De social-profitsectoren in macro-economisch perspectief

advertisement
en in
r
o
t
c
e
s
t
fi
o
r
De social-pnomisch perspectief: en
macro-eco bestedingen en inkom
productie,
R
E
I
H
A
C
O
S
VER
6
1
0
2
/
5
inhoud
2016
3
INLEIDING
2
3
“Maatschappelijk belang” en
“macro-economische waarde”
Wat u vooraf moet weten over
het begrippenkader
5
9
KERNCIJFERS
9
14
Gegevens voor België
Gegevens voor het Vlaams Gewest
26
CONCLUSIES
Voor vragen en toelichting:
[email protected]
www.verso-net.be
inleiding
Als spreekbuis van de Vlaamse social-profitondernemingen – zowel op intersectoraal als
op interprofessioneel niveau – hecht Verso er
veel belang aan om de socio-economische en
maatschappelijke betekenis van de social profit
in Vlaanderen op een objectieve en transparante
manier in beeld te brengen voor een breed publiek.
tistieken voor de social profit in Vlaanderen
(zie: www.verso-net.be).
In eerdere Verso-cahiers (cahiers 2 en 3) werd
aan de basis ligt van dit cahier, aanvragen via
[email protected]. Hierin vindt
u eveneens een bondige synthese van de sociaaleconomische positionering van de social profit
in Brussel en Wallonië.
al dieper ingegaan op de arbeidsplaatsen en
het profiel van de social-profitwerknemers.
Ook de halfjaarlijks geactualiseerde cijfers op
de Verso-website bieden een uitvoerig overzicht van de relevante werkgelegenheidssta-
In dit cahier leggen we de klemtoon op de macroeconomische betekenis van de social-profitsectoren in België en Vlaanderen.
Wie zich verder in deze materie wil verdiepen, kan het uitgebreid informatiedossier dat
2016
“MAATSCHAPPELIJK BELANG” EN
“MACRO-ECONOMISCHE WAARDE”
Het vervullen van concrete noden en behoeften
van iedereen in onze samenleving vormt de
bestaansreden en de finaliteit van de Vlaamse
social-profitondernemingen, ongeacht hun
domein of sector. De Vlaamse social-profitondernemingen zijn dan ook actief in een brede
waaier aan (beleids)domeinen en sectoren die
nauw aansluiten bij de verschillende facetten
van het dagelijks leven van de Vlaamse bevolking. We erkennen en ondervinden allemaal de
voordelen van de talrijke diensten en taken die
worden opgenomen door ondernemingen uit de
gezondheidszorg, welzijn, sociale economie en
in de socioculturele sector. Diverse financieringsbronnen (overheid, gebruikers, ...) maken
het mogelijk dat die grote verscheidenheid aan
activiteiten kan worden gerealiseerd.
Het opzet van dit cahier (en bijhorend informatiedossier) bestaat er niet in om de intrinsieke relevantie van al die verschillende socialprofitactiviteiten te becijferen en uit te drukken
in een bepaalde al dan niet geldelijke waarde.
Een ernstige inschatting van de gerealiseerde
“maatschappelijke meerwaarde” door de social
profit vergt grondig wetenschappelijk onderzoek waarbij alle relevante “baten” en “kosten” in kaart worden gebracht. Oefeningen in
deze die zich zouden verengen tot het loutere
kostenaspect vormen hiervoor geenszins een
alternatief. Verso blijft voorstander van meer
diepgaand onderzoek dat bijdraagt aan een objectieve en transparante beeldvorming over de
maatschappelijke impact van concrete (deel)
activiteiten van de Vlaamse social-profitsectoren.
3
2016
4
Dit cahier belicht de sociaal-economische betekenis van de social-profitsectoren binnen een
macro-economisch kader. Immers, net zoals
alle andere bedrijfstakken leveren de socialprofitsectoren hun bijdrage aan de sociaal-economische bedrijvigheid. Hun verwevenheid in
het geheel van de economie wordt zichtbaar in
de dagelijkse stromen heen en weer ten aanzien
van andere bedrijfstakken van de economie
in België en Vlaanderen. We plaatsen ons dus
binnen het kader van de nationale en regionale
rekeningen en de input-outputtabellen om een
beeld te schetsen van de “macro-economische
waarde” die aan de social-profitsectoren kan
worden toegeschreven. De uniforme systematiek die gehanteerd wordt bij de samenstelling
van het bronnenmateriaal maakt het eveneens
mogelijk zinvolle vergelijkingen te maken van
de macro-economische grootheden, zowel in
de tijd als tussen bedrijfstakken.
In dit cahier zullen dan ook een reeks macroeconomische concepten aan bod komen – zowel
op niveau van België als op het niveau van het
Vlaams Gewest – die best eerst een woordje
uitleg krijgen.
WAT U VOORAF MOET WETEN OVER HET
BEGRIPPENKADER
HET GEBRUIKTE BRONNENMATERIAAL
De nationale en regionale rekeningen van de
Nationale Bank van België bieden de inhoudelijk
relevante macro-economische kerngegevens van
de economische ontwikkeling op het niveau van
de bedrijfstak of groepering van bedrijfstakken.
De relevante gegevens voor een analyse zijn in
de nationale rekeningen uitvoeriger voorhanden
dan in de regionale rekeningen. Mede daardoor
ligt de focus bij de analyse op het niveau van het
Vlaamse Gewest op de beschikbare kerncomponenten van de economische ontwikkeling, zijnde
Er dient evenwel rekening gehouden te worden
met een paar belangrijke verschillen tussen de
nationale tabellen en de interregionale tabellen
op vlak van methodologie (ESR 2010 versus
ESR 1995) en structuur (“product x product”
versus “bedrijfstak x bedrijfstak”). Op basis van
de input-outputdata ontwikkelde het Federaal
Planbureau “multiplicatoren” in verband met
de productie, het inkomen en de werkgelegenheid 3. Bij de detailanalyse van de social profit
wordt nader ingegaan op de resultaten hiervan.
de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid.
De SERV heeft de mogelijkheden tot analyse van
het basismateriaal van de interregionale inputoutputtabellen verduidelijkt4.
De werkgelegenheidsgegevens in de nationale
en regionale rekeningen worden in dit cahier
gebruikt om de positie en evolutie van de social
profit af te zetten tegenover het gemiddelde van
de economie. Verso presenteert via de eigen
communicatiekanalen, systematisch en op basis
van meerdere databronnen, een meer fijnmazig
inzicht in de werkgelegenheid binnen de geledingen van de social profit (cf. website en cahiers).
2016
5
De nationale input-outputtabellen1 (IOT) en
de interregionale input-outputtabellen (RIOT)
voor de Belgische gewesten2 voor het jaar 2010,
gepubliceerd door het Federaal Planbureau,
bieden binnen een uniform analysekader een
gedetailleerd zicht op de sociaal-economische
impact van de bedrijfstakken, met inbegrip van
de social profit. Een input-outputtabel beschrijft
op gedetailleerde wijze de monetaire stromen
binnen een economie die voortvloeien uit goederen- en dienstenstromen.
1Federaal Planbureau (2015), Input-outputtabellen 2010, Brussel.
3Federaal Planbureau (2016), Interregionale input-outputtabel: Multiplicatoren 2010, Brussel
2 Federaal Planbureau (2016), Interregionale input-outputtabel voor de
Belgische gewesten 2010 (RIOT), Brussel.
4SERV (2016) De interregionale input-outputtabel 2010: Een analyse voor
Vlaanderen, Brussel (auteur: Tim Buyse)
AFBAKENING VAN DE SOCIAL-PROFITSECTOREN
2016
6
In het gebruikte bronnenmateriaal worden activiteitssectoren afgebakend op basis van de
NACE-indeling5.
Rekening houdend met de clustering van activiteitssectoren in de gehanteerde gegevensbronnen, zijn volgende activiteitssectoren meegenomen in de afbakening van de social-profitsector:
- Menselijke gezondheidszorg (NACE 86)
- Maatschappelijke dienstverlening met
huisvesting (NACE 87)
- Maatschappelijke dienstverlening zonder
huisvesting (NACE 88), inclusief de sector
van de sociale economie
- Creatieve activiteiten, kunst en amusement
(NACE 90)
- Bibliotheken, archieven, musea en overige
culturele activiteiten (NACE 91)
- Kansspelen en loterijen (NACE 92)
- Sport, ontspanning en recreatie (NACE 93)
In de nationale en regionale rekeningen worden
vermelde activiteiten geclusterd in vier categorieën:
- de gezondheidzorg (NACE 86)
- de maatschappelijke dienstverlening
(NACE 87 en 88)
- cultuur en ontspanning (NACE 90 tot 92)
- sport en ontspanning (NACE 93)
5 Nomenclature statistique des Activités économiques dans la Communauté Européenne”.
De RIOT onderscheidt 122 bedrijfstakken,
wat toelaat de NACE-categorie 86 “Menselijke gezondheidszorg” verder op te splitsen in
‘Ziekenhuizen’ (86A), ‘Praktijken van artsen’
(86B), ‘Tandartspraktijken’ (86C) en ‘Overige
menselijke gezondheidszorg’ (86C). RIOT documenteert de maatschappelijke dienstverlening
met huisvesting (NACE 87) afzonderlijk van de
maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting (NACE 88). De RIOT laat ook een aparte
analyse toe op niveau van de onderscheiden
bedrijfstakken 90 t.e.m. 93 (in tegenstelling tot
de nationale en regionale rekeningen die hier
met twee clusters werken).
De voorgestelde benadering vormt een ruwe afbakening van de social-profitsector, zij het macroeconomisch de enige operationele. Enerzijds
vallen bepaalde subsectoren van de social profit
buiten beschouwing, omdat ze niet afgezonderd
kunnen worden van de veel ruimere NACE-codes
waaronder ze ressorteren (bv. sommige onderdelen van ‘Onderwijs’ (NACE 85) of onderdelen van
‘Verenigingen’ (NACE 94)). Anderzijds worden er
activiteiten meegenomen die in strikte zin niet
tot de social profit behoren (bv. Kansspelen en
loterijen (NACE 92)), omdat ze in de gebruikte
bronnen geclusterd zitten met NACE-codes die
wel onderdeel vormen van de social profit.
2016
7
DRIE INVALSHOEKEN VOOR
ECONOMISCHE WAARDECREATIE
De economische waardecreatie van een land of
regio kan vanuit drie invalshoeken bekeken worden, waarbij de verschillende componenten – die
steeds in monetaire termen worden uitgedrukt
– in onderlinge wisselwerking tot elkaar staan:
»» Vanuit de invalshoek “Productie”
De social profit zorgt voor de realisatie van een
reeks diensten en goederen. De verkoopwaarde
hiervan stemt overeen met de output. De output komt tot stand door de combinatie van de
productiefactoren (arbeid en kapitaal) en de
2016
8
aanwending door de social profit van grondstoffen en hulpmiddelen die bij andere bedrijfstakken worden gekocht, d.i. het intermediair
verbruik. Het verschil tussen de output en het
intermediair verbruik komt overeen met de
bruto toegevoegde waarde. In de context van
de economische impact van de social profit is
het intermediair verbruik van belang om zicht
te krijgen op economische interdependenties
met andere bedrijfstakken.
»» Vanuit de invalshoek “Bestedingen”
De diensten en goederen van de social profit
worden uiteraard aangewend. De vergoeding die
hiervoor betaald wordt, vormen de ontvangsten
van de social profit. Een deel van de output wordt
rechtstreeks geconsumeerd door de burgers, die
hiervoor zelf een deel betalen via bijvoorbeeld
remgelden (consumptie huishoudens). Verder
verschaffen ook de overheid (consumptie overheid) en de instellingen zonder winstoogmerk
(consumptie IZW’s) financiering aan de social
profit voor diensten en goederen die zij ter beschikking stellen van de burgers. Een deel van
de output van de social profit vindt zijn weg als
levering voor het productieproces in andere bedrijfstakken. Deze fractie vormt de intermediaire
leveringen door de social profit. De output van
de social profit vindt ook zijn aanwending in
investeringen. Voor een deel wordt de output
afgezet in het buitenland onder de vorm van
uitvoer van goederen en/of diensten. Met de ontvangsten voor de output worden de intermediaire
aankopen vereffend alsook de componenten van
de toegevoegde waarde vergoed (zie volgende
invalshoek).
»» Vanuit de invalshoek “Inkomen”
De toegevoegde waarde die binnen de social
profit wordt gecreëerd biedt de mogelijkheid om
de aangewende productiefactoren te vergoeden.
De beloning van werknemers vormt hierin een
belangrijke component naast het netto-exploitatieresultaat. Daarnaast kunnen uit de toegevoegde waarde investeringen worden verricht
en belastingen voldaan, weliswaar na saldering
met de ontvangen subsidies. Deze laatste post is
niet onbelangrijk voor de social profit.
De macro-economische grootheden (en samenstellende componenten) kunnen zowel in lopende prijzen als in volume worden uitgedrukt.
Aangezien de klemtoon in het cahier ligt op de
positionering van de social profit in de totale
economie en dus vooral op het vergelijkend karakter ervan ten aanzien van andere bedrijfstakken, biedt de weergave in volume (gezuiverd
van inflatie) geen evident voordeel. Bovendien
bestaan er voor België wel nationale deflatoren
per bedrijfstak, maar geen regionale deflatoren.
De weergave van de vermelde componenten in
lopende prijzen maakt daarentegen de concordantie met de input-output analyses voor het jaar
2010 duidelijk zichtbaar. Hierna zullen dan ook
de economische grootheden in lopende prijzen
worden uitgedrukt.
KERNCIJFERS
Uit de macro-economische analyse blijkt algemeen dat de social profit in vergelijking met de totaliteit van de economie en de grote onderliggende
clusters van bedrijfstakken zich manifesteert als
een sterk groeisegment. Deze vaststelling geldt
onverkort voor België en de Gewesten.
De grafieken die de positie van de social profit in
beeld brengen in deze rubriek met kerncijfers,
vertonen dan ook een typische ‘krokodilvorm’,
waarbij de social profit de bovenkaak vormt en
alleen de grootte van de bek varieert.
GEGEVENS VOOR BELGIË
Zowel de output, het intermediair verbruik als de
toegevoegde waarde stijgt tussen 2000 en 2013
in quasi geen enkele andere bedrijfstak sneller
dan in de social profit. Bovendien is de stijging
ononderbroken, in tegenstelling tot de totaliteit
van de Belgische economie, die een terugval kent
in 2009. Ook op het vlak van werkgelegenheid
tekent zich een duidelijk sterkere groei af in de
social profit ten opzichte van het geheel van de
economie.
Het verschil in orde van grootte van groeiritme
– zowel voor de macro-economische grootheden
als voor de werkgelegenheid – wordt in onderstaande grafiek weergegeven met de grijze pijlen.
2016
9
Evolutie van output, intermediair verbruik en toegevoegde waarde (steeds in lopende prijzen)
alsook van de werkzame personen, social profit en totale economie, België (jaar 2000=100)
Bron: Belgostat, bewerking: Verso
220
De social profit kent een
uitgesproken forsere groei dan het
gemiddelde van de Belgische
economie wat betreft intermediair
verbruik, output en toegevoegde waarde...
200
180
160
140
120
100
...ook wat betreft werkzame
personen
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Output totale economie
Output social profit
Intermediair verbruik totale economie
Intermediair verbruik social profit
Toegevoegde waarde totale economie
Toegevoegde waarde social profit
Werkzame personen totale economie
Werkzame personen social profit
2016
10
Aandeel (in %) van de social profit in de totale economie wat betreft output, intermediair verbruik
en toegevoegde waarde (steeds in lopende prijzen) alsook wat betreft werkzame personen, België
Bron: Belgostat, bewerking: Verso
14
13
12
11
11,90 11,98 12,08
11,57 11,76
11,37
11,07
10,55 10,79
12,41
13,21 13,44 13,63
12,76 12,97
10
9
8
6,87
6,92
6
5
4
4,98
5,03
3,53
3,60
2000
2001
7,19
7,20
5,47
5,35
5,37
5,49
4,14
4,12
3,94
3,99
4,02
2004
2005
2006
2007
2008
6,96
7,11
7,17
7,18
5,27
5,51
5,49
3,91
4,19
2003
7
7,51
7,97
7,84
7,89
8,14
8,26
6,23
6,05
5,85
6,01
6,24
4,82
4,67
4,37
4,47
4,73
2009
2010
2011
2012
3
2
Output
2002
Intermediair verbruik
»» Output
De output van de social profit bedraagt 51,2 mld.
euro in 2013, binnen de output van de Belgische
economie (821,7 mld. euro in totaal).
Het aandeel van de social profit in de output van
de totale economie loopt gestaag op van 4,98%
in 2000 tot 6,24% in 2013, wat overeenkomt met
een groei van 25%, meteen het sterkste groeicijfer
van de gegroepeerde bedrijfstakken6. Enkel de
zakelijke dienstverlening kent een vergelijkbare
evolutie.
De output 2013 van de social profit bestaat voor
56,6% uit de toegevoegde waarde en voor 43,4%
uit het intermediair verbruik. Ter vergelijking:
de output van de Belgische economie als geheel
bestaat voor 42,8% uit toegevoegde waarde en
voor 57,2% uit intermediair verbruik.
6 Landbouw en bosbouw en visserij, Nijverheid en energie, Bouwnijverheid, Handel en vervoer en horeca, Informatie en communicatie, Financiële dienstverlening, Verhuur en handel van onroerend goed, Zakelijke
dienstverlening, Overheid en onderwijs, Overige diensten, Social profit.
Toegevoegde waarde
2013
2014
Werkzame personen
»» Toegevoegde waarde
De social profit realiseert in 2013 een toegevoegde waarde van 29 mld. euro op een totaal
van 351 mld. euro voor de Belgische economie.
Het aandeel van de social profit in de toegevoegde
waarde van de totale economie loopt op van
6,87% in 2000 tot 8,26% in 2013, wat overeenkomt met een groei van 20%. Hiermee situeert
de social profit zich binnen de gegroepeerde
bedrijfstakken als tweede snelste groeier over
de periode, vlak na ‘zakelijke dienstverlening’.
Dit betekent meteen een fors hoger groeiritme
dan het gemiddelde van de economie. Binnen
de social profit bedraagt het aandeel van de
maatschappelijke dienstverlening (NACE 87-88)
in de toegevoegde waarde (31,7%) een veelvoud
van zijn betekenis in het intermediair verbruik
van de social profit (14,3%).
»» Intermediair verbruik:
De social profit profileert zich over de periode
2000-2013 als snelste groeier van de gegroepeerde bedrijfstakken wat betreft het intermediair verbruik, met meer dan een verdubbeling
2016
11
in lopende prijzen (+108%). Hierdoor komt de
social profit in 2013 uit op een intermediair
verbruik van 22,2 mld. euro op een totaal van
470,4 mld. euro voor de Belgische economie.
Het aandeel van de social profit in het intermediair verbruik van de totale economie stijgt
van 3,53% in 2000 tot 4,73% in 2013, oftewel
een groei met 34%. Na de bedrijfstakken die uit
hun aard een belangrijk aandeel intermediair
verbruik aanwenden in hun productieproces (nijverheid, handel, zakelijke dienstverlening, bouw)
positioneert de social profit zich in 2013 op dit
vlak als belangrijkste van de overige bedrijfstakken. Daarmee schuift de social profit één plaats
op in vergelijking met de situatie in het jaar 2000.
Aandeel (in %) van de gegroepeerde bedrijfstakken in het intermediair verbruik, 2013, België
Bron: Belgostat, bewerking: Verso
45
40,35
40
35
in %
30
25
20
15
10
2016
5
17,61
10,52
9,74
4,73
4,37
3,78
3,04
3,03
1,57
1,27
0
12
Het aandeel van het intermediair verbruik in de
output van de social profit stijgt over de periode
2000-2013 onafgebroken van 40,3% naar 43,4%.
In alle deelsegmenten van de social profit ligt
dit aandeel hoger dan het social-profitgemiddelde, met uitzondering van de maatschappelijke
dienstverlening waar het intermediair verbruik
maar ongeveer een kwart van de output bedraagt.
Iets meer dan een kwart (26%) van het intermediair verbruik van de social profit is intern
te situeren, d.w.z. tussen de segmenten van de
social profit onderling. Het aandeel van de gezondheidszorg in het intermediair verbruik van
de social profit groeit van 67,6% in 2000 naar
71,7% in 2013.
»» Werkgelegenheid
Het aantal werkzame personen in de Belgische
social profit groeit tussen 2000 en 2014 met meer
dan 40%, terwijl de totaliteit van de economie
slechts een 10% groei realiseert.
In 2014 zijn 13,6% van de werkzame personen
in België werkzaam in de social profit tegenover
10,6% in 2000 (groei: 29%). Bij de werknemers
kan een nog sterker groeiend aandeel worden
vastgesteld: van 10,4% in 2000 naar 14,1% in
2014 (groei: 36%). Bij de zelfstandigen blijft het
aandeel van de social profit in de totale economie
nagenoeg stabiel: om en bij de 11,5%.
»» Macro-economische synthese voor de Belgische social profit in het jaar 2010
Op basis van de nationale input-outputtabellen
voor het jaar 2010 kan volgende synthese van de
Beloning werknemers
Consumptie overheid
Investeringen
Voorraadwijzigingen
Uitvoer eurozone
Overige uitvoer
46.590
(100%)
Consumptie IZW’s
20.311
(43,6%)
Consumptie huishoudens
26.280
(56,4%)
Totaal intermediaire leveringen
Output
Invalshoek Bestedingen
Intermediaire aankopen
Invalshoek Inkomen
Invalshoek
Productie
Toegevoegde waarde
Social Profit - België
2010, mln. euro
macro-economische grootheden voor de social
profit in België worden voorgesteld volgens de
drie courante invalshoeken:
5.649
13.109
1.716
25.751
131
0
132
103
19.906
Niet-productgebonden belastingen
223
Niet-productgebonden subsidies
-2.200
Nettoexploitatieoverschot
5.188
Verbruik vaste activa
3.162
2016
13
Bron: Federaal Planbureau, bewerking VERSO
Bekeken vanuit de productiezijde (groene en
blauwe cellen) blijkt dat de output van de social
profit in 2010 (46,59 mld. euro) voor 43,6%
wordt gevormd uit de aanwending van intermediaire aankopen en voor 56,4% uit toegevoegde
waarde.
Het perspectief van het inkomen (gele cellen)
leert dat de toegevoegde waarde binnen de social profit voor 75,7% vloeit naar de beloning
van werknemers en voor net geen 20% terug
te vinden is in het netto-exploitatieresultaat.
De social profit ontvangt 2,2 mld. euro aan
niet-productgebonden subsidies en financiert
ten belope van 3,2 mld. euro zijn verbruik aan
vaste activa.
Vanuit bestedingsstandpunt (blauwe en roze
cellen) blijkt dat het leeuwenaandeel van de
output van de social profit (86,7%) finaal wordt
‘geconsumeerd’ door de burgers en de overheid. De consumenten vergoeden rechtstreeks
28% van de output. De overheid financiert de
productie van de social profit voor 55%. De
intermediaire leveringen vanuit de social profit
bedragen globaal 12,4% van het totaal gebruik
of de totale output.
GEGEVENS VOOR HET VLAAMS GEWEST
Bij de positionering van de social profit in Vlaanderen vanuit macro-economisch perspectief
worden meerdere bronnen aangewend. Bij de
schets van de evolutie van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid in de social profit bieden de regionale rekeningen de basisinformatie.
Daarnaast maakt de interregionale input-outputtabel (RIOT) en afgeleide toepassingen ervan
het mogelijk om voor het jaar 2010 een gedetailleerde foto te maken van de economische grootheden binnen de social profit in Vlaanderen.
OP BASIS VAN DE REGIONALE REKENINGEN
De evolutie van twee kernelementen van de
economische ontwikkeling binnen de social
profit – met name de toegevoegde waarde en
de werkgelegenheid – kenmerkt zich door een
groei die fors uitsteekt boven het gemiddelde
van de Vlaamse economie. Ook hier is de (dubbele) krokodilvorm duidelijk zichtbaar in de
onderstaande grafiek.
Evolutie vanaf het jaar 2003 (index=100) van de toegevoegde waarde (in lopende prijzen) en de
werkzame personen in het Vlaams Gewest | Bron: Belgostat, bewerking VERSO
2016
14
170
160
150
140
130
120
110
100
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Werkzame personen totale economie
Toegevoegde waarde totale economie
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Werkzame personen social profit
Toegevoegde waarde social profit
Aandeel (in %) van de social profit in de totale economie wat betreft toegevoegde waarde (in lopende
prijzen) en ook wat betreft werkzame personen Vlaams Gewest | Bron: Belgostat, bewerking VERSO
14
13
12
11
10
9
8
7
6
11,22
11,29
11,45
6,95
6,93
6,95
2003
2004
2005
11,55
11,66
6,92
6,97
2006
2007
11,75
7,30
2008
Toegevoegde waarde
»» Toegevoegde waarde
De toegevoegde waarde (in lopende prijzen) die
binnen de social profit in het Vlaams Gewest wordt
gerealiseerd groeit van 10 mld. euro in 2003 naar
16,4 mld. euro in 2013.
Deze stijging met 62,7% ligt fors boven het gemiddelde van de totale Vlaamse economie (+ 40,8%).
De social profit sluit als zodanig nauw aan bij de
prestaties van de groeisectoren bij uitstek in het afgelopen decennium (zakelijke en financiële dienstverlening, informatie en communicatie). De groei
in toegevoegde waarde in de Vlaamse social profit
ligt daarmee ook hoger dan op Belgisch niveau7.
Het aandeel van de social profit in de toegevoegde
waarde van de Vlaamse economie stijgt tussen 2003
en 2013 van 6,95% naar 8,03%, wat overeenkomt
met een toename van 16%.
De verhoudingsgewijs sterke stijging van de toegevoegde waarde in de maatschappelijke dienstverlening (+80%) draagt hiertoe bij. Een derde van de
toegevoegde waarde van de social profit komt tot
7 Ter vergelijking over de periode 2003-2013 groeit de toegevoegde waarde in
de social profit in België met 60,8%. Voor de totale Belgische economie groeit
de toegevoegde tussen 2003 en 2013 met 38,4%.
12,26
7,81
2009
12,62
12,91
13,16
13,43
7,72
7,69
7,92
8,03
2010
2011
2012
2013
13,62
2014
Werkzame personen
stand binnen de maatschappelijke dienstverlening
(NACE 87 en 88), 59% in de gezondheidszorg.
De maatschappelijke dienstverlening noteert een
hoge ‘multiplicator’ van de toegevoegde waarde
(0,90 in de sector met huisvesting (NACE 87) en
0,91 in de sector zonder huisvesting (NACE 88)).
Dit betekent dat de toename met 1 mln. euro van
het finaal gebruik (bvb. via consumptie van huishoudens en overheid of vanuit een intermediair
vraag) gericht aan de productie in de maatschappelijke dienstverlening in Vlaanderen, leidt tot een
toename van de toegevoegde waarde in alle bedrijfstakken en alle gewesten - met andere woorden
binnen de hele Belgische economie - met 900.000
(resp. 910.000) euro.
Ook alle andere segmenten van de Vlaamse social
profit kennen een multiplicator van de toegevoegde
waarde – in een range van 0,78 tot 0,87 – die fors
boven de algemene multiplicator van de Vlaamse
economie (0,64) ligt. Met andere woorden: het
positief effect van een toename in de productie
in de segmenten van de Vlaamse social profit op
de gerealiseerde toegevoegde waarde in andere
sectoren van de Belgische economie is aanzienlijk.
2016
15
2016
16
»» Werkgelegenheid
In de periode 2003-2014 neemt het aantal werkzame personen in de social profit in Vlaanderen
toe van 268.154 tot 359.534 eenheden, of een
toename met 34%. Daarmee sluit de Vlaamse
social profit nauw aan bij de top-groeisectoren
op dit vlak (de zakelijke dienstverlening met
46%; de informatie en communicatie met 40%).
Voor het geheel van de Vlaamse economie groeit
het aantal werkzame personen slechts met 10%.
Het aandeel van de werkzame personen actief
in de social profit in Vlaanderen in de totaliteit
van de Vlaamse economie groeit tussen 2003 en
2014 met 21%: van 11,2% in 2003 naar 13,6% in
2014. In orde van grootte is de Vlaamse social
profit als zodanig vergelijkbaar met de sector van
de ‘nijverheid en energie’ en ook met de sector
‘overheid en onderwijs’. Bij de werknemers is
het groeiend aandeel nog meer uitgesproken:
van 11,3% in 2003 naar 14,1% in 2014, of een
groei met 25%.
In alle segmenten van de Vlaamse social profit
liggen de werkgelegenheidsmultiplicatoren in een
range van 9,3 tot 33,3 en als zodanig steeds boven
het gemiddelde van de Vlaamse economie (9,0).
Een toename van het finaal gebruik gericht op
de output met 1 mln. euro binnen om het even
welk segment van de Vlaamse social profit zal dus
steeds aanleiding geven tot een toename van de
werkgelegenheid in alle overige bedrijfstakken
op Belgisch niveau met meer dan 9 personen. De
maatschappelijke dienstverlening met huisvesting kent een werkgelegenheidsmultiplicator van
22,8 en scoort daarmee 2,5 maal hoger dan het
Vlaams gemiddelde. De maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting noteert zelfs een
werkgelegenheidsmultiplicator van 33,3, meteen
de hoogste multiplicator van alle bedrijfstakken.
Ter vergelijking: de werkgelegenheidsmultiplicator van de ziekenhuizen bedraagt 14,6, deze van
de bibliotheken, archieven en musea 15,2.
OP BASIS VAN INTERREGIONALE
INPUT-OUTPUTTABELLEN
»» Algemene macro-economische synthese
Op basis van de interregionale input-outputtabellen voor het jaar 2010 kan volgende synthese van
Niet-productgebonden
belastingen
Niet-productgebonden subsidies
Nettoexploitatieoverschot
Verbruik vaste
activa
Investeringen
Voorraadwijzigingen
Uitvoer van goederen
Uitvoer van diensten
Output
Consumptie overheid
10.611,5
Consumptie IZW’s
Beloning
werknemers
9.919,4 24.435,5
(40,6%) (100%)
2016
Consumptie huishoudens
14.516,1
(59,4%)
Invalshoek Bestedingen
Totaal intermediaire leveringen
Intermediaire aankopen
Invalshoek
Inkomen
Invalshoek
Productie
Toegevoegde waarde
Social Profit Vl. Gewest
2010, mln. euro
de macro-economische grootheden van de social
profit in het Vlaams Gewest worden voorgesteld
volgens de drie courante invalshoeken:
2.685,3
6.730,6
804,1
13.830,4
110,2
0,1
25,0
250,1
17
85,9
-697,1
2.868,0
1.647,9
Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
Vanuit de productiezijde bekeken (groene en
blauwe cellen) wordt de output 2010 van de
Vlaamse social profit (24,4 mld. euro) voor 40,6%
gevormd uit intermediaire aankopen (9,9 mld.
euro) en voor 59,4% uit toegevoegde waarde
(14,5 mld. euro). In de totaliteit van de Vlaamse
economie vertegenwoordigt het intermediair
verbruik 57%, en de toegevoegde waarde 43%
van de output.
Vanuit de inkomensinvalshoek (gele cellen) bekeken blijkt dat de beloning van werknemers (10,6
mld. euro) de belangrijkste component (73,1%)
vormt van de toegevoegde waarde. Het aandeel
van het netto-exploitatieoverschot (2,9 mld.
euro) in de toegevoegde waarde beloopt 19,8%.
De social profit ontvangt 697 mln. euro aan
niet-productgebonden subsidies en financiert
zijn verbruik aan vaste activa voor een bedrag
van 1,6 mld. euro.
2016
18
Vanuit bestedingsperspectief blijkt dat de output
van de social profit in Vlaanderen in hoofdorde (87,4%) gericht is op de private en publieke
consumptie. De huishoudens vergoeden rechtstreeks 27,5% van de productie (6,7 mld. euro).
De overheid financiert daarnaast 56,6% van de
output voor een bedrag van 13,8 mld. euro. De
intermediaire leveringen vanuit de social profit
aan de totaliteit van de bedrijfstakken in alle
Gewesten vertegenwoordigen amper 11% van
de totale output.
Naast het gegeven van de initiële werkgelegenheid in de Vlaamse social profit zelf laat de RIOT
toe om ook de werkgelegenheid in te schatten
die verbonden is aan de productie binnen andere
bedrijfstakken in de drie Gewesten die als input
in de Vlaamse social profit wordt gebruikt.
Uit de berekeningen blijkt dat in Vlaanderen
324.870 personen werken in de social profit. Het
aantal personen dat voor de Vlaamse social profit
werkt, bedraagt 375.402 personen. Daarmee ligt
de directe en indirecte afgeleide werkgelegenheid
15,6% hoger dan de initiële werkgelegenheid in
de social profit.
»» M
acro-economische synthese op een eerste
niveau van detail
Zoals hierboven reeds aangegeven, wordt de
output die in 2010 door de social profit in Vlaanderen werd gerealiseerd, geraamd op 24,4 mld.
euro. Het intermediair verbruik nam hiervan 9,9
mld. euro voor zijn rekening, terwijl de toegevoegde waarde 14,5 mld. euro bedroeg.
Synthese van macro-economische grootheden in de segmenten van de social profit, Vlaams
Gewest, 2010 (mln. euro) | Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
totaal
86
87-88
90-92
93
social profit
Intermediair verbruik
7.137
1.541
637
604
9.919
Toegevoegde waarde
8.853
4.667
530
467
14.516
15.990
6.208
1.167
1.070
24.435
Aandeel intermediair verbruik in output
0,45
0,25
0,55
0,56
0,41
Aandeel toegevoegde waarde in output
0,55
0,75
0,45
0,44
0,59
NACE
Output
De gezondheidszorg neemt twee derde van de
output van de social profit voor zijn rekening en
de maatschappelijke dienstverlening staat in voor
een kwart van de output. Wat rest aan output
wordt nagenoeg gelijk gespreid over enerzijds
de creatieve activiteiten en anderzijds de sport
en recreatie.
Het intermediair verbruik van de social profit is
voor 72% toewijsbaar aan de gezondheidszorg en
voor een verhoudingsgewijs laag aandeel (15,5%)
aan de maatschappelijke dienstverlening. Omgekeerd levert de maatschappelijke dienstverlening
wel 32% van de toegevoegde waarde van de social
profit, tegenover 61% door de gezondheidszorg.
in de social profit als geheel. Binnen de maatschappelijke dienstverlening is het percentage
intermediair verbruik opvallend lager (25%).
In de bedrijfstakken “creatieve activiteiten” en
“sport en recreatie” ligt het aandeel intermediair verbruik (55 à 56%) merkelijk hoger dan de
toegevoegde waarde.
Het intermediair verbruik binnen de social profit
als geheel vertegenwoordigt 41% van de output.
Binnen de gezondheidzorg is het aandeel van
het intermediair verbruik iets hoger (45%) dan
Uit dit algemeen beeld treedt de gezondheidzorg als belangrijkste economische pijler van
de Vlaamse social profit naar voor.
65,4%
70%
61,0%
80%
71,9%
Aandeel van de verschillende segmenten in de totaliteit van de social profit, Vlaams Gewest, 2010
Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
60%
50%
40%
4,4%
3,2%
6,1%
10%
4,8%
6,4%
20%
3,6%
15,5%
30%
19
25,4%
32,1%
2016
0%
gezondheidszorg
maatschappelijke
dienstverlening
Intermediair gebruik
De intermediaire aankopen (intermediair verbruik) van de social profit in Vlaanderen (9,9
mld. euro in 2010) situeren zich voor meer dan
20% binnen de gezondheidszorg (NACE 86).
De groothandel (7,37%), consultancy en weten-
creatieve
activiteiten
Toegevoegde waarde
sport en recreatie
Output
schappelijke activiteiten (8,42%), de zakelijke
dienstverlening (8,43%) en de chemische industrie (9,33%) staan – samen met de gezondheidszorg – in voor meer dan de helft van de
intermediaire aankopen door de social profit.
25
21,49
20
15
10
7,37
8,42
8,43
9,33
Aandeel bedrijfstakken in de intermediaire aankopen door de social profit, Vlaams Gewest, 2010
Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
25
21,49
20
15
10
5
2,69
3,03
2,91
2,80
5,48
3,34
9,33
8,43
8,42
7,37
du
in
86
)
rg
(N
AC
E
st
rie
g
e
zo
ch
ds
ei
dh
on
Ge
z
Ch
em
is
en
di
ijk
e
za
ke
l
w
et
en
Ov
er
ig
e
st
ve
rle
n
ite
ite
tiv
ac
sc
h.
Gr
oo
en
cy
ta
n
ul
Co
ns
in
n
l
an
th
en
di
ël
e
us
ur
ea
db
en
tz
Ui
de
st
en
w
Bo
u
ci
an
Fi
n
g
or
t
sp
Tr
an
id
em
id
sb
en
en
ar
be
re
ca
Ho
de
ris
to
e
w
en
er
gi
e
En
lin
m
e
at
er
0
Noot: De weergegeven bedrijfstakken vertegenwoordigen gezamenlijk 75% van de herkomst van
intermediaire aankopen door de social profit in het Vlaams Gewest.
2016
20
»» M
acro-economische synthese op een tweede
niveau van detail
In de subsegmenten van de maatschappelijke
dienstverlening binnen de social profit bestaat
de output verhoudingsgewijs vooral uit toegevoegde waarde en vormt het intermediair verbruik hier logischerwijze een beperkt aandeel
van de output. Het aandeel van het intermediair
verbruik in de output ligt in de maatschappelijke
dienstverlening – met resp. 23% in diensten met
huisvesting en 28% in diensten zonder huisvesting – sterk beneden het gemiddelde van de
social profit (40,6%).
Bij de componenten van de gezondheidszorg
schommelt het aandeel van het intermediair
verbruik rond de 45% -grens. De creatieve activiteiten en sport en recreatie kennen een intermediair verbruik dat hoger ligt dan de helft van
de output (52 tot 59%).
Aandeel van intermediair verbruik resp. toegevoegde waarde in de totale output per subsegment
van de social profit, Vlaams Gewest, 2010 | Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
100%
80%
76,58%
72,45%
66,85%
58,22%
55,66%
54,93%
52,44%
48,09%
43,58%
40,79%
Voor het geheel van de Vlaamse economie bedraagt het aandeel van het intermediair verbruik in de output
57% (zwarte lijn), voor het geheel van de Vlaamse social profit bedraagt het aandeel 40,6% (rode lijn).
60%
40%
20%
0%
23,42%
27,55%
33,15%
41,78%
44,34%
45,07%
47,56%
51,91%
56,42%
59,21%
87
88
91
86D
86B
86A
86C
92
93
90
Aandeel intermediair verbruik in output
Van alle intermediaire aankopen van de social
profit in Vlaanderen is bovendien 60% toewijsbaar aan twee componenten, met name de ziekenhuizen (NACE 86A, 41%) en de praktijken
Aandeel toegevoegde waarde in output
van artsen (NACE 86B, 19%). De intermediaire
aankopen van de maatschappelijke dienstverlening als geheel (NACE 87-88) vertegenwoordigen
15,5% van de totaliteit van de social profit.
2016
Aandeel in de intermediaire aankopen per subsegment van de social profit, Vlaams Gewest, 2010
Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
NACE
Intermediaire
aankopen
(mln. euro)
Aandeel
86A
86B
86C
86D
87
88
90
91
92
93
4.094
1.897
397
749
958
584
496
53
88
604
5,88% 5,01% 0,53% 0,89%
6,09%
41,28% 19,13%
4,00% 7,55% 9,65%
Van alle intermediaire aankopen door de social
profit in het Vlaams Gewest gebeurt 24% ‘intern’,
d.w.z. binnen de verschillende segmenten van
de social profit zelf. In de sector van de ziekenhuizen bedragen de ‘interne aankopen’ binnen
Social
profit
9.919
de social profit 45% van de totaliteit van het
intermediair verbruik, terwijl bij de maatschappelijke dienstverlening (gezamenlijk NACE 87 en
NACE 88) dezelfde verhouding lager ligt dan 5%.
21
Aandeel ‘interne’ intermediaire aankopen van de social profit (in basisprijzen), Vlaams Gewest,
2010 | Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
NACE
2016
86B
86C
86D
87
88
90
91
92
Interne intermediaire aankopen
(mln. euro)
1.343,0
187,7
67,1
23,8
47,0
15,1
102,3
1,3
37,8
45,3 1.870,6
Intermediaire
aankopen (mln.
euro)
3.139,7 1.498,5
316,6
501,6
755,6
517,8
435,1
46,3
84,2
517,9 7.813,3
Aandeel interne
intermediaire
aankopen
42,8%
21,2%
4,8%
6,2%
2,9%
23,5%
2,8%
44,9%
12,5%
93
Social
86A
8,7%
profit
23,9%
Hierna wordt voor een selectie van subsegmenten binnen de Vlaamse social profit de spreiding
»» Ziekenhuizen
De spreiding van de intermediaire aankopen door
van de intermediaire aankopen aangegeven.
De belangrijkste toeleverende bedrijfstakken
– goed voor ongeveer de helft van de intermediaire aankopen – worden afzonderlijk vermeld.
Consultancy en zakelijke dienstverlening komt
bij bijna alle componenten van de social profit
voor als belangrijke leverancier.
de ziekenhuizen in Vlaanderen vertoont een zeer
duidelijke concentratie bij een beperkt aantal
bedrijfstakken. Bijna 43% van het intermediair
verbruik is intern afkomstig van de sector van de
gezondheidszorg. De chemische industrie (NACE
19-21) neemt 15% van het intermediair verbruik
voor zijn rekening, de groothandel (NACE 46)
tekent voor 12%. Met andere woorden: 70% van
het intermediair verbruik van de ziekenhuizen is
afkomstig van de drie vermelde bedrijfstakken.
22
Spreiding van de intermediaire aankopen door ziekenhuizen (NACE 86A), Vlaams Gewest, 2010
Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
15,05%
Chemische industrie
42,19%
Overige
42,76%
Gezondheidszorg (NACE 86)
0%
5%
10%
»» Maatschappelijke dienstverlening met
huisvesting
De intermediaire aankopen door maatschappelijke dienstverlening met huisvesting komen voor
afgerond een kwart vanuit allerlei vormen van
dienstverlening (overige zakelijke dienstverlening
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
11,2%, consultancy 9,7% en financiële diensten
6,2%) en voor een kwart vanuit productiesectoren
(voeding en drank (NACE 10-12) 9,5%, energie en
water (NACE 35-36) 9,2% en bouw (NACE 41-43)
7,1%). Overige bedrijfstakken leveren een kleine
helft van het intermediair verbruik.
2016
23
Spreiding intermediaire aankopen door maatschappelijke dienstverlening met huisvesting (NACE
87), Vlaams Gewest, 2010 | Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
Financiële diensten
Bouw
6,24%
7,13%
Energie en water
9,18%
Vervaardiging dranken, voeding en tabak
9,53%
Consultancy en wetenschappelijke activiteiten
9,65%
Overige zakelijke dienstverlening
Overige
11,17%
47,11%
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%
47,11%
Overige
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%
»» Maatschappelijke dienstverlening zonder
huisvesting
De intermediaire aankopen in de maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting situeren
zich voor meer dan 30% bij communicatie (NACE
53,61) en transport (NACE 49-51) en voor 20% op
het gebied van overige zakelijke dienstverlening
en consultancy.
Spreiding intermediaire aankopen door maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting,
Vlaams Gewest, 2010 | Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
Consultancy en wetenschappelijke activiteiten
7,62%
Telecommunicatie en post
8,30%
11,23%
Overige zakelijke dienstverlening
22,33%
Transport
50,53%
Overige
0%
2016
24
»» Creatieve activiteiten, kunst en amusement
De intermediaire aankopen door de kunstsector
gebeuren voor bijna een kwart intern: bij onderdelen van de bedrijfstakken recreatie, cultuur
en sport (NACE-codes 90 tot 93). Consultancy
10%
20%
30%
40%
50%
60%
tekent voor 17% van de intermediaire aankopen,
horeca en overige zakelijke dienstverlening staan
elk in voor ongeveer 8% van de intermediaire
aankopen.
Spreiding van de intermediaire aankopen door creatieve activiteiten, kunst en amusement (NACE
90), Vlaams Gewest, 2010 | Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
Horeca en toerisme
7,67%
Overige zakelijke dienstverlening
7,71%
Consultancy en wetenschappelijke activiteiten
Recreatie, cultuur en sport (NACE 90-93)
Overige
16,68%
23,47%
44,47%
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%
44,47%
Overige
0% 5% 10% 15% 20% 25% 30% 35% 40% 45% 50%
»» Bibliotheken, archieven, musea en overige
culturele activiteiten
De intermediaire aankopen van bibliotheken,
archieven, musea en overige culturele activiteiten zijn voor 15% afkomstig vanuit de bedrijfstak consultancy en voor nagenoeg 20% vanuit
horeca, toerisme, drank en voeding. De financiële diensten en de grafische nijverheid staan
elk in voor ongeveer 7% van de intermediaire
aankopen van de creatieve activiteiten, kunst
en amusement.
Spreiding van de intermediaire aankopen door bibliotheken, archieven, musea en overige culturele
activiteiten (NACE 91), Vlaams Gewest, 2010 | Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
Grafische nijverheid
6,70%
Financiële diensten
7,07%
8,26%
Horeca en toerisme
11,29%
Vervaardiging drank, voeding en tabak
15,08%
Consultancy en wetenschappelijke activiteiten
51,60%
Overige
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
2016
25
»» Sport en recreatie
De intermediaire aankopen van sport en recreatie komen voor een derde van de consultancy en
overige zakelijke dienstverlening. De bouwsector
levert net als de bedrijfstak horeca en toerisme
ongeveer 8% van het intermediaire verbruik
van sport en recreatie. Ook het aandeel van de
interne aankopen binnen de sector recreatie,
cultuur en sport bedraagt 8%.
Spreiding van de intermediaire aankopen door sport, ontspanning en recreatie (NACE 93), Vlaams
Gewest, 2010 | Bron: RIOT (SERV), bewerking VERSO
Horeca en toerisme
7,48%
Bouw
7,85%
Recreatie, cultuur en sport (NACE 90-93)
8,13%
12,01%
Overige zakelijke dienstverlening
20,19%
Consultancy en wetenschappelijke activiteiten
44,34%
Overige
0%
10%
20%
30%
40%
50%
CONCLUSIES
Hoe zou de samenleving eruit zien bij afwezigheid van een performante social profit? Het
antwoord op deze vraag vertoont meerdere dimensies.
betekenis van de social profit. Immers, net als
elke andere bedrijfstak is de social profit verweven in de economische bedrijvigheid van het
land en Vlaanderen.
In de eerste plaats zouden belangrijke maatschappelijke noden onbeantwoord blijven. De
maatschappelijke meerwaarde of opbrengst van
de social profit ligt in de eerste plaats in het beantwoorden van deze behoeften. Hier bewijst de
»» De social profit als groeisector
Zowel in termen van macro-economische grootheden als op het vlak van werkgelegenheid positioneert de social profit zich als een sterke
groeisector.
social profit zijn intrinsieke relevantie.
2016
26
Dit aspect, inclusief zijn indiceerbaarheid, behoeft een grondige eigenstandige en genuanceerde analyse. Immers, een eenzijdige focus op
de maatschappelijke kosten van de social profit
vertroebelt het globaal beeld en laat de maatschappelijke baten of de output van de social profit onverdiend in de schaduw. In dit verband toont
onze analyse alvast aan dat de financiering van
de output van de social profit een sterk gemengd
karakter heeft. Het aandeel van de overheid in
de financiering van de productie van de social
profit bedraagt op niveau van het land 55,3%,
op niveau Vlaanderen 56,6%. Dit betekent dat
de financiering van de productie van de social
profit voor de overige kleine helft (in absolute
cijfers voor 2010: 20,8 mld. euro op Belgisch
niveau, 10,6 mld. euro op niveau Vlaanderen)
wordt geleverd vanuit andere bronnen (door
huishoudens, uit intermediaire leveringen, ...).
Verso zal blijven ijveren om de intrinsieke relevantie van de social profit beter meetbaar en
vergelijkbaar te maken en zodoende de impact
van (deelaspecten van) de social profit te objectiveren.
Op basis van gevalideerd en recent bronnenmateriaal belicht dit cahier de sociaal-economische
Wars van de economische crisis van de jaren
2008 en volgende, ontwikkelt de social profit
zich langs een gestaag en steil groeipad, zo niet
aan kop dan wel in gezelschap van de groeisectoren die zich bij uitstek vanaf het begin van
deze eeuw aftekenen: de financiële en zakelijke
dienstverlening en de informatie- en communicatiesectoren.
Dit beeld zien we zowel op Belgisch niveau als
op het niveau van de Gewesten verschijnen. De
groeipercentages van intermediair verbruik,
output of toegevoegde waarde liggen respectievelijk 50, 40 en 30 procentpunten hoger dan
het gemiddelde van de Belgische economie en
hebben duidelijk ook een positieve impact op
de werkgelegenheid in de social profit. Waar de
werkgelegenheid in de Belgische economie sinds
de eeuwwisseling groeit met 10%, kent de social
profit een toename met meer dan 40%.
Ook in Vlaanderen groeit de toegevoegde waarde
in de social profit, in het zog van de nieuwe
groeisectoren, fors boven het gemiddelde van de
totale Vlaamse economie. Op het vlak van werkgelegenheid ligt het groeiritme in de Vlaamse
social profit 25 procentpunten hoger dan het
gemiddelde van de Vlaamse economie.
» Social profit versterkt zijn economische positie
De vastgestelde dynamiek leidt ertoe dat de
social profit zijn sociaal-economische positie
onafgebroken verstevigt, in het algemeen en specifiek ten aanzien van de overige bedrijfstakken.
Het aandeel van de social profit in de economie
neemt fors toe. Zo groeit op Belgisch niveau het
aandeel van de social profit in de toegevoegde
waarde, output en intermediair verbruik, met
respectievelijk 20%, 25% en 34% sinds de eeuwwisseling. Het aandeel in de werkgelegenheid
ging met 29% omhoog. Ook de Vlaamse social
profit beweegt zich in deze stroom met een groei
van de toegevoegde waarde en de werkgelegenheid sedert 2003 van 16%, respectievelijk 34%.
In de Vlaamse economie heeft de social profit
als zodanig een aandeel van 8,1% (2013) in de
toegevoegde waarde en van 13,6% (2014) in de
werkgelegenheid.
» Social profit als speler in een economisch
netwerk
De sociaal-economische betekenis en positie van
de social profit in het economisch weefsel wordt
in belangrijke mate bepaald door de omvang en
spreiding van het intermediair verbruik. Het
intermediair verbruik vormt de katalysator van
een directe en indirecte wisselwerking met, en
impact op, andere bedrijfstakken en bij veralgemening op de gehele economie. De vastgestelde
snelle groei van het intermediair verbruik door
de social profit verhoogt zijn verwevenheid met
andere bedrijfstakken en onderstreept zijn economische relevantie.
In 2013 kende de social profit in België een
intermediair verbruik van 22,2 mld. euro. Dit
betekent concreet dat andere bedrijfstakken,
onverkort het intermediair verbruik intern de
social profit, voor een niet-onaanzienlijk (en
groeiend) volume een afzetmarkt vinden in de
social profit. De soms gehoorde bemerking dat
de social profit nagenoeg uitsluitend toegevoegde
waarde creëert vanuit de beloning van werknemers of de inkomenscreatie bij zelfstandigen
(netto-exploitatieresultaat), dient dan ook te
worden gecorrigeerd: 40,6% van de output van
de Vlaamse social profit komt tot stand door de
aanwending van grondstoffen en hulpmiddelen
uit andere bedrijfstakken. Indien wordt uitgegaan
van de hypothese dat het intermediair verbruik
in de social profit in Vlaanderen tussen 2010 en
2013 volgens eenzelfde groeivoet evolueert als
het Belgisch gemiddelde, betekent dit dat de
verschillende (sub)segmenten van de Vlaamse
social profit in 2013 voor 11 miljard euro bestellingen hebben geplaatst bij andere sectoren.
» Social profit: eenheid in verscheidenheid
De markante sociaal-economische prestaties van
de social profit betekenen niet dat alle (sub)segmenten een gelijkaardig patroon volgen. Immers,
de (sub)segmenten van de social profit vertonen,
precies gezien hun verscheidenheid, specifieke
sociaal-economische kenmerken.
Louter als aanvulling op de centrale conclusies,
voegen we enkele opvallende elementen in de
verscheidenheid toe:
Zo komt een derde van de toegevoegde waarde
van de social profit in Vlaanderen tot stand
binnen de maatschappelijke dienstverlening,
terwijl het segment minder dan de helft van dit
aandeel vertegenwoordigt in de intermediaire
aankopen vanuit de social profit. De maatschappelijke dienstverlening kent eveneens een hoge
multiplicator van de toegevoegde waarde.
De ziekenhuizen en de praktijken van artsen
daarentegen nemen 60% van de intermediaire
aankopen van de social profit voor hun rekening.
Vanuit de invalshoek van het intermediair verbruik en de economische impact ervan, kunnen
de ziekenhuizen het belangrijkste subsegment
binnen de social profit worden genoemd.
Vanuit het aspect werkgelegenheid is de maatschappelijke dienstverlening dan weer aan zet
als belangrijkste werkgever van de social profit
in Vlaanderen, bovendien gekenmerkt met werkgelegenheidsmultiplicatoren die tot de hoogste
van alle bedrijfstakken behoren.
2016
27
2016
28
NOTITIES
Dit is een publicatie van Verso, de intersectorale werkgeversorganisatie voor de Vlaamse social
profit. In deze reeks verschenen eerder:
• Verso-cahier 1/2014: De werkbaarheid in de Vlaamse gezondheids-en welzijnssectoren
• Verso-cahier 2/2014: Profiel van de medewerkers in de social profit
• Verso-cahier 3/2015: Arbeidsplaatsen in de social profit
• Verso-cahier 4/2016: Het Vlaamse doelgroepenbeleid
Al deze publicaties zijn terug te vinden op de Verso-website: www.verso-net.be
2016
29
2016
30
NOTITIES
fit
or Social Pro
Vereniging vo
n vz w (Verso)
Onderneminge
straat 122/4
Kolonel Bourg
1140 Brussel
71
Tel: 02 739 10
06
75
6
Fax: 02 73
rso-net.be
ve
e-mail: info@
.verso-net.be
website: w w w
Download