EPLAN NEWS voor versie 2.2

advertisement
EPLAN NEWS
voor versie 2.2
Copyright © 2012 EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG
EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG is niet aansprakelijk voor technische of druktechnische
fouten of onvolkomenheden in deze technische informatie en is ook niet verantwoordelijk voor schade die
direct of indirect terug te voeren is op de levering, de kwaliteit en het gebruik van dit materiaal.
Dit document bevat eigendomsrechtelijk beschermde informatie die valt onder het auteursrecht. Alle
rechten zijn beschermd. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van EPLAN Software & Service
GmbH & Co. KG mag dit document noch geheel noch gedeeltelijk worden gekopieerd of vermenigvuldigd.
De software die in dit document wordt beschreven, valt onder een licentiecontract. Gebruik en vermenigvuldiging van de software is alleen toegestaan in het kader van dit contract.
RITTAL® is een geregistreerd handelsmerk van Rittal GmbH & Co. KG.
EPLAN®, EPLAN Electric P8®, EPLAN Fluid®, EPLAN PPE®, EPLAN Cabinet®, EPLAN Pro Panel® en
EPLAN Mechatronic Integration® zijn geregistreerde handelsmerken van EPLAN Software & Service
GmbH & Co. KG.
Windows NT®, Windows 2000®, Windows XP®, Windows Vista®, Windows 7®, Microsoft Windows®,
Microsoft® Excel®, Microsoft® Access® en Notepad® zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft
Corporation.
PC WORX®, CLIP PROJECT® en INTERBUS® zijn geregistreerde handelsmerken van Phoenix Contact
GmbH & Co.
AutoCAD® en AutoCAD Inventor® zijn geregistreerde handelsmerken van Autodesk, Inc.
STEP 7®, SIMATIC® en SIMATIC HW Konfig® zijn geregistreerde handelsmerken van Siemens AG.
InstallShield® is een geregistreerd handelsmerk van InstallShield, Inc.
Adobe® Reader® en Adobe® Acrobat® zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Inc.
TwinCAT® is een geregistreerd handelsmerk van Beckhoff Automation GmbH.
Unity Pro® is een geregistreerd handelsmerk van Schneider Electric.
RSLogix 5000® en RSLogix Architect® zijn geregistreerde handelsmerken van Rockwell Automation.
Alle overige genoemde product- en handelsnamen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken
van de desbetreffende eigenaren.
EPLAN gebruikt de Open-Source-Software 7-Zip (7za.dll), Copyright © by Igor Pavlov. De broncode van
7-Zip valt onder de GNU Lesser General Public License (LGPL). De broncode van 7-Zip en meer informatie
over deze licentie vindt u op: http://www.7-zip.org
EPLAN gebruikt de Open-Source-Software Open CASCADE, Copyright © by Open CASCADE S.A.S.
De broncode van Open CASCADE valt onder de Open CASCADE Technology Public License. De
broncode van Open CASCADE en meer informatie over deze licentie vindt u op:
http://www.opencascade.org
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave
Voorwoord
9
10
Leestips
Routeringspadnetwerken in de topologie ontwerpen
12
Routeringspadnetwerken (topologie): Principe
14
Routeringsverbindingen (topologie): Werkwijze
17
17
18
19
20
Routeren op basis van meerlijnige engineering
Aansluitbeelden
Topologie-navigator
Invoegen van topologie-functies
Routeringsverbindingen (topologie)
Verwerkingen
Instellingen voor routeringsverbindingen
Functiedefinities van de verbindingen
Eigenschappen van de routeringsverbindingen
Routeringsverbindingen in de verbindingen-navigator
21
21
22
23
23
24
Routering wijzigen (topologie)
24
Topologie-verbindingen en -functies synchroniseren
25
Vernieuwingen voor het hele EPLAN-platform
Gebruikersinterface
Verbeterd slepen & neerzetten binnen het EPLAN-platform
Aanvullende informatie bij de projectnaam
Overzichtelijker snelmenu in de pagina-navigator
Weergave van identificerende nummers
Hernoemde kasten voor structuurcodes
26
26
26
27
28
29
30
Verbeterde gebruiksvriendelijkheid door minder instellingen en menuopdrach-
30
ten
Projectbewerking
Actualiseren van de projectdatabanken
Bewerkingsmodus bij het openen van projecten definiëren
Verbeterde controle en reorganisatie van projecten
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 3
34
34
34
36
Inhoudsopgave
Grafische editor
Elementen als achtergrond gebruiken
Zoomen naar "Hele pagina" met het muiswiel instellen
Nieuwe lijntypen voor grafische elementen
38
38
39
39
Uitgebreide smartconnecting gebruiken
39
Grafische macroselectie gebruiken
40
Zoeken en vervangen
40
40
Uitgebreid zoeken naar tijdelijke aanduiding-objecten
Onderdelen
Functies aan andere onderdelengroepen toekennen
Apparaten
Nieuw gedrag bij het genereren van apparaten in de navigators
Projectgegevens-navigators
Snelinvoer-filter in alle projectgegevens-navigators
Verbindingen
Verbindingscodes aan andere verbindingen overdragen
Volgende vrije verbindingscode bepalen
In tabel bewerken
Verbindingsgegevens in tabel bewerken
Layerbeheer
Uitlijning en hoek projectoverkoepelend instellen
Verwerkingen
Vereenvoudigd genereren van verwerkingsprojecten
Actuele pagina in ingesloten verwerkingen gebruiken
Labeling / externe bewerking
Microsoft Office 2007 / 2010 ondersteuning
Automatische bewerking
Artikelgegevens automatisch synchroniseren
Artikelbeheer
Actualiseren van de artikeldatabank
Nieuw uitwisselingsformaat voor het artikelbeheer
Functiesjablonen toewijzen
Uitgebreid volledige tekst-filter
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 4
41
41
42
42
44
44
45
45
46
47
47
48
48
49
49
50
52
52
53
53
54
54
55
58
59
Inhoudsopgave
Menuopdracht "Zoekindex actualiseren" verplaatst naar het artikelbeheer
Verwijderde velden
59
60
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Revision Management"
Verwijderen van revisies in de wijzigingstracering uitgebreid
Nieuwe informatie bij de revisiecontrole
60
61
63
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language
Translation"
Namen van hyperlinks automatisch vertalen
Licentiëring
Nieuwe EPLAN-programmavarianten
Eigenschappen
Hernoemde eigenschappen voor kabels / slangpakketten
Speciale onderwerpen EPLAN Electric P8
Klemmen / stekers
Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen
Deelklemmenindex voor deelklemmen met dezelfde code
Nieuwe verzamelraildefinitie
64
64
65
65
66
66
67
67
67
72
73
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension"
Steker-ODC bij het genereren van het symbolisch adres gebruiken
74
74
Geactualiseerde interfaces voor de gegevensuitwisseling met PLC-
75
configuratiesystemen
Speciale onderwerpen EPLAN Fluid
Uitgebreide smartconnecting
Knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting
Instellingen voor de automatisch geplaatste afbreekpunten
Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek
Grafische macroselectie
De grafische macroselectie inschakelen
Opbouw van de grafische macroselectie
Afbeelding en tekst voor een directory in het selectiedialoogvenster definiëren
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 5
76
76
77
79
81
85
86
86
Inhoudsopgave
Afbeeldingen en teksten voor de grafische macroselectie beheren
89
90
Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie
91
Fluid-verbindingen
Nieuwe layers voor de verbindingsweergave
Diameterteken in verbindingsdefinitiepunten
Definitie van slangpakketten
Slangpakketdefinities invoegen
Weergave en verwerkingen van slangpakketten
Speciale onderwerpen EPLAN Pro Panel
95
95
96
96
97
100
101
Schakelcentrumbouw – EPLAN Pro Panel Copper voor de constructie
van verzamelrails
Schakelkast-engineering met kopercomponenten: Werkwijze
Verloop voor gebogen koperrails: Principe
Koperartikelen: Principe
Verzamelrail (gebogen): Principe
Koperbundel: Principe
Kopercomponent bewerken: Principe
Koperuitslag: Principe
Koperbundels in montagelijsten
Productie-integratie
Overige vernieuwingen voor EPLAN Pro Panel
Uitgebreide licenties voor EPLAN Pro Panel Professional
Invoegen van routeringsverbindingen
Gewijzigde instellingen voor gegevensimport en routeringsverbindingen
Nulpunt van een montageoppervlak wijzigen
Extra handle bij verzamelrailhouders
Speciale onderwerpen EPLAN PPE
Uitgebreide engineering van buisleidingen
Procesgegevens definiëren
Aftakkingen voor buisleidingen
Dwarsdoorsnede / diameter invoeren en controleren
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 6
101
103
104
107
108
109
110
111
113
114
115
115
116
117
118
119
120
120
121
125
127
Inhoudsopgave
Verbindingsnummering voor buisleidingen
Uitbreidingen in de apparaatselectie
Procesoverzicht uitvoeren
Verbeterde grafische werkwijze
Nieuwe P&I-symbolen
129
130
131
131
132
Nieuwe lijntypen bij het tekenen van grafische elementen
133
134
135
137
Afstand bij het tekenen van PLT-systemen beïnvloeden
139
Nieuwe lijntypen voor P&I-schema's
Uitbreidingen in het layerbeheer
Toepassing in het P&I-schema
Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal
Nieuw filter voor functiesjablonen gebruiken
Artikelselectie via het EPLAN Data Portal
Uitgebreide informatie in het winkelmandje bewerken
141
145
146
146
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" 148
Vernieuwingen in de stamgegevens
153
Uitgebreide synchronisatie van de projectstamgegevens
153
Stamgegevens: Symbolen
154
Stamgegevens: Functiedefinitiebibliotheek
162
Stamgegevens: Formulieren
163
Stamgegevens: Schema's
164
Overige vernieuwingen en informatie
165
Verbeterde supportaanvraag
165
Validatiecode
167
167
Validatiecode online aanvragen
Installatie
Installatie voor op de server opgeslagen profielen
Softwarevereisten en vrijgaven
Algemene voorwaarden
Besturingssystemen
Microsoft-producten
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 7
169
171
173
173
173
174
Inhoudsopgave
SQL-server
Autodesk-producten
PDF-redlining
PLC-systemen (PLC & Bus Extension)
Afgekondigde besturingssystemen
Afgekondigde EPLAN-software
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 8
174
174
174
174
175
176
Voorwoord
Voorwoord
Geachte EPLAN-gebruiker,
Moderne automatiseringsprojecten stellen hoge eisen aan complete en kwalitatief hoogwaardige machine- en installatiedocumentatie. Tegelijkertijd is er
voor de engineering steeds minder tijd beschikbaar.
De nieuwe versie van het EPLAN-platform is speciaal hierop afgestemd.
Efficiënte engineering gecombineerd met hoogwaardige en duidelijke
documentatie.
Snelle filters in de projectgegevens-navigators, omvangrijke synchronisatie
van artikelgegevens en uitgebreide engineering van klemmen bieden meer
comfort en snelheid bij het bewerken van projecten.
Innovatieve uitbreidingsmodulen zoals EPLAN Pro Panel Copper, EPLAN
FieldSys en EPLAN P&ID bieden tal van mogelijkheden om uw totale
engineeringsproces verder te optimaliseren.
Lees deze EPLAN News en laat u verrassen door de vele andere highlights
van het EPLAN-platform 2.2. Uiteraard bieden wij bij deze versie ook interessante update-trainingen aan – maak de doorstart en geef uw engineering
een extra "boost".
Wij wensen u veel succes met het EPLAN-platform 2.2. Meer informatie
vindt u op onze website onder www.eplan.nl.
Het team van EPLAN Software & Service
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 9
Leestips
Leestips
Belangrijke informatie:
Raadpleeg vóór de installatie van de versie de informatie in het hoofdstuk
"Overige vernieuwingen en informatie" (vanaf pagina "165"). Lees hier
met name de paragraaf "Softwarevereisten en vrijgaven" (zie pagina "173").
Voordat u begint te lezen, wijzen wij u op de volgende symbolen en schrijfwijzen die in dit document worden gehanteerd:
Let op:
Teksten die worden voorafgegaan door dit symbool zijn waarschuwingen.
Lees voordat u verder gaat deze waarschuwingen altijd goed door!
Opmerking:
Teksten die worden voorafgegaan door dit symbool bevatten aanvullende
opmerkingen.
Voorbeeld:
Voorbeelden worden voorafgegaan door dit symbool.
Tip:
Na dit symbool volgen nuttige tips, die het werken met het programma
vereenvoudigen.
Elementen van de gebruikersinterface worden vet (en blauw) aangegeven en kunnen zo direct in de tekst worden herkend.
Cursieve teksten geven aan wat belangrijk is en waar u beslist op moet
letten.
Codevoorbeelden, directorynamen, directe invoer etc. worden weergegeven in niet-proportioneel lettertype.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 10
Leestips
Functietoetsen, toetsen van het toetsenbord en knoppen in het programma worden tussen rechte haken weergegeven (bijvoorbeeld [F1]
voor de functietoets "F1").
Om de overzichtelijkheid tijdens het lezen te verbeteren, wordt in dit document gebruik gemaakt van een zogeheten "menupad" (bijvoorbeeld Help
> Inhoud). De menu's en opties die in het menupad worden genoemd,
moeten in de aangegeven volgorde worden gekozen om een bepaalde
programmafunctie te kunnen bereiken. Via het hier genoemde menupad
opent u bijvoorbeeld het Help-systeem van EPLAN.
Bij instellingen of velden (zoals selectievakjes) die alleen kunnen worden
in- of uitgeschakeld, worden in dit document vaak de termen "inschakelen" (de instelling is dan actief ) en "uitschakelen" (de instelling is dan
niet actief ) gebruikt.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 11
Routeringspadnetwerken in de topologie ontwerpen
Routeringspadnetwerken in de topologie ontwerpen
Opmerking:
De uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys" is voor EPLAN Electric P8
Select, EPLAN Electric P8 Professional en EPLAN Electric P8 Professional+ optioneel verkrijgbaar. Voor EPLAN Electric P8 Ultimate behoort
deze uitbreidingsmodule standaard tot de leveringsomvang.
Met behulp van de nieuwe uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys" kunt u
routeringspadnetwerken in een topologie ontwerpen. In een dergelijk routeringspadnetwerk worden verbindingen als kabels, aders en draden
gerouteerd. Zo kunt u voor een grafische – desgewenst schaalgetrouwe –
overzichtsweergave van een machinehal, een installatie etc. op basis van
het routeringspadnetwerk verwerkingen genereren.
Voordeel:
U kunt routeringspadschema's voor kabels nu direct in EPLAN ontwerpen.
De machine- en installatiedocumentatie wordt uniform en consistent met
topologie-elementen uitgebreid. Talrijke verwerkingen en documenten,
met daarin belangrijke informatie voor het routeren van de kabelverbindingen, vereenvoudigen de werkzaamheden van het on-site montageteam.
Bij het routeren van de verbindingen zoekt het programma de kortste weg in
het routeringspadnetwerk. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het
kabelafwerkingsproces. Voor de gerouteerde verbindingen wordt de verbindingslengte automatisch bepaald.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 12
Routeringspadnetwerken in de topologie ontwerpen
Onder "topologie" wordt in EPLAN een bereik binnen de tweedimensionale
schemabewerking verstaan, waarin routeringspadnetwerken worden
ontworpen en verbindingen worden gerouteerd. Voor deze verbindingen
definieert u binnen de topologie de routeringstrajecten waardoor de verbindingen moeten lopen.
Een routeringspadnetwerk kan onafhankelijk van andere weergaven in het
project worden gemaakt. De structurering van het routeringspadnetwerk
gebeurt via de coderingstructuur (voor pagina's, onderdelen etc.). U kunt
bijvoorbeeld elk routeringspadnetwerk aan een afzonderlijke inbouwplaats
toekennen door de projectpagina's overeenkomstig in te delen en zo nodig
structuurkasten te gebruiken.
Een routeringspadnetwerk kan naar keuze geplaatst of niet geplaatst worden
ontworpen. Voor het plaatsen is het paginatype "Topologie" beschikbaar.
Een routeringspadnetwerk kunt u in principe op een willekeurig paginatype
tekenen. Het gebruik van het paginatype "Topologie" biedt echter het voordeel, dat aan de daar geplaatste symbolen automatisch het weergavetype
"Topologie" wordt toegewezen. Op topologie-pagina's is er geen autoconnecting. In de boomweergave van de pagina-navigator wordt een pagina van
dit nieuwe paginatype door het pictogram aangeduid.
In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld:
"Routeringspadnetwerken (topologie): Principe" op pagina "14"
"Routeringsverbindingen (topologie): Werkwijze" op pagina "17"
"Routeringsverbindingen (topologie)" op pagina "21"
"Routering wijzigen (topologie)" op pagina "24"
"Topologie-verbindingen en -functies synchroniseren" op pagina "25".
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 13
Routeringspadnetwerken (topologie): Principe
Routeringspadnetwerken (topologie): Principe
In deze paragraaf worden de belangrijkste objecten voor de engineering in
de topologie geïntroduceerd.
Routeringspaden
Routeringspaden verbinden routeringspunten of topologie-functies. Routeringspaden zijn automatisch of handmatig ingevoegde paden, waarlangs
verbindingen kunnen worden gerouteerd. Routeringspaden kunnen, maar
hoeven niet per sé uit een materiaalsoort te bestaan en kunnen een artikel
hebben.
Routeringspunten
Routeringspunten zijn opvallende punten in het routeringspadnetwerk zoals
curven, wanduitsparingen, een inspringing, een uitlaat in het traject, schakelkastopeningen etc. Routeringspunten kunnen, maar hoeven niet, van een
bepaald materiaal zijn gemaakt.
Het routeringspunt dient als inspringingspunt voor de verbinding met een
doel, als aftakkingspunt voor overige routeringspaden of als verbinding van
routeringspaden. Routeringspaden eindigen steeds bij een routeringspunt,
dat wil zeggen het routeringspunt onderbreekt de routeringspaden.
Topologie-functies
Een topologie-functie is een normale functie met het weergavetype "Topologie". Voor de weergave van topologie-functies zijn er aanvullende symboolbibliotheken met speciale topologie-symbolen. Voor de paginaschalen 1:1,
1:20, 1:50 en 1:100 bieden deze symboolbibliotheken topologie-symbolen
met een geschikte grootte. Informatie hierover vindt u in paragraaf "Stamgegevens: Symbolen" (vanaf pagina "154").
Als er een meerlijnige functie met het weergavetype "Topologie" wordt
geplaatst (bijvoorbeeld via de menuopdrachten Plaatsen > Topologie in de
onderdelennavigator), wordt overeenkomstig de functiedefinitie het
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 14
Routeringspadnetwerken (topologie): Principe
passende symbool met het weergavetype "Topologie" gezocht en geplaatst.
Daarvoor bevatten de topologie-symboolbibliotheken per functiecategorie
een symbool.
Elk onderdeel mag slechts één functie met het weergavetype "Topologie"
hebben. Klemmenstroken vormen hierop een uitzondering. Deze mogen
meerdere topologie-functies hebben.
Voorbeeld:
De volgende afbeelding toont topologie-functies, routeringspaden en
routeringspunten:
De cijfers hebben de volgende betekenis: (1) Topologie-functie, (2) Routeringspunt, (3) Automatisch gegenereerd routeringspad, (4) Handmatig
ingevoegd routeringspad.
Topologie-aansluiting
Topologie-aansluitingen dienen uitsluitend voor de opbouw van het routeringspadnetwerk, ze worden niet als normale functieaansluitingen verwerkt
en er is ook geen autoconnecting tussen topologie-aansluitingen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 15
Routeringspadnetwerken (topologie): Principe
Normaliter heeft elk topologie-symbool per symboolvariant slechts één
topologie-aansluiting. Ook als het symbool alleen over topologie-aansluitingen beschikt, heeft de topologie-functie aanvullend ook logische functieaansluitingen. Deze functieaansluitingen zijn echter alleen zichtbaar in het
aansluitbeeld van de functie.
Topologie-aansluitingen worden met routeringspaden verbonden.
Routeringsverbindingen worden echter op de functieaansluitingen in het
aansluitbeeld van de topologie-functie aangesloten.
Kabeldefinitielijnen
Als een kabeldefinitielijn op een topologie-pagina wordt ingevoegd, krijgt
deze automatisch het weergavetype "Topologie" en de functiedefinitie "Topologie-kabel". Kabeldefinitielijnen hebben geen topologie-aansluitingen. Voor
de door de kabeldefinitielijn doorsneden verbindingen is er geen ODC-overname.
Topologie-afbreekpunten
Een routeringspad kan via een topologie-afbreekpunt op een andere projectpagina worden voortgezet. Het topologie-afbreekpunt gedraagt zich als een
normaal afbreekpunt.
Klemmenstroken
Alleen de klemmenstroken kunnen als topologie-functies worden beheerd,
maar niet de afzonderlijke klemmen. De klemmen worden via de klemmenstrook beheerd.
Hoewel een klemmenstrook met het weergavetype "Topologie" in meerdere
routeringspadnetwerken kan voorkomen, mag deze echter slechts één keer
in het routeringspadnetwerk voorkomen.
Controleprocedures voor de topologie
Bij de engineering in de topologie wordt u door talrijke controleproceduremeldingen van de nieuwe meldingsklasse 027 "Topologie" ondersteund.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 16
Routeringsverbindingen (topologie): Werkwijze
Routeringsverbindingen (topologie): Werkwijze
Routeren is het genereren van routeringsverbindingen met het weergavetype "Topologie". Routeringsverbindingen kunnen het eenvoudigst op basis
van meerlijnige engineering worden gegenereerd. Het is echter ook mogelijk
om routeringsverbindingen op basis van engineering in de topologie te genereren. Bovendien kunt u de topologie-navigator gebruiken om routeringspadnetwerken zonder grafische weergave te ontwerpen. Hieronder wordt alleen
het routeren op basis van meerlijnige engineering beschreven.
Routeren op basis van meerlijnige engineering
Uitgaande van meerlijnige engineering vindt het routeren van verbindingen in
een aantal opeenvolgende stappen plaats:
Meerlijnige engineering
Het definiëren van meerlijnige functies, kabels en verbindingen door ontwerpen (engineering) in het schema. Als u in de topologie kabels wilt routeren, moeten de meerlijnige kabeladers van een unieke code zijn
voorzien.
Definitie van een routeringspadnetwerk
Dit gebeurt door het invoegen van routeringspunten en routeringspaden
op een topologie-pagina. Daarbij kunnen routeringspunten en routeringspaden via de nieuwe menuopdrachten Invoegen > Topologie > Routeringspunt en Invoegen > Topologie > Routeringspad worden ingevoegd. Routeringspaden worden als een lijn getekend. Routeringspaden
worden grafisch weergegeven door donkerrode lijnen met snappunten
aan het start-, eind- en middelpunt.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 17
Aansluitbeelden
Plaatsen van topologie-functies
Dit gebeurt door het plaatsen van functies vanuit de onderdelen-navigator. Selecteer hiervoor de gewenste meerlijnige functie en trek deze
met slepen & neerzetten naar een topologie-pagina. In de onderdelennavigator kunt u ook de snelmenuopdracht Plaatsen > Topologie
kiezen.
Verbindingen routeren
Dit gebeurt met de nieuwe menuopdracht Projectgegevens > Topologie > Routeren of met de snelmenuopdracht Routeren in de nieuwe
topologie-navigator. Bij het routeren worden routeringsverbindingen
gegenereerd en in het routeringspadnetwerk gerouteerd. Voor de
routeringsverbindingen worden automatisch het routeringstraject en de
lengte van de verbinding bepaald. Uitgebreidere informatie over het
bepalen van lengtes vindt u in de online-Help in de paragraaf "Bepalen
van de verbindingslengte (topologie)".
Tip:
Als u wilt weten welke kabels of verbindingen door een routeringspad
lopen, selecteert u het routeringspad en kiest u de snelmenuopdracht
Kabels / verbindingen. In het dialoogvenster Kabels / verbindingen dat
vervolgens wordt geopend, worden de verbindingen die door het routeringspad lopen weergegeven. Als een complete kabel (dat wil zeggen alle
routeringsverbindingen van de kabel) door het routeringspad loopt, worden
niet de afzonderlijke verbindingen weergegeven, maar de ODC van de
kabel.
Aansluitbeelden
Bij het routeren zijn de aansluitbeelden van de topologie-functies van grote
betekenis. De gegevens van de aansluitingen die tot een aansluitbeeld van
een topologie-functie behoren, worden in het eigenschappendialoogvenster
op het tabblad Aansluitbeeld weergegeven.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 18
Topologie-navigator
Als er lokale aansluitingen zijn, worden bij het routeren van verbindingen de
functieaansluitingen van de topologie-functie gebruikt. Anders wordt rekening gehouden met de aansluitgegevens uit het artikel. Bij het artikel kunnen
de aansluitgegevens in het toegekende aansluitbeeld of in de functiesjablonen zijn gedefinieerd.
Als er geen aansluitbeeld is of als er aansluitingen ontbreken, worden de
aansluitingen bij het routeren uit de meerlijnige functies gegenereerd. Uitgebreidere informatie over het aansluitbeeld vindt u in de online-Help in de
paragraaf "Aansluitbeelden (topologie)".
Topologie-navigator
De nieuwe topologie-navigator opent u met de menuopdrachten Projectgegevens > Topologie > Navigator. In dit dialoogvenster worden de in het
project gedefinieerde routeringspadnetwerken beheerd en bewerkt.
In de boomweergave en in de lijstweergave worden de onderdelen van de
routeringspadnetwerken – routeringspaden, routeringspunten en doelen –
met hun volledige coderingstructuur weergegeven. Als doelen worden alleen
topologie-functies weergegeven, niet de volledige onderdelen. In de lijstweergave kunnen bovendien nog meer eigenschappen worden weergegeven, die
voor routeringspadnetwerken en onderdelen mogelijk zijn.
Voor de afzonderlijke weergave van routeringspaden, routeringspunten of
doelen zijn er voorgedefinieerde filters beschikbaar.
In de boomweergave van de topologie-navigator worden o.a. de volgende
pictogrammen weergegeven:
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 19
Invoegen van topologie-functies
Pictogram:
Pictogram: Betekenis:
Niet geplaatst Geplaatst
Onderdeel
Doel (hoofdfunctie met weergavetype "Topologie")
Routeringspunt
Routeringspad
Topologie-nevenfunctie
Met de betreffende menuopdrachten in het snelmenu kunt u in de navigator
nieuwe, niet-geplaatste routeringspunten, routeringspaden en doelen genereren en later op de topologie-pagina's plaatsen.
Invoegen van topologie-functies
Topologie-functies kunnen op meerdere manieren worden ingevoegd:
U kunt functies vanuit een navigator op een topologie-pagina plaatsen.
Daarbij wordt de functie overeenkomstig de functiedefinitie aan een
topologie-functie toegekend en wordt deze topologie-functie geplaatst.
U kunt (via de actie "Symbool invoegen") topologie-functies direct op de
topologie-pagina plaatsen. Deze functies zijn echter nog niet precies
gedefinieerd, en u moet de meerlijnige functies op een later tijdstip aan de
topologie-functies toewijzen (bijvoorbeeld met de snelmenuopdracht
Toewijzen in de onderdelen-navigator).
U kunt met apparaten werken. U kunt apparaten in de topologie-navigator
genereren en deze plaatsen, of u voegt de apparaten direct (via de actie
"Apparaat invoegen") op de topologie-pagina in. Als voor het apparaat
een macro met weergavetype "Topologie" is gedefinieerd, worden daaruit de betreffende topologie-functies gegenereerd en geplaatst.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 20
Routeringsverbindingen (topologie)
In de topologie-navigator kunt u ook met niet-geplaatste apparaten
werken.
Routeringsverbindingen (topologie)
Routeringsverbindingen zijn verbindingen met het weergavetype "Topologie". Deze verbindingen worden bij het routeren uit de meerlijnige verbindingen gegenereerd.
Het routeren gebeurt in twee stappen: eerst worden uit de meerlijnige verbindingen routeringsverbindingen gegenereerd (voor zover er meerlijnige verbindingen zijn geselecteerd), vervolgens worden alle in de selectie voorkomende routeringsverbindingen in de topologie gerouteerd. Om een meerlijnige
verbinding of een routeringsverbinding te kunnen routeren, moeten er bij de
bron en het doel daarvan wel topologie-functies bestaan.
Een routeringsverbinding heeft alle eigenschappen die een meerlijnige
verbinding ook heeft, en beschikt bovendien over informatie over zijn routeringstraject. Als een verbinding bij het routeren geen routeringstraject vindt
waardoor deze kan lopen, ontstaat er een niet gerouteerde routeringsverbinding. Een dergelijke verbinding verloopt grafisch rechtstreeks (dus ook
diagonaal) tussen bron en doel en wordt standaard door een dunne oranje
lijn weergegeven.
Routeringsverbindingen worden meegekopieerd wanneer de doelen ervan
geselecteerd zijn. Als beide doelen van een routeringsverbinding worden verwijderd, wordt daardoor ook de routeringsverbinding verwijderd.
Verwerkingen
Op basis van de routeringspadnetwerken en de gerouteerde verbindingen
kunnen de volgende verwerkingen worden gerouteerd:
Topologie: Routeringspadlijst: voert de routeringspaden met de bijbehorende gegevens en routeringspunten uit of de topologie-functies en de
bijbehorende gegevens.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 21
Instellingen voor routeringsverbindingen
Topologie: Routeringspadschema: voert bij elk routeringspad de kabels
en verbindingen uit die er doorheen lopen.
Topologie: Gerouteerde kabels / verbindingen: voert alle gerouteerde
kabels en verbindingen van het project uit.
Bovendien kunnen ook kabelverwerkingen – nadat de formulieren
dienovereenkomstig zijn aangepast – ter ondersteuning van het on-site
montageteam nu worden aangevuld met informatie over het routeringstraject (weergave van alle routeringspaden die een kabel doorloopt).
Instellingen voor routeringsverbindingen
Bij het genereren van routeringsverbindingen wordt rekening gehouden met
de projectinstellingen die algemeen voor routeringsverbindingen in de layoutruimte en in de topologie zijn gedefinieerd (menupad: Opties > Instellingen
> Projecten > "Projectnaam" > Verbindingen > Routeringsverbindingen). Deze instellingen hebben betrekking op het kabelafwerkingsproces,
het verbindingsfilter voor het genereren van routeringspadnetwerken en de
algemene lengtetoeslag voor de routering.
Voor routeringsverbindingen in de topologie gelden daarnaast de volgende
bijzonderheden:
Tabblad Kabelafwerkingsproces
Het gebruik van dubbele hulzen wordt niet verwerkt.
Tabblad Verbindingsfilter
De hier gemaakte instellingen worden naar de eigenschap Topologie:
Verbindingsfilter (ID 20247) overgedragen, die bij routeringspaden
beschikbaar is.
Het verbindingsfilter wordt bij het routeren gebruikt om te sturen welke
verbindingen door welk routeringstraject (routeringspaden en routeringspunten) mogen worden gerouteerd. De waarden van dergelijke criteria
kunnen kleurtoekenningen van draden of spanningswaarden zijn. Er
wordt alleen rekening gehouden met verbindingsfilters wanneer de
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 22
Functiedefinities van de verbindingen
eigenschap Topologie: Routeringstraject-standaard (ID 31119) niet is
gevuld.
Tabblad Routering
Voor routeringsverbindingen in de topologie wordt alleen de invoer in het
veld Algemene lengtetoeslag verwerkt. Alle overige instellingen worden
niet meegenomen.
Functiedefinities van de verbindingen
Er worden nu verbindingen met de volgende functiedefinities gerouteerd:
Ader / draad
Verbinding algemeen
Slang
Pijp
Niet-elektrische verbinding
Glasvezel
Proces-engineering.
Eigenschappen van de routeringsverbindingen
De volgende eigenschappen worden bij het routeren bij de verbinding ingevoerd:
Lengte (ID 31003)
Verbinding: Aansluitlengte bron (ID 31080)
Verbinding: Aansluitlengte doel (ID 31083)
Topologie: Routeringstraject (ID 20237)
Topologie: Routeringstraject-standaard (ID 3119)
Kabelafwerkingsproces bron (ID 31051)
Kabelafwerkingsproces doel (ID 31052)
Aansluitmaat bron (ID 31096)
Aansluitmaat doel (ID 31097).
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 23
Routeringsverbindingen in de verbindingen-navigator
Bij kabels worden aanvullend de volgende eigenschappen ingevoerd:
Kabel / Slangpakket: Lengte (ID 20046)
Kabels: Aansluitlengte bron (ID 20243)
Kabels: Aansluitlengte doel (ID 20246)
Topologie: Routeringstraject (ID 20237)
Kabel / Slangpakket: Striplengte Bron (ID 20081)
Kabel / Slangpakket: Striplengte Doel (ID 20082).
Routeringsverbindingen in de verbindingen-navigator
In de boom van de verbindingen-navigator worden de gegenereerde
routeringsverbindingen met het weergavetype "Topologie" parallel aan de
reeds aanwezige meerlijnige verbindingen weergegeven. Dit type verbindingen is in de boomweergave aangegeven met het pictogram
.
U kunt een voorgedefinieerd filter gebruiken om hier alleen de
routeringsverbindingen voor de topologie weer te geven.
Ook in de verbindingen-navigator kunt u verbindingen routeren. Daarvoor is
in het snelmenu van de verbindingen-navigator de menuopdracht Routeren
(topologie) beschikbaar.
Met de snelmenuopdracht Routeringsverbindingen weergeven kunt u
bijvoorbeeld geselecteerde routeringsverbindingen in de grafische editor
markeren.
Routering wijzigen (topologie)
Het door de routering bepaalde routeringstraject van een routeringsverbinding wordt beïnvloed wanneer de routering wijzigt.
Gerouteerde verbindingen kunnen van het ene routeringspad naar een
ander routeringspad worden gerouteerd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 24
Topologie-verbindingen en -functies synchroniseren
Niet gerouteerde verbindingen kunnen op een routeringspad worden
gelegd, zodat daaruit routeringsverbindingen ontstaan.
Bij het handmatig wijzigen van de routering wordt de verbindingseigenschap
Topologie: Routeringstraject-standaard gevuld. Daarna wordt bij het routeren van deze verbindingen geen rekening meer gehouden met de verbindingsfilters die voor het routeringspad zijn ingesteld.
U wijzigt een routering met behulp van de middelpunten van de routeringspaden en routeringsverbindingen. Het routeringspad van de verbindingen
kan worden gewijzigd door een dergelijk middelpunt naar een ander routeringspad te trekken. Als er door het routeringspad meerdere verbindingen
lopen, wordt een selectiedialoogvenster weergegeven waarin u aangeeft
welke van deze verbindingen naar het nieuwe routeringspad moeten worden
verplaatst. Bij de geselecteerde verbindingen worden dan de routeringspaden bij de eigenschap Topologie: Routeringstraject-standaard ingevoerd.
Topologie-verbindingen en -functies synchroniseren
Bij de synchronisatie van verdeeld weergegeven verbindingen via de
menuopdrachten Hulpprogramma's > Synchroniseren > Verbindingen,
wordt onder "alle weergavetypen" nu ook rekening gehouden met de
topologie-verbindingen.
U kunt de nieuwe submenuopdracht Topologie --> alle weergavetypen
selecteren om de eigenschappen van routeringsverbindingen in de topologie
op de andere weergavetypen van deze verbindingen toe te passen.
Bij de synchronisatie van de gegevens van verdeeld weergegeven functies
wordt nu ook rekening gehouden met de topologie-functies (onder "alle
weergavetypen").
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 25
Vernieuwingen voor het hele EPLAN-platform
Vernieuwingen voor het hele EPLAN-platform
Gebruikersinterface
Verbeterd slepen & neerzetten binnen het EPLAN-platform
Het slepen & neerzetten binnen het EPLAN-platform is geoptimaliseerd.
Hierdoor is onder andere de performance bij het slepen & neerzetten
verbeterd.
Bij het slepen & neerzetten binnen het EPLAN-platform wordt nu, zodra de
actie is toegestaan, een extra informatietekst in de statusbalk weergegeven.
Daardoor kunt u zien wanneer de actie mogelijk is en welke actie u op dat
moment bij het slepen & neerzetten uitvoert (pagina's verplaatsen, functie
plaatsen, extern bestand invoegen etc.).
Functies met slepen & neerzetten plaatsen of toewijzen
Terwijl u tot nu toe vóór het slepen & neerzetten in de onderdelen-navigator
(of andere projectgegevens-navigators) moest beslissen of u de functie wilde
plaatsen of toewijzen, kunt u dit nu tijdens de actie doen.
Als u nu besluit om bij het uitvoeren van slepen & neerzetten de functie toe te
wijzen, drukt u eenvoudig tijdens het slepen ook op de toetsencombinatie
[Ctrl] + [Shift]. Als u daarna de linkermuisknop loslaat, hangt de functiebeschrijving van de geselecteerde functie aan de cursor. Beweeg de cursor
op een geschikt schemasymbool en met één klik worden de gegevens van
de functie in het schemasymbool overgenomen. Het is niet meer mogelijk
om een functie direct met slepen & neerzetten toe te wijzen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 26
Aanvullende informatie bij de projectnaam
Aanvullende informatie bij de projectnaam
In de boomweergave van de pagina-navigator en in alle andere projectgegevens-navigators kunnen nu naast de projectnaam ook de waarden van
projecteigenschappen als aanvullende informatie worden weergegeven.
Voordeel:
Projecten die aan de hand van hun projectnaam moeilijk te onderscheiden
zijn, kunnen met de aanvullend weergegeven informatie in de navigators
gemakkelijker worden geïdentificeerd.
De gewenste aanvullende informatie wordt gedefinieerd met behulp van de
nieuwe gebruikerspecifieke instelling Aanvullende info bij de projectnaam. (Het menupad naar het betreffende instellingendialoogvenster is:
Opties > Instellingen > Gebruiker > Weergave > Gebruikersinterface.)
Selecteer uit deze vervolgkeuzelijst de projecteigenschappen die als aanvullende informatie bij de projectnaam moeten worden weergegeven:
Gebruiker extra veld 1 (ID 40001)
Geen
Opdrachtgever (ID 10014)
Projectbeschrijving (ID 10011)
Projectnummer (ID 10013)
Extra veld [1] (ID 10900 1).
Om het beeld in een navigator te vernieuwen, drukt u op [F5].
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 27
Overzichtelijker snelmenu in de pagina-navigator
Overzichtelijker snelmenu in de pagina-navigator
In de pagina-navigator werden tot nu toe via de snelmenuopdracht Eigenschappen vaak de pagina-eigenschappen in plaats van de gewenste projecteigenschappen geopend. Om dit te veranderen, is het programmagedrag
hier gewijzigd. Bovendien zijn er enkele overbodige snelmenuopdrachten verwijderd.
Gewijzigd gedrag
Als u in het snelmenu van de pagina-navigator de menuopdracht Eigenschappen hebt geselecteerd, bepaalt de actuele selectie in de navigator of
de eigenschappen van een pagina worden weergegeven, zoals tot nu toe het
geval was, of ook de eigenschappen van een project. Als u een project hebt
geselecteerd, wordt op deze manier het dialoogvenster Projecteigenschappen geopend. In het submenu Project van het snelmenu is de menuopdracht Eigenschappen daarom verwijderd.
Dit gedrag is ook overgenomen bij de andere navigators (onderdelen-navigator, klemmenstroken-navigator etc.). Als u in een navigator het boomstructuurniveau van een geopend project hebt geselecteerd, worden de
projecteigenschappen nu via de snelmenuopdracht Eigenschappen (of
Eigenschappen (algemeen)) geopend.
Verwijdering van overbodige snelmenuopdrachten
Bovendien zijn ook de volgende submenuopdrachten uit het snelmenu van
de pagina-navigator verwijderd:
Symbool
Plotkader
Contour (extrusie)
Contour (NC-gegevens)
Formulier.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 28
Weergave van identificerende nummers
De functionaliteiten van deze menuopdrachten zijn bij de normale engineeringswerkzaamheden niet nodig en zijn in het hoofdmenu Hulpprogramma's nog steeds beschikbaar.
Weergave van identificerende nummers
In het dialoogvenster Instellingen: Gebruikersinterface is de instelling
Meldingsnummers weergeven voor weergave van systeemmeldingsnummers met de instellingen voor het eigenschapsnummer gecombineerd.
In verband met deze wijziging zijn de instellingen Eigenschapsnummers
weergeven en Eigenschapsnummer na de eigenschapsnaam weergeven hernoemd.
Oude naam:
Nieuwe naam:
Eigenschapsnummers weergeven Identificerende nummers weergeven
Eigenschapsnummer na de
eigenschapsnaam weergeven
Achter de naam
Bovendien is de weergave van identificerende nummers uitgebreid. Zo kan
nu ook een uniek nummer voor het weergavetype van een functie worden
weergegeven. Als u het selectievakje Identificerende nummers weergeven inschakelt, worden de volgende identificerende nummers weergegeven:
Bij de weergave van de Eigenschappen in de
eigenschappendialoogvensters worden de eigenschapsnummers
eveneens weergegeven. Het nummer staat voor de betreffende eigenschap, tussen punthaken (bijvoorbeeld "<20026> Functiedefinitie").
Voor het Weergavetype van functies wordt in het eigenschappendialoogvenster een uniek nummer weergegeven.
In geval van een Systeemmelding wordt een uniek meldingsnummer in
de titelbalk van het meldingendialoogvenster weergegeven.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 29
Hernoemde kasten voor structuurcodes
Hernoemde kasten voor structuurcodes
Als u aan elementen in het schema andere structuurcodes wilt toekennen
dan structuurcodes die in de pagina-eigenschappen zijn opgegeven, kunt u
daarvoor een speciale kast gebruiken. Deze kast werd tot nu toe "plaatscoderingsbox" genoemd. Omdat de naam "plaatscoderingsbox" niet alle
mogelijke structuurcode-elementen afdekt die in een dergelijke kast kunnen
worden toegekend, is de naam "plaatscoderingsbox" in deze versie gewijzigd.
Oude naam:
Nieuwe naam:
Plaatscoderingsbox
Structuurkast
Verbeterde gebruiksvriendelijkheid door minder instellingen en
menuopdrachten
Om het programma zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijk te houden, zijn
er meerdere instellingen en menuopdrachten verwijderd.
Voordeel:
Duidelijkere instellingen en menu's in het EPLAN-platform zorgen ervoor
dat u zich binnen het programma beter kunt oriënteren.
Instellingen
De volgende overbodige instellingen zijn verwijderd:
De instelling Projecten exclusief bewerken.
De exclusieve projectbewerking wordt nu bij het openen van projecten
met behulp van een bewerkingsmodus gedefinieerd (zie paragraaf
"Bewerkingsmodus bij het openen van projecten definiëren" op
pagina "34").
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 30
Verbeterde gebruiksvriendelijkheid door minder instellingen en menuopdrachten
De instelling Toetsencombinaties in knopinfo weergeven.
Het bijbehorende selectievakje bevond zich in het gebruikerspecifieke
dialoogvenster Instellingen: Gebruikersinterface. Nu worden mogelijke
sneltoetsen steeds in de knopinfo bij de symbolen van een werkbalk
weergegeven.
De instellingen Dialoogvenster "Codes plaatsen" gebruiken.
Deze gebruikerspecifieke instelling van het dialoogvenster Instellingen:
Codes en het bijbehorende dialoogvenster Codes plaatsen zijn verwijderd.
Aan de hand van de twee nog aanwezige instellingen voor nieuwe
structuurcodes kunt u een standaardinstelling maken, zodat alle nieuw
gegenereerde structuurcodes in de desbetreffende codetabel alfabetisch
worden gesorteerd of aan het einde van de desbetreffende codetabel
worden ingevoegd. Desgewenst kunt u de nieuwe structuurcodes altijd
nog in het structuurcodebeheer anders insorteren.
De filterinstellingen voor de backup van de stamgegevens.
Bij de backup van stamgegevens (basisprojecten, projectsjablonen,
symboolbibliotheken etc.) worden nu steeds alle gegevens gebackupt.
Dienovereenkomstig zijn de instellingsdialoogvensters (onder Gebruiker
> Backup > Filter) evenals het veld Filter in de dialoogvensters voor het
backuppen van stamgegevens verwijderd.
Twee instellingen voor het automatisch genereren van subkabels.
In het dialoogvenster Instellingen: Kabelgenerering zijn de twee weinig
gebruikte velden Max. aantal aders voor subkabel en Opgenomen
PE-aders verwijderd.
De instelling Reserve in %.
Bij de instellingen voor de automatische kabelselectie is het bijbehorende
selectievakje verwijderd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 31
Verbeterde gebruiksvriendelijkheid door minder instellingen en menuopdrachten
De instelling Symboolaansluitingen verlengen.
In de twee dialoogvensters Instellingen: Contactspiegel bij het schemasymbool en Instellingen: Contactspiegel in het schemapad is de
instelling Symboolaansluitingen verlengen verwijderd. In deze dialoogvensters is voor de instellingen Weergave van het eerste artikelnummer, Weergave van het eerste artikeltype, Weergave van het
tweede artikelnummer en Weergave van het tweede artikeltype
aanvullend de optie "Boven en Onder" vervallen.
De instellingen voor de persoonlijke coördinaten en stapgroottes.
Daarvoor zijn de instellingsdialoogvensters Instellingen: Coördinaten
en Instellingen: Stapgroottes evenals de betreffende velden in de
dialoogvensters Coördinateninvoer en Stapgrootte selecteren verwijderd.
De 3D-specifieke instellingen voor de export van PDF-bestanden.
In het dialoogvenster Instellingen: PDF-export is het tabblad 3D verwijderd. Bij de PDF-export wordt nu altijd rekening gehouden met
gemarkeerde 3D-modellen.
Menuopdrachten
Andere instellingen worden door de gebruiker meestal slechts eenmalig
gedefinieerd en vervolgens slechts zelden of nooit meer gewijzigd. De
bijbehorende menuopdrachten zijn nu uit de gebruikersinterface verwijderd.
In de onderstaande tabel worden de verwijderde menopdrachten weergegeven en de wijze waarop het betreffende programmagedrag nu kan worden
gedefinieerd.
Menuopdracht:
Instelmogelijkheid:
Menu Beeld:
Eigenschapsnamen Nieuw selectievakje Eigenschapsnamen weergeven
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 32
Verbeterde gebruiksvriendelijkheid door minder instellingen en menuopdrachten
(instellingscategorie Projecten > "Projectnaam"
> Grafische bewerking > Algemeen)
Minimale
tekengrootte
Nieuw selectievakje Minimale tekengrootte
(instellingscategorie Gebruiker > Grafische
bewerking > 2D)
Kruiscursor bij
elementselectie
De functionaliteit is compleet verwijderd. Bij elke
actie wordt nu (afhankelijk van de cursorinstelling)
een lijncursor of een kruiscursor weergegeven.
Schuifbalk
Nieuw selectievakje Schuifbalk weergeven
(instellingscategorie Gebruiker > Weergave >
Algemeen)
Menu Opties:
Werkbalken
Net als voorheen: in het snelmenu van de werkbalken. Hier vindt u nu ook de twee snelmenuopdrachten Importeren en Exporteren voor de
im- en export van gebruikergedefinieerde werkbalken.
Sneltoetsen
Net als voorheen: in het dialoogvenster Instellingen: Sneltoetsen
(instellingscategorie Gebruiker > Beheer >
Sneltoetsen)
Menu Projectgegevens > PLC:
Corrigeren
De functionaliteit is compleet verwijderd. De
menuopdracht diende er alleen voor om oude
PLC-macro's uit EPLAN-versie 1.8 te corrigeren
en busgegevens van nevenfuncties naar de hoofdfunctie over te dragen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 33
Projectbewerking
Projectbewerking
Actualiseren van de projectdatabanken
In het kader van diverse uitbreidingen en optimaliseringen zijn de projectdatabanken in versie 2.2 gewijzigd. Deze wijzigingen en optimaliseringen hebben
tot gevolg dat nieuwe projecten altijd met nieuwe projectdatabanken
worden gemaakt.
Invloed op oude projecten
Om ervoor te zorgen dat oude projecten met de nieuwe EPLAN-versie
kunnen worden bewerkt, is het absoluut noodzakelijk dat de projectdatabanken van die projecten worden geactualiseerd. De oude projecten worden
geactualiseerd zodra deze voor het eerst met de huidige EPLAN-versie
worden geopend. Er wordt op dat moment een vraag weergegeven waarmee u kunt aangeven of u wilt dat de actualisatie wordt uitgevoerd.
Als u een oud project niet actualiseert, kan dat project wel met versie 2.2
worden geopend, maar niet worden bewerkt; het kan uitsluitend worden
bekeken.
Let op:
Nieuwe projecten en oude projecten die zijn geactualiseerd, kunnen
worden geopend met de EPLAN-versies 2.1, 2.1 SP 1 en 2.2. Met oudere
EPLAN-versies (vóór versie 2.1) kunnen de geactualiseerde projecten niet
meer worden geopend!
Bewerkingsmodus bij het openen van projecten definiëren
Om te voorkomen dat u tijdens het werken met meerdere projecten per
ongeluk foutieve handelingen uitvoert, kunnen projecten nu in de alleenlezen-modus worden geopend.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 34
Bewerkingsmodus bij het openen van projecten definiëren
Voordeel:
Vanuit een sjabloonproject dat tegen schrijven is beveiligd (alleen-lezen),
kunt u snel en eenvoudig pagina's en schemagedeelten kopiëren naar het
project waarin u aan het werken bent. Met de bewerkingsmodus "Alleenlezen" dat u bij het openen van een project definieert, beveiligt u uw
sjabloonproject tegen ongewenste wijzigingen.
U definieert de bewerkingsmodus wanneer u een project opent. Hiertoe
beschikt het dialoogvenster Project openen nu over het nieuwe veld
Modus.
In dit veld kunt u uit de volgende bewerkingsmodi kiezen:
Standaard: het project kan worden bewerkt. Als u in multi-user-gebruik
werkt, kan een project dat op deze manier is geopend door meer
gebruikers tegelijkertijd worden bewerkt.
Exclusief: het project kan uitsluitend door u worden bewerkt. Als u in
multi-user-gebruik werkt, hebben andere gebruikers geen toegang tot
een project dat op deze manier is geopend.
Alleen-lezen: u kunt het project bekijken, maar niet bewerken.
In de boomweergave van de pagina-navigator, de andere projectgegevensnavigators en het projectbeheer worden alleen-lezen EPLAN-projecten door
het pictogram aangegeven.
Opmerkingen:
Omdat u de "exclusieve" projectbewerking nu bij het openen van projecten kunt definiëren, is de gebruikerspecifieke instelling Projecten
exclusief bewerken verwijderd (menupad Opties > Instellingen >
Gebruiker > Weergave > Algemeen).
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 35
Verbeterde controle en reorganisatie van projecten
U kunt projecten ook in het projectbeheer in verschillende bewerkingsmodi openen. Hiervoor zijn in het snelmenu van het dialoogvenster
Projectbeheer naast de bestaande menuopdracht Openen (voor de
standaard modus) ook de twee nieuwe menuopdrachten Openen
(exclusief) en Openen (alleen-lezen) beschikbaar.
Verbeterde controle en reorganisatie van projecten
Bij de invoer van zeer lange codes, nummers en kenmerken, kan het voorkomen dat het maximaal toegestane aantal tekens wordt overschreden. De
oorzaak hiervan is dat de meeste databankvelden van de projectdatabank
een bepaalde maximale lengte hebben. Een overschrijding van de veldlengte kan ertoe leiden dat de ingevoerde gegevens worden afgekapt. Dit
kan mogelijk tot ongeldige resultaten leiden.
Voordeel:
Met de nieuwe controleproceduremelding 022017 kunnen de gebruikers
overschrijdingen van veldlengtes gemakkelijker herkennen. Doordat de
reorganisatie van projecten is uitgebreid, kunnen dergelijke problemen
automatisch worden opgelost.
Nieuwe melding ter controle van veldlengte-overschrijdingen
Tot nu toe waren er voor het oplossen van de eerder beschreven problemen
slechts drie controleproceduremeldingen met de nummers 011000, 017000
en 020000 beschikbaar. Als er zich een dergelijk probleem voordeed,
moesten de gebruikers de ingevoerde tekens handmatig inkorten.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 36
Verbeterde controle en reorganisatie van projecten
Deze specifieke controleproceduremeldingen zijn verwijderd. Voor de
controle van de veldlengtes kunt u nu de nieuwe projectoverkoepelende
controleproceduremelding 022017 gebruiken (meldingstekst "Het project
bevat overschrijdingen van de veldlengte in de databank: %1!s!"). Om deze
melding uit de meldingsklasse "Overig" bij een controleprocedure mee te
nemen, moet deze controleprocedure voor het complete project worden
uitgevoerd.
Als een dergelijke melding in het meldingenbeheer wordt weergegeven, kunt
u het probleem nu automatisch oplossen door het project te reorganiseren.
Uitgebreide reorganisatie
Om veldlengte-overschrijdingen in de projectdatabank automatisch te
kunnen corrigeren, is de functionaliteit Reorganiseren uitgebreid. Als u deze
bijvoorbeeld voor een geselecteerd project in het paginabeheer wilt uitvoeren, kiest u de menuopdrachten Project > Organiseren > Reorganiseren.
Schakel in het dan geopende dialoogvenster Project reorganiseren het
nieuwe selectievakje Uitgebreide modus in.
Daardoor wordt naast de tot nu toe gebruikelijke reorganisatie de projectdatabank doorzocht op veldlengte-overschrijdingen. Als er een overschrijding van
de veldlengte wordt vastgesteld, wordt de databank zodanig geherstructureerd dat de veldlengte van het betreffende databankveld wordt aangepast
aan de waarde die is ingevoerd (plus een extra 10% reserve). De nieuwe
veldlengte wordt vervolgens in het project opgeslagen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 37
Grafische editor
Grafische editor
Elementen als achtergrond gebruiken
Elementen zoals afbeeldingsbestanden, grafische elementen of geïmporteerde DXF- / DWG-bestanden kunnen nu in de grafische editor als achtergrondafbeeldingen worden gebruikt. Het layerbeheer bevat hiervoor het
nieuwe selectievakje Achtergrond.
Elementen die zich op een layer met ingeschakelde instelling Achtergrond
bevinden, kunnen niet worden geselecteerd en bewerkt. Ze liggen altijd helemaal onderaan, dus ook achter de autoconnecting-lijnen. Het selectievakje is
standaard ingeschakeld voor de layer EPLAN705, Grafisch.Achtergrondafbeelding.
Voordeel:
Een geïmporteerde op de achtergrond geplaatste DXF- / DWG-tekening
kan op deze manier als aanvullende informatie in het schema worden
opgeslagen. De tekeningelementen van de achtergrond zijn tegen bewerken beveiligd en hebben geen effect op de grafische bewerking van het
schema. U kunt de achtergrondinformatie gebruiken als ondersteuning
tijdens de engineering – zo kan bijvoorbeeld een machineoverzicht worden
gebruikt om componenten op de juiste positie te plaatsen, of een 2D-hallayout als basis voor het definiëren van een routeringspadnetwerk met
EPLAN FieldSys. Ook ingescande schema's kunnen eenvoudig als tekeningsjabloon dienen.
Elementen als achtergrondafbeelding definiëren
Om een element als achtergrondafbeelding te definiëren, kiest u in het
eigenschappendialoogvenster van het gewenste element het tabblad
Formaat. Selecteer in het veld Layer een layer waarvoor in het layerbeheer
het selectievakje Achtergrond is ingeschakeld (bijvoorbeeld de layer
EPLAN705, Grafisch.Achtergrondafbeelding).
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 38
Zoomen naar "Hele pagina" met het muiswiel instellen
Achtergrondafbeelding bewerken
Als u een element op de achtergrond wilt bewerken, kiest u daarvoor in het
menu Opties de nieuwe menuopdracht Achtergrond bewerken. Na het
bewerken kiest u de menuopdrachten opnieuw om deze optie weer uit te
schakelen.
Zoomen naar "Hele pagina" met het muiswiel instellen
Afhankelijk van het ingestelde scroll-gedrag kunt u met het muiswiel op de
inhoud van het beeldscherm in de grafische editor inzoomen of uitzoomen.
Net als bij andere CAD-programma's, kunt u dubbelklikken op het muiswiel
om weer naar de hele pagina te zoomen.
Nieuwe lijntypen voor grafische elementen
Bij het tekenen van grafische elementen worden nu in het veld Lijntypen van
het eigenschappendialoogvenster naast de al eerder aanwezige 7 lijntypen
vele nieuwe lijntypen weergegeven. Deze nieuwe lijntypen zijn hoofdzakelijk
voor de vormgeving van P&I-schema's gemaakt. Meer informatie over dit
onderwerp vindt u in het hoofdstuk "Speciale onderwerpen EPLAN PPE".
Lees hier met name de paragraaf "Nieuwe lijntypen bij het tekenen van
grafische elementen" (zie pagina "137").
Uitgebreide smartconnecting gebruiken
Als smartconnecting is ingeschakeld, kunnen symbolen of schemagedeelten
op een pagina worden geknipt en vervolgens weer in een andere pagina
worden geplakt. Daarbij blijven de bestaande verbindingen behouden en bij
de autoconnecting-lijnen van het geselecteerde schemabereik worden door
EPLAN automatisch afbreekpunten ingevoegd. In deze versie is de smartconnecting verbeterd en uitgebreid. Meer informatie over dit onderwerp vindt
u in de paragraaf "Uitgebreide smartconnecting" (zie pagina "76").
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 39
Grafische macroselectie gebruiken
Grafische macroselectie gebruiken
Macro's kunnen nu worden ingevoegd via een grafisch selectiedialoogvenster. De gebruikers "bladeren" in dit selectiedialoogvenster aan de hand
van opgeslagen pictogrammen, symbolen of andere afbeeldingsbestanden
intuïtief door de directorystructuur en komen zo eenvoudig bij de gewenste
macro. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de paragraaf "Grafische
macroselectie" (zie pagina "85").
Zoeken en vervangen
Uitgebreid zoeken naar tijdelijke aanduiding-objecten
Voor tijdelijke aanduiding-objecten kon u tot nu toe alleen zoeken naar de
naam van een tijdelijke aanduiding-object. In de nieuwe versie van het
EPLAN-platform kunt u de functionaliteiten Zoeken en Vervangen nu ook op
de eigenschappen van tijdelijke aanduiding-objecten (variabelen, waarden)
toepassen.
Voordeel:
Met deze uitbreiding bij het zoeken en vervangen kunt u de variabelen en
waarden van tijdelijke aanduiding-objecten snel wijzigen.
Om deze reden is het dialoogvenster Zoeken in het groepsveld Zoeken in
uitgebreid met het selectievakje Tijdelijke aanduiding-objecten. Als dit
selectievakje is ingeschakeld, wordt de zoekterm in tijdelijke aanduidingobjecten (zowel in de variabelen als in de waardensets) gezocht.
Op deze manier kunt u zoeken naar de volgende eigenschappen in tijdelijke
aanduiding-objecten en deze in het dialoogvenster Zoekresultaten weergeven:
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 40
Onderdelen
Variabele op het tabblad Toekenning (Eigenschap: Toekenning:
Variabele)
Variabelen, waardensetnamen en waarden op het tabblad Waarden
(eigenschappen Waarden: Variabele, Waarden: Waardensetnaam en
Waarden: Waarde).
Met de snelmenuopdracht Vervangen kunt u vervolgens in de lijst Zoekresultaten de waarden van deze eigenschappen wijzigen en voor het betreffende tijdelijke aanduiding-object aanpassen.
Onderdelen
Functies aan andere onderdelengroepen toekennen
Normaal gesproken bepaalt de functiedefinitiecategorie van een functie bij
welke onderdelengroep (Algemene onderdelen, Klemmenstroken etc.) een
functie hoort. De verschillende onderdeelstructuren en ODC-formaten
worden gedefinieerd aan de hand de onderdelengroep waartoe ze behoren
(bijvoorbeeld Algemene onderdelen, Klemmenstroken etc.).
In het eigenschappendialoogvenster hebt u nu de mogelijkheid om een
functie handmatig aan een andere onderdelengroep toe te kennen. Hiervoor
selecteert u met de eigenschapselectie de nieuwe eigenschap Onderdelengroep (ID 20294). De volgende instellingen zijn mogelijk:
Automatisch
(Bij deze invoer volgt de onderdelengroep automatisch uit de functiedefinitie.)
Algemene onderdelen
Klemmenstroken
Stekers
Apparaatkasten
PLC- / bus-kasten
Kabels
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 41
Apparaten
Verzamelrails
Algemene Fluid-onderdelen
Fluid-verdelers
Mechanische onderdelen.
Als een andere onderdelengroep handmatig wordt toegekend, worden alle
instellingen (coderingsschema voor de onderdeelstructuur, ODC-formaten
voor de online-nummering etc.) van deze onderdelengroep aan de functie
overgedragen.
Voordeel:
Doordat functies aan andere onderdelengroepen kunnen worden toegewezen, is het nu bijvoorbeeld mogelijk dat verbindingen andere ODCformaten krijgen dan het ODC-formaat "Kabel". Op deze wijze kunnen
onderdeelcodes van Fluid-verbindingen (pijpen, slangen etc.) met
dezelfde onderdeelstructuur als algemene Fluid-onderdelen worden
genummerd.
Apparaten
Nieuw gedrag bij het genereren van apparaten in de navigators
Bij deze versie is het gedrag bij het genereren van apparaten in de navigators
gewijzigd. Standaard wordt er geen rekening meer gehouden met de macro
die bij het artikel is ingevoerd. Hiervoor is de nieuwe projectinstelling Bij het
genereren van apparaten rekening houden met de macro beschikbaar.
Voordeel:
Dankzij het nieuwe gedrag bij het genereren van apparaten kan de
gebruiker exact het gewenste systeemgedrag sturen en de gewenste
engineerings-workflow optimaal ondersteunen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 42
Nieuw gedrag bij het genereren van apparaten in de navigators
Bij het genereren van een nieuw apparaat in de navigators (via de snelmenuopdracht Nieuw apparaat) kunnen naar keuze de functies uit de bij het
artikel ingevoerde macro of uit de functiesjablonen worden gebruikt. Dit is
afhankelijk van de projectinstelling Bij het genereren van apparaten rekening houden met de macro (onder Opties > Instellingen > Projecten >
"Projectnaam" > Onderdelen > Algemeen).
Als de projectinstelling is uitgeschakeld (dit is de standaardinstelling), wordt
uit de eerste hoofdfunctie die in de functiesjablonen is ingevoerd, een nietgeplaatste functie gegenereerd. Als het artikel slechts een macro bevat maar
geen functiesjablonen, wordt uit de eerste in de macro gevonden hoofdfunctie een niet-geplaatste functie gegenereerd.
Als de projectinstelling is ingeschakeld, worden uit de functies die in de
macro voorkomen niet-geplaatste functies gegenereerd. Het exacte gedrag
hangt af van het feit of er voor de artikelen ook extra functiesjablonen zijn
ingevoerd.
Meer informatie over dit gedrag vindt u in de online-Help in de paragraaf
"Rekening houden met macrovarianten bij het genereren van apparaten".
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 43
Projectgegevens-navigators
Projectgegevens-navigators
Snelinvoer-filter in alle projectgegevens-navigators
In alle projectgegevens-navigators, in de pagina-navigator en in de commentaar-navigator, kunnen de weergegeven projectgegevens door een snelinvoer worden gefilterd. Tot nu toe bestond deze filteroptie slechts in enkele
navigators (layoutruimte-, verbindingen-navigator, etc.).
Voordeel:
Met de nieuwe flexibele snelinvoer reduceert u met één druk op de knop
de weergegeven projectgegevens tot de voor u belangrijke informatie en
kunt u zich tijdens de engineering concentreren op de essentie. Dat
bespaart kostbare engineeringstijd.
Daarvoor is in het betreffende navigatorvenster zowel in de boom- als in de
lijstweergave onder het filter het nieuwe veld Waarde: <Eigenschap>
beschikbaar. In dit veld kunt u door middel van de zogeheten snelinvoer voor
een gedefinieerd en geactiveerd filter snel de waarde van een filtercriterium
aanpassen.
Weergegeven operator
Voor het veld snelinvoer wordt achter de eigenschap die als filtercriterium is
gedefinieerd, nu bovendien de geselecteerde operator weergegeven (bijvoorbeeld Waarde: Inbouwplaats =). Daardoor is de logische koppeling tussen
eigenschap, operator en waarde voor de gebruiker gemakkelijker af te
leiden.
Meer informatie over de snelinvoer vindt u in de online-Help voor de navigators.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 44
Verbindingen
Verbindingen
Verbindingscodes aan andere verbindingen overdragen
Bij de bewerking van verbindingen kunt u nu de in het eigenschappendialoogvenster gewijzigde verbindingscode automatisch aan andere verbindingen overdragen. De verbindingscode kan aan alle verbindingen van de
potentiaal, het signaal of het net worden overgedragen.
Voordeel:
Omdat een gewijzigde verbindingscode aan meer verbindingen kan
worden overgedragen, kunt u verbindingscodes sneller handmatig
corrigeren.
Als u gebruik wilt maken van deze nieuwe functionaliteit, moet u hiervoor
eerst de nieuwe gebruikerspecifieke instelling Verbindingscodes overdragen naar omvang activeren (menupad: Opties > Instellingen >
Gebruiker > Grafische bewerking > Verbindingssymbolen).
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt bij het wijzigen van een verbindingscode (in de verbindingen-navigator of bij een verbindingsdefinitiepunt)
het dialoogvenster Verbindingscodes overdragen weergegeven. Daarin
kunt u de gewijzigde verbindingscode automatisch aan andere verbindingen
overdragen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 45
Volgende vrije verbindingscode bepalen
De gewijzigde verbindingscode wordt aansluitend – afhankelijk van de
gekozen optie – automatisch aan alle verbindingen binnen de gewenste
omvang (geen overdracht, potentiaal, signaal, net) overgedragen.
Opmerking:
Bij de overdracht van verbindingscodes wordt het filter gebruikt dat u voor
de verbindingsnummering hebt gedefinieerd. U definieert dit filter in het
dialoogvenster Instellingen: Verbindingsnummering op het tabblad
Filter (bijvoorbeeld te bereiken via het menupad Projectgegevens >
Verbindingen > Nummering > Instellingen).
Volgende vrije verbindingscode bepalen
Voor de verbindingscode van verbindingen en verbindingsdefinitiepunten
kunt u nu automatisch de volgende vrije code bepalen.
Voordeel:
Door het bepalen van de volgende vrije code kan een handmatig ingevoerde verbindingscode snel aan een bestaande verbindingsnummering
worden aangepast.
In het eigenschappendialoogvenster van verbindingen en verbindingsdefinitiepunten is in het veld Verbindingscode de nieuwe snelmenuopdracht
Nieuwe code bepalen beschikbaar. Als alternatief kunt u in dit veld ook de
sneltoets [Ctrl] + [N] gebruiken. Op basis van de instellingen voor de verbindingsnummering wordt dan de volgende vrije verbindingscode bepaald
en hier ingevoerd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 46
In tabel bewerken
In tabel bewerken
Verbindingsgegevens in tabel bewerken
De eigenschappen van verbindingen worden nu ook weergegeven in de
tabelbewerking en kunnen daar bloksgewijs worden bewerkt. Daarbij worden
de geselecteerde functies en verbindingen telkens onafhankelijk van elkaar
in afzonderlijke tabellen bewerkt.
Voordeel:
U kunt de eigenschappen snel, centraal en overzichtelijk in tabelvorm
bewerken, ongeacht waar de verbindingen grafisch zijn geplaatst. Zo
kunnen ook grote hoeveelheden gegevens eenvoudig worden bewerkt en
kunnen met minimale inspanning uitgebreide wijzigingen van en aanvullingen op een project worden gerealiseerd.
Voor de tabelbewerking zijn in het dialoogvenster Functiegegevens bewerken de twee tabbladen Functies en Verbindingen beschikbaar. De kolomconfiguratie van deze twee tabbladen vindt telkens via een afzonderlijk
schema plaats.
Op het tabblad Verbindingen worden de eigenschappen van de geselecteerde verbindingen weergegeven (bijvoorbeeld Bron, Doel, Verbindingskleur / -nummer etc.). Daarbij wordt ook rekening gehouden met alle
verbindingsdefinitiepunten die op de verbinding zijn geplaatst. Als voor een
eigenschap bij de verbinding en bij de bijbehorende verbindingsdefinitiepunten verschillende waarden zijn ingevoerd, wordt de waarde van het
grafisch eerste verbindingsdefinitiepunt weergegeven waarvoor deze eigenschap is gevuld.
Meer informatie en tips over het bewerken van verbindingen met de tabelbewerking vindt u in de online-Help van het dialoogvenster Functiegegevens bewerken.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 47
Layerbeheer
Layerbeheer
Uitlijning en hoek projectoverkoepelend instellen
In het layerbeheer kunnen nu voor teksten en eigenschapsplaatsingen de
weergave-eigenschappen Uitlijning en Hoek projectoverkoepelend (d.w.z.
voor het hele project) worden ingesteld.
Voordeel:
De uitlijning en de hoek van eigenschapsteksten kunnen nu in één keer
projectoverkoepelend via instellingen in het layerbeheer en daarna
individueel of via het betreffende eigenschappendialoogvenster worden
gedefinieerd. De centrale, projectoverkoepelende bewerkingsmogelijkheid
bespaart tijd en zorgt ervoor dat u uw documentatie op eenvoudige wijze
uniform en kwalitatief hoogwaardig kunt realiseren.
Hiervoor is het dialoogvenster Layerbeheer uitgebreid met de kolommen
Uitlijning en Hoek. In de vervolgkeuzelijst zijn dezelfde instelmogelijkheden
beschikbaar als die in het eigenschappendialoogvenster, bijvoorbeeld op het
tabblad Weergave.
In het eigenschappendialoogvenster zelf bevatten de twee vervolgkeuzelijsten van deze weergave-eigenschappen (onder het hiërarchieniveau
Formaat) nu standaard de invoer "Uit layer".
Let op:
Als schema-elementen (bijvoorbeeld teksten) uit EPLAN 2.2, waarvoor bij
de weergave-eigenschappen Uitlijning en / of Hoek de waarde "Uit layer"
is ingesteld, in een oudere EPLAN-versie worden gebruikt (bijvoorbeeld via
kopiëren en invoegen of via het invoegen van macro's), kunnen de
waarden uit de betreffende layer niet correct worden weergegeven!
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 48
Verwerkingen
Verwerkingen
Vereenvoudigd genereren van verwerkingsprojecten
Om bij de verwerking in een ander project een verwerkingsproject te genereren, moest u tot nu toe meerdere stappen uitvoeren en bijvoorbeeld een
kopie van het gewenste schemaproject (met de optie Alleen kopgegevens)
maken. Met de huidige versie is het genereren van verwerkingsprojecten
aanzienlijk vereenvoudigd. Nu beschikt u in het menupad Hulpprogramma's > Verwerkingen (documentatie) over de nieuwe menuopdracht
Verwerkingsproject genereren.
Voordeel:
Door de verwerking in een afzonderlijk project kan documentatie flexibel
worden opgebouwd, met name bij omvangrijke projecten. De nieuwe
functionaliteiten vereenvoudigen het maken van verwerkingsprojecten en
vergemakkelijken zo de verwerkingen in een apart project.
Meer algemene informatie over dit onderwerp vindt u in de online-help van
het EPLAN-platform in de paragraaf "Verwerkingen uit bronprojecten".
Om een verwerkingsproject te genereren, selecteert u eerst in de paginanavigator het project dat als bronproject moet dienen. Nadat u de menuopdracht hebt gekozen, wordt het dialoogvenster Verwerkingsproject genereren geopend. In dit dialoogvenster genereert u bij een bestaand project
automatisch een verwerkingsproject. Voer daarvoor de gewenste naam in
het veld Bestandsnaam in en klik op [Opslaan].
De kopgegevens van het geselecteerde project worden dan gekopieerd en er
wordt een verwerkingsproject zonder pagina's gegenereerd. Het juiste bronproject is al in de verwerkingssjablonen van het nieuwe verwerkingsproject
ingevoerd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 49
Actuele pagina in ingesloten verwerkingen gebruiken
Opmerking:
Als er in de verwerkingssjablonen van het geselecteerde project al een
bronproject is ingevoerd, blijft deze invoer bij het genereren van het verwerkingsproject behouden. Dat is van belang wanneer een bronproject
tegelijkertijd ook verwerkingsproject is (wanneer bijvoorbeeld de inhoudsopgave van het verwerkingsproject in het bronproject moet worden weergegeven).
In het dialoogvenster Verwerkingsproject kunt u ook een bestaand project
selecteren. Daardoor kan een bestaand verwerkingsproject ook worden
overschreven. Nadat u de volgende controlevraag met [Ja] hebt bevestigd,
wordt het "oude" verwerkingsproject vervangen.
Afzonderlijke sjablonen als basis voor verwerkingsprojecten
In de verwerkingen kan nu ook een verwerkingsproject op basis van geselecteerde verwerkingssjablonen worden gegenereerd.
In het dialoogvenster Verwerkingen op het tabblad Sjablonen is hiervoor
het snelmenu uitgebreid met de nieuwe menuopdracht Verwerkingsproject
genereren. Het met het volgende dialoogvenster Verwerkingsproject genereren gegenereerde verwerkingsproject bevat alleen die sjablonen die in het
bronproject zijn geselecteerd, evenals de kopgegevens van het bronproject.
Actuele pagina in ingesloten verwerkingen gebruiken
Als bij de uitvoer van ingesloten verwerkingen alleen de gegevens van de op
dat moment geopende pagina moesten worden gebruikt, moest dat tot nu
toe gebeuren door het definiëren van een speciale filterweergave. Bij de
nieuwe versie is dat niet meer nodig.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 50
Actuele pagina in ingesloten verwerkingen gebruiken
Voordeel:
In ingesloten verwerkingen kunnen met de nieuwe instelling Huidige
pagina de gegevens van de huidige pagina sneller worden uitgevoerd
zonder dat u eerst uitgebreid filtercriteria moet definiëren.
Voor een dergelijke uitvoervorm beschikt het dialoogvenster Verwerking
definiëren nu over de nieuwe instelling Huidige pagina. Schakel het selectievakje in om bij een ingesloten verwerking alleen de gegevens van de
huidige pagina te gebruiken.
Opmerking:
Een ingesloten verwerking wordt handmatig op een geopende projectpagina geplaatst. Daarvoor moet in het dialoogvenster Verwerking
definiëren in het veld Uitvoervorm de optie "Handmatige plaatsing" zijn
ingesteld. Alleen dan is het selectievakje Huidige pagina vrijgeschakeld
en kan het worden ingeschakeld.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 51
Labeling / externe bewerking
Labeling / externe bewerking
Microsoft Office 2007 / 2010 ondersteuning
In de nieuwe versie van het EPLAN-platform zijn zowel de labeling als de
externe bewerking zodanig uitgebreid, dat deze functionaliteiten nu ook
Microsoft Office 2007 en Microsoft Office 2010 ondersteunen.
Daarom kunt u in de instellingen voor de labeling / externe bewerking naast
het bestaande bestandstype *.xls nu ook de volgende Excel-formaten
selecteren:
*.xlsx: formaat voor Microsoft Office 2007 / 2010 zonder macro's
*.xlsm: formaat voor Microsoft Office 2007 / 2010 met macro's
*.xlsb: binair formaat voor Microsoft Office 2007 / 2010.
De hier genoemde Excel-formaten worden ook bij de import van extern
bewerkte gegevens ondersteund. Bovendien zijn er in de meegeleverde
Excel-sjablonen meerdere bestanden met de nieuwe formaten voor
Microsoft Office 2007 / 2010 beschikbaar.
Opmerking:
Als u voor het doelbestand of voor een te gebruiken sjabloon een van de
nieuwe Excel-formaten hebt geselecteerd, terwijl u op uw computer een
Microsoft Office-versie hebt die deze formaten nog niet ondersteunt,
ontvangt u van het EPLAN-platform een melding. In dat geval moet u het
oude Excel-formaat *.xls voor Microsoft Excel 97-2003 gebruiken.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 52
Automatische bewerking
Automatische bewerking
Artikelgegevens automatisch synchroniseren
Bij de automatische bewerking van projecten kunt u nu ook de artikelgegevens automatisch voltooien (aanvullen) of actualiseren.
In het dialoogvenster Instellingen: Automatisch verwerken beschikt u
daarom over de volgende nieuwe acties:
Artikelen in het project actualiseren
Actualiseert verouderde artikelgegevens in het project. Daarbij worden
verouderde opgeslagen artikelen in het project vervangen door nieuwere
systeemartikelen (d.w.z. nieuwere artikelen in de artikeldatabank).
Artikelen in het project voltooien
Zoekt in het project op ontbrekende artikelen. Indien deze zijn gevonden,
worden ze automatisch opgeslagen. Ontbrekende artikelen kunnen ontstaan als artikelen eerst in het project bij de hoofdfunctie zijn ingevoerd en
pas daarna in de artikeldatabank zijn gemaakt.
Artikelen in het systeem voltooien
Completeert het systeem (d.w.z. de artikeldatabank) met artikelen die wel
in het project maar nog niet in het systeem voorkomen.
In de gebruikersinterface vindt u de equivalenten van deze acties in het
menupad Hulpprogramma's > Artikel. Daarbij gaat het om de menuopdrachten Huidig project actualiseren en Huidig project voltooien en om
de twee menuopdrachten in het dialoogvenster Artikelsynchronisatie
onder de knop [Extra].
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 53
Artikelbeheer
Artikelbeheer
Actualiseren van de artikeldatabank
Als u het programma voor het eerst hebt geïnstalleerd en het vervolgens
opstart, kunt u meteen beschikken over de actuele artikeldatabank.
Als u met meerdere versies van EPLAN werkt (bijvoorbeeld als u overstapt
op versie 2.2) en in versie 2.2 een "oude" artikeldatabank hebt ingesteld,
wordt u bij het openen van het artikelbeheer gevraagd of u de artikeldatabank
wilt actualiseren. Als u de vraag met [Ja] beantwoordt, wordt de artikeldatabank geactualiseerd.
Als u op [Nee] klikt, wordt de artikeldatabank niet geactualiseerd. Daardoor
blijven de gegevensvelden van het artikelbeheer leeg en kunnen deze niet
worden bewerkt.
Andere programmacomponenten die eveneens gebruikmaken van de gegevens uit de artikeldatabank, voeren een bijbehorende melding uit als de
artikeldatabank niet overeenkomt met de actuele versie.
Opmerking:
Als u met meerdere versies van EPLAN werkt, moet voor het bewerken en
onderhouden van de artikeldatabank altijd de nieuwste versie van EPLAN
worden gebruikt. Een geactualiseerde artikeldatabank kan in oudere
versies van EPLAN bijvoorbeeld voor een artikel- of apparaatselectie
worden geopend, maar niet worden bewerkt.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 54
Nieuw uitwisselingsformaat voor het artikelbeheer
Nieuw uitwisselingsformaat voor het artikelbeheer
Voor het uitwisselen van records in het artikelbeheer hebt u nu de beschikking over een nieuw gegevensformaat. Met het nieuwe "EPLAN Data Portaluitwisselingsformaat" kunt u een of meerdere artikelen inclusief de referentiegegevens (boorpatronen, fabrikanten etc.) en de bijbehorende toegevoegde
bestanden (afbeeldingen, macro's, PDF-bestanden) volledig exporteren en
later weer op een andere computer importeren.
Voordeel:
Met het nieuwe uitwisselingsformaat voor artikelgegevens kunt u volledige
artikelen (dat wil zeggen met alle referentiegegevens en toegevoegde
bestanden zoals afbeeldingen, macro's etc.) met andere gebruikers uitwisselen. U importeert en exporteert complete artikelrecords met één druk
op de knop, zodat u aanvullende artikelinformatie niet langer handmatig
hoeft te beheren en toe te kennen. Zo kan uw artikeldatabank, met name
bij de overname van nieuwe artikelgegevens uit externe bronnen, gemakkelijker worden uitgebreid.
Het "EPLAN Data Portal-uitwisselingsformaat" werd oorspronkelijk voor het
importeren van artikelgegevens uit het EPLAN Data Portal in het EPLAN-platform ontwikkeld. Bij een dergelijke import worden de artikelen en de bijbehorende toegevoegde bestanden (afbeeldingen, documenten etc.) intern in een
gezipt bestand met de bestandsextensie *.edz ingepakt.
De extensie *.edz staat voor EPLAN Data Archive Zipped. Een edz-bestand
kan uit een of meerdere artikelen met referentiegegevens en bijbehorende
toegevoegde bestanden bestaan.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 55
Nieuw uitwisselingsformaat voor het artikelbeheer
Opmerking:
Het uitwisselen van records via het "EPLAN Data Portal-uitwisselingsformaat" is alleen mogelijk als u over een machtiging voor het gebruik van
het EPLAN Data Portal beschikt. Wanneer u succesvol bij het EPLAN Data
Portal bent aangemeld, kunt u in de dialoogvensters voor export en import
in de vervolgkeuzelijst van het veld Bestandstype gebruik maken van het
nieuwe uitwisselingsformaat.
Afzonderlijke bestanden exporteren
Bij de export van gegevens in het artikelbeheer kunt u nu ook voor elke
afzonderlijk record een apart exportbestand genereren – en hoeft u niet
langer de records in een afzonderlijk totaalbestand uit te voeren. Deze
uitbreiding kan bij alle bestandstypen worden gebruikt.
In het dialoogvenster Records exporteren kunt u nu een van de twee volgende opties kiezen:
Totaalbestand
Kies deze optie als u de geselecteerde gegevens in één bestand wilt
exporteren. In dit geval wordt het veld Bestandsnaam vrijgeschakeld en
voert u hier de naam van het exportbestand in.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 56
Nieuw uitwisselingsformaat voor het artikelbeheer
Afzonderlijke bestanden
Kies deze optie als u de geselecteerde gegevens in afzonderlijke bestanden wilt exporteren. In dit geval wordt het veld Directory vrijgeschakeld
en definieert u hier de directory waarin de te exporteren gegevens als
bestanden worden uitgevoerd. De bestandsnaam van het betreffende
exportbestand komt overeen met het artikelnummer, de naam van een
boorpatroon, de naam van een fabrikant etc.
Net als tot nu toe het geval was, hangt de Omvang van de export ervan af,
vanuit welke plaats in het artikelbeheer u de export start. Als u de te exporteren gegevens in de boom, in de lijst etc. van het artikelbeheer hebt geselecteerd en u daarna de snelmenuopdracht Exporteren kiest, worden deze
geselecteerde records als totaalbestand of als afzonderlijke bestanden
geëxporteerd. De export van de volledige artikeldatabank – of gedeeltes
daarvan – vindt plaats wanneer u de menuopdracht Exporteren selecteert,
in het dialoogvenster Artikelbeheer onder de knop Extra.
Vernieuwingen bij de import van records
Ook bij de import van records in het artikelbeheer kunt u gebruik maken van
het nieuwe formaat "EPLAN Data Portal-uitwisselingsformaat". Wanneer u
bij het EPLAN Data Portal bent aangemeld, bevat de vervolgkeuzelijst
Bestandstype in het dialoogvenster Records importeren eveneens een
dergelijke invoer.
In het veld Bestandsnaam kunt u nu een of meerdere importbestanden
invoeren. Daardoor kunnen er meerdere afzonderlijke bestanden worden
geïmporteerd. Hiervoor kan bij de bestandselectie van bestanden die
moeten worden geïmporteerd in het dialoogvenster Openen een meervoudige selectie van bestanden worden gemaakt. Dit geldt voor de edz-bestanden en voor alle andere bestandstypen.
Hoe er bij de import moet worden omgegaan met reeds aanwezige of
nieuwe records, definieert u aan de hand van de reeds bekende opties bij het
importgedrag.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 57
Functiesjablonen toewijzen
Hebt u voor de import het "EPLAN Data Portal-uitwisselingsformaat" ingesteld, dan wordt na de selectie van een edz-bestand de betreffende record
met de referentiegegevens (boorpatronen, fabrikanten etc.) en de bijbehorende toegevoegde bestanden naar het artikelbeheer overgedragen. Daarbij
wordt rekening gehouden met de in het EPLAN-platform ingestelde directory's en worden de toegevoegde bestanden (afbeeldingen, macro's etc.) in
de ingestelde directory's gekopieerd.
Wanneer een of meerdere toegevoegde bestanden al in de betreffende
EPLAN-directory aanwezig zijn, verschijnt er hiervoor een controlevraag. Dit
is bijvoorbeeld mogelijk wanneer aanwezige records worden geactualiseerd
of wanneer bijvoorbeeld een PDF-bestand voor meerdere artikelen als document is opgeslagen. Wanneer u alle reeds aanwezige toegevoegde bestanden na elkaar wilt bekijken, beantwoordt u de vraag met [Ja]. Klik op [Ja
voor alle] wanneer u (bijvoorbeeld bij een omvangrijke import) alle reeds
aanwezige toegevoegde bestanden zonder controlevraag wilt overschrijven.
Functiesjablonen toewijzen
Om een artikel in het schema bij de apparaatselectie te kunnen gebruiken,
moet bij het betreffende artikel in het artikelbeheer een set met functiesjablonen zijn opgeslagen. In de fluidtechniek en in de proces-engineering
konden tal van artikelen vanwege ontbrekende functiesjablonen tot nu toe
niet voor de apparaatselectie worden gebruikt. Bij de opbouw van apparaten
werden aan de artikelen weliswaar macro's toegekend, maar er waren geen
functiesjablonen beschikbaar. Met de nieuwe functionaliteit Functiesjablonen toewijzen kunnen nu in het artikelbeheer de ontbrekende functiesjablonen automatisch vanuit de opgeslagen macro's worden gegenereerd.
Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de paragraaf "Automatische
toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie" (zie pagina "91").
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 58
Uitgebreid volledige tekst-filter
Uitgebreid volledige tekst-filter
Bij de volledige tekstzoekfunctie binnen de boomweergave van het artikelbeheer via het veld Volledige tekst-filter worden nu ook teksten uit de
hoofdknooppunten "Toebehorenlijst", "Toebehorenplaatsing", "Boorpatroon"
en "Aansluitbeeld" gevonden. Voor het opgeven van de zoekterm geldt de
syntax (+, spatie etc.) zoals deze ook door zoekmachines op internet wordt
gebruikt.
Opmerking:
Houd er rekening mee dat op de tabbladen Lijst en Combinatie alleen
artikelgegevens en geen gegevens uit de overige hoofdknooppunten van
het artikelbeheer (toebehorenlijst, toebehorenplaatsing etc.) worden
weergegeven. Daarom kunnen op deze tabbladen bij een zoekactie via het
volledige tekst-filter ook alleen artikelgegevens worden gevonden.
Menuopdracht "Zoekindex actualiseren" verplaatst naar het artikelbeheer
De menuopdracht Zoekindex actualiseren is vanuit het menu
Hulpprogramma's > Artikel verplaatst naar het artikelbeheer. In het
dialoogvenster Artikelbeheer is de menuopdracht nu beschikbaar onder de
knop [Extra].
Voordeel:
De zoekindex voor het volledige tekstfilter van het artikelbeheer kan nu
sneller worden geactualiseerd, omdat deze direct in het artikelbeheer
beschikbaar is.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 59
Verwijderde velden
Verwijderde velden
Op het tabblad Montagegegevens is het overbodige veld EMI-model en op
het tabblad Technische gegevens het verouderde veld Toebehorenkenmerk uit de gebruikersinterface van het artikelbeheer verwijderd.
In vorige versies werden bijbehorende artikelen door het toebehorenkenmerk aangegeven. Sinds EPLAN-versie 2.0 gebeurt dit via het tabblad
Toebehoren.
Opmerking:
De twee velden EMI-model en Toebehorenkenmerk zijn alleen uit de
gebruikersinterface van de genoemde tabbladen verwijderd. Om de compatibiliteit te waarborgen, zijn deze eigenschappen nog wel aanwezig in de
artikeldatabank.
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Revision
Management"
Opmerking:
De uitbreidingsmodule "EPLAN Revision Management" is voor de volgende programmmavarianten optioneel verkrijgbaar:
Electric P8 Select, EPLAN PPE.
Voor de volgende programmavarianten behoort deze uitbreidingsmodule
standaard tot de leveringsomvang:
EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+,
EPLAN Electric P8 Ultimate, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional,
EPLAN PPE Professional, EPLAN Pro Panel Professional Stand-alone.
Via het revisiebeheer, de uitbreidingsmodule "EPLAN Revision Management", kunnen wijzigingen in bestaande machine- en installatiedocumentatie
automatisch worden geregistreerd en gedocumenteerd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 60
Verwijderen van revisies in de wijzigingstracering uitgebreid
Verwijderen van revisies in de wijzigingstracering uitgebreid
Tot nu toe was het in het revisiebeheer alleen mogelijk de revisiemarkeringen en -gegevens die in een revisieproject zijn ontstaan volledig uit een
project te verwijderen. Met de nieuwste versie kunt u in de wijzigingstracering
gericht de revisie-informatie van afzonderlijke pagina's of layoutruimtes
verwijderen of de laatste revisiestatus van een wijzigingstracering verwijderen.
Voordeel:
Met de uitbreidingen van de verwijderfunctie is de projectrevisie in EPLAN
nog flexibeler geworden. Daardoor kunt u bijvoorbeeld pagina's van een
gereviseerd project naar een ander project kopiëren en ongewenste
revisie-informatie op die plek gericht verwijderen.
Revisie-informatie voor de huidige selectie verwijderen
Als u in de wijzigingstracering revisie-informatie verwijdert, wordt daarbij rekening gehouden met de huidige selectie in het project. Het dialoogvenster
Revisie verwijderen bevat daartoe het bekende selectievakje Toepassen
op het gehele project.
Als het selectievakje is uitgeschakeld, worden alleen de revisiemarkeringen /
revisiegegevens van de geselecteerde pagina's of layoutruimtes verwijderd.
Anders wordt de revisie-informatie in het gehele project verwijderd.
De meest actuele revisie verwijderen
Het snelmenu in het dialoogvenster Revisiegegevens nabewerken is uitgebreid met de menuopdracht De meest actuele revisie verwijderen, zodat
bij het nabewerken van revisies de laatste revisiestatus kan worden verwijderd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 61
Verwijderen van revisies in de wijzigingstracering uitgebreid
Deze snelmenuopdracht verwijdert de revisie die het laatst werd gemaakt
(d.w.z. de revisie van de meest recente datum). Daarbij wordt alle revisieinformatie van deze revisie uit de pagina-eigenschappen verwijderd. De op
de projectpagina's uitgevoerde wijzigingen en ook de revisiemarkeringen
blijven behouden.
Opmerking:
Als er meerdere revisies van een project zijn, kunnen deze met de snelmenuopdracht De meest actuele revisie verwijderen na elkaar worden
verwijderd. Als er nog maar één revisie in het project is, kan deze niet meer
via de snelmenuopdracht worden verwijderd.
Tip:
Via de menuopdrachten Hulpprogramma's > Revisiebeheer > Wijzigingstracering > Revisie verwijderen kunt u de revisiemarkeringen
desgewenst verwijderen. Daarbij worden echter alle revisiemarkeringen op
de geselecteerde pagina's verwijderd, onafhankelijk van de bijbehorende
revisie.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 62
Nieuwe informatie bij de revisiecontrole
Nieuwe informatie bij de revisiecontrole
Soms willen bedrijven dat elke revisie wordt gecontroleerd en vrijgegeven.
Voor de invoer en weergave van de betreffende gegevens zijn in de
wijzigingstracering van het revisiebeheer nu de twee volgende pagina-eigenschappen beschikbaar:
Revisie: Goedgekeurd door (uit wijzigingstracering) (ID 11087)
Revisie: Goedgekeurd op (uit wijzigingstracering) (ID 11088).
Voordeel:
Met deze nieuwe eigenschappen kunt u in een revisieproject deze belangrijke informatie bij de revisiecontrole centraal registeren en voor alle
projectdeelnemers transparant beheren.
De gegevens worden na het afsluiten van pagina's (of layoutruimtes) bij het
nabewerken van revisie-informatie ingevoerd. Hiervoor bevat het dialoogvenster Revisiegegevens nabewerken de twee nieuwe kolommen Goedgekeurd door en Goedgekeurd op.
Nadat u voor een gewijzigde pagina de controlegegevens hebt ingevoerd,
worden de twee nieuwe eigenschappen Revisie: Goedgekeurd door (uit
wijzigingstracering) en Revisie: Goedgekeurd op (uit wijzigingstracering) in de pagina-eigenschappen van de betreffende pagina weergegeven. De index van de twee eigenschappen komt overeen met de revisieindex die bij Pagina's afsluiten is opgegeven.
Uitvoer in het revisieoverzicht
Door een tijdelijke aanduiding-tekst in een betreffend formulier te plaatsen,
kunnen deze twee pagina-eigenschappen ook in een revisieoverzicht
worden weergegeven.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 63
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language Translation"
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Multi
Language Translation"
Opmerking:
De uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language Translation" is voor de volgende programmmavarianten optioneel verkrijgbaar:
EPLAN Electric P8 Select.
Voor de volgende programmavarianten behoort deze uitbreidingsmodule
standaard tot de leveringsomvang:
EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+,
EPLAN Electric P8 Ultimate, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional,
EPLAN PPE, EPLAN PPE Professional, EPLAN Pro Panel Professional
Stand-alone.
Ook het hulpprogramma Vertaling, in de uitbreidingsmodule "EPLAN Multi
Language Translation", is in deze versie uitgebreid.
Namen van hyperlinks automatisch vertalen
Tot nu toe werden de namen van hyperlinks bij de automatische vertaling
met een vertaalprocedure (menupad: Hulpprogramma's > Vertaling >
Vertalen) niet vertaald. In de nieuwe versie wordt bij de automatische
vertaling ook rekening gehouden met de hyperlinknamen.
Om de hyperlinknamen desgewenst van de automatische vertaling te
kunnen uitsluiten, zijn de vertaalinstellingen op het tabblad Omvang uitgebreid. Op dit tabblad is het nieuwe selectievakje Hyperlink tekst / code
standaard ingeschakeld. Hierdoor worden alle hyperlinks bij een vertaalprocedure standaard vertaald.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 64
Licentiëring
Licentiëring
Nieuwe EPLAN-programmavarianten
In deze nieuwe versie bieden wij u een aantal nieuwe interessante
programmavarianten voor het EPLAN-platform. Met deze nieuwe varianten
biedt EPLAN voor de meest uiteenlopende werkomgevingen in de engineering van de machine- en installatiebouw uitgebreide expertsystemen.
Het gaat om de volgende systemen:
Nieuw systeem:
Basis systeem:
Plus uitbreidingen:
EPLAN Fluid Professional
EPLAN Fluid
EPLAN Pro Panel (Add-On)
EPLAN Step Export
EPLAN PPE Professional
EPLAN PPE
EPLAN Revision Management
EPLAN Project Management
EPLAN P&ID (Add-On)
EPLAN Electric P8 Professional+
EPLAN Electric P8 Professional
EPLAN User Rights Management
EPLAN Project Options
EPLAN Electric P8 Ultimate
EPLAN Electric P8 Professional
EPLAN User Rights Management
EPLAN Project Options
EPLAN Net Based Wiring
EPLAN Multiuser Monitor
EPLAN Change of Standard
EPLAN Project Reference
EPLAN Pro Panel (Add-On)
EPLAN Step Export
EPLAN Fluid (Add-On)
EPLAN P&ID (Add-On)
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 65
Eigenschappen
Eigenschappen
Hernoemde eigenschappen voor kabels / slangpakketten
In de Fluid-techniek kunt u nu (slang-)pakketten definiëren; dat gebeurt op
dezelfde wijze als bij kabels in de elektrotechniek (zie pagina "96"). Omdat
veel eigenschappen zowel in de kabel- als in de slangpakketdefinitie worden
gebruikt, zijn in deze versie veel kabeleigenschappen hernoemd:
Oude naam:
Nieuwe naam:
ID:
Kabeltype
Kabel / Slangpakket: Type
20040
Kabellengte ...
(bijvoorbeeld Kabellengte
met eenheid)
Kabel / Slangpakket: Lengte 20041, 20046,
... (bijvoorbeeld Kabel /
20078, 20079,
Slangpakket: Lengte met
20257
eenheid)
Kabels: ...
(bijvoorbeeld Kabels:
Aantal aders)
Kabel / Slangpakket: ...
(bijvoorbeeld Kabel / Slangpakket: Aantal verbindingen)
20042, 20043,
20053, 20068,
20070, 20071,
20072, 20124,
20125, 20126,
20127
Kabelcode in de tekening
Kabel / Slangpakket: Code
in de tekening
20067
Kabeltype: Aantal aders,
Kabel / Slangpakket: Type, 20073, 20074
dwarsdoorsnede / diameter aantal verbindingen, dwarsmet ...
doorsnede / diameter met ...
Schroefverbindingsgrootte
Kabel / Slangpakket:
Schroefverbindingsgrootte
20080
Striplengte ...
Kabel / Slangpakket:
Striplengte ...
20081, 20082
Kabellengte-eenheid
Kabel / Slangpakket:
Lengte-eenheid
20065
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 66
Speciale onderwerpen EPLAN Electric P8
Speciale onderwerpen EPLAN Electric P8
Klemmen / stekers
Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen
In de energietechniek worden vaak schakelbare bruggen en scheidingsklemmen gebruikt. Bij het bewerken van klemmen in EPLAN kunnen deze componenten en hun status nu ook in het schema worden gebruikt en in de
verwerkingen worden uitgevoerd.
Voordeel:
Als klemmen met schakelbare bruggen en scheidingsklemmen direct
kunnen worden ingesteld, kunnen klemmenstroken effectiever worden
bewerkt. Deze schakeltoestanden kunnen desgewenst in de klemmenaansluitlijst grafisch worden weergegeven. Op basis van de in het project
opgeslagen informatie over de schakeltoestanden van scheidingsklemmen en schakelbare bruggen genereert u met één druk op de knop
duidelijke verwerkingen. Ook de collega's in de productie en service
worden zo zonder extra moeite van belangrijke informatie voorzien.
Schakelbare bruggen
Een schakelbare brug verbindt een klem schakelbaar met de volgende klem.
Schakelbare bruggen hebben twee statussen ("Geopend" of "Gesloten") en
worden afzonderlijk voor de interne en externe zijde van de klem gedefinieerd. Voor het vormen van schakelbare bruggen worden vaste brug-aansluitingen gebruikt (voor zover deze vrij zijn), anders de eerstvolgende vrije
klemmenaansluitingen.
Om klemmen met behulp van schakelbare bruggen te verbinden, zijn in het
eigenschappendialoogvenster van de klemmen de volgende nieuwe eigenschappen beschikbaar:
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 67
Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen
Schakelbare brug (intern) (ID 20291)
Schakelbare brug (extern) (ID 20292)
De status van de betreffende schakelbare brug definieert u via de vervolgkeuzelijst van deze eigenschappen. De volgende instellingen zijn mogelijk:
De instelling "Gesloten" is van invloed op de logica (verbindingen,
potentialen etc.).
De instelling "Geopend" is niet van invloed op de logica, maar dient enkel
als herkenning van de status.
Bij de instelling "Geen" wordt geen schakelbare brug gegenereerd.
Als u bij een klem de instelling "Gesloten" hebt geselecteerd, wordt vanuit
deze klem naar de eerstvolgende klem een schakelbare brug-verbinding
gegenereerd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 68
Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen
Opmerking:
Als deze eigenschappen nog niet in de eigenschappentabel aanwezig zijn,
moet u deze met het dialoogvenster Eigenschapselectie selecteren. Klik
daartoe op
(Nieuw). Dit geldt ook voor de twee eigenschappen Klem
geopend en Schakelslot, die de status van een scheidingsklem weergeven.
Controleproceduremelding voor schakelbare bruggen
Fouten bij de schakelbare bruggen worden met de nieuwe modulespecifieke
controleproceduremelding 001032 gemeld. Een schakelbare brug kan
bijvoorbeeld niet worden gesloten wanneer het brugeinde niet aanwezig is.
Scheidingsklemmen
Scheidingsklemmen verbinden of scheiden de externe en interne zijde van
een klem. De status van een scheidingsklem kan in het eigenschappendialoogvenster van een klem door de twee volgende eigenschappen worden
aangegeven:
Schakelslot (ID 20293)
Via het selectievakje van deze nieuwe eigenschap geeft u aan of de klem
vergrendeld is en niet kan worden geschakeld.
Klem geopend (ID 20232)
Via het selectievakje van deze eigenschap geeft u aan of de klem is
geopend. Deze eigenschap die al bestond, is bij de nieuwe versie uitgebreid.
Als de eigenschap is ingeschakeld, wordt de verbinding tussen de interne
en externe zijde van de klem gescheiden, d.w.z. dat de potentiaaloverdracht binnen de klem wordt onderbroken.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 69
Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen
Tip:
Een onderbreking van de potentiaaloverdracht bij de betreffende klem is te
zien als u de potentialen in het schema via de potentiaaltracering met een
kleur markeert.
Uitbreidingen bij het bewerken van klemmenstroken
Zowel de status van schakelbare bruggen als de status van scheidingsklemmen kunnen in het dialoogvenster Klemmenstrook bewerken worden
weergegeven en bewerkt.
Hiervoor schakelt u in het dialoogvenster Kolomconfiguratie de selectievakjes voor de eigenschappen Schakelbare brug (intern), Schakelbare
brug (extern), Schakelslot en Klem geopend in.
Door de vervolgkeuzelijst / de selectievakjes in de kolommen Schakelbare
brug (intern), Schakelbare brug (extern), Schakelslot en Klem geopend
te wijzigen, kan de status van een schakelbare brug / scheidingsklem worden
gewijzigd. Gewijzigde instellingen worden in het schema teruggeschreven.
Weergave van de schakelstatus in het schema
Bij de klemmen in het schema kan de status (van schakelbare bruggen en
scheidingsklemmen) hetzij direct via de bovengenoemde eigenschappen,
hetzij via de blokeigenschappen worden weergegeven.
Vernieuwingen bij het verwerken van klemmen
Voor de grafische weergave van schakelbare bruggen in klemmenverwerkingen is het tijdelijke aanduiding-element "Klem" met de volgende
nieuwe eigenschappen uitgebreid:
Grafisch symbool voor interne schakelbare bruggen (ID 13094)
Grafisch symbool voor externe schakelbare bruggen (ID 13095).
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 70
Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen
Als u een dergelijke tijdelijke aanduiding-tekst bijvoorbeeld in een klemmenaansluitlijstformulier hebt geplaatst, is via een eenvoudige grafische
weergave te zien of klemmen met een gesloten of met een geopende brug
met elkaar zijn verbonden.
Voorbeeld:
Gedeelte uit het gegevensbereik van een klemmenaansluitlijst: tussen de
klemmen –X3:1 en –X3:2 is een gesloten schakelbare brug-verbinding.
Daarvoor is de eigenschap Schakelbare brug (intern) voor de klem
–X3:1 op de waarde "Gesloten" gezet. Bij de klem –X3:3 is voor de eigenschap Schakelbare brug (intern) de waarde "Geopend" ingesteld. In de
klemmenaansluitlijst tussen de klemmen –X3:3 en –X3:4 wordt daarom
een geopende schakelbare brug weergegeven.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 71
Deelklemmenindex voor deelklemmen met dezelfde code
Ook de eigenschappen Schakelbare brug (intern) (ID 20291), Schakelbare brug (extern) (ID 20292), Schakelslot (ID 20293) en Klem geopend
(ID 20232) kunnen als tijdelijke aanduiding in de formulieren van veel verwerkingstypen worden ingevoegd.
Deelklemmenindex voor deelklemmen met dezelfde code
Deelklemmen worden normaal gesproken eenduidig via de klemmencode
geïdentificeerd. Wanneer u echter meerdere, verdeeld weergegeven
klemmen dezelfde code wilt geven (bijvoorbeeld omdat klemmen binnen
een signaal dezelfde klemmencode moeten hebben), dan moeten ook de
deelklemmen dezelfde klemmencode hebben. In dat geval kunt u nu deelklemmen met dezelfde code met behulp van de nieuwe eigenschap Deelklemmenindex (ID 20223) van elkaar onderscheiden.
Voordeel:
Met de nieuwe eigenschap Deelklemmenindex kunnen klemmen binnen
een signaal dezelfde klemmencode hebben maar toch eenduidig worden
geïdentificeerd.
In het eigenschappendialoogvenster van de klemmen kunt u de eigenschap
Deelklemmenindex in het eigenschapselectievenster selecteren. De
waarde voor deze eigenschap kan handmatig worden ingevoerd of bij het
optimaliseren van de deelklemmen automatisch worden toegekend. Deelklemmen met dezelfde deelklemmenindex worden als bij elkaar horend
beschouwd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 72
Nieuwe verzamelraildefinitie
Uitgebreid optimaliseren van deelklemmen
Als de deelklemmenindex bij het optimaliseren van deelklemmen automatisch moet worden toegekend, moet u hiervoor in het dialoogvenster Deelklemmen optimaliseren het selectievakje Bestaande klemmencodes
behouden inschakelen. Als dit selectievakje is ingeschakeld, blijven
bestaande klemmencodes van de deelklemmen behouden. Wanneer
meerdere klemmen dezelfde klemmencode hebben, wordt er automatisch
een deelklemmenindex toegekend.
Daarnaast is het dialoogvenster Deelklemmen optimaliseren uitgebreid
met het selectievakje Bestaande deelklemmenindex behouden. Door dit
selectievakje in te schakelen, kunt u aangeven dat handmatig ingevoerde
waarden of waarden die bij de vorige optimalisatie aan de deelklemmenindex zijn toegekend behouden blijven.
Nieuwe verzamelraildefinitie
Analoog aan de klemmenstrook- of stekerdefinities zijn er in EPLAN nu ook
verzamelraildefinities. Daardoor kunnen artikelen die tot de gehele verzamelrail behoren, bij de verzamelraildefinitie worden ingevoerd en beheerd.
Bovendien kunnen er bij de afzonderlijke verzamelrailaansluitingen artikelen
worden opgeslagen, die speciaal voor de betreffende aansluiting nodig zijn.
Om verzamelraildefinities in te voegen, opent u het dialoogvenster Symboolselectie. Hier selecteert u in de symboolbibliotheek SPECIAL het nieuwe
symbool met de naam BBDEF. U vindt dit symbool (zonder pictogram) in de
boomstructuur van de symboolselectie onder Elektrotechniek > Elektrotechniek speciale functie > Verzamelraildefinitie. Nadat u
het symbool in het schema hebt ingevoegd, wordt het eigenschappendialoogvenster met het nieuwe tabblad Verzamelraildefinitie geopend.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 73
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension"
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN PLC &
Bus Extension"
Opmerking:
De uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension" is voor EPLAN
Electric P8 Select optioneel verkrijgbaar. Voor EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+ en voor EPLAN Electric P8
Ultimate behoort deze aanvullende module standaard tot de leveringsomvang.
De uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension" ondersteunt u uitgebreid bij het beheer van PLC-besturingen en bussystemen.
Steker-ODC bij het genereren van het symbolisch adres gebruiken
Bij het automatisch genereren van het symbolische adres van PLC-aansluitingen wordt nu standaard de steker-ODC van een aangesloten apparaataansluiting gebruikt.
Voordeel:
Doordat de steker-ODC van apparaataansluitingen wordt gebruikt, kunnen
dubbele symbolische adressen worden vermeden.
Hiervoor is het tabblad Formaat van het symbolisch adres in het dialoogvenster Instellingen: PLC-specifiek uitgebreid met het selectievakje
Steker-ODC.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, is de steker-ODC van de apparaataansluiting een onderdeel van het symbolische adres. U kunt een ander
voorteken voor de I/O-lijst opgeven.
Voor alle meegeleverde schema's is deze instelling nu standaard ingeschakeld.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 74
Geactualiseerde interfaces voor de gegevensuitwisseling met PLC-configuratiesystemen
Geactualiseerde interfaces voor de gegevensuitwisseling met PLCconfiguratiesystemen
Bij deze nieuwe versie zijn er meerdere interfaces voor de gegevensuitwisseling met PLC-configuratiesystemen geactualiseerd.
RSLogix Architect
Bij de PLC-gegevensuitwisseling tussen EPLAN Electric P8 en de PLCconfiguratiesoftware "RSLogix Architect" van Rockwell wordt nu ook de
apparaatserie "FLEX I/O" ondersteund. De PLC-interface in het EPLAN-platform is dienovereenkomstig uitgebreid.
Beckhoff TwinCAT
De PLC-interface voor "Beckhoff TwinCAT" is zodanig uitgebreid, dat ook de
veldbussystemen "EtherCAT" kunnen worden ontworpen.
Schneider Unity Pro
Met deze interface kunnen PLC-gegevens worden uitgewisseld tussen
EPLAN Electric P8 en de PLC-configuratiesoftware "Unity Pro" van
Schneider Electric. EPLAN ondersteunt nu ook versie 6.0 van "Unity Pro".
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 75
Speciale onderwerpen EPLAN Fluid
Speciale onderwerpen EPLAN Fluid
Uitgebreide smartconnecting
Als smartconnecting is ingeschakeld, kunnen symbolen of schemagedeelten
op een pagina worden geknipt en vervolgens weer in een andere pagina
worden geplakt. Daarbij blijven de bestaande verbindingen behouden en bij
de autoconnecting-lijnen van het geselecteerde schemabereik worden door
EPLAN automatisch afbreekpunten ingevoegd.
Voordeel:
Met de uitgebreide smartconnecting kunnen de schemagedeelten uit
onoverzichtelijke schemapagina's snel over meerdere, andere pagina's
worden verdeeld. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld grootformaat schema's
eenvoudig over meerdere kleinere schemapagina's worden verdeeld.
Voor elke onderbroken verbinding worden door EPLAN op de bronpagina
een afbreekpunt en op de doelpagina een afbreekpunt met identieke, volledige ODC geplaatst. Het toekennen van onderdeelcodes aan de automatisch gegenereerde afbreekpunten gebeurt onafhankelijk van de al in het
project aanwezige, handmatig ingevoegde afbreekpunten. Voor deze ODCtoekenning van afbreekpunten bij smartconnecting zijn nieuwe instellingen
beschikbaar. Daarbij worden geen afbreekpuntencodes toegekend die al in
het project voorkomen.
In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld:
"Knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting" op
pagina "77"
"Instellingen voor de automatisch geplaatste afbreekpunten" op
pagina "79"
"Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek" op pagina "81".
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 76
Knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting
Knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting
Als u bij het knippen en plakken van schema-elementen gebruik wilt maken
van smartconnecting, kiest u eerst in het menu Opties de menuopdracht
Smartconnecting. Selecteer de gewenste schema-elementen in het
schema en knip deze elementen via de menuopdrachten Bewerken >
Knippen uit.
Op de bronpagina worden op de betreffende autoconnecting-lijnen direct
afbreekpunten ingevoegd. Deze afbreekpunten worden automatisch volgens
de instellingen in het dialoogvenster Instellingen: Smartconnecting
genummerd (zie paragraaf"Instellingen voor de automatisch geplaatste
afbreekpunten" op pagina "79").
Om de schema-elementen weer op een willekeurige plaats in het schema te
plakken – dat kan ook op een andere pagina zijn – kiest u de menuopdrachten Bewerken > Plakken. Behalve de uitgeknipte schema-elementen
worden bij de cursor ook de automatisch ingevoegde afbreekpunten weergegeven. Het schemagedeelte met de afbreekpunten wordt op de doelpagina
geplakt door erop te klikken.
Standaard mogen bij het knippen en plakken geen schema-elementen
worden veranderd; daarom kiest u voor de nummering in het daaropvolgend
geopende dialoogvenster Invoegmodus de optie Niet wijzigen. Zoals
gebruikelijk bij het knippen en plakken blijft het geknipte gedeelte op het
klembord staan en kan deze meerdere keren worden geplakt. Pas wanneer
u de actie afbreekt, wordt het plakken beëindigd.
Op de automatisch gegenereerde afbreekpunten worden kruisverwijzingen
naar de tegenpolen op de bronpagina weergegeven. Druk op de knop [F] om
tussen een afbreekpunt en de betreffende tegenpool heen en weer te
springen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 77
Knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting
Voorbeeld:
De afbeelding toont de uitgebreide smartconnecting voor het knippen en
plakken van schema-elementen.
Voor:
Na:
De cirkels geven de automatisch ingevoegde afbreekpunten met de
kruisverwijzingen aan.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 78
Instellingen voor de automatisch geplaatste afbreekpunten
Opmerking:
Het invoegen van schemagedeelten met smartconnecting binnen een
ander project is niet zinvol, omdat verbindingen / autoconnecting-lijnen niet
over de grenzen van een project kunnen worden voortgezet en in dat geval
dus ook geen kruisverwijzingen kunnen worden weergegeven.
Tip:
Als u bij het verplaatsen vaststelt dat het beter is om de te verplaatsen
schema-elementen te knippen (bijvoorbeeld vanwege ruimtegebrek), knipt
u dit schemagedeelte door middel van de sneltoets [Ctrl] + [X] en plakt u
het bijvoorbeeld met [Ctrl] + [V] weer op een andere pagina in het project.
Instellingen voor de automatisch geplaatste afbreekpunten
Ter ondersteuning van de uitgebreide smartconnecting is in de projectspecifieke instellingen het nieuwe instellingendialoogvenster Instellingen: Smartconnecting beschikbaar (menupad: Opties > Instellingen > Projecten >
"Projectnaam" > Verbindingen > Smartconnecting).
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 79
Instellingen voor de automatisch geplaatste afbreekpunten
In dit dialoogvenster definieert u de instellingen voor de afbreekpunten die bij
het knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting automatisch worden ingevoegd.
Standaard zijn voor de verschillende bereiken "Elektrotechniek", "Fluidtechniek" en "Proces-engineering" verschillende afbreekpuntsymbolen ingesteld. Daardoor worden afhankelijk van het paginatype van de pagina
waarop de geknipte schema-elementen weer worden ingevoegd, verschillende afbreekpuntsymbolen gebruikt.
Afbreekpunt-symbool:
Kies in deze vervolgkeuzelijst een schema voor het afbreekpuntsymbool.
EPLAN biedt hiervoor diverse schema's met verschillende afbreekpunten.
Met [...] opent u het dialoogvenster Instellingen: Afbreekpunten voor
smartconnecting waar u een schema met afbreekpunten kunt maken of
bewerken. Meer informatie over schema's vindt u in de online-Help bij dit
dialoogvenster.
Afbreekpunten-ODC:
In dit groepsveld definieert u de instellingen voor het toekennen van de
weergegeven ODC bij afbreekpunten die door smartconnecting automatisch
zijn gegenereerd.
De velden in dit groepsveld lijken op de instellingen zoals deze ook bij andere
formatteringsinstellingen voorkomen (bijvoorbeeld voor het online nummeren).
Overeenkomstig de instellingen wordt de weergegeven ODC van een
afbreekpunt als volgt gegenereerd:
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 80
Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek
Als getal (selectievakje Alfanumerieke teller gebruiken is uitgeschakeld; dat is hier de standaardinstelling)
Als alfanumerieke teller (selectievakje Alfanumerieke teller gebruiken
is ingeschakeld).
Opmerkingen:
De ODC van de automatisch gegenereerde afbreekpunten wordt met
een voorteken weergegeven wanneer de instelling Voorteken plaatsen voor afbreekpunten is ingeschakeld (menupad: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > ODC).
De instellingen in het groepsveld Afbreekpunt-ODC worden ook voor
de functie Nieuwe ODC bepalen gebruikt. Deze functie vindt u in het
eigenschappendialoogvenster voor afbreekpunten in het snelmenu van
het veld Weergegeven ODC.
Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek
Om aan de speciale vereisten van de fluidtechniek te voldoen, is de symboolbibliotheek SPECIAL met het nieuwe afbreekpuntsymbool BPF uitgebreid.
Met behulp van dit symbool met het nummer 339 kunnen nu kruisverwijzingen in een schema worden ingevoegd, die overeenkomen met de norm DIN
ISO DIS 1219.
Dergelijke kruisverwijzingen worden op schemapagina's voor de fluidtechniek standaard bij de automatisch ingevoegde afbreekpunten weergegeven.
Deze afbreekpunten ontstaan bij het plakken en knippen van schemaelementen, wanneer de optie Smartconnecting is ingeschakeld.
Weergegeven gegevens in de kruisverwijzing
Weergegeven ODC van het afbreekpunt
Scheidingsteken
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 81
Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek
Code voor het bereik van de pagina waarop zich de tegenpool van het
afbreekpunt bevindt
Scheidingsteken
Het nummer van de rij met daarin de tegenpool van het afbreekpunt
Scheidingsteken
Het nummer van de kolom met daarin de tegenpool van het afbreekpunt.
Voorbeeld:
De afbeelding toont twee afbreekpunten met de speciale kruisverwijzingen
voor de fluidtechniek.
Gescheiden door scheidingstekens worden de weergegeven ODC van het
afbreekpunt (hier 001 en 002), de code P (de tegenpolen van de afbreekpunten bevinden zich op een pagina die voor het bereik "Pneumatiek" is
ingesteld) en het kolomnummer 3 (de tegenpolen bevinden zich in deze
kolom) weergegeven.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 82
Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek
Uitbreidingen in de sjablonen voor de fluidtechniek
De sjablonen voor de fluidtechniek zijn uitgebreid om de kruisverwezen
afbreekpunten te kunnen weergeven. De verschillende vernieuwingen
worden hierna beschreven.
Nieuwe pagina-eigenschap "Bereik"
Als u nu een pagina van het paginatype "Schema Fluid" maakt, ziet u in de
eigenschappentabel standaard de nieuwe pagina-eigenschap Bereik (ID
11037).
Met deze eigenschap kunt u het bereik instellen dat voor een fluidtechnische
pagina moet worden gebruikt. In een vervolgkeuzelijst kan voor een fluidpagina een van de waarden "Fluid algemeen", "Hydraulica", "Pneumatiek",
"Koeling" of "Smering" worden geselecteerd.
De eigenschap Bereik kan de volgende waarden hebben:
0 = Elektrotechniek
2 = Hydraulica
3 = Pneumatiek
4 = Koeling
5 = Smering
6 = Proces-engineering
7 = Fluid algemeen.
Uitgebreide projecteigenschappen
Bovendien zijn ook de projectsjablonen voor de fluidtechniek uitgebreid. Wanneer u op basis van de huidige EPLAN-projectsjabloon FL_tpl001.ept of
op basis van het huidige EPLAN-basisproject Fl_bas001.zw9 een project
maakt, ziet u bij de projecteigenschappen bovendien de twee volgende eigenschappen:
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 83
Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek
Blokeigenschap: Formaat (afbreekpunt) [5] (ID 10609 5)
Blokeigenschap: Vervangingstekst [5] (ID 10660 5).
De eerste van deze projecteigenschappen definieert het formaat van de
geplaatste eigenschap Blokeigenschap [5], die voor de kruisverwijzingsweergave bij het afbreekpuntsymbool BPF wordt gebruikt.
Met de tweede projecteigenschap worden voor de eigenschap Blokeigenschap [5] in een tabel vervangingsteksten gedefinieerd. Daardoor worden
de waarden van de pagina-eigenschap Bereik in de geplaatste kruisverwijzing door de volgende codes vervangen:
Waarde
Techniek / Bereik
Code
0
Elektrotechniek
E
2
Hydraulica
H
3
Pneumatiek
P
4
Koeling
K
5
Smering
S
6
Proces-engineering
V
7
Fluid algemeen
F
Deze instelling van de codes wordt standaard voor alle talen gebruikt. Wanneer u dit wilt veranderen of andere codes wilt toekennen, moet u daarvoor
voor de projecteigenschap Blokeigenschap: Vervangingstekst [5] de
uitvoertekst in het dialoogvenster Vervangingsteksten dienovereenkomstig
aanpassen.
Hoe u de waarden van eigenschappen door vervangingsteksten kunt vervangen, is beschreven in News 2.1 SP 1. Meer informatie over de vervangingsteksten vindt u ook in de online-Help in de paragraaf "Voordefinitie van
blokeigenschappen".
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 84
Grafische macroselectie
Grafische macroselectie
Macro's kunnen nu worden ingevoegd via een grafisch selectiedialoogvenster. De gebruikers "bladeren" in dit selectiedialoogvenster aan de hand
van opgeslagen pictogrammen, symbolen of andere afbeeldingsbestanden
intuïtief door de directorystructuur en komen zo eenvoudig bij de gewenste
macro.
Voordeel:
De grafische macroselectie vereenvoudigt het zoeken en selecteren van
macro's in een complexe directorystructuur. Door een specifieke configuratie in de bedrijfsinstellingen kan de grafische macroselectie direct
worden aangepast aan de specifieke eisen van een onderneming.
De toepassing van de grafische macroselectie wordt via de nieuwe gebruikerspecifieke instelling Grafische macroselectie gebruiken in- of uitgeschakeld.
In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld:
"De grafische macroselectie inschakelen" op pagina "86"
"Opbouw van de grafische macroselectie" op pagina "86"
"Afbeelding en tekst voor een directory in het selectiedialoogvenster
definiëren" op pagina "89"
"Afbeeldingen en teksten voor de grafische macroselectie beheren" op
pagina "90".
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 85
De grafische macroselectie inschakelen
De grafische macroselectie inschakelen
Als u de grafische macroselectie wilt gebruiken, moet u voor de weergave in
de algemene gebruikersinstellingen het nieuwe selectievakje Grafische
macroselectie gebruiken inschakelen. U vindt deze instelling onder Opties
> Instellingen > Gebruiker > Weergave > Algemeen.
Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt overal in het EPLAN-platform
waar macro's worden geselecteerd, de grafische macroselectie gebruikt. Dat
is het geval bij de volgende acties:
Macro invoegen (Invoegen > Venstermacro, Invoegen > Symboolmacro en Pagina > Paginamacro > Invoegen)
Macro plaatsen in de projectgegevens-navigators
Macro selecteren in het artikelbeheer.
Opbouw van de grafische macroselectie
Het dialoogvenster Grafische macroselectie bestaat uit de volgende twee
bereiken:
Bereik Directory:
In dit bereik worden bij een geselecteerde directory alle bestaande
subdirectory's als afbeeldingen weergegeven. Standaard wordt hier een
EPLAN-logo gebruikt en wordt de naam van de subdirectory als tekst
weergegeven.
Bereik Bestandselectie:
Hier worden naam, type, datum en grootte van de macro's die in de
geselecteerde directory zijn gevonden in een tabel weergegeven. In dit
bereik is het voorbeeld geïntegreerd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 86
Opbouw van de grafische macroselectie
De weergave van deze twee bereiken (en ook het in de bestandselectie
geïntegreerde macrovoorbeeld) kan met de betreffende pijlknoppen
worden uit- en ingeschakeld. Als een directory geen macro bevat, wordt het
bereik Bestandselectie automatisch verborgen.
Directory selecteren
De standaard macrodirectory verschijnt vervolgens in een invoerveld onder
de naam van het dialoogvenster. In dit veld kunt u de gewenste directory
handmatig invoeren of deze selecteren door op de betreffende afbeelding
van de directory te klikken. Via de knop
(Een niveau hoger) of via de
betreffende afbeelding in het bereik Directory gaat u in de directorystructuur
een directoryniveau naar boven.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 87
Opbouw van de grafische macroselectie
Tip:
Als u in dit invoerveld voor het directorypad achter de directorynaam een
omgekeerde schuine streep (\) en daarna een letter (of cijfer) invoert, dan
wordt bij een directory met macro's het eerste macrobestand met deze
letter (of met dit cijfer) in het bereik Bestandselectie geselecteerd.
Via de bekende knop aan de rechterkant van het dialoogvenster kunt u
een snelmenu openen en hier de volgende menuopdrachten kiezen:
Afbeeldingen: Hiermee kunnen de afbeeldingen van de directory's in de
formaten "Klein", "Gemiddeld" of "Groot" worden weergegeven.
Filter: <Bestandstype>: Filtert de weergave van de bestandselectie
overeenkomstig het gekozen bestandstype (*.ema, *.ems, *.emp of
*.fc2).
Standaard: Zet de geselecteerde directory automatisch terug naar de
standaard macrodirectory.
Tip:
Naast de bekende macrobestandstypen kunt u de weergave van de
bestandselectie ook filteren op contouren van het type "Contour-extrusie"
(*.fc2). Dit is relevant voor het tabblad Technische gegevens in het
artikelbeheer. Daar kunt u aan een artikel via het veld Macro ook een
contourtekening toekennen. Bij het selecteren van een dergelijke contourtekening kan de grafische macroselectie eveneens worden gebruikt.
Als de grafische macroselectie opnieuw wordt opgeroepen, wordt het dialoogvenster met de laatst geselecteerde macro en de laatst aangebrachte instellingen weer geopend.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 88
Afbeelding en tekst voor een directory in het selectiedialoogvenster definiëren
Meer informatie over een macro
Om te zien welk weergavetype de macro heeft en of er mogelijk meerdere
varianten zijn, klikt u op de knop voor een macronaam en in de hiërarchieniveaus daaronder op de aanwezige weergavetypen ("Meerlijnig", "Enkellijnig" etc.). De informatie in de tabel geeft u een goed overzicht van de
macrovarianten van een macro.
Macro selecteren
Om een macro te selecteren, klikt u op de gewenste variant en daarna op
[OK]. Door te dubbelklikken op een macronaam wordt voor het invoegen de
eerste bestaande macrovariant geselecteerd en wordt het selectiedialoogvenster gesloten.
Opmerking:
Anders dan bij de normaliter gebruikte macroselectie kunt u in het dialoogvenster Grafische macroselectie geen functies uitvoeren die betrekking
hebben op directory's of bestanden. Zo is het in dit dialoogvenster bijvoorbeeld niet mogelijk om directory's of bestanden te maken, te hernoemen of
te verwijderen.
Afbeelding en tekst voor een directory in het selectiedialoogvenster
definiëren
Om voor een directory een beschrijvende tekst en een andere afbeelding te
definiëren, klikt u in het dialoogvenster Grafische macroselectie in het
bereik Directory op de gewenste directory en het opent u vervolgens het volgende snelmenu:
Afbeelding bepalen: opent een selectiedialoogvenster in de ingestelde
standaarddirectory voor afbeeldingen. Hierin kunt u voor de directory een
afbeeldingsbestand (*.jpg, *.png etc.) selecteren.
Tekst bewerken: opent het dialoogvenster Invoer. Hier kunt u een meertalige tekst voor de geselecteerde directory invoeren.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 89
Afbeeldingen en teksten voor de grafische macroselectie beheren
De instellingen die hier voor een directory worden aangebracht, worden in de
bedrijfsspecifieke instellingen opgeslagen. Deze instellingen kunnen op elk
moment worden gewijzigd via het snelmenu of via het instellingendialoogvenster.
Afbeeldingen en teksten voor de grafische macroselectie beheren
De afbeeldingen en teksten die in de grafische macroselectie voor de directory's zijn gedefinieerd, worden in het dialoogvenster Instellingen: Grafische macroselectie opgeslagen. U bereikt dit dialoogvenster via: Opties >
Instellingen > Bedrijf > Weergave > Grafische macroselectie.
U kunt dit instellingendialoogvenster ook gebruiken om eerst de teksten en
afbeeldingen voor uw macrodirectory's te definiëren en daarna de grafische
macroselectie te openen. Klik op de knop
(Nieuw) en breng daarna voor
de nieuwe rij in de kolommen Directory, Tekst en Afbeelding de gewenste
instellingen aan.
Met de knop [...] in de kolom Directory of Afbeelding opent u het betreffende selectievenster waarin u de gewenste directory / afbeelding selecteert.
Met de voor de instellingendialoogvensters gebruikelijke export- en importfunctionaliteiten kunt u deze instellingen voor de directory's met andere
gebruikers uitwisselen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 90
Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie
Automatische toekenning van functiesjablonen voor de
apparaatselectie
Om een artikel in het schema bij de apparaatselectie te kunnen gebruiken,
moet bij het betreffende artikel in het artikelbeheer een set met functiesjablonen zijn opgeslagen. In de fluidtechniek en in de proces-engineering
konden tal van artikelen vanwege ontbrekende functiesjablonen tot nu toe
niet voor de apparaatselectie worden gebruikt. Bij de opbouw van apparaten
werden aan de artikelen weliswaar macro's toegekend, maar er waren geen
functiesjablonen beschikbaar. Met de nieuwe functionaliteit Functiesjablonen toewijzen kunnen nu in het artikelbeheer de ontbrekende functiesjablonen automatisch vanuit de opgeslagen macro's worden gegenereerd.
Voordeel:
Met de functionaliteit Functiesjablonen toewijzen kunnen gebruikers de
apparaatselectie zonder extra inspanningen uniform in alle programmavarianten van het EPLAN-platform gebruiken.
Functiesjablonen in het artikelbeheer toewijzen
Om in het artikelbeheer functiesjablonen aan afzonderlijke artikelen, geselecteerde productgroepen, bouwgroepen of modules te kunnen toewijzen, is nu
in het snelmenu van de drie tabbladen Boom, Lijst en Combinatie de
nieuwe menuopdracht Functiesjablonen toewijzen beschikbaar. Daarbij is
de functionaliteit van invloed op het bereik of op de artikelen die op het betreffende tabblad zijn geselecteerd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 91
Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie
Ook onder de knop [Extra] kunt u gebruik maken van de nieuwe menuopdracht Functiesjablonen toewijzen. Wanneer u de functionaliteit op deze
manier selecteert, worden de functiesjablonen voor alle artikelen in de
artikeldatabank toegewezen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 92
Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie
Opmerking:
Wijzigingen die door het toewijzen van de functiesjablonen ontstaan,
kunnen niet meer via de menuopdracht Ongedaan maken ongedaan
worden gemaakt. Het is daarom aan te raden om artikelgegevens te
backuppen voordat er grote wijzigingen worden doorgevoerd.
Nadat u de menuopdracht hebt gekozen, verschijnt er eerst een controlevraag. Als u de vraag met [Ja] beantwoordt, worden aan alle geselecteerde
artikelen nieuwe functiesjablonen toegewezen. Als u op [Nee] klikt, geldt de
toewijzing alleen voor de geselecteerde artikelen, waarbij tot nu toe geen
functiesjablonen werden opgeslagen.
Overdracht van gegevens aan de functiesjablonen
Wanneer de functionaliteit Functiesjablonen toewijzen wordt uitgevoerd,
controleert het programma eerst of voor het betreffende artikel op het tabblad Technische gegevens in het veld Macro een macro is ingevoerd.
Vervolgens wordt de macro op functies doorzocht. Als voorwaarde voor een
succesvolle toewijzing moet de macro een hoofdfunctie hebben.
De gevonden functies worden – beginnend met de hoofdfunctie – naar het
tabblad Functiesjablonen overgedragen. Daarbij worden alle eigenschappen bij een sjabloon zoveel mogelijk met gegevens van de functie
gevuld.
Als in het groepsveld Artikelselectie van het tabblad Functiesjablonen
geen gegevens voor de eigenschappen Aansluitcode, Technische
waarden, Symboolbibliotheek en Symboolnummer zijn ingevoerd,
worden deze gegevens uit de eerste toegewezen sjabloon overgenomen.
Als er zich in deze velden andere gegevens bevinden dan in de eerste
functiesjabloon, worden er geen functiesjablonen toegewezen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 93
Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie
Opmerking:
Artikelen die bij de hoofdfunctie in de macro zijn opgeslagen, blijven bij
het toewijzen van de functiesjablonen buiten beschouwing.
Voordat de functie Functiesjablonen toewijzen wordt uitgevoerd,
hoeven de betreffende macro's niet per sé in het schema te worden
geplaatst (bijvoorbeeld als apparaat).
Als er al macro's zonder bijbehorende functiesjablonen in het schema
zijn ingevoegd, dan overlappen deze functiesjablonen elkaar bij het
onderdeel niet. Nadat u de functiesjablonen voor de betreffende artikelen in het artikelbeheer hebt toegewezen, moet u de artikelen met het
project synchroniseren. Als u dat hebt gedaan, overlappen de functiesjablonen bij het onderdeel met die van het artikel.
Logbestand bij ongeldige toewijzing
Als er bij het toewijzen van de functiesjablonen een fout optreedt, wordt
hierover in de ingestelde artikeldirectory een logbestand gemaakt. De
bestandsnaam van dit logbestand is als volgt opgebouwd:
LOG_<Naam van de artikeldatabank>_<Datum met tijd>.txt.
Mogelijke oorzaken van fouten zijn bijvoorbeeld een ontbrekende macro op
het tabblad Technische gegevens of een macro die geen hoofdfunctie of
juist meerdere hoofdfuncties bevat.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 94
Fluid-verbindingen
Fluid-verbindingen
Nieuwe layers voor de verbindingsweergave
Interne verbindingen voor tankleidingen, voor verwarmings- en koel- en voor
procesmedia kunnen nu in EPLAN Fluid in aparte layers worden opgeslagen.
Voordeel:
Met de nieuwe leidingen kunnen de verschillende leidingtypen van de
Fluid-techniek in het schema nog beter van elkaar worden onderscheiden.
Daarvoor beschikt u in de nieuwe versie nu over de volgende nieuwe layers:
EPLAN527, Grafisch symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting.Tankleiding intern
EPLAN528, Grafisch symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting.Verwarmings- en koelmedium intern
EPLAN529, Grafisch symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting.Procesmedium intern.
De eigenschappen van deze layers die in het layerbeheer zijn gedefinieerd,
bepalen hoe de verbindingen worden weergegeven. Standaard hebben deze
layers vergelijkbare instellingen als de layer voor interne verbindingen,
EPLAN510, Grafisch symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting.Interne verbindingen / directe verbindingen.
Daarnaast is de patroonlengte van de layer EPLAN524, Grafisch
symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting.Lekolieleiding
intern van "4,00 mm" naar "2,00 mm" gewijzigd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 95
Diameterteken in verbindingsdefinitiepunten
Diameterteken in verbindingsdefinitiepunten
In het eigenschappendialoogvenster van een verbindingsdefinitiepunt is in
het snelmenu van het veld Dwarsdoorsnede / diameter nu ook de snelmenuopdracht Speciale tekens beschikbaar. Met het dialoogvenster
Speciale tekens dat daarna wordt geopend, kunt u het diameterteken –
zoals vastgelegd in de norm DIN ISO 1219-2 – voor de maten van een Fluidtechnische leiding in het schema plaatsen.
Opmerking:
Houd er rekening mee dat speciale tekens niet bij alle lettertypen beschikbaar zijn. Als u deze speciale tekens wilt gebruiken, moet u in het dialoogvenster Instellingen: Lettertypen geschikte lettertypen selecteren.
Definitie van slangpakketten
Voor het definiëren van Fluid-verbindingen kunt u nu de nieuwe functiedefinitie "Slangpakketdefinitie" gebruiken. Deze functiedefinitie wordt als een
kabeldefinitie gebruikt en ook via dezelfde menuopdrachten ingevoegd. Met
deze functiedefinitie kunnen ook onderdeelcodes voor pijpen, slangen en
slangpakketten worden toegekend. De pijpen, slangen en slangpakketten die
op deze manier als onderdeel zijn gedefinieerd, worden ook in de onderdelen-navigator weergegeven. Op deze manier kan een verbinding tegelijkertijd als onderdeel en als verbinding worden verwerkt.
Voordeel:
Met de nieuwe slangpakketdefinitie kunt u meerdere parallel lopende
verbindingen als slangpakketten definiëren. Bovendien kunnen met deze
uitbreiding de onderdeelcodes van Fluid-verbindingen (pijpen, slangen
etc.) nu conform de norm DIN 1219-2 worden toegekend.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 96
Slangpakketdefinities invoegen
In het kader van deze uitbreiding zijn veel kabeleigenschappen hernoemd.
Lees hiervoor de paragraaf "Eigenschappen" (zie pagina "66").
Slangpakketdefinities invoegen
Om een slangpakketdefinitie in te voegen, kiest u de menuopdrachten Invoegen > Kabeldefinitie. Of u hierbij een kabel- of een slangpakketdefinitie
invoegt, hangt in de nieuwe EPLAN-versie af van het paginatype van de
geselecteerde pagina. Op een Fluid-schemapagina wordt een slangpakketdefinitie geplaatst.
Afhankelijk van wat u van plan bent, kunt u bij de slangpakketdefinitie kiezen
tussen twee symbolen. Hiervoor zijn in de symboolbibliotheek SPECIAL de
twee nieuwe speciale symbolen PD en PDL beschikbaar. Om het dialoogvenster Symboolselectie te openen, kiest u de betreffende menuopdrachten en drukt u vervolgens op [Vorige].
Slangpakket definiëren
Wanneer u een slangpakket wilt definiëren, selecteert u het symbool PDL
met de symboolbeschrijving Slangpakketdefinitielijn. Net als bij
een kabeldefinitie klikt u op de linkermuisknop om het startpunt en het
eindpunt van de slangpakketdefinitielijn te definiëren. Trek de lijn over de
verbindingen die in het slangpakket moeten worden opgenomen.
Pijp of slang als onderdeel definiëren
Wanneer u aan een slang of pijp (buis) een onderdeelcode wilt toewijzen,
selecteert u het symbool PD met de symboolbeschrijving Slangpakketdefinitie, tweezijdig. Het symbool hangt aan de cursor en kan op
de gewenste verbinding worden geplaatst.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 97
Slangpakketdefinities invoegen
Automatisch geplaatste verbindingsdefinitiepunten
Net als bij de kabeldefinities wordt bij het invoegen van een slangpakketdefinitie automatisch een verbindingsdefinitiepunt geplaatst. Daarbij wordt bij
een slangpakketdefinitielijn op elk snijpunt van de lijn met een verbinding een
verbindingsdefinitiepunt geplaatst.
Bij een dergelijk verbindingsdefinitiepunt is de nieuwe eigenschap Slangpakketverbinding (ID 31086) geactiveerd. De functiedefinitie van een verbinding die door de slangpakketdefinitie is ontstaan, wordt automatisch op de
functiedefinitie "Slang" ingesteld.
Opmerkingen:
Om uit een slangverbinding een "pijp" te maken, moet u de functiedefinitie wijzigen in "Pijp". Dit kan bij de verbindingen in de verbindingennavigator of bij het automatisch geplaatste verbindingsdefinitiepunt.
Welk symbool bij de verbindingsdefinitiepunten voor de slangpakketdefinitie wordt gebruikt, is afhankelijk van een projectspecifieke instelling. Voor de slangpakketdefinitie wordt het in het dialoogvenster
Instellingen: Slangpakket gedefinieerde symbool voor
verbindingsdefinitiepunten gebruikt (menupad: Opties > Instellingen
> Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > Slangpakket).
Standaard is er een symbool zonder grafische weergave ingesteld,
zodat de verbindingsdefinitiepunten die automatisch bij de slangpakketdefinitie worden geplaatst alleen aan de hand van de invoegpunten in
de grafische editor zichtbaar zijn.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 98
Slangpakketdefinities invoegen
Tip:
Wanneer u slangen als onderdeel definieert en de slangverbinding met
een onderbroken autoconnecting-lijn wilt weergeven (zoals bij het symbool
CDPCP2F5 voor verbindingsdefinitiepunten), kunt u hiervoor de meegeleverde symboolmacro Tube.ems gebruiken. In deze symboolmacro is het
symbool PD (met de tweezijdige slangpakketdefinitie) samen met het
verbindingsdefinitiepunt CDPCP2 (met de beschrijving Verbindingsdefinitietekst) gegroepeerd. Hierdoor wordt bij het invoegen van de
symboolmacro de autoconnecting-lijn onderbroken en wordt de verbinding
over het symbool heen voortgezet. De volgende afbeelding met de ingevoegde symboolmacro Tube.ems verduidelijkt dit.
Slangpakketeigenschappen definiëren
Nadat u de slangpakketdefinitie op de pagina hebt geplaatst, verschijnt het
dialoogvenster Eigenschappen (schemasymbool): Slangpakket. De
eigenschappen van de betreffende Fluid-functie definieert u op het nieuwe
tabblad Slangpakket.
In het veld Weergegeven ODC wordt automatisch een onderdeelcode ingevoerd. Omdat de functiedefinitie "Slangpakketdefinitie" in het bereik "Fluid"
is opgenomen, wordt de ODC automatisch met het ODC-formaat voor Fluidonderdelen genummerd.
De waarden in de velden Weergegeven ODC, Lengte, Dwarsdoorsnede /
diameter en Eenheid worden uit een gedefinieerd slangpakket aan de
verbinding overgedragen wanneer voor de betreffende velden in het
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 99
Weergave en verwerkingen van slangpakketten
eigenschappendialoogvenster van het automatisch geplaatste verbindingsdefinitiepunt geen waarde is opgegeven.
Weergave en verwerkingen van slangpakketten
Weergave in de navigators
De gedefinieerde slangpakketten worden in de onderdelen-navigator, maar
niet in de kabel-navigator weergegeven. Dienovereenkomstig kunnen de
functies onder het menupad Projectgegevens > Onderdelen ook voor
slangpakketten worden uitgevoerd (ODC combineren, Nummeren etc.).
In de boomstructuur van de onderdelen-navigator worden onder de slangpakket-ODC de bijbehorende slangpakketdefinities en slangen / pijpen
weergegeven. Daarbij worden voor slangpakketdefinities (geplaatste / nietgeplaatste) dezelfde pictogrammen gebruikt als voor kabeldefinities
(bijv. ).
Om in de onderdelen-navigator alleen onderdelen weer te geven die door de
slangpakketdefinitie zijn ontstaan, kan de functiedefinitie "Slangpakketdefinitie" als filtercriterium worden ingesteld. Als in de verbindingen-navigator alleen verbindingen moeten worden weergegeven die door de
slangpakketdefinitie zijn ontstaan, kunt u daarvoor de eigenschap Slangpakketverbinding (ID 31086) als filtercriterium gebruiken.
Verwerkingen
De slangpakketdefinities worden niet in kabelverwerkingen uitgevoerd. Om
gedefinieerde slangpakketten uit te voeren, kunnen verwerkingen van het
type "Artikellijst", "Artikellijstoverzicht", "Onderdelenlijst" en "Verbindingslijst" worden gebruikt.
Voor de uitvoer van buis- / slanglijsten zijn standaard de filters "Buizen" en
"Slang" beschikbaar. Als u in een verbindingslijst alleen verbindingen wilt
uitvoeren die door een slangpakketdefinitie zijn ontstaan, kunt u daarvoor de
eigenschap Slangpakketverbinding (ID 31086) als filtercriterium gebruiken.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 100
Speciale onderwerpen EPLAN Pro Panel
Speciale onderwerpen EPLAN Pro Panel
EPLAN Pro Panel staat voor op maat gesneden engineering van de automatiseringstechniek in de schakelkast- en schakelcentrumbouw. Elektrotechnisch ontwerp, 3D-montagelayout, productie en montage versmelten op
basis van uniforme gegevens tot een volledig geïntegreerde oplossing.
Met deze nieuwe versie introduceren wij onze nieuwe uitbreidingsmodule
voor de constructie van verzamelrails. De overige vernieuwingen die betrekking hebben op EPLAN Pro Panel, worden in een aparte paragraaf beschreven (zie pagina "115").
Schakelcentrumbouw – EPLAN Pro Panel Copper voor de
constructie van verzamelrails
Opmerking:
De uitbreidingsmodule "EPLAN Pro Panel Copper" is voor EPLAN Pro
Panel Professional optioneel verkrijgbaar. Het maakt daarbij niet uit of
EPLAN Pro Panel Professional als stand-alone-variant of als add-on bij
EPLAN Electric P8 wordt geïnstalleerd.
Voor een effectieve engineering van schakelcentra is informatie over het buigen en boren van koperrails van groot belang. Met de nieuwe uitbreidingsmodule EPLAN Pro Panel Copper voor EPLAN Pro Panel Professional
kunnen individuele koperrails en verbindingselementen voor de schakelcentrumbouw nu vrij worden ontworpen of op basis van verzamelrailsysteemtechnieken van diverse fabrikanten (bijv. Rittal) eenvoudig worden geconfigureerd.
De ideale aanvulling op de engineering van type-goedgekeurde of bouwtypegecertificeerde montageopbouwconstructies voor verzamelrailsystemen is
de engineeringssoftware "Rittal Power Engineering".
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 101
Schakelcentrumbouw – EPLAN Pro Panel Copper voor de constructie van verzamelrails
Rittal Power Engineering maakt het type-goedgekeurd ontwerpen van
verzamelrailsystemen mogelijk, specificeert de richtlijnen op basis waarvan
montageopbouwconstructies in EPLAN Pro Panel Copper worden gerealiseerd en stelt deze richtlijnen in de vorm van materiaallijsten en 2D-montagetekeningen beschikbaar. Meer informatie hierover vindt u op de
internetpagina's van Rittal (bijv. http://www.rittal.com/dede/content/de/support/software/projektieren/power_engineering/Power_
Engineering.jsp).
De complete 3D-montageopbouwconstructie wordt gevisualiseerd en op
plausibiliteit gecontroleerd. De gegevens die op basis van een virtueel
prototype worden verkregen, kunnen later voor de productie van kopercomponenten aan NC-machines worden overgedragen.
Voordeel:
Met de nieuwe uitbreidingsmodule "EPLAN Pro Panel Copper" kunnen
individuele koperrails en verbindingselementen vrij worden ontworpen. De
noodzakelijke kennis van materialen, productietechnieken en productiemachines kan in EPLAN worden opgeslagen en in de vorm van speciale
engineeringstools en ten behoeve van verificatie van de constructie
worden ingezet. Mogelijke fouten worden in het 3D-prototype vroegtijdig
herkend – dat versnelt de processen in de schakelcentrumbouw en zorgt
ervoor dat projectresources schaalbaar kunnen worden toegepast.
Deze vernieuwingen bieden de volgende mogelijkheden:
De vorm en het verloop van kopercomponenten kunnen individueel
worden gedefinieerd en aan de situatie in de schakelkast worden
aangepast.
Door de cursor te bewegen zijn wijzigingen in lengte en hoek en het
associatief verplaatsen van buigposities direct bij de component mogelijk,
zonder omwegen via dialoogvensters met parameters. Design en
engineering kunnen in de montage-omgeving worden gerealiseerd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 102
Schakelkast-engineering met kopercomponenten: Werkwijze
De productiegegevens van de individueel ontworpen kopercomponenten
worden via speciale machine-interfaces beschikbaar gesteld en overgedragen aan afkort-, buig-, frees-, stans- of boormachines.
Gestandaardiseerde kopercomponenten die in een vast voorgeschreven
vorm moeten worden ingekocht, krijgen de eigenschap Voorgeconfectioneerd. Daarmee kan worden gestuurd dat deze kopercomponenten na
het plaatsen al dan niet meer kunnen worden gewijzigd.
In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld:
"Schakelkast-engineering met kopercomponenten: Werkwijze" op pagina
"103"
"Verloop voor gebogen koperrails: Principe" op pagina "104"
"Koperartikelen: Principe" op pagina "107"
"Verzamelrail (gebogen): Principe" op pagina "108"
"Koperbundel: Principe" op pagina "109"
"Kopercomponent bewerken: Principe" op pagina "110"
"Koperuitslag: Principe" op pagina "111"
"Koperbundels in montagelijsten" op pagina "113"
"Productie-integratie" op pagina "114".
Schakelkast-engineering met kopercomponenten: Werkwijze
De schakelkast-engineering met gebogen kopercomponenten kan in de volgende bewerkingsstappen worden onderverdeeld:
1. Het maken van een verloop (de weg die het rechthoekige profiel van de
koperrail volgt om de rail te vormen) in de contoureditor
2. Het plaatsen van een "Verzamelrail (gebogen)"; hierbij wordt een railartikel met een gedefinieerde hoogte en breedte geselecteerd, een
verloop toegekend en een buigradius voor de buigposities gedefinieerd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 103
Verloop voor gebogen koperrails: Principe
3. Het wijzigen van de lengte, de hoek en de buigposities van de geplaatste
rail; aanpassing aan de concrete beschikbare ruimte in de schakelkast;
daarbij wordt de "Totale lengte uitslag" van de kopercomponent doorlopend berekend en geactualiseerd.
4. Het kopiëren, draaien, verplaatsen van de geplaatste rail
5. Het plaatsen van volgende rails; daarbij worden koperbundels gegenereerd.
6. De verwerking van de kopercomponenten (montagelijst)
7. Het maken van een uitslag van de gebogen rails; daarbij wordt rekening
gehouden met buigradii, rekken en stuiken van het materiaal.
8. De overdracht van de uitslag aan de productiemachines.
Verloop voor gebogen koperrails: Principe
Een verloop is de weg waarlangs een rechthoekige basiscontour wordt verplaatst om de gebogen koperrail te vormen. Langs een verloop worden in
principe alleen rechthoekige contouren gevormd; andere vormen van
dwarsdoorsneden kunnen niet worden toegekend.
Een verloop wordt in de contoureditor gemaakt en onder het bestandstype
Verloop koper (*.fp1) opgeslagen; daarbij zijn alleen lijnen en polylijnen toegestaan. De verlooptekening moet een aaneengesloten, ononderbroken lijn zijn; vertakkingen en kruisingen zijn niet toegestaan. Het verloop
kan daarop worden gecontroleerd. Deze controle wordt ook uitgevoerd
voordat de verlooptekening wordt gesloten.
Bij het plaatsen van een gebogen rail moet een verlooptekening worden
geselecteerd, die aan de rechthoekige dwarsdoorsnede van het railartikel
wordt toegekend.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 104
Verloop voor gebogen koperrails: Principe
Voorbeeld:
Verloop en daaruit gegenereerde rail
Positie van het nulpunt in de verlooptekening
De positie van het nulpunt dat door een rood kruis is gemarkeerd, is van
bijzondere betekenis. Bij het plaatsen op een montageoppervlak ligt de
handle van de rail in het nulpunt van de verlooptekening.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 105
Verloop voor gebogen koperrails: Principe
Voorbeeld:
De positie van het nulpunt in de verlooptekening bepaalt de handle van de
koperrail.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 106
Koperartikelen: Principe
Koperartikelen: Principe
Artikelen voor gebogen verzamelrails worden in het artikelbeheer onder de
hoofdgroep Mechanica, subgroep Onderdeel, Verzamelrails, Rail weergegeven. Bij het plaatsen van een "Verzamelrail (gebogen)" wordt bij de
selectie van het artikelnummer gebruik gemaakt van een filter en wordt direct
de juiste plaats in het artikelbeheer geopend.
Op het tabblad Montagegegevens van het railartikel zijn in de velden
Breedte en Diepte waarden ingevoerd. Deze waarden vormen de contour
van de rechthoekige dwarsdoorsnede van de koperrail. Ze worden bij het
plaatsen van de rail uitgelezen en aan een Verloop toegekend. Een verloop
is de weg waarlangs een rechthoekige basiscontour wordt verplaatst om de
gebogen koperrail te vormen.
Als aan het artikel in plaats van de waarden in de velden Breedte en Diepte
een Contour (extrusie) met de bestandsextensie *.fp1 is toegekend (voor
het maken van gebruikergedefinieerde rail), kan dit artikel niet voor een
gebogen koperrail worden gebruikt. Bij het plaatsen verschijnt dan een
foutmelding.
Op het tabblad Leverlengte van het railartikel is bij ingekochte railartikelen in
het veld Leverlengte een waarde ingevoerd. Deze waarde wordt bij het plaatsen van de rail meegenomen, zodat de rail slechts maximaal tot deze
waarde langs het verloop kan worden gevormd. Er verschijnt een melding als
de leverlengte is bereikt; hier moet bij het ontwerpen een volgende rail
worden aangesloten.
Onveranderbare kopercomponenten
Lengte, hoek en buigposities van een geplaatste kopercomponent kunnen in
principe worden gewijzigd. In de praktijk geldt echter ook de eis dat kopercomponenten moeten worden gestandaardiseerd of in een vaste voorgeschreven vorm worden ingekocht. Dergelijke niet variabele componenten
mogen na het plaatsen niet meer worden gewijzigd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 107
Verzamelrail (gebogen): Principe
Dit gedrag kan worden gestuurd met de eigenschap Voorgeconfectioneerd
(ID 36011), die bij de component, bijvoorbeeld in een macro, kan worden
ingeschakeld. Als deze eigenschap beschikbaar en ingeschakeld is, kan de
kopercomponent na het plaatsen niet meer worden gewijzigd. Als de eigenschap wordt uitgeschakeld, kunnen de functies voor het bewerken van kopercomponenten weer worden gebruikt.
Verzamelrail (gebogen): Principe
In de schakelcentrumbouw zijn naast de verzamelrailsystemen ook kopercomponenten in verschillende vormen nodig. Deze componenten moeten
variabel zijn in vorm, dwarsdoorsnede en grootte, en moeten kunnen worden
aangepast aan de desbetreffende opbouw binnen de schakelkast. Een
andere vereiste is dat dergelijke individueel gedefinieerde kopercomponenten machinaal moeten kunnen worden geproduceerd (buigen,
boren, frezen).
In EPLAN Pro Panel worden kopercomponenten met de functionaliteit Verzamelrail (gebogen) uitgevoerd. Deze component wordt gedefinieerd door:
Een artikel (rail met een gedefinieerde hoogte en breedte of met een
macro met rechthoekige dwarsdoorsnede)
Een verloop (weg die de rechthoekige basisvorm volgt om de rail te
vormen)
Een buigradius voor de posities waarop de rail moet worden gebogen.
Wanneer een "Verzamelrail (gebogen)" afzonderlijk of na een reeds
geplaatste koperrail in de layoutruimte wordt geplaatst, ontstaat een
Koperbundel, een groepering van geplaatste koperrails.
Elke afzonderlijke verzamelrail in de koperbundel heeft montageoppervlakken die automatisch of direct kunnen worden ingeschakeld en zo kunnen
worden gebruikt voor de plaatsing van volgende rails.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 108
Koperbundel: Principe
Wanneer men een "Verzamelrail (gebogen)" voor plaatsing op een montageoppervlak nadert, draait de component overeenkomstig de uitlijning van het
montageoppervlak.
Koperbundel: Principe
Een kopercomponent maakt altijd deel uit van een koperbundel. Een koperbundel is dus een groepering van geplaatste kopercomponenten.
Bij het plaatsen van een kopercomponent wordt deze in de layoutruimte-navigator onder het hiërarchieniveau "Koperbundel" met een bundelnaam en
een nummer ingevoerd. Onder elke bundel zijn de afzonderlijke verzamelrails ingevoerd waaruit de bundel bestaat. Deze eerste gegenereerde bundel
wordt automatisch geactiveerd. Elke volgende geplaatste kopercomponent
wordt aan de actieve bundel toegekend.
Tijdens het plaatsen van een kopercomponent kunnen bestaande koperbundels automatisch of gericht worden geactiveerd om de component aan
een gewenste bundel toe te kennen. Als er geen bundel is geactiveerd, wordt
met het plaatsen van de component een nieuwe bundel gegenereerd. Er
wordt ook een nieuwe bundel gegenereerd als u tijdens het plaatsen op de
toets [N] drukt.
Toekenning aan koperbundel
De toekenning van de kopercomponent aan een koperbundel wordt in de
eigenschap Koperbundel voor kopercomponenten opgeslagen. Deze eigenschap kan in het dialoogvenster Eigenschappen (schemasymbool):
Artikelplaatsing (3D) worden gewijzigd. Met [...] wordt het dialoogvenster
3D-objectselectie weergegeven. Door een andere, reeds bestaande bundel
te selecteren, kan de kopercomponent aan deze bundel worden toegekend.
De knop [Nieuw] genereert een nieuwe bundel die ook direct wordt geactiveerd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 109
Kopercomponent bewerken: Principe
Koperbundel weergeven
Het apart weergeven van afzonderlijke schakelkastcomponenten is ook
mogelijk bij koperbundels. Kies daartoe in de layoutruimte-navigator de
menuopdrachten Snelmenu > Weergeven > Koper.
Selectie van koperbundel of rail
Als u in het 3D-weergavebereik een kopercomponent selecteert om bijvoorbeeld de eigenschappen weer te geven, wordt eerst de bovenliggende koperbundel geselecteerd. Om een afzonderlijke rail binnen de bundel te
selecteren, houdt u bij het selecteren de toets [Shift] ingedrukt.
Koperbundel verwijderen
Een koperbundel die in de navigator of in het 3D-weergavebereik is geselecteerd, kan met de toets [Del] of via de menuopdrachten Bewerken > Verwijderen worden verwijderd. Afzonderlijke kopercomponenten in een
koperbundel worden verwijderd wanneer bij het selecteren van het te verwijderen artikel in het 3D-weergavebereik de toets [Shift] wordt ingedrukt.
Kopercomponent bewerken: Principe
Voor het bewerken van kopercomponenten zijn er speciale functies beschikbaar, die de vorm van de component wijzigen:
Lengte wijzigen
Hoeken wijzigen
Buigposities wijzigen
Nieuwe buigpositie toevoegen.
Bovendien kunnen alle in EPLAN Pro Panel gebruikelijke bewerkingsfuncties
van de grafische editor ook voor kopercomponenten worden gebruikt:
Verwijderen
Kopiëren
Plakken
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 110
Koperuitslag: Principe
Knippen
Verplaatsen
Dupliceren
Eigenschappen bewerken
Combineren
Draaien om as.
Bij alle bewerkingsfuncties kan de ontwerpmodus worden gebruikt om een
handle te selecteren.
Koperuitslag: Principe
Een uitslag is een 2D-weergave van een kopercomponent van bovenaf
gezien, in de toestand voordat de component mechanisch wordt gebogen.
Uitslagen worden op grafische pagina's geplaatst. Per uitslag wordt slechts
één component weergegeven. Omdat de in EPLAN Pro Panel verwerkte
kopercomponenten een constante rechthoekige dwarsdoorsnede hebben,
heeft een uitslag altijd een rechthoek als buitencontour.
De uitslag bevat niet alleen een weergave van de buitenvorm, maar geeft
ook informatie over de buigposities. Daarvoor worden de buiglijnen en
buigingsbegrenzingen weergegeven. Verder is bij de buigposities informatie
ingevoerd over de buighoek en de richting waarin moet worden gebogen.
De ontstane uitslagen kunnen - net als modelaanzichten - naderhand op
schaal worden aangegeven en gelabeld. De uitslag vormt daarmee het
productiedocument voor de buigmachine, voor de verdere bewerkingen van
de kopercomponent. De verwerkingen voor de mechanische bewerking van
kopercomponenten maken gebruik van de informatie in de uitslag en sturen
aan de hand daarvan de productie op de NC-machine.
Uitslagen kunnen met dezelfde functionaliteiten worden bewerkt en gewijzigd als modelaanzichten:
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 111
Koperuitslag: Principe
Inhoud verplaatsen
Inhoud centreren
Actualiseren
Blokkeren tegen actualiseren door het inschakelen van de eigenschap
Geblokkeerd.
Voorbeeld:
Kopercomponent met één boring en vier buigposities:
Uitslag van de kopercomponent:
De cijfers in de weergegeven uitslag hebben de volgende betekenis: (1)
buitencontour, (2) buiglijn, (3) buigingsbegrenzingen, (4) buigopmerkingen
en (5) boring.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 112
Koperbundels in montagelijsten
Totale lengte uitslag
Zodra een kopercomponent in de layoutruimte wordt geplaatst, wordt de
totale lengte van de uitslag van de kopercomponent volgens intern gedefinieerde regels bepaald. De berekende totale lengte van de uitslag wordt net
als bij een kanaal in de artikelreferentiegegevens van de artikelplaatsing ingevoerd. Bij elke wijziging van de component (wijziging in lengte of hoek) wordt
de totale lengte geactualiseerd. De uitslag wordt berekend op basis van de
totale lengte van de uitslag en de in de instellingen gedefinieerde correctiewaarden in de buigtabel.
Als de materiaaldikte van een kopercomponent met de betreffende buigradii
en buighoeken niet in de buigtabel is opgenomen, kan de totale lengte niet
worden berekend. Deze toestand wordt in de eigenschappen van de
verzamelrail op het tabblad Buigposities in het veld Status weergegeven.
Na een correctie van de buighoek of na aanpassing van de buigtabel moet
voor de betreffende component de functie Artikelafmetingen actualiseren
worden uitgevoerd. Daarna wordt de totale lengte opnieuw berekend en in de
artikelreferentiegegevens van de component ingevoerd.
Koperbundels in montagelijsten
Voor de 3D-artikelplaatsingen van een layoutruimte kunnen in EPLAN Pro
Panel verwerkingen van het type Montagelijst worden uitgevoerd. Montagelijsten worden gebruikt om de hiërarchische structuur van een montageopbouw in de layoutruimte in een verwerking weer te geven. Deze verwerking
kan ook voor koperbundels en kopercomponenten worden uitgevoerd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 113
Productie-integratie
Bij deze functiegerichte verwerking worden de koperbundels verwerkt waarvan in het eigenschappendialoogvenster de eigenschap Montagelijst
maken (ID 36032) is ingeschakeld. Deze eigenschap kan net als bij alle 3Dobjecten (behalve bij montageoppervlakken) via de eigenschapselectie
worden gekozen. Voor een koperbundel met ingeschakelde eigenschap
worden in de uitgevoerde montagelijst alle kopercomponenten die erin voorkomen weergegeven. Daarbij worden de weergegeven objecten standaard
op legendapositie gesorteerd.
Meer informatie over montagelijsten vindt u in de online-help in de paragraaf
"Montagelijsten": Principe".
Productie-integratie
Opmerking:
De uitbreidingsmodulen "EPLAN Pro Panel - Production Copper DXF" en
"EPLAN Pro Panel - Production Copper NC" zijn voor EPLAN Pro Panel
Professional optioneel verkrijgbaar. Het maakt daarbij niet uit of EPLAN
Pro Panel Professional als stand-alone-variant of als add-on bij EPLAN
Electric P8 wordt geïnstalleerd.
De vereiste informatie voor buigbewerkingen van componenten kunnen
vanuit EPLAN Pro Panel Copper ook ten behoeve van de handmatige
productie en voor de aansturing van NC-ondersteunde buigautomaten
worden overgedragen. Bij de overdracht van productie-informatie wordt de
uitslag van de kopercomponent verwerkt.
Als interfaces naar de betreffende machines kunnen de twee nieuwe uitbreidingsmodulen EPLAN Pro Panel - Production Copper DXF en EPLAN Pro
Panel - Production Copper NC worden gelicentieerd. Met deze interfaces
kunnen de volgende formaten voor de mechanische bewerking worden
geëxporteerd:
Export koper DXF: grafische export van de uitslag in DXF-formaat
Export koper NC: export van de uitslag in XML-formaat.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 114
Overige vernieuwingen voor EPLAN Pro Panel
Overige vernieuwingen voor EPLAN Pro Panel
Uitgebreide licenties voor EPLAN Pro Panel Professional
In deze versie is de leveringsomvang van de stand-alone-variant van EPLAN
Pro Panel Professional sterk uitgebreid. De volgende uitbreidingsmodulen
maken nu standaard deel uit van EPLAN Pro Panel Professional Standalone:
EPLAN Multi Language Translation
EPLAN Project Management
EPLAN Revision Management.
Om de stand-alone-variant uit te breiden met speciale functies, kunt u nu
optioneel de volgende uitbreidingsmodulen licentiëren:
EPLAN Multi User Management
EPLAN Project Options
EPLAN Project Processing
EPLAN Project Reference
EPLAN User Rights Management.
Opmerking:
Een gedetailleerd overzicht van de EPLAN-uitbreidingsmodulen, die in
combinatie met EPLAN Pro Panel Professional kunnen worden gebruikt,
kunt u vinden in de specificaties van EPLAN Pro Panel Professional.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 115
Invoegen van routeringsverbindingen
In de volgende paragrafen worden de volgende vernieuwingen voor EPLAN
Pro Panel besproken:
"Invoegen van routeringsverbindingen" op pagina "116"
"Gewijzigde instellingen voor gegevensimport en routeringsverbindingen" op pagina "117"
"Nulpunt van een montageoppervlak wijzigen" op pagina "118"
"Extra handle bij verzamelrailhouders" op pagina "119".
Invoegen van routeringsverbindingen
Naast routeringsverbindingen die bij het automatisch routeren van verbindingen worden gegenereerd, kunnen routeringsverbindingen nu ook handmatig worden gedefinieerd. Hiervoor is in het menu Invoegen de nieuwe
menuopdracht Routeringsverbinding beschikbaar. Met deze functie
worden routeringsverbindingen gegenereerd en vervolgens automatisch
gerouteerd en in de layoutruimte weergegeven.
Als voorwaarde hiervoor moet u voor de 3D-artikelplaatsingen in de layoutruimte een routeringspadnetwerk hebben gegenereerd. Bovendien moet u
het voorbeeld (preview) van de verbindingen inschakelen, om te voorkomen
dat er dubbele routeringsverbindingen worden gegenereerd. Nadat u de
menuopdrachten Invoegen > Routeringsverbinding hebt gekozen,
worden de aansluitingen weergegeven. Alle gedefinieerde aansluitingen van
de in de layoutruimte gedefinieerde artikelplaatsingen zijn op deze manier
zichtbaar.
Selecteer eerst de bron van de verbinding. Hierbij hebt u de volgende
mogelijkheden:
Klik op een van de aansluitingen van een artikelplaatsing die in de layoutruimte wordt weergegeven.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 116
Gewijzigde instellingen voor gegevensimport en routeringsverbindingen
Of klik op een artikelplaatsing. Vervolgens wordt er een lijst met aansluitingen van deze artikelplaatsing weergegeven. Selecteer hier een
aansluiting.
Om het doel van de verbinding te selecteren, gaat u op dezelfde wijze te
werk. Tussen de geselecteerde aansluitingen van bron en doel wordt een
routeringsverbinding gegenereerd, gerouteerd en in het voorbeeld (preview)
van de verbindingen weergegeven.
Opmerking:
Door het handmatig invoegen van een routeringsverbinding wordt in het
meerlijnige ontwerpproces niet automatisch een tegenpool gegenereerd.
Met de controleprocedure 005067 kunt u controleren of een routeringsverbinding die op deze wijze is gegenereerd, in het meerlijnige schema
een equivalent heeft. Als dat niet zo is, moeten in het schema de ontbrekende bron en / of het ontbrekende doel met de betreffende artikelgegevens (apparaat) worden aangevuld en met een autoconnecting-lijn
worden verbonden.
Gewijzigde instellingen voor gegevensimport en routeringsverbindingen
De instellingendialoogvensters voor de import van onderdelen en voor de
import van routeringsverbindingen zijn nu ook in de instellingen beschikbaar.
Om hier bijvoorbeeld uw toekenningen voor de import van onderdelen in te
stellen, volgt u het menupad Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > Import.
Alle instellingen voor routeringsverbindingen zijn in een nieuwe map
gecombineerd. Onder de instellingscategorie Projecten > "Projectnaam"
> Routeringsverbindingen vindt u nu de instellingen voor de import van
routeringsverbindingen. Verder zijn alle overige algemene instellingen voor
de routeringsverbindingen (tabbladen Kabelafwerkingsproces etc.) uit de
instellingenmap Verbindingen naar de nieuwe map Routeringsverbindingen verplaatst.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 117
Nulpunt van een montageoppervlak wijzigen
Nulpunt van een montageoppervlak wijzigen
Na het importeren van STEP-gegevens kunnen montageoppervlakken op de
geïmporteerde 3D-objecten worden gegenereerd. Als in de te importeren
STEP-gegevens meerdere 3D-objecten in één component zijn gecombineerd (bijv. montageplaat en beugel), is het mogelijk dat het daarop gegenereerde montageoppervlak is afgestemd op de begrenzingen van de aanbouwdelen. Het nulpunt van het montageoppervlak ligt dan buiten het bereik
dat voor plaatsing is bestemd.
Om fouten bij het plaatsen van apparaten te voorkomen, kunt u in de nieuwe
versie de positie van het nulpunt aanpassen en zo de grootte van het oppervlak dat voor de plaatsing is bestemd corrigeren. Daarvoor is in het snelmenu van de layoutruimte de nieuwe menuopdracht Montageoppervlak >
Grootte wijzigen beschikbaar.
Nadat u de snelmenuopdracht hebt gekozen, worden er twee verticale en
twee horizontale lijnen weergegeven die de grenzen van het montageoppervlak vormen. Het nulpunt ligt altijd onder, op het snijpunt van de linker
en onderste lijn. De positie van het nulpunt wordt in de volgende afbeeldingen door een wit rondje aangegeven.
Als u op een lijn klikt, kunt u die lijn met behulp van de muis of de pijlknoppen
verplaatsen en zodoende de grootte van dit montageoppervlak opnieuw
definiëren.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 118
Extra handle bij verzamelrailhouders
Met de toets [Spatie] wordt de actie beëindigd. Het vlak dat voor de plaatsing
is bestemd, wordt opnieuw gedefinieerd en het nulpunt wordt dienovereenkomstig verplaatst.
Extra handle bij verzamelrailhouders
Bij het invoegen van verzamelrails, waarbij voor de beugel daarvan in het
artikelbeheer een grafische macro is opgeslagen, wordt bij het plaatsen nu
standaard de handle van de grafische macro gebruikt. Zo kan er bijvoorbeeld
voor worden gezorgd dat de handle midden in een boring in de beugel ligt.
De standaard handles die niet in de macro zijn gedefinieerd, kunnen bij het
plaatsen via het dialoogvenster Plaatsingsopties of met de toets [A] worden
geselecteerd.
Opmerking:
Wanneer bij de plaatsing in een geïntegreerd verzamelrailsysteem het
startpunt wordt opgegeven, ligt de handle aan de linker zijde van de
beugel. Om het eindpunt op te geven, wordt de handle omgezet naar
"Rechts". Wanneer er voor de beugel een macro wordt gebruikt, wordt de
handle uit de macro voor het start- en eindpunt gebruikt.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 119
Speciale onderwerpen EPLAN PPE
Speciale onderwerpen EPLAN PPE
Uitgebreide engineering van buisleidingen
Opmerking:
EPLAN P&ID is optioneel als add-on voor diverse programmavarianten
van het EPLAN-platform en als stand-alone-systeem verkrijgbaar. De addon "EPLAN P&ID" is voor de volgende programmmavarianten optioneel
verkrijgbaar:
EPLAN Electric P8 Compact, EPLAN Electric P8 Select,
EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+,
EPLAN Fluid Compact, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional,
EPLAN PPE.
Voor de volgende programmavarianten behoort deze add-on standaard tot
de leveringsomvang:
EPLAN Electric P8 Ultimate, EPLAN PPE Professional.
In de nieuwe versie is de engineering van buisleidingen binnen EPLAN P&ID
aanzienlijk uitgebreid. De voor de P&I-schema's vereiste informatie over
procestechnische processen, zoals "stoffelijke" media en hun toestandgrootheden, kunnen met de nieuwe symbolen Procesdefinitiepunt / Procesaansluiting bij de buisleidingen in het project worden opgeslagen. Door het
gebruik van het nieuwe verbindingssymbool Aftakking ontstaan verbindingen
die overeenstemmen met de logica in de buisleidingbouw.
Voordeel:
Met de nieuwe functies in EPLAN P&ID kunnen eenvoudig P&I-schema's
worden gemaakt, om procestechnische proces- / installatieoverzichten en
de bijbehorende instrumentatie weer te geven. Dankzij nieuwe controleprocedures is dataconsistentie gegarandeerd en kan er snel en zonder
fouten worden gewerkt.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 120
Procesgegevens definiëren
In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld:
"Procesgegevens definiëren" op pagina "121"
"Aftakkingen voor buisleidingen" op pagina "125"
"Dwarsdoorsnede / diameter invoeren en controleren" op pagina "127"
"Verbindingsnummering voor buisleidingen" op pagina "129"
"Uitbreidingen in de apparaatselectie" op pagina "130"
"Procesoverzicht uitvoeren" op pagina "131"
"Verbeterde grafische werkwijze" op pagina "131"
"Nieuwe P&I-symbolen" op pagina "132".
Procesgegevens definiëren
In EPLAN kunt u nu in een project procestechnische gegevens definiëren.
Daarbij worden de in het proces gebruikte media en de toestanden van deze
media met procesdefinitiepunten en procesaansluitingen gedefinieerd. Voor
een procesdefinitie is het medium identificerend.
U kunt een procesdefinitiepunt op een autoconnecting-lijn plaatsen en zo aan
de onder dit punt lopende verbinding (buisleiding) proceseigenschappen toekennen. Met een procesaansluiting kunt u de procesdefinitie aan het begin
van een autoconnecting-lijn plaatsen.
Om deze nieuwe symbolen in te voegen, kiest u de menuopdrachten Invoegen > Procesdefinitiepunt of Invoegen > Procesaansluiting. Nadat u het
betreffende symbool op een pagina hebt geplaatst, wordt het bekende
eigenschappendialoogvenster geopend.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 121
Procesgegevens definiëren
De eigenschappen voor een procesdefinitiepunt / een procesaansluiting
definieert u op het nieuwe tabblad Procesdefinitie. Voer in de velden
Medium en Toestand de gewenste namen in (voor een medium bijvoorbeeld water, olie, zuurstof etc.). Met de knop [...] kunt u het dialoogvenster
Medium / toestand selecteren openen en de in het project aanwezige
media en de bijbehorende toestanden selecteren.
Naast de verbindingsspecifieke eigenschappen (bijvoorbeeld Verbindingscode) hebben de procesdefinitiepunten / procesaansluitingen nog de volgende eigenschappen:
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 122
Procesgegevens definiëren
Buisklasse (ID 22224)
Grondstof / Materiaal (ID 22081)
Nominale breedte (ID 22225)
Nominaal drukniveau (ID 22226)
Norm (ID 22227)
Druk (ID 31082)
Temperatuur (ID 31084)
Volumestroom (ID 31085).
Als de eigenschappen niet in de eigenschappentabel zijn weergegeven,
moet u deze met de eigenschapselectie selecteren.
Bij het actualiseren van de verbindingen worden de eigenschappen die voor
medium, toestand en voor de andere genoemde eigenschappen zijn ingevoerd naar de verbinding overgedragen. De waarden voor de eigenschappen
Medium (ID 31068), Toestand (proces) (ID 31081), Druk (ID 31082),
Temperatuur (ID 31084) en Volumestroom (ID 31085) kunnen in het
eigenschappendialoogvenster van de verbinding worden weergegeven,
maar hier niet worden gewijzigd.
Tip:
Ook in de lijstweergave van de verbindingen-navigator kunt u nu het
medium en de toestand van een buisleiding (verbinding) weergeven.
Daarvoor stelt u via de snelmenuopdracht Kolommen configureren een
kolomconfiguratie in.
Overdracht van media en toestanden
De voor een proces gedefinieerde media en toestanden gedragen zich net
als de potentialen en signalen in de elektrotechniek. Dienovereenkomstig
hebben enkele functies voor de potentialen en signalen ook effect op deze
procestechnische eigenschappen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 123
Procesgegevens definiëren
Zo wordt het gedefinieerde medium afhankelijk van de in de aansluitlogica
ingestelde potentiaaloverdracht via een functie naar andere verbindingen
doorgeleid.
Bij enkele functies is op het tabblad Symbool- / functiegegevens het selectievakje Met signaalscheiding ingeschakeld (bijvoorbeeld voor pompen,
armaturen etc.). Net als bij de signalen wordt een toestand bij een dergelijke
functie niet doorgeleid.
Met de potentiaal- en signaaltracering kunnen gedefinieerde media en toestanden in het P&I-schema tijdelijk in kleur worden gemarkeerd. Om de
overdracht van een medium te bepalen, kiest u de menuopdrachten Beeld >
Potentiaaltracering en klikt u in het P&I-schema op een verbindingslijn.
Voor de optische tracering van een toestand kiest u Beeld > Signaaltracering.
Navigator voor processen
Voor de weergave van de in het project gedefinieerde processen is de
nieuwe proces-navigator beschikbaar. Deze navigator opent u met de
menuopdrachten Projectgegevens > Verbindingen > Proces-navigator.
U kunt ook in de werkbalk Navigators op de knop
(Processen) klikken.
In de boomweergave worden de media en de toestanden alsmede de
geplaatste procesdefinitiepunten en procesaansluitingen in een hiërarchische structuur weergegeven. Hier worden onder andere de volgende
pictogrammen weergegeven:
Pictogram: Betekenis:
Geeft het projectniveau aan. Deze pictogram wordt alleen
weergegeven als er meerdere projecten zijn geopend.
Medium
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 124
Aftakkingen voor buisleidingen
Toestand
Geplaatst procesdefinitiepunt
Geplaatste procesaansluiting
In de lijstweergave worden standaard het medium, de toestand (proces) en
de plaatsing weergegeven. Bovendien kunnen nog andere eigenschappen
worden weergegeven, zoals de buisklasse en de nominale breedte.
Als een procesdefinitiepunt of -aansluiting in de boom- of lijstweergave wordt
geselecteerd, wordt de plaatsing daarvan in het grafisch voorbeeld weergegeven.
Aftakkingen voor buisleidingen
Voor een betere engineering van buisleidingen in het P&I-schema kunt u nu
het nieuwe verbindingssymbool Aftakking gebruiken. Een aftakking heeft
drie aansluitingen, waarvan twee de verbinding voortzetten en een de verbinding eindigt. Door een dergelijk symbool op een autoconnecting-lijn in het
P&I-schema te plaatsen, ontstaat vanaf deze aftakking een nieuw buissegment en niet, zoals in de elektrotechniek, een tweede volledige verbinding.
Gegenereerde verbindingen
Onderstaande afbeelding geeft de situatie weer waarin drie functies A, B, C
via een verbindingssymbool D door autoconnecting-lijnen met elkaar zijn
verbonden.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 125
Aftakkingen voor buisleidingen
Door een aftakking als verbindingssymbool D te gebruiken, worden in het
P&I-schema de volgende verbindingen gegenereerd:
Bron:
Doel:
A
B
C
LN 100
Voor de verbinding die door de aftakking ontstaat, wordt als doel / bron de
verbindingscode van de doorgaande verbinding gebruikt.
Aftakkingen invoegen
Om een aftakking in te voegen, kiest u de menuopdrachten Invoegen >
Verbindingssymbool > Aftakking. Het aftakkingssymbool hangt aan de
cursor en kan op de pagina worden geplaatst. Met de toets [Tab] bladert u
daarbij zoals gebruikelijk door de beschikbare varianten. De eigenlijke
aftakking van een rechte of haakse verbinding wordt in het symbool met een
pijl aangegeven. Er is geen eigenschappendialoogvenster voor aftakkingen.
Voorbeeld:
Als voorbeeld van een aftakking is hieronder de variant A van het symbool
TPIDL afgebeeld.
De rechte verbinding wordt tussen de aansluitingen 1 en 2 voortgezet. De
pijl bij aansluiting 3 geeft de aftakking aan.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 126
Dwarsdoorsnede / diameter invoeren en controleren
De pijl die de aftakking aangeeft, bevindt zich in de nieuwe layer EPLAN555
voor verbindingssymbolen. De standaardinstellingen voor deze layer in het
layerbeheer zijn zo gekozen, dat de pijl in de grafische editor en bij het
afdrukken niet zichtbaar is. Door op de toets [U] te drukken, kunt u onzichtbare elementen als deze pijl weer op een pagina weergeven.
Bij het invoegen van het symbool zijn de verborgen layers altijd zichtbaar en
met de weergegeven pijl kan de juiste variant worden geselecteerd.
Tip:
Voor aftakkingen zijn in de symboolbibliotheek SPECIAL de twee nieuwe
symbolen TPIDA (aftakking bij onder een hoek geplaatste verbinding) en
TPIDL (aftakking bij rechte verbinding) beschikbaar. Als u na het kiezen
van de menuopdrachten Invoegen > Verbindingssymbool > Aftakking
op de toets [Vorige] drukt, wordt de symboolselectie geopend en kunt u
tussen deze twee speciale symbolen kiezen.
Dwarsdoorsnede / diameter invoeren en controleren
Om dwarsdoorsnedes / diameters van functies en buisleidingen in een
project te kunnen controleren, zijn een aantal nieuwe eigenschappen beschikbaar.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 127
Dwarsdoorsnede / diameter invoeren en controleren
Bij de functie:
Voor het invoeren van de aansluitdoorsnede / -diameter bij een functie
kunt u in het eigenschappendialoogvenster gebruik maken van de nieuwe
eigenschap Aansluitdoorsnede / -diameter (alle, afhankelijk van de
ODC-overname) (ID 20297). Als de eigenschap niet in de eigenschappentabel is weergegeven, moet u deze met de eigenschapselectie
selecteren. Net als de aansluitcode worden de afzonderlijke aansluitdoorsnedes / -diameters door middel van het teken "¶" gescheiden weergegeven.
Bij de functiesjablonen:
Om deze gegevens ook bij de functiesjablonen in het artikelbeheer te
kunnen opslaan, is op het tabblad Functiesjablonen de tabel Apparaatselectie (functiesjablonen) uitgebreid met de kolom Aansluitdoorsnede / -diameter. Bij de apparaatselectie wordt rekening gehouden met
de waarden die hier zijn ingevoerd. Bij het invoegen van apparaten
worden de waarden van het functiesjabloon naar de functie overgedragen.
Voor het invoeren van de gegevens bij een Verbinding gebruikt u het
bestaande veld Dwarsdoorsnede / diameter. Bovendien kunt u deze eigenschap ook gebruiken in een procesdefinitiepunt of -aansluiting, om de
waarden naar een verbinding over te dragen.
Tip:
Voor het weergeven van de bij een functie ingevoerde aansluitdoorsnedes
/ -diameters in het schema kunt u gebruik maken van de nieuwe eigenschap Aansluitdoorsnede / -diameter (alle) (ID 20296). Als u deze eigenschap in het eigenschappendialoogvenster op het tabblad Weergave voor
een eigenschapsgroepering van de schemasymbolen hebt geselecteerd,
worden de afzonderlijke aansluitdoorsnedes / -diameters door puntkomma's ";" gescheiden bij de functie in het schema weergegeven.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 128
Verbindingsnummering voor buisleidingen
Controleprocedures voor procesgegevens
Verschillende aansluitdoorsnedes / -diameters bij de doelen van een buisleiding of bij een buisleiding en een aansluiting kunnen met de twee nieuwe
controleprocedures 005073 en 005074 worden gecontroleerd.
Voor het controleren van de procesgegevens beschikt u in de meldingsklasse "Verbindingen" over de volgende nieuwe meldingen bij controleprocedures:
Melding 005073 "Verschillende aansluitdoorsnede / -diameter van de
doelen"
Melding 005074 "Verschillende aansluitdoorsnede / -diameter van verbinding en aansluitpunt"
Melding 005075 "Meerdere procesdefinities binnen één proces"
Melding 005076 "Conflict tussen identieke procesdefinities"
Melding 005077 "Procesaansluiting of -definitiepunt zonder opgave van
het medium"
Melding 005078 "Verbinding zonder opgave van het proces"
Melding 005079 "Meerdere procestoestanddefinities op één proces".
Bovendien zijn de beide controleprocedures 005044 en 005045 voor het
controleren van identieke verbindingscodes uitgebreid en hernoemd. Deze
houden nu ook rekening met processen of procestoestanden.
Verbindingsnummering voor buisleidingen
Het nummeren van verbindingen op pagina's van het paginatype "P&Ischema" is al enige tijd mogelijk. Voor de elektrotechniek en voor de procesengineering raden wij aan de verbindingen apart te nummeren (bijvoorbeeld
door middel van schema's met verschillende verbindingsfilters).
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 129
Uitbreidingen in de apparaatselectie
Analoog aan de procesdefinitie bij potentialen en signalen kunnen bij de verbindingsnummering van buisleidingen de instellingen voor potentialen en
signalen worden gebruikt. In het dialoogvenster Verbindingsnummering:
Formaten zijn daarom in de vervolgkeuzelijst Omvang enkele opties hernoemd (nu: "Signaal / toestand", "Potentiaal / proces"). Bovendien is hier als
nieuw formaatelement de invoer "Gegevens van het proces" beschikbaar.
Daardoor kunt u nu voor de nummering ook processpecifieke eigenschappen (buisklasse, nominale breedte etc.) selecteren.
Uitbreidingen in de apparaatselectie
De functiesjablonen in het artikelbeheer zijn uitgebreid, zodat u bij de apparaatselectie aan de hand van de technische gegevens gericht procestechnische artikelen aan een onderdeel kunt toekennen. Voor artikelen in de
producthoofdgroep "Proces-engineering" kunnen in een functiesjabloon
naast de eigenschap Aansluitdoorsnede / -diameter nu ook gegevens
voor de eigenschap Buisklasse worden opgeslagen.
Bovendien kunt u in de apparaatselectie voor hoofdfuncties in de procesengineering nu specifiek op procestechnische artikelen filteren. Hiervoor is
het dialoogvenster Instellingen: Apparaatselectie uitgebreid met het tabblad Proces-engineering. Hier kunt u de volgende eigenschappen als
selectiecriteria voor artikelen gebruiken:
Aansluitcode
Aansluitbeschrijving
Aansluitdoorsnede / -diameter
Technische waarden
Buisklasse
Veiligheidsrelevant
Intrinsiek veilig.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 130
Procesoverzicht uitvoeren
Procesoverzicht uitvoeren
Voor de verwerking van de procesgegevens beschikt u in het dialoogvenster
Verwerking definiëren over het nieuwe verwerkingstype "Procesoverzicht".
In een dergelijke verwerking worden de voor een procestechnisch proces
gedefinieerde media, toestanden en eigenschappen zoals druk, volumestroom etc. weergegeven.
Bij het uitvoeren van dit nieuwe verwerkingstype wordt het formulier gebruikt
dat in het projectspecifieke dialoogvenster Instellingen: Uitvoer naar
pagina's voor het nieuwe formuliertype "Procesoverzicht (*.f37)" is opgegeven. Voor deze nieuwe verwerking wordt in de stamgegevens een
formulier meegeleverd.
Verbeterde grafische werkwijze
Voor een betere ondersteuning van de grafische werkwijze, kunt u de op een
projectpagina geplaatste PLT-systemen en -systeemfuncties met behulp
van de grafische editor nu volledig verwijderen.
Met de menuopdracht Plaatsing verwijderen kunt u de plaatsing op de
projectpagina verwijderen. Het PLT-systeem of de PLT-systeemfunctie in
de functieomgeving-navigator blijft behouden.
Met de menuopdracht Verwijderen worden zowel de geplaatste functie
als het bijbehorende object in de functieomgeving-navigator verwijderd.
Als er verwijzingen (toegekende functies of projectpagina's, een andere
grafische plaatsing) naar dit object bestaan, wordt het EPLAN PPE-object in
de functieomgeving-navigator niet verwijderd. In dat geval wordt alleen de
plaatsing op de projectpagina verwijderd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 131
Nieuwe P&I-symbolen
Nieuwe P&I-symbolen
PLT-systemen en PLT-systeemfuncties worden in het P&I-schema door
P&I-symbolen weergegeven. Deze P&I-symbolen bevinden zich in de
symboolbibliotheek SPECIAL. In deze nieuwe versie zijn hier ook P&I-symbolen overeenkomstig de standaard ANSI/ISA-5.1-2009 beschikbaar.
De P&I-symbolen zijn uitgebreid met "PLC" en met de bedieningslocaties
"Meetstation (niet zichtbaar)" en "Controlekamer (niet zichtbaar)". Dienovereenkomstig worden deze opties ook op het tabblad P&I-symbool voor PLTsystemen en PLT-systeemfuncties weergegeven.
U vindt een overzicht van de nieuwe symbolen in paragraaf "Stamgegevens:
Symbolen" (vanaf pagina "154").
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 132
Nieuwe lijntypen voor P&I-schema's
Nieuwe lijntypen voor P&I-schema's
Voor verschillende grafische elementen en voor de autoconnecting-lijnen
van verbindingen zijn nu vele nieuwe lijntypen beschikbaar. Deze nieuwe lijntypen zijn vooral voor de vormgeving van P&I-schema's gemaakt. Daarbij is
rekening gehouden met verschillende standaarden, normen (DIN 2481,
ANSI/ISA-5.1-2009, GOST 2.303–68) en wensen van klanten uit de installatietechniek en proces-engineering. Met deze nieuwe lijntypen kunnen buisleidingen en de betreffende procesmedia in P&I-schema's duidelijk worden
weergegeven.
Voorbeeld:
De afbeelding bevat een overzicht van de 44 nieuwe lijntypen die als lijnen
op een projectpagina zijn ingevoegd.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 133
Uitbreidingen in het layerbeheer
Voordeel:
De nieuwe lijntypen bieden de mogelijkheid om bij het maken van installatieoverzichten (P&ID, P&I-schema's) normconform te kunnen werken en
documenteren. Door deze grafische weergavemethode neemt het informatiegehalte toe en worden de installatieoverzichten overzichtelijker. De
individuele definitie van nieuwe layers in combinatie met deze lijntypen
zorgt voor interne standaardisering op het gebied van P&ID-engineering
binnen uw bedrijf. Het eenvoudig selecteren en toepassen van verschillende lijntypen en layers versnelt en vereenvoudigt uw engineeringsproces.
Uitbreidingen in het layerbeheer
Voor elk van de 44 nieuwe lijntypen is in het layerbeheer steeds een nieuwe,
afzonderlijke layer gemaakt. Deze layers bevinden zich onder het boomstructuurniveau Grafisch symbool > Verbindingssymbolen > Autoconnecting > P&ID. De instellingen voor de layers EPLAN750 tot EPLAN793 zijn
zodanig gekozen, dat ze voldoen aan de eisen van diverse normen / standaarden.
Bovendien kunt u ook voor elke al bestaande of nieuw te maken layer een
van de nieuwe lijntypen selecteren. Hiervoor zijn in de vervolgkeuzelijst van
de kolom Lijntype nu ook de nieuw lijntypen beschikbaar. Dit geselecteerde
lijntype wordt dan standaard projectoverkoepelend voor de desbetreffende
lijn gebruikt.
Overige standaardwaarden voor lijndikte en patroonlengte
Om de standaardinstellingen uit de gebruikte normen beter te kunnen
afbeelden, zijn aan de twee weergave-eigenschappen Lijndikte en
Patroonlengte extra standaardwaarden toegevoegd.
In de vervolgkeuzelijst voor de eigenschap Lijndikte kunt u de volgende
nieuwe standaardwaarden selecteren:
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 134
Toepassing in het P&I-schema
0,20 mm / 0,0079 inch
0,40 mm / 0,0157 inch.
In de vervolgkeuzelijst voor de eigenschap Patroonlengte kunt u de volgende nieuwe standaardwaarden selecteren:
1,50 mm / 0,0591 inch
12,00 mm / 0,4724 inch
20,00 mm / 0,7874 inch
24,00 mm / 0,9449 inch
28,00 mm / 1,1024 inch
32,00 mm / 1,2598 inch
Opmerking:
Of de waarden hier in mm of inch worden weergegeven, is afhankelijk van
de instelling Weergegeven eenheid voor lengte in de gebruikersinstellingen.
Toepassing in het P&I-schema
Tot nu toe werden in het P&I-schema de gegevens van buisleidingen
beheerd via verbindingsdefinitiepunten, die op de autoconnecting-lijnen
werden geplaatst. In het kader van een verbeterde engineering van buisleidingen in EPLAN P&ID worden in de plaats daarvan nu de nieuwe speciale
symbolen "Procesdefinitiepunten" gebruikt.
Om in een P&I-schema bij een autoconnecting-lijn een van de nieuwe lijntypen te gebruiken, plaatst u een dergelijk procesdefinitiepunt op deze lijn. In
het eigenschappendialoogvenster van het procesdefinitiepunt gaat u naar
het tabblad Grafische weergave verbinding en selecteert u voor het veld
Layer de gewenste layer (bijvoorbeeld de layer EPLAN759, Grafisch
symbool .Verbindingssymbolen.Autoconnecting.P&ID.Brandbare
gassen).
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 135
Toepassing in het P&I-schema
Na het actualiseren van de verbindingen worden de in de layer gedefinieerde
eigenschappen van het betreffende lijntype in het P&I-schema weergegeven. Zo zou bijvoorbeeld een autoconnecting-lijn voor brandbare gassen
(layer EPLAN759) in oranje worden weergegeven.
Voorbeeld:
Het voorbeeld toont een P&I-schema waarin de autoconnecting-lijnen met
meerdere procesdefinitiepunten aan verschillende lijntypen zijn toegewezen. Voor een betere identificatie zijn de procesdefinitiepunten in de
afbeelding met cirkels gemarkeerd en van een letter voorzien (A: Layer
EPLAN751 voor "Oliehoudend water", B: Layer EPLAN753 voor "Vuilwater",
C: Layer EPLAN756 voor "Olie", D: Layer EPLAN756 voor "Olie". Om de
andere toestand van het medium olie in deze buisleiding te markeren,
bevat de grafische weergave van de verbinding op dit procesdefinitiepunt
een andere, handmatig toegewezen kleur).
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 136
Nieuwe lijntypen bij het tekenen van grafische elementen
Nieuwe lijntypen bij het tekenen van grafische elementen
Bij het tekenen van grafische elementen met rechte lijnsegmenten hebt u nu
de mogelijkheid om de nieuwe lijntypen te gebruiken. In het eigenschappendialoogvenster op het tabblad Formaat is de vervolgkeuzelijst van het veld
Lijntype onder de bestaande lijntypen dienovereenkomstig uitgebreid.
Om bij het tekenen van een lijn voor P&I-schema's zoveel mogelijk conform
de normen te werken, selecteert u in het eigenschappendialoogvenster voor
het veld Layer de gewenste P&ID-layer en laat u de andere velden op de
waarde "Uit layer" staan. Op deze wijze kunt u bijvoorbeeld conform de
standaard ANSI/ISA-5.1-2009 werklijnen tussen verschillende PLT-systemen maken.
De nieuwe lijntypen voor P&I-schema's kunnen bij de volgende grafische
elementen worden gebruikt:
Lijnen
Polylijnen
Polygonen
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 137
Nieuwe lijntypen bij het tekenen van grafische elementen
Rechthoeken
Rechthoeken via middelpunt.
Bij grafische elementen die uit bogen of curven bestaan (bijvoorbeeld cirkels,
bogen etc.), kunnen de nieuwe lijntypen niet worden weergegeven.
Opmerking:
Wanneer voor een grafisch element dat uit bogen of curven bestaat, een
van de nieuwe lijntypen wordt ingesteld, wordt dit lijntype genegeerd en
wordt de lijn als doorgetrokken lijn weergegeven. Het maakt daarbij niet uit
of het lijntype direct via het veld Lijntype of via de geselecteerde layer
wordt gedefinieerd. Alle andere instellingen voor de lijn (lijndikte, kleur etc.)
blijven behouden.
Voor het werken met de nieuwe lijntypen gelden de volgende bijzonderheden:
Afrondingen:
Als de lijnsegmenten van een polylijn of als de hoek van een rechthoek
wordt afgerond, wordt voor de ronding geen nieuw lijntype gebruikt. In dat
geval wordt de ronding als een doorgetrokken lijn met de ingestelde lijndikte en kleur weergegeven.
Aanvullende grafische elementen:
Voor de aanvullende grafische elementen (cirkels, kruisjes etc.) die op de
nieuwe lijntypen worden gebruikt, worden vaste maten gebruikt. Bij grote
wijzigingen (bijvoorbeeld in de patroonlengte of de lijndikte) kan dat ertoe
leiden dat deze aanvullende grafische elementen niet meer herkenbaar
zijn. Bovendien worden dubbele lijnen, als deze zeer dun zijn, slechts als
enkele lijnen weergegeven.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 138
Afstand bij het tekenen van PLT-systemen beïnvloeden
Lijnpatroon:
Bij een wijziging van de lengte van een lijn wordt het lijnpatroon gecentreerd tussen het start- en eindpunt van de lijn opgenomen. De deellijnen
aan het begin en einde van een lijn tot het betreffende aanvullende
grafische element zijn altijd even lang.
Lijnafsluitingen:
Verschillende lijnafsluitingen (rond, rechthoekig, vlak) kunnen bij alle
lijnen met een "basislijn" worden weergegeven. Bij lijntypen die uit
meerdere lijnen (dubbele lijnen etc.) of alleen uit aanvullende grafische
elementen bestaan, wordt het gedrag niet ondersteund. Bij deze lijnen
wordt een vlak lijneinde weergegeven.
Export van de nieuwe lijntypen
De nieuwe lijntypen kunnen bij de export in de verschillende formaten (DXF /
DWG, afbeeldingsbestand, PDF) ook worden uitgevoerd. Voor een DXF- /
DWG-export naar AutoCAD moet u – net zoals eerder al het geval was – in
de instellingen een toekenningstabel maken, waarin de EPLAN-layers aan
de in AutoCAD gebruikte layernamen worden toegewezen.
Opmerking:
Bij een DXF- / DWG-export en aansluitende import in AutoCAD is het
mogelijk dat lijnen met het nieuwe lijntype anders worden weergegeven als
de betreffende AutoCAD-versie deze lijntypen niet ondersteunt.
Afstand bij het tekenen van PLT-systemen beïnvloeden
Met de functie PLT-systemen tekenen kunt u een of meerdere PLT-systemen met behulp van een venster- of paginamacro automatisch in het
schema plaatsen. De macro's werden tot nu toe op een door het programma
vooringestelde afstand geplaatst. Met de nieuwe EPLAN PPE-versie kunt u
deze afstand beïnvloeden.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 139
Afstand bij het tekenen van PLT-systemen beïnvloeden
De afstand wordt gedefinieerd in het dialoogvenster Instellingen: PLTsystemen met het nieuwe groepsveld Afstand bij het tekenen van PLTsystemen (menupad: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > PPE > PLT-systemen).
In dit groepsveld definieert u de afstand van de macro's bij het tekenen van
PLT-systemen.
Tot de rand: geef hier de afstand van de eerste macro tot de rand op.
Tussen macro's: geef hier de afstand tussen de macro's op.
Opmerking:
Of de waarden hier in mm of inch worden weergegeven, is afhankelijk van
de instelling Weergegeven eenheid voor lengte in de gebruikersinstellingen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 140
Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal
Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal
Gelijk met de nieuwe versie van het EPLAN-platform wordt er ook een
nieuwe versie van het EPLAN Data Portal met uitgebreide functies
gelanceerd.
Via ons internetportaal voor apparaatgegevens – het EPLAN Data Portal –
hebt u toegang tot stamgegevens van bekende fabrikanten die u direct in het
EPLAN-platform kunt overnemen. Behalve alfanumerieke artikelgegevens
bevatten deze stamgegevens o.a. schemamacro's, artikelinformatie in
verschillende talen, voorbeeldafbeeldingen, documenten etc. De gegevens
die de fabrikanten ter beschikking stellen, worden bij het downloaden direct
geïntegreerd in het EPLAN-platform.
Met versie 2.2 van het EPLAN-platform is het EPLAN Data Portal in de volgende programmavarianten beschikbaar:
EPLAN Electric P8
EPLAN Fluid
EPLAN PPE
EPLAN Pro Panel Professional
EPLAN Education.
Om het portaal na installatie van een programmavariant daadwerkelijk te
kunnen gebruiken, dient u over een geldig software-servicecontract voor uw
EPLAN-licentie te beschikken. Om snel naar een artikel te zoeken, kunt u
ook rechtstreeks naar de website "http://eplandata.de/portal/" gaan.
Nadat u een gebruikersaccount hebt aangemaakt, opent u de EPLAN Data
Portal-navigator door in het menu Hulpprogramma's de menuopdrachten
Data Portal > Navigator te kiezen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 141
Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal
Opmerkingen:
Om van het EPLAN Data Portal gebruik te kunnen maken, hebt u een
internetverbinding nodig en mag de toegang niet door een firewall of
andere beveiligingsprogramma's worden geblokkeerd! Als u problemen
ondervindt, controleer dan eerst de firewall, de virusscanner of de
proxy-instellingen.
Het EPLAN Data Portal kan worden gebruikt met Microsoft Internet
Explorer 8 en Internet Explorer 9.
Een overzicht van de belangrijkste vernieuwingen van het EPLAN Data
Portal:
Nog meer gegevens en fabrikanten
Het EPLAN Data Portal bevat steeds meer componentgegevens en deze
worden steeds omvangrijker. De lijst met meer dan 45 fabrikanten van
componenten is verder uitgebreid en bevat nu bijvoorbeeld ook gegevens
van EKF electrotechnica en Wieland Electric. Fabrikanten die al langer
deel uitmaken van het portaal, breiden de omvang van hun gegevens in
het EPLAN Data Portal voortdurend uit.
Installatie in combinatie met het EPLAN-platform
Het EPLAN Data Portal is nog beter in het EPLAN-platform geïntegreerd.
Als u nu een programmavariant van het EPLAN-platform (bijvoorbeeld
EPLAN Electric P8) installeert, wordt de actuele versie van het EPLAN
Data Portal ook direct geïnstalleerd.
Voordeel:
Het EPLAN Data Portal hoeft niet meer apart te worden geïnstalleerd. In
het EPLAN-platform hebt u direct toegang tot het EPLAN Data Portal.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 142
Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal
Gemarkeerde fabrikanten in de fabrikantenlijst
Fabrikanten kunnen nu gedurende een bepaalde tijd in een speciaal
bereik aan het begin van de fabrikantenlijst worden geplaatst. Of in dit
bereik fabrikanten worden weergegeven, welke dat zijn, hoe lang de
fabrikanten worden gemarkeerd en hoe de koptekst voor het speciale
bereik luidt, wordt door de beheerders van het EPLAN Data Portal bij
EPLAN bepaald. Ook wanneer een fabrikant gemarkeerd is, wordt deze
nog steeds in het "normale" overzicht van alle fabrikanten weergegeven.
Voordeel:
Aan de gemarkeerde fabrikanten kan de gebruiker zien, welke fabrikanten
in het EPLAN Data Portal nieuw zijn of welke voor hem van belang zijn.
Barcode als aanvullende artikelinformatie
De fabrikanten kunnen nu als aanvullende informatie bij de artikelen in de
detailweergave van een artikel de bijbehorende barcode aangeven. Daarbij worden in het veld Barcode zowel het barcode-nummer als het barcode-type weergegeven. De waarden worden door een spatie van elkaar
gescheiden (bijvoorbeeld 12345678 EAN) en komen overeen met de
gelijknamige eigenschappen in het artikelbeheer op het tabblad Prijzen /
overig. Bovendien is in het EPLAN Data Portal ook het zoeken op basis
van het criterium "Barcode" uitgebreid.
Vereenvoudigde kenmerken
In deze versie zijn de kenmerken van de artikelgegevens vereenvoudigd.
Zowel de namen, die nu de inhoudelijke gegevens beschrijven, als de
pictogrammen zijn aan het EPLAN-platform aangepast. Kenmerken
(zoals de door de fabrikanten bij de artikelen opgeslagen bestelgegevens,
functiesjablonen etc.) kunnen als filtercriteria of bij het zoeken worden
gebruikt.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 143
Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal
Oude naam:
Nieuwe naam:
Commerciële processen
Bestelgegevens
Apparaatgericht werken
Functiesjabloon
Complexe weergave
Logische macro
Eenvoudige productie-informatie
Grafische 2D-gegevens
Uitgebreide productie-informatie (routering)
Aansluitbeeld
Uitgebreide productie-informatie (NC-gegevens)
Boorpatroon
3D-schakelkastplanning
Grafische 3D-gegevens
Nieuw filter op basis van functiesjablonen
In het EPLAN Data Portal kunt u nu artikelen op bepaalde functiedefinities
filteren. De detailweergave van veel artikelen is hiervoor uitgebreid met
de bijbehorende functiesjablonen (zie paragraaf "Nieuw filter voor
functiesjablonen gebruiken" op pagina "145").
Voordeel:
In het EPLAN Data Portal kunt u nu filteren op artikelen die bepaalde
functiedefinities hebben. Daardoor kan in het EPLAN-platform voor een
speciaal apparaat het passende artikel worden geselecteerd.
Uitgebreide informatie in het winkelmandje
In het winkelmandje worden nu als extra informatie bij een artikel ook het
aantal, een beschrijving en een kenmerk met betrekking tot de herkomst
van het artikel weergegeven. Een deel van deze informatie ("Aantal eenheden", "Beschrijving") kan worden bewerkt en bij het importeren in de
apparaatlijst worden overgedragen (zie paragraaf "Uitgebreide informatie
in het winkelmandje bewerken" op pagina "146").
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 144
Nieuw filter voor functiesjablonen gebruiken
Voordeel:
Het in de Rittal-Therm-configurator bepaalde aantal hoofd- en bijbehorende artikelen evenals de projectnaam in Rittal Therm worden nu
eveneens naar het winkelmandje van het EPLAN Data Portal overgedragen.
Raadpleeg voor informatie over alle vernieuwingen onze website
"www.eplan.de/portal-news". Meer informatie over alle nieuwe functies vindt
u ook in de online Help van de EPLAN Data Portal Server.
Nieuw filter voor functiesjablonen gebruiken
Bij veel artikelen van het EPLAN Data Portal zijn nu de bijbehorende
functiesjablonen opgeslagen. De functiesjablonen worden in de detailweergave van een artikel als onderste punt in een tabel weergegeven.
Klik op een van de weergegeven functiesjablonen om op de betreffende
functiedefinitie te filteren. De geselecteerde functiedefinitie wordt in het
filterbereik boven de lijstweergave in het nieuwe filter Functiesjabloon
weergegeven en de lijst wordt op basis van dit criterium gefilterd. Een artikel
wordt weergegeven wanneer de "gezochte" functiedefinitie in een van zijn
functiesjablonen voorkomt.
Als een artikel over meerdere, verschillende functiesjablonen beschikt, kunt
u ook het Portal op een dergelijk artikel filteren. Om op alle functiedefinities
van een artikel te filteren, klikt u in de detailweergave op het plus-teken ,
naast de invoer Functiesjabloon. In het filter Functiesjabloon worden dan
meerdere functiedefinities weergegeven. Vervolgens worden in de artikellijst
alle passende artikelen weergegeven. Daarbij worden de artikelen waarvan
de functiesjablonen het beste bij de in het filter genoemde functiedefinities
passen, bovenin de lijst weergegeven.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 145
Artikelselectie via het EPLAN Data Portal
Door op het betreffende min-teken te klikken, kunt u het functiesjablonenfilter volledig of de genoemde functiedefinities afzonderlijk verwijderen.
Artikelselectie via het EPLAN Data Portal
Bij een artikelselectie in het EPLAN-platform via het EPLAN Data Portal
worden de artikelen in het Portal nu niet meer op kenletters maar op
functiedefinitie gefilterd. Daardoor worden voor het betreffende onderdeel in
het schema artikelen aangeboden die beter bij dit onderdeel passen.
Filteren op toebehoren bij artikelselectie
Als aan een onderdeel al een artikel is toegewezen, wordt op basis van dit
artikel bij een volgende artikelselectie voor een ander artikel via het EPLAN
Data Portal het nieuwe filter Toebehoren bij ingesteld. Met dit filter wordt in
het EPLAN Data Portal gefilterd op alle artikelen die horen bij artikelen die al
eerder zijn toegekend (en zogeheten "bijbehorende artikelen" zijn).
Uitgebreide informatie in het winkelmandje bewerken
Een artikel kan nu meerdere keren in het winkelmandje worden weergegeven. Om de afzonderlijke artikelen in het winkelmandje beter van elkaar te
kunnen onderscheiden, kunt u nu aanvullende informatie zoals "Aantal eenheden" en "Beschrijving" bij een artikel opslaan. Deze informatie wordt bij de
import van artikelen in de apparatenlijst van het EPLAN-platform naar de
eigenschappen Toegestane aantal eenheden en Apparaatbeschrijving
overgedragen.
Ook wordt de herkomst van een artikel weergegeven. Artikelen die via de
Rittal Therm-configurator aan het winkelmandje zijn toegevoegd, krijgen het
kenmerk "RTH", de andere artikelen uit het Data Portal krijgen het kenmerk
"EDP". Bij de overdracht van artikelen vanuit de Rittal Therm-configurator
naar het winkelmandje worden bovendien zowel het aantal artikelen als de
projectnaam vanuit Rittal Therm in de uitgebreide informatie overgenomen.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 146
Uitgebreide informatie in het winkelmandje bewerken
Om de uitgebreide informatie van de artikelen in het winkelmandje te bewerken, klikt u op de nieuwe knop
(Winkelmandje bewerken). Vervolgens
wordt de inhoud van het winkelmandje weergegeven, waarbij de velden
Aantal eenheden en Beschrijving zijn vrijgeschakeld en door u kunnen
worden bewerkt. De gewijzigde informatie neemt u over door op knop
[Opslaan] te klikken.
Tip:
U kunt het aantal eenheden van een artikel in het winkelmandje ook direct
wijzigen door op de pijlknoppen
klikken.
achter de weergegeven waarde te
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 147
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension"
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule
"EPLAN API Extension"
Opmerking:
De uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" is in het kader van EPLAN
API Developer Networks (EADN) als ontwikkelaarspakket voor de
programmavarianten optioneel verkrijgbaar:
EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+,
EPLAN Electric P8 Ultimate, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional,
EPLAN PPE, EPLAN PPE Professional, EPLAN Pro Panel Professional.
Voor de producten van het EPLAN-platform is een uniforme en zeer krachtige programmeerinterface (API, Application Programming Interface)
beschikbaar. Met deze uitbreidingsmodule EPLAN API kunt u zelf, in samenwerking met EPLAN of andere partners, oplossingen op maat ontwikkelen.
Meer informatie over EPLAN API en EADN vindt u op de website van EPLAN
in de rubriek "Services > EPLAN API Developer Network".
In de volgende paragraaf vindt u informatie over de verschillende vernieuwingen in EPLAN API. Om met de nieuwe versie van EPLAN API eigen
toepassingen te kunnen ontwikkelen, hebt u .NET Framework 4.0 van
Microsoft nodig.
Verwijderen van verouderde methoden en eigenschappen
Als gevolg van de voortdurende verdere ontwikkeling van het EPLAN-platform zijn enkele methoden en eigenschappen van de EPLAN API overbodig
geworden. De volgende methoden en eigenschappen, die al in versie 1.8 als
verouderd werden aangegeven, zijn in de nieuwe versie van de EPLAN API
niet meer aanwezig:
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 148
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension"
In de klasse Connection:
AddArticle(string strArticleNR)
AddArticle(string strArticleNR, string strVariantNR,
Uint32 nCount).
In de klasse DeviceService:
ExportDeviceList(Project oProject, string
strExportFilePath)
ExportDeviceList(string strFullLinkFileName, string
strExportFilePath)
ImportDeviceList(Eplan::EplApi::DataModel::Project
oProject, string strImportFilePath)
ImportDeviceList(string strFullLinkFileName string
strImportFilePath).
In de klasse Function:
AddArticle(string strArticleNR)
AddArticle(string strArticleNR, string strVariantNR,
Uint32 nCount)
HasLocalLogicalDefinition
SymbolType.
In de klasse MountingPanelService:
CreateArticlePlacement(string strPartNumber, PointD
pLocation).
In de klasse Pen:
DependsOnLayer.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 149
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension"
In de klasse Project:
AddArticle(string strArticleNR)
AddArticle(string strArticleNR, string strVariantNR,
Uint32 nCount)
Objects(Filters.Part).
In de klasse ProjectManagement:
CompressProject(Project oProject, string strConfigScheme,
string strFilterScheme, bool bUseFilter)
CompressProject(string strFullLinkFileName string
strConfigScheme string strFilterScheme, bool bUseFilter).
In de klasse Renumber:
DeviceTags(Function[] pFunctions, string strFilterScheme,
bool bUseFilter, Int32 eDeviceTagKind, string strScheme,
Int32 nStartValuePerIdentifier, Int32
nIncrementPerIdentifier)
DeviceTags(Project pProject, string strFilterScheme, bool
bUseFilter, Int32 eDeviceTagKind, string
strSchemePerIdentifier, Int32 nStartValuePerIdentifier,
Int32 nIncrementPerIdentifier).
In de klasse SelectionSet:
GetSelection().
In de klasse Shielding:
Shielding.Create(Page page).
In de klasse TextBase:
BoxLocation.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 150
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension"
Daarnaast zijn de volgende methoden en eigenschappen uit de klasse
Location verwijderd:
Create(Eplan::EplApi::DataModel::Project oProject)
SetParent(Location pParent)
HierarchyId.
Deze methoden en eigenschappen hebben in het verleden tot problemen
geleid en zijn in versie 2.1 als verouderd aangegeven.
Gefilterde PLC-aansluitingen bepalen
In de klasse DMObjectsFinder van de EPLAN API is nu de nieuwe methode
GetPLCTerminalsWithFilterScheme beschikbaar. Met deze methode
kunnen voor de PLC-navigator de PLC-aansluitingen worden bepaald die na
het toepassen van een filterschema overblijven.
Definiëren van bewerkingsbereiken
EPLAN-projecten kunnen nu ook met behulp van de EPLAN API in
bewerkingsklassen worden opgedeeld. Hiertoe is aan de naamruimte
Eplan.EplApi.DataModel de nieuwe klasse ProjectSections toegevoegd.
Functioneel plaatsen van macro's
Met de nieuwe EPLAN API is nu ook het functioneel plaatsen van macro's in
Sequential Function Charts mogelijk. Hiervoor is de klasse Function met de
nieuwe methode PlaceFunctionalMacro uitgebreid.
Functioneel plaatsen van functies
Met de methode PlaceAt uit de klasse Function kunnen functies met het
weergavetype "Functioneel" nu correct in de gewenste Sequential Function
Chart worden geplaatst.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 151
Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension"
PLC-schema genereren
In de EPLAN API kan nu ook een PLC-schema worden gegenereerd. (In de
gebruikersinterface komt dit overeen met het menupad Projectgegevens >
PLC > Schema genereren.) Hiervoor is in de klasse PlcService de nieuwe
methode GenerateSchematic beschikbaar.
Afzonderlijke verwerkingspagina's genereren
Bij het verwerken van een project met de EPLAN API was het tot nu toe
alleen mogelijk om het totale project te verwerken, verwerkingen te actualiseren of ingesloten verwerkingen te genereren. Om nu ook afzonderlijke
verwerkingspagina's met de EPLAN API te kunnen genereren, beschikt u in
de klasse Reports over de nieuwe methode CreateReport.
Bovendien is deze klasse ook uitgebreid met de nieuwe methode
CreateReportsFromTemplates. Met deze methode kunt u de sjablonen
van een of meerdere verwerkingstypen verwerken.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 152
Vernieuwingen in de stamgegevens
Vernieuwingen in de stamgegevens
Uitgebreide synchronisatie van de projectstamgegevens
Bij het synchroniseren van de projectstamgegevens met de systeemstamgegevens is het mogelijk om voor de systeemstamgegevens tussen verschillende directory's te wisselen.
Voordeel:
Bij het synchroniseren van de projectstamgegevens kan eerder worden
herkend in welke directory de systeemstamgegevens zijn opgeslagen. Bij
het wisselen van directory worden de gegevens nu sneller gesynchroniseerd.
Daarvoor is het dialoogvenster Synchronisatie van stamgegevens <Projectnaam> voor de lijst met systeemstamgegevens uitgebreid met de
vervolgkeuzelijst Directory's. (Een mogelijk menupad bij dit dialoogvenster
is bijvoorbeeld Hulpprogramma's > Stamgegevens > Huidig project
synchroniseren.)
In deze vervolgkeuzelijst kunt u verschillende directory's voor de synchronisatie van stamgegevens selecteren. Om dit te kunnen doen, moet u de
verschillende directory-instellingen eerst als schema opslaan. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn als u verschillende stamgegevensdirectory's voor verschillende bedrijven / klanten gebruikt.
Als u op de knop [...] naast de vervolgkeuzelijst klikt, wordt het dialoogvenster Instellingen: Directory's geopend. In dit dialoogvenster worden de
ingestelde directory's voor de systeemstamgegevens weergegeven. Indien
gewenst kunnen deze instellingen worden gewijzigd en kan eventueel een
nieuw schema voor de directory's worden gemaakt.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 153
Stamgegevens: Symbolen
Stamgegevens: Symbolen
Opmerking:
Op de volgende pagina's is een aantal nieuwe symbolen uit verschillende
symboolbibliotheken weergegeven. De afbeeldingen tonen de symbolen in
variant "A" in de meerlijnige weergave. Onder elke afbeelding staan de
naam en het nummer van het symbool.
IEC-, GOST- en GB-norm
In de symboolbibliotheken IEC_symbol, IEC_single_symbol, GOST_
symbol, GOST_single_symbol, GB_symbol en GB_single_symbol zijn
de volgende nieuwe symbolen beschikbaar:
QL2 // 113
FLTR3 // 1283
XU_2 // 1464
X5_NB // 1481
X5_B // 1482
X5_NB_1 // 1483
X5_B_1 // 1484
X5_B_2 // 1485
X7_NB // 1487
X7_B // 1488
X7_NB_1 // 1489
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 154
X7_B_1 // 1490
Stamgegevens: Symbolen
X7_B_2 // 1491
NFPA-norm
In de symboolbibliotheken NFPA_symbol en NFPA_single_symbol zijn
de volgende nieuwe symbolen beschikbaar:
QL2 // 1134
FLTR3 // 1283
X5_B // 1482
X5_NB_1 // 1483
X7_NB // 1487
X7_B // 1488
XU_2 // 1464
X5_NB // 1481
X5_B_1 // 1484
X5_B_2 // 1485
X7_NB_1 // 1489
X7_B_2 // 1491
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 155
X7_B_1 // 1490
Stamgegevens: Symbolen
Symboolbibliotheek met speciale symbolen
Voor de weergave van complexe apparaten zijn aan de symboolbibliotheek SPECIAL de volgende nieuwe symbolen toegevoegd:
D2DCP1S // 512
D3DCP1S // 513
D4DCPI // 514
D2DCPFEM1S // 515
D3DCPFEM1S
D4DCPFEMI
D2DCPJICFEM1S
D3DCPJICFEM1S
// 516
// 517
// 518
// 519
D4DCPJICFEMI // 520
D2DCPM1S // 521
D3DCPM1S // 522
D4DCPMI // 523
D2DCPJICM1S // 524 D3DCPJICM1S // 525 D4DCPJICMI // 526 D2DCPNG1S // 527
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 156
Stamgegevens: Symbolen
D3DCPNG1S // 528
D4DCPP3I // 532
D2DCPPO1S // 536
D4DCPNGI // 529
D2DCPPJIC1S // 533
D3DCPPO1S // 537
D2DCPP31S // 530
D3DCPP31S // 531
D3DCPPJIC1S // 534
D4DCPPJICI // 535
D4DCPPOI // 538
D3DCPPOJIC1S // 540 D4DCPPOJICI // 541
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 157
D2DCPPOJIC1S // 539
Stamgegevens: Symbolen
Voor PLT-systemen en PLT-systeemfuncties in EPLAN PPE zijn in de
symboolbibliotheek SPECIAL de volgende nieuwe symbolen gemaakt:
PID31 // 480
PID32 // 481
PID33 // 482
PID34 // 483
PID35 // 484
PID36 // 485
PID37 // 486
PID38 // 487
PID39 // 488
PID39 // 489
PID41 // 490
PID42 // 491
PID43 // 492
PID44 // 493
PID45 // 494
PID46 // 495
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 158
Stamgegevens: Symbolen
PID47 // 496
PID48 // 497
PID51 // 500
PID52 // 501
PID49 // 498
PID50 // 499
Voor de engineering van buisleidingen in EPLAN P&ID zijn aan de
symboolbibliotheek SPECIAL de volgende nieuwe symbolen toegevoegd:
PCDP // 103
PCCP // 104
TPIDA // 105
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 159
TPIDL // 106
Stamgegevens: Symbolen
Voor de uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys" zijn aan de symboolbibliotheek SPECIAL de volgende nieuwe symbolen toegevoegd:
CABSP // 200
CABBP // 201
CABS // 202
CABSPCP // 203
CABSTND // 210
Bovendien bevinden de symbolen CABSP, CABBP, CABSPCP en CABSTND zich
ook in de nieuwe symboolbibliotheken voor de topologie (IEC_topology_
symbol etc.).
Daarnaast zijn aan de symboolbibliotheek SPECIAL de volgende symbolen toegevoegd:
DCPOL // 58 // Apparaataansluiting (alleen lijn)
DCPOL // 58
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 160
Stamgegevens: Symbolen
BPF // 339 // Afbreekpunt (Fluid)
BPF // 339
De symboolbeschrijving van het symbool SC // 2 is hernoemd naar
Structuurkast (eerder "Plaatscoderingsbox"). Op gelijksoortige wijze is
ook de symboolbeschrijving van het symbool SC2 // 52 gewijzigd in
Structuurkast (polylijn) ("eerder "Plaatscoderingsbox (polylijn)").
Algemeen
Voor de uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys" zijn de volgende vier
symboolbibliotheken met topologie-symbolen gemaakt:
- IEC_topology_symbol
- IEC_topology_symbol_M20
- IEC_topology_symbol_M50
- IEC_topology_symbol_M100.
Met de maataanduidingen M20, M50, M100 wordt een schaalfactor
aangegeven, waarmee de topologie-symbolen ten opzichte van de
symboolbibliotheek IEC_topology_symbol zijn vergroot. Op basis van
de verschillende symboolbibliotheken kunt u ook bij topologie-pagina's
met een kleinere schaal (1:20, 1:50, 1:100) grotere topologie-symbolen
selecteren, zolang deze op deze pagina's met een kleinere schaal nog
herkenbaar zijn.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 161
Stamgegevens: Functiedefinitiebibliotheek
Stamgegevens: Functiedefinitiebibliotheek
De functiedefinitiebibliotheek is uitgebreid met een aantal nieuwe functiedefinities. Voor informatie over de eigenschappen en het basissymbool van
de hierna genoemde functiedefinities in het dialoogvenster Functiedefinities, volgt u in het veld Selectie het aangegeven pad door de boomstructuur.
Bereik Algemeen
Onder Algemeen // Algemene speciale functies // Topologierouteringstraject // Topologie-routeringspad is de volgende
nieuwe functiedefinitie toegevoegd:
– Topologie-routeringspad.
Onder Algemeen // Algemene speciale functies // Topologierouteringstraject // Topologie-routeringspad is de volgende
nieuwe functiedefinitie toegevoegd:
– Topologie-routeringspunt.
Onder Algemeen // Algemene speciale functies // Verbinding
// Verbindingsdefinitie is de volgende nieuwe functiedefinitie toegevoegd:
– Schakelbare brug.
Bereik Elektrotechniek
Onder Elektrotechniek // Beveiliging // Motorbeveiligingsschakelaar // Motorbeveiligingsschakelaar, 2 aansluitingen is de volgende nieuwe functiedefinitie toegevoegd:
– Motorbeveiligingsschakelaar éénpolig.
Onder Elektrotechniek // Beveiliging // Motorbeveiligingsschakelaar // Motorbeveiligingsschakelaar, 4 aansluitingen is de volgende nieuwe functiedefinitie toegevoegd:
– Motorbeveiligingsschakelaar tweepolig.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 162
Stamgegevens: Formulieren
Onder Elektrotechniek // Beveiliging // Motorbeveiligingsschakelaar // Motorbeveiligingsschakelaar, 6 aansluitingen is de volgende functiedefinitie hernoemd:
– Motorbeveiligingsschakelaar driepolig
(eerder "Motorbeveiligingsschakelaar").
Bereik Mechanica
Onder Mechanica // Constructie // Bereikdefinitie //
Geblokkeerd vak zijn de volgende functiedefinities hernoemd:
– Geblokkeerd vlak voor boren (eerder "Geblokkeerd boorvlak")
– Geblokkeerd vlak voor plaatsen (eerder "Geblokkeerd
plaatsingsvlak")
– Geblokkeerd vlak voor routeren (eerder "Geblokkeerd
bekabelingsvlak").
Onder Mechanica // Stroomverdeling // Koperbundels //
Koperbundel is de volgende nieuwe functiedefinitie toegevoegd:
– Koperbundel.
Stamgegevens: Formulieren
Er zijn vijf nieuwe formulieren gemaakt:
F22_004.f22 (bestandstype "Stekeraansluitlijst")
F34_001.f34 (bestandstype "Topologie: Routeringspadlijst")
F35_001.f35 (bestandstype "Topologie: Routeringspadschema")
F36_001.f36 (bestandstype "Topologie: Gerouteerde kabels / verbin-
dingen")
F37_001.f37 (bestandstype "Procesoverzicht"; voor EPLAN PPE).
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 163
Stamgegevens: Schema's
Stamgegevens: Schema's
Voor het dialoogvenster Symboolselectie zijn de volgende twee nieuwe
filterschema's gemaakt:
PID_ESS
PPE_SYM.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 164
Overige vernieuwingen en informatie
Overige vernieuwingen en informatie
Verbeterde supportaanvraag
In deze nieuwe versie kunt u uw supportaanvraag nog sneller en directer
realiseren.
Voordeel:
Deze methode van supportaanvraag is eenvoudiger voor de gebruiker
omdat gegevens automatisch worden overgenomen.
Voor een dergelijke verbeterde supportaanvraag kiest u in het menu Help de
nieuwe menuopdracht EPLAN-supportaanvraag aanmaken op het web.
Het dialoogvenster EPLAN-supportaanvraag aanmaken wordt dan
geopend.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 165
Verbeterde supportaanvraag
Dit dialoogvenster bevat informatie (Dongle-nummer, Versie etc.), die automatisch aan EPLAN-support wordt overgedragen. Als u akkoord gaat met de
overdracht van deze informatie, klikt u op [Ja]. U wordt dan automatisch bij
de supportomgeving aangemeld. Daar kunt u uw supportaanvraag indienen
of informatie over een bestaande supportaanvraag inzien.
Wanneer u niet akkoord gaat met de overdracht van deze informatie en op
[Nee] klikt, wordt er een EPLAN-internetpagina geopend en moet u zich –
net als voorheen – eerst bij de supportomgeving aanmelden.
Opmerking:
Deze verbeterde supportaanvraag is alleen beschikbaar wanneer u over
een geldig software-service-contract beschikt en wanneer u uw klantnummer in het EPLAN-platform hebt opgeslagen. Hiervoor is het dialoogvenster Instellingen: Gebruikerskenmerk / adres met het veld
Klantnummer uitgebreid. Voer hier uw klantnummer in.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 166
Validatiecode
Validatiecode
Om deze versie van EPLAN te kunnen gebruiken, hebt u een nieuwe validatiecode (vrijschakelcode) nodig. Deze staat op de pakbon die met uw cd
wordt verzonden. Bovendien kunt u de validatiecode online op het internet
oproepen (zie volgende paragraaf).
Validatiecode online aanvragen
Met EPLAN hebt u de mogelijkheid om de laatste stap van het installeren
snel en makkelijk uit te voeren en de validatiecode die voor de licentiëring is
vereist online van internet te halen. Nadat de vereiste gegevens zijn ingevoerd, wordt de validatiecode automatisch naar het licentiedialoogvenster
overgedragen.
Opmerking:
Houd er rekening mee dat voor het aanvragen en overdragen van de
validatiecode een actieve internetverbinding nodig is. Voor netwerklicenties of voor licenties zonder dongle is het online aanvragen van een
validatiecode niet mogelijk.
Om ervoor te zorgen dat u de validatiecode online kunt oproepen, is het
dialoogvenster Validatiecode invoeren dienovereenkomstig uitgebreid.
Dit dialoogvenster wordt bijvoorbeeld geopend als u de toepassing na het
installeren voor het eerst opstart. Klik hier op de nieuwe knop [Online
aanvragen].
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 167
Validatiecode online aanvragen
In het dialoogvenster Validatiecode online aanvragen zijn de Bedrijfsnaam en het Serienummer reeds automatisch ingevoerd. Deze gegevens
zijn nodig om de validatiecode te kunnen aanvragen.
Actuele informatie
Wanneer u voortaan nog beter op de hoogte wilt worden gehouden van de
nieuwste ontwikkelingen (zoals bijvoorbeeld via onze eNewsletter) schakelt u
het selectievakje Ik ga akkoord met het toezenden van informatie in. De
gegevens (Naam, Telefoon, E-mailadres etc.) worden dan door EPLAN
opgeslagen.
Instellingen voor internet
Standaard worden de instellingen van een bestaande internetverbinding
overgenomen. Via de knop [Instellingen] en het vervolgdialoogvenster kunt
u echter ook een proxyserver als netwerkcomponent gebruiken. In dat geval
moet u het Adres, de Poort etc. invoeren. Neem voor deze instellingen
contact op met uw systeembeheerder.
Teruggave van de validatiecode
Wanneer u op [Verzenden] klikt, worden de gegevens versleuteld naar
EPLAN verzonden. Als uw gegevens bij EPLAN bekend en geldig zijn, wordt
een validatiecode gegenereerd en naar het licentiedialoogvenster verzonden. Door te klikken op [OK] wordt het programma gestart.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 168
Installatie
Installatie
De installatie van EPLAN-programmavarianten en add-ons wordt sinds
versie 2.1 uitgevoerd door middel van de EPLAN Setup Manager. Het
eigenlijke installatieproces in de EPLAN Setup Manager is niet gewijzigd.
Voor wat betreft de interfaces en directory's hebben bij installatie in deze
versie de volgende wijzigingen plaatsgevonden:
Aparte installatie van de dongle-driver
De installatie van de dongle-driver vindt nu onafhankelijk van de installatie
van de EPLAN License Clients plaats. In de EPLAN Setup Manager definieert u of dongle-driver al dan niet moet worden geïnstalleerd. Daarvoor is
bij de gebruikergedefinieerde installatie onder de knop [Stamgegevens
en talen] het nieuwe selectievakje Dongle-drivers installeren beschikbaar.
Opmerkingen:
Het selectievakje Dongle-drivers installeren is standaard ingeschakeld. Om de driver bij de installatie van andere EPLAN-programmavarianten niet opnieuw te installeren, moet u het selectievakje
uitschakelen.
Ook bij een verdeelde installatie (bijv. MSI-installatie) wordt de dongledriver niet meer automatisch geïnstalleerd. Voor een installatie met
dongle-driver moet u het oproepcommando HASPUserSetup.exe met
de parameter /passive opgeven.
Bij de installatie wordt de dongle-driver in de directory van de EPLAN
License Clients opgeslagen. Voor Windows 7 kan de directory voor het
betreffende bestand HASPUserSetup.exe bijvoorbeeld zijn:
C:\Program Files (x86)\EPLAN\COMMON.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 169
Installatie
Tip:
Het deïnstalleren van de dongle-driver vindt plaats in het configuratiescherm. Kies hiertoe in het deïnstallatievenster de optie "Sentinel
Runtime".
Hernoemde installatiepakketten voor de stamgegevens
De installatiepakketten voor de stamgegevens zijn hernoemd, zodat de
gegevens-installatiepakketten van de originele EPLAN-stamgegevens
eenduidiger kunnen worden onderscheiden van de te installeren programma-add-ons. Zo heet het installatiepakket met de originele EPLANstamgegevens van de EPLAN-variant EPLAN Fluid nu "EPLAN Fluid
Data 2.2" terwijl de programma-add-on nog steeds "Fluid Add-on" heet.
Nieuwe directory voor instellingendatabanken
De bij de installatie gegenereerde configuratiedirectory voor de
instellingendatabanken heeft als nieuw onderdeel de directory Win32. De
CFG-directory met de gebruikers-, bedrijfsinstellingen etc. wordt als subdirectory van deze nieuwe directory gegenereerd (bijvoorbeeld voor het
besturingssysteem Windows 7 in Windows Explorer:
C:\Gebruikers\Openbaar\EPLAN\Electric P8\2.2.0\Win32\Cfg).
Geen lege directory's voor originele EPLAN-stamgegevens
Bij de installatie van de EPLAN-programmavarianten worden nu in de
directory's voor de originele EPLAN-stamgegevens geen lege directory's
voor stamgegevens meer gegenereerd.
Opmerking:
Voor het besturingssysteem Windows XP is de directory voor de originele
EPLAN-stamgegevens standaard bijvoorbeeld C:\Documents and
Settings\All Users\EPLAN\ en voor Windows 7 is de directory
standaard C:\ProgramData\EPLAN.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 170
Installatie voor op de server opgeslagen profielen
Engelse namen van directory's voor originele EPLAN-stamgegevens
Bovendien worden de originele EPLAN-stamgegevens bij de installatie in
directory's met een Engelse benaming gekopieerd. Zo bevinden de originele EPLAN-stamgegevens zich wereldwijd in eenduidige directory's.
Opmerking:
De namen van de directory's van stamgegevens waarmee de gebruikers
werken (de systeemstamgegevens), worden nog steeds in alle EPLANinterfacetalen vertaald. Deze directorynamen worden bij de installatie in
die taal gegenereerd, die in de EPLAN Setup Manager als geactiveerde
interfacetaal is ingesteld.
Installatie voor op de server opgeslagen profielen
Bij de installatie kunnen voor de directory's van de instellingendatabanken ook omgevingsvariabelen (bijvoorbeeld %APPDATA%) worden
opgegeven, zodat het EPLAN-platform kan worden gebruikt voor
profielen die op de server zijn opgeslagen (Zie volgende paragraaf).
Installatie voor op de server opgeslagen profielen
Met gebruikersprofielen die op servers zijn opgeslagen ("roaming profiles")
kunnen gebruikers zich bij verschillende computers binnen een netwerkdomein aanmelden en daar met hun gebruikelijke desktopinstellingen
werken.
Met de nieuwe EPLAN-versie kunnen de instellingendatabanken onder de
directory %APPDATA%\EPLAN worden opgeslagen. Een dergelijke directory is
vereist om profielen die op een server zijn opgeslagen te kunnen gebruiken.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 171
Installatie voor op de server opgeslagen profielen
Bij de installatie in de EPLAN Setup Manager is het nu toegestaan om voor
de instellingendatabanken omgevingsvariabelen op te geven, zodat de
instellingendatabanken in een dergelijke directory kunnen worden geïnstalleerd. Daarbij mogen de omgevingsvariabelen alleen voor de doeldirectory's
van de velden Gebruikersinstellingen, Stationsinstellingen en Bedrijfsinstellingen worden ingevoerd. Een zinvolle invoer zou bijvoorbeeld
%APPDATA%\EPLAN zijn.
De omgevingsvariabele %APPDATA% geeft het directorypad aan, waarin de
toepassingen standaard gegevens opslaan. Bij de installatie wordt een
dergelijk directorypad dan naar het bestand install.xml overgedragen.
Pas als EPLAN wordt gestart, worden de instellingendatabanken in de
directory %APPDATA%\EPLAN gegenereerd. Het directorypad zou er bijvoorbeeld als volgt kunnen uitzien:
C:\Users\<UwProfielnaam>\AppData\Roaming\EPLAN.
Opmerking:
Voor een dergelijke installatie moet u als beheerder zijn aangemeld en
over een zeer grondige kennis van het programma en het systeem
beschikken.
Bij een geautomatiseerde installatie (bijvoorbeeld via een MSI-bestand)
wordt het directorypad door de opdrachtprompt in Windows bepaald. In
dat geval moet u na de installatie de directory's voor de instellingendatabanken in het bestand install.xml wijzigen in %APPDATA%. Het
bestand install.xml vindt u in de CFG-directory van de geïnstalleerde
EPLAN-programmavariant.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 172
Softwarevereisten en vrijgaven
Softwarevereisten en vrijgaven
Alle vrijgaven hebben betrekking op de 32 bit-versie van de producten, voor
zover niet anders vermeld.
Algemene voorwaarden
Voor het EPLAN-platform hebt u het .NET Framework 4.0 en de Microsoft
Core XML Services (MSXML6) 6.0 van Microsoft nodig. Op de website van
Microsoft vindt u meer informatie hierover en kunt u de laatste versies van
deze Microsoft-componenten downloaden.
.NET Framework 4.0 staat op het EPLAN-opslagmedium. Open hier de volgende directory:
cd-rom\Services\Net Framework 4.0\nl_NL
Om .NET Frameworks te installeren, dubbelklikt u op het bestand
DotNetFx40_Full_x86_x64.exe.
Besturingssystemen
Vanwege het verbeterde geheugenbeheer, raadt EPLAN de toepassing van
het 64 bit Windows-besturingssysteem aan. Het EPLAN-platform kan
worden gebruikt onder de volgende besturingssystemen:
Werkstation
Microsoft Windows XP Professional SP3 (32 bit)
Microsoft Windows 7 SP1 (32 bit en 64 bit)
Professional, Enterprise, Ultimate
Server
Microsoft Windows Server 2003 SP2 (32 bit en 64 bit)
Microsoft Windows Server 2008 SP2 (32 bit en 64 bit)
Microsoft Windows Server 2008 RC2 (64 bit)
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 173
Microsoft-producten
Microsoft-producten
Microsoft Office 2007 (32 bit)
Microsoft Office 2010 (32 bit)
Microsoft Internet Explorer 8
Microsoft Internet Explorer 9
SQL-server
Microsoft SQL-Server 2005 SP2
Microsoft SQL-Server 2008 R2
Microsoft SQL-Server 2010
Autodesk-producten
AutoCAD 2011 (32 bit en 64 bit)
AutoCAD 2012 (32 bit en 64 bit)
Autodesk Productstream Professional 2011
Autodesk Productstream Professional 2012
Autodesk Vault 2011
Autodesk Vault 2012
Autodesk Vault 2013
PDF-redlining
Adobe Reader versie X
Adobe Reader versie X Standard / Pro / Pro Extended
PLC-systemen (PLC & Bus Extension)
Beckhoff TwinCAT 2.10
Beckhoff TwinCAT 2.11
Phoenix Contact PC Worx 6
Rockwell RSLogix professional 20
Schneider Unity Pro 5.0
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 174
Afgekondigde besturingssystemen
Schneider Unity Pro 6.0
Siemens SIMATIC STEP 7 versie 5.4 SP4
Siemens SIMATIC STEP 7 versie 5.5
Afgekondigde besturingssystemen
Windows 2000 Professional
Het EPLAN-platform ondersteunt het door Microsoft afgekondigde
besturingssysteem Windows 2000 Professional niet meer.
Windows 2000 Server
Het EPLAN-platform ondersteunt het door Microsoft afgekondigde serverbesturingssysteem Windows 2000 Server niet meer. Microsoft heeft de
officiële support voor dit besturingssysteem beëindigd.
Windows Vista / Windows XP
Vanaf EPLAN-versie 2.2 wordt het besturingssysteem Windows Vista niet
meer ondersteund. De ondersteuning voor Windows XP eindigt bij de volgende versie van het EPLAN-platform. Vanaf 2013 ondersteunt het EPLANplatform alleen nog de 64 bit-variant van de Microsoft-besturingssystemen
Windows 7 en Windows 8.
Opmerking:
Meer informatie over de levenscyclus van besturingssystemen vindt u op
de website van Microsoft.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 175
Afgekondigde EPLAN-software
Afgekondigde EPLAN-software
EPLAN License Manager (32 bit-versie)
Tegelijk met het nieuwe EPLAN-platform stellen wij ook een nieuwe 64 bitversie van onze EPLAN License Manager voor het beheer van netwerklicenties ter beschikking. Dit is ook de reden waarom de 32 bit-versies van de
EPLAN License Manager (versie 6.1 en 7.1) in de volgende versie van het
EPLAN-platform niet meer worden ondersteund.
EPLAN Schematic Generator
Met onze op uniforme automatiseringsstrategie gebaseerde nieuwe ontwikkeling, het EPLAN Engineering Center One (EEC One), voldoen we aan de
eisen van morgen. Het EEC One vormt een belangrijke schakel tussen de
conventionele en mechatronische engineering en betekent een uitbreiding
van de door ons geboden oplossingen. Als gevolg van deze nieuwe ontwikkeling zal EEC One de plaats innemen van de EPLAN Schematic Generator.
De EPLAN Schematic Generator wordt tot en met september 2013 onderhouden.
EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 176
Download