Opleiding Leraar Secundair Onderwijs Campus De Vest Zandpoortvest 60 Bus 2 2800 Mechelen - Tel 015 369 258 LESVOORBEREIDING 1 STAGE NR. 7 Lesnr. Wi 1 Administratieve gegevens Naam student(e): Jana De Winter Jaar en optie: 3 LSO - Wiskunde - Frans Naam en adres van de stageschool: Bleekstraat 3, 2800 Mechelen Vakmentor: Mevrouw Casteels 2 Lesopdracht ALGEMEEN VAKGROEP: Wiskunde Vak: WISKUNDE Onderwijsclassificatie: A-stroom, 1ste graad, 1C Lesonderwerp: Meetkunde: Hfst 3 Hoeken: 3.1 Hoek: kijklijnen en hoek. + 3.2 Hoeken meten en tekenen: p.40- 45 Datum: 2009-10-26 Uur: 11u15-12u05 Lokaal: B5 TE BEHANDELEN LEERINHOUDEN Hoeken: - De elementen van een hoek: de benen en het hoekpunt - De notatie van een hoek - Hoeken meten. VOORKENNIS EN ERVARING voorkennis (leerinhouden van vorige lessen waarbij wordt aangeknoopt): Sommige leerlingen hebben hoeken reeds bestudeerd in het lager onderwijs. De leerlingen hebben tijdens de vorige lessen lijnen bestudeerd en kunnen een halfrechte herkennen en in symbolen noteren. ervaring (buitenschoolse ervaring, elementen uit leefwereld waarbij wordt aangeknoopt): De leerlingen kennen het TV-programma Witse en Mega Mindy. De leerlingen komen dagelijks in contact met de verschillende soorten hoeken vb. aan een deur, kast, computerscherm, verkeer,…). INFORMATIEBRONNEN (VERPLICHT MEERDERE BRONNEN TE RAADPLEGEN) opgelegd door de vakmentor: Jacques, D., Levrier, J., Meesschaert, R., Van Dessel, L. (2009). WP+ 1.2 Meetkunde. Mechelen: Plantyn. andere: Carreyn, B., Geeurickx, F., Thoelen, J., Van Nieuwenhuyze, R. (2009) Van basis tot limiet 1: leerwerkboek meetkunde. Brugge: Die Keure LEERLINGEN aantal: 17 geslacht: M 9 V 8 leeftijd: 11-12 j sfeer in de klas: De leerlingen durven soms rumoerig zijn en moeten duidelijk weten wat kan en niet kan. leerlingen die meer aandacht nodig hebben: De leerlingen hebben in het algemeen een zwak niveau. Het tempo moet laag gehouden worden omdat de leerlingen anders echt niet meer kunnen volgen. materiële beginsituatie: Krijtbord, projectiescherm, laptop. Vaklokaal: JA NEEN klasschikking (schets) Pag. 2 VAKMENTOR Gewoontes en afspraken (die de vakmentor heeft gemaakt met de leerlingen en waarmee de student rekening houdt) i.v.m.: discipline: De leerlingen moeten na de speeltijd in twee rijen gaan staan aan hun klasnummer. Ook voor het binnenkomen van de klas staat ze in de gang in twee rijen en maken ze het stil. De leerlingen krijgen een nota in hun agenda als ze meerdere opmerkingen gekregen hebben. Bij echt ongepast gedrag moeten ze het lokaal verlaten en naar de PA (pedagogisch adjunctdirecteur) gaan. didactische aanpak: Vertrekkend vanuit een motiverende instap de theorie uitleggen. Vervolgens klassikaal oefeningen maken gevolgd door zelfstandig werken. het evaluatiesysteem: Op het einde van elk hoofdstuk is er een toets. 3 Uitwerking lesvoorbereiding DOELSTELLINGEN situering van het lesonderwerp in het leerplan en de (vakoverschrijdende) eindtermen: VVKSO Leerplan wiskunde S.O., eerste graad A-stroom, eerste leerjaar A. Licap - BRUSSEL D/2009/7841/003. 5 Leerplandoelstellingen 5.1 Vaardigheden en attitudes 5.1.1 Vaardigheden 1 Doelstellingen V3 Meet- en tekenvaardigheden -het meten van de lengte van lijnstukken en de grootte van hoeken. -het tekenen met behulp van geodriehoek en passer. -het gebruik van ICT-hulpmiddelen bij het opbouwen van figuren. 5.3 Meetkunde 5.3.1 Eerste leerjaar 5.3.1.1 Algemene doelstellingen meetkunde 1 Meetkundige kennis en vaardigheden gebruiken om ruimtelijke en vlakke situaties te modelleren. 2 Meetkundige concepten ontwikkelen, herkennen, verwoorden en gebruiken. 3 Meetkundige relaties herkennen, onderzoeken, verwoorden en gebruiken. 4 Meet- en tekenvaardigheid ontwikkelen. 5 Vormkenmerken van ruimtelijke en vlakke figuren herkennen, verwoorden en gebruiken. 8.3.2 Sociale vaardigheden De beheersing van het communicatieve handelen en omgaan met elkaar De leerlingen 13 beheersen elementen van het communicatieve handelen: - actief luisteren en weergeven wat een andere inbrengt; algemene doelstelling: De leerlingen kunnen de verschillende elementen van een hoek benoemen en kunnen hoeken meten. lesdoelen (operationeel geformuleerd; inhoudelijk geëxpliteerd; geclassificeerd (cognitief = C; dynamischaffectief-sociaal = DAS; psychomotorisch = PM) C1: De leerlingen kunnen de verschillende elementen van een hoek benoemen. C2: De leerlingen kunnen een hoek noteren in symbolen. C3: De leerlingen kunnen de meeteenheid van een hoek benoemen. C4: De leerlingen kunnen een gegeven hoek meten door gebruik te maken van hun geodriehoek. C5: De leerlingen kunnen de grootte van een hoek tot op een seconde nauwkeurig interpreten en noteren. WERKPUNT Ik moet mijn bordschrift verzorgen. Ik moet letten op mijn klasmanagement: de klas moet stil zijn voor ik zelf iets zeg. BIJLAGEN - Bijlage 1: Witse / Mega Mindy (PowerPoint-presentatie) + Hoeken met meten met een geodriehoek Bijlage 2: Kopies uit het leerwerkboek Pag. 3.3 4 Schema lesverloop LESDOELEN EN LEERINHOUDEN T ONDERWIJSLEERSITUATIE GROEPERING K ACTIVITEITEN LEERKRACHT INLEIDING De leerlingen begroeten De leerkracht begroet de leerlingen en stelt zich voor. Dan overloopt de leerkracht alle leerlingen van de klas door hun naamkaartjes uit te delen. Het agenda inschrijven De leerkracht schrijft het onderwerp van de les op het bord: “3. Hoeken: elementen van een hoek + hoeken meten.” Les: “3.1 en 3.2: elementen van een hoek + hoeken meten. p. 38-42.” K Instap Het Witsespel / Het Mega Mindyspel De leerkracht stelt volgende vraag: “Kennen jullie de bekendste rechercheur van Halle? En wie staat er dag en nacht paraat voor een echte heldendaad? Wie verkiezen jullie? Wie kiest voor Mega Mindy? En wie voor Witse?” LEER(LING)ACTIVITEITEN “Jullie zien hier het huis van een rijke man. Binnen in het huis bevinden zich veel kostbare dingen en dat trekt natuurlijk boeven aan. Zoals jullie kunnen zien is deze boef een huis binnengedrongen. De boef heeft echter pech vandaag: Witse/Mega Mindy achtervolgde hem en staat nu op een drietal meter Witsespel/M Mspel (Bijlage 1) 4’ Witsespel/ MMspel (Bijlage 1), Laptop, beamer 8’ De leerlingen plaatsen hun naamkaartjes op hun bank en nemen hun materiaal klaar. De leerlingen schrijven hun agenda in. De leerlingen antwoorden: “Witse.” De leerlingen antwoorden: “Mega Mindy.” De leerlingen kiezen tussen Witse en Mega Mindy. De leerkracht klikt op Witse of Mega Mindy naar gelang de keuze van de leerlingen. De leerkracht vertelt: “Zoals jullie allemaal wel weten, bestrijdt onze goede vriend Witse/onze goede vriendin Mega Mindy de misdaad. Ook nu zit hij/zij op het goed spoor. Hij/Ze zit namelijk een boef op de hielen. Witse/Mega Mindy moet goed opletten want de dader is zeer gevaarlijk.” De leerkracht toont de PowerPoint en vertelt: MEDIA I M I N G De leerlingen luisteren aandachtig naar het verhaal van de leerkracht. De leerlingen bekijken de PowerPoint en luisteren naar de uitleg van de leerkracht. Pag. 3.4 voor de deur van de slaapkamer. De boef heeft zich verstopt achter een muur.” De leerkracht stelt een waarnemingsvraag: “Kan Witse/Mega Mindy de dader zien?” (Indien nodig vestigt de leerkracht de aandacht op het feit dat we niet “hoekje om” of “door muren” kunnen kijken.) “Wie kan eens komen aanduiden wat Witse/Megamindy kan zien?” De kijklijnen verschijnen om extra duidelijk te maken wat Witse/Mega Mindy kan zien. Een leerling duidt de kijklijnen op het scherm aan. De leerkracht zegt: “Datgene dat Witse/Mega Mindy kan zien, wordt bepaald door de linkerhoek van de deur, Witse/Mega Mindy zelf en de rechterhoek van de deur.” De leerlingen luisteren aandachtig naar de uitleg van de leerkracht en interpreteren de ligging van de hoek. “Witse/Mega Mindy verplaatst zich nu richting de deur. Kan hij/zij nu de boef zien? Wie komt de kijklijnen aanduiden?” De leerlingen nemen het gebeuren waar en merken de dader zich in het gezichtsveld van Witse/MegaMindy bevindt. De kijklijnen verschijnen. “Wat kunnen we concluderen?” K De leerlingen interpreteren de vraag en stellen vast dat Witse/Mega Mindy de dader niet kan zien. De leerlingen interpreteren de vraag en antwoorden: “De boef bevindt zich binnen de kijklijnen, dus Witse/Mega Mindy kan hem zien.” MIDDEN Onderwijsleergesprek De leerkracht tekent een hoek op het bord met de geodriehoek (één been groen en één been blauw) en vertelt dat zij nu de hoek uit het Witse/Mega Mindyspel van dichterbij zullen gaan bekijken. De leerkracht noemt de hoek “B𝐴̂C” en zegt: “Het punt waar Witse staat, noem ik A, het punt van de linkerkant van de deur B en het punt van de rechterkant van de deur C.” De leerkracht stelt een herkenningsvraag: “Welke soort rechte is de groene rechte?” De leerkracht stelt een waarnemingsvraag: “Hoe heet deze halfrechte?” De leerkracht stelt een reproductievraag: Bord, gekleurd en wit krijt, geodriehoek, De leerlingen nemen de groene rechte waar en herkennen de naam van deze rechte en antwoorden: “Een halfrechte.” De leerlingen nemen de groene halfrechte waar en antwoorden: “De halfrechte AB.” De leerlingen herinneren zich hoe zij een halfrechte 7’ Pag. 3.5 “Hoe noteren we deze halfrechte?” AC noteren en steken hun vinger in de lucht. De leerkracht herhaalt deze methode voor het blauwe been van de hoek (de halfrechte [AC). C1: De leerlingen kunnen de verschillende elementen van een hoek benoemen. De leerkracht stelt een waarnemingsvraag: “Welk punt hebben deze twee halfrechten gemeenschappelijk?” Leerinhoud: De elementen van een hoek Het hoekpunt, de benen en het boogje. De leerkracht vertelt: “A noemen we het hoekpunt.” De leerkracht schrijft deze benaming naast het punt A. “De halfrechten krijgen een speciale benaming. We noemen ze de benen.” De leerkracht schrijft de benaming naast de benen. De leerkracht zegt: “Twee halfrechten met hetzelfde grenspunt noemen we een hoek.” “Een hoek duiden we steeds aan aan de hand van een boogje in de hoek.” De leerkracht demonstreert de werkwijze op bord. De leerkracht zegt: “We hebben hier een hoek BÂC. Hoe gaan we die nu noteren? We schrijven de letter A, namelijk de naam van het hoekpunt, en een accent circonflexe, ook gekend als een “hoedje”.” C2: De leerlingen kunnen een hoek noteren in symbolen. De leerlingen nemen de constructie op het bord waar en nemen waar dat de twee halfrechten het punt A gemeenschappelijk hebben. Ze antwoorden: “Het punt A.” De leerlingen luisteren aandachtig naar de uitleg van de leerkracht en verwerken de benamingen. De leerlingen luisteren aandachtig naar de uitleg van de leerkracht en interpreteren deze. De leerlingen interpreteren de vraag en antwoorden: “De hoek A.” “Hoe lezen we dit nu?” Leerinhoud: Notatie van een hoek “Jullie zien nu op het bord dat de hoek  45 graden is. Puntje 1 noemen we de grootte van de hoek. Wie heeft er een idee hoe we het “bolletje” van de graden noemen? Wat is dan nummertje 3? En 4? C3: De leerlingen kunnen de notatie van een hoek correct lezen. Leerinhoud: Leeswijze van de notatie van een hoek I Vastzettingsoefening p. 38-39 De leerkracht legt de opdracht uit: “Op deze bladzijden vinden jullie oefeningen die gelijkaardig zijn aan wat we net samen gedaan hebben in de klas. Jullie zien er ook de theorie staan die we net overlopen hebben. Je leest nu zelfstandig de tekst en de opdrachten en probeert die in te vullen. De leerlingen antwoorden: “De eenheid, de hoekeenheid. Nummer 3 is het maatgetal van de hoek. Nummer 4 is de hoek Â.” 7’ De leerlingen nemen hun werkboek op pagina 38. De leerlingen lossen de oefening over de kijklijnen op en herkennen de verschillende elementen van de hoek door zich de benamingen van de hoeken te Pag. 3.6 Zodadelijk bekijken we samen jullie resultaten.” Na een drietal minuten overloopt de leerkracht met de leerlingen de antwoorden via het online oplossingenwerkboek. K Hoeken rondom ons De leerkracht stelt een waarnemingsvraag: “Waar komen we hoeken in het dagelijkse leven tegen?” De leerkracht helpt eventueel de leerlingen op weg door enkele voorwerpen met hoeken aan te wijzen: de hoek van het bord, van de deur, van de bank,… De leerkracht toont enkele voorwerpen (een bal, een kaft, een fotokader, een cd,…) en stelt steeds een waarnemingsvraag: “Heeft dit voorwerp een hoek? Duid de hoek aan.” De leerkracht sluit de brainstorm af door de leerlingen erop te wijzen dat wiskunde overal rondom ons is. K Instap: Hoeken meten (uit VBTL 1 meetkunde) De leerkracht vertelt dat het kunnen meten van hoeken zeer belangrijk is in heel wat beroepen. De leerkracht geeft hierbij een voorbeeld: “Neem bijvoorbeeld de schrijnwerker. Wanneer hij een kader wil maken voor een rechthoekige foto, zoals deze hier (de leerkracht toont de fotokader), zal hij twee planken mooi aan elkaar moeten bevestigen. Hiervoor zal hij de planken eerst op ‘verstek’ zagen, dit wil zeggen onder een hoek van 45°. Hiervoor moet hij dus nauwkeurig een hoek kunnen tekenen. Maar stel dat onze schrijnwerker een onhandige stagiaire heeft, die zijn hoek van 45° niet zo nauwkeurig tekent, moet de schrijnwerker kunnen nagaan of de getekende hoek wel werkelijk 45° meet, vooraleer de stagiaire een plank zomaar stuk zou zagen. Hiervoor moet de schrijnwerker dus goed weten hoe je hoeken meet.” De leerkracht stelt een vraag om aan te sluiten bij de leefwereld van de leerlingen: “Wie kent nog beroepen waarbij het meten en herinneren. De leerlingen antwoorden: “De benen.”, “Het hoekpunt.”, “het boogje”. De leerlingen beantwoorden de vragen mondeling en verbeteren hun fouten indien nodig. De leerlingen sommen enkele elementen van het dagelijkse leven op waar zij hoeken tegenkomen. Een bal, een kart, een fotokader, een cd,… 2’ De leerlingen nemen het voorwerp waar en gaan na of het hoeken heeft. Ze antwoorden “Ja.” of “Neen.” en duiden de hoeken aan. 5’ De leerlingen luisteren aandachtig naar de uitleg van de leerkracht en nemen de hoeken van de fotokader waar. Pag. 3.7 tekenen van hoeken belangrijk is?” De leerlingen sommen enkele beroepen op waarbij het meten van hoeken belangrijk is. Enkele voorbeelden zijn: een brandweerman, die de hoek meet waarmee hij de ladder moet uitschuiven, een metser die op een plan van een huis de hoeken juist moet kunnen aflezen, een fotograaf, die de hoek voor de perfecte foto moet zoeken, een architect, die hoeken moet kunnen tekenen voor het ontwerpen van een plan van een huis,… De leerlingen verwoorden waarom het meten van hoeken voor deze personen van groot belang is. De leerkracht sluit deze instap af door aan de leerlingen vertellen dat zij dus goed moeten opletten tijdens deze les, omdat zij het meten van hoeken zeker nog nodig zullen hebben in het latere leven. K C3: De leerlingen kunnen de meeteenheid van een hoek benoemen. Leerinhoud: Meeteenheid van een hoek De meeteenheid van een hoek is de graad. C4: De leerlingen kunnen een gegeven hoek meten door gebruik te maken van hun geodriehoek. Leerinhoud: Stappenplan ‘Meten van een hoek’ 1. Leg de tekenzijde van de geodriehoek op een been van de hoek  zodat A Onderwijsleergesprek: ‘Hoe meet je een hoek met een geodriehoek?’ p. 40-42 De leerkracht vertelt dat zij nu gaan zien hoe zij zelf een hoek kunnen meten. De leerkracht stelt een reproductievraag: “In welke eenheid drukken we een hoek uit?” (Indien nodig stelt de leerkracht nog een bijkomende vraag: “Hoe groot is de hoek die de schrijnwerker nodig heeft voor zijn kader?”)” Bord, krijt De leerlingen herinneren zich misschien dat een hoek in graden gemeten wordt. De leerkracht vertelt dat de grootte van een hoek wordt uitgedrukt in graden. De leerlingen luisteren aandachtig naar de uitleg van de leerkracht. “Waarmee kunnen we de grootte van een hoek meten? De grootte van een hoek meten we met de gradenboog van een geodriehoek. Kunnen jullie de gradenboog op jullie geodriehoek aanduiden?” De leerlingen nemen de gradenboog op de geodriehoek van de leerkracht waar. De leerlingen nemen hun geodriehoek tevoorschijn en duiden de gradenboog aan. De leerkracht toont het vervolg van de PowerPoint nl. Hoeken meten met een geodriehoek en legt uit: “STAP 1: Leg de tekenzijde van de geodriehoek, op een been van de hoek  zodat A samenvalt met 0 (op je geodriehoek). STAP 2: Volg vanaf dit been de getallen (op je geodriehoek) 10, 20, 30, … tot bij het andere been. Lees het getal af waar het been de gradenboog snijdt. De leerlingen luisteren aandachtig naar de verschillende stappen van de leerkracht en nemen de handelingen waar. De leerkracht tekent op het bord een hoek van 75°. 8’ Pag. 3.8 samenvalt met 0. 2. Laat één been van de hoek samenvallen met de tekenzijde van de geodriehoek. (deze keer tekent de leerkracht de benen van de hoek naar rechts). Ze vraagt aan de klas om uit te leggen hoe we deze hoek moeten meten. De leerkracht demonstreert de handelingen voor de klas. De leerlingen interpreteren de vraag en geven de leerkracht instructies. De leerlingen realiseren zich dat ze deze keer de boog in de wijzerzin moeten volgen tot aan het been dat de gradenboog snijdt. 3. Volg vanaf dit been de getallen op de geodriehoek 10, 20, 30,… tot bij het andere been. Lees het getal af waar het been de gradenboog snijdt. Vastzettingsoefeningen p.42 Meet de hoeken De leerkracht zegt dat de leerlingen hun boek op p.42 mogen openen en dat we daar de eerste opdracht samen gaan maken. De leerkracht tekent hoek A op het bord en stelt de vraag: “Hoe gaan we deze hoek meten?” “De benen zijn te kort om de hoek nauwkeurig te kunnen meten. Wat kunnen en mogen we doen om dit op te lossen?” “Hoeveel graden is hoek Â? De leerkracht geeft de leerlingen de opdracht om zelfstandig hoek B te meten. “Wat is jullie resultaat?” “Had iedereen hetzelfde gevonden? Wie niet?” p.42 Meet de hoeken van de figuur. De leerkracht zegt dat de leerlingen deze opdracht zelfstandig moeten uitvoeren. Na enkele minuten wordt er klassikaal verbeterd. C5: De leerlingen kunnen de grootte van een hoek tot op een seconde nauwkeurig interpreten en noteren. Leerinhoud: Hoekmaten Een hoek wordt genoteerd p.40: Hoekmaten (als er nog voldoende tijd over is) De leerkracht zegt dat de leerlingen hun werkboek mogen openen op p.40. De leerkracht vraagt: “Hoe nauwkeurig kunnen we meten met de geodriehoek?” De leerkracht legt uit dat er ook toestellen bestaan die nauwkeuriger kunnen meten, vb. een GPS ‘5 Een leerlingen legt de werkwijze uit en de leerlingen voeren samen met de leerkracht de handeling uit. De leerlingen antwoorden dat we de benen nauwkeurig mogen verlengen. De leerlingen antwoorden: “55°.” De leerlingen antwoorden dat hoek B 105° is. ‘6 De leerlingen meten de hoeken van de figuur. De leerlingen verbeteren hun oefening. ‘10 De leerlingen interpreteren de vraag en antwoorden: “Tot op 1 graad nauwkeurig.” Pag. 3.9 in graden, minuten en seconden. Voorbeeld: 40°30’45’’ toestel. In dat geval wordt een hoek opgedeeld in graden, minuten en seconden. De leerkracht noteert op bord: 40°17’45’’ en legt uit: “Deze hoek lezen we als volgt: 40 graden, 17 minuten en 45 seconden. In jullie boek kunnen jullie hierover ook een stukje lezen. Wie leest de alinea over ‘hoekmaten’.” “Als 1 graad wordt onderverdeeld in 60 minuten en 1 minuut in 60 seconden, hoeveel seconden is dan 1 graad? Welke bewerking moeten we dan doen?” Een leerling leest de alinea over hoekmaten. De leerlingen interpreteren de vraag en maken de bewerking 60 . 60 = 3600. Ze antwoorden 3600 seconden. Pag. 3.10 5 Bordschema