Deskundigheidsbevordering

advertisement
DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING
Instemming GMR 5 februari 2001
Bestuursbesluit 13 februari 2001
FEBRUARI 2001
1
Deskundigheidsbevordering
In de startnotitie is aangegeven dat het personeelsbeleid gericht is op kwaliteitszorg. Dit betekent dat
het personeel die kwaliteit moeten hebben die nodig is om het onderwijs zo optimaal mogelijk te laten
verlopen. Een middel daartoe is het scholingsbeleid.
De uitvoering van het scholingsbeleid wordt beschreven in een scholingsplan op bovenschools-en
schoolspecifiek niveau.
Onder deskundigheidsbevordering wordt verstaan scholing op vakinhoudelijk, taakspecifiek,
pedagogisch/ didactisch en/ of organisatorisch terrein. Deze scholing kan zowel individueel als in
groepsverband plaats vinden.
1. Uitgangspunten
De beleidsuitgangspunten die gehanteerd worden bij de opstelling van het scholingsplan zijn:
-
Scholing is gebaseerd op de principes van de lerende organisatie;
persoonlijk leren en teamleren in de breedste zin van het woord.
-
De leraar is een professional die werkt in een professionele organisatie.
Scholing hoort bij de taak van een professional.
-
Leraren zijn verantwoordelijk voor het op peil houden van hun deskundigheid
en doen scholingsvoorstellen aan de directie.
-
Kwaliteit van onderwijs staat in directe relatie met maatschappelijke ontwikkelingen,
deze relatie wordt zichtbaar in de veranderingsplannen van de scholen en het
nascholingsplan.
-
De planning van de scholing wordt gekoppeld aan het scholingsbudget.
Dit budget is verdeeld op bovenschools en school niveau. Bovenschools wordt scholing
gefinancierd gericht op de kwaliteitszorg van de organisatie( bhv, arbo etc) en van het
management ( scholing directie kweekvijvers etc.).
Op schoolniveau wordt scholing gefinancierd gericht op de kwaliteitszorg van de school.
-
Gerichte scholing in opdracht van de algemene directie of de afzonderlijke directies moet
aansluiten bij de capaciteiten van de individuele leraar die deze scholing gaat volgen.
-
De algemene directie is verantwoordelijk voor
het (beter) functioneren van de individuele directie en/of het directieteam
de kwaliteitsverbetering en/of innovatie van het onderwijs in de totale organisatie
het ontwikkelen van een gezamenlijke identiteit op stichtingsniveau
(levensbeschouwelijk, maatschappelijk, pedagogisch, onderwijskundig en
organisatorisch)
-
De directie is verantwoordelijk voor de scholing gericht op:
het (beter) functioneren van individuele leraren en/of het team;
de kwaliteitsverbetering en/of innovatie van het onderwijs en de
organisatie;
het ontwikkelen van een identiteit op schoolniveau
(levensbeschouwelijk, maatschappelijk, pedagogisch, onderwijskundig en
organisatorisch).
2
-
de scholing van individuele personeelsleden moet aansluiten bij:
zijn/ haar taak- en/ of loopbaanplanning;
geldende promotiecriteria;
de (vernieuwde) doelstelling van de school, organisatie
de eigen persoonlijke ontwikkeling gericht op het nog beter
functioneren.
Iedere scholingsvraag wordt aan de hierboven geformuleerde uitgangspunten getoetst.
2.Doelstelling
De nascholing heeft tot doel:
-
de deskundigheid en professionaliteit van alle werknemers van de Stichting Penta gericht op
de taak of functie te bevorderen.
de kwaliteit van het onderwijs te verhogen
het personeel in staat te stellen te voldoen aan de wettelijke promotie criteria
de wensen en mogelijkheden t.a.v. mobiliteit te vergroten
maatschappelijke veranderingen in het onderwijs te vertalen
te voldoen aan wettelijke eisen t.a.v. andere beleidsterreinen.
(b.v. BHV)
3. Middelen
Het uitgangspunt voor scholing is de lerende organisatie. Dit betekent dat de scholing van
werknemers binnen de stichting is gebaseerd op:
enerzijds het uitwisselen van interne deskundigheid op stichting- en schoolniveau
anderzijds het inhuren van externe deskundigheid op stichting- en schoolniveau
Het bevoegd gezag ontvangt jaarlijks van het Rijk een scholingsbudget om personeel te laten scholen.
Deze gelden worden door de algemene directie en de schooldirectie beheerd en herkenbaar
bovenschools en per school geadministreerd.
Het scholingsbudget kent in principe de volgende verdeelsleutel een derde op bovenschools en twee
derde op schoolniveau. De verantwoording van deze verdeelsleutel staat beschreven in het
scholingsplan.
Tevens ontvangt het bevoegd gezag financiele middelen voor de ondersteuning vanuit de
Onderwijsbegeleidingsdienst. Deze middelen worden op schoolniveau ten behoeve van de
onderwijskundige veranderingen ingezet.
De beschikbare middelen worden vanuit de specifieke verantwoordelijkheid op de volgende niveaus
geïnitieerd dan wel aangestuurd:
Bovenschools:
het initiatief / de aansturing komt vanuit de algemene directie en/ of het directieoverleg.
De algemene directie beheert het bovenschools budget.
Schoolniveau:
het initiatief/ de aansturing komt vanuit de schooldirectie en/ of het schoolteam
de schooldirectie beheert het schoolbudget.
Individueel niveau
het initiatief/ de aansturing komt vanuit de leerkracht.
3
4. Financiële faciliteiten t.b.v. scholing
1. Het bovenschools budget wordt in principe besteed aan individuele en /of teamscholing volgens
bovenschools scholingsplan zoals afgesproken met het directieoverleg.
Het scholingsplan wordt vastgesteld door het bevoegd gezag.
2. Het schoolspecifieke budget wordt in principe besteed aan individuele en/ of teamscholing volgens
het scholingsplan zoals besproken met de algemene directie en het schoolteam.
Het schoolspecifieke scholingsplan wordt vastgesteld door de algemene directie.
3. De directie doet voorstellen met betrekking tot de besteding van de scholingsgelden.
De voorstellen tot besteding dienen in overeenstemming te zijn met de wettelijke bepalingen die
hierop van toepassing zijn. (Zie hiervoor Uitleg nr. 23 en 24 d.d. 13 oktober 1993, pagina 15 en
16)
4.
De toekenning van middelen vindt plaats volgens onderstaande regels:
a) In geval van scholing in opdracht van algemene directie en/of schooldirectie, noodzakelijk
voor een goede vervulling van de (in het vooruitzicht gestelde) functie waarin het personeelslid is (of zal worden) benoemd, verleent het bestuur het personeelslid 100% studieverlof
( zoals omschreven in het RPBO art. ) en vergoedt het bestuur 100% van de directe opleidingskosten.
b) In geval van scholing met instemming van de algemene directie en/ of schooldirectie, die
mede in het belang is van de school, verleent het bestuur het personeelslid passende
studiefaciliteiten in de vorm van 50% studieverlof ( zoals omschreven in het RPBO art.
) en 50% tegemoetkoming in de directe studiekosten. Het mede belang van de school
moet blijken uit het meerjarenbeleidplan en het schoolplan.
c) In geval van scholing, overwegend in het persoonlijk belang, kan het personeelslid een
aanvraag indienen bij het bestuur voor maximaal vier dagen kort facultatief verlof in een
overeen te komen periode. Tenzij naar het oordeel van de (algemene) directie een dringend
belang van de school zich daartegen verzet.
5. Aanvragen dienen altijd schriftelijk te worden ingediend bij de schooldirectie / algemene directie.
6. Verleende studiefaciliteiten, al dan niet tijdelijk, kunnen worden ingetrokken, indien de directie en/
of het bestuur van oordeel is, dat het personeelslid door zijn toedoen of nalaten de scholing niet
volgens de geldende criteria uitvoert. Dat wil zeggen: de scholing niet binnen de gestelde termijn
met goed gevolg voltooit.
7. Door betrokkenen ingezette uren vallen onder de professionaliseringsuren gerelateerd aan de
normjaartaak. Indien deze niet toereikend zijn vindt er geen compensatie plaats.
8. Binnen de stichting kan het personeel een ervaringsstage volgen. Deze kan op eigen initiatief of
op initiatief van de (algemene) directie uitgevoerd worden. Het aantal stage lopende
personeelsleden per schooljaar is afhankelijk van de organisatorische mogelijkheden binnen de
school/ stichting.
4
5.
Scholing op middellange termijn
(Scholing in opdracht van de directie en/ of het bestuur).
Voor de komende jaren zal de scholing in opdracht van de algemene directie en/ of de schooldirectie
grotendeels gerelateerd worden aan de vernieuwings- en kwaliteitsplannen
van de stichting c.q. de school en de daaruit voortvloeiende scholingsplannen.
Het vernieuwings- en kwaliteitsplan bestrijkt een periode van vijf jaar en beschrijft een proces
gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
M.b.t het schoolniveau
-
De school wil zich duidelijk profileren t.o.v. haar concurrenten.
De school wil alle leerlingen die leerstof aanreiken en die begeleiding geven
die past bij
hun persoonlijke ontwikkeling.
De school wil de kansen van leerlingen in het vervolgonderwijs optimaliseren.
De school wil een kwaliteitszorgsysteem opzetten m.b.t. de leerlingen, de leerstof, het
personeel en de organisatie.
M.b.t. het bovenschool niveau
-
De stichting wil zich duidelijk profileren als instelling voor bijzonder basisonderwijs.
De stichting wil de pluriformiteit en eigen onderwijskundige identiteit van de scholen
bevorderen.
De stichting wil gebruik maken van aanwezige deskundigen op de verschillende scholen door
bovenschoolse inzet.
De stichting wil een kwaliteitszorgsysteem opzetten m.b.t. personeel, het onderwijs, het
algemeen management in de organisatie en het beheer van de middelen.
6. Het nascholingsplan
Jaarlijks wordt het scholingsplan van de stichting aan alle geledingen gepresenteerd.
In dit scholingsplan zijn de volgende componenten opgenomen:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Inleiding en verantwoording voor de gemaakte keuzes op bovenschools niveau.
Een opsomming van de cursussen die gevolgd gaan worden.
De duur van de cursussen (hoeveel 'werktijd' is er mee gemoeid)
Voor welke personen ze zijn bedoeld.
De kosten per cursus (inclusief reis -verblijfkosten)
Het bedrag dat per school beschikbaar is.
Het vergoedingspercentage per cursus
Jaarlijks wordt het scholingsplan van de school aan de MR gepresenteerd.
In dit scholingsplan zijn de volgende componenten opgenomen:
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
Inleiding en verantwoording voor de gemaakte keuzes op schoolniveau.
Een opsomming van de cursussen die gevolgd gaan worden.
De duur van de cursussen (hoeveel 'werktijd' is er mee gemoeid)
Voor welke personen ze zijn bedoeld.
De kosten per cursus (inclusief reis -verblijfkosten)
Het bedrag dat per school beschikbaar is.
Het vergoedingspercentage per cursus
5
De keuze van het instituut voor externe scholing, de inhoud en de tijdsduur worden gemaakt door de
(algemene) directie in overleg met de betrokkenen.
Voor het vaststellen van het jaarlijks nascholingsplan kan de volgende procedure gevolgd worden.
april
- Enquête naar scholingsbehoefte en verwachtingen van het personeel
(ook informatie die verkregen is door middel van functioneringsgesprekken kan
hierbij worden meegenomen).
mei
- Scholingsvoorstel welke is opgesteld d.m.v. de verkregen informatie naar de
algemene directie.
juni
- Voorstel bespreken in directieoverleg en vervolgens ter vaststelling voorleggen
aan het bestuur.
juli
- nascholingsplan ter informatie naar de GMR of MR.
7. Toewijzingscriteria
1. De algemene directie en de schooldirectie stellen jaarlijks de scholingsprioriteit vast.
2. In principe kan ieder personeelslid in aanmerking komen voor nascholing indien het
budget het toelaat en als de nascholing in overeenstemming is met het gevoerde beleid.
3. Bestuursbelang is stichtingsbelang.; stichtingsbelang is het belang van de scholen
4. Het belang van de school gaat voor het individuele belang.
5. De prioriteitsvolgorde is:
 aanvragen in het kader van nieuwe taken binnen de school/ stichting.
 aanvragen in het kader van nieuwe ontwikkelingen binnen de school/ stichting.
 aanvragen om reden van promotie.
 aanvragen om reden van loopbaanplanning.
 aanvragen uit persoonlijke interesse.
8. Terug betaling cursuskosten.
1. De belanghebbende verplicht zich tot de terugbetaling van de gemaakte kosten in geval
a) van ontslag, voordat de studie met goed gevolg is afgesloten .
b) van ontslag binnen een periode van drie jaar na het beëindigen van de cursus.
de terugbetalingsverplichting zal in deze periode van drie jaar evenredig worden
afgebouwd.
c) dat de cursus niet met goed gevolg is afgesloten op grond van omstandigheden die
aan belanghebbende te wijten zijn.
(Dit na oordeel van de algemene directie en bestuur.)
2. De regeling van terugbetaling is niet van toepassing indien:
a) de nascholing onderdeel uitmaakt van een opgedragen taak.
b) de belanghebbende ter zake van het ontslag aanspraak heeft op een ontslaguitkering.
6
9. Terugrapportage
De belanghebbende verplicht zich tot terugrapportage aan de direct leidinggevende over de gevolgde
cursus.
Hierin dienen de volgende punten aan de orde komen.




Was de cursus in overeenstemming de verwachting?.
In hoeverre is het geleerde toepasbaar in de huidige werksituatie?.
Hoe denkt u dit te realiseren?.
Is deze cursus een aanrader voor andere collega’s?.
De direct leidinggevende bepaalt in hoeverre er ook sprake kan zijn van rapportage aan andere
personeelsleden op school en/ of stichtingsniveau.
10. Personeels Dossier
Om een goed overzicht te houden op de gevolgde opleidingen en specialisaties binnen de stichting,
worden de individuele gegevens m.b.t. nascholing door de direct leidinggevende in het
personeelsdossier opgenomen. Jaarlijks ontvangt de algemeen directeur een bijgewerkt overzicht van
de schooldirectie, zodat de gevolgde nascholing ook op stichtingsniveau geadministreerd kan worden.
7
Download