EPLAN NEWS voor versie 2.2 Copyright © 2012 EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG is niet aansprakelijk voor technische of druktechnische fouten of onvolkomenheden in deze technische informatie en is ook niet verantwoordelijk voor schade die direct of indirect terug te voeren is op de levering, de kwaliteit en het gebruik van dit materiaal. Dit document bevat eigendomsrechtelijk beschermde informatie die valt onder het auteursrecht. Alle rechten zijn beschermd. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG mag dit document noch geheel noch gedeeltelijk worden gekopieerd of vermenigvuldigd. De software die in dit document wordt beschreven, valt onder een licentiecontract. Gebruik en vermenigvuldiging van de software is alleen toegestaan in het kader van dit contract. RITTAL® is een geregistreerd handelsmerk van Rittal GmbH & Co. KG. EPLAN®, EPLAN Electric P8®, EPLAN Fluid®, EPLAN PPE®, EPLAN Cabinet®, EPLAN Pro Panel® en EPLAN Mechatronic Integration® zijn geregistreerde handelsmerken van EPLAN Software & Service GmbH & Co. KG. Windows NT®, Windows 2000®, Windows XP®, Windows Vista®, Windows 7®, Microsoft Windows®, Microsoft® Excel®, Microsoft® Access® en Notepad® zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. PC WORX®, CLIP PROJECT® en INTERBUS® zijn geregistreerde handelsmerken van Phoenix Contact GmbH & Co. AutoCAD® en AutoCAD Inventor® zijn geregistreerde handelsmerken van Autodesk, Inc. STEP 7®, SIMATIC® en SIMATIC HW Konfig® zijn geregistreerde handelsmerken van Siemens AG. InstallShield® is een geregistreerd handelsmerk van InstallShield, Inc. Adobe® Reader® en Adobe® Acrobat® zijn geregistreerde handelsmerken van Adobe Systems Inc. TwinCAT® is een geregistreerd handelsmerk van Beckhoff Automation GmbH. Unity Pro® is een geregistreerd handelsmerk van Schneider Electric. RSLogix 5000® en RSLogix Architect® zijn geregistreerde handelsmerken van Rockwell Automation. Alle overige genoemde product- en handelsnamen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de desbetreffende eigenaren. EPLAN gebruikt de Open-Source-Software 7-Zip (7za.dll), Copyright © by Igor Pavlov. De broncode van 7-Zip valt onder de GNU Lesser General Public License (LGPL). De broncode van 7-Zip en meer informatie over deze licentie vindt u op: http://www.7-zip.org EPLAN gebruikt de Open-Source-Software Open CASCADE, Copyright © by Open CASCADE S.A.S. De broncode van Open CASCADE valt onder de Open CASCADE Technology Public License. De broncode van Open CASCADE en meer informatie over deze licentie vindt u op: http://www.opencascade.org Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voorwoord 9 10 Leestips Routeringspadnetwerken in de topologie ontwerpen 12 Routeringspadnetwerken (topologie): Principe 14 Routeringsverbindingen (topologie): Werkwijze 17 17 18 19 20 Routeren op basis van meerlijnige engineering Aansluitbeelden Topologie-navigator Invoegen van topologie-functies Routeringsverbindingen (topologie) Verwerkingen Instellingen voor routeringsverbindingen Functiedefinities van de verbindingen Eigenschappen van de routeringsverbindingen Routeringsverbindingen in de verbindingen-navigator 21 21 22 23 23 24 Routering wijzigen (topologie) 24 Topologie-verbindingen en -functies synchroniseren 25 Vernieuwingen voor het hele EPLAN-platform Gebruikersinterface Verbeterd slepen & neerzetten binnen het EPLAN-platform Aanvullende informatie bij de projectnaam Overzichtelijker snelmenu in de pagina-navigator Weergave van identificerende nummers Hernoemde kasten voor structuurcodes 26 26 26 27 28 29 30 Verbeterde gebruiksvriendelijkheid door minder instellingen en menuopdrach- 30 ten Projectbewerking Actualiseren van de projectdatabanken Bewerkingsmodus bij het openen van projecten definiëren Verbeterde controle en reorganisatie van projecten EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 3 34 34 34 36 Inhoudsopgave Grafische editor Elementen als achtergrond gebruiken Zoomen naar "Hele pagina" met het muiswiel instellen Nieuwe lijntypen voor grafische elementen 38 38 39 39 Uitgebreide smartconnecting gebruiken 39 Grafische macroselectie gebruiken 40 Zoeken en vervangen 40 40 Uitgebreid zoeken naar tijdelijke aanduiding-objecten Onderdelen Functies aan andere onderdelengroepen toekennen Apparaten Nieuw gedrag bij het genereren van apparaten in de navigators Projectgegevens-navigators Snelinvoer-filter in alle projectgegevens-navigators Verbindingen Verbindingscodes aan andere verbindingen overdragen Volgende vrije verbindingscode bepalen In tabel bewerken Verbindingsgegevens in tabel bewerken Layerbeheer Uitlijning en hoek projectoverkoepelend instellen Verwerkingen Vereenvoudigd genereren van verwerkingsprojecten Actuele pagina in ingesloten verwerkingen gebruiken Labeling / externe bewerking Microsoft Office 2007 / 2010 ondersteuning Automatische bewerking Artikelgegevens automatisch synchroniseren Artikelbeheer Actualiseren van de artikeldatabank Nieuw uitwisselingsformaat voor het artikelbeheer Functiesjablonen toewijzen Uitgebreid volledige tekst-filter EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 4 41 41 42 42 44 44 45 45 46 47 47 48 48 49 49 50 52 52 53 53 54 54 55 58 59 Inhoudsopgave Menuopdracht "Zoekindex actualiseren" verplaatst naar het artikelbeheer Verwijderde velden 59 60 Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Revision Management" Verwijderen van revisies in de wijzigingstracering uitgebreid Nieuwe informatie bij de revisiecontrole 60 61 63 Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language Translation" Namen van hyperlinks automatisch vertalen Licentiëring Nieuwe EPLAN-programmavarianten Eigenschappen Hernoemde eigenschappen voor kabels / slangpakketten Speciale onderwerpen EPLAN Electric P8 Klemmen / stekers Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen Deelklemmenindex voor deelklemmen met dezelfde code Nieuwe verzamelraildefinitie 64 64 65 65 66 66 67 67 67 72 73 Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension" Steker-ODC bij het genereren van het symbolisch adres gebruiken 74 74 Geactualiseerde interfaces voor de gegevensuitwisseling met PLC- 75 configuratiesystemen Speciale onderwerpen EPLAN Fluid Uitgebreide smartconnecting Knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting Instellingen voor de automatisch geplaatste afbreekpunten Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek Grafische macroselectie De grafische macroselectie inschakelen Opbouw van de grafische macroselectie Afbeelding en tekst voor een directory in het selectiedialoogvenster definiëren EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 5 76 76 77 79 81 85 86 86 Inhoudsopgave Afbeeldingen en teksten voor de grafische macroselectie beheren 89 90 Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie 91 Fluid-verbindingen Nieuwe layers voor de verbindingsweergave Diameterteken in verbindingsdefinitiepunten Definitie van slangpakketten Slangpakketdefinities invoegen Weergave en verwerkingen van slangpakketten Speciale onderwerpen EPLAN Pro Panel 95 95 96 96 97 100 101 Schakelcentrumbouw – EPLAN Pro Panel Copper voor de constructie van verzamelrails Schakelkast-engineering met kopercomponenten: Werkwijze Verloop voor gebogen koperrails: Principe Koperartikelen: Principe Verzamelrail (gebogen): Principe Koperbundel: Principe Kopercomponent bewerken: Principe Koperuitslag: Principe Koperbundels in montagelijsten Productie-integratie Overige vernieuwingen voor EPLAN Pro Panel Uitgebreide licenties voor EPLAN Pro Panel Professional Invoegen van routeringsverbindingen Gewijzigde instellingen voor gegevensimport en routeringsverbindingen Nulpunt van een montageoppervlak wijzigen Extra handle bij verzamelrailhouders Speciale onderwerpen EPLAN PPE Uitgebreide engineering van buisleidingen Procesgegevens definiëren Aftakkingen voor buisleidingen Dwarsdoorsnede / diameter invoeren en controleren EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 6 101 103 104 107 108 109 110 111 113 114 115 115 116 117 118 119 120 120 121 125 127 Inhoudsopgave Verbindingsnummering voor buisleidingen Uitbreidingen in de apparaatselectie Procesoverzicht uitvoeren Verbeterde grafische werkwijze Nieuwe P&I-symbolen 129 130 131 131 132 Nieuwe lijntypen bij het tekenen van grafische elementen 133 134 135 137 Afstand bij het tekenen van PLT-systemen beïnvloeden 139 Nieuwe lijntypen voor P&I-schema's Uitbreidingen in het layerbeheer Toepassing in het P&I-schema Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal Nieuw filter voor functiesjablonen gebruiken Artikelselectie via het EPLAN Data Portal Uitgebreide informatie in het winkelmandje bewerken 141 145 146 146 Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" 148 Vernieuwingen in de stamgegevens 153 Uitgebreide synchronisatie van de projectstamgegevens 153 Stamgegevens: Symbolen 154 Stamgegevens: Functiedefinitiebibliotheek 162 Stamgegevens: Formulieren 163 Stamgegevens: Schema's 164 Overige vernieuwingen en informatie 165 Verbeterde supportaanvraag 165 Validatiecode 167 167 Validatiecode online aanvragen Installatie Installatie voor op de server opgeslagen profielen Softwarevereisten en vrijgaven Algemene voorwaarden Besturingssystemen Microsoft-producten EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 7 169 171 173 173 173 174 Inhoudsopgave SQL-server Autodesk-producten PDF-redlining PLC-systemen (PLC & Bus Extension) Afgekondigde besturingssystemen Afgekondigde EPLAN-software EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 8 174 174 174 174 175 176 Voorwoord Voorwoord Geachte EPLAN-gebruiker, Moderne automatiseringsprojecten stellen hoge eisen aan complete en kwalitatief hoogwaardige machine- en installatiedocumentatie. Tegelijkertijd is er voor de engineering steeds minder tijd beschikbaar. De nieuwe versie van het EPLAN-platform is speciaal hierop afgestemd. Efficiënte engineering gecombineerd met hoogwaardige en duidelijke documentatie. Snelle filters in de projectgegevens-navigators, omvangrijke synchronisatie van artikelgegevens en uitgebreide engineering van klemmen bieden meer comfort en snelheid bij het bewerken van projecten. Innovatieve uitbreidingsmodulen zoals EPLAN Pro Panel Copper, EPLAN FieldSys en EPLAN P&ID bieden tal van mogelijkheden om uw totale engineeringsproces verder te optimaliseren. Lees deze EPLAN News en laat u verrassen door de vele andere highlights van het EPLAN-platform 2.2. Uiteraard bieden wij bij deze versie ook interessante update-trainingen aan – maak de doorstart en geef uw engineering een extra "boost". Wij wensen u veel succes met het EPLAN-platform 2.2. Meer informatie vindt u op onze website onder www.eplan.nl. Het team van EPLAN Software & Service EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 9 Leestips Leestips Belangrijke informatie: Raadpleeg vóór de installatie van de versie de informatie in het hoofdstuk "Overige vernieuwingen en informatie" (vanaf pagina "165"). Lees hier met name de paragraaf "Softwarevereisten en vrijgaven" (zie pagina "173"). Voordat u begint te lezen, wijzen wij u op de volgende symbolen en schrijfwijzen die in dit document worden gehanteerd: Let op: Teksten die worden voorafgegaan door dit symbool zijn waarschuwingen. Lees voordat u verder gaat deze waarschuwingen altijd goed door! Opmerking: Teksten die worden voorafgegaan door dit symbool bevatten aanvullende opmerkingen. Voorbeeld: Voorbeelden worden voorafgegaan door dit symbool. Tip: Na dit symbool volgen nuttige tips, die het werken met het programma vereenvoudigen. Elementen van de gebruikersinterface worden vet (en blauw) aangegeven en kunnen zo direct in de tekst worden herkend. Cursieve teksten geven aan wat belangrijk is en waar u beslist op moet letten. Codevoorbeelden, directorynamen, directe invoer etc. worden weergegeven in niet-proportioneel lettertype. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 10 Leestips Functietoetsen, toetsen van het toetsenbord en knoppen in het programma worden tussen rechte haken weergegeven (bijvoorbeeld [F1] voor de functietoets "F1"). Om de overzichtelijkheid tijdens het lezen te verbeteren, wordt in dit document gebruik gemaakt van een zogeheten "menupad" (bijvoorbeeld Help > Inhoud). De menu's en opties die in het menupad worden genoemd, moeten in de aangegeven volgorde worden gekozen om een bepaalde programmafunctie te kunnen bereiken. Via het hier genoemde menupad opent u bijvoorbeeld het Help-systeem van EPLAN. Bij instellingen of velden (zoals selectievakjes) die alleen kunnen worden in- of uitgeschakeld, worden in dit document vaak de termen "inschakelen" (de instelling is dan actief ) en "uitschakelen" (de instelling is dan niet actief ) gebruikt. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 11 Routeringspadnetwerken in de topologie ontwerpen Routeringspadnetwerken in de topologie ontwerpen Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys" is voor EPLAN Electric P8 Select, EPLAN Electric P8 Professional en EPLAN Electric P8 Professional+ optioneel verkrijgbaar. Voor EPLAN Electric P8 Ultimate behoort deze uitbreidingsmodule standaard tot de leveringsomvang. Met behulp van de nieuwe uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys" kunt u routeringspadnetwerken in een topologie ontwerpen. In een dergelijk routeringspadnetwerk worden verbindingen als kabels, aders en draden gerouteerd. Zo kunt u voor een grafische – desgewenst schaalgetrouwe – overzichtsweergave van een machinehal, een installatie etc. op basis van het routeringspadnetwerk verwerkingen genereren. Voordeel: U kunt routeringspadschema's voor kabels nu direct in EPLAN ontwerpen. De machine- en installatiedocumentatie wordt uniform en consistent met topologie-elementen uitgebreid. Talrijke verwerkingen en documenten, met daarin belangrijke informatie voor het routeren van de kabelverbindingen, vereenvoudigen de werkzaamheden van het on-site montageteam. Bij het routeren van de verbindingen zoekt het programma de kortste weg in het routeringspadnetwerk. Daarbij wordt ook rekening gehouden met het kabelafwerkingsproces. Voor de gerouteerde verbindingen wordt de verbindingslengte automatisch bepaald. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 12 Routeringspadnetwerken in de topologie ontwerpen Onder "topologie" wordt in EPLAN een bereik binnen de tweedimensionale schemabewerking verstaan, waarin routeringspadnetwerken worden ontworpen en verbindingen worden gerouteerd. Voor deze verbindingen definieert u binnen de topologie de routeringstrajecten waardoor de verbindingen moeten lopen. Een routeringspadnetwerk kan onafhankelijk van andere weergaven in het project worden gemaakt. De structurering van het routeringspadnetwerk gebeurt via de coderingstructuur (voor pagina's, onderdelen etc.). U kunt bijvoorbeeld elk routeringspadnetwerk aan een afzonderlijke inbouwplaats toekennen door de projectpagina's overeenkomstig in te delen en zo nodig structuurkasten te gebruiken. Een routeringspadnetwerk kan naar keuze geplaatst of niet geplaatst worden ontworpen. Voor het plaatsen is het paginatype "Topologie" beschikbaar. Een routeringspadnetwerk kunt u in principe op een willekeurig paginatype tekenen. Het gebruik van het paginatype "Topologie" biedt echter het voordeel, dat aan de daar geplaatste symbolen automatisch het weergavetype "Topologie" wordt toegewezen. Op topologie-pagina's is er geen autoconnecting. In de boomweergave van de pagina-navigator wordt een pagina van dit nieuwe paginatype door het pictogram aangeduid. In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Routeringspadnetwerken (topologie): Principe" op pagina "14" "Routeringsverbindingen (topologie): Werkwijze" op pagina "17" "Routeringsverbindingen (topologie)" op pagina "21" "Routering wijzigen (topologie)" op pagina "24" "Topologie-verbindingen en -functies synchroniseren" op pagina "25". EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 13 Routeringspadnetwerken (topologie): Principe Routeringspadnetwerken (topologie): Principe In deze paragraaf worden de belangrijkste objecten voor de engineering in de topologie geïntroduceerd. Routeringspaden Routeringspaden verbinden routeringspunten of topologie-functies. Routeringspaden zijn automatisch of handmatig ingevoegde paden, waarlangs verbindingen kunnen worden gerouteerd. Routeringspaden kunnen, maar hoeven niet per sé uit een materiaalsoort te bestaan en kunnen een artikel hebben. Routeringspunten Routeringspunten zijn opvallende punten in het routeringspadnetwerk zoals curven, wanduitsparingen, een inspringing, een uitlaat in het traject, schakelkastopeningen etc. Routeringspunten kunnen, maar hoeven niet, van een bepaald materiaal zijn gemaakt. Het routeringspunt dient als inspringingspunt voor de verbinding met een doel, als aftakkingspunt voor overige routeringspaden of als verbinding van routeringspaden. Routeringspaden eindigen steeds bij een routeringspunt, dat wil zeggen het routeringspunt onderbreekt de routeringspaden. Topologie-functies Een topologie-functie is een normale functie met het weergavetype "Topologie". Voor de weergave van topologie-functies zijn er aanvullende symboolbibliotheken met speciale topologie-symbolen. Voor de paginaschalen 1:1, 1:20, 1:50 en 1:100 bieden deze symboolbibliotheken topologie-symbolen met een geschikte grootte. Informatie hierover vindt u in paragraaf "Stamgegevens: Symbolen" (vanaf pagina "154"). Als er een meerlijnige functie met het weergavetype "Topologie" wordt geplaatst (bijvoorbeeld via de menuopdrachten Plaatsen > Topologie in de onderdelennavigator), wordt overeenkomstig de functiedefinitie het EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 14 Routeringspadnetwerken (topologie): Principe passende symbool met het weergavetype "Topologie" gezocht en geplaatst. Daarvoor bevatten de topologie-symboolbibliotheken per functiecategorie een symbool. Elk onderdeel mag slechts één functie met het weergavetype "Topologie" hebben. Klemmenstroken vormen hierop een uitzondering. Deze mogen meerdere topologie-functies hebben. Voorbeeld: De volgende afbeelding toont topologie-functies, routeringspaden en routeringspunten: De cijfers hebben de volgende betekenis: (1) Topologie-functie, (2) Routeringspunt, (3) Automatisch gegenereerd routeringspad, (4) Handmatig ingevoegd routeringspad. Topologie-aansluiting Topologie-aansluitingen dienen uitsluitend voor de opbouw van het routeringspadnetwerk, ze worden niet als normale functieaansluitingen verwerkt en er is ook geen autoconnecting tussen topologie-aansluitingen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 15 Routeringspadnetwerken (topologie): Principe Normaliter heeft elk topologie-symbool per symboolvariant slechts één topologie-aansluiting. Ook als het symbool alleen over topologie-aansluitingen beschikt, heeft de topologie-functie aanvullend ook logische functieaansluitingen. Deze functieaansluitingen zijn echter alleen zichtbaar in het aansluitbeeld van de functie. Topologie-aansluitingen worden met routeringspaden verbonden. Routeringsverbindingen worden echter op de functieaansluitingen in het aansluitbeeld van de topologie-functie aangesloten. Kabeldefinitielijnen Als een kabeldefinitielijn op een topologie-pagina wordt ingevoegd, krijgt deze automatisch het weergavetype "Topologie" en de functiedefinitie "Topologie-kabel". Kabeldefinitielijnen hebben geen topologie-aansluitingen. Voor de door de kabeldefinitielijn doorsneden verbindingen is er geen ODC-overname. Topologie-afbreekpunten Een routeringspad kan via een topologie-afbreekpunt op een andere projectpagina worden voortgezet. Het topologie-afbreekpunt gedraagt zich als een normaal afbreekpunt. Klemmenstroken Alleen de klemmenstroken kunnen als topologie-functies worden beheerd, maar niet de afzonderlijke klemmen. De klemmen worden via de klemmenstrook beheerd. Hoewel een klemmenstrook met het weergavetype "Topologie" in meerdere routeringspadnetwerken kan voorkomen, mag deze echter slechts één keer in het routeringspadnetwerk voorkomen. Controleprocedures voor de topologie Bij de engineering in de topologie wordt u door talrijke controleproceduremeldingen van de nieuwe meldingsklasse 027 "Topologie" ondersteund. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 16 Routeringsverbindingen (topologie): Werkwijze Routeringsverbindingen (topologie): Werkwijze Routeren is het genereren van routeringsverbindingen met het weergavetype "Topologie". Routeringsverbindingen kunnen het eenvoudigst op basis van meerlijnige engineering worden gegenereerd. Het is echter ook mogelijk om routeringsverbindingen op basis van engineering in de topologie te genereren. Bovendien kunt u de topologie-navigator gebruiken om routeringspadnetwerken zonder grafische weergave te ontwerpen. Hieronder wordt alleen het routeren op basis van meerlijnige engineering beschreven. Routeren op basis van meerlijnige engineering Uitgaande van meerlijnige engineering vindt het routeren van verbindingen in een aantal opeenvolgende stappen plaats: Meerlijnige engineering Het definiëren van meerlijnige functies, kabels en verbindingen door ontwerpen (engineering) in het schema. Als u in de topologie kabels wilt routeren, moeten de meerlijnige kabeladers van een unieke code zijn voorzien. Definitie van een routeringspadnetwerk Dit gebeurt door het invoegen van routeringspunten en routeringspaden op een topologie-pagina. Daarbij kunnen routeringspunten en routeringspaden via de nieuwe menuopdrachten Invoegen > Topologie > Routeringspunt en Invoegen > Topologie > Routeringspad worden ingevoegd. Routeringspaden worden als een lijn getekend. Routeringspaden worden grafisch weergegeven door donkerrode lijnen met snappunten aan het start-, eind- en middelpunt. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 17 Aansluitbeelden Plaatsen van topologie-functies Dit gebeurt door het plaatsen van functies vanuit de onderdelen-navigator. Selecteer hiervoor de gewenste meerlijnige functie en trek deze met slepen & neerzetten naar een topologie-pagina. In de onderdelennavigator kunt u ook de snelmenuopdracht Plaatsen > Topologie kiezen. Verbindingen routeren Dit gebeurt met de nieuwe menuopdracht Projectgegevens > Topologie > Routeren of met de snelmenuopdracht Routeren in de nieuwe topologie-navigator. Bij het routeren worden routeringsverbindingen gegenereerd en in het routeringspadnetwerk gerouteerd. Voor de routeringsverbindingen worden automatisch het routeringstraject en de lengte van de verbinding bepaald. Uitgebreidere informatie over het bepalen van lengtes vindt u in de online-Help in de paragraaf "Bepalen van de verbindingslengte (topologie)". Tip: Als u wilt weten welke kabels of verbindingen door een routeringspad lopen, selecteert u het routeringspad en kiest u de snelmenuopdracht Kabels / verbindingen. In het dialoogvenster Kabels / verbindingen dat vervolgens wordt geopend, worden de verbindingen die door het routeringspad lopen weergegeven. Als een complete kabel (dat wil zeggen alle routeringsverbindingen van de kabel) door het routeringspad loopt, worden niet de afzonderlijke verbindingen weergegeven, maar de ODC van de kabel. Aansluitbeelden Bij het routeren zijn de aansluitbeelden van de topologie-functies van grote betekenis. De gegevens van de aansluitingen die tot een aansluitbeeld van een topologie-functie behoren, worden in het eigenschappendialoogvenster op het tabblad Aansluitbeeld weergegeven. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 18 Topologie-navigator Als er lokale aansluitingen zijn, worden bij het routeren van verbindingen de functieaansluitingen van de topologie-functie gebruikt. Anders wordt rekening gehouden met de aansluitgegevens uit het artikel. Bij het artikel kunnen de aansluitgegevens in het toegekende aansluitbeeld of in de functiesjablonen zijn gedefinieerd. Als er geen aansluitbeeld is of als er aansluitingen ontbreken, worden de aansluitingen bij het routeren uit de meerlijnige functies gegenereerd. Uitgebreidere informatie over het aansluitbeeld vindt u in de online-Help in de paragraaf "Aansluitbeelden (topologie)". Topologie-navigator De nieuwe topologie-navigator opent u met de menuopdrachten Projectgegevens > Topologie > Navigator. In dit dialoogvenster worden de in het project gedefinieerde routeringspadnetwerken beheerd en bewerkt. In de boomweergave en in de lijstweergave worden de onderdelen van de routeringspadnetwerken – routeringspaden, routeringspunten en doelen – met hun volledige coderingstructuur weergegeven. Als doelen worden alleen topologie-functies weergegeven, niet de volledige onderdelen. In de lijstweergave kunnen bovendien nog meer eigenschappen worden weergegeven, die voor routeringspadnetwerken en onderdelen mogelijk zijn. Voor de afzonderlijke weergave van routeringspaden, routeringspunten of doelen zijn er voorgedefinieerde filters beschikbaar. In de boomweergave van de topologie-navigator worden o.a. de volgende pictogrammen weergegeven: EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 19 Invoegen van topologie-functies Pictogram: Pictogram: Betekenis: Niet geplaatst Geplaatst Onderdeel Doel (hoofdfunctie met weergavetype "Topologie") Routeringspunt Routeringspad Topologie-nevenfunctie Met de betreffende menuopdrachten in het snelmenu kunt u in de navigator nieuwe, niet-geplaatste routeringspunten, routeringspaden en doelen genereren en later op de topologie-pagina's plaatsen. Invoegen van topologie-functies Topologie-functies kunnen op meerdere manieren worden ingevoegd: U kunt functies vanuit een navigator op een topologie-pagina plaatsen. Daarbij wordt de functie overeenkomstig de functiedefinitie aan een topologie-functie toegekend en wordt deze topologie-functie geplaatst. U kunt (via de actie "Symbool invoegen") topologie-functies direct op de topologie-pagina plaatsen. Deze functies zijn echter nog niet precies gedefinieerd, en u moet de meerlijnige functies op een later tijdstip aan de topologie-functies toewijzen (bijvoorbeeld met de snelmenuopdracht Toewijzen in de onderdelen-navigator). U kunt met apparaten werken. U kunt apparaten in de topologie-navigator genereren en deze plaatsen, of u voegt de apparaten direct (via de actie "Apparaat invoegen") op de topologie-pagina in. Als voor het apparaat een macro met weergavetype "Topologie" is gedefinieerd, worden daaruit de betreffende topologie-functies gegenereerd en geplaatst. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 20 Routeringsverbindingen (topologie) In de topologie-navigator kunt u ook met niet-geplaatste apparaten werken. Routeringsverbindingen (topologie) Routeringsverbindingen zijn verbindingen met het weergavetype "Topologie". Deze verbindingen worden bij het routeren uit de meerlijnige verbindingen gegenereerd. Het routeren gebeurt in twee stappen: eerst worden uit de meerlijnige verbindingen routeringsverbindingen gegenereerd (voor zover er meerlijnige verbindingen zijn geselecteerd), vervolgens worden alle in de selectie voorkomende routeringsverbindingen in de topologie gerouteerd. Om een meerlijnige verbinding of een routeringsverbinding te kunnen routeren, moeten er bij de bron en het doel daarvan wel topologie-functies bestaan. Een routeringsverbinding heeft alle eigenschappen die een meerlijnige verbinding ook heeft, en beschikt bovendien over informatie over zijn routeringstraject. Als een verbinding bij het routeren geen routeringstraject vindt waardoor deze kan lopen, ontstaat er een niet gerouteerde routeringsverbinding. Een dergelijke verbinding verloopt grafisch rechtstreeks (dus ook diagonaal) tussen bron en doel en wordt standaard door een dunne oranje lijn weergegeven. Routeringsverbindingen worden meegekopieerd wanneer de doelen ervan geselecteerd zijn. Als beide doelen van een routeringsverbinding worden verwijderd, wordt daardoor ook de routeringsverbinding verwijderd. Verwerkingen Op basis van de routeringspadnetwerken en de gerouteerde verbindingen kunnen de volgende verwerkingen worden gerouteerd: Topologie: Routeringspadlijst: voert de routeringspaden met de bijbehorende gegevens en routeringspunten uit of de topologie-functies en de bijbehorende gegevens. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 21 Instellingen voor routeringsverbindingen Topologie: Routeringspadschema: voert bij elk routeringspad de kabels en verbindingen uit die er doorheen lopen. Topologie: Gerouteerde kabels / verbindingen: voert alle gerouteerde kabels en verbindingen van het project uit. Bovendien kunnen ook kabelverwerkingen – nadat de formulieren dienovereenkomstig zijn aangepast – ter ondersteuning van het on-site montageteam nu worden aangevuld met informatie over het routeringstraject (weergave van alle routeringspaden die een kabel doorloopt). Instellingen voor routeringsverbindingen Bij het genereren van routeringsverbindingen wordt rekening gehouden met de projectinstellingen die algemeen voor routeringsverbindingen in de layoutruimte en in de topologie zijn gedefinieerd (menupad: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Verbindingen > Routeringsverbindingen). Deze instellingen hebben betrekking op het kabelafwerkingsproces, het verbindingsfilter voor het genereren van routeringspadnetwerken en de algemene lengtetoeslag voor de routering. Voor routeringsverbindingen in de topologie gelden daarnaast de volgende bijzonderheden: Tabblad Kabelafwerkingsproces Het gebruik van dubbele hulzen wordt niet verwerkt. Tabblad Verbindingsfilter De hier gemaakte instellingen worden naar de eigenschap Topologie: Verbindingsfilter (ID 20247) overgedragen, die bij routeringspaden beschikbaar is. Het verbindingsfilter wordt bij het routeren gebruikt om te sturen welke verbindingen door welk routeringstraject (routeringspaden en routeringspunten) mogen worden gerouteerd. De waarden van dergelijke criteria kunnen kleurtoekenningen van draden of spanningswaarden zijn. Er wordt alleen rekening gehouden met verbindingsfilters wanneer de EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 22 Functiedefinities van de verbindingen eigenschap Topologie: Routeringstraject-standaard (ID 31119) niet is gevuld. Tabblad Routering Voor routeringsverbindingen in de topologie wordt alleen de invoer in het veld Algemene lengtetoeslag verwerkt. Alle overige instellingen worden niet meegenomen. Functiedefinities van de verbindingen Er worden nu verbindingen met de volgende functiedefinities gerouteerd: Ader / draad Verbinding algemeen Slang Pijp Niet-elektrische verbinding Glasvezel Proces-engineering. Eigenschappen van de routeringsverbindingen De volgende eigenschappen worden bij het routeren bij de verbinding ingevoerd: Lengte (ID 31003) Verbinding: Aansluitlengte bron (ID 31080) Verbinding: Aansluitlengte doel (ID 31083) Topologie: Routeringstraject (ID 20237) Topologie: Routeringstraject-standaard (ID 3119) Kabelafwerkingsproces bron (ID 31051) Kabelafwerkingsproces doel (ID 31052) Aansluitmaat bron (ID 31096) Aansluitmaat doel (ID 31097). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 23 Routeringsverbindingen in de verbindingen-navigator Bij kabels worden aanvullend de volgende eigenschappen ingevoerd: Kabel / Slangpakket: Lengte (ID 20046) Kabels: Aansluitlengte bron (ID 20243) Kabels: Aansluitlengte doel (ID 20246) Topologie: Routeringstraject (ID 20237) Kabel / Slangpakket: Striplengte Bron (ID 20081) Kabel / Slangpakket: Striplengte Doel (ID 20082). Routeringsverbindingen in de verbindingen-navigator In de boom van de verbindingen-navigator worden de gegenereerde routeringsverbindingen met het weergavetype "Topologie" parallel aan de reeds aanwezige meerlijnige verbindingen weergegeven. Dit type verbindingen is in de boomweergave aangegeven met het pictogram . U kunt een voorgedefinieerd filter gebruiken om hier alleen de routeringsverbindingen voor de topologie weer te geven. Ook in de verbindingen-navigator kunt u verbindingen routeren. Daarvoor is in het snelmenu van de verbindingen-navigator de menuopdracht Routeren (topologie) beschikbaar. Met de snelmenuopdracht Routeringsverbindingen weergeven kunt u bijvoorbeeld geselecteerde routeringsverbindingen in de grafische editor markeren. Routering wijzigen (topologie) Het door de routering bepaalde routeringstraject van een routeringsverbinding wordt beïnvloed wanneer de routering wijzigt. Gerouteerde verbindingen kunnen van het ene routeringspad naar een ander routeringspad worden gerouteerd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 24 Topologie-verbindingen en -functies synchroniseren Niet gerouteerde verbindingen kunnen op een routeringspad worden gelegd, zodat daaruit routeringsverbindingen ontstaan. Bij het handmatig wijzigen van de routering wordt de verbindingseigenschap Topologie: Routeringstraject-standaard gevuld. Daarna wordt bij het routeren van deze verbindingen geen rekening meer gehouden met de verbindingsfilters die voor het routeringspad zijn ingesteld. U wijzigt een routering met behulp van de middelpunten van de routeringspaden en routeringsverbindingen. Het routeringspad van de verbindingen kan worden gewijzigd door een dergelijk middelpunt naar een ander routeringspad te trekken. Als er door het routeringspad meerdere verbindingen lopen, wordt een selectiedialoogvenster weergegeven waarin u aangeeft welke van deze verbindingen naar het nieuwe routeringspad moeten worden verplaatst. Bij de geselecteerde verbindingen worden dan de routeringspaden bij de eigenschap Topologie: Routeringstraject-standaard ingevoerd. Topologie-verbindingen en -functies synchroniseren Bij de synchronisatie van verdeeld weergegeven verbindingen via de menuopdrachten Hulpprogramma's > Synchroniseren > Verbindingen, wordt onder "alle weergavetypen" nu ook rekening gehouden met de topologie-verbindingen. U kunt de nieuwe submenuopdracht Topologie --> alle weergavetypen selecteren om de eigenschappen van routeringsverbindingen in de topologie op de andere weergavetypen van deze verbindingen toe te passen. Bij de synchronisatie van de gegevens van verdeeld weergegeven functies wordt nu ook rekening gehouden met de topologie-functies (onder "alle weergavetypen"). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 25 Vernieuwingen voor het hele EPLAN-platform Vernieuwingen voor het hele EPLAN-platform Gebruikersinterface Verbeterd slepen & neerzetten binnen het EPLAN-platform Het slepen & neerzetten binnen het EPLAN-platform is geoptimaliseerd. Hierdoor is onder andere de performance bij het slepen & neerzetten verbeterd. Bij het slepen & neerzetten binnen het EPLAN-platform wordt nu, zodra de actie is toegestaan, een extra informatietekst in de statusbalk weergegeven. Daardoor kunt u zien wanneer de actie mogelijk is en welke actie u op dat moment bij het slepen & neerzetten uitvoert (pagina's verplaatsen, functie plaatsen, extern bestand invoegen etc.). Functies met slepen & neerzetten plaatsen of toewijzen Terwijl u tot nu toe vóór het slepen & neerzetten in de onderdelen-navigator (of andere projectgegevens-navigators) moest beslissen of u de functie wilde plaatsen of toewijzen, kunt u dit nu tijdens de actie doen. Als u nu besluit om bij het uitvoeren van slepen & neerzetten de functie toe te wijzen, drukt u eenvoudig tijdens het slepen ook op de toetsencombinatie [Ctrl] + [Shift]. Als u daarna de linkermuisknop loslaat, hangt de functiebeschrijving van de geselecteerde functie aan de cursor. Beweeg de cursor op een geschikt schemasymbool en met één klik worden de gegevens van de functie in het schemasymbool overgenomen. Het is niet meer mogelijk om een functie direct met slepen & neerzetten toe te wijzen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 26 Aanvullende informatie bij de projectnaam Aanvullende informatie bij de projectnaam In de boomweergave van de pagina-navigator en in alle andere projectgegevens-navigators kunnen nu naast de projectnaam ook de waarden van projecteigenschappen als aanvullende informatie worden weergegeven. Voordeel: Projecten die aan de hand van hun projectnaam moeilijk te onderscheiden zijn, kunnen met de aanvullend weergegeven informatie in de navigators gemakkelijker worden geïdentificeerd. De gewenste aanvullende informatie wordt gedefinieerd met behulp van de nieuwe gebruikerspecifieke instelling Aanvullende info bij de projectnaam. (Het menupad naar het betreffende instellingendialoogvenster is: Opties > Instellingen > Gebruiker > Weergave > Gebruikersinterface.) Selecteer uit deze vervolgkeuzelijst de projecteigenschappen die als aanvullende informatie bij de projectnaam moeten worden weergegeven: Gebruiker extra veld 1 (ID 40001) Geen Opdrachtgever (ID 10014) Projectbeschrijving (ID 10011) Projectnummer (ID 10013) Extra veld [1] (ID 10900 1). Om het beeld in een navigator te vernieuwen, drukt u op [F5]. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 27 Overzichtelijker snelmenu in de pagina-navigator Overzichtelijker snelmenu in de pagina-navigator In de pagina-navigator werden tot nu toe via de snelmenuopdracht Eigenschappen vaak de pagina-eigenschappen in plaats van de gewenste projecteigenschappen geopend. Om dit te veranderen, is het programmagedrag hier gewijzigd. Bovendien zijn er enkele overbodige snelmenuopdrachten verwijderd. Gewijzigd gedrag Als u in het snelmenu van de pagina-navigator de menuopdracht Eigenschappen hebt geselecteerd, bepaalt de actuele selectie in de navigator of de eigenschappen van een pagina worden weergegeven, zoals tot nu toe het geval was, of ook de eigenschappen van een project. Als u een project hebt geselecteerd, wordt op deze manier het dialoogvenster Projecteigenschappen geopend. In het submenu Project van het snelmenu is de menuopdracht Eigenschappen daarom verwijderd. Dit gedrag is ook overgenomen bij de andere navigators (onderdelen-navigator, klemmenstroken-navigator etc.). Als u in een navigator het boomstructuurniveau van een geopend project hebt geselecteerd, worden de projecteigenschappen nu via de snelmenuopdracht Eigenschappen (of Eigenschappen (algemeen)) geopend. Verwijdering van overbodige snelmenuopdrachten Bovendien zijn ook de volgende submenuopdrachten uit het snelmenu van de pagina-navigator verwijderd: Symbool Plotkader Contour (extrusie) Contour (NC-gegevens) Formulier. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 28 Weergave van identificerende nummers De functionaliteiten van deze menuopdrachten zijn bij de normale engineeringswerkzaamheden niet nodig en zijn in het hoofdmenu Hulpprogramma's nog steeds beschikbaar. Weergave van identificerende nummers In het dialoogvenster Instellingen: Gebruikersinterface is de instelling Meldingsnummers weergeven voor weergave van systeemmeldingsnummers met de instellingen voor het eigenschapsnummer gecombineerd. In verband met deze wijziging zijn de instellingen Eigenschapsnummers weergeven en Eigenschapsnummer na de eigenschapsnaam weergeven hernoemd. Oude naam: Nieuwe naam: Eigenschapsnummers weergeven Identificerende nummers weergeven Eigenschapsnummer na de eigenschapsnaam weergeven Achter de naam Bovendien is de weergave van identificerende nummers uitgebreid. Zo kan nu ook een uniek nummer voor het weergavetype van een functie worden weergegeven. Als u het selectievakje Identificerende nummers weergeven inschakelt, worden de volgende identificerende nummers weergegeven: Bij de weergave van de Eigenschappen in de eigenschappendialoogvensters worden de eigenschapsnummers eveneens weergegeven. Het nummer staat voor de betreffende eigenschap, tussen punthaken (bijvoorbeeld "<20026> Functiedefinitie"). Voor het Weergavetype van functies wordt in het eigenschappendialoogvenster een uniek nummer weergegeven. In geval van een Systeemmelding wordt een uniek meldingsnummer in de titelbalk van het meldingendialoogvenster weergegeven. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 29 Hernoemde kasten voor structuurcodes Hernoemde kasten voor structuurcodes Als u aan elementen in het schema andere structuurcodes wilt toekennen dan structuurcodes die in de pagina-eigenschappen zijn opgegeven, kunt u daarvoor een speciale kast gebruiken. Deze kast werd tot nu toe "plaatscoderingsbox" genoemd. Omdat de naam "plaatscoderingsbox" niet alle mogelijke structuurcode-elementen afdekt die in een dergelijke kast kunnen worden toegekend, is de naam "plaatscoderingsbox" in deze versie gewijzigd. Oude naam: Nieuwe naam: Plaatscoderingsbox Structuurkast Verbeterde gebruiksvriendelijkheid door minder instellingen en menuopdrachten Om het programma zo eenvoudig en overzichtelijk mogelijk te houden, zijn er meerdere instellingen en menuopdrachten verwijderd. Voordeel: Duidelijkere instellingen en menu's in het EPLAN-platform zorgen ervoor dat u zich binnen het programma beter kunt oriënteren. Instellingen De volgende overbodige instellingen zijn verwijderd: De instelling Projecten exclusief bewerken. De exclusieve projectbewerking wordt nu bij het openen van projecten met behulp van een bewerkingsmodus gedefinieerd (zie paragraaf "Bewerkingsmodus bij het openen van projecten definiëren" op pagina "34"). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 30 Verbeterde gebruiksvriendelijkheid door minder instellingen en menuopdrachten De instelling Toetsencombinaties in knopinfo weergeven. Het bijbehorende selectievakje bevond zich in het gebruikerspecifieke dialoogvenster Instellingen: Gebruikersinterface. Nu worden mogelijke sneltoetsen steeds in de knopinfo bij de symbolen van een werkbalk weergegeven. De instellingen Dialoogvenster "Codes plaatsen" gebruiken. Deze gebruikerspecifieke instelling van het dialoogvenster Instellingen: Codes en het bijbehorende dialoogvenster Codes plaatsen zijn verwijderd. Aan de hand van de twee nog aanwezige instellingen voor nieuwe structuurcodes kunt u een standaardinstelling maken, zodat alle nieuw gegenereerde structuurcodes in de desbetreffende codetabel alfabetisch worden gesorteerd of aan het einde van de desbetreffende codetabel worden ingevoegd. Desgewenst kunt u de nieuwe structuurcodes altijd nog in het structuurcodebeheer anders insorteren. De filterinstellingen voor de backup van de stamgegevens. Bij de backup van stamgegevens (basisprojecten, projectsjablonen, symboolbibliotheken etc.) worden nu steeds alle gegevens gebackupt. Dienovereenkomstig zijn de instellingsdialoogvensters (onder Gebruiker > Backup > Filter) evenals het veld Filter in de dialoogvensters voor het backuppen van stamgegevens verwijderd. Twee instellingen voor het automatisch genereren van subkabels. In het dialoogvenster Instellingen: Kabelgenerering zijn de twee weinig gebruikte velden Max. aantal aders voor subkabel en Opgenomen PE-aders verwijderd. De instelling Reserve in %. Bij de instellingen voor de automatische kabelselectie is het bijbehorende selectievakje verwijderd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 31 Verbeterde gebruiksvriendelijkheid door minder instellingen en menuopdrachten De instelling Symboolaansluitingen verlengen. In de twee dialoogvensters Instellingen: Contactspiegel bij het schemasymbool en Instellingen: Contactspiegel in het schemapad is de instelling Symboolaansluitingen verlengen verwijderd. In deze dialoogvensters is voor de instellingen Weergave van het eerste artikelnummer, Weergave van het eerste artikeltype, Weergave van het tweede artikelnummer en Weergave van het tweede artikeltype aanvullend de optie "Boven en Onder" vervallen. De instellingen voor de persoonlijke coördinaten en stapgroottes. Daarvoor zijn de instellingsdialoogvensters Instellingen: Coördinaten en Instellingen: Stapgroottes evenals de betreffende velden in de dialoogvensters Coördinateninvoer en Stapgrootte selecteren verwijderd. De 3D-specifieke instellingen voor de export van PDF-bestanden. In het dialoogvenster Instellingen: PDF-export is het tabblad 3D verwijderd. Bij de PDF-export wordt nu altijd rekening gehouden met gemarkeerde 3D-modellen. Menuopdrachten Andere instellingen worden door de gebruiker meestal slechts eenmalig gedefinieerd en vervolgens slechts zelden of nooit meer gewijzigd. De bijbehorende menuopdrachten zijn nu uit de gebruikersinterface verwijderd. In de onderstaande tabel worden de verwijderde menopdrachten weergegeven en de wijze waarop het betreffende programmagedrag nu kan worden gedefinieerd. Menuopdracht: Instelmogelijkheid: Menu Beeld: Eigenschapsnamen Nieuw selectievakje Eigenschapsnamen weergeven EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 32 Verbeterde gebruiksvriendelijkheid door minder instellingen en menuopdrachten (instellingscategorie Projecten > "Projectnaam" > Grafische bewerking > Algemeen) Minimale tekengrootte Nieuw selectievakje Minimale tekengrootte (instellingscategorie Gebruiker > Grafische bewerking > 2D) Kruiscursor bij elementselectie De functionaliteit is compleet verwijderd. Bij elke actie wordt nu (afhankelijk van de cursorinstelling) een lijncursor of een kruiscursor weergegeven. Schuifbalk Nieuw selectievakje Schuifbalk weergeven (instellingscategorie Gebruiker > Weergave > Algemeen) Menu Opties: Werkbalken Net als voorheen: in het snelmenu van de werkbalken. Hier vindt u nu ook de twee snelmenuopdrachten Importeren en Exporteren voor de im- en export van gebruikergedefinieerde werkbalken. Sneltoetsen Net als voorheen: in het dialoogvenster Instellingen: Sneltoetsen (instellingscategorie Gebruiker > Beheer > Sneltoetsen) Menu Projectgegevens > PLC: Corrigeren De functionaliteit is compleet verwijderd. De menuopdracht diende er alleen voor om oude PLC-macro's uit EPLAN-versie 1.8 te corrigeren en busgegevens van nevenfuncties naar de hoofdfunctie over te dragen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 33 Projectbewerking Projectbewerking Actualiseren van de projectdatabanken In het kader van diverse uitbreidingen en optimaliseringen zijn de projectdatabanken in versie 2.2 gewijzigd. Deze wijzigingen en optimaliseringen hebben tot gevolg dat nieuwe projecten altijd met nieuwe projectdatabanken worden gemaakt. Invloed op oude projecten Om ervoor te zorgen dat oude projecten met de nieuwe EPLAN-versie kunnen worden bewerkt, is het absoluut noodzakelijk dat de projectdatabanken van die projecten worden geactualiseerd. De oude projecten worden geactualiseerd zodra deze voor het eerst met de huidige EPLAN-versie worden geopend. Er wordt op dat moment een vraag weergegeven waarmee u kunt aangeven of u wilt dat de actualisatie wordt uitgevoerd. Als u een oud project niet actualiseert, kan dat project wel met versie 2.2 worden geopend, maar niet worden bewerkt; het kan uitsluitend worden bekeken. Let op: Nieuwe projecten en oude projecten die zijn geactualiseerd, kunnen worden geopend met de EPLAN-versies 2.1, 2.1 SP 1 en 2.2. Met oudere EPLAN-versies (vóór versie 2.1) kunnen de geactualiseerde projecten niet meer worden geopend! Bewerkingsmodus bij het openen van projecten definiëren Om te voorkomen dat u tijdens het werken met meerdere projecten per ongeluk foutieve handelingen uitvoert, kunnen projecten nu in de alleenlezen-modus worden geopend. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 34 Bewerkingsmodus bij het openen van projecten definiëren Voordeel: Vanuit een sjabloonproject dat tegen schrijven is beveiligd (alleen-lezen), kunt u snel en eenvoudig pagina's en schemagedeelten kopiëren naar het project waarin u aan het werken bent. Met de bewerkingsmodus "Alleenlezen" dat u bij het openen van een project definieert, beveiligt u uw sjabloonproject tegen ongewenste wijzigingen. U definieert de bewerkingsmodus wanneer u een project opent. Hiertoe beschikt het dialoogvenster Project openen nu over het nieuwe veld Modus. In dit veld kunt u uit de volgende bewerkingsmodi kiezen: Standaard: het project kan worden bewerkt. Als u in multi-user-gebruik werkt, kan een project dat op deze manier is geopend door meer gebruikers tegelijkertijd worden bewerkt. Exclusief: het project kan uitsluitend door u worden bewerkt. Als u in multi-user-gebruik werkt, hebben andere gebruikers geen toegang tot een project dat op deze manier is geopend. Alleen-lezen: u kunt het project bekijken, maar niet bewerken. In de boomweergave van de pagina-navigator, de andere projectgegevensnavigators en het projectbeheer worden alleen-lezen EPLAN-projecten door het pictogram aangegeven. Opmerkingen: Omdat u de "exclusieve" projectbewerking nu bij het openen van projecten kunt definiëren, is de gebruikerspecifieke instelling Projecten exclusief bewerken verwijderd (menupad Opties > Instellingen > Gebruiker > Weergave > Algemeen). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 35 Verbeterde controle en reorganisatie van projecten U kunt projecten ook in het projectbeheer in verschillende bewerkingsmodi openen. Hiervoor zijn in het snelmenu van het dialoogvenster Projectbeheer naast de bestaande menuopdracht Openen (voor de standaard modus) ook de twee nieuwe menuopdrachten Openen (exclusief) en Openen (alleen-lezen) beschikbaar. Verbeterde controle en reorganisatie van projecten Bij de invoer van zeer lange codes, nummers en kenmerken, kan het voorkomen dat het maximaal toegestane aantal tekens wordt overschreden. De oorzaak hiervan is dat de meeste databankvelden van de projectdatabank een bepaalde maximale lengte hebben. Een overschrijding van de veldlengte kan ertoe leiden dat de ingevoerde gegevens worden afgekapt. Dit kan mogelijk tot ongeldige resultaten leiden. Voordeel: Met de nieuwe controleproceduremelding 022017 kunnen de gebruikers overschrijdingen van veldlengtes gemakkelijker herkennen. Doordat de reorganisatie van projecten is uitgebreid, kunnen dergelijke problemen automatisch worden opgelost. Nieuwe melding ter controle van veldlengte-overschrijdingen Tot nu toe waren er voor het oplossen van de eerder beschreven problemen slechts drie controleproceduremeldingen met de nummers 011000, 017000 en 020000 beschikbaar. Als er zich een dergelijk probleem voordeed, moesten de gebruikers de ingevoerde tekens handmatig inkorten. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 36 Verbeterde controle en reorganisatie van projecten Deze specifieke controleproceduremeldingen zijn verwijderd. Voor de controle van de veldlengtes kunt u nu de nieuwe projectoverkoepelende controleproceduremelding 022017 gebruiken (meldingstekst "Het project bevat overschrijdingen van de veldlengte in de databank: %1!s!"). Om deze melding uit de meldingsklasse "Overig" bij een controleprocedure mee te nemen, moet deze controleprocedure voor het complete project worden uitgevoerd. Als een dergelijke melding in het meldingenbeheer wordt weergegeven, kunt u het probleem nu automatisch oplossen door het project te reorganiseren. Uitgebreide reorganisatie Om veldlengte-overschrijdingen in de projectdatabank automatisch te kunnen corrigeren, is de functionaliteit Reorganiseren uitgebreid. Als u deze bijvoorbeeld voor een geselecteerd project in het paginabeheer wilt uitvoeren, kiest u de menuopdrachten Project > Organiseren > Reorganiseren. Schakel in het dan geopende dialoogvenster Project reorganiseren het nieuwe selectievakje Uitgebreide modus in. Daardoor wordt naast de tot nu toe gebruikelijke reorganisatie de projectdatabank doorzocht op veldlengte-overschrijdingen. Als er een overschrijding van de veldlengte wordt vastgesteld, wordt de databank zodanig geherstructureerd dat de veldlengte van het betreffende databankveld wordt aangepast aan de waarde die is ingevoerd (plus een extra 10% reserve). De nieuwe veldlengte wordt vervolgens in het project opgeslagen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 37 Grafische editor Grafische editor Elementen als achtergrond gebruiken Elementen zoals afbeeldingsbestanden, grafische elementen of geïmporteerde DXF- / DWG-bestanden kunnen nu in de grafische editor als achtergrondafbeeldingen worden gebruikt. Het layerbeheer bevat hiervoor het nieuwe selectievakje Achtergrond. Elementen die zich op een layer met ingeschakelde instelling Achtergrond bevinden, kunnen niet worden geselecteerd en bewerkt. Ze liggen altijd helemaal onderaan, dus ook achter de autoconnecting-lijnen. Het selectievakje is standaard ingeschakeld voor de layer EPLAN705, Grafisch.Achtergrondafbeelding. Voordeel: Een geïmporteerde op de achtergrond geplaatste DXF- / DWG-tekening kan op deze manier als aanvullende informatie in het schema worden opgeslagen. De tekeningelementen van de achtergrond zijn tegen bewerken beveiligd en hebben geen effect op de grafische bewerking van het schema. U kunt de achtergrondinformatie gebruiken als ondersteuning tijdens de engineering – zo kan bijvoorbeeld een machineoverzicht worden gebruikt om componenten op de juiste positie te plaatsen, of een 2D-hallayout als basis voor het definiëren van een routeringspadnetwerk met EPLAN FieldSys. Ook ingescande schema's kunnen eenvoudig als tekeningsjabloon dienen. Elementen als achtergrondafbeelding definiëren Om een element als achtergrondafbeelding te definiëren, kiest u in het eigenschappendialoogvenster van het gewenste element het tabblad Formaat. Selecteer in het veld Layer een layer waarvoor in het layerbeheer het selectievakje Achtergrond is ingeschakeld (bijvoorbeeld de layer EPLAN705, Grafisch.Achtergrondafbeelding). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 38 Zoomen naar "Hele pagina" met het muiswiel instellen Achtergrondafbeelding bewerken Als u een element op de achtergrond wilt bewerken, kiest u daarvoor in het menu Opties de nieuwe menuopdracht Achtergrond bewerken. Na het bewerken kiest u de menuopdrachten opnieuw om deze optie weer uit te schakelen. Zoomen naar "Hele pagina" met het muiswiel instellen Afhankelijk van het ingestelde scroll-gedrag kunt u met het muiswiel op de inhoud van het beeldscherm in de grafische editor inzoomen of uitzoomen. Net als bij andere CAD-programma's, kunt u dubbelklikken op het muiswiel om weer naar de hele pagina te zoomen. Nieuwe lijntypen voor grafische elementen Bij het tekenen van grafische elementen worden nu in het veld Lijntypen van het eigenschappendialoogvenster naast de al eerder aanwezige 7 lijntypen vele nieuwe lijntypen weergegeven. Deze nieuwe lijntypen zijn hoofdzakelijk voor de vormgeving van P&I-schema's gemaakt. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in het hoofdstuk "Speciale onderwerpen EPLAN PPE". Lees hier met name de paragraaf "Nieuwe lijntypen bij het tekenen van grafische elementen" (zie pagina "137"). Uitgebreide smartconnecting gebruiken Als smartconnecting is ingeschakeld, kunnen symbolen of schemagedeelten op een pagina worden geknipt en vervolgens weer in een andere pagina worden geplakt. Daarbij blijven de bestaande verbindingen behouden en bij de autoconnecting-lijnen van het geselecteerde schemabereik worden door EPLAN automatisch afbreekpunten ingevoegd. In deze versie is de smartconnecting verbeterd en uitgebreid. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de paragraaf "Uitgebreide smartconnecting" (zie pagina "76"). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 39 Grafische macroselectie gebruiken Grafische macroselectie gebruiken Macro's kunnen nu worden ingevoegd via een grafisch selectiedialoogvenster. De gebruikers "bladeren" in dit selectiedialoogvenster aan de hand van opgeslagen pictogrammen, symbolen of andere afbeeldingsbestanden intuïtief door de directorystructuur en komen zo eenvoudig bij de gewenste macro. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de paragraaf "Grafische macroselectie" (zie pagina "85"). Zoeken en vervangen Uitgebreid zoeken naar tijdelijke aanduiding-objecten Voor tijdelijke aanduiding-objecten kon u tot nu toe alleen zoeken naar de naam van een tijdelijke aanduiding-object. In de nieuwe versie van het EPLAN-platform kunt u de functionaliteiten Zoeken en Vervangen nu ook op de eigenschappen van tijdelijke aanduiding-objecten (variabelen, waarden) toepassen. Voordeel: Met deze uitbreiding bij het zoeken en vervangen kunt u de variabelen en waarden van tijdelijke aanduiding-objecten snel wijzigen. Om deze reden is het dialoogvenster Zoeken in het groepsveld Zoeken in uitgebreid met het selectievakje Tijdelijke aanduiding-objecten. Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt de zoekterm in tijdelijke aanduidingobjecten (zowel in de variabelen als in de waardensets) gezocht. Op deze manier kunt u zoeken naar de volgende eigenschappen in tijdelijke aanduiding-objecten en deze in het dialoogvenster Zoekresultaten weergeven: EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 40 Onderdelen Variabele op het tabblad Toekenning (Eigenschap: Toekenning: Variabele) Variabelen, waardensetnamen en waarden op het tabblad Waarden (eigenschappen Waarden: Variabele, Waarden: Waardensetnaam en Waarden: Waarde). Met de snelmenuopdracht Vervangen kunt u vervolgens in de lijst Zoekresultaten de waarden van deze eigenschappen wijzigen en voor het betreffende tijdelijke aanduiding-object aanpassen. Onderdelen Functies aan andere onderdelengroepen toekennen Normaal gesproken bepaalt de functiedefinitiecategorie van een functie bij welke onderdelengroep (Algemene onderdelen, Klemmenstroken etc.) een functie hoort. De verschillende onderdeelstructuren en ODC-formaten worden gedefinieerd aan de hand de onderdelengroep waartoe ze behoren (bijvoorbeeld Algemene onderdelen, Klemmenstroken etc.). In het eigenschappendialoogvenster hebt u nu de mogelijkheid om een functie handmatig aan een andere onderdelengroep toe te kennen. Hiervoor selecteert u met de eigenschapselectie de nieuwe eigenschap Onderdelengroep (ID 20294). De volgende instellingen zijn mogelijk: Automatisch (Bij deze invoer volgt de onderdelengroep automatisch uit de functiedefinitie.) Algemene onderdelen Klemmenstroken Stekers Apparaatkasten PLC- / bus-kasten Kabels EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 41 Apparaten Verzamelrails Algemene Fluid-onderdelen Fluid-verdelers Mechanische onderdelen. Als een andere onderdelengroep handmatig wordt toegekend, worden alle instellingen (coderingsschema voor de onderdeelstructuur, ODC-formaten voor de online-nummering etc.) van deze onderdelengroep aan de functie overgedragen. Voordeel: Doordat functies aan andere onderdelengroepen kunnen worden toegewezen, is het nu bijvoorbeeld mogelijk dat verbindingen andere ODCformaten krijgen dan het ODC-formaat "Kabel". Op deze wijze kunnen onderdeelcodes van Fluid-verbindingen (pijpen, slangen etc.) met dezelfde onderdeelstructuur als algemene Fluid-onderdelen worden genummerd. Apparaten Nieuw gedrag bij het genereren van apparaten in de navigators Bij deze versie is het gedrag bij het genereren van apparaten in de navigators gewijzigd. Standaard wordt er geen rekening meer gehouden met de macro die bij het artikel is ingevoerd. Hiervoor is de nieuwe projectinstelling Bij het genereren van apparaten rekening houden met de macro beschikbaar. Voordeel: Dankzij het nieuwe gedrag bij het genereren van apparaten kan de gebruiker exact het gewenste systeemgedrag sturen en de gewenste engineerings-workflow optimaal ondersteunen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 42 Nieuw gedrag bij het genereren van apparaten in de navigators Bij het genereren van een nieuw apparaat in de navigators (via de snelmenuopdracht Nieuw apparaat) kunnen naar keuze de functies uit de bij het artikel ingevoerde macro of uit de functiesjablonen worden gebruikt. Dit is afhankelijk van de projectinstelling Bij het genereren van apparaten rekening houden met de macro (onder Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > Algemeen). Als de projectinstelling is uitgeschakeld (dit is de standaardinstelling), wordt uit de eerste hoofdfunctie die in de functiesjablonen is ingevoerd, een nietgeplaatste functie gegenereerd. Als het artikel slechts een macro bevat maar geen functiesjablonen, wordt uit de eerste in de macro gevonden hoofdfunctie een niet-geplaatste functie gegenereerd. Als de projectinstelling is ingeschakeld, worden uit de functies die in de macro voorkomen niet-geplaatste functies gegenereerd. Het exacte gedrag hangt af van het feit of er voor de artikelen ook extra functiesjablonen zijn ingevoerd. Meer informatie over dit gedrag vindt u in de online-Help in de paragraaf "Rekening houden met macrovarianten bij het genereren van apparaten". EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 43 Projectgegevens-navigators Projectgegevens-navigators Snelinvoer-filter in alle projectgegevens-navigators In alle projectgegevens-navigators, in de pagina-navigator en in de commentaar-navigator, kunnen de weergegeven projectgegevens door een snelinvoer worden gefilterd. Tot nu toe bestond deze filteroptie slechts in enkele navigators (layoutruimte-, verbindingen-navigator, etc.). Voordeel: Met de nieuwe flexibele snelinvoer reduceert u met één druk op de knop de weergegeven projectgegevens tot de voor u belangrijke informatie en kunt u zich tijdens de engineering concentreren op de essentie. Dat bespaart kostbare engineeringstijd. Daarvoor is in het betreffende navigatorvenster zowel in de boom- als in de lijstweergave onder het filter het nieuwe veld Waarde: <Eigenschap> beschikbaar. In dit veld kunt u door middel van de zogeheten snelinvoer voor een gedefinieerd en geactiveerd filter snel de waarde van een filtercriterium aanpassen. Weergegeven operator Voor het veld snelinvoer wordt achter de eigenschap die als filtercriterium is gedefinieerd, nu bovendien de geselecteerde operator weergegeven (bijvoorbeeld Waarde: Inbouwplaats =). Daardoor is de logische koppeling tussen eigenschap, operator en waarde voor de gebruiker gemakkelijker af te leiden. Meer informatie over de snelinvoer vindt u in de online-Help voor de navigators. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 44 Verbindingen Verbindingen Verbindingscodes aan andere verbindingen overdragen Bij de bewerking van verbindingen kunt u nu de in het eigenschappendialoogvenster gewijzigde verbindingscode automatisch aan andere verbindingen overdragen. De verbindingscode kan aan alle verbindingen van de potentiaal, het signaal of het net worden overgedragen. Voordeel: Omdat een gewijzigde verbindingscode aan meer verbindingen kan worden overgedragen, kunt u verbindingscodes sneller handmatig corrigeren. Als u gebruik wilt maken van deze nieuwe functionaliteit, moet u hiervoor eerst de nieuwe gebruikerspecifieke instelling Verbindingscodes overdragen naar omvang activeren (menupad: Opties > Instellingen > Gebruiker > Grafische bewerking > Verbindingssymbolen). Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt bij het wijzigen van een verbindingscode (in de verbindingen-navigator of bij een verbindingsdefinitiepunt) het dialoogvenster Verbindingscodes overdragen weergegeven. Daarin kunt u de gewijzigde verbindingscode automatisch aan andere verbindingen overdragen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 45 Volgende vrije verbindingscode bepalen De gewijzigde verbindingscode wordt aansluitend – afhankelijk van de gekozen optie – automatisch aan alle verbindingen binnen de gewenste omvang (geen overdracht, potentiaal, signaal, net) overgedragen. Opmerking: Bij de overdracht van verbindingscodes wordt het filter gebruikt dat u voor de verbindingsnummering hebt gedefinieerd. U definieert dit filter in het dialoogvenster Instellingen: Verbindingsnummering op het tabblad Filter (bijvoorbeeld te bereiken via het menupad Projectgegevens > Verbindingen > Nummering > Instellingen). Volgende vrije verbindingscode bepalen Voor de verbindingscode van verbindingen en verbindingsdefinitiepunten kunt u nu automatisch de volgende vrije code bepalen. Voordeel: Door het bepalen van de volgende vrije code kan een handmatig ingevoerde verbindingscode snel aan een bestaande verbindingsnummering worden aangepast. In het eigenschappendialoogvenster van verbindingen en verbindingsdefinitiepunten is in het veld Verbindingscode de nieuwe snelmenuopdracht Nieuwe code bepalen beschikbaar. Als alternatief kunt u in dit veld ook de sneltoets [Ctrl] + [N] gebruiken. Op basis van de instellingen voor de verbindingsnummering wordt dan de volgende vrije verbindingscode bepaald en hier ingevoerd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 46 In tabel bewerken In tabel bewerken Verbindingsgegevens in tabel bewerken De eigenschappen van verbindingen worden nu ook weergegeven in de tabelbewerking en kunnen daar bloksgewijs worden bewerkt. Daarbij worden de geselecteerde functies en verbindingen telkens onafhankelijk van elkaar in afzonderlijke tabellen bewerkt. Voordeel: U kunt de eigenschappen snel, centraal en overzichtelijk in tabelvorm bewerken, ongeacht waar de verbindingen grafisch zijn geplaatst. Zo kunnen ook grote hoeveelheden gegevens eenvoudig worden bewerkt en kunnen met minimale inspanning uitgebreide wijzigingen van en aanvullingen op een project worden gerealiseerd. Voor de tabelbewerking zijn in het dialoogvenster Functiegegevens bewerken de twee tabbladen Functies en Verbindingen beschikbaar. De kolomconfiguratie van deze twee tabbladen vindt telkens via een afzonderlijk schema plaats. Op het tabblad Verbindingen worden de eigenschappen van de geselecteerde verbindingen weergegeven (bijvoorbeeld Bron, Doel, Verbindingskleur / -nummer etc.). Daarbij wordt ook rekening gehouden met alle verbindingsdefinitiepunten die op de verbinding zijn geplaatst. Als voor een eigenschap bij de verbinding en bij de bijbehorende verbindingsdefinitiepunten verschillende waarden zijn ingevoerd, wordt de waarde van het grafisch eerste verbindingsdefinitiepunt weergegeven waarvoor deze eigenschap is gevuld. Meer informatie en tips over het bewerken van verbindingen met de tabelbewerking vindt u in de online-Help van het dialoogvenster Functiegegevens bewerken. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 47 Layerbeheer Layerbeheer Uitlijning en hoek projectoverkoepelend instellen In het layerbeheer kunnen nu voor teksten en eigenschapsplaatsingen de weergave-eigenschappen Uitlijning en Hoek projectoverkoepelend (d.w.z. voor het hele project) worden ingesteld. Voordeel: De uitlijning en de hoek van eigenschapsteksten kunnen nu in één keer projectoverkoepelend via instellingen in het layerbeheer en daarna individueel of via het betreffende eigenschappendialoogvenster worden gedefinieerd. De centrale, projectoverkoepelende bewerkingsmogelijkheid bespaart tijd en zorgt ervoor dat u uw documentatie op eenvoudige wijze uniform en kwalitatief hoogwaardig kunt realiseren. Hiervoor is het dialoogvenster Layerbeheer uitgebreid met de kolommen Uitlijning en Hoek. In de vervolgkeuzelijst zijn dezelfde instelmogelijkheden beschikbaar als die in het eigenschappendialoogvenster, bijvoorbeeld op het tabblad Weergave. In het eigenschappendialoogvenster zelf bevatten de twee vervolgkeuzelijsten van deze weergave-eigenschappen (onder het hiërarchieniveau Formaat) nu standaard de invoer "Uit layer". Let op: Als schema-elementen (bijvoorbeeld teksten) uit EPLAN 2.2, waarvoor bij de weergave-eigenschappen Uitlijning en / of Hoek de waarde "Uit layer" is ingesteld, in een oudere EPLAN-versie worden gebruikt (bijvoorbeeld via kopiëren en invoegen of via het invoegen van macro's), kunnen de waarden uit de betreffende layer niet correct worden weergegeven! EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 48 Verwerkingen Verwerkingen Vereenvoudigd genereren van verwerkingsprojecten Om bij de verwerking in een ander project een verwerkingsproject te genereren, moest u tot nu toe meerdere stappen uitvoeren en bijvoorbeeld een kopie van het gewenste schemaproject (met de optie Alleen kopgegevens) maken. Met de huidige versie is het genereren van verwerkingsprojecten aanzienlijk vereenvoudigd. Nu beschikt u in het menupad Hulpprogramma's > Verwerkingen (documentatie) over de nieuwe menuopdracht Verwerkingsproject genereren. Voordeel: Door de verwerking in een afzonderlijk project kan documentatie flexibel worden opgebouwd, met name bij omvangrijke projecten. De nieuwe functionaliteiten vereenvoudigen het maken van verwerkingsprojecten en vergemakkelijken zo de verwerkingen in een apart project. Meer algemene informatie over dit onderwerp vindt u in de online-help van het EPLAN-platform in de paragraaf "Verwerkingen uit bronprojecten". Om een verwerkingsproject te genereren, selecteert u eerst in de paginanavigator het project dat als bronproject moet dienen. Nadat u de menuopdracht hebt gekozen, wordt het dialoogvenster Verwerkingsproject genereren geopend. In dit dialoogvenster genereert u bij een bestaand project automatisch een verwerkingsproject. Voer daarvoor de gewenste naam in het veld Bestandsnaam in en klik op [Opslaan]. De kopgegevens van het geselecteerde project worden dan gekopieerd en er wordt een verwerkingsproject zonder pagina's gegenereerd. Het juiste bronproject is al in de verwerkingssjablonen van het nieuwe verwerkingsproject ingevoerd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 49 Actuele pagina in ingesloten verwerkingen gebruiken Opmerking: Als er in de verwerkingssjablonen van het geselecteerde project al een bronproject is ingevoerd, blijft deze invoer bij het genereren van het verwerkingsproject behouden. Dat is van belang wanneer een bronproject tegelijkertijd ook verwerkingsproject is (wanneer bijvoorbeeld de inhoudsopgave van het verwerkingsproject in het bronproject moet worden weergegeven). In het dialoogvenster Verwerkingsproject kunt u ook een bestaand project selecteren. Daardoor kan een bestaand verwerkingsproject ook worden overschreven. Nadat u de volgende controlevraag met [Ja] hebt bevestigd, wordt het "oude" verwerkingsproject vervangen. Afzonderlijke sjablonen als basis voor verwerkingsprojecten In de verwerkingen kan nu ook een verwerkingsproject op basis van geselecteerde verwerkingssjablonen worden gegenereerd. In het dialoogvenster Verwerkingen op het tabblad Sjablonen is hiervoor het snelmenu uitgebreid met de nieuwe menuopdracht Verwerkingsproject genereren. Het met het volgende dialoogvenster Verwerkingsproject genereren gegenereerde verwerkingsproject bevat alleen die sjablonen die in het bronproject zijn geselecteerd, evenals de kopgegevens van het bronproject. Actuele pagina in ingesloten verwerkingen gebruiken Als bij de uitvoer van ingesloten verwerkingen alleen de gegevens van de op dat moment geopende pagina moesten worden gebruikt, moest dat tot nu toe gebeuren door het definiëren van een speciale filterweergave. Bij de nieuwe versie is dat niet meer nodig. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 50 Actuele pagina in ingesloten verwerkingen gebruiken Voordeel: In ingesloten verwerkingen kunnen met de nieuwe instelling Huidige pagina de gegevens van de huidige pagina sneller worden uitgevoerd zonder dat u eerst uitgebreid filtercriteria moet definiëren. Voor een dergelijke uitvoervorm beschikt het dialoogvenster Verwerking definiëren nu over de nieuwe instelling Huidige pagina. Schakel het selectievakje in om bij een ingesloten verwerking alleen de gegevens van de huidige pagina te gebruiken. Opmerking: Een ingesloten verwerking wordt handmatig op een geopende projectpagina geplaatst. Daarvoor moet in het dialoogvenster Verwerking definiëren in het veld Uitvoervorm de optie "Handmatige plaatsing" zijn ingesteld. Alleen dan is het selectievakje Huidige pagina vrijgeschakeld en kan het worden ingeschakeld. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 51 Labeling / externe bewerking Labeling / externe bewerking Microsoft Office 2007 / 2010 ondersteuning In de nieuwe versie van het EPLAN-platform zijn zowel de labeling als de externe bewerking zodanig uitgebreid, dat deze functionaliteiten nu ook Microsoft Office 2007 en Microsoft Office 2010 ondersteunen. Daarom kunt u in de instellingen voor de labeling / externe bewerking naast het bestaande bestandstype *.xls nu ook de volgende Excel-formaten selecteren: *.xlsx: formaat voor Microsoft Office 2007 / 2010 zonder macro's *.xlsm: formaat voor Microsoft Office 2007 / 2010 met macro's *.xlsb: binair formaat voor Microsoft Office 2007 / 2010. De hier genoemde Excel-formaten worden ook bij de import van extern bewerkte gegevens ondersteund. Bovendien zijn er in de meegeleverde Excel-sjablonen meerdere bestanden met de nieuwe formaten voor Microsoft Office 2007 / 2010 beschikbaar. Opmerking: Als u voor het doelbestand of voor een te gebruiken sjabloon een van de nieuwe Excel-formaten hebt geselecteerd, terwijl u op uw computer een Microsoft Office-versie hebt die deze formaten nog niet ondersteunt, ontvangt u van het EPLAN-platform een melding. In dat geval moet u het oude Excel-formaat *.xls voor Microsoft Excel 97-2003 gebruiken. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 52 Automatische bewerking Automatische bewerking Artikelgegevens automatisch synchroniseren Bij de automatische bewerking van projecten kunt u nu ook de artikelgegevens automatisch voltooien (aanvullen) of actualiseren. In het dialoogvenster Instellingen: Automatisch verwerken beschikt u daarom over de volgende nieuwe acties: Artikelen in het project actualiseren Actualiseert verouderde artikelgegevens in het project. Daarbij worden verouderde opgeslagen artikelen in het project vervangen door nieuwere systeemartikelen (d.w.z. nieuwere artikelen in de artikeldatabank). Artikelen in het project voltooien Zoekt in het project op ontbrekende artikelen. Indien deze zijn gevonden, worden ze automatisch opgeslagen. Ontbrekende artikelen kunnen ontstaan als artikelen eerst in het project bij de hoofdfunctie zijn ingevoerd en pas daarna in de artikeldatabank zijn gemaakt. Artikelen in het systeem voltooien Completeert het systeem (d.w.z. de artikeldatabank) met artikelen die wel in het project maar nog niet in het systeem voorkomen. In de gebruikersinterface vindt u de equivalenten van deze acties in het menupad Hulpprogramma's > Artikel. Daarbij gaat het om de menuopdrachten Huidig project actualiseren en Huidig project voltooien en om de twee menuopdrachten in het dialoogvenster Artikelsynchronisatie onder de knop [Extra]. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 53 Artikelbeheer Artikelbeheer Actualiseren van de artikeldatabank Als u het programma voor het eerst hebt geïnstalleerd en het vervolgens opstart, kunt u meteen beschikken over de actuele artikeldatabank. Als u met meerdere versies van EPLAN werkt (bijvoorbeeld als u overstapt op versie 2.2) en in versie 2.2 een "oude" artikeldatabank hebt ingesteld, wordt u bij het openen van het artikelbeheer gevraagd of u de artikeldatabank wilt actualiseren. Als u de vraag met [Ja] beantwoordt, wordt de artikeldatabank geactualiseerd. Als u op [Nee] klikt, wordt de artikeldatabank niet geactualiseerd. Daardoor blijven de gegevensvelden van het artikelbeheer leeg en kunnen deze niet worden bewerkt. Andere programmacomponenten die eveneens gebruikmaken van de gegevens uit de artikeldatabank, voeren een bijbehorende melding uit als de artikeldatabank niet overeenkomt met de actuele versie. Opmerking: Als u met meerdere versies van EPLAN werkt, moet voor het bewerken en onderhouden van de artikeldatabank altijd de nieuwste versie van EPLAN worden gebruikt. Een geactualiseerde artikeldatabank kan in oudere versies van EPLAN bijvoorbeeld voor een artikel- of apparaatselectie worden geopend, maar niet worden bewerkt. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 54 Nieuw uitwisselingsformaat voor het artikelbeheer Nieuw uitwisselingsformaat voor het artikelbeheer Voor het uitwisselen van records in het artikelbeheer hebt u nu de beschikking over een nieuw gegevensformaat. Met het nieuwe "EPLAN Data Portaluitwisselingsformaat" kunt u een of meerdere artikelen inclusief de referentiegegevens (boorpatronen, fabrikanten etc.) en de bijbehorende toegevoegde bestanden (afbeeldingen, macro's, PDF-bestanden) volledig exporteren en later weer op een andere computer importeren. Voordeel: Met het nieuwe uitwisselingsformaat voor artikelgegevens kunt u volledige artikelen (dat wil zeggen met alle referentiegegevens en toegevoegde bestanden zoals afbeeldingen, macro's etc.) met andere gebruikers uitwisselen. U importeert en exporteert complete artikelrecords met één druk op de knop, zodat u aanvullende artikelinformatie niet langer handmatig hoeft te beheren en toe te kennen. Zo kan uw artikeldatabank, met name bij de overname van nieuwe artikelgegevens uit externe bronnen, gemakkelijker worden uitgebreid. Het "EPLAN Data Portal-uitwisselingsformaat" werd oorspronkelijk voor het importeren van artikelgegevens uit het EPLAN Data Portal in het EPLAN-platform ontwikkeld. Bij een dergelijke import worden de artikelen en de bijbehorende toegevoegde bestanden (afbeeldingen, documenten etc.) intern in een gezipt bestand met de bestandsextensie *.edz ingepakt. De extensie *.edz staat voor EPLAN Data Archive Zipped. Een edz-bestand kan uit een of meerdere artikelen met referentiegegevens en bijbehorende toegevoegde bestanden bestaan. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 55 Nieuw uitwisselingsformaat voor het artikelbeheer Opmerking: Het uitwisselen van records via het "EPLAN Data Portal-uitwisselingsformaat" is alleen mogelijk als u over een machtiging voor het gebruik van het EPLAN Data Portal beschikt. Wanneer u succesvol bij het EPLAN Data Portal bent aangemeld, kunt u in de dialoogvensters voor export en import in de vervolgkeuzelijst van het veld Bestandstype gebruik maken van het nieuwe uitwisselingsformaat. Afzonderlijke bestanden exporteren Bij de export van gegevens in het artikelbeheer kunt u nu ook voor elke afzonderlijk record een apart exportbestand genereren – en hoeft u niet langer de records in een afzonderlijk totaalbestand uit te voeren. Deze uitbreiding kan bij alle bestandstypen worden gebruikt. In het dialoogvenster Records exporteren kunt u nu een van de twee volgende opties kiezen: Totaalbestand Kies deze optie als u de geselecteerde gegevens in één bestand wilt exporteren. In dit geval wordt het veld Bestandsnaam vrijgeschakeld en voert u hier de naam van het exportbestand in. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 56 Nieuw uitwisselingsformaat voor het artikelbeheer Afzonderlijke bestanden Kies deze optie als u de geselecteerde gegevens in afzonderlijke bestanden wilt exporteren. In dit geval wordt het veld Directory vrijgeschakeld en definieert u hier de directory waarin de te exporteren gegevens als bestanden worden uitgevoerd. De bestandsnaam van het betreffende exportbestand komt overeen met het artikelnummer, de naam van een boorpatroon, de naam van een fabrikant etc. Net als tot nu toe het geval was, hangt de Omvang van de export ervan af, vanuit welke plaats in het artikelbeheer u de export start. Als u de te exporteren gegevens in de boom, in de lijst etc. van het artikelbeheer hebt geselecteerd en u daarna de snelmenuopdracht Exporteren kiest, worden deze geselecteerde records als totaalbestand of als afzonderlijke bestanden geëxporteerd. De export van de volledige artikeldatabank – of gedeeltes daarvan – vindt plaats wanneer u de menuopdracht Exporteren selecteert, in het dialoogvenster Artikelbeheer onder de knop Extra. Vernieuwingen bij de import van records Ook bij de import van records in het artikelbeheer kunt u gebruik maken van het nieuwe formaat "EPLAN Data Portal-uitwisselingsformaat". Wanneer u bij het EPLAN Data Portal bent aangemeld, bevat de vervolgkeuzelijst Bestandstype in het dialoogvenster Records importeren eveneens een dergelijke invoer. In het veld Bestandsnaam kunt u nu een of meerdere importbestanden invoeren. Daardoor kunnen er meerdere afzonderlijke bestanden worden geïmporteerd. Hiervoor kan bij de bestandselectie van bestanden die moeten worden geïmporteerd in het dialoogvenster Openen een meervoudige selectie van bestanden worden gemaakt. Dit geldt voor de edz-bestanden en voor alle andere bestandstypen. Hoe er bij de import moet worden omgegaan met reeds aanwezige of nieuwe records, definieert u aan de hand van de reeds bekende opties bij het importgedrag. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 57 Functiesjablonen toewijzen Hebt u voor de import het "EPLAN Data Portal-uitwisselingsformaat" ingesteld, dan wordt na de selectie van een edz-bestand de betreffende record met de referentiegegevens (boorpatronen, fabrikanten etc.) en de bijbehorende toegevoegde bestanden naar het artikelbeheer overgedragen. Daarbij wordt rekening gehouden met de in het EPLAN-platform ingestelde directory's en worden de toegevoegde bestanden (afbeeldingen, macro's etc.) in de ingestelde directory's gekopieerd. Wanneer een of meerdere toegevoegde bestanden al in de betreffende EPLAN-directory aanwezig zijn, verschijnt er hiervoor een controlevraag. Dit is bijvoorbeeld mogelijk wanneer aanwezige records worden geactualiseerd of wanneer bijvoorbeeld een PDF-bestand voor meerdere artikelen als document is opgeslagen. Wanneer u alle reeds aanwezige toegevoegde bestanden na elkaar wilt bekijken, beantwoordt u de vraag met [Ja]. Klik op [Ja voor alle] wanneer u (bijvoorbeeld bij een omvangrijke import) alle reeds aanwezige toegevoegde bestanden zonder controlevraag wilt overschrijven. Functiesjablonen toewijzen Om een artikel in het schema bij de apparaatselectie te kunnen gebruiken, moet bij het betreffende artikel in het artikelbeheer een set met functiesjablonen zijn opgeslagen. In de fluidtechniek en in de proces-engineering konden tal van artikelen vanwege ontbrekende functiesjablonen tot nu toe niet voor de apparaatselectie worden gebruikt. Bij de opbouw van apparaten werden aan de artikelen weliswaar macro's toegekend, maar er waren geen functiesjablonen beschikbaar. Met de nieuwe functionaliteit Functiesjablonen toewijzen kunnen nu in het artikelbeheer de ontbrekende functiesjablonen automatisch vanuit de opgeslagen macro's worden gegenereerd. Meer informatie over dit onderwerp vindt u in de paragraaf "Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie" (zie pagina "91"). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 58 Uitgebreid volledige tekst-filter Uitgebreid volledige tekst-filter Bij de volledige tekstzoekfunctie binnen de boomweergave van het artikelbeheer via het veld Volledige tekst-filter worden nu ook teksten uit de hoofdknooppunten "Toebehorenlijst", "Toebehorenplaatsing", "Boorpatroon" en "Aansluitbeeld" gevonden. Voor het opgeven van de zoekterm geldt de syntax (+, spatie etc.) zoals deze ook door zoekmachines op internet wordt gebruikt. Opmerking: Houd er rekening mee dat op de tabbladen Lijst en Combinatie alleen artikelgegevens en geen gegevens uit de overige hoofdknooppunten van het artikelbeheer (toebehorenlijst, toebehorenplaatsing etc.) worden weergegeven. Daarom kunnen op deze tabbladen bij een zoekactie via het volledige tekst-filter ook alleen artikelgegevens worden gevonden. Menuopdracht "Zoekindex actualiseren" verplaatst naar het artikelbeheer De menuopdracht Zoekindex actualiseren is vanuit het menu Hulpprogramma's > Artikel verplaatst naar het artikelbeheer. In het dialoogvenster Artikelbeheer is de menuopdracht nu beschikbaar onder de knop [Extra]. Voordeel: De zoekindex voor het volledige tekstfilter van het artikelbeheer kan nu sneller worden geactualiseerd, omdat deze direct in het artikelbeheer beschikbaar is. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 59 Verwijderde velden Verwijderde velden Op het tabblad Montagegegevens is het overbodige veld EMI-model en op het tabblad Technische gegevens het verouderde veld Toebehorenkenmerk uit de gebruikersinterface van het artikelbeheer verwijderd. In vorige versies werden bijbehorende artikelen door het toebehorenkenmerk aangegeven. Sinds EPLAN-versie 2.0 gebeurt dit via het tabblad Toebehoren. Opmerking: De twee velden EMI-model en Toebehorenkenmerk zijn alleen uit de gebruikersinterface van de genoemde tabbladen verwijderd. Om de compatibiliteit te waarborgen, zijn deze eigenschappen nog wel aanwezig in de artikeldatabank. Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Revision Management" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN Revision Management" is voor de volgende programmmavarianten optioneel verkrijgbaar: Electric P8 Select, EPLAN PPE. Voor de volgende programmavarianten behoort deze uitbreidingsmodule standaard tot de leveringsomvang: EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+, EPLAN Electric P8 Ultimate, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional, EPLAN PPE Professional, EPLAN Pro Panel Professional Stand-alone. Via het revisiebeheer, de uitbreidingsmodule "EPLAN Revision Management", kunnen wijzigingen in bestaande machine- en installatiedocumentatie automatisch worden geregistreerd en gedocumenteerd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 60 Verwijderen van revisies in de wijzigingstracering uitgebreid Verwijderen van revisies in de wijzigingstracering uitgebreid Tot nu toe was het in het revisiebeheer alleen mogelijk de revisiemarkeringen en -gegevens die in een revisieproject zijn ontstaan volledig uit een project te verwijderen. Met de nieuwste versie kunt u in de wijzigingstracering gericht de revisie-informatie van afzonderlijke pagina's of layoutruimtes verwijderen of de laatste revisiestatus van een wijzigingstracering verwijderen. Voordeel: Met de uitbreidingen van de verwijderfunctie is de projectrevisie in EPLAN nog flexibeler geworden. Daardoor kunt u bijvoorbeeld pagina's van een gereviseerd project naar een ander project kopiëren en ongewenste revisie-informatie op die plek gericht verwijderen. Revisie-informatie voor de huidige selectie verwijderen Als u in de wijzigingstracering revisie-informatie verwijdert, wordt daarbij rekening gehouden met de huidige selectie in het project. Het dialoogvenster Revisie verwijderen bevat daartoe het bekende selectievakje Toepassen op het gehele project. Als het selectievakje is uitgeschakeld, worden alleen de revisiemarkeringen / revisiegegevens van de geselecteerde pagina's of layoutruimtes verwijderd. Anders wordt de revisie-informatie in het gehele project verwijderd. De meest actuele revisie verwijderen Het snelmenu in het dialoogvenster Revisiegegevens nabewerken is uitgebreid met de menuopdracht De meest actuele revisie verwijderen, zodat bij het nabewerken van revisies de laatste revisiestatus kan worden verwijderd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 61 Verwijderen van revisies in de wijzigingstracering uitgebreid Deze snelmenuopdracht verwijdert de revisie die het laatst werd gemaakt (d.w.z. de revisie van de meest recente datum). Daarbij wordt alle revisieinformatie van deze revisie uit de pagina-eigenschappen verwijderd. De op de projectpagina's uitgevoerde wijzigingen en ook de revisiemarkeringen blijven behouden. Opmerking: Als er meerdere revisies van een project zijn, kunnen deze met de snelmenuopdracht De meest actuele revisie verwijderen na elkaar worden verwijderd. Als er nog maar één revisie in het project is, kan deze niet meer via de snelmenuopdracht worden verwijderd. Tip: Via de menuopdrachten Hulpprogramma's > Revisiebeheer > Wijzigingstracering > Revisie verwijderen kunt u de revisiemarkeringen desgewenst verwijderen. Daarbij worden echter alle revisiemarkeringen op de geselecteerde pagina's verwijderd, onafhankelijk van de bijbehorende revisie. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 62 Nieuwe informatie bij de revisiecontrole Nieuwe informatie bij de revisiecontrole Soms willen bedrijven dat elke revisie wordt gecontroleerd en vrijgegeven. Voor de invoer en weergave van de betreffende gegevens zijn in de wijzigingstracering van het revisiebeheer nu de twee volgende pagina-eigenschappen beschikbaar: Revisie: Goedgekeurd door (uit wijzigingstracering) (ID 11087) Revisie: Goedgekeurd op (uit wijzigingstracering) (ID 11088). Voordeel: Met deze nieuwe eigenschappen kunt u in een revisieproject deze belangrijke informatie bij de revisiecontrole centraal registeren en voor alle projectdeelnemers transparant beheren. De gegevens worden na het afsluiten van pagina's (of layoutruimtes) bij het nabewerken van revisie-informatie ingevoerd. Hiervoor bevat het dialoogvenster Revisiegegevens nabewerken de twee nieuwe kolommen Goedgekeurd door en Goedgekeurd op. Nadat u voor een gewijzigde pagina de controlegegevens hebt ingevoerd, worden de twee nieuwe eigenschappen Revisie: Goedgekeurd door (uit wijzigingstracering) en Revisie: Goedgekeurd op (uit wijzigingstracering) in de pagina-eigenschappen van de betreffende pagina weergegeven. De index van de twee eigenschappen komt overeen met de revisieindex die bij Pagina's afsluiten is opgegeven. Uitvoer in het revisieoverzicht Door een tijdelijke aanduiding-tekst in een betreffend formulier te plaatsen, kunnen deze twee pagina-eigenschappen ook in een revisieoverzicht worden weergegeven. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 63 Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language Translation" Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language Translation" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language Translation" is voor de volgende programmmavarianten optioneel verkrijgbaar: EPLAN Electric P8 Select. Voor de volgende programmavarianten behoort deze uitbreidingsmodule standaard tot de leveringsomvang: EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+, EPLAN Electric P8 Ultimate, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional, EPLAN PPE, EPLAN PPE Professional, EPLAN Pro Panel Professional Stand-alone. Ook het hulpprogramma Vertaling, in de uitbreidingsmodule "EPLAN Multi Language Translation", is in deze versie uitgebreid. Namen van hyperlinks automatisch vertalen Tot nu toe werden de namen van hyperlinks bij de automatische vertaling met een vertaalprocedure (menupad: Hulpprogramma's > Vertaling > Vertalen) niet vertaald. In de nieuwe versie wordt bij de automatische vertaling ook rekening gehouden met de hyperlinknamen. Om de hyperlinknamen desgewenst van de automatische vertaling te kunnen uitsluiten, zijn de vertaalinstellingen op het tabblad Omvang uitgebreid. Op dit tabblad is het nieuwe selectievakje Hyperlink tekst / code standaard ingeschakeld. Hierdoor worden alle hyperlinks bij een vertaalprocedure standaard vertaald. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 64 Licentiëring Licentiëring Nieuwe EPLAN-programmavarianten In deze nieuwe versie bieden wij u een aantal nieuwe interessante programmavarianten voor het EPLAN-platform. Met deze nieuwe varianten biedt EPLAN voor de meest uiteenlopende werkomgevingen in de engineering van de machine- en installatiebouw uitgebreide expertsystemen. Het gaat om de volgende systemen: Nieuw systeem: Basis systeem: Plus uitbreidingen: EPLAN Fluid Professional EPLAN Fluid EPLAN Pro Panel (Add-On) EPLAN Step Export EPLAN PPE Professional EPLAN PPE EPLAN Revision Management EPLAN Project Management EPLAN P&ID (Add-On) EPLAN Electric P8 Professional+ EPLAN Electric P8 Professional EPLAN User Rights Management EPLAN Project Options EPLAN Electric P8 Ultimate EPLAN Electric P8 Professional EPLAN User Rights Management EPLAN Project Options EPLAN Net Based Wiring EPLAN Multiuser Monitor EPLAN Change of Standard EPLAN Project Reference EPLAN Pro Panel (Add-On) EPLAN Step Export EPLAN Fluid (Add-On) EPLAN P&ID (Add-On) EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 65 Eigenschappen Eigenschappen Hernoemde eigenschappen voor kabels / slangpakketten In de Fluid-techniek kunt u nu (slang-)pakketten definiëren; dat gebeurt op dezelfde wijze als bij kabels in de elektrotechniek (zie pagina "96"). Omdat veel eigenschappen zowel in de kabel- als in de slangpakketdefinitie worden gebruikt, zijn in deze versie veel kabeleigenschappen hernoemd: Oude naam: Nieuwe naam: ID: Kabeltype Kabel / Slangpakket: Type 20040 Kabellengte ... (bijvoorbeeld Kabellengte met eenheid) Kabel / Slangpakket: Lengte 20041, 20046, ... (bijvoorbeeld Kabel / 20078, 20079, Slangpakket: Lengte met 20257 eenheid) Kabels: ... (bijvoorbeeld Kabels: Aantal aders) Kabel / Slangpakket: ... (bijvoorbeeld Kabel / Slangpakket: Aantal verbindingen) 20042, 20043, 20053, 20068, 20070, 20071, 20072, 20124, 20125, 20126, 20127 Kabelcode in de tekening Kabel / Slangpakket: Code in de tekening 20067 Kabeltype: Aantal aders, Kabel / Slangpakket: Type, 20073, 20074 dwarsdoorsnede / diameter aantal verbindingen, dwarsmet ... doorsnede / diameter met ... Schroefverbindingsgrootte Kabel / Slangpakket: Schroefverbindingsgrootte 20080 Striplengte ... Kabel / Slangpakket: Striplengte ... 20081, 20082 Kabellengte-eenheid Kabel / Slangpakket: Lengte-eenheid 20065 EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 66 Speciale onderwerpen EPLAN Electric P8 Speciale onderwerpen EPLAN Electric P8 Klemmen / stekers Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen In de energietechniek worden vaak schakelbare bruggen en scheidingsklemmen gebruikt. Bij het bewerken van klemmen in EPLAN kunnen deze componenten en hun status nu ook in het schema worden gebruikt en in de verwerkingen worden uitgevoerd. Voordeel: Als klemmen met schakelbare bruggen en scheidingsklemmen direct kunnen worden ingesteld, kunnen klemmenstroken effectiever worden bewerkt. Deze schakeltoestanden kunnen desgewenst in de klemmenaansluitlijst grafisch worden weergegeven. Op basis van de in het project opgeslagen informatie over de schakeltoestanden van scheidingsklemmen en schakelbare bruggen genereert u met één druk op de knop duidelijke verwerkingen. Ook de collega's in de productie en service worden zo zonder extra moeite van belangrijke informatie voorzien. Schakelbare bruggen Een schakelbare brug verbindt een klem schakelbaar met de volgende klem. Schakelbare bruggen hebben twee statussen ("Geopend" of "Gesloten") en worden afzonderlijk voor de interne en externe zijde van de klem gedefinieerd. Voor het vormen van schakelbare bruggen worden vaste brug-aansluitingen gebruikt (voor zover deze vrij zijn), anders de eerstvolgende vrije klemmenaansluitingen. Om klemmen met behulp van schakelbare bruggen te verbinden, zijn in het eigenschappendialoogvenster van de klemmen de volgende nieuwe eigenschappen beschikbaar: EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 67 Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen Schakelbare brug (intern) (ID 20291) Schakelbare brug (extern) (ID 20292) De status van de betreffende schakelbare brug definieert u via de vervolgkeuzelijst van deze eigenschappen. De volgende instellingen zijn mogelijk: De instelling "Gesloten" is van invloed op de logica (verbindingen, potentialen etc.). De instelling "Geopend" is niet van invloed op de logica, maar dient enkel als herkenning van de status. Bij de instelling "Geen" wordt geen schakelbare brug gegenereerd. Als u bij een klem de instelling "Gesloten" hebt geselecteerd, wordt vanuit deze klem naar de eerstvolgende klem een schakelbare brug-verbinding gegenereerd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 68 Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen Opmerking: Als deze eigenschappen nog niet in de eigenschappentabel aanwezig zijn, moet u deze met het dialoogvenster Eigenschapselectie selecteren. Klik daartoe op (Nieuw). Dit geldt ook voor de twee eigenschappen Klem geopend en Schakelslot, die de status van een scheidingsklem weergeven. Controleproceduremelding voor schakelbare bruggen Fouten bij de schakelbare bruggen worden met de nieuwe modulespecifieke controleproceduremelding 001032 gemeld. Een schakelbare brug kan bijvoorbeeld niet worden gesloten wanneer het brugeinde niet aanwezig is. Scheidingsklemmen Scheidingsklemmen verbinden of scheiden de externe en interne zijde van een klem. De status van een scheidingsklem kan in het eigenschappendialoogvenster van een klem door de twee volgende eigenschappen worden aangegeven: Schakelslot (ID 20293) Via het selectievakje van deze nieuwe eigenschap geeft u aan of de klem vergrendeld is en niet kan worden geschakeld. Klem geopend (ID 20232) Via het selectievakje van deze eigenschap geeft u aan of de klem is geopend. Deze eigenschap die al bestond, is bij de nieuwe versie uitgebreid. Als de eigenschap is ingeschakeld, wordt de verbinding tussen de interne en externe zijde van de klem gescheiden, d.w.z. dat de potentiaaloverdracht binnen de klem wordt onderbroken. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 69 Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen Tip: Een onderbreking van de potentiaaloverdracht bij de betreffende klem is te zien als u de potentialen in het schema via de potentiaaltracering met een kleur markeert. Uitbreidingen bij het bewerken van klemmenstroken Zowel de status van schakelbare bruggen als de status van scheidingsklemmen kunnen in het dialoogvenster Klemmenstrook bewerken worden weergegeven en bewerkt. Hiervoor schakelt u in het dialoogvenster Kolomconfiguratie de selectievakjes voor de eigenschappen Schakelbare brug (intern), Schakelbare brug (extern), Schakelslot en Klem geopend in. Door de vervolgkeuzelijst / de selectievakjes in de kolommen Schakelbare brug (intern), Schakelbare brug (extern), Schakelslot en Klem geopend te wijzigen, kan de status van een schakelbare brug / scheidingsklem worden gewijzigd. Gewijzigde instellingen worden in het schema teruggeschreven. Weergave van de schakelstatus in het schema Bij de klemmen in het schema kan de status (van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen) hetzij direct via de bovengenoemde eigenschappen, hetzij via de blokeigenschappen worden weergegeven. Vernieuwingen bij het verwerken van klemmen Voor de grafische weergave van schakelbare bruggen in klemmenverwerkingen is het tijdelijke aanduiding-element "Klem" met de volgende nieuwe eigenschappen uitgebreid: Grafisch symbool voor interne schakelbare bruggen (ID 13094) Grafisch symbool voor externe schakelbare bruggen (ID 13095). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 70 Definitie van schakelbare bruggen en scheidingsklemmen Als u een dergelijke tijdelijke aanduiding-tekst bijvoorbeeld in een klemmenaansluitlijstformulier hebt geplaatst, is via een eenvoudige grafische weergave te zien of klemmen met een gesloten of met een geopende brug met elkaar zijn verbonden. Voorbeeld: Gedeelte uit het gegevensbereik van een klemmenaansluitlijst: tussen de klemmen –X3:1 en –X3:2 is een gesloten schakelbare brug-verbinding. Daarvoor is de eigenschap Schakelbare brug (intern) voor de klem –X3:1 op de waarde "Gesloten" gezet. Bij de klem –X3:3 is voor de eigenschap Schakelbare brug (intern) de waarde "Geopend" ingesteld. In de klemmenaansluitlijst tussen de klemmen –X3:3 en –X3:4 wordt daarom een geopende schakelbare brug weergegeven. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 71 Deelklemmenindex voor deelklemmen met dezelfde code Ook de eigenschappen Schakelbare brug (intern) (ID 20291), Schakelbare brug (extern) (ID 20292), Schakelslot (ID 20293) en Klem geopend (ID 20232) kunnen als tijdelijke aanduiding in de formulieren van veel verwerkingstypen worden ingevoegd. Deelklemmenindex voor deelklemmen met dezelfde code Deelklemmen worden normaal gesproken eenduidig via de klemmencode geïdentificeerd. Wanneer u echter meerdere, verdeeld weergegeven klemmen dezelfde code wilt geven (bijvoorbeeld omdat klemmen binnen een signaal dezelfde klemmencode moeten hebben), dan moeten ook de deelklemmen dezelfde klemmencode hebben. In dat geval kunt u nu deelklemmen met dezelfde code met behulp van de nieuwe eigenschap Deelklemmenindex (ID 20223) van elkaar onderscheiden. Voordeel: Met de nieuwe eigenschap Deelklemmenindex kunnen klemmen binnen een signaal dezelfde klemmencode hebben maar toch eenduidig worden geïdentificeerd. In het eigenschappendialoogvenster van de klemmen kunt u de eigenschap Deelklemmenindex in het eigenschapselectievenster selecteren. De waarde voor deze eigenschap kan handmatig worden ingevoerd of bij het optimaliseren van de deelklemmen automatisch worden toegekend. Deelklemmen met dezelfde deelklemmenindex worden als bij elkaar horend beschouwd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 72 Nieuwe verzamelraildefinitie Uitgebreid optimaliseren van deelklemmen Als de deelklemmenindex bij het optimaliseren van deelklemmen automatisch moet worden toegekend, moet u hiervoor in het dialoogvenster Deelklemmen optimaliseren het selectievakje Bestaande klemmencodes behouden inschakelen. Als dit selectievakje is ingeschakeld, blijven bestaande klemmencodes van de deelklemmen behouden. Wanneer meerdere klemmen dezelfde klemmencode hebben, wordt er automatisch een deelklemmenindex toegekend. Daarnaast is het dialoogvenster Deelklemmen optimaliseren uitgebreid met het selectievakje Bestaande deelklemmenindex behouden. Door dit selectievakje in te schakelen, kunt u aangeven dat handmatig ingevoerde waarden of waarden die bij de vorige optimalisatie aan de deelklemmenindex zijn toegekend behouden blijven. Nieuwe verzamelraildefinitie Analoog aan de klemmenstrook- of stekerdefinities zijn er in EPLAN nu ook verzamelraildefinities. Daardoor kunnen artikelen die tot de gehele verzamelrail behoren, bij de verzamelraildefinitie worden ingevoerd en beheerd. Bovendien kunnen er bij de afzonderlijke verzamelrailaansluitingen artikelen worden opgeslagen, die speciaal voor de betreffende aansluiting nodig zijn. Om verzamelraildefinities in te voegen, opent u het dialoogvenster Symboolselectie. Hier selecteert u in de symboolbibliotheek SPECIAL het nieuwe symbool met de naam BBDEF. U vindt dit symbool (zonder pictogram) in de boomstructuur van de symboolselectie onder Elektrotechniek > Elektrotechniek speciale functie > Verzamelraildefinitie. Nadat u het symbool in het schema hebt ingevoegd, wordt het eigenschappendialoogvenster met het nieuwe tabblad Verzamelraildefinitie geopend. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 73 Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension" Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension" is voor EPLAN Electric P8 Select optioneel verkrijgbaar. Voor EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+ en voor EPLAN Electric P8 Ultimate behoort deze aanvullende module standaard tot de leveringsomvang. De uitbreidingsmodule "EPLAN PLC & Bus Extension" ondersteunt u uitgebreid bij het beheer van PLC-besturingen en bussystemen. Steker-ODC bij het genereren van het symbolisch adres gebruiken Bij het automatisch genereren van het symbolische adres van PLC-aansluitingen wordt nu standaard de steker-ODC van een aangesloten apparaataansluiting gebruikt. Voordeel: Doordat de steker-ODC van apparaataansluitingen wordt gebruikt, kunnen dubbele symbolische adressen worden vermeden. Hiervoor is het tabblad Formaat van het symbolisch adres in het dialoogvenster Instellingen: PLC-specifiek uitgebreid met het selectievakje Steker-ODC. Als dit selectievakje is ingeschakeld, is de steker-ODC van de apparaataansluiting een onderdeel van het symbolische adres. U kunt een ander voorteken voor de I/O-lijst opgeven. Voor alle meegeleverde schema's is deze instelling nu standaard ingeschakeld. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 74 Geactualiseerde interfaces voor de gegevensuitwisseling met PLC-configuratiesystemen Geactualiseerde interfaces voor de gegevensuitwisseling met PLCconfiguratiesystemen Bij deze nieuwe versie zijn er meerdere interfaces voor de gegevensuitwisseling met PLC-configuratiesystemen geactualiseerd. RSLogix Architect Bij de PLC-gegevensuitwisseling tussen EPLAN Electric P8 en de PLCconfiguratiesoftware "RSLogix Architect" van Rockwell wordt nu ook de apparaatserie "FLEX I/O" ondersteund. De PLC-interface in het EPLAN-platform is dienovereenkomstig uitgebreid. Beckhoff TwinCAT De PLC-interface voor "Beckhoff TwinCAT" is zodanig uitgebreid, dat ook de veldbussystemen "EtherCAT" kunnen worden ontworpen. Schneider Unity Pro Met deze interface kunnen PLC-gegevens worden uitgewisseld tussen EPLAN Electric P8 en de PLC-configuratiesoftware "Unity Pro" van Schneider Electric. EPLAN ondersteunt nu ook versie 6.0 van "Unity Pro". EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 75 Speciale onderwerpen EPLAN Fluid Speciale onderwerpen EPLAN Fluid Uitgebreide smartconnecting Als smartconnecting is ingeschakeld, kunnen symbolen of schemagedeelten op een pagina worden geknipt en vervolgens weer in een andere pagina worden geplakt. Daarbij blijven de bestaande verbindingen behouden en bij de autoconnecting-lijnen van het geselecteerde schemabereik worden door EPLAN automatisch afbreekpunten ingevoegd. Voordeel: Met de uitgebreide smartconnecting kunnen de schemagedeelten uit onoverzichtelijke schemapagina's snel over meerdere, andere pagina's worden verdeeld. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld grootformaat schema's eenvoudig over meerdere kleinere schemapagina's worden verdeeld. Voor elke onderbroken verbinding worden door EPLAN op de bronpagina een afbreekpunt en op de doelpagina een afbreekpunt met identieke, volledige ODC geplaatst. Het toekennen van onderdeelcodes aan de automatisch gegenereerde afbreekpunten gebeurt onafhankelijk van de al in het project aanwezige, handmatig ingevoegde afbreekpunten. Voor deze ODCtoekenning van afbreekpunten bij smartconnecting zijn nieuwe instellingen beschikbaar. Daarbij worden geen afbreekpuntencodes toegekend die al in het project voorkomen. In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting" op pagina "77" "Instellingen voor de automatisch geplaatste afbreekpunten" op pagina "79" "Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek" op pagina "81". EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 76 Knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting Knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting Als u bij het knippen en plakken van schema-elementen gebruik wilt maken van smartconnecting, kiest u eerst in het menu Opties de menuopdracht Smartconnecting. Selecteer de gewenste schema-elementen in het schema en knip deze elementen via de menuopdrachten Bewerken > Knippen uit. Op de bronpagina worden op de betreffende autoconnecting-lijnen direct afbreekpunten ingevoegd. Deze afbreekpunten worden automatisch volgens de instellingen in het dialoogvenster Instellingen: Smartconnecting genummerd (zie paragraaf"Instellingen voor de automatisch geplaatste afbreekpunten" op pagina "79"). Om de schema-elementen weer op een willekeurige plaats in het schema te plakken – dat kan ook op een andere pagina zijn – kiest u de menuopdrachten Bewerken > Plakken. Behalve de uitgeknipte schema-elementen worden bij de cursor ook de automatisch ingevoegde afbreekpunten weergegeven. Het schemagedeelte met de afbreekpunten wordt op de doelpagina geplakt door erop te klikken. Standaard mogen bij het knippen en plakken geen schema-elementen worden veranderd; daarom kiest u voor de nummering in het daaropvolgend geopende dialoogvenster Invoegmodus de optie Niet wijzigen. Zoals gebruikelijk bij het knippen en plakken blijft het geknipte gedeelte op het klembord staan en kan deze meerdere keren worden geplakt. Pas wanneer u de actie afbreekt, wordt het plakken beëindigd. Op de automatisch gegenereerde afbreekpunten worden kruisverwijzingen naar de tegenpolen op de bronpagina weergegeven. Druk op de knop [F] om tussen een afbreekpunt en de betreffende tegenpool heen en weer te springen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 77 Knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting Voorbeeld: De afbeelding toont de uitgebreide smartconnecting voor het knippen en plakken van schema-elementen. Voor: Na: De cirkels geven de automatisch ingevoegde afbreekpunten met de kruisverwijzingen aan. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 78 Instellingen voor de automatisch geplaatste afbreekpunten Opmerking: Het invoegen van schemagedeelten met smartconnecting binnen een ander project is niet zinvol, omdat verbindingen / autoconnecting-lijnen niet over de grenzen van een project kunnen worden voortgezet en in dat geval dus ook geen kruisverwijzingen kunnen worden weergegeven. Tip: Als u bij het verplaatsen vaststelt dat het beter is om de te verplaatsen schema-elementen te knippen (bijvoorbeeld vanwege ruimtegebrek), knipt u dit schemagedeelte door middel van de sneltoets [Ctrl] + [X] en plakt u het bijvoorbeeld met [Ctrl] + [V] weer op een andere pagina in het project. Instellingen voor de automatisch geplaatste afbreekpunten Ter ondersteuning van de uitgebreide smartconnecting is in de projectspecifieke instellingen het nieuwe instellingendialoogvenster Instellingen: Smartconnecting beschikbaar (menupad: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Verbindingen > Smartconnecting). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 79 Instellingen voor de automatisch geplaatste afbreekpunten In dit dialoogvenster definieert u de instellingen voor de afbreekpunten die bij het knippen en plakken van schema-elementen met smartconnecting automatisch worden ingevoegd. Standaard zijn voor de verschillende bereiken "Elektrotechniek", "Fluidtechniek" en "Proces-engineering" verschillende afbreekpuntsymbolen ingesteld. Daardoor worden afhankelijk van het paginatype van de pagina waarop de geknipte schema-elementen weer worden ingevoegd, verschillende afbreekpuntsymbolen gebruikt. Afbreekpunt-symbool: Kies in deze vervolgkeuzelijst een schema voor het afbreekpuntsymbool. EPLAN biedt hiervoor diverse schema's met verschillende afbreekpunten. Met [...] opent u het dialoogvenster Instellingen: Afbreekpunten voor smartconnecting waar u een schema met afbreekpunten kunt maken of bewerken. Meer informatie over schema's vindt u in de online-Help bij dit dialoogvenster. Afbreekpunten-ODC: In dit groepsveld definieert u de instellingen voor het toekennen van de weergegeven ODC bij afbreekpunten die door smartconnecting automatisch zijn gegenereerd. De velden in dit groepsveld lijken op de instellingen zoals deze ook bij andere formatteringsinstellingen voorkomen (bijvoorbeeld voor het online nummeren). Overeenkomstig de instellingen wordt de weergegeven ODC van een afbreekpunt als volgt gegenereerd: EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 80 Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek Als getal (selectievakje Alfanumerieke teller gebruiken is uitgeschakeld; dat is hier de standaardinstelling) Als alfanumerieke teller (selectievakje Alfanumerieke teller gebruiken is ingeschakeld). Opmerkingen: De ODC van de automatisch gegenereerde afbreekpunten wordt met een voorteken weergegeven wanneer de instelling Voorteken plaatsen voor afbreekpunten is ingeschakeld (menupad: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > ODC). De instellingen in het groepsveld Afbreekpunt-ODC worden ook voor de functie Nieuwe ODC bepalen gebruikt. Deze functie vindt u in het eigenschappendialoogvenster voor afbreekpunten in het snelmenu van het veld Weergegeven ODC. Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek Om aan de speciale vereisten van de fluidtechniek te voldoen, is de symboolbibliotheek SPECIAL met het nieuwe afbreekpuntsymbool BPF uitgebreid. Met behulp van dit symbool met het nummer 339 kunnen nu kruisverwijzingen in een schema worden ingevoegd, die overeenkomen met de norm DIN ISO DIS 1219. Dergelijke kruisverwijzingen worden op schemapagina's voor de fluidtechniek standaard bij de automatisch ingevoegde afbreekpunten weergegeven. Deze afbreekpunten ontstaan bij het plakken en knippen van schemaelementen, wanneer de optie Smartconnecting is ingeschakeld. Weergegeven gegevens in de kruisverwijzing Weergegeven ODC van het afbreekpunt Scheidingsteken EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 81 Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek Code voor het bereik van de pagina waarop zich de tegenpool van het afbreekpunt bevindt Scheidingsteken Het nummer van de rij met daarin de tegenpool van het afbreekpunt Scheidingsteken Het nummer van de kolom met daarin de tegenpool van het afbreekpunt. Voorbeeld: De afbeelding toont twee afbreekpunten met de speciale kruisverwijzingen voor de fluidtechniek. Gescheiden door scheidingstekens worden de weergegeven ODC van het afbreekpunt (hier 001 en 002), de code P (de tegenpolen van de afbreekpunten bevinden zich op een pagina die voor het bereik "Pneumatiek" is ingesteld) en het kolomnummer 3 (de tegenpolen bevinden zich in deze kolom) weergegeven. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 82 Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek Uitbreidingen in de sjablonen voor de fluidtechniek De sjablonen voor de fluidtechniek zijn uitgebreid om de kruisverwezen afbreekpunten te kunnen weergeven. De verschillende vernieuwingen worden hierna beschreven. Nieuwe pagina-eigenschap "Bereik" Als u nu een pagina van het paginatype "Schema Fluid" maakt, ziet u in de eigenschappentabel standaard de nieuwe pagina-eigenschap Bereik (ID 11037). Met deze eigenschap kunt u het bereik instellen dat voor een fluidtechnische pagina moet worden gebruikt. In een vervolgkeuzelijst kan voor een fluidpagina een van de waarden "Fluid algemeen", "Hydraulica", "Pneumatiek", "Koeling" of "Smering" worden geselecteerd. De eigenschap Bereik kan de volgende waarden hebben: 0 = Elektrotechniek 2 = Hydraulica 3 = Pneumatiek 4 = Koeling 5 = Smering 6 = Proces-engineering 7 = Fluid algemeen. Uitgebreide projecteigenschappen Bovendien zijn ook de projectsjablonen voor de fluidtechniek uitgebreid. Wanneer u op basis van de huidige EPLAN-projectsjabloon FL_tpl001.ept of op basis van het huidige EPLAN-basisproject Fl_bas001.zw9 een project maakt, ziet u bij de projecteigenschappen bovendien de twee volgende eigenschappen: EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 83 Nieuw afbreekpuntsymbool voor de fluidtechniek Blokeigenschap: Formaat (afbreekpunt) [5] (ID 10609 5) Blokeigenschap: Vervangingstekst [5] (ID 10660 5). De eerste van deze projecteigenschappen definieert het formaat van de geplaatste eigenschap Blokeigenschap [5], die voor de kruisverwijzingsweergave bij het afbreekpuntsymbool BPF wordt gebruikt. Met de tweede projecteigenschap worden voor de eigenschap Blokeigenschap [5] in een tabel vervangingsteksten gedefinieerd. Daardoor worden de waarden van de pagina-eigenschap Bereik in de geplaatste kruisverwijzing door de volgende codes vervangen: Waarde Techniek / Bereik Code 0 Elektrotechniek E 2 Hydraulica H 3 Pneumatiek P 4 Koeling K 5 Smering S 6 Proces-engineering V 7 Fluid algemeen F Deze instelling van de codes wordt standaard voor alle talen gebruikt. Wanneer u dit wilt veranderen of andere codes wilt toekennen, moet u daarvoor voor de projecteigenschap Blokeigenschap: Vervangingstekst [5] de uitvoertekst in het dialoogvenster Vervangingsteksten dienovereenkomstig aanpassen. Hoe u de waarden van eigenschappen door vervangingsteksten kunt vervangen, is beschreven in News 2.1 SP 1. Meer informatie over de vervangingsteksten vindt u ook in de online-Help in de paragraaf "Voordefinitie van blokeigenschappen". EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 84 Grafische macroselectie Grafische macroselectie Macro's kunnen nu worden ingevoegd via een grafisch selectiedialoogvenster. De gebruikers "bladeren" in dit selectiedialoogvenster aan de hand van opgeslagen pictogrammen, symbolen of andere afbeeldingsbestanden intuïtief door de directorystructuur en komen zo eenvoudig bij de gewenste macro. Voordeel: De grafische macroselectie vereenvoudigt het zoeken en selecteren van macro's in een complexe directorystructuur. Door een specifieke configuratie in de bedrijfsinstellingen kan de grafische macroselectie direct worden aangepast aan de specifieke eisen van een onderneming. De toepassing van de grafische macroselectie wordt via de nieuwe gebruikerspecifieke instelling Grafische macroselectie gebruiken in- of uitgeschakeld. In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "De grafische macroselectie inschakelen" op pagina "86" "Opbouw van de grafische macroselectie" op pagina "86" "Afbeelding en tekst voor een directory in het selectiedialoogvenster definiëren" op pagina "89" "Afbeeldingen en teksten voor de grafische macroselectie beheren" op pagina "90". EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 85 De grafische macroselectie inschakelen De grafische macroselectie inschakelen Als u de grafische macroselectie wilt gebruiken, moet u voor de weergave in de algemene gebruikersinstellingen het nieuwe selectievakje Grafische macroselectie gebruiken inschakelen. U vindt deze instelling onder Opties > Instellingen > Gebruiker > Weergave > Algemeen. Als dit selectievakje is ingeschakeld, wordt overal in het EPLAN-platform waar macro's worden geselecteerd, de grafische macroselectie gebruikt. Dat is het geval bij de volgende acties: Macro invoegen (Invoegen > Venstermacro, Invoegen > Symboolmacro en Pagina > Paginamacro > Invoegen) Macro plaatsen in de projectgegevens-navigators Macro selecteren in het artikelbeheer. Opbouw van de grafische macroselectie Het dialoogvenster Grafische macroselectie bestaat uit de volgende twee bereiken: Bereik Directory: In dit bereik worden bij een geselecteerde directory alle bestaande subdirectory's als afbeeldingen weergegeven. Standaard wordt hier een EPLAN-logo gebruikt en wordt de naam van de subdirectory als tekst weergegeven. Bereik Bestandselectie: Hier worden naam, type, datum en grootte van de macro's die in de geselecteerde directory zijn gevonden in een tabel weergegeven. In dit bereik is het voorbeeld geïntegreerd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 86 Opbouw van de grafische macroselectie De weergave van deze twee bereiken (en ook het in de bestandselectie geïntegreerde macrovoorbeeld) kan met de betreffende pijlknoppen worden uit- en ingeschakeld. Als een directory geen macro bevat, wordt het bereik Bestandselectie automatisch verborgen. Directory selecteren De standaard macrodirectory verschijnt vervolgens in een invoerveld onder de naam van het dialoogvenster. In dit veld kunt u de gewenste directory handmatig invoeren of deze selecteren door op de betreffende afbeelding van de directory te klikken. Via de knop (Een niveau hoger) of via de betreffende afbeelding in het bereik Directory gaat u in de directorystructuur een directoryniveau naar boven. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 87 Opbouw van de grafische macroselectie Tip: Als u in dit invoerveld voor het directorypad achter de directorynaam een omgekeerde schuine streep (\) en daarna een letter (of cijfer) invoert, dan wordt bij een directory met macro's het eerste macrobestand met deze letter (of met dit cijfer) in het bereik Bestandselectie geselecteerd. Via de bekende knop aan de rechterkant van het dialoogvenster kunt u een snelmenu openen en hier de volgende menuopdrachten kiezen: Afbeeldingen: Hiermee kunnen de afbeeldingen van de directory's in de formaten "Klein", "Gemiddeld" of "Groot" worden weergegeven. Filter: <Bestandstype>: Filtert de weergave van de bestandselectie overeenkomstig het gekozen bestandstype (*.ema, *.ems, *.emp of *.fc2). Standaard: Zet de geselecteerde directory automatisch terug naar de standaard macrodirectory. Tip: Naast de bekende macrobestandstypen kunt u de weergave van de bestandselectie ook filteren op contouren van het type "Contour-extrusie" (*.fc2). Dit is relevant voor het tabblad Technische gegevens in het artikelbeheer. Daar kunt u aan een artikel via het veld Macro ook een contourtekening toekennen. Bij het selecteren van een dergelijke contourtekening kan de grafische macroselectie eveneens worden gebruikt. Als de grafische macroselectie opnieuw wordt opgeroepen, wordt het dialoogvenster met de laatst geselecteerde macro en de laatst aangebrachte instellingen weer geopend. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 88 Afbeelding en tekst voor een directory in het selectiedialoogvenster definiëren Meer informatie over een macro Om te zien welk weergavetype de macro heeft en of er mogelijk meerdere varianten zijn, klikt u op de knop voor een macronaam en in de hiërarchieniveaus daaronder op de aanwezige weergavetypen ("Meerlijnig", "Enkellijnig" etc.). De informatie in de tabel geeft u een goed overzicht van de macrovarianten van een macro. Macro selecteren Om een macro te selecteren, klikt u op de gewenste variant en daarna op [OK]. Door te dubbelklikken op een macronaam wordt voor het invoegen de eerste bestaande macrovariant geselecteerd en wordt het selectiedialoogvenster gesloten. Opmerking: Anders dan bij de normaliter gebruikte macroselectie kunt u in het dialoogvenster Grafische macroselectie geen functies uitvoeren die betrekking hebben op directory's of bestanden. Zo is het in dit dialoogvenster bijvoorbeeld niet mogelijk om directory's of bestanden te maken, te hernoemen of te verwijderen. Afbeelding en tekst voor een directory in het selectiedialoogvenster definiëren Om voor een directory een beschrijvende tekst en een andere afbeelding te definiëren, klikt u in het dialoogvenster Grafische macroselectie in het bereik Directory op de gewenste directory en het opent u vervolgens het volgende snelmenu: Afbeelding bepalen: opent een selectiedialoogvenster in de ingestelde standaarddirectory voor afbeeldingen. Hierin kunt u voor de directory een afbeeldingsbestand (*.jpg, *.png etc.) selecteren. Tekst bewerken: opent het dialoogvenster Invoer. Hier kunt u een meertalige tekst voor de geselecteerde directory invoeren. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 89 Afbeeldingen en teksten voor de grafische macroselectie beheren De instellingen die hier voor een directory worden aangebracht, worden in de bedrijfsspecifieke instellingen opgeslagen. Deze instellingen kunnen op elk moment worden gewijzigd via het snelmenu of via het instellingendialoogvenster. Afbeeldingen en teksten voor de grafische macroselectie beheren De afbeeldingen en teksten die in de grafische macroselectie voor de directory's zijn gedefinieerd, worden in het dialoogvenster Instellingen: Grafische macroselectie opgeslagen. U bereikt dit dialoogvenster via: Opties > Instellingen > Bedrijf > Weergave > Grafische macroselectie. U kunt dit instellingendialoogvenster ook gebruiken om eerst de teksten en afbeeldingen voor uw macrodirectory's te definiëren en daarna de grafische macroselectie te openen. Klik op de knop (Nieuw) en breng daarna voor de nieuwe rij in de kolommen Directory, Tekst en Afbeelding de gewenste instellingen aan. Met de knop [...] in de kolom Directory of Afbeelding opent u het betreffende selectievenster waarin u de gewenste directory / afbeelding selecteert. Met de voor de instellingendialoogvensters gebruikelijke export- en importfunctionaliteiten kunt u deze instellingen voor de directory's met andere gebruikers uitwisselen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 90 Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie Om een artikel in het schema bij de apparaatselectie te kunnen gebruiken, moet bij het betreffende artikel in het artikelbeheer een set met functiesjablonen zijn opgeslagen. In de fluidtechniek en in de proces-engineering konden tal van artikelen vanwege ontbrekende functiesjablonen tot nu toe niet voor de apparaatselectie worden gebruikt. Bij de opbouw van apparaten werden aan de artikelen weliswaar macro's toegekend, maar er waren geen functiesjablonen beschikbaar. Met de nieuwe functionaliteit Functiesjablonen toewijzen kunnen nu in het artikelbeheer de ontbrekende functiesjablonen automatisch vanuit de opgeslagen macro's worden gegenereerd. Voordeel: Met de functionaliteit Functiesjablonen toewijzen kunnen gebruikers de apparaatselectie zonder extra inspanningen uniform in alle programmavarianten van het EPLAN-platform gebruiken. Functiesjablonen in het artikelbeheer toewijzen Om in het artikelbeheer functiesjablonen aan afzonderlijke artikelen, geselecteerde productgroepen, bouwgroepen of modules te kunnen toewijzen, is nu in het snelmenu van de drie tabbladen Boom, Lijst en Combinatie de nieuwe menuopdracht Functiesjablonen toewijzen beschikbaar. Daarbij is de functionaliteit van invloed op het bereik of op de artikelen die op het betreffende tabblad zijn geselecteerd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 91 Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie Ook onder de knop [Extra] kunt u gebruik maken van de nieuwe menuopdracht Functiesjablonen toewijzen. Wanneer u de functionaliteit op deze manier selecteert, worden de functiesjablonen voor alle artikelen in de artikeldatabank toegewezen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 92 Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie Opmerking: Wijzigingen die door het toewijzen van de functiesjablonen ontstaan, kunnen niet meer via de menuopdracht Ongedaan maken ongedaan worden gemaakt. Het is daarom aan te raden om artikelgegevens te backuppen voordat er grote wijzigingen worden doorgevoerd. Nadat u de menuopdracht hebt gekozen, verschijnt er eerst een controlevraag. Als u de vraag met [Ja] beantwoordt, worden aan alle geselecteerde artikelen nieuwe functiesjablonen toegewezen. Als u op [Nee] klikt, geldt de toewijzing alleen voor de geselecteerde artikelen, waarbij tot nu toe geen functiesjablonen werden opgeslagen. Overdracht van gegevens aan de functiesjablonen Wanneer de functionaliteit Functiesjablonen toewijzen wordt uitgevoerd, controleert het programma eerst of voor het betreffende artikel op het tabblad Technische gegevens in het veld Macro een macro is ingevoerd. Vervolgens wordt de macro op functies doorzocht. Als voorwaarde voor een succesvolle toewijzing moet de macro een hoofdfunctie hebben. De gevonden functies worden – beginnend met de hoofdfunctie – naar het tabblad Functiesjablonen overgedragen. Daarbij worden alle eigenschappen bij een sjabloon zoveel mogelijk met gegevens van de functie gevuld. Als in het groepsveld Artikelselectie van het tabblad Functiesjablonen geen gegevens voor de eigenschappen Aansluitcode, Technische waarden, Symboolbibliotheek en Symboolnummer zijn ingevoerd, worden deze gegevens uit de eerste toegewezen sjabloon overgenomen. Als er zich in deze velden andere gegevens bevinden dan in de eerste functiesjabloon, worden er geen functiesjablonen toegewezen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 93 Automatische toekenning van functiesjablonen voor de apparaatselectie Opmerking: Artikelen die bij de hoofdfunctie in de macro zijn opgeslagen, blijven bij het toewijzen van de functiesjablonen buiten beschouwing. Voordat de functie Functiesjablonen toewijzen wordt uitgevoerd, hoeven de betreffende macro's niet per sé in het schema te worden geplaatst (bijvoorbeeld als apparaat). Als er al macro's zonder bijbehorende functiesjablonen in het schema zijn ingevoegd, dan overlappen deze functiesjablonen elkaar bij het onderdeel niet. Nadat u de functiesjablonen voor de betreffende artikelen in het artikelbeheer hebt toegewezen, moet u de artikelen met het project synchroniseren. Als u dat hebt gedaan, overlappen de functiesjablonen bij het onderdeel met die van het artikel. Logbestand bij ongeldige toewijzing Als er bij het toewijzen van de functiesjablonen een fout optreedt, wordt hierover in de ingestelde artikeldirectory een logbestand gemaakt. De bestandsnaam van dit logbestand is als volgt opgebouwd: LOG_<Naam van de artikeldatabank>_<Datum met tijd>.txt. Mogelijke oorzaken van fouten zijn bijvoorbeeld een ontbrekende macro op het tabblad Technische gegevens of een macro die geen hoofdfunctie of juist meerdere hoofdfuncties bevat. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 94 Fluid-verbindingen Fluid-verbindingen Nieuwe layers voor de verbindingsweergave Interne verbindingen voor tankleidingen, voor verwarmings- en koel- en voor procesmedia kunnen nu in EPLAN Fluid in aparte layers worden opgeslagen. Voordeel: Met de nieuwe leidingen kunnen de verschillende leidingtypen van de Fluid-techniek in het schema nog beter van elkaar worden onderscheiden. Daarvoor beschikt u in de nieuwe versie nu over de volgende nieuwe layers: EPLAN527, Grafisch symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting.Tankleiding intern EPLAN528, Grafisch symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting.Verwarmings- en koelmedium intern EPLAN529, Grafisch symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting.Procesmedium intern. De eigenschappen van deze layers die in het layerbeheer zijn gedefinieerd, bepalen hoe de verbindingen worden weergegeven. Standaard hebben deze layers vergelijkbare instellingen als de layer voor interne verbindingen, EPLAN510, Grafisch symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting.Interne verbindingen / directe verbindingen. Daarnaast is de patroonlengte van de layer EPLAN524, Grafisch symbool.Verbindingssymbolen.Autoconnecting.Lekolieleiding intern van "4,00 mm" naar "2,00 mm" gewijzigd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 95 Diameterteken in verbindingsdefinitiepunten Diameterteken in verbindingsdefinitiepunten In het eigenschappendialoogvenster van een verbindingsdefinitiepunt is in het snelmenu van het veld Dwarsdoorsnede / diameter nu ook de snelmenuopdracht Speciale tekens beschikbaar. Met het dialoogvenster Speciale tekens dat daarna wordt geopend, kunt u het diameterteken – zoals vastgelegd in de norm DIN ISO 1219-2 – voor de maten van een Fluidtechnische leiding in het schema plaatsen. Opmerking: Houd er rekening mee dat speciale tekens niet bij alle lettertypen beschikbaar zijn. Als u deze speciale tekens wilt gebruiken, moet u in het dialoogvenster Instellingen: Lettertypen geschikte lettertypen selecteren. Definitie van slangpakketten Voor het definiëren van Fluid-verbindingen kunt u nu de nieuwe functiedefinitie "Slangpakketdefinitie" gebruiken. Deze functiedefinitie wordt als een kabeldefinitie gebruikt en ook via dezelfde menuopdrachten ingevoegd. Met deze functiedefinitie kunnen ook onderdeelcodes voor pijpen, slangen en slangpakketten worden toegekend. De pijpen, slangen en slangpakketten die op deze manier als onderdeel zijn gedefinieerd, worden ook in de onderdelen-navigator weergegeven. Op deze manier kan een verbinding tegelijkertijd als onderdeel en als verbinding worden verwerkt. Voordeel: Met de nieuwe slangpakketdefinitie kunt u meerdere parallel lopende verbindingen als slangpakketten definiëren. Bovendien kunnen met deze uitbreiding de onderdeelcodes van Fluid-verbindingen (pijpen, slangen etc.) nu conform de norm DIN 1219-2 worden toegekend. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 96 Slangpakketdefinities invoegen In het kader van deze uitbreiding zijn veel kabeleigenschappen hernoemd. Lees hiervoor de paragraaf "Eigenschappen" (zie pagina "66"). Slangpakketdefinities invoegen Om een slangpakketdefinitie in te voegen, kiest u de menuopdrachten Invoegen > Kabeldefinitie. Of u hierbij een kabel- of een slangpakketdefinitie invoegt, hangt in de nieuwe EPLAN-versie af van het paginatype van de geselecteerde pagina. Op een Fluid-schemapagina wordt een slangpakketdefinitie geplaatst. Afhankelijk van wat u van plan bent, kunt u bij de slangpakketdefinitie kiezen tussen twee symbolen. Hiervoor zijn in de symboolbibliotheek SPECIAL de twee nieuwe speciale symbolen PD en PDL beschikbaar. Om het dialoogvenster Symboolselectie te openen, kiest u de betreffende menuopdrachten en drukt u vervolgens op [Vorige]. Slangpakket definiëren Wanneer u een slangpakket wilt definiëren, selecteert u het symbool PDL met de symboolbeschrijving Slangpakketdefinitielijn. Net als bij een kabeldefinitie klikt u op de linkermuisknop om het startpunt en het eindpunt van de slangpakketdefinitielijn te definiëren. Trek de lijn over de verbindingen die in het slangpakket moeten worden opgenomen. Pijp of slang als onderdeel definiëren Wanneer u aan een slang of pijp (buis) een onderdeelcode wilt toewijzen, selecteert u het symbool PD met de symboolbeschrijving Slangpakketdefinitie, tweezijdig. Het symbool hangt aan de cursor en kan op de gewenste verbinding worden geplaatst. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 97 Slangpakketdefinities invoegen Automatisch geplaatste verbindingsdefinitiepunten Net als bij de kabeldefinities wordt bij het invoegen van een slangpakketdefinitie automatisch een verbindingsdefinitiepunt geplaatst. Daarbij wordt bij een slangpakketdefinitielijn op elk snijpunt van de lijn met een verbinding een verbindingsdefinitiepunt geplaatst. Bij een dergelijk verbindingsdefinitiepunt is de nieuwe eigenschap Slangpakketverbinding (ID 31086) geactiveerd. De functiedefinitie van een verbinding die door de slangpakketdefinitie is ontstaan, wordt automatisch op de functiedefinitie "Slang" ingesteld. Opmerkingen: Om uit een slangverbinding een "pijp" te maken, moet u de functiedefinitie wijzigen in "Pijp". Dit kan bij de verbindingen in de verbindingennavigator of bij het automatisch geplaatste verbindingsdefinitiepunt. Welk symbool bij de verbindingsdefinitiepunten voor de slangpakketdefinitie wordt gebruikt, is afhankelijk van een projectspecifieke instelling. Voor de slangpakketdefinitie wordt het in het dialoogvenster Instellingen: Slangpakket gedefinieerde symbool voor verbindingsdefinitiepunten gebruikt (menupad: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > Slangpakket). Standaard is er een symbool zonder grafische weergave ingesteld, zodat de verbindingsdefinitiepunten die automatisch bij de slangpakketdefinitie worden geplaatst alleen aan de hand van de invoegpunten in de grafische editor zichtbaar zijn. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 98 Slangpakketdefinities invoegen Tip: Wanneer u slangen als onderdeel definieert en de slangverbinding met een onderbroken autoconnecting-lijn wilt weergeven (zoals bij het symbool CDPCP2F5 voor verbindingsdefinitiepunten), kunt u hiervoor de meegeleverde symboolmacro Tube.ems gebruiken. In deze symboolmacro is het symbool PD (met de tweezijdige slangpakketdefinitie) samen met het verbindingsdefinitiepunt CDPCP2 (met de beschrijving Verbindingsdefinitietekst) gegroepeerd. Hierdoor wordt bij het invoegen van de symboolmacro de autoconnecting-lijn onderbroken en wordt de verbinding over het symbool heen voortgezet. De volgende afbeelding met de ingevoegde symboolmacro Tube.ems verduidelijkt dit. Slangpakketeigenschappen definiëren Nadat u de slangpakketdefinitie op de pagina hebt geplaatst, verschijnt het dialoogvenster Eigenschappen (schemasymbool): Slangpakket. De eigenschappen van de betreffende Fluid-functie definieert u op het nieuwe tabblad Slangpakket. In het veld Weergegeven ODC wordt automatisch een onderdeelcode ingevoerd. Omdat de functiedefinitie "Slangpakketdefinitie" in het bereik "Fluid" is opgenomen, wordt de ODC automatisch met het ODC-formaat voor Fluidonderdelen genummerd. De waarden in de velden Weergegeven ODC, Lengte, Dwarsdoorsnede / diameter en Eenheid worden uit een gedefinieerd slangpakket aan de verbinding overgedragen wanneer voor de betreffende velden in het EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 99 Weergave en verwerkingen van slangpakketten eigenschappendialoogvenster van het automatisch geplaatste verbindingsdefinitiepunt geen waarde is opgegeven. Weergave en verwerkingen van slangpakketten Weergave in de navigators De gedefinieerde slangpakketten worden in de onderdelen-navigator, maar niet in de kabel-navigator weergegeven. Dienovereenkomstig kunnen de functies onder het menupad Projectgegevens > Onderdelen ook voor slangpakketten worden uitgevoerd (ODC combineren, Nummeren etc.). In de boomstructuur van de onderdelen-navigator worden onder de slangpakket-ODC de bijbehorende slangpakketdefinities en slangen / pijpen weergegeven. Daarbij worden voor slangpakketdefinities (geplaatste / nietgeplaatste) dezelfde pictogrammen gebruikt als voor kabeldefinities (bijv. ). Om in de onderdelen-navigator alleen onderdelen weer te geven die door de slangpakketdefinitie zijn ontstaan, kan de functiedefinitie "Slangpakketdefinitie" als filtercriterium worden ingesteld. Als in de verbindingen-navigator alleen verbindingen moeten worden weergegeven die door de slangpakketdefinitie zijn ontstaan, kunt u daarvoor de eigenschap Slangpakketverbinding (ID 31086) als filtercriterium gebruiken. Verwerkingen De slangpakketdefinities worden niet in kabelverwerkingen uitgevoerd. Om gedefinieerde slangpakketten uit te voeren, kunnen verwerkingen van het type "Artikellijst", "Artikellijstoverzicht", "Onderdelenlijst" en "Verbindingslijst" worden gebruikt. Voor de uitvoer van buis- / slanglijsten zijn standaard de filters "Buizen" en "Slang" beschikbaar. Als u in een verbindingslijst alleen verbindingen wilt uitvoeren die door een slangpakketdefinitie zijn ontstaan, kunt u daarvoor de eigenschap Slangpakketverbinding (ID 31086) als filtercriterium gebruiken. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 100 Speciale onderwerpen EPLAN Pro Panel Speciale onderwerpen EPLAN Pro Panel EPLAN Pro Panel staat voor op maat gesneden engineering van de automatiseringstechniek in de schakelkast- en schakelcentrumbouw. Elektrotechnisch ontwerp, 3D-montagelayout, productie en montage versmelten op basis van uniforme gegevens tot een volledig geïntegreerde oplossing. Met deze nieuwe versie introduceren wij onze nieuwe uitbreidingsmodule voor de constructie van verzamelrails. De overige vernieuwingen die betrekking hebben op EPLAN Pro Panel, worden in een aparte paragraaf beschreven (zie pagina "115"). Schakelcentrumbouw – EPLAN Pro Panel Copper voor de constructie van verzamelrails Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN Pro Panel Copper" is voor EPLAN Pro Panel Professional optioneel verkrijgbaar. Het maakt daarbij niet uit of EPLAN Pro Panel Professional als stand-alone-variant of als add-on bij EPLAN Electric P8 wordt geïnstalleerd. Voor een effectieve engineering van schakelcentra is informatie over het buigen en boren van koperrails van groot belang. Met de nieuwe uitbreidingsmodule EPLAN Pro Panel Copper voor EPLAN Pro Panel Professional kunnen individuele koperrails en verbindingselementen voor de schakelcentrumbouw nu vrij worden ontworpen of op basis van verzamelrailsysteemtechnieken van diverse fabrikanten (bijv. Rittal) eenvoudig worden geconfigureerd. De ideale aanvulling op de engineering van type-goedgekeurde of bouwtypegecertificeerde montageopbouwconstructies voor verzamelrailsystemen is de engineeringssoftware "Rittal Power Engineering". EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 101 Schakelcentrumbouw – EPLAN Pro Panel Copper voor de constructie van verzamelrails Rittal Power Engineering maakt het type-goedgekeurd ontwerpen van verzamelrailsystemen mogelijk, specificeert de richtlijnen op basis waarvan montageopbouwconstructies in EPLAN Pro Panel Copper worden gerealiseerd en stelt deze richtlijnen in de vorm van materiaallijsten en 2D-montagetekeningen beschikbaar. Meer informatie hierover vindt u op de internetpagina's van Rittal (bijv. http://www.rittal.com/dede/content/de/support/software/projektieren/power_engineering/Power_ Engineering.jsp). De complete 3D-montageopbouwconstructie wordt gevisualiseerd en op plausibiliteit gecontroleerd. De gegevens die op basis van een virtueel prototype worden verkregen, kunnen later voor de productie van kopercomponenten aan NC-machines worden overgedragen. Voordeel: Met de nieuwe uitbreidingsmodule "EPLAN Pro Panel Copper" kunnen individuele koperrails en verbindingselementen vrij worden ontworpen. De noodzakelijke kennis van materialen, productietechnieken en productiemachines kan in EPLAN worden opgeslagen en in de vorm van speciale engineeringstools en ten behoeve van verificatie van de constructie worden ingezet. Mogelijke fouten worden in het 3D-prototype vroegtijdig herkend – dat versnelt de processen in de schakelcentrumbouw en zorgt ervoor dat projectresources schaalbaar kunnen worden toegepast. Deze vernieuwingen bieden de volgende mogelijkheden: De vorm en het verloop van kopercomponenten kunnen individueel worden gedefinieerd en aan de situatie in de schakelkast worden aangepast. Door de cursor te bewegen zijn wijzigingen in lengte en hoek en het associatief verplaatsen van buigposities direct bij de component mogelijk, zonder omwegen via dialoogvensters met parameters. Design en engineering kunnen in de montage-omgeving worden gerealiseerd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 102 Schakelkast-engineering met kopercomponenten: Werkwijze De productiegegevens van de individueel ontworpen kopercomponenten worden via speciale machine-interfaces beschikbaar gesteld en overgedragen aan afkort-, buig-, frees-, stans- of boormachines. Gestandaardiseerde kopercomponenten die in een vast voorgeschreven vorm moeten worden ingekocht, krijgen de eigenschap Voorgeconfectioneerd. Daarmee kan worden gestuurd dat deze kopercomponenten na het plaatsen al dan niet meer kunnen worden gewijzigd. In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Schakelkast-engineering met kopercomponenten: Werkwijze" op pagina "103" "Verloop voor gebogen koperrails: Principe" op pagina "104" "Koperartikelen: Principe" op pagina "107" "Verzamelrail (gebogen): Principe" op pagina "108" "Koperbundel: Principe" op pagina "109" "Kopercomponent bewerken: Principe" op pagina "110" "Koperuitslag: Principe" op pagina "111" "Koperbundels in montagelijsten" op pagina "113" "Productie-integratie" op pagina "114". Schakelkast-engineering met kopercomponenten: Werkwijze De schakelkast-engineering met gebogen kopercomponenten kan in de volgende bewerkingsstappen worden onderverdeeld: 1. Het maken van een verloop (de weg die het rechthoekige profiel van de koperrail volgt om de rail te vormen) in de contoureditor 2. Het plaatsen van een "Verzamelrail (gebogen)"; hierbij wordt een railartikel met een gedefinieerde hoogte en breedte geselecteerd, een verloop toegekend en een buigradius voor de buigposities gedefinieerd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 103 Verloop voor gebogen koperrails: Principe 3. Het wijzigen van de lengte, de hoek en de buigposities van de geplaatste rail; aanpassing aan de concrete beschikbare ruimte in de schakelkast; daarbij wordt de "Totale lengte uitslag" van de kopercomponent doorlopend berekend en geactualiseerd. 4. Het kopiëren, draaien, verplaatsen van de geplaatste rail 5. Het plaatsen van volgende rails; daarbij worden koperbundels gegenereerd. 6. De verwerking van de kopercomponenten (montagelijst) 7. Het maken van een uitslag van de gebogen rails; daarbij wordt rekening gehouden met buigradii, rekken en stuiken van het materiaal. 8. De overdracht van de uitslag aan de productiemachines. Verloop voor gebogen koperrails: Principe Een verloop is de weg waarlangs een rechthoekige basiscontour wordt verplaatst om de gebogen koperrail te vormen. Langs een verloop worden in principe alleen rechthoekige contouren gevormd; andere vormen van dwarsdoorsneden kunnen niet worden toegekend. Een verloop wordt in de contoureditor gemaakt en onder het bestandstype Verloop koper (*.fp1) opgeslagen; daarbij zijn alleen lijnen en polylijnen toegestaan. De verlooptekening moet een aaneengesloten, ononderbroken lijn zijn; vertakkingen en kruisingen zijn niet toegestaan. Het verloop kan daarop worden gecontroleerd. Deze controle wordt ook uitgevoerd voordat de verlooptekening wordt gesloten. Bij het plaatsen van een gebogen rail moet een verlooptekening worden geselecteerd, die aan de rechthoekige dwarsdoorsnede van het railartikel wordt toegekend. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 104 Verloop voor gebogen koperrails: Principe Voorbeeld: Verloop en daaruit gegenereerde rail Positie van het nulpunt in de verlooptekening De positie van het nulpunt dat door een rood kruis is gemarkeerd, is van bijzondere betekenis. Bij het plaatsen op een montageoppervlak ligt de handle van de rail in het nulpunt van de verlooptekening. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 105 Verloop voor gebogen koperrails: Principe Voorbeeld: De positie van het nulpunt in de verlooptekening bepaalt de handle van de koperrail. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 106 Koperartikelen: Principe Koperartikelen: Principe Artikelen voor gebogen verzamelrails worden in het artikelbeheer onder de hoofdgroep Mechanica, subgroep Onderdeel, Verzamelrails, Rail weergegeven. Bij het plaatsen van een "Verzamelrail (gebogen)" wordt bij de selectie van het artikelnummer gebruik gemaakt van een filter en wordt direct de juiste plaats in het artikelbeheer geopend. Op het tabblad Montagegegevens van het railartikel zijn in de velden Breedte en Diepte waarden ingevoerd. Deze waarden vormen de contour van de rechthoekige dwarsdoorsnede van de koperrail. Ze worden bij het plaatsen van de rail uitgelezen en aan een Verloop toegekend. Een verloop is de weg waarlangs een rechthoekige basiscontour wordt verplaatst om de gebogen koperrail te vormen. Als aan het artikel in plaats van de waarden in de velden Breedte en Diepte een Contour (extrusie) met de bestandsextensie *.fp1 is toegekend (voor het maken van gebruikergedefinieerde rail), kan dit artikel niet voor een gebogen koperrail worden gebruikt. Bij het plaatsen verschijnt dan een foutmelding. Op het tabblad Leverlengte van het railartikel is bij ingekochte railartikelen in het veld Leverlengte een waarde ingevoerd. Deze waarde wordt bij het plaatsen van de rail meegenomen, zodat de rail slechts maximaal tot deze waarde langs het verloop kan worden gevormd. Er verschijnt een melding als de leverlengte is bereikt; hier moet bij het ontwerpen een volgende rail worden aangesloten. Onveranderbare kopercomponenten Lengte, hoek en buigposities van een geplaatste kopercomponent kunnen in principe worden gewijzigd. In de praktijk geldt echter ook de eis dat kopercomponenten moeten worden gestandaardiseerd of in een vaste voorgeschreven vorm worden ingekocht. Dergelijke niet variabele componenten mogen na het plaatsen niet meer worden gewijzigd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 107 Verzamelrail (gebogen): Principe Dit gedrag kan worden gestuurd met de eigenschap Voorgeconfectioneerd (ID 36011), die bij de component, bijvoorbeeld in een macro, kan worden ingeschakeld. Als deze eigenschap beschikbaar en ingeschakeld is, kan de kopercomponent na het plaatsen niet meer worden gewijzigd. Als de eigenschap wordt uitgeschakeld, kunnen de functies voor het bewerken van kopercomponenten weer worden gebruikt. Verzamelrail (gebogen): Principe In de schakelcentrumbouw zijn naast de verzamelrailsystemen ook kopercomponenten in verschillende vormen nodig. Deze componenten moeten variabel zijn in vorm, dwarsdoorsnede en grootte, en moeten kunnen worden aangepast aan de desbetreffende opbouw binnen de schakelkast. Een andere vereiste is dat dergelijke individueel gedefinieerde kopercomponenten machinaal moeten kunnen worden geproduceerd (buigen, boren, frezen). In EPLAN Pro Panel worden kopercomponenten met de functionaliteit Verzamelrail (gebogen) uitgevoerd. Deze component wordt gedefinieerd door: Een artikel (rail met een gedefinieerde hoogte en breedte of met een macro met rechthoekige dwarsdoorsnede) Een verloop (weg die de rechthoekige basisvorm volgt om de rail te vormen) Een buigradius voor de posities waarop de rail moet worden gebogen. Wanneer een "Verzamelrail (gebogen)" afzonderlijk of na een reeds geplaatste koperrail in de layoutruimte wordt geplaatst, ontstaat een Koperbundel, een groepering van geplaatste koperrails. Elke afzonderlijke verzamelrail in de koperbundel heeft montageoppervlakken die automatisch of direct kunnen worden ingeschakeld en zo kunnen worden gebruikt voor de plaatsing van volgende rails. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 108 Koperbundel: Principe Wanneer men een "Verzamelrail (gebogen)" voor plaatsing op een montageoppervlak nadert, draait de component overeenkomstig de uitlijning van het montageoppervlak. Koperbundel: Principe Een kopercomponent maakt altijd deel uit van een koperbundel. Een koperbundel is dus een groepering van geplaatste kopercomponenten. Bij het plaatsen van een kopercomponent wordt deze in de layoutruimte-navigator onder het hiërarchieniveau "Koperbundel" met een bundelnaam en een nummer ingevoerd. Onder elke bundel zijn de afzonderlijke verzamelrails ingevoerd waaruit de bundel bestaat. Deze eerste gegenereerde bundel wordt automatisch geactiveerd. Elke volgende geplaatste kopercomponent wordt aan de actieve bundel toegekend. Tijdens het plaatsen van een kopercomponent kunnen bestaande koperbundels automatisch of gericht worden geactiveerd om de component aan een gewenste bundel toe te kennen. Als er geen bundel is geactiveerd, wordt met het plaatsen van de component een nieuwe bundel gegenereerd. Er wordt ook een nieuwe bundel gegenereerd als u tijdens het plaatsen op de toets [N] drukt. Toekenning aan koperbundel De toekenning van de kopercomponent aan een koperbundel wordt in de eigenschap Koperbundel voor kopercomponenten opgeslagen. Deze eigenschap kan in het dialoogvenster Eigenschappen (schemasymbool): Artikelplaatsing (3D) worden gewijzigd. Met [...] wordt het dialoogvenster 3D-objectselectie weergegeven. Door een andere, reeds bestaande bundel te selecteren, kan de kopercomponent aan deze bundel worden toegekend. De knop [Nieuw] genereert een nieuwe bundel die ook direct wordt geactiveerd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 109 Kopercomponent bewerken: Principe Koperbundel weergeven Het apart weergeven van afzonderlijke schakelkastcomponenten is ook mogelijk bij koperbundels. Kies daartoe in de layoutruimte-navigator de menuopdrachten Snelmenu > Weergeven > Koper. Selectie van koperbundel of rail Als u in het 3D-weergavebereik een kopercomponent selecteert om bijvoorbeeld de eigenschappen weer te geven, wordt eerst de bovenliggende koperbundel geselecteerd. Om een afzonderlijke rail binnen de bundel te selecteren, houdt u bij het selecteren de toets [Shift] ingedrukt. Koperbundel verwijderen Een koperbundel die in de navigator of in het 3D-weergavebereik is geselecteerd, kan met de toets [Del] of via de menuopdrachten Bewerken > Verwijderen worden verwijderd. Afzonderlijke kopercomponenten in een koperbundel worden verwijderd wanneer bij het selecteren van het te verwijderen artikel in het 3D-weergavebereik de toets [Shift] wordt ingedrukt. Kopercomponent bewerken: Principe Voor het bewerken van kopercomponenten zijn er speciale functies beschikbaar, die de vorm van de component wijzigen: Lengte wijzigen Hoeken wijzigen Buigposities wijzigen Nieuwe buigpositie toevoegen. Bovendien kunnen alle in EPLAN Pro Panel gebruikelijke bewerkingsfuncties van de grafische editor ook voor kopercomponenten worden gebruikt: Verwijderen Kopiëren Plakken EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 110 Koperuitslag: Principe Knippen Verplaatsen Dupliceren Eigenschappen bewerken Combineren Draaien om as. Bij alle bewerkingsfuncties kan de ontwerpmodus worden gebruikt om een handle te selecteren. Koperuitslag: Principe Een uitslag is een 2D-weergave van een kopercomponent van bovenaf gezien, in de toestand voordat de component mechanisch wordt gebogen. Uitslagen worden op grafische pagina's geplaatst. Per uitslag wordt slechts één component weergegeven. Omdat de in EPLAN Pro Panel verwerkte kopercomponenten een constante rechthoekige dwarsdoorsnede hebben, heeft een uitslag altijd een rechthoek als buitencontour. De uitslag bevat niet alleen een weergave van de buitenvorm, maar geeft ook informatie over de buigposities. Daarvoor worden de buiglijnen en buigingsbegrenzingen weergegeven. Verder is bij de buigposities informatie ingevoerd over de buighoek en de richting waarin moet worden gebogen. De ontstane uitslagen kunnen - net als modelaanzichten - naderhand op schaal worden aangegeven en gelabeld. De uitslag vormt daarmee het productiedocument voor de buigmachine, voor de verdere bewerkingen van de kopercomponent. De verwerkingen voor de mechanische bewerking van kopercomponenten maken gebruik van de informatie in de uitslag en sturen aan de hand daarvan de productie op de NC-machine. Uitslagen kunnen met dezelfde functionaliteiten worden bewerkt en gewijzigd als modelaanzichten: EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 111 Koperuitslag: Principe Inhoud verplaatsen Inhoud centreren Actualiseren Blokkeren tegen actualiseren door het inschakelen van de eigenschap Geblokkeerd. Voorbeeld: Kopercomponent met één boring en vier buigposities: Uitslag van de kopercomponent: De cijfers in de weergegeven uitslag hebben de volgende betekenis: (1) buitencontour, (2) buiglijn, (3) buigingsbegrenzingen, (4) buigopmerkingen en (5) boring. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 112 Koperbundels in montagelijsten Totale lengte uitslag Zodra een kopercomponent in de layoutruimte wordt geplaatst, wordt de totale lengte van de uitslag van de kopercomponent volgens intern gedefinieerde regels bepaald. De berekende totale lengte van de uitslag wordt net als bij een kanaal in de artikelreferentiegegevens van de artikelplaatsing ingevoerd. Bij elke wijziging van de component (wijziging in lengte of hoek) wordt de totale lengte geactualiseerd. De uitslag wordt berekend op basis van de totale lengte van de uitslag en de in de instellingen gedefinieerde correctiewaarden in de buigtabel. Als de materiaaldikte van een kopercomponent met de betreffende buigradii en buighoeken niet in de buigtabel is opgenomen, kan de totale lengte niet worden berekend. Deze toestand wordt in de eigenschappen van de verzamelrail op het tabblad Buigposities in het veld Status weergegeven. Na een correctie van de buighoek of na aanpassing van de buigtabel moet voor de betreffende component de functie Artikelafmetingen actualiseren worden uitgevoerd. Daarna wordt de totale lengte opnieuw berekend en in de artikelreferentiegegevens van de component ingevoerd. Koperbundels in montagelijsten Voor de 3D-artikelplaatsingen van een layoutruimte kunnen in EPLAN Pro Panel verwerkingen van het type Montagelijst worden uitgevoerd. Montagelijsten worden gebruikt om de hiërarchische structuur van een montageopbouw in de layoutruimte in een verwerking weer te geven. Deze verwerking kan ook voor koperbundels en kopercomponenten worden uitgevoerd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 113 Productie-integratie Bij deze functiegerichte verwerking worden de koperbundels verwerkt waarvan in het eigenschappendialoogvenster de eigenschap Montagelijst maken (ID 36032) is ingeschakeld. Deze eigenschap kan net als bij alle 3Dobjecten (behalve bij montageoppervlakken) via de eigenschapselectie worden gekozen. Voor een koperbundel met ingeschakelde eigenschap worden in de uitgevoerde montagelijst alle kopercomponenten die erin voorkomen weergegeven. Daarbij worden de weergegeven objecten standaard op legendapositie gesorteerd. Meer informatie over montagelijsten vindt u in de online-help in de paragraaf "Montagelijsten": Principe". Productie-integratie Opmerking: De uitbreidingsmodulen "EPLAN Pro Panel - Production Copper DXF" en "EPLAN Pro Panel - Production Copper NC" zijn voor EPLAN Pro Panel Professional optioneel verkrijgbaar. Het maakt daarbij niet uit of EPLAN Pro Panel Professional als stand-alone-variant of als add-on bij EPLAN Electric P8 wordt geïnstalleerd. De vereiste informatie voor buigbewerkingen van componenten kunnen vanuit EPLAN Pro Panel Copper ook ten behoeve van de handmatige productie en voor de aansturing van NC-ondersteunde buigautomaten worden overgedragen. Bij de overdracht van productie-informatie wordt de uitslag van de kopercomponent verwerkt. Als interfaces naar de betreffende machines kunnen de twee nieuwe uitbreidingsmodulen EPLAN Pro Panel - Production Copper DXF en EPLAN Pro Panel - Production Copper NC worden gelicentieerd. Met deze interfaces kunnen de volgende formaten voor de mechanische bewerking worden geëxporteerd: Export koper DXF: grafische export van de uitslag in DXF-formaat Export koper NC: export van de uitslag in XML-formaat. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 114 Overige vernieuwingen voor EPLAN Pro Panel Overige vernieuwingen voor EPLAN Pro Panel Uitgebreide licenties voor EPLAN Pro Panel Professional In deze versie is de leveringsomvang van de stand-alone-variant van EPLAN Pro Panel Professional sterk uitgebreid. De volgende uitbreidingsmodulen maken nu standaard deel uit van EPLAN Pro Panel Professional Standalone: EPLAN Multi Language Translation EPLAN Project Management EPLAN Revision Management. Om de stand-alone-variant uit te breiden met speciale functies, kunt u nu optioneel de volgende uitbreidingsmodulen licentiëren: EPLAN Multi User Management EPLAN Project Options EPLAN Project Processing EPLAN Project Reference EPLAN User Rights Management. Opmerking: Een gedetailleerd overzicht van de EPLAN-uitbreidingsmodulen, die in combinatie met EPLAN Pro Panel Professional kunnen worden gebruikt, kunt u vinden in de specificaties van EPLAN Pro Panel Professional. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 115 Invoegen van routeringsverbindingen In de volgende paragrafen worden de volgende vernieuwingen voor EPLAN Pro Panel besproken: "Invoegen van routeringsverbindingen" op pagina "116" "Gewijzigde instellingen voor gegevensimport en routeringsverbindingen" op pagina "117" "Nulpunt van een montageoppervlak wijzigen" op pagina "118" "Extra handle bij verzamelrailhouders" op pagina "119". Invoegen van routeringsverbindingen Naast routeringsverbindingen die bij het automatisch routeren van verbindingen worden gegenereerd, kunnen routeringsverbindingen nu ook handmatig worden gedefinieerd. Hiervoor is in het menu Invoegen de nieuwe menuopdracht Routeringsverbinding beschikbaar. Met deze functie worden routeringsverbindingen gegenereerd en vervolgens automatisch gerouteerd en in de layoutruimte weergegeven. Als voorwaarde hiervoor moet u voor de 3D-artikelplaatsingen in de layoutruimte een routeringspadnetwerk hebben gegenereerd. Bovendien moet u het voorbeeld (preview) van de verbindingen inschakelen, om te voorkomen dat er dubbele routeringsverbindingen worden gegenereerd. Nadat u de menuopdrachten Invoegen > Routeringsverbinding hebt gekozen, worden de aansluitingen weergegeven. Alle gedefinieerde aansluitingen van de in de layoutruimte gedefinieerde artikelplaatsingen zijn op deze manier zichtbaar. Selecteer eerst de bron van de verbinding. Hierbij hebt u de volgende mogelijkheden: Klik op een van de aansluitingen van een artikelplaatsing die in de layoutruimte wordt weergegeven. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 116 Gewijzigde instellingen voor gegevensimport en routeringsverbindingen Of klik op een artikelplaatsing. Vervolgens wordt er een lijst met aansluitingen van deze artikelplaatsing weergegeven. Selecteer hier een aansluiting. Om het doel van de verbinding te selecteren, gaat u op dezelfde wijze te werk. Tussen de geselecteerde aansluitingen van bron en doel wordt een routeringsverbinding gegenereerd, gerouteerd en in het voorbeeld (preview) van de verbindingen weergegeven. Opmerking: Door het handmatig invoegen van een routeringsverbinding wordt in het meerlijnige ontwerpproces niet automatisch een tegenpool gegenereerd. Met de controleprocedure 005067 kunt u controleren of een routeringsverbinding die op deze wijze is gegenereerd, in het meerlijnige schema een equivalent heeft. Als dat niet zo is, moeten in het schema de ontbrekende bron en / of het ontbrekende doel met de betreffende artikelgegevens (apparaat) worden aangevuld en met een autoconnecting-lijn worden verbonden. Gewijzigde instellingen voor gegevensimport en routeringsverbindingen De instellingendialoogvensters voor de import van onderdelen en voor de import van routeringsverbindingen zijn nu ook in de instellingen beschikbaar. Om hier bijvoorbeeld uw toekenningen voor de import van onderdelen in te stellen, volgt u het menupad Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > Onderdelen > Import. Alle instellingen voor routeringsverbindingen zijn in een nieuwe map gecombineerd. Onder de instellingscategorie Projecten > "Projectnaam" > Routeringsverbindingen vindt u nu de instellingen voor de import van routeringsverbindingen. Verder zijn alle overige algemene instellingen voor de routeringsverbindingen (tabbladen Kabelafwerkingsproces etc.) uit de instellingenmap Verbindingen naar de nieuwe map Routeringsverbindingen verplaatst. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 117 Nulpunt van een montageoppervlak wijzigen Nulpunt van een montageoppervlak wijzigen Na het importeren van STEP-gegevens kunnen montageoppervlakken op de geïmporteerde 3D-objecten worden gegenereerd. Als in de te importeren STEP-gegevens meerdere 3D-objecten in één component zijn gecombineerd (bijv. montageplaat en beugel), is het mogelijk dat het daarop gegenereerde montageoppervlak is afgestemd op de begrenzingen van de aanbouwdelen. Het nulpunt van het montageoppervlak ligt dan buiten het bereik dat voor plaatsing is bestemd. Om fouten bij het plaatsen van apparaten te voorkomen, kunt u in de nieuwe versie de positie van het nulpunt aanpassen en zo de grootte van het oppervlak dat voor de plaatsing is bestemd corrigeren. Daarvoor is in het snelmenu van de layoutruimte de nieuwe menuopdracht Montageoppervlak > Grootte wijzigen beschikbaar. Nadat u de snelmenuopdracht hebt gekozen, worden er twee verticale en twee horizontale lijnen weergegeven die de grenzen van het montageoppervlak vormen. Het nulpunt ligt altijd onder, op het snijpunt van de linker en onderste lijn. De positie van het nulpunt wordt in de volgende afbeeldingen door een wit rondje aangegeven. Als u op een lijn klikt, kunt u die lijn met behulp van de muis of de pijlknoppen verplaatsen en zodoende de grootte van dit montageoppervlak opnieuw definiëren. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 118 Extra handle bij verzamelrailhouders Met de toets [Spatie] wordt de actie beëindigd. Het vlak dat voor de plaatsing is bestemd, wordt opnieuw gedefinieerd en het nulpunt wordt dienovereenkomstig verplaatst. Extra handle bij verzamelrailhouders Bij het invoegen van verzamelrails, waarbij voor de beugel daarvan in het artikelbeheer een grafische macro is opgeslagen, wordt bij het plaatsen nu standaard de handle van de grafische macro gebruikt. Zo kan er bijvoorbeeld voor worden gezorgd dat de handle midden in een boring in de beugel ligt. De standaard handles die niet in de macro zijn gedefinieerd, kunnen bij het plaatsen via het dialoogvenster Plaatsingsopties of met de toets [A] worden geselecteerd. Opmerking: Wanneer bij de plaatsing in een geïntegreerd verzamelrailsysteem het startpunt wordt opgegeven, ligt de handle aan de linker zijde van de beugel. Om het eindpunt op te geven, wordt de handle omgezet naar "Rechts". Wanneer er voor de beugel een macro wordt gebruikt, wordt de handle uit de macro voor het start- en eindpunt gebruikt. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 119 Speciale onderwerpen EPLAN PPE Speciale onderwerpen EPLAN PPE Uitgebreide engineering van buisleidingen Opmerking: EPLAN P&ID is optioneel als add-on voor diverse programmavarianten van het EPLAN-platform en als stand-alone-systeem verkrijgbaar. De addon "EPLAN P&ID" is voor de volgende programmmavarianten optioneel verkrijgbaar: EPLAN Electric P8 Compact, EPLAN Electric P8 Select, EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+, EPLAN Fluid Compact, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional, EPLAN PPE. Voor de volgende programmavarianten behoort deze add-on standaard tot de leveringsomvang: EPLAN Electric P8 Ultimate, EPLAN PPE Professional. In de nieuwe versie is de engineering van buisleidingen binnen EPLAN P&ID aanzienlijk uitgebreid. De voor de P&I-schema's vereiste informatie over procestechnische processen, zoals "stoffelijke" media en hun toestandgrootheden, kunnen met de nieuwe symbolen Procesdefinitiepunt / Procesaansluiting bij de buisleidingen in het project worden opgeslagen. Door het gebruik van het nieuwe verbindingssymbool Aftakking ontstaan verbindingen die overeenstemmen met de logica in de buisleidingbouw. Voordeel: Met de nieuwe functies in EPLAN P&ID kunnen eenvoudig P&I-schema's worden gemaakt, om procestechnische proces- / installatieoverzichten en de bijbehorende instrumentatie weer te geven. Dankzij nieuwe controleprocedures is dataconsistentie gegarandeerd en kan er snel en zonder fouten worden gewerkt. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 120 Procesgegevens definiëren In de onderstaande paragrafen worden de volgende onderwerpen behandeld: "Procesgegevens definiëren" op pagina "121" "Aftakkingen voor buisleidingen" op pagina "125" "Dwarsdoorsnede / diameter invoeren en controleren" op pagina "127" "Verbindingsnummering voor buisleidingen" op pagina "129" "Uitbreidingen in de apparaatselectie" op pagina "130" "Procesoverzicht uitvoeren" op pagina "131" "Verbeterde grafische werkwijze" op pagina "131" "Nieuwe P&I-symbolen" op pagina "132". Procesgegevens definiëren In EPLAN kunt u nu in een project procestechnische gegevens definiëren. Daarbij worden de in het proces gebruikte media en de toestanden van deze media met procesdefinitiepunten en procesaansluitingen gedefinieerd. Voor een procesdefinitie is het medium identificerend. U kunt een procesdefinitiepunt op een autoconnecting-lijn plaatsen en zo aan de onder dit punt lopende verbinding (buisleiding) proceseigenschappen toekennen. Met een procesaansluiting kunt u de procesdefinitie aan het begin van een autoconnecting-lijn plaatsen. Om deze nieuwe symbolen in te voegen, kiest u de menuopdrachten Invoegen > Procesdefinitiepunt of Invoegen > Procesaansluiting. Nadat u het betreffende symbool op een pagina hebt geplaatst, wordt het bekende eigenschappendialoogvenster geopend. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 121 Procesgegevens definiëren De eigenschappen voor een procesdefinitiepunt / een procesaansluiting definieert u op het nieuwe tabblad Procesdefinitie. Voer in de velden Medium en Toestand de gewenste namen in (voor een medium bijvoorbeeld water, olie, zuurstof etc.). Met de knop [...] kunt u het dialoogvenster Medium / toestand selecteren openen en de in het project aanwezige media en de bijbehorende toestanden selecteren. Naast de verbindingsspecifieke eigenschappen (bijvoorbeeld Verbindingscode) hebben de procesdefinitiepunten / procesaansluitingen nog de volgende eigenschappen: EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 122 Procesgegevens definiëren Buisklasse (ID 22224) Grondstof / Materiaal (ID 22081) Nominale breedte (ID 22225) Nominaal drukniveau (ID 22226) Norm (ID 22227) Druk (ID 31082) Temperatuur (ID 31084) Volumestroom (ID 31085). Als de eigenschappen niet in de eigenschappentabel zijn weergegeven, moet u deze met de eigenschapselectie selecteren. Bij het actualiseren van de verbindingen worden de eigenschappen die voor medium, toestand en voor de andere genoemde eigenschappen zijn ingevoerd naar de verbinding overgedragen. De waarden voor de eigenschappen Medium (ID 31068), Toestand (proces) (ID 31081), Druk (ID 31082), Temperatuur (ID 31084) en Volumestroom (ID 31085) kunnen in het eigenschappendialoogvenster van de verbinding worden weergegeven, maar hier niet worden gewijzigd. Tip: Ook in de lijstweergave van de verbindingen-navigator kunt u nu het medium en de toestand van een buisleiding (verbinding) weergeven. Daarvoor stelt u via de snelmenuopdracht Kolommen configureren een kolomconfiguratie in. Overdracht van media en toestanden De voor een proces gedefinieerde media en toestanden gedragen zich net als de potentialen en signalen in de elektrotechniek. Dienovereenkomstig hebben enkele functies voor de potentialen en signalen ook effect op deze procestechnische eigenschappen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 123 Procesgegevens definiëren Zo wordt het gedefinieerde medium afhankelijk van de in de aansluitlogica ingestelde potentiaaloverdracht via een functie naar andere verbindingen doorgeleid. Bij enkele functies is op het tabblad Symbool- / functiegegevens het selectievakje Met signaalscheiding ingeschakeld (bijvoorbeeld voor pompen, armaturen etc.). Net als bij de signalen wordt een toestand bij een dergelijke functie niet doorgeleid. Met de potentiaal- en signaaltracering kunnen gedefinieerde media en toestanden in het P&I-schema tijdelijk in kleur worden gemarkeerd. Om de overdracht van een medium te bepalen, kiest u de menuopdrachten Beeld > Potentiaaltracering en klikt u in het P&I-schema op een verbindingslijn. Voor de optische tracering van een toestand kiest u Beeld > Signaaltracering. Navigator voor processen Voor de weergave van de in het project gedefinieerde processen is de nieuwe proces-navigator beschikbaar. Deze navigator opent u met de menuopdrachten Projectgegevens > Verbindingen > Proces-navigator. U kunt ook in de werkbalk Navigators op de knop (Processen) klikken. In de boomweergave worden de media en de toestanden alsmede de geplaatste procesdefinitiepunten en procesaansluitingen in een hiërarchische structuur weergegeven. Hier worden onder andere de volgende pictogrammen weergegeven: Pictogram: Betekenis: Geeft het projectniveau aan. Deze pictogram wordt alleen weergegeven als er meerdere projecten zijn geopend. Medium EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 124 Aftakkingen voor buisleidingen Toestand Geplaatst procesdefinitiepunt Geplaatste procesaansluiting In de lijstweergave worden standaard het medium, de toestand (proces) en de plaatsing weergegeven. Bovendien kunnen nog andere eigenschappen worden weergegeven, zoals de buisklasse en de nominale breedte. Als een procesdefinitiepunt of -aansluiting in de boom- of lijstweergave wordt geselecteerd, wordt de plaatsing daarvan in het grafisch voorbeeld weergegeven. Aftakkingen voor buisleidingen Voor een betere engineering van buisleidingen in het P&I-schema kunt u nu het nieuwe verbindingssymbool Aftakking gebruiken. Een aftakking heeft drie aansluitingen, waarvan twee de verbinding voortzetten en een de verbinding eindigt. Door een dergelijk symbool op een autoconnecting-lijn in het P&I-schema te plaatsen, ontstaat vanaf deze aftakking een nieuw buissegment en niet, zoals in de elektrotechniek, een tweede volledige verbinding. Gegenereerde verbindingen Onderstaande afbeelding geeft de situatie weer waarin drie functies A, B, C via een verbindingssymbool D door autoconnecting-lijnen met elkaar zijn verbonden. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 125 Aftakkingen voor buisleidingen Door een aftakking als verbindingssymbool D te gebruiken, worden in het P&I-schema de volgende verbindingen gegenereerd: Bron: Doel: A B C LN 100 Voor de verbinding die door de aftakking ontstaat, wordt als doel / bron de verbindingscode van de doorgaande verbinding gebruikt. Aftakkingen invoegen Om een aftakking in te voegen, kiest u de menuopdrachten Invoegen > Verbindingssymbool > Aftakking. Het aftakkingssymbool hangt aan de cursor en kan op de pagina worden geplaatst. Met de toets [Tab] bladert u daarbij zoals gebruikelijk door de beschikbare varianten. De eigenlijke aftakking van een rechte of haakse verbinding wordt in het symbool met een pijl aangegeven. Er is geen eigenschappendialoogvenster voor aftakkingen. Voorbeeld: Als voorbeeld van een aftakking is hieronder de variant A van het symbool TPIDL afgebeeld. De rechte verbinding wordt tussen de aansluitingen 1 en 2 voortgezet. De pijl bij aansluiting 3 geeft de aftakking aan. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 126 Dwarsdoorsnede / diameter invoeren en controleren De pijl die de aftakking aangeeft, bevindt zich in de nieuwe layer EPLAN555 voor verbindingssymbolen. De standaardinstellingen voor deze layer in het layerbeheer zijn zo gekozen, dat de pijl in de grafische editor en bij het afdrukken niet zichtbaar is. Door op de toets [U] te drukken, kunt u onzichtbare elementen als deze pijl weer op een pagina weergeven. Bij het invoegen van het symbool zijn de verborgen layers altijd zichtbaar en met de weergegeven pijl kan de juiste variant worden geselecteerd. Tip: Voor aftakkingen zijn in de symboolbibliotheek SPECIAL de twee nieuwe symbolen TPIDA (aftakking bij onder een hoek geplaatste verbinding) en TPIDL (aftakking bij rechte verbinding) beschikbaar. Als u na het kiezen van de menuopdrachten Invoegen > Verbindingssymbool > Aftakking op de toets [Vorige] drukt, wordt de symboolselectie geopend en kunt u tussen deze twee speciale symbolen kiezen. Dwarsdoorsnede / diameter invoeren en controleren Om dwarsdoorsnedes / diameters van functies en buisleidingen in een project te kunnen controleren, zijn een aantal nieuwe eigenschappen beschikbaar. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 127 Dwarsdoorsnede / diameter invoeren en controleren Bij de functie: Voor het invoeren van de aansluitdoorsnede / -diameter bij een functie kunt u in het eigenschappendialoogvenster gebruik maken van de nieuwe eigenschap Aansluitdoorsnede / -diameter (alle, afhankelijk van de ODC-overname) (ID 20297). Als de eigenschap niet in de eigenschappentabel is weergegeven, moet u deze met de eigenschapselectie selecteren. Net als de aansluitcode worden de afzonderlijke aansluitdoorsnedes / -diameters door middel van het teken "¶" gescheiden weergegeven. Bij de functiesjablonen: Om deze gegevens ook bij de functiesjablonen in het artikelbeheer te kunnen opslaan, is op het tabblad Functiesjablonen de tabel Apparaatselectie (functiesjablonen) uitgebreid met de kolom Aansluitdoorsnede / -diameter. Bij de apparaatselectie wordt rekening gehouden met de waarden die hier zijn ingevoerd. Bij het invoegen van apparaten worden de waarden van het functiesjabloon naar de functie overgedragen. Voor het invoeren van de gegevens bij een Verbinding gebruikt u het bestaande veld Dwarsdoorsnede / diameter. Bovendien kunt u deze eigenschap ook gebruiken in een procesdefinitiepunt of -aansluiting, om de waarden naar een verbinding over te dragen. Tip: Voor het weergeven van de bij een functie ingevoerde aansluitdoorsnedes / -diameters in het schema kunt u gebruik maken van de nieuwe eigenschap Aansluitdoorsnede / -diameter (alle) (ID 20296). Als u deze eigenschap in het eigenschappendialoogvenster op het tabblad Weergave voor een eigenschapsgroepering van de schemasymbolen hebt geselecteerd, worden de afzonderlijke aansluitdoorsnedes / -diameters door puntkomma's ";" gescheiden bij de functie in het schema weergegeven. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 128 Verbindingsnummering voor buisleidingen Controleprocedures voor procesgegevens Verschillende aansluitdoorsnedes / -diameters bij de doelen van een buisleiding of bij een buisleiding en een aansluiting kunnen met de twee nieuwe controleprocedures 005073 en 005074 worden gecontroleerd. Voor het controleren van de procesgegevens beschikt u in de meldingsklasse "Verbindingen" over de volgende nieuwe meldingen bij controleprocedures: Melding 005073 "Verschillende aansluitdoorsnede / -diameter van de doelen" Melding 005074 "Verschillende aansluitdoorsnede / -diameter van verbinding en aansluitpunt" Melding 005075 "Meerdere procesdefinities binnen één proces" Melding 005076 "Conflict tussen identieke procesdefinities" Melding 005077 "Procesaansluiting of -definitiepunt zonder opgave van het medium" Melding 005078 "Verbinding zonder opgave van het proces" Melding 005079 "Meerdere procestoestanddefinities op één proces". Bovendien zijn de beide controleprocedures 005044 en 005045 voor het controleren van identieke verbindingscodes uitgebreid en hernoemd. Deze houden nu ook rekening met processen of procestoestanden. Verbindingsnummering voor buisleidingen Het nummeren van verbindingen op pagina's van het paginatype "P&Ischema" is al enige tijd mogelijk. Voor de elektrotechniek en voor de procesengineering raden wij aan de verbindingen apart te nummeren (bijvoorbeeld door middel van schema's met verschillende verbindingsfilters). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 129 Uitbreidingen in de apparaatselectie Analoog aan de procesdefinitie bij potentialen en signalen kunnen bij de verbindingsnummering van buisleidingen de instellingen voor potentialen en signalen worden gebruikt. In het dialoogvenster Verbindingsnummering: Formaten zijn daarom in de vervolgkeuzelijst Omvang enkele opties hernoemd (nu: "Signaal / toestand", "Potentiaal / proces"). Bovendien is hier als nieuw formaatelement de invoer "Gegevens van het proces" beschikbaar. Daardoor kunt u nu voor de nummering ook processpecifieke eigenschappen (buisklasse, nominale breedte etc.) selecteren. Uitbreidingen in de apparaatselectie De functiesjablonen in het artikelbeheer zijn uitgebreid, zodat u bij de apparaatselectie aan de hand van de technische gegevens gericht procestechnische artikelen aan een onderdeel kunt toekennen. Voor artikelen in de producthoofdgroep "Proces-engineering" kunnen in een functiesjabloon naast de eigenschap Aansluitdoorsnede / -diameter nu ook gegevens voor de eigenschap Buisklasse worden opgeslagen. Bovendien kunt u in de apparaatselectie voor hoofdfuncties in de procesengineering nu specifiek op procestechnische artikelen filteren. Hiervoor is het dialoogvenster Instellingen: Apparaatselectie uitgebreid met het tabblad Proces-engineering. Hier kunt u de volgende eigenschappen als selectiecriteria voor artikelen gebruiken: Aansluitcode Aansluitbeschrijving Aansluitdoorsnede / -diameter Technische waarden Buisklasse Veiligheidsrelevant Intrinsiek veilig. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 130 Procesoverzicht uitvoeren Procesoverzicht uitvoeren Voor de verwerking van de procesgegevens beschikt u in het dialoogvenster Verwerking definiëren over het nieuwe verwerkingstype "Procesoverzicht". In een dergelijke verwerking worden de voor een procestechnisch proces gedefinieerde media, toestanden en eigenschappen zoals druk, volumestroom etc. weergegeven. Bij het uitvoeren van dit nieuwe verwerkingstype wordt het formulier gebruikt dat in het projectspecifieke dialoogvenster Instellingen: Uitvoer naar pagina's voor het nieuwe formuliertype "Procesoverzicht (*.f37)" is opgegeven. Voor deze nieuwe verwerking wordt in de stamgegevens een formulier meegeleverd. Verbeterde grafische werkwijze Voor een betere ondersteuning van de grafische werkwijze, kunt u de op een projectpagina geplaatste PLT-systemen en -systeemfuncties met behulp van de grafische editor nu volledig verwijderen. Met de menuopdracht Plaatsing verwijderen kunt u de plaatsing op de projectpagina verwijderen. Het PLT-systeem of de PLT-systeemfunctie in de functieomgeving-navigator blijft behouden. Met de menuopdracht Verwijderen worden zowel de geplaatste functie als het bijbehorende object in de functieomgeving-navigator verwijderd. Als er verwijzingen (toegekende functies of projectpagina's, een andere grafische plaatsing) naar dit object bestaan, wordt het EPLAN PPE-object in de functieomgeving-navigator niet verwijderd. In dat geval wordt alleen de plaatsing op de projectpagina verwijderd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 131 Nieuwe P&I-symbolen Nieuwe P&I-symbolen PLT-systemen en PLT-systeemfuncties worden in het P&I-schema door P&I-symbolen weergegeven. Deze P&I-symbolen bevinden zich in de symboolbibliotheek SPECIAL. In deze nieuwe versie zijn hier ook P&I-symbolen overeenkomstig de standaard ANSI/ISA-5.1-2009 beschikbaar. De P&I-symbolen zijn uitgebreid met "PLC" en met de bedieningslocaties "Meetstation (niet zichtbaar)" en "Controlekamer (niet zichtbaar)". Dienovereenkomstig worden deze opties ook op het tabblad P&I-symbool voor PLTsystemen en PLT-systeemfuncties weergegeven. U vindt een overzicht van de nieuwe symbolen in paragraaf "Stamgegevens: Symbolen" (vanaf pagina "154"). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 132 Nieuwe lijntypen voor P&I-schema's Nieuwe lijntypen voor P&I-schema's Voor verschillende grafische elementen en voor de autoconnecting-lijnen van verbindingen zijn nu vele nieuwe lijntypen beschikbaar. Deze nieuwe lijntypen zijn vooral voor de vormgeving van P&I-schema's gemaakt. Daarbij is rekening gehouden met verschillende standaarden, normen (DIN 2481, ANSI/ISA-5.1-2009, GOST 2.303–68) en wensen van klanten uit de installatietechniek en proces-engineering. Met deze nieuwe lijntypen kunnen buisleidingen en de betreffende procesmedia in P&I-schema's duidelijk worden weergegeven. Voorbeeld: De afbeelding bevat een overzicht van de 44 nieuwe lijntypen die als lijnen op een projectpagina zijn ingevoegd. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 133 Uitbreidingen in het layerbeheer Voordeel: De nieuwe lijntypen bieden de mogelijkheid om bij het maken van installatieoverzichten (P&ID, P&I-schema's) normconform te kunnen werken en documenteren. Door deze grafische weergavemethode neemt het informatiegehalte toe en worden de installatieoverzichten overzichtelijker. De individuele definitie van nieuwe layers in combinatie met deze lijntypen zorgt voor interne standaardisering op het gebied van P&ID-engineering binnen uw bedrijf. Het eenvoudig selecteren en toepassen van verschillende lijntypen en layers versnelt en vereenvoudigt uw engineeringsproces. Uitbreidingen in het layerbeheer Voor elk van de 44 nieuwe lijntypen is in het layerbeheer steeds een nieuwe, afzonderlijke layer gemaakt. Deze layers bevinden zich onder het boomstructuurniveau Grafisch symbool > Verbindingssymbolen > Autoconnecting > P&ID. De instellingen voor de layers EPLAN750 tot EPLAN793 zijn zodanig gekozen, dat ze voldoen aan de eisen van diverse normen / standaarden. Bovendien kunt u ook voor elke al bestaande of nieuw te maken layer een van de nieuwe lijntypen selecteren. Hiervoor zijn in de vervolgkeuzelijst van de kolom Lijntype nu ook de nieuw lijntypen beschikbaar. Dit geselecteerde lijntype wordt dan standaard projectoverkoepelend voor de desbetreffende lijn gebruikt. Overige standaardwaarden voor lijndikte en patroonlengte Om de standaardinstellingen uit de gebruikte normen beter te kunnen afbeelden, zijn aan de twee weergave-eigenschappen Lijndikte en Patroonlengte extra standaardwaarden toegevoegd. In de vervolgkeuzelijst voor de eigenschap Lijndikte kunt u de volgende nieuwe standaardwaarden selecteren: EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 134 Toepassing in het P&I-schema 0,20 mm / 0,0079 inch 0,40 mm / 0,0157 inch. In de vervolgkeuzelijst voor de eigenschap Patroonlengte kunt u de volgende nieuwe standaardwaarden selecteren: 1,50 mm / 0,0591 inch 12,00 mm / 0,4724 inch 20,00 mm / 0,7874 inch 24,00 mm / 0,9449 inch 28,00 mm / 1,1024 inch 32,00 mm / 1,2598 inch Opmerking: Of de waarden hier in mm of inch worden weergegeven, is afhankelijk van de instelling Weergegeven eenheid voor lengte in de gebruikersinstellingen. Toepassing in het P&I-schema Tot nu toe werden in het P&I-schema de gegevens van buisleidingen beheerd via verbindingsdefinitiepunten, die op de autoconnecting-lijnen werden geplaatst. In het kader van een verbeterde engineering van buisleidingen in EPLAN P&ID worden in de plaats daarvan nu de nieuwe speciale symbolen "Procesdefinitiepunten" gebruikt. Om in een P&I-schema bij een autoconnecting-lijn een van de nieuwe lijntypen te gebruiken, plaatst u een dergelijk procesdefinitiepunt op deze lijn. In het eigenschappendialoogvenster van het procesdefinitiepunt gaat u naar het tabblad Grafische weergave verbinding en selecteert u voor het veld Layer de gewenste layer (bijvoorbeeld de layer EPLAN759, Grafisch symbool .Verbindingssymbolen.Autoconnecting.P&ID.Brandbare gassen). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 135 Toepassing in het P&I-schema Na het actualiseren van de verbindingen worden de in de layer gedefinieerde eigenschappen van het betreffende lijntype in het P&I-schema weergegeven. Zo zou bijvoorbeeld een autoconnecting-lijn voor brandbare gassen (layer EPLAN759) in oranje worden weergegeven. Voorbeeld: Het voorbeeld toont een P&I-schema waarin de autoconnecting-lijnen met meerdere procesdefinitiepunten aan verschillende lijntypen zijn toegewezen. Voor een betere identificatie zijn de procesdefinitiepunten in de afbeelding met cirkels gemarkeerd en van een letter voorzien (A: Layer EPLAN751 voor "Oliehoudend water", B: Layer EPLAN753 voor "Vuilwater", C: Layer EPLAN756 voor "Olie", D: Layer EPLAN756 voor "Olie". Om de andere toestand van het medium olie in deze buisleiding te markeren, bevat de grafische weergave van de verbinding op dit procesdefinitiepunt een andere, handmatig toegewezen kleur). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 136 Nieuwe lijntypen bij het tekenen van grafische elementen Nieuwe lijntypen bij het tekenen van grafische elementen Bij het tekenen van grafische elementen met rechte lijnsegmenten hebt u nu de mogelijkheid om de nieuwe lijntypen te gebruiken. In het eigenschappendialoogvenster op het tabblad Formaat is de vervolgkeuzelijst van het veld Lijntype onder de bestaande lijntypen dienovereenkomstig uitgebreid. Om bij het tekenen van een lijn voor P&I-schema's zoveel mogelijk conform de normen te werken, selecteert u in het eigenschappendialoogvenster voor het veld Layer de gewenste P&ID-layer en laat u de andere velden op de waarde "Uit layer" staan. Op deze wijze kunt u bijvoorbeeld conform de standaard ANSI/ISA-5.1-2009 werklijnen tussen verschillende PLT-systemen maken. De nieuwe lijntypen voor P&I-schema's kunnen bij de volgende grafische elementen worden gebruikt: Lijnen Polylijnen Polygonen EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 137 Nieuwe lijntypen bij het tekenen van grafische elementen Rechthoeken Rechthoeken via middelpunt. Bij grafische elementen die uit bogen of curven bestaan (bijvoorbeeld cirkels, bogen etc.), kunnen de nieuwe lijntypen niet worden weergegeven. Opmerking: Wanneer voor een grafisch element dat uit bogen of curven bestaat, een van de nieuwe lijntypen wordt ingesteld, wordt dit lijntype genegeerd en wordt de lijn als doorgetrokken lijn weergegeven. Het maakt daarbij niet uit of het lijntype direct via het veld Lijntype of via de geselecteerde layer wordt gedefinieerd. Alle andere instellingen voor de lijn (lijndikte, kleur etc.) blijven behouden. Voor het werken met de nieuwe lijntypen gelden de volgende bijzonderheden: Afrondingen: Als de lijnsegmenten van een polylijn of als de hoek van een rechthoek wordt afgerond, wordt voor de ronding geen nieuw lijntype gebruikt. In dat geval wordt de ronding als een doorgetrokken lijn met de ingestelde lijndikte en kleur weergegeven. Aanvullende grafische elementen: Voor de aanvullende grafische elementen (cirkels, kruisjes etc.) die op de nieuwe lijntypen worden gebruikt, worden vaste maten gebruikt. Bij grote wijzigingen (bijvoorbeeld in de patroonlengte of de lijndikte) kan dat ertoe leiden dat deze aanvullende grafische elementen niet meer herkenbaar zijn. Bovendien worden dubbele lijnen, als deze zeer dun zijn, slechts als enkele lijnen weergegeven. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 138 Afstand bij het tekenen van PLT-systemen beïnvloeden Lijnpatroon: Bij een wijziging van de lengte van een lijn wordt het lijnpatroon gecentreerd tussen het start- en eindpunt van de lijn opgenomen. De deellijnen aan het begin en einde van een lijn tot het betreffende aanvullende grafische element zijn altijd even lang. Lijnafsluitingen: Verschillende lijnafsluitingen (rond, rechthoekig, vlak) kunnen bij alle lijnen met een "basislijn" worden weergegeven. Bij lijntypen die uit meerdere lijnen (dubbele lijnen etc.) of alleen uit aanvullende grafische elementen bestaan, wordt het gedrag niet ondersteund. Bij deze lijnen wordt een vlak lijneinde weergegeven. Export van de nieuwe lijntypen De nieuwe lijntypen kunnen bij de export in de verschillende formaten (DXF / DWG, afbeeldingsbestand, PDF) ook worden uitgevoerd. Voor een DXF- / DWG-export naar AutoCAD moet u – net zoals eerder al het geval was – in de instellingen een toekenningstabel maken, waarin de EPLAN-layers aan de in AutoCAD gebruikte layernamen worden toegewezen. Opmerking: Bij een DXF- / DWG-export en aansluitende import in AutoCAD is het mogelijk dat lijnen met het nieuwe lijntype anders worden weergegeven als de betreffende AutoCAD-versie deze lijntypen niet ondersteunt. Afstand bij het tekenen van PLT-systemen beïnvloeden Met de functie PLT-systemen tekenen kunt u een of meerdere PLT-systemen met behulp van een venster- of paginamacro automatisch in het schema plaatsen. De macro's werden tot nu toe op een door het programma vooringestelde afstand geplaatst. Met de nieuwe EPLAN PPE-versie kunt u deze afstand beïnvloeden. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 139 Afstand bij het tekenen van PLT-systemen beïnvloeden De afstand wordt gedefinieerd in het dialoogvenster Instellingen: PLTsystemen met het nieuwe groepsveld Afstand bij het tekenen van PLTsystemen (menupad: Opties > Instellingen > Projecten > "Projectnaam" > PPE > PLT-systemen). In dit groepsveld definieert u de afstand van de macro's bij het tekenen van PLT-systemen. Tot de rand: geef hier de afstand van de eerste macro tot de rand op. Tussen macro's: geef hier de afstand tussen de macro's op. Opmerking: Of de waarden hier in mm of inch worden weergegeven, is afhankelijk van de instelling Weergegeven eenheid voor lengte in de gebruikersinstellingen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 140 Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal Gelijk met de nieuwe versie van het EPLAN-platform wordt er ook een nieuwe versie van het EPLAN Data Portal met uitgebreide functies gelanceerd. Via ons internetportaal voor apparaatgegevens – het EPLAN Data Portal – hebt u toegang tot stamgegevens van bekende fabrikanten die u direct in het EPLAN-platform kunt overnemen. Behalve alfanumerieke artikelgegevens bevatten deze stamgegevens o.a. schemamacro's, artikelinformatie in verschillende talen, voorbeeldafbeeldingen, documenten etc. De gegevens die de fabrikanten ter beschikking stellen, worden bij het downloaden direct geïntegreerd in het EPLAN-platform. Met versie 2.2 van het EPLAN-platform is het EPLAN Data Portal in de volgende programmavarianten beschikbaar: EPLAN Electric P8 EPLAN Fluid EPLAN PPE EPLAN Pro Panel Professional EPLAN Education. Om het portaal na installatie van een programmavariant daadwerkelijk te kunnen gebruiken, dient u over een geldig software-servicecontract voor uw EPLAN-licentie te beschikken. Om snel naar een artikel te zoeken, kunt u ook rechtstreeks naar de website "http://eplandata.de/portal/" gaan. Nadat u een gebruikersaccount hebt aangemaakt, opent u de EPLAN Data Portal-navigator door in het menu Hulpprogramma's de menuopdrachten Data Portal > Navigator te kiezen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 141 Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal Opmerkingen: Om van het EPLAN Data Portal gebruik te kunnen maken, hebt u een internetverbinding nodig en mag de toegang niet door een firewall of andere beveiligingsprogramma's worden geblokkeerd! Als u problemen ondervindt, controleer dan eerst de firewall, de virusscanner of de proxy-instellingen. Het EPLAN Data Portal kan worden gebruikt met Microsoft Internet Explorer 8 en Internet Explorer 9. Een overzicht van de belangrijkste vernieuwingen van het EPLAN Data Portal: Nog meer gegevens en fabrikanten Het EPLAN Data Portal bevat steeds meer componentgegevens en deze worden steeds omvangrijker. De lijst met meer dan 45 fabrikanten van componenten is verder uitgebreid en bevat nu bijvoorbeeld ook gegevens van EKF electrotechnica en Wieland Electric. Fabrikanten die al langer deel uitmaken van het portaal, breiden de omvang van hun gegevens in het EPLAN Data Portal voortdurend uit. Installatie in combinatie met het EPLAN-platform Het EPLAN Data Portal is nog beter in het EPLAN-platform geïntegreerd. Als u nu een programmavariant van het EPLAN-platform (bijvoorbeeld EPLAN Electric P8) installeert, wordt de actuele versie van het EPLAN Data Portal ook direct geïnstalleerd. Voordeel: Het EPLAN Data Portal hoeft niet meer apart te worden geïnstalleerd. In het EPLAN-platform hebt u direct toegang tot het EPLAN Data Portal. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 142 Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal Gemarkeerde fabrikanten in de fabrikantenlijst Fabrikanten kunnen nu gedurende een bepaalde tijd in een speciaal bereik aan het begin van de fabrikantenlijst worden geplaatst. Of in dit bereik fabrikanten worden weergegeven, welke dat zijn, hoe lang de fabrikanten worden gemarkeerd en hoe de koptekst voor het speciale bereik luidt, wordt door de beheerders van het EPLAN Data Portal bij EPLAN bepaald. Ook wanneer een fabrikant gemarkeerd is, wordt deze nog steeds in het "normale" overzicht van alle fabrikanten weergegeven. Voordeel: Aan de gemarkeerde fabrikanten kan de gebruiker zien, welke fabrikanten in het EPLAN Data Portal nieuw zijn of welke voor hem van belang zijn. Barcode als aanvullende artikelinformatie De fabrikanten kunnen nu als aanvullende informatie bij de artikelen in de detailweergave van een artikel de bijbehorende barcode aangeven. Daarbij worden in het veld Barcode zowel het barcode-nummer als het barcode-type weergegeven. De waarden worden door een spatie van elkaar gescheiden (bijvoorbeeld 12345678 EAN) en komen overeen met de gelijknamige eigenschappen in het artikelbeheer op het tabblad Prijzen / overig. Bovendien is in het EPLAN Data Portal ook het zoeken op basis van het criterium "Barcode" uitgebreid. Vereenvoudigde kenmerken In deze versie zijn de kenmerken van de artikelgegevens vereenvoudigd. Zowel de namen, die nu de inhoudelijke gegevens beschrijven, als de pictogrammen zijn aan het EPLAN-platform aangepast. Kenmerken (zoals de door de fabrikanten bij de artikelen opgeslagen bestelgegevens, functiesjablonen etc.) kunnen als filtercriteria of bij het zoeken worden gebruikt. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 143 Vernieuwingen in het EPLAN Data Portal Oude naam: Nieuwe naam: Commerciële processen Bestelgegevens Apparaatgericht werken Functiesjabloon Complexe weergave Logische macro Eenvoudige productie-informatie Grafische 2D-gegevens Uitgebreide productie-informatie (routering) Aansluitbeeld Uitgebreide productie-informatie (NC-gegevens) Boorpatroon 3D-schakelkastplanning Grafische 3D-gegevens Nieuw filter op basis van functiesjablonen In het EPLAN Data Portal kunt u nu artikelen op bepaalde functiedefinities filteren. De detailweergave van veel artikelen is hiervoor uitgebreid met de bijbehorende functiesjablonen (zie paragraaf "Nieuw filter voor functiesjablonen gebruiken" op pagina "145"). Voordeel: In het EPLAN Data Portal kunt u nu filteren op artikelen die bepaalde functiedefinities hebben. Daardoor kan in het EPLAN-platform voor een speciaal apparaat het passende artikel worden geselecteerd. Uitgebreide informatie in het winkelmandje In het winkelmandje worden nu als extra informatie bij een artikel ook het aantal, een beschrijving en een kenmerk met betrekking tot de herkomst van het artikel weergegeven. Een deel van deze informatie ("Aantal eenheden", "Beschrijving") kan worden bewerkt en bij het importeren in de apparaatlijst worden overgedragen (zie paragraaf "Uitgebreide informatie in het winkelmandje bewerken" op pagina "146"). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 144 Nieuw filter voor functiesjablonen gebruiken Voordeel: Het in de Rittal-Therm-configurator bepaalde aantal hoofd- en bijbehorende artikelen evenals de projectnaam in Rittal Therm worden nu eveneens naar het winkelmandje van het EPLAN Data Portal overgedragen. Raadpleeg voor informatie over alle vernieuwingen onze website "www.eplan.de/portal-news". Meer informatie over alle nieuwe functies vindt u ook in de online Help van de EPLAN Data Portal Server. Nieuw filter voor functiesjablonen gebruiken Bij veel artikelen van het EPLAN Data Portal zijn nu de bijbehorende functiesjablonen opgeslagen. De functiesjablonen worden in de detailweergave van een artikel als onderste punt in een tabel weergegeven. Klik op een van de weergegeven functiesjablonen om op de betreffende functiedefinitie te filteren. De geselecteerde functiedefinitie wordt in het filterbereik boven de lijstweergave in het nieuwe filter Functiesjabloon weergegeven en de lijst wordt op basis van dit criterium gefilterd. Een artikel wordt weergegeven wanneer de "gezochte" functiedefinitie in een van zijn functiesjablonen voorkomt. Als een artikel over meerdere, verschillende functiesjablonen beschikt, kunt u ook het Portal op een dergelijk artikel filteren. Om op alle functiedefinities van een artikel te filteren, klikt u in de detailweergave op het plus-teken , naast de invoer Functiesjabloon. In het filter Functiesjabloon worden dan meerdere functiedefinities weergegeven. Vervolgens worden in de artikellijst alle passende artikelen weergegeven. Daarbij worden de artikelen waarvan de functiesjablonen het beste bij de in het filter genoemde functiedefinities passen, bovenin de lijst weergegeven. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 145 Artikelselectie via het EPLAN Data Portal Door op het betreffende min-teken te klikken, kunt u het functiesjablonenfilter volledig of de genoemde functiedefinities afzonderlijk verwijderen. Artikelselectie via het EPLAN Data Portal Bij een artikelselectie in het EPLAN-platform via het EPLAN Data Portal worden de artikelen in het Portal nu niet meer op kenletters maar op functiedefinitie gefilterd. Daardoor worden voor het betreffende onderdeel in het schema artikelen aangeboden die beter bij dit onderdeel passen. Filteren op toebehoren bij artikelselectie Als aan een onderdeel al een artikel is toegewezen, wordt op basis van dit artikel bij een volgende artikelselectie voor een ander artikel via het EPLAN Data Portal het nieuwe filter Toebehoren bij ingesteld. Met dit filter wordt in het EPLAN Data Portal gefilterd op alle artikelen die horen bij artikelen die al eerder zijn toegekend (en zogeheten "bijbehorende artikelen" zijn). Uitgebreide informatie in het winkelmandje bewerken Een artikel kan nu meerdere keren in het winkelmandje worden weergegeven. Om de afzonderlijke artikelen in het winkelmandje beter van elkaar te kunnen onderscheiden, kunt u nu aanvullende informatie zoals "Aantal eenheden" en "Beschrijving" bij een artikel opslaan. Deze informatie wordt bij de import van artikelen in de apparatenlijst van het EPLAN-platform naar de eigenschappen Toegestane aantal eenheden en Apparaatbeschrijving overgedragen. Ook wordt de herkomst van een artikel weergegeven. Artikelen die via de Rittal Therm-configurator aan het winkelmandje zijn toegevoegd, krijgen het kenmerk "RTH", de andere artikelen uit het Data Portal krijgen het kenmerk "EDP". Bij de overdracht van artikelen vanuit de Rittal Therm-configurator naar het winkelmandje worden bovendien zowel het aantal artikelen als de projectnaam vanuit Rittal Therm in de uitgebreide informatie overgenomen. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 146 Uitgebreide informatie in het winkelmandje bewerken Om de uitgebreide informatie van de artikelen in het winkelmandje te bewerken, klikt u op de nieuwe knop (Winkelmandje bewerken). Vervolgens wordt de inhoud van het winkelmandje weergegeven, waarbij de velden Aantal eenheden en Beschrijving zijn vrijgeschakeld en door u kunnen worden bewerkt. De gewijzigde informatie neemt u over door op knop [Opslaan] te klikken. Tip: U kunt het aantal eenheden van een artikel in het winkelmandje ook direct wijzigen door op de pijlknoppen klikken. achter de weergegeven waarde te EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 147 Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" Opmerking: De uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" is in het kader van EPLAN API Developer Networks (EADN) als ontwikkelaarspakket voor de programmavarianten optioneel verkrijgbaar: EPLAN Electric P8 Professional, EPLAN Electric P8 Professional+, EPLAN Electric P8 Ultimate, EPLAN Fluid, EPLAN Fluid Professional, EPLAN PPE, EPLAN PPE Professional, EPLAN Pro Panel Professional. Voor de producten van het EPLAN-platform is een uniforme en zeer krachtige programmeerinterface (API, Application Programming Interface) beschikbaar. Met deze uitbreidingsmodule EPLAN API kunt u zelf, in samenwerking met EPLAN of andere partners, oplossingen op maat ontwikkelen. Meer informatie over EPLAN API en EADN vindt u op de website van EPLAN in de rubriek "Services > EPLAN API Developer Network". In de volgende paragraaf vindt u informatie over de verschillende vernieuwingen in EPLAN API. Om met de nieuwe versie van EPLAN API eigen toepassingen te kunnen ontwikkelen, hebt u .NET Framework 4.0 van Microsoft nodig. Verwijderen van verouderde methoden en eigenschappen Als gevolg van de voortdurende verdere ontwikkeling van het EPLAN-platform zijn enkele methoden en eigenschappen van de EPLAN API overbodig geworden. De volgende methoden en eigenschappen, die al in versie 1.8 als verouderd werden aangegeven, zijn in de nieuwe versie van de EPLAN API niet meer aanwezig: EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 148 Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" In de klasse Connection: AddArticle(string strArticleNR) AddArticle(string strArticleNR, string strVariantNR, Uint32 nCount). In de klasse DeviceService: ExportDeviceList(Project oProject, string strExportFilePath) ExportDeviceList(string strFullLinkFileName, string strExportFilePath) ImportDeviceList(Eplan::EplApi::DataModel::Project oProject, string strImportFilePath) ImportDeviceList(string strFullLinkFileName string strImportFilePath). In de klasse Function: AddArticle(string strArticleNR) AddArticle(string strArticleNR, string strVariantNR, Uint32 nCount) HasLocalLogicalDefinition SymbolType. In de klasse MountingPanelService: CreateArticlePlacement(string strPartNumber, PointD pLocation). In de klasse Pen: DependsOnLayer. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 149 Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" In de klasse Project: AddArticle(string strArticleNR) AddArticle(string strArticleNR, string strVariantNR, Uint32 nCount) Objects(Filters.Part). In de klasse ProjectManagement: CompressProject(Project oProject, string strConfigScheme, string strFilterScheme, bool bUseFilter) CompressProject(string strFullLinkFileName string strConfigScheme string strFilterScheme, bool bUseFilter). In de klasse Renumber: DeviceTags(Function[] pFunctions, string strFilterScheme, bool bUseFilter, Int32 eDeviceTagKind, string strScheme, Int32 nStartValuePerIdentifier, Int32 nIncrementPerIdentifier) DeviceTags(Project pProject, string strFilterScheme, bool bUseFilter, Int32 eDeviceTagKind, string strSchemePerIdentifier, Int32 nStartValuePerIdentifier, Int32 nIncrementPerIdentifier). In de klasse SelectionSet: GetSelection(). In de klasse Shielding: Shielding.Create(Page page). In de klasse TextBase: BoxLocation. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 150 Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" Daarnaast zijn de volgende methoden en eigenschappen uit de klasse Location verwijderd: Create(Eplan::EplApi::DataModel::Project oProject) SetParent(Location pParent) HierarchyId. Deze methoden en eigenschappen hebben in het verleden tot problemen geleid en zijn in versie 2.1 als verouderd aangegeven. Gefilterde PLC-aansluitingen bepalen In de klasse DMObjectsFinder van de EPLAN API is nu de nieuwe methode GetPLCTerminalsWithFilterScheme beschikbaar. Met deze methode kunnen voor de PLC-navigator de PLC-aansluitingen worden bepaald die na het toepassen van een filterschema overblijven. Definiëren van bewerkingsbereiken EPLAN-projecten kunnen nu ook met behulp van de EPLAN API in bewerkingsklassen worden opgedeeld. Hiertoe is aan de naamruimte Eplan.EplApi.DataModel de nieuwe klasse ProjectSections toegevoegd. Functioneel plaatsen van macro's Met de nieuwe EPLAN API is nu ook het functioneel plaatsen van macro's in Sequential Function Charts mogelijk. Hiervoor is de klasse Function met de nieuwe methode PlaceFunctionalMacro uitgebreid. Functioneel plaatsen van functies Met de methode PlaceAt uit de klasse Function kunnen functies met het weergavetype "Functioneel" nu correct in de gewenste Sequential Function Chart worden geplaatst. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 151 Vernieuwingen in de uitbreidingsmodule "EPLAN API Extension" PLC-schema genereren In de EPLAN API kan nu ook een PLC-schema worden gegenereerd. (In de gebruikersinterface komt dit overeen met het menupad Projectgegevens > PLC > Schema genereren.) Hiervoor is in de klasse PlcService de nieuwe methode GenerateSchematic beschikbaar. Afzonderlijke verwerkingspagina's genereren Bij het verwerken van een project met de EPLAN API was het tot nu toe alleen mogelijk om het totale project te verwerken, verwerkingen te actualiseren of ingesloten verwerkingen te genereren. Om nu ook afzonderlijke verwerkingspagina's met de EPLAN API te kunnen genereren, beschikt u in de klasse Reports over de nieuwe methode CreateReport. Bovendien is deze klasse ook uitgebreid met de nieuwe methode CreateReportsFromTemplates. Met deze methode kunt u de sjablonen van een of meerdere verwerkingstypen verwerken. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 152 Vernieuwingen in de stamgegevens Vernieuwingen in de stamgegevens Uitgebreide synchronisatie van de projectstamgegevens Bij het synchroniseren van de projectstamgegevens met de systeemstamgegevens is het mogelijk om voor de systeemstamgegevens tussen verschillende directory's te wisselen. Voordeel: Bij het synchroniseren van de projectstamgegevens kan eerder worden herkend in welke directory de systeemstamgegevens zijn opgeslagen. Bij het wisselen van directory worden de gegevens nu sneller gesynchroniseerd. Daarvoor is het dialoogvenster Synchronisatie van stamgegevens <Projectnaam> voor de lijst met systeemstamgegevens uitgebreid met de vervolgkeuzelijst Directory's. (Een mogelijk menupad bij dit dialoogvenster is bijvoorbeeld Hulpprogramma's > Stamgegevens > Huidig project synchroniseren.) In deze vervolgkeuzelijst kunt u verschillende directory's voor de synchronisatie van stamgegevens selecteren. Om dit te kunnen doen, moet u de verschillende directory-instellingen eerst als schema opslaan. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn als u verschillende stamgegevensdirectory's voor verschillende bedrijven / klanten gebruikt. Als u op de knop [...] naast de vervolgkeuzelijst klikt, wordt het dialoogvenster Instellingen: Directory's geopend. In dit dialoogvenster worden de ingestelde directory's voor de systeemstamgegevens weergegeven. Indien gewenst kunnen deze instellingen worden gewijzigd en kan eventueel een nieuw schema voor de directory's worden gemaakt. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 153 Stamgegevens: Symbolen Stamgegevens: Symbolen Opmerking: Op de volgende pagina's is een aantal nieuwe symbolen uit verschillende symboolbibliotheken weergegeven. De afbeeldingen tonen de symbolen in variant "A" in de meerlijnige weergave. Onder elke afbeelding staan de naam en het nummer van het symbool. IEC-, GOST- en GB-norm In de symboolbibliotheken IEC_symbol, IEC_single_symbol, GOST_ symbol, GOST_single_symbol, GB_symbol en GB_single_symbol zijn de volgende nieuwe symbolen beschikbaar: QL2 // 113 FLTR3 // 1283 XU_2 // 1464 X5_NB // 1481 X5_B // 1482 X5_NB_1 // 1483 X5_B_1 // 1484 X5_B_2 // 1485 X7_NB // 1487 X7_B // 1488 X7_NB_1 // 1489 EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 154 X7_B_1 // 1490 Stamgegevens: Symbolen X7_B_2 // 1491 NFPA-norm In de symboolbibliotheken NFPA_symbol en NFPA_single_symbol zijn de volgende nieuwe symbolen beschikbaar: QL2 // 1134 FLTR3 // 1283 X5_B // 1482 X5_NB_1 // 1483 X7_NB // 1487 X7_B // 1488 XU_2 // 1464 X5_NB // 1481 X5_B_1 // 1484 X5_B_2 // 1485 X7_NB_1 // 1489 X7_B_2 // 1491 EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 155 X7_B_1 // 1490 Stamgegevens: Symbolen Symboolbibliotheek met speciale symbolen Voor de weergave van complexe apparaten zijn aan de symboolbibliotheek SPECIAL de volgende nieuwe symbolen toegevoegd: D2DCP1S // 512 D3DCP1S // 513 D4DCPI // 514 D2DCPFEM1S // 515 D3DCPFEM1S D4DCPFEMI D2DCPJICFEM1S D3DCPJICFEM1S // 516 // 517 // 518 // 519 D4DCPJICFEMI // 520 D2DCPM1S // 521 D3DCPM1S // 522 D4DCPMI // 523 D2DCPJICM1S // 524 D3DCPJICM1S // 525 D4DCPJICMI // 526 D2DCPNG1S // 527 EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 156 Stamgegevens: Symbolen D3DCPNG1S // 528 D4DCPP3I // 532 D2DCPPO1S // 536 D4DCPNGI // 529 D2DCPPJIC1S // 533 D3DCPPO1S // 537 D2DCPP31S // 530 D3DCPP31S // 531 D3DCPPJIC1S // 534 D4DCPPJICI // 535 D4DCPPOI // 538 D3DCPPOJIC1S // 540 D4DCPPOJICI // 541 EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 157 D2DCPPOJIC1S // 539 Stamgegevens: Symbolen Voor PLT-systemen en PLT-systeemfuncties in EPLAN PPE zijn in de symboolbibliotheek SPECIAL de volgende nieuwe symbolen gemaakt: PID31 // 480 PID32 // 481 PID33 // 482 PID34 // 483 PID35 // 484 PID36 // 485 PID37 // 486 PID38 // 487 PID39 // 488 PID39 // 489 PID41 // 490 PID42 // 491 PID43 // 492 PID44 // 493 PID45 // 494 PID46 // 495 EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 158 Stamgegevens: Symbolen PID47 // 496 PID48 // 497 PID51 // 500 PID52 // 501 PID49 // 498 PID50 // 499 Voor de engineering van buisleidingen in EPLAN P&ID zijn aan de symboolbibliotheek SPECIAL de volgende nieuwe symbolen toegevoegd: PCDP // 103 PCCP // 104 TPIDA // 105 EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 159 TPIDL // 106 Stamgegevens: Symbolen Voor de uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys" zijn aan de symboolbibliotheek SPECIAL de volgende nieuwe symbolen toegevoegd: CABSP // 200 CABBP // 201 CABS // 202 CABSPCP // 203 CABSTND // 210 Bovendien bevinden de symbolen CABSP, CABBP, CABSPCP en CABSTND zich ook in de nieuwe symboolbibliotheken voor de topologie (IEC_topology_ symbol etc.). Daarnaast zijn aan de symboolbibliotheek SPECIAL de volgende symbolen toegevoegd: DCPOL // 58 // Apparaataansluiting (alleen lijn) DCPOL // 58 EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 160 Stamgegevens: Symbolen BPF // 339 // Afbreekpunt (Fluid) BPF // 339 De symboolbeschrijving van het symbool SC // 2 is hernoemd naar Structuurkast (eerder "Plaatscoderingsbox"). Op gelijksoortige wijze is ook de symboolbeschrijving van het symbool SC2 // 52 gewijzigd in Structuurkast (polylijn) ("eerder "Plaatscoderingsbox (polylijn)"). Algemeen Voor de uitbreidingsmodule "EPLAN FieldSys" zijn de volgende vier symboolbibliotheken met topologie-symbolen gemaakt: - IEC_topology_symbol - IEC_topology_symbol_M20 - IEC_topology_symbol_M50 - IEC_topology_symbol_M100. Met de maataanduidingen M20, M50, M100 wordt een schaalfactor aangegeven, waarmee de topologie-symbolen ten opzichte van de symboolbibliotheek IEC_topology_symbol zijn vergroot. Op basis van de verschillende symboolbibliotheken kunt u ook bij topologie-pagina's met een kleinere schaal (1:20, 1:50, 1:100) grotere topologie-symbolen selecteren, zolang deze op deze pagina's met een kleinere schaal nog herkenbaar zijn. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 161 Stamgegevens: Functiedefinitiebibliotheek Stamgegevens: Functiedefinitiebibliotheek De functiedefinitiebibliotheek is uitgebreid met een aantal nieuwe functiedefinities. Voor informatie over de eigenschappen en het basissymbool van de hierna genoemde functiedefinities in het dialoogvenster Functiedefinities, volgt u in het veld Selectie het aangegeven pad door de boomstructuur. Bereik Algemeen Onder Algemeen // Algemene speciale functies // Topologierouteringstraject // Topologie-routeringspad is de volgende nieuwe functiedefinitie toegevoegd: – Topologie-routeringspad. Onder Algemeen // Algemene speciale functies // Topologierouteringstraject // Topologie-routeringspad is de volgende nieuwe functiedefinitie toegevoegd: – Topologie-routeringspunt. Onder Algemeen // Algemene speciale functies // Verbinding // Verbindingsdefinitie is de volgende nieuwe functiedefinitie toegevoegd: – Schakelbare brug. Bereik Elektrotechniek Onder Elektrotechniek // Beveiliging // Motorbeveiligingsschakelaar // Motorbeveiligingsschakelaar, 2 aansluitingen is de volgende nieuwe functiedefinitie toegevoegd: – Motorbeveiligingsschakelaar éénpolig. Onder Elektrotechniek // Beveiliging // Motorbeveiligingsschakelaar // Motorbeveiligingsschakelaar, 4 aansluitingen is de volgende nieuwe functiedefinitie toegevoegd: – Motorbeveiligingsschakelaar tweepolig. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 162 Stamgegevens: Formulieren Onder Elektrotechniek // Beveiliging // Motorbeveiligingsschakelaar // Motorbeveiligingsschakelaar, 6 aansluitingen is de volgende functiedefinitie hernoemd: – Motorbeveiligingsschakelaar driepolig (eerder "Motorbeveiligingsschakelaar"). Bereik Mechanica Onder Mechanica // Constructie // Bereikdefinitie // Geblokkeerd vak zijn de volgende functiedefinities hernoemd: – Geblokkeerd vlak voor boren (eerder "Geblokkeerd boorvlak") – Geblokkeerd vlak voor plaatsen (eerder "Geblokkeerd plaatsingsvlak") – Geblokkeerd vlak voor routeren (eerder "Geblokkeerd bekabelingsvlak"). Onder Mechanica // Stroomverdeling // Koperbundels // Koperbundel is de volgende nieuwe functiedefinitie toegevoegd: – Koperbundel. Stamgegevens: Formulieren Er zijn vijf nieuwe formulieren gemaakt: F22_004.f22 (bestandstype "Stekeraansluitlijst") F34_001.f34 (bestandstype "Topologie: Routeringspadlijst") F35_001.f35 (bestandstype "Topologie: Routeringspadschema") F36_001.f36 (bestandstype "Topologie: Gerouteerde kabels / verbin- dingen") F37_001.f37 (bestandstype "Procesoverzicht"; voor EPLAN PPE). EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 163 Stamgegevens: Schema's Stamgegevens: Schema's Voor het dialoogvenster Symboolselectie zijn de volgende twee nieuwe filterschema's gemaakt: PID_ESS PPE_SYM. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 164 Overige vernieuwingen en informatie Overige vernieuwingen en informatie Verbeterde supportaanvraag In deze nieuwe versie kunt u uw supportaanvraag nog sneller en directer realiseren. Voordeel: Deze methode van supportaanvraag is eenvoudiger voor de gebruiker omdat gegevens automatisch worden overgenomen. Voor een dergelijke verbeterde supportaanvraag kiest u in het menu Help de nieuwe menuopdracht EPLAN-supportaanvraag aanmaken op het web. Het dialoogvenster EPLAN-supportaanvraag aanmaken wordt dan geopend. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 165 Verbeterde supportaanvraag Dit dialoogvenster bevat informatie (Dongle-nummer, Versie etc.), die automatisch aan EPLAN-support wordt overgedragen. Als u akkoord gaat met de overdracht van deze informatie, klikt u op [Ja]. U wordt dan automatisch bij de supportomgeving aangemeld. Daar kunt u uw supportaanvraag indienen of informatie over een bestaande supportaanvraag inzien. Wanneer u niet akkoord gaat met de overdracht van deze informatie en op [Nee] klikt, wordt er een EPLAN-internetpagina geopend en moet u zich – net als voorheen – eerst bij de supportomgeving aanmelden. Opmerking: Deze verbeterde supportaanvraag is alleen beschikbaar wanneer u over een geldig software-service-contract beschikt en wanneer u uw klantnummer in het EPLAN-platform hebt opgeslagen. Hiervoor is het dialoogvenster Instellingen: Gebruikerskenmerk / adres met het veld Klantnummer uitgebreid. Voer hier uw klantnummer in. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 166 Validatiecode Validatiecode Om deze versie van EPLAN te kunnen gebruiken, hebt u een nieuwe validatiecode (vrijschakelcode) nodig. Deze staat op de pakbon die met uw cd wordt verzonden. Bovendien kunt u de validatiecode online op het internet oproepen (zie volgende paragraaf). Validatiecode online aanvragen Met EPLAN hebt u de mogelijkheid om de laatste stap van het installeren snel en makkelijk uit te voeren en de validatiecode die voor de licentiëring is vereist online van internet te halen. Nadat de vereiste gegevens zijn ingevoerd, wordt de validatiecode automatisch naar het licentiedialoogvenster overgedragen. Opmerking: Houd er rekening mee dat voor het aanvragen en overdragen van de validatiecode een actieve internetverbinding nodig is. Voor netwerklicenties of voor licenties zonder dongle is het online aanvragen van een validatiecode niet mogelijk. Om ervoor te zorgen dat u de validatiecode online kunt oproepen, is het dialoogvenster Validatiecode invoeren dienovereenkomstig uitgebreid. Dit dialoogvenster wordt bijvoorbeeld geopend als u de toepassing na het installeren voor het eerst opstart. Klik hier op de nieuwe knop [Online aanvragen]. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 167 Validatiecode online aanvragen In het dialoogvenster Validatiecode online aanvragen zijn de Bedrijfsnaam en het Serienummer reeds automatisch ingevoerd. Deze gegevens zijn nodig om de validatiecode te kunnen aanvragen. Actuele informatie Wanneer u voortaan nog beter op de hoogte wilt worden gehouden van de nieuwste ontwikkelingen (zoals bijvoorbeeld via onze eNewsletter) schakelt u het selectievakje Ik ga akkoord met het toezenden van informatie in. De gegevens (Naam, Telefoon, E-mailadres etc.) worden dan door EPLAN opgeslagen. Instellingen voor internet Standaard worden de instellingen van een bestaande internetverbinding overgenomen. Via de knop [Instellingen] en het vervolgdialoogvenster kunt u echter ook een proxyserver als netwerkcomponent gebruiken. In dat geval moet u het Adres, de Poort etc. invoeren. Neem voor deze instellingen contact op met uw systeembeheerder. Teruggave van de validatiecode Wanneer u op [Verzenden] klikt, worden de gegevens versleuteld naar EPLAN verzonden. Als uw gegevens bij EPLAN bekend en geldig zijn, wordt een validatiecode gegenereerd en naar het licentiedialoogvenster verzonden. Door te klikken op [OK] wordt het programma gestart. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 168 Installatie Installatie De installatie van EPLAN-programmavarianten en add-ons wordt sinds versie 2.1 uitgevoerd door middel van de EPLAN Setup Manager. Het eigenlijke installatieproces in de EPLAN Setup Manager is niet gewijzigd. Voor wat betreft de interfaces en directory's hebben bij installatie in deze versie de volgende wijzigingen plaatsgevonden: Aparte installatie van de dongle-driver De installatie van de dongle-driver vindt nu onafhankelijk van de installatie van de EPLAN License Clients plaats. In de EPLAN Setup Manager definieert u of dongle-driver al dan niet moet worden geïnstalleerd. Daarvoor is bij de gebruikergedefinieerde installatie onder de knop [Stamgegevens en talen] het nieuwe selectievakje Dongle-drivers installeren beschikbaar. Opmerkingen: Het selectievakje Dongle-drivers installeren is standaard ingeschakeld. Om de driver bij de installatie van andere EPLAN-programmavarianten niet opnieuw te installeren, moet u het selectievakje uitschakelen. Ook bij een verdeelde installatie (bijv. MSI-installatie) wordt de dongledriver niet meer automatisch geïnstalleerd. Voor een installatie met dongle-driver moet u het oproepcommando HASPUserSetup.exe met de parameter /passive opgeven. Bij de installatie wordt de dongle-driver in de directory van de EPLAN License Clients opgeslagen. Voor Windows 7 kan de directory voor het betreffende bestand HASPUserSetup.exe bijvoorbeeld zijn: C:\Program Files (x86)\EPLAN\COMMON. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 169 Installatie Tip: Het deïnstalleren van de dongle-driver vindt plaats in het configuratiescherm. Kies hiertoe in het deïnstallatievenster de optie "Sentinel Runtime". Hernoemde installatiepakketten voor de stamgegevens De installatiepakketten voor de stamgegevens zijn hernoemd, zodat de gegevens-installatiepakketten van de originele EPLAN-stamgegevens eenduidiger kunnen worden onderscheiden van de te installeren programma-add-ons. Zo heet het installatiepakket met de originele EPLANstamgegevens van de EPLAN-variant EPLAN Fluid nu "EPLAN Fluid Data 2.2" terwijl de programma-add-on nog steeds "Fluid Add-on" heet. Nieuwe directory voor instellingendatabanken De bij de installatie gegenereerde configuratiedirectory voor de instellingendatabanken heeft als nieuw onderdeel de directory Win32. De CFG-directory met de gebruikers-, bedrijfsinstellingen etc. wordt als subdirectory van deze nieuwe directory gegenereerd (bijvoorbeeld voor het besturingssysteem Windows 7 in Windows Explorer: C:\Gebruikers\Openbaar\EPLAN\Electric P8\2.2.0\Win32\Cfg). Geen lege directory's voor originele EPLAN-stamgegevens Bij de installatie van de EPLAN-programmavarianten worden nu in de directory's voor de originele EPLAN-stamgegevens geen lege directory's voor stamgegevens meer gegenereerd. Opmerking: Voor het besturingssysteem Windows XP is de directory voor de originele EPLAN-stamgegevens standaard bijvoorbeeld C:\Documents and Settings\All Users\EPLAN\ en voor Windows 7 is de directory standaard C:\ProgramData\EPLAN. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 170 Installatie voor op de server opgeslagen profielen Engelse namen van directory's voor originele EPLAN-stamgegevens Bovendien worden de originele EPLAN-stamgegevens bij de installatie in directory's met een Engelse benaming gekopieerd. Zo bevinden de originele EPLAN-stamgegevens zich wereldwijd in eenduidige directory's. Opmerking: De namen van de directory's van stamgegevens waarmee de gebruikers werken (de systeemstamgegevens), worden nog steeds in alle EPLANinterfacetalen vertaald. Deze directorynamen worden bij de installatie in die taal gegenereerd, die in de EPLAN Setup Manager als geactiveerde interfacetaal is ingesteld. Installatie voor op de server opgeslagen profielen Bij de installatie kunnen voor de directory's van de instellingendatabanken ook omgevingsvariabelen (bijvoorbeeld %APPDATA%) worden opgegeven, zodat het EPLAN-platform kan worden gebruikt voor profielen die op de server zijn opgeslagen (Zie volgende paragraaf). Installatie voor op de server opgeslagen profielen Met gebruikersprofielen die op servers zijn opgeslagen ("roaming profiles") kunnen gebruikers zich bij verschillende computers binnen een netwerkdomein aanmelden en daar met hun gebruikelijke desktopinstellingen werken. Met de nieuwe EPLAN-versie kunnen de instellingendatabanken onder de directory %APPDATA%\EPLAN worden opgeslagen. Een dergelijke directory is vereist om profielen die op een server zijn opgeslagen te kunnen gebruiken. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 171 Installatie voor op de server opgeslagen profielen Bij de installatie in de EPLAN Setup Manager is het nu toegestaan om voor de instellingendatabanken omgevingsvariabelen op te geven, zodat de instellingendatabanken in een dergelijke directory kunnen worden geïnstalleerd. Daarbij mogen de omgevingsvariabelen alleen voor de doeldirectory's van de velden Gebruikersinstellingen, Stationsinstellingen en Bedrijfsinstellingen worden ingevoerd. Een zinvolle invoer zou bijvoorbeeld %APPDATA%\EPLAN zijn. De omgevingsvariabele %APPDATA% geeft het directorypad aan, waarin de toepassingen standaard gegevens opslaan. Bij de installatie wordt een dergelijk directorypad dan naar het bestand install.xml overgedragen. Pas als EPLAN wordt gestart, worden de instellingendatabanken in de directory %APPDATA%\EPLAN gegenereerd. Het directorypad zou er bijvoorbeeld als volgt kunnen uitzien: C:\Users\<UwProfielnaam>\AppData\Roaming\EPLAN. Opmerking: Voor een dergelijke installatie moet u als beheerder zijn aangemeld en over een zeer grondige kennis van het programma en het systeem beschikken. Bij een geautomatiseerde installatie (bijvoorbeeld via een MSI-bestand) wordt het directorypad door de opdrachtprompt in Windows bepaald. In dat geval moet u na de installatie de directory's voor de instellingendatabanken in het bestand install.xml wijzigen in %APPDATA%. Het bestand install.xml vindt u in de CFG-directory van de geïnstalleerde EPLAN-programmavariant. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 172 Softwarevereisten en vrijgaven Softwarevereisten en vrijgaven Alle vrijgaven hebben betrekking op de 32 bit-versie van de producten, voor zover niet anders vermeld. Algemene voorwaarden Voor het EPLAN-platform hebt u het .NET Framework 4.0 en de Microsoft Core XML Services (MSXML6) 6.0 van Microsoft nodig. Op de website van Microsoft vindt u meer informatie hierover en kunt u de laatste versies van deze Microsoft-componenten downloaden. .NET Framework 4.0 staat op het EPLAN-opslagmedium. Open hier de volgende directory: cd-rom\Services\Net Framework 4.0\nl_NL Om .NET Frameworks te installeren, dubbelklikt u op het bestand DotNetFx40_Full_x86_x64.exe. Besturingssystemen Vanwege het verbeterde geheugenbeheer, raadt EPLAN de toepassing van het 64 bit Windows-besturingssysteem aan. Het EPLAN-platform kan worden gebruikt onder de volgende besturingssystemen: Werkstation Microsoft Windows XP Professional SP3 (32 bit) Microsoft Windows 7 SP1 (32 bit en 64 bit) Professional, Enterprise, Ultimate Server Microsoft Windows Server 2003 SP2 (32 bit en 64 bit) Microsoft Windows Server 2008 SP2 (32 bit en 64 bit) Microsoft Windows Server 2008 RC2 (64 bit) EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 173 Microsoft-producten Microsoft-producten Microsoft Office 2007 (32 bit) Microsoft Office 2010 (32 bit) Microsoft Internet Explorer 8 Microsoft Internet Explorer 9 SQL-server Microsoft SQL-Server 2005 SP2 Microsoft SQL-Server 2008 R2 Microsoft SQL-Server 2010 Autodesk-producten AutoCAD 2011 (32 bit en 64 bit) AutoCAD 2012 (32 bit en 64 bit) Autodesk Productstream Professional 2011 Autodesk Productstream Professional 2012 Autodesk Vault 2011 Autodesk Vault 2012 Autodesk Vault 2013 PDF-redlining Adobe Reader versie X Adobe Reader versie X Standard / Pro / Pro Extended PLC-systemen (PLC & Bus Extension) Beckhoff TwinCAT 2.10 Beckhoff TwinCAT 2.11 Phoenix Contact PC Worx 6 Rockwell RSLogix professional 20 Schneider Unity Pro 5.0 EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 174 Afgekondigde besturingssystemen Schneider Unity Pro 6.0 Siemens SIMATIC STEP 7 versie 5.4 SP4 Siemens SIMATIC STEP 7 versie 5.5 Afgekondigde besturingssystemen Windows 2000 Professional Het EPLAN-platform ondersteunt het door Microsoft afgekondigde besturingssysteem Windows 2000 Professional niet meer. Windows 2000 Server Het EPLAN-platform ondersteunt het door Microsoft afgekondigde serverbesturingssysteem Windows 2000 Server niet meer. Microsoft heeft de officiële support voor dit besturingssysteem beëindigd. Windows Vista / Windows XP Vanaf EPLAN-versie 2.2 wordt het besturingssysteem Windows Vista niet meer ondersteund. De ondersteuning voor Windows XP eindigt bij de volgende versie van het EPLAN-platform. Vanaf 2013 ondersteunt het EPLANplatform alleen nog de 64 bit-variant van de Microsoft-besturingssystemen Windows 7 en Windows 8. Opmerking: Meer informatie over de levenscyclus van besturingssystemen vindt u op de website van Microsoft. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 175 Afgekondigde EPLAN-software Afgekondigde EPLAN-software EPLAN License Manager (32 bit-versie) Tegelijk met het nieuwe EPLAN-platform stellen wij ook een nieuwe 64 bitversie van onze EPLAN License Manager voor het beheer van netwerklicenties ter beschikking. Dit is ook de reden waarom de 32 bit-versies van de EPLAN License Manager (versie 6.1 en 7.1) in de volgende versie van het EPLAN-platform niet meer worden ondersteund. EPLAN Schematic Generator Met onze op uniforme automatiseringsstrategie gebaseerde nieuwe ontwikkeling, het EPLAN Engineering Center One (EEC One), voldoen we aan de eisen van morgen. Het EEC One vormt een belangrijke schakel tussen de conventionele en mechatronische engineering en betekent een uitbreiding van de door ons geboden oplossingen. Als gevolg van deze nieuwe ontwikkeling zal EEC One de plaats innemen van de EPLAN Schematic Generator. De EPLAN Schematic Generator wordt tot en met september 2013 onderhouden. EPLAN NEWS 2.2 • Pagina 176