KONINKRIJK BELGIE FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1959 tot reglementering van het gebruik van springstoffen in gesteente in open ontginningswerken van graverijen en groeven FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet van 28 mei 1956 betreffende de ontplofbare en voor de deflagratie vatbare stoffen en mengsels en de daarmede geladen tuigen, artikel 1; Gelet op het koninklijk besluit van 4 augustus 1959 tot reglementering van het gebruik van springstoffen in gesteente in open ontginningswerken van graverijen en groeven; Gelet op advies xxxxx/x van de Raad van State, gegeven op ...(datum), met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op de voordracht van de Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij: Artikel 1. In artikel 15 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1959 tot reglementering van het gebruik van springstoffen in gesteente in open ontginningswerken van graverijen en groeven, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 oktober 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden “de helling van het boorgat moet ten minste 70° ten opzichte van de waterpas bedragen; de verantwoordelijke persoon mag deze grens tot 50° verlagen als hij hiervoor passende voorschriften uitvaardigt;” worden vervangen door de woorden “de helling van het boorgat mag hoogstens 20° ten opzichte van de verticaal bedragen; de verantwoordelijke persoon mag deze grens tot 40° verhogen als hij hiervoor passende voorschriften uitvaardigt; ” ; 2° de woorden “het boorgat mag geen enkel elektrisch slagpijpje bevatten;” worden vervangen door de woorden “het boorgat mag geen enkel elektrisch slagpijpje bevatten, behalve elektrische slagpijpjes met geïntegreerde programmeerbare elektronische vertraging; ”. Art. 2. Artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 oktober 1985, wordt vervangen als volgt: “Art. 20. Bij het afschieten van een reeks mijnen met elektrische slagpijpjes zonder geïntegreerde programmeerbare elektronische vertraging, worden deze laatste in serie met elkaar verbonden om de schietkring te vormen. De elektrische slagpijpjes zonder geïntegreerde programmeerbare elektronische vertraging moeten alle uit éénzelfde door de fabrikant gemaakt pakket komen of, indien dit onmogelijk is, worden uitgerust met elektrische slaghoedjes uit eenzelfde fabricage en met eenzelfde ohmse weerstand in nominale waarde op de originele pakketten aangeduid. Bij het afschieten van een reeks mijnen met elektrische slagpijpjes met geïntegreerde programmeerbare elektronische vertraging, worden deze laatste in parallel met elkaar verbonden. Alle verbindingen van de schietkring moeten elektrisch geïsoleerd zijn ten opzichte van de grond.”. Art. 3. Artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 9 oktober 1985, wordt vervangen als volgt : “Art. 21. Behalve voor het schieten met zwart buskruit, mag geen enkel op een lont te wurgen slagpijpje of geen enkel elektrisch slagpijpje in een mijngat voor een primaire schietverrichting geplaatst worden, behalve elektrische slagpijpjes met geïntegreerde programmeerbare elektronische vertraging.”. Art. 4. In artikel 28 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het tweede lid wordt aangevuld met de volgende zin: “Als de aanzetting met elektrische slagpijpjes met geïntegreerde programmeerbare elektronische vertraging plaatsvindt, wordt de controle uitgevoerd met een daarvoor erkend toestel en volgens de instructies van de fabrikant van de elektrische slagpijpjes met geïntegreerde programmeerbare elektronische vertraging.” ; 2° in het derde lid worden de woorden “en elektronische” ingevoegd tussen de woorden “De toestellen voor elektrische” en de woorden “controle zijn”. Art. 5. In artikel 32 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het vijfde lid worden de woorden “bestemd voor de aanzetting van elektrische slagpijpjes zonder geïntegreerde programmeerbare elektronische vertraging en de afvuurinrichtingen van elektrische slagpijpjes met geïntegreerde programmeerbare elektronische vertraging” ingevoegd tussen de woorden “De afvuurtoestellen” en de woorden “moeten tot”; 2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende: “Het gebruik van een afvuurinrichting van elektrische slagpijpjes met geïntegreerde programmeerbare elektronische vertraging mag enkel worden toevertrouwd aan personen die speciaal door de fabrikant of zijn in de Europese Unie gevestigde gevolmachtigde zijn opgeleid en die houder zijn van een door één van beiden ondertekende machtiging.”. Art. 6. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Van Koningswege: De Minister van Economie, Kris PEETERS