / trillen o ademnood / hyperventilatie o verstikkingsgevoel o duizeligheid o koude- of warmtegevoel (rood worden) o spierspanning: pijnklachten gedachten: negatieve affectiviteit o negatieve lading toekennen aan gebeurtenis (maakt ook dat men er eerder onaangenaam gevoel aan associeert) o negatieve emotionaliteit o neuroticisme gedrag bij angst: vechten / vluchten = vermijding o schoolweigering / partiële afwezigheid o weinig / geen buitenschoolse activiteiten o geen deelname aan activiteiten met buitenhuis slapen Epidemiologie     prevalentie: angst met significante impact op algemeen functioneren (GCAS) o 5 – 10% o AS = meest frequent voorkomende kinderpsychiatrische stoornis!! leeftijdsverschillen o gemiddelde leeftijd van ontstaan angst: 8 jaar o 50% ontstaat tss 6 – 12 jaar geslachtsverschillen o meisjes rapporteren gemakkelijker angstklachten dan jongens  voor alle angsttypes behalve OCD  op alle leeftijden o geslachtsverschillen zijn nauwelijks significant cultuur en socio-economische status o etnische minoriteiten → trend (nog onvoldoende studies) meer angsten o zwarten en kleurlingen → meer angsten dan blanken o culturele verschillen omtrent inhoud vd angsten o socialisatie door ouders aangebracht o socio-economische status: armoede, geweld, ontberingen Comorbiditeit – verloop – prognose    comorbiditeit met andere angststoornissen o = homo-typisch o grote kans om ook andere angststoornis te hebben als men er al één heeft! comorbiditeit met andere kinder- en jeugdpsychiatrische stoornissen o = hetero-typisch o depressie is absolute nummer 1!!: OR 8,2 o CD / ODD 3,1  ODD = opstandige gedragsstoornis: kinderen moeten in angststoornis vaak opstandig w om vermijdingsgedrag te kunnen doen o ADHD 3,0 (uiten gevoelens altijd heel erg) gelijktijdige vs sequentiële comorbiditeit o angst in kindertijd → depressie tijdens adolescentie (kans vrij hoog) o vroege depressie voorspelt angststoornissen (uitzondering: OCS) o AS als voorloper van bipolaire stoornis 37 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Etiologie - pathogenese Individuele kwetsbaarheden: genetica (ong. 30%)  temperament o temperament-model van Rothbart en Bates   temperament = manier van indrukken op te doen, te interpreteren en te verwerken en vnl hoe ermee om te gaan  deels genetisch  deels evolutie door opvoeding, ervaringen, … reactiviteit (onvrijwillig) = spontane, onwillekeurige manier van te reageren op bepaalde prikkels  negatieve affectiviteit (NA) = toekennen van negatieve lading aan gebeurtenis  onaangename betrokkenheid op omgeving  neiging tot subjectief leed, angst, bezorgdheid, droefheid  gedragsinhibitie (15% vd bevolking) = inhibitie van aan gang zijnde motorische programma’s  extreme inhibitie, onzekerheid bij confrontatie met nieuwe objecten, mensen, gebeurtenissen  vnl in volledigheid bij jonge kinderen vb. panisch als ze op school w achtergelaten  fysiologische arousal  mogelijke voorloper van  selectief mutisme  sociale angststoornis  positieve affectiviteit (PA) = toekennen van positieve lading aan gebeurtenis 38 | P a g i n a Ine Bollen  Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  extraversie / sterk opkomend voor zichzelf  neiging tot aangename betrokkenheid op omgeving  mate waarin men zich actief, gelukkig en enthousiast voelt  regulatie van reactieve processen (vrijwillig): effortful control (EC)  = doelbewuste controle: capaciteit om actieve controle te verwerven over overheersende gedrags- en emotionele processen (reactiviteit)  vaardigheid om dominante respons te onderdrukken om subdominant antwoord te geven → vrijwillig aandacht / gedrag  inhiberen (inhibitiecontrole)  activeren (activatiecontrole)  aandacht focussen of verschuiven (aandachtscontrole)  executieve aandachtsnetwerken  doel: lange termijndoelen, sociaal gedrag o angstgevoeligheid  misinterpretatie van lichaamssignalen  voorspelt latere paniekstoornis informatieverwerking: cognitieve modellen van informatieverwerking bij angst o informatieverwerkingsbias = selectieve aandacht voor dreiging in omgeving vb. 2 dingen misgelopen op volledige dag: “het was een rotdag” inhibitie onmogelijk!  milde angst → vermijding = CGT (cognitieve gedragstherapie) effectief  ernstige angst → niet te ontkoppelen van dreiging = CGT niet effectief  onderwerp vd informatiebias varieert naargelang leeftijd (met bijhorende normale angst): alle jonge kinderen hebben informatiebias voor dreiging  vermindert met toenemende leeftijd bij niet-angstige kind  neemt toe met leeftijd bij angstige kind o interpretatiebias = overmatig ‘dreigende’ interpretaties maken van ambigue situaties  behandeling kan informatiebias verminderen → angst verminderen  stabiel over tijd  niet aanwezig bij jonge kinderen: verschijnt met voortgaande ontwikkeling fysiologische arousal: hoge schrikreflex o verstoring vd  autonome reactiviteit: hoger hartslagritme bij stress  ademhaling (hyperventilatie)  slaap o lichaam moet tot rust komen als je angst wil inperken!   Omgevingsfactoren (70%)  trauma / stressoren o separatie o gezondheidsproblemen o echtscheiding o verlies o misbruik o ouders met weinig sociale steun o hoge stressniveaus o depressieve moeder o beperkte familiale openheid op invloeden van buiten gezin o omgang met leeftijdsgenoten  uitsluiting / verwerping / pesterijen → sociale angststoornis 39 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  hechting  opvoedingsstijl: optimaal is combinatie warmte en zelfstandigheid o warmte tov kritische houding / verwerping → emotionele regulatie o controle tov zelfstandigheid → zelfwerkzaamheid angstconditionering o klassieke conditionering: directe traumatische ervaring o modeling: leren obv observatie angstige reacties van anderen o verbale informatiepathway: overdracht negatieve informatie over onderwerp  Onderhoudende factoren  vermijding  cognitieve vervormingen Protectieve factoren  regulatieprocessen (reguleren van emoties)  positieve cognitie  coping mechanismen (vb. praten) Diagnostisch onderzoek   multi-informant gedragsvragenlijst vb. *CBCL interview kind / jeugdige, ouders o ongestructureerd klinisch interview o (semi-)gestructureerd interview         DISC: Diagnostic Interview Schedule for Children ADIS-C: Anxiety Disorders Interview Schedule for Children  vaak gebruikt: *K-SADS: Kiddie Schizophrenia and Affective Disorders Schedule o observaties vb. PICA: Pictorial Instument for Children & Adolescents zelfrapportagevragenlijsten o MASC: Multidimensional Anxiety Scale for Children o SCAS: Spence Children’s Anxiety Scale o *SCARED: Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders o KAV: Koala Angst Vragenlijst oudervragenlijsten o zelfrapportagelijsten hebben vaak ouderversies o PAS: Preschool Anxiety Scale familieanamnese o opvoedingsstijl in gezin o andere psychiatrische stoornissen of angsten in gezin? o … ontwikkelingsanamnese (hechting!) psychodiagnostisch onderzoek: op specifieke indicatie lichamelijk onderzoek 40 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Behandeling Behandelingsschema Psycho-educatie: behandeling begint met uitleg geven!!  voorkomen  symptomen (vb. lichamelijke kenmerken zijn ook deel vd angsten)  etiologie en pathogenese  onderhoudende factoren o vermijding, cognitieve vervormingen o comorbiditeit  verloop o chronische aard, kans op herval o invloed van comorbide psychiatrische stoornissen  prognose  behandelmogelijkheden CGT = cognitieve gedragstherapie  gevoel: angst → emotieregulatie o emoties herkennen o relatie gevoel – lichaam  lichamelijke gewaarwordingen → emotieregulatie o ontspanningsoefeningen vb. buikademhaling, spierrelaxatie o moeten geoefend w op momenten dat ze niet angstig zijn opdat ze dit kunnen gebruiken als ze angstig zijn  gedachten – (be)zorg(dheid) → cognitieve herstructurering o angstopwekkende gedachten herkennen/vervangen door angstverminderende gedachten o leren nadenken of het normale gedachte/gevoel is of niet  gedrag (leerproces!) → desensitisatie (heel effectieve psychotherapie!!) o rangschikken van angstaanjagende situaties: minst → meest beangstigend o blootstelling o lof en bekrachtiging Gezinsbehandeling  ouder-kind interacties o hechtingstype benoemen o oorzaak aanpakken  opvoedingsstijl  omgaan met angstig kind o angst accepteren + bespreken (zonder kant-en-klare oplossingen) o goed voorbeeld zijn in omgaan met eigen angst, angst niet aanwakkeren o probleemsituaties oplossen (tussenstappen!) 41 | P a g i n a Ine Bollen o o o o o o o Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 letten op dingen die kind wel goed doet: trots zijn, vertrouwen uitspreken kind stimuleren om zelfstandig dingen te ondernemen (passend bij leeftijd) stimuleer kind om dingen die hij uit weg gaat toch te doen hou vol wat goed gaat ga niet te veel mee met vermijding, wees zuinig met geruststellen denk samen na over beloningen zet niet door bij paniek! Medicatie  eerst psychotherapie!!  medicatie: kan om kind uit viscieuze cirkel te halen maar enkel in combinatie met psychotherapie! o bij (matige tot) ernstige angststoornis o bij partiële respons op psychotherapie o bij comorbide stoornissen  welke medicatie? SSRIs! 42 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Trauma en psychopathologie prof. Adriaenssens Belangrijke oorzaak van treffen vd normale ontwikkeling: mishandeling, trauma, geweld Inleiding Netwerken van geweld  traumatische ervaring kunnen in veel verschillende richtingen gaan  als je in gezin bepaalde vorm kan terugvinden: ook sneller andere vormen o vb. kindermishandeling → hogere kans op ouderengeweld o als kindermishandeling opgelost is: kernmechanismen van geweld blijven aanwezig → w afgeleid naar andere persoon vb. echtgenoot Vroeger: vaak discussies met ouders “ik moet mijn kind niet opvoeden zoals gij dat doet”  ondertussen is geweldloze opvoeding meer normaal bij ons  discussie wel nog vaak met mensen die uit landen komen waar dit mag → normaal bij hun o dan moet je stappen zetten om duidelijk te maken dat we geweldloze opvoeding willen Onderzoek naar negatieve jeugdervaringen (ACE study, Felitti, 1998)  17.000 deelnemers o als kind mishandeld / verwaarloosd / misbruikt o opgegroeid in gezin met aan alcohol- of drugs verslaafde ouder o opgegroeid in gezin waar moeder mishandeld werd o opgegroeid met ouder in gevangenis o …  vonden sterke relatie tss psychische en lichamelijke gezondheid van personen vs deze negatieve emotionele ervaringen in jeugd o veel chronische ziekten bij volwassenen w decennia eerder bepaald (in jeugd): overgewicht, diabetes, hartproblemen, … o als kind traumatische ervaringen → men leert dat lichaam niet in staat is om je te beschermen tegen geweld  vb. op volwassen leeftijd kom je bij huisarts: "je moet iets doen aan je obesitas", pt en HA denken beiden dat dit gaat lukken wanneer pt buiten gaat maar wanneer pt thuis is: trekt ijskast terug open  dubbelzinnige relatie met eigen gezondheid  hersenen begrijpen het probleem wel  lichaam zegt "de pot op": men kan voor lijf niet zorgen want dat lijf heeft ervoor gezorgd dat pt en niet iemand anders misbruikt is in zijn jeugd 43 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o levensloop: indrukwekkende cascade waarvan men in KJP eerste elementen ziet Kindermishandeling Vervroegd overlijden • want hebben te weinig voor zichzelf gezorgd Verstoring neurobiologische ontwikkeling Ziekte, handicap en sociale problemen Sociale, emotionele en cognitieve beperking Ontwikkeling risicogedrag • gezondheid • psychisch welzijn Vormen van kindermishandeling  meeste kinderen die mishandeld worden: maken GEWELD mee o = mengvorm van alle soorten mishandeling o taak als zorgverlener: kijken waar beleving begint!  fysieke en seksuele mishandeling o losstaande gebeurtenis o herhaalde gebeurtenis  verwaarlozing en emotionele mishandeling: chronisch interactiepatroon kenmerkend voor relatie dader / kind Typologie stressoren  type I trauma = acute stressor  o niet misbruikgebonden o oa éénmalig ernstig traumatisch gebeuren  als ontwikkeling verder normaal verlopen: men kan hier normaal uit herstellen  geen psychiatrie nodig → er is verdriet e.d. maar je moet gewoon gezin en omgeving motiveren om elkaar tijd, vriendschap, hulp (praten), … te geven  op begin heel erg mee bezig: gaat op en af  na tijdje (ong 1 – 1,5 jaar) kan je het plaats geven → integratie  integreren in zelfbeeld  verwerking tov dader type II trauma = complex trauma (trauma developmental disorder, complex posttraumatic stress disorder) o chronisch en/of misbruikgebonden stressor  oa terugkerende meervoudige stressoren  verstoorde ontwikkeling  dader binnen opvoedsysteem  wortelt in vroege kindertijd o verantwoordelijk voor emotionele, gedrags- en cognitieve stoornissen!  affect en impulsiviteit regulatie  aandacht en concentratie  zelfbeeld  hechting en relaties met anderen 44 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 somatisatie (vb. buikpijn, slapeloosheid, …) verstoring van mentalisatieprocessen = problemen om zich in te leven in ander persoon  logisch want nooit is iemand in schoenen kind gaan staan  kind heeft nooit geleerd dat inleving bijdraagt tot correct gedrag → uitleggen aan kind dat het één rode draad is waardoor problemen er zijn   Trauma, gehechtheid en hersenen Neurobiologie van trauma Kindermishandeling beschadigt neurobiologische processen en verstoort normale zelforganisatie  omvang hersenen neemt sterkst toe in eerste levensjaar: neuronen vormen vanaf geboorte netwerken (2 jaar)  neurale netwerken zijn heel gevoelig aan stimulatie! o kind dat hele tijd in buggy/relax/… zit: hersenen w niet geprikkeld en niet gestimuleerd → veel minder vertakkingen en neurale synapsen w ontwikkeld dan als men ermee bezig is (ertegen praten, oppakken, ...) o neurale netwerken die er al waren maar als men niet met kind bezig is: neurale netwerken verdwijnen o DUS kind ontwikkelt overal tekorten Kindermishandeling ontregelt stress-huishouding  significante correlatie tss aanhoudende stress, verhoogd cortisolniveau en beschadiging vd hippocampus o bij trauma is er productie van forse hoeveelheid stresshormoon o toxische dosissen cortisol leiden tot afsterven van hippocampale cellen  hippocampus tot 30% kleiner terwijl deze net belangrijk is voor herinneringen juist te stockeren  neuron in rutige omgeving ontwikkelt veel beter dan neuron die ontwikkelt in stressvolle omgeving  heel arme cel → kan veel minder vertakkingen maken  gevolg: makkelijker leerproblemen, moeilijker om emoties te regelen, …  MRI: verschillen tss trauma en normaal o ventrikels groter o vermindering neurale netwerken: weefsel ziet er sponsiger uit (minder stevige structuur) o verlies corticale cellen (minder leerervaringen, geheugenfuncties, …) Kindermishandeling beschadigt emotionele geheugen  wat gebeurt er normaal met informatie die gescand wordt? o ‘hoge’ baan via neocortex: informatie w gedetailleerd bekeken o ‘lage’ baan langs limbisch systeem: scannen op veiligheid → niet iedereen reageert gelijk  sommigen lopen naar gevaar toe (fight)  sommigen lopen weg (flight)  anderen blijven staan en doen niks  als amygdala vaak aan werk is (veel traumatische ervaringen): w hyperactief → kinderen beginnen heleboel situaties te interpreteren als alarm o als kind alleen is bij volwassene (na time-out): kind heel rustig want ondertussen heeft hoge baan (prefrontale cortex) kunnen interfereren o kinderen lijden onder hyperactiviteit van limbisch systeem: continu misinterpretaties van gebeurtenissen waardoor lijf in gevechtspositie gaat maar als hoge baan dan screent: kind heeft door dat het fout was  therapie: herconditioneren amygdala → jongere leert om meer over situaties na te denken, … o we kunnen amygdala desensibiliseren 45 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o hierbij helpt het om op neutrale plek te zijn (vb. niet thuis, niet in leefgroep waar vanalles al is misgelopen) DUS: symptomen van constructiefouten Stoornissen  complexe stressstoornis (zie eerder)  posttraumatische stressstoornis o DSM-IV criteria  blootstelling aan traumatische ervaring  traumatische gebeurtenis w voortdurend herbeleefd  in spel, dromen, opnieuw ‘voelen’, hallucinaties, dissociatieve episodes met flashback, trauma-specifieke heropvoeringen, …  fysiologische reacties bij stimuli die op aspect vd gebeurtenis lijken of symboliseren  intens psychisch lijden bij stimuli die gebeurtenis symboliseren of erop lijken  aanhoudend vermijden van prikkels die bij trauma horen of dempen vd algemene reactiviteit  pogingen om gedachten, gevoelens, plaatsen, betrokken mensen en gesprekken erover te vermijden  onvermogen om zich belangrijk aspect te herinneren  verminderde belangstelling voor activiteiten, gevoelens van onthechting/vervreemding, niet in staat lief te hebben, geen toekomst meer hebben  aanhoudende symptomen van verhoogde prikkelbaarheid  moeite met slapen, prikkelbaar, woede, moeite met concentreren, overmatig waakzaam, overdreven schrikreacties, …  dit is vaak reden waarom ze op consultatie komen vb. leerproblemen o natural history van PTSD  o verruimen vd gediagnosticeerde groep: nu ook PTSS voor  personen met minimaal psychotrauma  getuigen  wie secundair slachtoffer is trauma kan achtergrond zijn van iedere psychiatrische stoornis (tot 50% vd kinderen in KJP): traumagerelateerde psychopathologie o acute stressstoornis o PTSS o depressie o pathologische rouw o separatie angststoornis o andere angststoornissen o somatisatiestoornis o drugverslaving o slaapstoornis o hechtingsstoornis o antisociale gedragsstoornis o eetstoornis o paniekstoornis o dissociatieve stoornis 46 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o persoonlijkheidsstoornis Continuïteit? → aspecten van mishandeling  kenmerken kind o leeftijd o geslacht o temperament o handicap  ernst  frequentie  sociale steun Gevolgen op lange termijn  25% vd slachtoffers heeft ernstige langetermijn gevolgen  50% heeft faseproblemen o tegen volwassen leeftijd hebben ze het plaats gegeven in leven o ze hebben het er niet continu moeilijk mee Behandeling 3 elementen die beschermen → vormen basis voor therapeutisch beleid  taxatie = waar leg je de verantwoordelijkheid voor wat je meegemaakt hebt? o als je verantwoordelijkheid bij volwassene ("ik was nog maar een kind") legt: beter beschermd dan als je ze bij jezelf legt ("ik had het moeten gaan zeggen")  coping o actieve coping (ik laat me niet doen!) = beter beschermd dan passieve coping ("het is al slecht begonnen bij begin van mijn leven")  steun en erkenning: heel beschermend!! o mss geen erkenning van ouders o erkenning van vrienden, hulpverleners, … ("ik geloof in u") → hulp organiseren in die 3 elementen!!: traumabegeleiding  tempo slachtoffer respecteren  steun en erkenning geven  taal geven  helpen van passief naar actief copen te groeien  leren dat ze verantwoordelijkheid niet bij zichzelf leggen Evidence-based behandelen: traumagerichte cognitieve gedragstherapie (TG-CGT) → 6 stappen  stabilisatie en betrokkenheid  psycho-educatie (pt zichzelf beter doen begrijpen)  angst management  exposure  cognitieve herstructurering  herval preventie 47 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Anorexia nervosa prof. Danckaerts Op jonge leeftijd  afvallen is altijd alarmteken!: kinderen zijn nog a/h groeien dus als zouden eigenlijk gewicht moeten bijkomen  atypischer beeld: kunnen nog echt niet over anorectische gedachten spreken → gaan meer met gedragsbeeld moeten werken Definitie anorexia nervosa (AN) DSM-IV (verschillende problemen mee)  weigering lichaamsgewicht te handhaven op minimaal 85% van voor leeftijd/lengte te verwachten gewicht o ~ BMI 14,5 o igv kinderen: BMI is moeilijker te gebruiken → eerder curves met percentielen  intense angst om in gewicht toe te nemen o veel minder bij jonge kinderen  verstoord lichaamsbeeld o jonge leeftijd: minder erkenning hiervan  amenorroe (3 cycli) o moeilijk criterium want jonge kinderen hebben vaak eerste maandstonden nog niet gehad DSM-5  restrictie op voedselinname leidend tot lager dan minimaal verwacht gewicht  intense angst om in gewicht toe te nemen of gedrag dat ertoe leidt dat dit minimaal verwacht gewicht niet gehandhaafd blijft  verstoord lichaamsbeeld of persistente weigering om ernst van gewichtsprobleem te onderkennen o vb. schouder ophalen ‘goh ik weet niet, het is niet zo erg’  ernstcriterium = BMI Algemeen Subtypes  beperkende (restrictieve) type o kan echt heeeeel weinig zijn dat ze eten o vnl bij kinderen en pubers  vreetbuien / purgerende type o vreetbuien o laxantia, zelfgeïnduceerd braken, diuretica Voorkomen  lifetime prevalentie o 0,3 – 1% bij vrouwen o mannen: 10x minder  pubers 0,7%  meeste beginnen 15 – 19 jaar maar er zijn uitlopers in beide richtingen  igv jongen: nog veel koppiger dan meisjes bij behandeling Prognose  langdurig proces o therapie 1 – 1,5 jaar o volledig herstel  meestal pas na 5 jaar 48 | P a g i n a Ine Bollen  Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  na 10 – 15 jaar: 75% volledig hersteld mortaliteit op lange termijn hoog (6 – 20%)! o maar in kinderpsychiatrie zelf meestal niet: pas later in ontwikkeling  lichamelijke complicaties  suïcide o outcome beter igv start behandeling in vroeg stadium! → niet té terughoudend zijn met stellen diagnose en opstart behandeling Differentiaal diagnose  functionele dysfagie (slikvrees/braakvrees) o = van ene op andere dag niks meer kunnen eten omdat je niks meer kan slikken o kan vb. tgv trauma  somatoforme stoornis o = klachten die zich voordoen als somatische klacht maar psychiatrische oorzaak hebben o met buikpijn  selectief eetgedrag  depressie  middelenmisbruik  somatische problemen o infecties o chronische darminfectie, diabetes, … o hormonale oorzaken o maligne proces Geassocieerde problematiek  onderliggend heel vaak angst-gestuurd o angst om goed te doen, wil om te doen behagen, idee dat het nooit goed genoeg is o meestal vooraf aan AN  vaak andere obsessies en compulsies aanwezig of aanwezig geweest (ook angstgerelateerd) o gegeneraliseerde angststoornis o obsessief compulsieve stoornis o separatieangststoornis o sociale fobie  soms sociale meisjes  maar geregeld gevoel van niet volledig aanvaard te w of betrokken in schoolintriges enzo (minderwaardigheidsgevoel)  vaak dysfore pt’en: hebben vaak weinig plezier in dingen → graduele afbouw activiteiten (dus vnl tijdens AN proces) o is gevolg van minder eten: reserves geraken op, w hypomaan o maar depressie als zodanig kunnen ze niet herkennen bij zichzelf: soort van ‘niet meer voelen’  hyperactiviteit o doen veel en vaak aan sport o vnl in functie van: “hoe meer ik beweeg, hoe meer ik kan afvallen”  neuropsychologische deterioratie → alle cognitieve functies ↓ (door tekort aan glucose) o aandacht o geheugen: lijkt alsof ze dommer w o visuo-spatieel inzicht Complicaties: lichamelijke weerslag  vergelijken met lichaam dat in winterslaap is gegaan → alle autonome functies gaan trager gaan: zie je aan buitenkant van lichaam  algemeen o lethargie (moe) o groeivertraging 49 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 door  hypothalamische dysfunctie  malnutritie  = irreversibel op lange termijn o kou vitale tekens o bradycardie (potentieel levensbedreigend!) o hypotensie o hypothermie maturiteit: vertraging pubertaire ontwikkeling gastro-intestinaal o buikpijn o doordat bewegingen darm ook tot stilstand komen: obstipatie o fecale impactie huid: “ze zien eruit als oud vrouwtje” o droge huid o haaruitval o lanugo = donshaartjes waarmee baby’s geboren w (bescherming tegen hypothermie) o acrocyanose o hypercarotenemie (geel) o breekbare nagels musculoskeletaal o spierzwakte want spieren w opgegeten o osteopenie o scoliose = onomkeerbaar als het te lang duurt cardiovasculair o bradycardie  langer QT-interval → gestegen risico op plotse dood o perifeer oedeem o gebrekkige perifere doorbloeding o hartfalen (oa hypokalemie) = potentieel dodelijk  zeker bij mensen die veel braken! → opname noodzakelijk! CZS o epilepsie o perifere neuropathie o myopathie o verminderde hersenmassa (niet altijd reversibel) metingen: meest karakteristiek o hypogonadotroop hypogonadisme  < LH  <FSH o hypercortisolemie          In de praktijk: lastig  meisjes die hier bewust mee bezig zijn: ontzettend goed in verstoppen van wat er gaande is o aan ene kant heel fier dat ze dat zo goed kunnen vermageren o toch kunnen ze het zo goed verstoppen → ouders hebben het vaak niet door  waarmee heeft late herkenning te maken? o geen gewichtsverlies: kinderen die in groeispurt terecht komen verliezen geen gewicht, maar groeien terwijl (zouden eigenlijk in gewicht moeten bijkomen) o zeer inventief in reductie hoeveelheden  vb. veel prutsen met eten → veel doen op bord met scheppen enzo maar als je goed kijkt wat ze nu eigenlijk echt eten: bijna niks w gegeten o selectief eetgedrag o soms verwarrende preoccupatie met voeding vb. altijd willen koken 50 | P a g i n a Ine Bollen  Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o verstoppen via kleding, gewicht manipuleren (vb. heel veel drinken op voorhand, gewicht in zakken steken, …) → je moet ze wegen in bijna ontklede toestand o actief/sportief o vermijden medisch onderzoek op school!  alle kinderen die niet naar medisch onderzoek willen moeten eigenlijk opgevolgd w vb. blauwe plekken, anorexia nervosa, … pt’en eerder angstig-perfectionistisch voordien Etiologie Blijft eigenlijk groot mysterie  genetische factor o familiaal risico: RR bij vrouwelijke 1e-graadsverwanten is 11,3 o schatting erfelijkheidscoëfficiënt (obv tweelingenstudies): > 50%  50% erfelijke redenen waarom men AN krijgt  50% niet-erfelijke redenen o onderzoek naar neurotransmitters: genassociaties serotoninesysteem? → inconsistente bevindingen  vroege ouder-kind factoren o er lopen vaak ‘gekke’ moeder-dochter relaties bij (vb. heel controlerend, …) maar is moeilijk uit te maken of dit kip of ei is… o hechtingsstoornissen: komt vaker voor bij anorexia nervosa  zeker niet bij merendeel vd AN pt’en! o seksueel misbruik: relatie met boulemia nervosa (probleem vaak bij wat oudere pt’en) o NIET: ‘anorexogene gezin’ (oude term)  mama heel streberig  geen implinciete toelating geven aan dochter van iets anders te mogen zijn dan hoe mama het perfect ziet  vader w helemaal buitenspel gezet  zeer zeldzaam: PANDAS o = auto-immuunreacties nadat men ooit streptokokkeninfectie heeft gehad  culturele invloeden: schoonheidsideaal / sport o Westerse ziekte!!: oorzaken  we hebben voldoende eten  eten heeft zekere betekenis: ouders hebben graag dat kind goed eet  mama w nog steeds gezien als persoon die daarvoor moet zorgen  als kind zegt ‘ik eet niet meer’: is rechtstreekse rebellie tov mama (niet tov papa) o komt niet voor in ontwikkelingslanden Verklaringsmodellen (nog geen enkele zekerheid)  oudste: psychodynamische model o psychologische conflicten (Freudiaans)  onderdrukking sexuele fantasieën tov papa  rejectie vrouwelijke sexualiteit  intrafamiliale oedipale strijd o AN = oplossing voor deze driftenconflicten want men blijft klein dus er moet geen concurrentie zijn met mama  ontwikkelingsachterstand emotieregulatie en zelf-concept in interactie met materneel overinvolvement–spanningsveld in puberteit o gaat ervan uit dat puberteit fase is waarin dochter kritiek moet kunnen uiten op ouders/mama → 2 mogelijkheden waarbij men rebellie minder kan uiten  dominante moeder die dit niet toe laat  mama die ‘perfect’ is waardoor je er niet tegen kan rebelleren o igv AN: ze voelen dat er verdoken aandacht en ongerustheid is van mama (terwijl ze zelf “erboven” staan) = verdoken rebellie 51 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  hebben gevoel dat ze mama te snel af zijn AN = ‘fobie’: pathologische angst voor volwassen lichaam o met inenging bewustzijn en ontwikkeling rituelen: “angst voor vetheid’ ipv “nastreven van dunheid” o obsessionele angsten: hygiëne, controleren, veiligheid, gezondheid, … AN = identiteitsstoornis o hebben “lege identiteit”: meisjes met weinig eigen karakter, weinig standpunten, … o via vermageringsproces: ineens vinden ze identiteit, iets waarin ze goed zijn en wat ze beter kunnen dan anderen  dus zelfevaluatie = gewicht Ze komen in visieuze cirkel terecht: na tijdje komen ze vast in negatieve cognities en in gebrek aan energie om er nog iets aan te doen → kunnen dan heel koppig zijn in toch maar niet iets eten Behandeling Algemeen  ideale behandeling (zeker voor kinderen): dagbehandeling o hier zijn nog onvoldoende mogelijkheden toe in België! o zijn vaak meisjes die nog goed in gezinscontext functioneren als anderen het tijdrovende en belangrijke moment van maaltijd deels willen overnemen  kan soms ambulant lukken maar vaak (langdurige) opname noodzakelijk  idealiter: 3 soorten verantwoordelijkheid nemen o arts (liefst niet psychiater): lichamelijke bewaken  hierover spreken met AN meisje  rationaliteit bespreken met meisje  BLIJVEN motiveren dat dit niet gezond is: op bepaald moment wordt cognitieve terug wakker en dan gaat meisje dit zelf ook inzien  iedere keer terug streefdoel zetten  mag ook niet te snel want anders is het pseudoproces en gevaarlijk proces o diëtiste: voedingsadvies  meisjes kunnen vaak uren praten over voeding → dit is hier kanaal voor o psychiatrie: psychotherapie  gezinstherapie  individueel  ambivalente motivatie: motivatietechnieken + enige dwang onvermijdelijk o vroeger heel streng regime → werkte niet zo goed (nihilisme, krijgen idee dat ze niets meer waard zijn) o iets toegeeflijker regime w beter geaccepteerd! 52 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Ambulante behandeling lege artis  arts bepaalt minimum gewicht en streefgewicht  diëtiste geeft voedingsadvies  gezinstherapie o vnl bij < 15 jaar (eens erboven: EBM geen echte waarde) o belang: vnl leren wat iedereen zijn rol is, hoe er gecommuniceerd moet w, … o langdurige, intensieve behandeling  intensief: begin 2x/w → later 1x/w  langdurig (> 1j): tot gewichtsherstel en –stabilisatie o grote problemen tss kind en ouders?  hoog-kritische gezinnen: eerst ouders en adolescent afzonderlijk zien (fase 1)  laag-kritische gezinnen: direct samen o vss dingen die aan bod moeten komen bij uitleg aan ouders: psycho-educatie  oorzaak AN onbekend  gezin is niet pathologisch  kind is niet anorexia nervosa  maar kind gaat wel veranderd zijn na ziekte: ondertussen puberteit doorgemaakt  ziekte met langdurig verloop  potentieel gevaarlijke complicaties  noodzakelijk om te behandelen o tegenwoordig veel gewerkt met multiple family therapy  = verscheidene gezinnen samen in behandeling rondom zelfde problematiek  waarom?  gezin ≠ oorzaak  wel belangrijk bij genezingsproces  hierdoor voelen ze zichzelf niet meer persoonlijk mislukt in opvoeding: ze herkennen het en ze hebben door dat het ziekteproces is  Eisler: gezin organiseert zich rond probleem  eetstoornis domineert gezinsleven  beperking in gebruik van aanpassingsvaardigheden van gezinsleden  uitvergroten gezinsdynamieken  verenging tijdsperspectief naar hier en nu  niet meer voldoen aan noden horend bij vss levensfasen o gezinsbehandeling: in verschillende fasen om te leren ermee om te gaan  fase 1: rond voeding/gewichtsherstel  4 – 6 maanden  gezinsmaaltijd = observatie gezinspatronen  ouders hebben controle over hoe veel kind moet eten  zoeken zelf hoe veel dit moet zijn voor gewichtsherstel (ondersteund door therapeut)  omdat cognitie meisje zo afwezig is dat ze het niet zelf kan beslissen  andere thema’s w uitgesteld  gewichtsherstel is cruciaal voor omkering vd lichamelijke weerslag van AN!  moet soms geforceerd gebeuren  maar voorzichtig: te snelle gewichtstoename kan ook potentieel gevaarlijke effecten hebben  fase 2: stabiel gewicht  3 – 4 maanden  overgang maken van controle door ouders → controle door adolescent  siblings: bijdrage mbt activatie / ondersteuning  fase 3: algemene therapeutische fase  2 – 3 maanden  adolescentaire thema’s: ontwikkeling persoonlijke autonomie  puberteit  socialisatie 53 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  separatie ouders  seksualiteit  iedereen moet leven herorganiseren na lange en intense focussen op AN individuele therapie: zoeken naar aanknopingspunten in redeneerwijze van meisje zelf o doelen  eetgedrag veranderen  verbreden van tunnelzicht waar ze op dat moment in zitten  gestoorde cognities mbt lichaamsbeeld en belang ervan veranderen  zelf-expressie op andere terreinen dan diëten bevorderen  ontwikkeling emotie-regulatie en zelf-concept bevorderen  aanwezig stellen van ‘de andere’ o type individuele therapie: niet belangrijk! o cognitieve remediëringstherapie (CRT)  principe: naar zelfde probleem kan je op vss manieren kijken  doel  verbeteren vd executieve functies: ↑ set shifting en grotere geheel leren zien  inflexibele gedragingen en gedachten flexibeler maken  hollistisch leren denken  promoten van reflecteren → zo komen tot meer bewustzijn  metacognitief denken versterken  nadenken over sterktes en zwaktes  veranderen van cognitieve strategieën  ontdekken van nieuwe denkstrategieën  verschil met CBT: gericht op denkproces, niet op inhoud medicatie o geen specifieke behandeling gekend o fluoxetine (Prozac®)  kan neiging tot herval verminderen  geen snellere gewichtstoename o olanzapine (Zyprexa®) = atypisch antipsychoticum  krijg je honger van maar wil is sterker dan wat medicamenten kunnen teweeg brengen  helpt soms wel om neurotische gedachten waar ze in vast zitten aan te passen: effect op ‘anorectische ruminatie’ die verbetering in weg staat  gewichtstoename als neveneffect antipsychotica: niet blijvend bij AN o cyproheptatine (Perlactin®, 1e generatie antihistaminicum)  matig effectief qua gewichtsbeïnvloeding  weinig gebruikt in praktijk Residentiële behandeling  criteria voor opname (geen exacte criteria, richtinggevend) o BMI < 13 o braken met gestoord kaliumgehalte o QT-verlenging op ECG o decompensatie gezinssysteem = gezin zegt “wij kunnen niet meer” o geen evolutie na ambulante therapie (2 – 3 maanden bezig)  behandeling is zelfde als ambulant maar bijkomend o intens contact met leeftijdsgenoten  zitten in verschillende fasen AN: kan stimulerend werken  ook leeftijdsgenoten met andere psychiatrische stoornissen kunnen positief werken (vb. “doe niet zo flauw en eet die boterham gewoon”) o gewichtstoename: richtcijfer 1 – 1,5 kg/week o diëtiste beschikbaar: graduele opbouw calorie-inname o monitoring vitale parameters o mogelijkheid van sondevoeding!  als echt laag gewicht → men kan niet anders dan sonde plaatsen om ze te voeden 54 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015   meestal ’s nachts want dan zijn ze er zo minimaal mogelijk bewust van: anders mss excuus “ik heb toch al gegeten”  enkel als het écht niet anders kan vb. als maaltijd niet op binnen 30’ of nadien niet bereid supplement te drinken 55 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Autisme prof. Steyaert Inleiding: autisme     biologische oorzaken o ~ tweelingenonderzoek o genetica en epigenetica! vb. Depakine (natriumvalproaat) tijdens zws = 5 – 10x meer autisme o ouders misschien ook in zekere mate autisme? → kind minder sociaal gestimuleerd biologische oorzaken → hersendysfuncties → primaire neurologische deficits o onderliggend andere informatieverwerking komt door andere hersenontwikkeling o schedelomtrek op kinderleeftijd = goede maat voor hersenontwikkeling  bij ASS  hoofd en hersenen groeien veel sneller in eerste levensjaar dan bij andere kinderen  groei zwakt af → op kleuterleeftijd is verschil minder groot (maar toch nog > percentiel 97)  hypothese  snellere groei van zowel grijze als witte stof  minder ‘pruning’  pruning = eerste 2 levensjaren w verbindingen tss witte stof aangelegd maar veel hiervan gaat verloren waardoor enkel bruikbare overblijven primaire neurologische deficits → ASS-symptomen o gedragsdiagnose: sociale communicatie + inflexibiliteit, beperkt repertorium o kind komt met informatieverwerking in wereld terecht die hier niet voor geschikt is → andere problemen  slaapstoornissen  voedingsstoornissen vb. geen nieuwe smaken willen proeven  angsten  … zowel hersendysfuncties als primaire neurologische deficits → comorbide symptomen en aandoeningen o mentale retardatie o motorische stoornissen o ADHD o … Deficits: gedragsniveau 2 grote domeinen van beperking  sociale communicatie  flexibiliteit, gevoel en interesses Stoornissen in sociale communicatie  begint heel vroeg in ontwikkeling: zuigeling, peuter 56 | P a g i n a Ine Bollen       Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 verstoorde ontwikkeling van o sociale glimlach o joint attention o reactie op aangesproken w o anticiperen o wederkerig oogcontact o beurtrol nemen tekorten in sociale activiteiten, delen van plezier of andere emoties, sociaal perspectief nemen verstoorde ontwikkeling van empathie o (opmerking: ‘sympathie’ kan normaal redelijk goed zijn) taalpragmatiek o syntactische taalaspecten: ik / jij o semantiek: niet aangepast woordgebruik o intonatie, stemvolume, ritme o vreemd accent o (uitgestelde) echolalie, echopraxie, o figuurlijke betekenissen, ironie, spontane grapjes, … o initiëren, onderhouden, afstemmen van gesprek o communicatieve functies non-verbaal o emotieherkenning o lichaamstaal, communicatieve gebaren opmerking: taalachterstand / taalstoornis w afzonderlijk gediagnosticeerd Beperkt repertoire activiteiten en interesses en sensorische afwijkingen  verstoorde spel- en fantasieontwikkeling (opgelet: rol imitatie!) o langer sensopathisch spel o concreet spel  fascinaties / preoccupaties met (delen van) voorwerpen  eenzijdige interesses  gebrek aan mentale flexibiliteit  repetitieve motorische gedragingen / gedachten  routines  hyper-/hyposensitiviteit voor bepaalde of meer prikkels Criteria DSM-5 criteria  persisterende deficits in sociale communicatie en sociale interactie over vss contexten, die niet kunnen verklaard w door algemene ontwikkelingsvertragingen: alle 3 vd volgende o deficits in sociaal-emotionele reciprociteit    van abnormale sociale benadering en falen normale heen-en-weer conversatie verminderd delen vd interesses, emoties, affect en respons tot volledig ontbreken van initiatie van sociale interactie o deficits in non-verbale communicatieve gedragingen gebruikt voor sociale interactie    van slecht geïntegreerd (verbale en non-verbale) communicatie abnormaliteiten in oogcontact en lichaamstaal of deficits in begrip en gebruik non-verbale communicatie tot volledig ontbreken van faciale uitdrukkingen of bewegingen o deficits in ontwikkelen en onderhouden relaties gepast voor ontwikkelingsniveau (behalve die met verzorgers    van moeite met aanpassing gedrag aan sociale context moeite in delen ingebeeld spel en in maken van vrienden tot schijnbare afwezigheid van interesse in mensen 57 | P a g i n a Ine Bollen    Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 verminderde, repetitieve patronen van gedrag, interesses of activiteiten: minstens 2 vd volgende o stereotiepe of repetitieve spraak, motorische bewegingen of gebruik van objecten o excessieve adherentie aan routine, geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag of excessieve weerstand aan verandering o erg beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal zijn in intensiteit of focus o hyper- of hypo-reactiviteit aan sensorische input of ongewone interesse in sensorische aspecten van omgeving symptomen moeten aanwezig zijn in vroege kindertijd o vroeger werd hier strak 36 maanden gehanteerd; nu heeft men deze limiet losgelaten o moet vroeg aanwezig zijn maar deficit moet dan nog niet volledig zijn: kan pas volledig manifest w als sociale vraag gelimiteerde capaciteit overschrijdt  vb. kunnen wel goed met ouders functioneren symptomen samen limiteren en verminderen alledaags functioneren DSM-5: concept van ernstniveau  level 3 = erg substantiële steun nodig  level 2 = substantiële steun nodig  level 1 = wat steun nodig Verbreden van diagnostische criteria  in vroegere classificaties van ontwikkelingsstoornissen: term ASS / pervasieve ontwikkelingsstoornissen was parapluterm voor aantal vss aandoeningen waar min of meer duidelijke criteria voor waren o DSM-5: niet zo heel duidelijke grenzen tss vss aandoeningen → grenzen afgeschaft o hierdoor: aantal mensen denken dat autismespectrumstoornissen spectrum is van mensen met heel gewone ontwikkeling hebben tot mensen met ASS  dus dan zou het soort continue lijn zijn  maar DSM-5: geen continuüm waarbij er overgang naar ‘normaal’ is maar categorie apart waarbij je kan afgrenzen van mensen met gewone ontwikkeling  wel veel heterogeniteit BINNEN categorie: dus binnen categorie wel spectrum!  redelijk wat overdiagnostiek in bepaalde plaatsen in VL  broader phenotype o aantal onderzoeken in algemene populatie: kijken naar auti-kenmerken  die kenmerken vormen wel continuüm  als je deze mensen grondiger ging onderzoeken  klein deel voldoet aan criteria ASS  andere deel vd mensen  hebben broer / zus met ASS  of hebben andere stoornis die in puberteit voor problemen zorgt: vb. schizofrenie (scoren hoog op sociaal slecht functioneren) o concept is helemaal niet zo duidelijk: er bestaan aantal mensen die geen andere psychiatrische aandoeningen hebben en die toch auti-kenmerken hebben maar die niet aan alle criteria voldoen  zitten ‘kort bij grens’ = broader phenotype  belang  niet belangrijk als diagnostische entiteit want geen psychiatrische aandoening  belang in kliniek  men heeft neiging om te zeggen ‘appel valt niet ver vd boom’  men gaat snel zeggen dat ouders dit eigenlijk ook hebben  let op: veel mensen maken klinisch indruk van ASS maar hebben het niet omdat ze niet aan beperking functioneren criterium voldoen  mensen die vaak niet alle subtiliteiten van communicatie goed kunnen oppikken → taal aanpassen aan deze mensen! 58 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  zeker bij ¼ vd gezinnen op consultatie ASS zie je dit dat je heel duidelijk moet aanpassen (ivm bijvoorbeeld consultatie angst en depressie)  grootste verschil met mensen die echt autisme hebben: kunnen goed functioneren in dagelijks leven! o dus broader phenotype = communicatie- en andere cognitieve stoornissen (bij bloedverwanten)  kenmerken (traits) van ASS  broader autism phenotype (BAP)  medium autism phenotype (MAP)  narrow autism phenotype (NAP)  2 – 4x vaker bij eerstegraadsbloedverwanten Vss wijzen van contact zoeken (L. Wing)     aloof (koel en afstandelijk) passief active-but-odd hyperformeel Algemeen: autisme Niet alle autisme ontstaat op vroege leeftijd   25 – 30%: late onset ASS → zijn er ergens op leeftijd 1,5 – 3 jaar ingegroeid klinische relevantie o dat het bestaat! o op betekenisniveau en relationeel niveau voor ouders: “hebben gewoon kind verloren”  sommige kinderen komen zelfs ver op spectrum Comorbiditeit: geassocieerde problemen en secundaire symptomen!  ontwikkelingsstoornissen o verstandelijke beperking (IQ <70): 30-40% o ADHD: ±25% o TS: ±10% o motorische coördinatiestoornis o taalontwikkelingsstoornissen o stoornissen vd didactische vaardigheden  andere aandoeningen o voedingsproblemen o slaapproblemen o angst o agressie o stemmingsstoornissen o (reactieve) psychose o persoonlijkheidsstoornissen? Differentiaal diagnose  taalontwikkelingsstoornis (peuters!) 59 | P a g i n a Ine Bollen     Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 verstandelijke beperking reactieve hechtingsstoornis very early onset schizophrenia ADHD (op jonge leeftijd) Prevalentie  ASS: 0,6 – 1% vd kinderen o meer ernstige vormen (‘kernautisme’): ong 1/1000?  meer jongens dan meisjes (4:1)  is er epidemie van autisme?? o grootste deel vd zogenaamde explosie van autisme heeft te maken met  meer diagnostische capaciteit en kunde  criteria die breder geïnterpreteerd w  autisme vs mentale retardatie als hoofddiagnose o maar mogelijks is er wel lichte toename vd reële prevalentie  dit impliceert dat er externe factoren meespelen!  maar genetica kan zeker meespelen (epigenetica, gen-omgevingsinteracties, …) Onderliggende neuropsychologsische deficits Theory of mind = mentaal proces waarbij individu ‘theorie’ heeft over wat zich afspeelt in hoofd van ander individu  voortdurend beeld hebben van 'wat denkt andere?', 'wat voelt andere?', ... o theorie w voortdurend bijgestuurd o geautomatiseerd proces: we kunnen het verwerken zonder dat we er bewust over nadenken, is weinig vermoeiend en verwerking veel info gaat heel vlot  we weten zelf niet zo goed waarom we dit weten: gaat redelijk vanzelf  vb. fietsen, eten, ademen, … o TOM kent eigen ontwikkelingsverloop (zie onder) o integreert diverse informatiebronnen (eigen referentiekader, context, waarneming, …)  2 ordes van TOM o eerste orde: weten wat ander denkt / weet / niet weet o tweede orde  weten wat ander denkt over ander  metacognitief weten dat mensen gedachten hebben  gecontroleerde processen: veel vermoeiender en totale hoeveelheid informatie die je kan verwerken is veel kleiner o vb. leren autorijden, … o mensen met ASS: problemen in ontwikkeling van theory of mind  spectrum  in ernstig spectrum  kunnen wel communiceren maar houden geen rekening met anderen, …  kunnen wel observeren maar kunnen zich niet verplaatsen in anderen en geen idee hebben over intenties van anderen  andere extreme: mensen die ook ASS hebben en wel communiceren en best doen om te begrijpen wat andere bedoelt maar ze moeten er hard over nadenken  meestal doen vrouwen hier meer best voor maar lijden meer onder moeite die ze doen  ze hebben er meestal wel één maar hebben eigenaardigheden  geen geautomatiseerd proces of veel gedeeltelijker (veel nadenken)  veel minder capaciteit voor informatieverwerking  vaak met één persoon redelijk contact maar zodra ze in groep terecht komen en communicatiekanalen wisselen (vb. met 3: je moet al wisselen) = al veel lastiger  vb. redelijk goed oogcontact bij slechts met 1 persoon maar niet in groep  wanneer ontwikkelt theory of mind? 60 | P a g i n a Ine Bollen  Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o heel jong: nog geen theory of mind maar kunnen wel state of mind van ander raden  kind van 10 maanden  normaal  weet dat mama naar hun lacht en hoe normale lach is  emoties afleiden uit intonatie van stem  kijken naar waar iemand anders kijkt (= ‘joint attention’) omdat hij verwacht dat er wsl iets interessant te zien is  kind met autisme: als je wijst naar koe en je zegt "koe"  vindt iets anders interessant (vb. beweging van lippen of geluid)  of gaat trein achter koe "koe" noemen want vindt die interessanter en had niet door waar je naar keek  kind van 14 maanden: 'checking back' → als er iets nieuws is, gaat kleine terugkijken naar mama/papa om te weten of het oké is om te gaan  kind weet dat er mss gevaar kan bestaan en dat mama kan oordelen over situatie o kind van 2 - 2,5 jaar  kan spelen alsof er koffie is (heeft inbeelding) en weet dat jij ook doet alsof!  kan doen alsof je gebeld w met iets dat geen echte telefoon is  kunnen liegen (vb. koekjes pikken) want "die heeft niet gezien wat ik deed dus weet niet zeker wat ik gedaan heb" o kind 3 - 4 jaar  normaal: weet wanneer het zijn beurt is; beginnen te weten hoe ze met gedrag ander persoon kunnen weghouden of hoe ze bijvoorbeeld speelgoed kunnen krijgen van iemand anders (in eerste instantie zonder agressie)  kind met autisme: geen interactie dus ofwel ziet hij dat dat kind het speelgoed heeft en laat hem met rust ofwel gaat hij het afpakken of erop kloppen; …  vb. metacognitie: weten wat anderen leuk en niet leuk vinden o 10 - 11 jaar: maximale theory of mind ASS: theory of mind loopt 6-tal jaar achter o is gemiddelde met heel veel variatie o grootste last: in secundair onderwijs terwijl tegen dan theory of mind vh kind met ASS al redelijk geëvolueerd is (maar bij andere kinderen nog veel meer)  verschil expliciet (duidelijke communicatie) vs impliciet (sarcasme, subtiele hints, …) communiceren is belangrijk  sociale verwachtingen vb. puber moet leren 'volwassen' zijn  … Centrale coherentie  mensen zonder autisme hebben meestal neiging om geheel te zien (‘gestaltperceptie’) waarbij je heel snel betekenis eraan geeft → vanaf dan zie je het ook op die manier  iemand met autisme vertrekt veel meer van details → lokale of detailperceptie o daardoor beleven ze wereld op volledig andere manier  vb. autorijden heel moeilijk (moeite om snel verkeerssituatie te overzien) o zelfde bestaat voor alle soorten informatieverwerking (visuele, auditieve, sensorische, …)  centrale coherentie = neiging van gewone mensen om binnenkomende informatie als geheel (globaal) en in context te verwerken o itt lokale informatieverwerking o bij ASS  deficit in globale verwerking?  of preferentiële lokale verwerking (Enhanced perceptual functioning)?  of nog andere theorie?  kunnen geheel wel zien maar moeilijk Deficits in executieve functies  = dirigent vh orkest in hoofd: richten, plannen, beoordelen van gedrag, mentale flexibiliteit, werkgeheugen, impulsinhibitie 61 | P a g i n a Ine Bollen  Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 bij ASS: verminderd o planningsvermogen? o mentale flexibiliteit?  als plan moet gewijzigd w / situatie w veranderd: kunnen niet veranderen o generativiteit?  kunnen ontwikkelen van nieuwe plannen / vss alternatieven  moeilijk om als ze één oplossing hebben, om andere oplossing te bedenken Screening en diagnostiek Screeningsinstrumenten  zeggen alleen maar of je in hoek zit maar geen diagnostisch instrument o weinig of geen vals-negatieven (sensitief) o meestal suboptimale specificiteit  peuters: M-CHAT  > 3 jaar o Social Responsitivity Questionnaire (SRS) o Repetitive Behaviour Questionnaire (RBQ-2) Diagnostiek  multi-informant  voor ‘moeilijke’ kinderen: best multidisciplinair  categoriale diagnostiek o ASS? andere kinderpsychiatrische aandoening? o klinische evaluatie van gedragskenmerken (nu en in verleden): aanwezigheid criteriumsymptomen o ondersteunende instrumenten zijn beschikbaar  bredere diagnostische assessment o cognitief functioneren  globaal (waar doet ie het goed, waar moeilijker?)  taal, communicatie, motoriek  specifieke ASS-gerelateerde sterkten/zwakten o niveau aanpassingsgedrag o omgeving  invloed opvoeding  bestaande aanpassingen en flexibiliteit vh milieu thuis en school o somatisch: op indicatie Neuro-anatomie en neurofysiologie    groot hoofd: betekenis?? belangrijkste: 4 – 35% vd personen met ASS hebben epilepsie!!! o specifiek type? (vaker frontale focus??) o meer bij verstandelijke beperking + ASS o ander verloop?  epilepsie bij niet autistische mensen: heel jong begin en dan pieken  autisme: hele ontwikkelingsperiode (vb. tot 20 jaar) blijft er verhoogd risico op ontwikkeling epilepsie  dus curve vs age of onset veel vlakker maar veel breder dan in algemene bevolking o betekenis?  verband epilepsie en taal- en communicatieontwikkeling?  epilepsie → dysfunctie van posterio-anterieure aandachtsas bij zuigeling → gestoorde joint attention?  verband temporale epilepsie + tubers + ASS bij tubereuze sclerose abnormale hersenontwikkeling 62 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Genetica Herhalingsrisico: als er in familie één persoon ASS heeft: 20x hogere kans dan in algemene bevolking kans dat er éérstegraadsverwant ASS heeft  broer – zus en ouder – kind  neemt nog toe als er al meerdere kinderen met autisme zijn: als er dan jongentje geboren wordt is kans bijna 50% Heel erg veel genetica  mechanismen van genetische afwijkingen o chromosomale afwijkingen  XYY, XXY, X0  tientallen unieke translocaties, inversies, microdeleties  ook deletiesyndromen die niet uniek zijn o monogene veranderingen  vb. tubereuze sclerose, fragiel-X syndroom, …  meer dan 200 vss genen in 1 of enkele individuen / families / …  opmerking: fenotypische heterogeniteit: bij dergelijke aandoeningen wel verhoogde prevalentie van ASS maar groot % heeft geen ASS o polygenische veranderingen  ongelukkige combinatie van polymorfe genen  vaak moeilijk of niet aan te tonen → kijken naar familiale patronen  maar gen-omgevingsinteracties mogelijk o dus wsl is hoge erfelijkheid deels hierdoor te verklaren  o voor aantal omgevingsfactoren die rol spelen: genetische gevoeligheid nodig  herpes (type I) encefalitis bij baby: hier moet kind gevoelig voor zijn → dan veel grotere kans op latere ASS en/of taalstoornissen  specifiek defect in immuunsysteem (afwezigheid TOL3-gen) → immuunsysteem stopt herpesvirus niet voordat het in hersenen komt → ↑↑ kans op encefalitis op zuigelingenleeftijd  dit stuk immuunsysteem werkt niet uitsluitend in hersenen (of zelfs niet in neuronen tot expressie)  prenataal: toxines vb. landbouwpesticiden, luchtverontreiniging  heel moeilijk om te kijken wat allemaal gen-omgevingsinteractie is ook milieu alleen? → virale infecties tijdens zws of bij zuigeling? o mazelen, herpesvirussen, CMV, influenza, …? Behandeling van ASS   er is geen medicatie voor autisme of kernsymptomen ervan (behalve overprikkelbaarheid)!! wat is er wel? o voorspelbaar en duidelijk maken van omgeving  structureren van ruimte en tijd  routines  vaste associaties  vb. TEACCH: dagprogramma met foto’s / picto’s aanduiden o stimulatie van ontwikkelingsgebieden  stimulatie van communicatie  igv niet-pratend: visuele ondersteuning (picto’s, foto’s, …) 63 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015    igv pratend  verbale ondersteuning van activiteiten bekrachtigen  aangepast taalgebruik (niet figuurlijk, opletten met grapjes, …)  sociale vaardigheden → stimuleren en leren  Applied Behaviour Analysis (ABA): kleine gedragselementen bekrachtigen in erg gestructureerde omgeving  naturalistische gedragsinterventies: meer natuurlijke omgeving (klas, thuis) en langere interacties of gedrag met natuurlijke finaliteit w bekrachtigd  rekening houden met beperkt voorstellingsvermogen  grote voorspelbaarheid  plannen en afspraken maken  niet plots afwijken van plan  routines inbouwen  plaatsen / procedures tonen, niet alleen erover praten o secundaire problemen vermijden kinderen met autisme die zich moeilijk gedragen o begrijpen van gedragsproblemen → altijd denkoefening doen  wat vd primaire symptomen kan maken dat kind gedragsproblemen vertoont?  onderliggende neurocognitieve deficits / anders zijn → waarom moeilijker  vb. moeite met centrale coherentie → snel overprikkeld o behandelen  antecedent interventies  consequentie wijzigen vb. afleiden, bekrachtigen (positief/negatief), extinctie (vb. negeren) medicatie? o 1/3 heeft tegen volwassenheid medicatie gehad! o medicatie: symptoomgericht en tegen geassocieerde problemen  er is geen ‘medicatie tegen autisme’  wel tegen vb. depressie, angsten, druk gedrag, impulsiviteit, stereotypieën, automutilatie, …  antipsychotica vb. Risperdal, Abilify, Zyprexa, Solian, …  vnl dempend effect op gedrag, affect en cognitie  indicaties  psychose  overprikkelbaarheid  ernstige angst die niet anders te verminderen is  tijdelijk: affect- en gedragsregulatie  mogelijke bijwerkingen: sedatie, gewichtstoename, motorisch, stofwisseling, hormonaal  opvolging  jaar 1: 3-maandelijks: gewicht, BMI, bloed (glucose, vetzuren), bloeddruk  daarna: jaarlijks deze onderzoeken  anti-epileptica (vnl voor epilepsie maar ook stemmingsregulerend)  antidepressiva  ADHD-medicatie o puur medicatie geven om gedrag te regelen: enkel als je oefening hebt gedaan om moeilijk gedrag te beïnvloeden 64 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Urgentie- en crisis kinder- en jeugdpsychiatrie prof. Adriaenssens Terminologie onset presentatie psychiatrische urgentie acuut, plots, onverwacht verstoring van stemming, denken, gedrag, sociale relaties responstijd onmiddellijk gevolgen levensbedreigend, potentieel catastrofale outcome, gevaar voor zichzelf of ander levensreddend, intensieve gespecialiseerde zorg gevaarlijke context voor kind zijn leven of ontwikkeling: suïcide, geweld, psychose, middelenmisbruik urgentie = je kan er NIET meer mee wachten!! interventie voorbeeld opmerking psychiatrische crisis gradueel verlies van evenwicht in functioneren, mentale verstoring, beschadigde beoordeling of erg verstoord gedrag redelijk snel, binnen 24 uur (dus nog wat speling) niet onmiddellijk levensbedreigend crisisassessment en steun (inclusief alle betrokkenen vd familie) igv op spoed met crisis: vaak burn-out van families (die in overbrugging van wachtlijst voor kind voor instelling proberen zelf alles te doen) Voorkomen  incidentie spoedopnames neemt overal toe! o MAAR nog steeds enorme vraag: blijft toenemen!!  wil niet zeggen dat dit ‘teken vd tijd’ is: loopt parallel met globale stijging gebruik spoeddiensten  mensen ervaren iets sneller als ‘crisis’  verandering concept “kwaliteit van zorg”: mensen zijn bewuster over gezondheid  mensen zeggen tegen elkaar “je moet er niet mee blijven rondlopen” o 5% vd spoedconsultaties is voor jeugdpsychiatrie  welke urgenties? o enige urgenties ikv psychiatrie  zelfmoord  psychoses  middelenmisbruik  gedragsstoornissen (grote invloed op omgeving)  angststoornissen o toename melding suïcidegedrag  belangrijke keuze voor iedere tiener: beslissen om te leven voor zichzelf (itt jongere kinderen: leven vnl voor mama en papa en voor iedereen die hij/zij graag ziet)  igv goed leven: meestal niet zo moeilijk om tot die conclusie te komen  1/3 jongeren is hier ernstig mee bezig geweest: periode niet gemotiveerd geweest, "voor wat dient leven wel?", vrienden verloren aan ongeval, ...  allemaal momenten waar je vraag kan tegenkomen 'waarom leef ik?’, ‘wat is mijn eigen doel in leven?'  (is niet altijd evident voor jongeren tegenwoordig vb. studies: allemaal pashokjes die we passen en dan terug veranderen)  ondertussen kan je heel angstig zijn en kan gedachte "is het het wel allemaal waard?" opspelen: vnl als het moeilijk is in leven  meeste jongeren die gedachten hebben doen het NIET  maar Be: heel hoge cijfers (2e vd wereld) van suïcide bij jongeren want moeite om te praten over emoties!!  overgrote meerderheid opgenomen kinderen met crisisgedrag die hebben gesproken over zelfmoord: na 24u er niet meer mee bezig → "signaalfunctie" 65 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  maar omdat school zich meer verantwoordelijk voelt → meer en meer gemeld en doorgestuurd  ook toename misbruik: zelfmoorddreiging gebruiken voor doel te bereiken o geen toename voor wat verwacht kan w op spoed: psychose o wel toename voor gedragsstoornissen, angststoornissen en middelenmisbruik Wat te doen bij crisis / urgentie kinder- en jeugdpsychiatrie?  er zijn GEEN universeel geaccepteerde praktijkparameters of modellen van best practice in assessment deze problemen o ook geen guidelines voor maken van keuzes inzake maatregelen o AACAP heeft praktijkparameters gepubliceerd voor assessment en urgentie management van suïcidaal gedrag MAAR document heeft het niet over urgente presentaties die geen suïcide of suïcidale ideatie omvatten  verschillende theoretische modellen w gebruikt o triage model: aan poort spoedgevallen filtering doen o crisis interventie model: ploegen die aan huis gaan  proberen vermijden dat mensen naar spoedgevallen moeten komen  kinderpsychiater en psychiatrisch verpleegkundige gaan naar huis want daar doen problemen zich in ernstigste vorm voor → beste resultaten als je naar daar gaat en tijd maakt om daar te helpen (outreach teams) o gatekeeper model o fortress model o treatment model  meer behandelgerichte modellen  w in Be niet toegepast op urgentie want we hebben echte behandelafdelingen In vergelijking met psychiatrie voor volwassenen…  meer tijd gestoken in algemene jeugdpsychiatrische inschatting  vaker focus op omgeving en sociale factoren vb. kind wil niet meer naar school → wat doen?  ook grensgebied met jeugdbescherming en justitie leidt tot meer verwijzingen Inschatting Is het …  urgentie? o relatief abrupte, plotse situatie o met dreigend risico op schade  risico op suïcide  risico op fysiek kwaad aan anderen  staat van ernstig beperkt beoordelingsvermogen waarbij individu bedreigd is  situaties van risico tov weerloos slachtoffer  crisis? o crisis is minder specifiek te duiden o is even vaak perceptie als objectiveerbaar feit o sprake van verlies van balans (kan op vss niveaus zijn) o er hoeft geen gevaar te zijn voor zichzelf of anderen  maar veel ouders of verwijzers zeggen dat er dergelijk gevaar wel is Doel van inschatting op spoed: antwoorden op vragen  waarom w pt NU aangeboden? o je ziet gezinnen die heel veel aankunnen en gezinnen die bijna niks aankunnen o je moet weten waarom net deze keer te veel was eraan en wat er anders was aan vorige keer dan → "dit was er te veel aan"  'dit' = belangrijk  kan ambulante zorg nog gepast antwoord bieden? 66 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o in eerste plaats: crisisconsultaties nodig maar niet crisisopnames → veel mensen hebben geen bed nodig maar iemand die NU met hun kan praten op spoed  probleem: nu moet vaak gezegd w "uw zoon heeft nog helemaal niks van behandeling gehad, misschien kunnen we even proberen met normale behandeling en als het dan nog niet kan, zullen we spoedbedden gebruiken"  we zouden dus net meer spoedconsultaties moeten kunnen hebben Medisch-somatisch onderzoek  op spoed w andere oorzaken prioritair uitgesloten o vb. psychotisch beeld waar hersentumor aan basis ligt: mag je niet missen  bij intoxicatie krijgt urgentiearts voorrang Psychofarmacologische beveiliging  als jongere acuut psychotisch is met acting-out agressie: eerst onder controle brengen door medicatie die o pt terug rust geeft, terug comfort brengt o persoon zelf en diens omgeving beveiligd  gebruik hiervan wordt beperkt!!: steeds in overleg (dus nooit beslissing van 1 persoon) Management Intake gesprek  dat rekening houdt met ontwikkelingsfase vd jongere o cognitieve en taalvaardigheden o is er niet steeds uit vrije wil  veel jongeren zijn meegesleept → kinderpsychiater moet communicatie aangaan met pt want hierover klagen is vraag voor communicatie: "ik ben blij dat je dit eerlijk zegt" o kan opnamevraag van ouder als sanctie beleven  'koffer met kleren stond vorige week al klaar' → w gebruikt als sanctionering!  als kinderpsychiater moet je dan eerlijk zijn en zeggen wat je denkt 'als je in hun schoenen zou staan' (voor ieder vd aanwezigen!!) o kan denken dat psychiater er is om hun ‘gek’ te verklaren o basisprobleem (vb. ontwikkelingsstoornis, psychopathologie) kan bovenstaande uitlokken, versterken, …  vb. ADHD, autisme, herbeleving misbruik, …  dat rekening houdt met ouder(s) o zijn belangen gelijklopend? o wat is hun perceptie? o welke weerbaarheid rest hun nog? Met wie spreek je eerst?  start met beide partijen samen (lukt niet altijd) → observeer interactie tss beide  dan o < 12 jaar: ouders o > 12 jaar: tiener Wat als jongere niets wil zeggen / niet wil meewerken?  leeftijd?  niet agressief?  zoek redelijke vertaling van doel vd interventie  agressie? → kijk naar beschermende medicamenteuze interventie  adolescent en echt hulp weigeren: schat onmiddellijk risico in o veilig?  pleit bij ouders voor ambulante poging  en/of inschakelen van derde (vb. overnachten bij vrienden helpt bij veel jongeren) 67 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o onveilig? → is gedwongen opname noodzaak?  "zou het kunnen dat de wet mij hier verplicht om te handelen?"  heeft vnl te maken met VEILIGHEID  justitie bellen om te helpen om te zorgen dat jongere niet naar huis kan = iemand zijn vrijheid ontnemen!!  spoed als plaats voor medico-legale reflectie  wat betekent consensus?  vb. als je zegt “ofwel ben je akkoord, ofwel moet ik je colloceren” → als pt dan ‘ja’ zegt, is het mss eerder reactie op macht en is pt mss niet echt akkoord  wiens beoordeling van crisis heeft voorrang: ouder of jongere?  wat bij (v)echtscheiding?  wat bij jongere die opname wil terwijl ouders dat niet willen?  decreet rechtspositie: vanaf 12 jaar: je hebt  recht op inzage van je dossier  hoorrecht bij jeugdrechter  recht om gehoord te w door dokter terwijl deze zich (binnen mate vh mogelijke) aan beroepsgeheim houdt  als kind tegen zin terug meegenomen w naar huis: je kan bellen naar rechtspersoon die dan gaan kijken of het idd zo is → vaak zal kind terug komen  wat als politie jongere binnenbrengt en opname eist?  politie kan geen opname bevelen maar wel vragen  niet altijd zo eenvoudig te weigeren: “als je hem niet opneemt, nemen wij hem terug mee en we droppen hem gewoon op straat”  wat met beroepsgeheim?  informeer ik consulent jeugdrechtbank bij opsporing drugs/delict/…?  wat als jongere na alcohol- en/of drugintoxicatie bevel geeft ouders enkel in te lichten over alcohol en niet over drugs?  wet: vanaf 12 jaar heb je recht op beroepsgeheim maar arts heeft ook plicht om hulp te bieden  door te zwijgen  mss ontneem je ouders kans om opvoedkundig te handelen  jeugdrechter: kan niet zorgen voor goede samenleving  DUS je laat beiden weten dat jongere opgenomen geweest is maar je zegt niet met welke reden!  wat bij aanwijzing kindermishandeling? Besluit  urgentie- en crisiskinderpsychiatrie is uitdagende en complexe taak  overleg met collega en/of supervisor is noodzaak o dit niet doen = kunstfout!  je moet proberen jongeren te prikkelen om op allerlei andere manieren met problemen om te gaan → veel vd opgenomen jongeren zijn niet beste praters 68 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Somatoforme stoornissen bij kinderen prof. Danckaerts Inleiding Heeft iets te maken met samenspel tss lichaam en geest  samenspel is er sowieso vb. stressfenomenen: sneller ademen, rode vlekken in hals, …  holistische benadering in geneeskunde o fysieke stoornis → psychologische repercussies  vb. griep: ook minder concentratie o psychologische problemen → fysieke repercussies  somatoforme stoornissen w vnl op pediatrie teruggevonden terwijl ze eigenlijk bij geestelijke GHZ zouden moeten zijn  terminologie: psychosomatische aandoening ≠ somatoforme stoornis! o psychosomatische aandoening: in se somatische aandoening maar waar aantal psychische fenomenen toch aan orde zijn en waar stress ziekteverloop toch sterk beïnvloedt  vb. hypertensie, ziekte van Crohn (stressgevoeligheid mee aan basis) o somatoforme stoornis (zie verder)  verschillende vormen van geneeskunde o somatische geneeskunde  altijd psychisch aspectje (zowel in origine als expressie)  vnl somatische oorzaken en expressies o psychiatrie etiologie: ongeveer 50 – 50  deel vd etiologie toch wel ergens organisch  ander deel psychologische etiologie  experssie vnl psychologisch o psychosomatische aandoeningen    vnl in somatische vlak maar sterke stressgevoelige en zelfs stressveroorzakende pool 69 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  vb. migraine (stress bepaalt beloop), inflammatoire darmziekten, astma, … o somatoforme stoornissen: ook binnen psychiatrie redelijk atypisch!   bijna 100% psychologische origine  bijna 100% somatische expressie waar zou je CVS plaatsen? o zeker GEEN somatoforme aandoening!! (geen puur psychisch gegeven dat zich somatisch uit!) o wetenschap twijfelt tss psychosomatische aandoening en somatische aandoening DSM-criteria DSM IV: somatoforme stoornissen  subgroepen o belangrijkste bij vws’en: somatisatiestoornis  mensen die allerlei lichamelijke klachten hebben waarbij ze evolueren van ene naar andere klacht en waarbij artsen bijna niks vinden → als er oplossing is gevonden staan ze er aantal weken later met andere klacht  meestal: ook één seksueel dysfunctiesymptoom in (daarom vaak bij gynaecologie)  diagnose die nooit w gesteld bij kinderen en jongeren want nog niet seksueel actief o pijnstoornissen  komt heel veel voor bij kinderen!  pijnstoornissen / klachten bij kinderen waarbij je moet vermoeden dat er geen lichamelijke verklaring is  vb. meisje dat als symptoom contractuur vd quadriceps had (is zeker reëel symptoom) maar op momenten slaap viel symptoom weg o (body dismorphic disorder): is in wezen iets anders dan somatoforme stoornis  persoon die fundamenteel geobserdeerd is door idee dat er abnormaliteiten zijn aan lichaam → daar zo van overtuigd dat dit voortdurend moet veranderen  mensen die continu plastische chirurgie moeten doen  vb. Michael Jackson  in wezen anders want hier is het iets imaginair dat pt denkt over lichaam terwijl bij somatoforme stoornis er wel echt werkelijke lichamelijke klachten zijn o (hypochondric disorder)  mensen die geloof hebben dat ze ziek zijn  ook in wezen anders want hebben geen symptomen (is denkstoornis!) o conversion disorder  verzamelnaam voor alle somatoforme stoornissen waarbij symptomen neurologische problematiek nabootsen  apart geplaatst want leiden vaak tot bijzondere verhalen en extreme ziektebeelden  vb. verlammingen, bewustzijnsstoornissen, pseudo-epilepsieaanvallen, psychogene blindheid, psychogene doofheid, … o somatoforme stoornissen NOS  NOS = not otherwise specified  vb. video van meisje van 15 jaar waarvan interview wordt afgenomen dat continu kuchte (8900x per dag) = ‘honking’ (roepen als wilde canadese gans)  na bronchitis was hoest nooit gestopt maar naar hese pseudo-hoest vervormd geraakt en helemaal ingebakken was in haar normale doen 70 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015      school kon hier niet meer tegen → ze mocht niet meer naar les want was storend heel vaak beginnen somatoforme stoornissen met reële somatische stoornis maar nadien ontstaat verder en verder disfunctioneren en uitbreiden vd klacht (die dan onverklaarbaar is) o dus vaak eerst mineur trauma o vb. conversion disorder: verstuiking ad voet na mineur trauma → daarna niet meer kunnen steunen aan been vaak grote discrepantie tss ernst vh symptoom en mate waarin kind dit helemaal niet erg vindt, … maar terwijl wel gebruik maakt van voordelen die symptoom met zich meebrengt o = “la belle indiference” DSM IV: componenten van stoornis o er moeten ergens fysieke klachten zijn o geen demonstreerbare fysieke problemen of minstens niet in proportie acuut of chronisch DSM-5 → klein beetje verandering  groep w ‘somatic symptom disorders’  subgroepen o somatic symptom disorder o nieuwe subgroep: illness anxiety disorder  gaat ervan uit dat er wel soort angstbeleving is rond ziek zijn  maar w vaak net niet gezien hier o conversion disorder (functional neurological symptom disorder) o nieuwe subgroep: psychologische factoren die medische conditie beïnvloeden  psychosomatische stoornissen krijgen dus plek in dit classificatieschema o factitious disorder = echte simulatiestoornis, geveinsd!  werd vroeger niet onder somatoformestoornissen geplaatst want werd apart geteld omdat ze het er niet mee wouden associëren  vb. leerkrachten die om één of andere rare reden laatste 2 jaar van carrière plots ziek werden bij kinderen vaak niet (zeker op begin) want ze hebben er weinig vat op: slechts zeer weinig geveinsde pathologie bij kinderen  maar op bepaald moment beginnen ze soms te manipuleren → dan is grens tss beiden minder duidelijk  redenering in KJP is eigenlijk altijd “eigenlijk maakt het niet uit of het nu echt is of geveinsd” want als ze het zouden veinzen wil het sowieso zeggen dat ze erg in knoei zitten met zichzelf!! o andere somatic symptom disorder (specifiek of niet-specifiek) DSM-5: componenten van stoornis o verontrustende of disfunctionele somatische symptomen o excessieve gedachten, gevoelens of gedragingen hieraan gerelateerd  preoccupatie  angst  tijd en energie o specifiers (opm: spijtig dat stoornis tot dit beperkt w)  persisterend: moet > 6 maanden duren  is enorm lang voor leven van kind!!  predominant pijn  ernstgradatie moet banale overschrijden!  want massa’s kinderen hebben somatoforme klachten die binnen normale vallen als kind: hoe jonger je bent, hoe normaler je de dingen vindt die je overkomen o soms kom je er pas op veel latere leeftijd achter dat dat niet normaal was    Symptomen  pijn (maag, hoofd, gewricht(en), …)  fatigue  nausea en braken 71 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 neurologische symptomen o paralyse, paresis, manken, contractie o verlies van zicht, gehoor o verlies van bewustzijn, flauwvallen o pseudo-epilepsie om het even welke subjectieve lichamelijke klacht! Historisch  vroegere ‘hysterische persoonlijkheden’ (hysterie < uterus): uiteindelijk werd bij deze pt’en alles weggenomen en dan was probleem opgelost  Freud: afgestapt van idee dat je dit soort persoonlijkheid vanuit lichamelijke GNK moest benaderen → op relationele / psychotherapeutische manier benaderen o ongewilde of ontolereerbare emoties en gedachten w vervangen in somatische symptomen = fundamentele mechanisme van vroege psycho-analytische theorieën o symbolische natuur vh symptoom  familie / systeemtherapie: symptoom heeft functie (afleiden van conflicten, bewaken van ander persoon, …) o als iemand ziek was in gezin betekende dit dat er nieuw systeem vestigde rond zieke persoon die functie had voor alle leden vh systeem o tegenwoordig is men afgestapt van deze ‘mythische verklaringen’  dit gaat altijd meest mysterieuze problematiek blijven binnen psychiatrie o uitleg waarom lichaam in staat is dit soort klacht te produceren = intrigerend Epidemiologie    prevalentie recurrente abdominale pijn: 10% o van alle buikpijnen die kinderen krijgen: maar minimaal deel somatisch van oorsprong o als pijn chronische, invaliderende vorm aanneemt: dan pas psychiatrie! prevalentie echte somatoforme stoornissen: 7% (dus nog redelijk frequent) meisjes > jongens o want meer internaliserende problematiek Etiologie Kinderkarakteristieken die kind meer sensitief hiervoor maken  kinderen van meer subassertieve type (niet zo zelfzeker) maar wel heel bewust van wat andere mensen van hun denken o gevoelig en gewetensvol in de zin van dat ze snel dingen op zichzelf betrekken → voelen zich oververantwoordelijk voor dingen die in omgeving gebeuren  onzeker, angstig, verlegen, twijfelaars  obsessioneel, rigied o allemaal te goed willen doen met weinig relativeringsvermogen  klein beetje excentriek  gelimiteerde sociale relaties  weinig eigen mening, afhankelijk  vaak comorbiede angst- of depressieve stoornis Familiekarakteristieken  frequente gezondheidsproblemen  somatische attributiestijl: mensen waarbij heel gemakkelijk in situatie van stress igv lichamelijke symptomen (vb. diarree) eerste gedacht gaat zijn “zou ze niet ziek zijn?” o dus enorm geloof en enorme directe band met “het lichaam” o alles wat hun overkomt w direct aan lichaam toegeschreven → weinig connectie met feit dat psychische zaken tol eisen in dagelijks leven  reinforcement van somatische klachten o kunnen niet relativeren als het gaat over lichaam 72 | P a g i n a Ine Bollen      Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o vb. als ze plakkertjes plakken: blijven tekeningetjes doen (zelfs bij kinderen > 4 jaar) weinig coping en oplossingsstrategieën (mentalisatie) o er kan niet zo goed uitleg aan kind gegeven w als er iets met kind gebeurt: als er iets gebeurt, is het automatisch drama enmeshment o = als één persoon lijdt in gezin, lijden anderen in één klap voor 100% mee o “dubbel zo erg voor de mamma dan voor kind dat lijdt” mensen gaan elkaar beginnen ‘sparen’ → veel gezinsgeheimpjes → kinderen w meer angstig over wat ze hebben o dus conflict w erg vermeden o weinig cohesie en conflict ouders heel gevoelig aan “wat denkt buitenwereld van ons?” emotionele bias Biologische factoren  specifieke (genetische) gevoeligheden → lagere drempels voor fysieke gevoelens en tekens o vb. vss sensitiviteit voor stresshormonen / productie van stresshormonen o vb. hyperventilatie → mensen die ook gevoeliger zouden zijn voor CO2-gehalte → inductie vicieuze cirkel van angst  vaak uitlokkende somatische factor die nadien bizar eigen leven begint te leiden Stress is zeker oorzaak maar is zelden acute eenmalige stressor → het gaat bijna altijd over chronische, normale stressoren (dus niks abberant)  school o voor dit kind betekent dat zich dag na dag in sociale omgeving bevinden waar iets zeggen op speelplaats en ergens plaats hebben in klashiërarchie iedere dag opnieuw belangrijke belevenis is o gewoon moeten presteren: vaak discrepantie tss wat ze eigenlijk kunnen op school en wat ze moeten presteren  kind w te vaak opgehemeld en op voetstuk geplaatst maar kunnen het niet altijd waarmaken → proberen continu krampachtig dat toch te doen  thuis o systeemtherapie: chronische gezinsstress waarbij kinderen dag in, dag uit op tippen vd tenen moeten lopen  peers: leeftijdsgenoten (kan ook buiten school)  specifieke trauma’s spelen af en toe rol o maar lang niet altijd, vroeger werd er te veel naar gezocht o vb. seksueel misbruik, …  acute levensgebeurtenissen maar ook chronische stress Opmerkingen: stress  is nu sleutelwoord om met deze mensen over deze problemen te praten (vroeger werd gesproken over ‘functionele klachten’ maar dat begrijpen mensen niet) o dus veel beter om te spreken over lichamelijke tol die stress heeft  stress is onontkoombaar o = gebeurtenis die ertoe leidt dat systeem uit balans w gebracht zodat natuurlijke evenwicht w verstoord o we hebben er allemaal mee te maken 73 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 hersenen beschikken over effectief systeem om met stress om te gaan o kortdurende belasting: werkt kort, krachtig, efficiënt o langdurige stress: systeem werkt niet  lichamelijke uitputtingsslag!!  langdurige, sluiptende stress w vaak niet opgemerkt en is verraderlijk (chronische overbelasting, burn-out, …) deze mensen voelen stress niet zo goed en als ze het al voelen, hebben ze er geen woorden voor om dit uit te drukken → gebruiken weg naar fysieke reactie o huisartsen moeten het maar oplossen → durven meestal niet terug naar boven in schema te gaan → somatisch onderzoek → pseudo-oplossing: placebo, vitamientje, … o hoe langer je probeert en wacht, hoe meer probleem ingebakken geraakt in lichaam vd pt Management vd patiënt Assessment  belangrijkste statement vd les!! → gebruik van 2 paden vanaf begin! o somatisch o psychologisch pad vanaf begin mee inschakelen!  uitleggen dat dit soort probleem is dat je te zien krijgt minstens even vaak stressgerelateerd is dan puur lichamelijk fenomeen → je graag van in begin met hen hiermee rekening zou willen houden  wetenschappelijk statement over causaliteit  psycho-educatie over holistische functionering van lichaam  bij verlamming (conversiestoornis): Hoover sign o hand onderzoeker onder ‘verlamde been’ leggen o andere been naar boven laten tillen → duwen vaak met ‘verlamde’ been toch onbewust naar beneden Tijdsverloop bewaken!  na tijdje is symptoom deel vd persoon geworden!: symptomen geraken ingeslepen  connectie met stressor vervaagt o aanvankelijk hebben klachten hier zeker mee te maken maar na tijdje zijn stressoren er mss niet meer maar klacht blijft 74 | P a g i n a Ine Bollen      Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 ziektewinst neemt toe: pt’en geraken in nieuw evenwicht die ergens wel voordeel blijkt te hebben herintegratie w moeilijker o na week herinstalleren patronen van vroeger zich! o dus je moet niet maanden wachten voordat je stap naar vertalen in termen van stress en stresscoping te doen! angst voor ‘zeldzame, ernstige’ pathologie wantrouwen in medische wereld koude douche effect psycho: ‘nu worden wij gek verklaard’ Behandeling     ‘joining’ o referentieschema van familie accepteren: er IS iets fysiek (echtheid vh symptoom)! o symptomen accepteren maar niet noodzakelijk technische verklaring o dus geen afkeer tonen voor dat type problemen!  kind is werkelijk ziek, dreigt vast te roesten in ziekterol in leven psycho-educatie over stress-systeem o maken van alternatieve verklaring o holistisch model somatisch – psychologisch fysiotherapeut o stuk pure revalidatie  verminderen van secundaire somatische symptomen  vb. benen die niet meer stappen in beweging laten komen; vb. middenrifoefeningen igv hoest; … o reduce gain: Ordeal therapie  therapie gebruiken als soort tegengif tegen ziektewinst  Ordeal = opdracht, queeste → moeten therapie op zich nemen die zwaarder is dan symptoom zelf  lichaam w gedwongen uit soort evenwicht dat het geworden is  moet zo dicht mogelijk bij functionele revalidatie leunen: niet meer volledige dag kunnen doen wat je wil o stressreductie  vnl bij ongewone stressoren  relaxatietherapie o beter zelfbeeld en lichaamscontrole (en bewustzijn over lichaam) psychotherapie o familietherapie (systeemtherapie) want gezin gedraagt zich altijd complementair aan gebrekkige stressverwerking vh kind  indirecte, niet-confrontationele technieken  waarden en houvasten vh gezin moeten op losse schroeven gezet w: ‘pseudorosekleurigheid’ vh gezin moet stoppen  moeten leren dat je gerust andere mening dan elkaar kan hebben  allerlei technieken voor  shift en verbreding van referentiesysteem van kind en familie  metaforen (fysiotherapie voorziet vaak goede)  as-if vragen, cirkelondervraging  creatieve therapie o individuele therapie (cognitieve gedragstherapie)  verbetering copingstrategieën  vervangen dysfunctionele gedachten  emotionele erkenning en regulatie  identiteit o congruente therapie: cognitief gedragstherapeutische interventies in gezin  bekrachtiging van positief gedrag  ontwikkel/stimuleer gezonde coping: relaxatie, positieve zelfspraak, afleiding zoeken 75 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015     probleemoplossende vaardigheden stimuleren/aanleren deelname aan ‘normale leven’ aanmoedigen minder aandacht aan lichamelijke symptomen meer focus op symptoomvrije periodes, ondernemen van gezamenlijke, leuke, activiteiten Outcome    soms lukt het heel goed, soms helemaal niet o vb. papa kan niet komen → gezinstherapie werkt niet goed (vb. enkel symptoomshift) vaak pt’en die niet heel goed kunnen toegeven als therapie hun geholpen heeft o vb. “ja we zijn naar een handoplegger geweest en het gaat nu beter” let op voor chronicificatie 76 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Depressieve stoornissen bij kinderen en jongeren Dr. Sijmons Internaliserende stoornissen  angststoornissen  depressieve stoornissen → lange tijd had men meer aandacht voor externaliserende stoornissen (vb. te actief, agressie, …) MAAR nu w steeds meer erkenning gegeven aan bestaan depressie bij kinderen Klinisch beeld MDE = majeure depressieve episode → DSM-5: symptomen    emotionele problemen o depressieve stemming gedurende grootste deel vd dag  bijna dagelijks  bij kinderen/adolescenten: prikkelbare stemming o duidelijke daling van belangstelling/plezier in (bijna) alle activiteiten vd dag = apathie neurovegetatief o eetlustveranderingen: zowel verminderde als vermeerderde eetlust mogelijk met evt. gewichtsveranderingen eraan gepaard (> 5% gewichtstoename of –verlies) o slaapverstoring  hypersomnie  insomnie  problemen bij inslapen  niet kunnen doorslapen  uitslaapstoornissen: rond 4 – 5u wakker w en niet meer kunnen slapen o veranderingen in activiteitenniveau (zeker bij kinderen ernstig teken van depressie)  psychomotore agitatie: rusteloosheid, geen rust kunnen vinden, …  psychomotore retardatie: vertraging in wandelen, spreken, handelen, … o vrijwel alle dagen vermoeidheid of energieverlies (fatigue) cognitief o gevoel van waardeloosheid, laag zelfwaardegevoel, hoge schuldgevoelens, hulpeloosheid, bezorgdheid en/of vrees o verminderde capaciteit om zich te concentreren of besluiten te nemen  executieve dysfunctie: moeilijk focussen want stemming overheerst  besluiteloosheid: niet meer tot eenvoudige beslissingen kunnen komen o suïcidaliteit: denken over dood of zelfdoding Criteria MDE: DSM-5  depressieve stemming en/of anhedonie is essentieel  duur vd symptomen: minimum 2 weken  episodische verandering tov functioneren voordien! o is dus episodisch gebeuren: echt verandering tov vroeger o meestal gebeurt verandering wel zeer geleidelijk, zeer insidieus → mensen hebben het niet snel door dat kind depressief aan het worden is 77 | P a g i n a Ine Bollen    Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in functioneren op school, thuis, sociaal geen voorafgaande (hypo)manische episode (dan zit je in spectrum bipolaire stoornissen!) rouw kan gecompliceerd zijn met MDD o MAAR niet alle rouw is depressieve stoornis o als MDD aanwezig is bij rouw: behandelen! Aspecifieke depressiesymptomen bij kinderen/jongeren  symptomatologie: bij kinderen/jongeren grotendeels zelfde als bij volwassenen  expressie symptomatologie bij kinderen o sombere stemming → prikkelbaarheid, stemmingslabiliteit (van normaal tot depressief)  lage frustratietolerantie: kinderen die direct in conflict gaan  moeilijk tevreden te stellen  negatieve ingesteldheid  woedeaanvallen o niet bijkomen in gewicht (failure to thrive; ~ gewichtsverlies bij volwassene) o lichamelijke klachten vb. veel hoofdpijn en buikpijn o sociaal terugtrekken (~anhedonie) o gedaalde schoolprestaties (~anhedonie en gedaalde concentratie)  kan soms enige symptoom zijn o doodswens, weinig realistisch besef  kinderen < 12 jaar denken dan aan methode die ze kennen: proberen adem in te houden, niet eten, …  dus lijken niet serieuze manieren maar kunnen met serieuze intentie gepaard gaan! Specifiers MDD (DSM-5)  aantal o eenmalig: eenmalige MDD o terugkerend: terugkerende, recidiverende MDD  duur: aanhoudende / persisterende DD o criterium: 1 jaar o bij volwassenen noemen ze dit dysthyme stoornis (criterium 2 jaar)  aard o angst o gemengd o psychotische symptomen erbij vb. wanen / hallucinaties o seizoensgebonden depressie: valt samen met winter en dat is tijdens schooljaar  dan schrijft men dit soms toe aan school  heeft specifieke behandeling dus nuttig om dit eruit te halen o …  ernst o milde depressieve stoornis  5 – 6 criteria  beperkte weerslag op algemeen functioneren o matige  7 – 8 criteria  gaan nog naar school, sociaal, … o ernstige  alle 9 criteria  belangrijke vermindering algemeen functioneren (doen helemaal niks meer, gaan niet meer naar school)  zonder/met psychotische kenmerken  verloop: belangrijk dat ze goed voorbij gaan → alle depressiekenmerken die aanwezig waren moeten volledig weg zijn!!! o want als deze niet volledig weg is (partiële remissie): veel grotere kans op herval 78 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o volledige remissie Categoriale vs dimensionele diagnostiek    we hebben allen normale stemmingsvariatie → vanaf wanneer spreek je nu vanaf depressieve stoornis? o discussie is niet belangrijk voor herkennen depressie o wel belangrijk als men maatstaven geeft voor bepalen behandelingen categorieel = depressief of normaal dimensioneel o soms zijn er wel wat kenmerken zonder dat je van DD al moet praten = subsyndromale depressieve stoornissen o als je nog meer naar normaliteit gaat: temperamentkenmerken bepalen of kind gelukkiger of minder gelukkig in leven staat  angst en depressie vertrekken vanuit zelfde type temperament  temperament  reactiviteit = hoe individu spontaan bijna direct reageert op situatie id omgeving  negatieve affectiviteit: personen die kijken naar alles wat kan mislopen, dreiging die ervan uitgaat  mensen die meer angst hebben, genieten minder van leven  positieve affectiviteit: genieten meer van leven, staan vrolijker en enthousiaster in leven, ervaren minder dreiging  iedereen heeft van beiden types affectiviteit maar relatieve aandeel verschilt  regulatie = manier hoe we met reactiviteit omgaan  staat vooral in voor controleren/beheersen van bepaalde emoties en ideeën  ‘effortfull control’: doelbewuste controle  tripartite model van angst en depressie  ↑ negatieve affectiviteit x ↓ positieve activiteit x ↓ effortfull control → depressie o belangrijk dat als men over depressies spreekt: ook kijken naar wat het heeft uitgelokt MDD Epidemiologie  verschillende leeftijden o peuters en kleuters: 0,9% (heel weinig) o kinderen 6 – 12 jaar: 1 – 2% o jongeren 12 – 18 jaar: 3 – 8%  enorme verhoging van prevalentie tijdens adolescentie!!  groot verschil tss jongens en meisjes: meisjes > jongens (3:1)  tegen leeftijd 18 jaar: 20% vd jongeren heeft al depressie meegemaakt  als je subsyndromale vormen van depressie bij 15 – 18-jarigen meetelt: incidentie tot 11% Ethiopathogenese  depressie in prepuberteit o vaak bij jongens in combinatie met gedragsstoornis  oorzaak: familiale tegenslagen 79 | P a g i n a Ine Bollen  Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  toegenomen risico op antisociale stoornis  geen depressie op volwassen leeftijd o soms (zowel jongens als meisjes)  samen met hoog multi-generationeel voorkomen van depressie (kwetsbaarheid in familie)  dan ook hoge mate van  angst  bipolaire stoornis  vorm dus meer inherent aan individu → ook stemmingsstoornissen in adolescentie en volwassenheid waarom gaat depressie toenemen in adolescentie? o mismatch in rijping vss hersengebieden  limbische zones rijpen eerst (door puberteit gestimuleerd): bereiden voor om echt uiten van emoties  grotere gevoeligheid voor affectieve en sociale stimuli vb. jonge pubers die gibberen en wenen om alles en om niets o o o o  emoties gaan op en neer maar kunnen die nog niet controleren  late maturatie vd capaciteit tot zelfregulatie met toenemende leeftijd: door rijping vd prefrontale cortex verschil tss sociale eisen en rijpingsgraad vd hersenen  duidelijkste voorbeeld: overgang van lager onderwijs naar middelbaar onderwijs  lager onderwijs = beschermde omgeving met zelfde vrienden, zelfde buurt, …  middelbaar onderwijs = verder van huis, in contact met vss leeftijdsgenoten, complexer schoolsysteem, …  overal hier kunnen knelpunten zijn waar jongeren moeilijkeden krijgen gezin: afname ouderlijke controle en toename van autonomie vd jongere  proces loopt niet altijd volledig harmonieus  verschilt tss kinderen  kinderen die liefst verlengd afhankelijk blijven: schrik en weten niet hoe te doen  die wat te snel willen verkennen: allerlei ervaringen die hun overhoop halen cognitieve veranderingen  denkvaardigheden vd kinderen/jongeren nemen toe → meer piekeren (nadenken, zorgen maken, …) → meer kwetsbaar  beloningen tijdens adolescentie meer op langere termijn → frustratie bij uitblijven beloningen → onderdrukking vh beloningssysteem vd hersenen → depressie  beloningssysteem = dopamine reward system invloed geslacht: bij meisjes grotere toename MDD  hormonale veranderingen  oestrogeen zorgt voor verhoogde kwetsbaarheid, is niet echt oorzaak  invloed van geslachtshormonen op voorkomen van depressie      oestrogeen stijgt vrij gelijkmatig met stijging depressie  jongens in vroege adolescentie: ook toename depressie maar blijft hierna zelfde vroegere puberteit meer angststoornissen en rumineren (cognitieve stijl) meer sociaal ingesteld (hoge dosis oxytocine)  trekken zich dingen te veel aan → weegt op hen genetisch verhoogde gevoeligheid voor life events 80 | P a g i n a Ine Bollen  Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 oorzaak is complex gegeven: G(enen) en O(mgeving) → via veranderingen in N(eurobiologie) → naar D(epressie) o GxExNxD  interactie over jaren van  (genetisch) verhoogde gevoeligheid om stressvol te reageren op negatieve omgevingsfactoren  stressvolle omgevingsfactoren / levensgebeurtenissen  met als gevolg neurobiologische veranderingen: vnl tijdens specifieke tijdsvensters o o o o  kwetsbaarheid voor ontwikkelen depressie is grootst < 3 jaar en > 12 jaar  kwetsbaarheid staat gelijk aan hyperresponsiviteit vd HPA-as  die leiden tot depressie naarmate je meer depressies hebt gedaan: minder nodig om je terug uit evenwicht te halen om terug depressief te worden genetische factoren  erfelijkheidsfactor 40%  dus 40% vd oorzaak valt terug op genetische factoren  overige 60% is dus te wijten aan omgevingsfactoren  genetische variabiliteit heeft impact op gevoeligheid om stressvol te reageren op negatieve omgevingsfactoren  geslacht  invloed van oestrogenen op pre-/postnatale ontwikkeling vd hersenen  hormonale veranderingen tijdens puberteit  temperamentkenmerken: combinatie van NA ↑ x PA ↓ x EC ↓ omgevingsfactoren  ouderlijke depressies  depressie bij één vd ouders (vnl bij moeder) is één vd belangrijkste uitlokkende factoren voor depressie bij kind!  moeder kan minder empathie tonen tov kind  kind leert dat welke emoties het ook toont, er geen respons op zal zijn  genetische overdracht (erfelijkheidscoëfficiënt 40%)  opvoedingsstijlen  modeling van cognitieve vervormingen  vijandige, passieve en teruggetrokken interacties  expressed emotion  invloed sterker bij meer chronische en ernstige maternele depressie  andere psychiatrische stoornissen, ziekte, handicap, criminaliteit bij ouder(s)  gebrek aan gezinscohesie, verstoorde ouder-kindrelatie, aanhoudende conflicten en frustraties (intra- en extrafamiliaal)  verwaarlozing, mishandeling (fysiek/seksueel)  zeker op jonge leeftijd is dit zeer cruciaal  rouw over verlies van naastbestaanden: vnl igv meerdere overlijdens → vertrouwen in wat ze hadden dat mensen die van hun houden niet van hun weggaan valt weg  schools disfunctioneren  leerstoornissen/-problemen, ADHD, ASS, IQ  te hoge verwachtingen (van ouders), prestatiedruk  leeftijdsgenoten  verstoorde relaties  pesterijen neurobiologie: wat verandert er in lichaam waardoor we doorgaan naar depressie?  neuro-endocrinologisch 81 | P a g i n a Ine Bollen      Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  hyperactiviteit HPA-as (stressas) → cortisol ↑  corticotroop hormoon ↑ immuunsysteem: verminderde afweer → meer infecties, … slaapstoornissen  doordat ze niet goed slapen: meer vatbaar voor depressie  en langs andere kant is dit symptoom van depressie hypoactiviteit vd neurotransmitters: serotonine, noradrenaline, dopamine  hierop w ingegerepen met antidepressiva dopamine-beloningssysteem w verstoord verstoring limbisch systeem (amygdala, hippocampus, prefrontale cortex) Comorbiditeit: 40 – 70% vd gevallen komt depressie niet alleen (kan ook bijdragen aan ontstaan depressie of andersom)  angststoornis  gedragsstoornis (ADHD, ODD, CD)  stoornis van middelenmisbruik o zeker bij volwassenen vaak alcoholmisbruik  borderline persoonlijkheidsstoornis  eetstoornissen o bij kinderen vaak: ofwel lokken ze depressie uit ofwel kan depressie eerste aanzet zijn naar anorexie → gedeelde genetische en omgevingsfactoren Gevolgen en verloop  zelfdoding o bij adolescente jongeren: 1 vd belangrijkste oorzaken van sterfte in Vlaanderen o suïcidaliteit = heel proces dat doorlopen wordt      gedachten over dood: “als ik nu onder bus zou terecht komen, ik zou het niet erg vinden”, “wat is zin vh leven?” gedachten over zelfdoding/zelfbeschadiging  “hoe kan ik mezelf van kant maken?”  als er in school iemand zelfdoding heeft gedaan: in omgeving jongere plots meer zelfdoding (verlaagde drempel) dreiging/tekenen van zelfdoding  veel jongeren: automutilatie → signaal dat het niet goed is!  heel veel jongeren krassen = fenomeen dat zich voordoet op moment dat ze zich slecht voelen  zet endorfines vrij → lichaam uit negatieve spiraal (kortdurend)  vaak is er vooraf wel over gesproken poging tot zelfdoding (medicatie, verhanging, …)  medicatie w meest gebruikt: zeker bij meisjes geslaagde zelfdoding 82 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 o eerste depressie vnl eerste stappen van proces MAAR naarmate het opnieuw optreedt: barrière om naar volgende stap te gaan veel kleiner algemeen disfunctioneren o schools: doen het minder op school, gaan niet meer, blijven zitten, … = enorme stress o familiaal  heeft belangrijke impact op gezin  reactie van gezin: niet evident  niet continu alleen laten  maar ook geen druk zetten o emotioneel, cognitief, sociaal o middelenmisbruik o blootstelling aan negatieve levensgebeurtenissen  want kinderen/jongeren gaan minder voor zichzelf zorgen  vb. tienerzwangerschap verloop o ontwikkeling verloopt meestal redelijk traag maar gaat ook traag weg  duur in klinische populatie (die consulteert en hulp zoekt): 6 – 9 maanden  dit is dus bijna schooljaar! o hervalkans is heel hoog  40% na 2 jaar  70% na 5 jaar Diagnose  klinisch interview o met  kind/jongere  ouders o belangrijk om met beide partijen te praten omdat je van geen van beiden volledig beeld gaat krijgen  gestandaardiseerde interviews vb. K-SADS, DISC  stemmingslevenslijn – stemmingsdagboek  vragenlijsten o screening o ernstmaat o opvolging  suïcidaliteit o jongeren algemeen opgelucht als je hiernaar vraagt o meestal zeggen ze niks over manier waaraan ze denken het te doen  algemeen functioneren (GAF, CGI): schools, sociaal, gezin  comorbide psychiatrische stoornissen  uitlokkende factoren opsporen Behandeling  depressie behandelen → 3 fasen o acute behandeling: duurt 2 – 3 maanden voor je respons (lichte verbetering depressiekenmerken) hebt  geen enkele therapie zorgt voor snellere verbetering!  respons = verbetering van ten minste 2 weken o opvolgbehandeling  verdergaan tot alle symptomen weg zijn: duurt ook nog 4 – 6 maanden  remissie = herstel gedurende meerdere maanden  relapse (herval) = depressieve episode tijdens remissieperiode o eens depressie hersteld is: opvolging doen  zowel in medicatie als in psychotherapie  nodig want depressie weg maar algemeen functioneren nog niet helemaal hersteld 83 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 recovery = genezing gedurende 6 – 12 maanden en meer  recurrence (herhaling) = depressieve episode tijdens recoveryperiode hoe kunnen we behandelen? → mate van depressie bepaalt welke maatregelen we gaan gebruiken   o psycho-educatie  aan ouders en aan kinderen/jongeren  MDD  symptomen  ontstaansfactoren  verloop en risico op herval  behandelmogelijkheden  invloed  op gezinsrelaties  schools functioneren  contact met school  uitleg over depressie  beperkte ziekterol toekennen: beperkte deelname en belasting definiëren o ondersteuning o watchful waiting (wachten en kijken of het verbetert) o psychotherapie → kind gaandeweg op weg zetten om zich beter te gaan voelen  cognitieve gedragstherapie (CGT)  hoe kan je gedachtegang onder controle krijgen? hoe kan je anders gaan denken?  gaat zich vooral focussen op iets wat gebeurd is: gedachten die hierbij ontwikkelen, gevoelens die hierbij komen, gedrag dat optreedt  interpersoonlijke therapie (IPT) = gericht om terug perspectief te krijgen, dat er dingen zijn waar kind/jongere voor kan gaan  omdat depressie vaak iets te maken heeft met relaties die niet goed zitten → aandacht besteden van “hoe komt het dat relaties zijn misgelopen?”  vb. slechte ouder-kind relatie  soms overwegen van alternatieve opvang (vb. binnen familie) om ervoor te zorgen dat er wat rust komt  rouw kan hier ook belangrijk bij zijn  ouder/gezinstherapie: gezinsbegeleiding  relatie tss ouders en jongere versterken  kritische stijl en vijandigheid in omgang verminderen  conflicten oplossen of vermijden  disfunctioneren vh gezin verminderen  verwijzing  ouders, broer/zus met psychiatrische stoornissen  ouders met huwelijksconflicten o farmacotherapie: antidepressiva  enkel bijkomend bij andere vormen behandeling, nooit alleen!  indicaties  nood aan acute verbetering bij matige tot ernstige MDD  geen/partieel effect van psychotherapie 84 | P a g i n a Ine Bollen   Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015  belangrijke suïcidaliteit  comorbide (angst)stoornis die gelijktijdige behadeling vergt beter effect met gecombineerde behandeling met psychotherapie dan alleen soorten antidepressiva    jaren ’80: TCA’s werden veel gebruikt maar veel cardiovasculaire neveneffecten vroege jaren ’90: SSRI’s → TCA’s vervangen  paroxetine en fluvoxamine niet getest bij kinderen  SNRI’s  venlafaxine voldoende bewijs  duloxetine en mirtrazapine onvoldoende getest bij kinderen  reboxetine, NDRI en NDDI nog niet getest bij kinderen SSRI’s  effectiviteit → 61% verbetering (tov 50% bij placebo)  in studies: vss studiesites, ernst depressie  als kinderen geïncludeerd w in studies: sowieso hoog placebo-effect  nevenwerkingen: suïcidaliteit!  kanttekening  meeste zelfdoding bij SSRI-gebruik bij ernstige depressie  meeste geslaagde zelfdoding bij niet-behandelde depressie  zelfdoding is drastisch gedaald sinds SSRI-gebruik gestegen is  black box warning → minder SSRI’s gebruikt in Amerika → nog meer stijging suïcidaliteit en geslaagde zelfdoding  dus als je niet behandelt: kans op suïcidaliteit stijgt enorm  er is verband maar geen oorzakelijk verband aangetoond  wat is hieraan te doen: monitoren  wekelijks!  dus niet zeggen “kom over een maand maar terug” 85 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Psychiatrische klachten bij kinderen met verstandelijke beperking prof. Steyaert Definiëring verstandelijke beperking  IQ < 70 o dit komt overeen met 2 standaarddeviaties (SD) afwijkend o vss gradaties verstandelijke beperking  lichte VB: IQ 50 – 70 (- 2 SD)  matige VB: IQ 35 – 50 (- 3 SD)  ernstige VB: IQ 20 – 35 (- 4 SD)  diepe VB: IQ <20 (- 5 SD)  moderne definities niet alleen gebaseerd op IQ: ontwikkelingsleeftijd w ook bekeken omdat dit niet altijd overeen komt met IQ o zeker in probleemgroep zien we daar vaak afwijkingen op  kan hoger/lager zijn dan verwacht obv IQ o ontwikkelingsleeftijd vaak < 5 jaar o typisch bij autisme: ontwikkelingsleeftijd valt tot 3 SD onder IQ  daarbij zien psychiatrische afwijkingen er anders uit Belangrijk: voordat je te rap diagnose gaat stellen → terug gaan naar kernproblemen van aandoening  persoon met verstandelijke beperking kan problemen niet omzetten naar taal! → zet dit om naar gedrag o soms motoriek die achteruit gaat o vb. iemand met IQ van 30: vertelt niet dat hij hallucineert  alert zijn! o leren kijken naar gedragingen die kunnen wijzen op psychiatrische symptomatologie!; eerder dan naar wat ze rapporteren o altijd teruggaan naar wat basiskenmerken van aandoening zijn  ook wat ouders, leerkrachten, … rapporteren: niet betrouwbaar o mensen die hen nabij zijn weten vaak niet wat er binnenin gebeurt o voor ouders is het niet allemaal te volgen: denken te vaak gewoon nog in ‘het kleine kind’  daardoor kunnen ze op zeker moment beleving vh kind niet meer begrijpen Prevalentie vd psychiatrische aandoeningen bij verstandelijke beperking (dubbele diagnose)  geen consensus over prevalentie!: 15 – 80% vd mensen met VB hebben ooit psychiatrische diagnose  wel zeker: meer psychiatrische problemen in populatie met verstandelijke beperking dan in algemene populatie o incidentie depressie bij volwassenen met VB is 2 – 3x hoger dan bij normaal begaafde volwassenen o slechts 20% vd personen met autisme zijn normaal begaafd o maar angststoornissen: geen verschil Waarom komt dit meer voor bij mensen met verstandelijke beperking?  minder cognitieve regulatie, coping → kunnen verstand niet gebruiken om moeilijkheden op te lossen  sociaal netwerk is beperkt o op jonge leeftijd heb je je ouders o op oudere leeftijd heb je nood aan andere mensen  maar bijzonder onderwijs/speciale instelling/… → minder vrienden  grotere kwetsbaarheid o biologische kwetsbaarheid: op causaal niveau vb. ernstige prematuriteit; vb. genetica; … o dubbele stoornis 86 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Gausscurve is asymmetrisch: links langer staafje dan aan andere kant   is combinatie van 2 normaal verdeelde IQ-curves o één IQ-curve: polygenische overerving, normale verdeling rond 100 o andere IQ-curve: normale verdeling rond 35 bij jongens meer uitgesproken (oa door X-gebonden aandoeningen) 87 | P a g i n a Ine Bollen Kinderpsychiatrie | 2014 - 2015 Examen Schriftelijk: 4 vragen van 4 verschillende docenten telkens halve pagina 18 mei 2015, 18u – 19u30 88 | P a g i n a