Zo vroeg mogelijk Hartspiercelbeschadiging aantonen of uitsluiten Hoe eerder een hartinfarct kan worden vastgesteld, en dus behandeld, hoe beter. Tegelijkertijd geldt ook: hoe eerder een hartinfarct kan worden uitgesloten, hoe beter, want dat voorkomt onnodige opname en belasting van de hartbewakingsfaciliteiten. En dat is fijn voor de patiënt én goed voor de gezondheidseconomie. S tijgende kosten en schaarste aan hartbewakingsbedden dwingen ziekenhuizen te zoeken naar strategieën om onnodige opname te verminderen en de duur van de opname te bekorten. Aan de andere kant wil de arts een patiënt alleen maar naar huis sturen als hij weet dat dat verantwoord en veilig is. Dr. Robbert Jan de Winter, cardioloog in het AMC: “In het verleden werden patiënten 24 uur ter observatie opgenomen bij de Eerste Harthulp, maar bij ons kan de helft daarvan tegenwoordig al na 12 uur naar huis, dankzij de snelle doorlooptijd van de bloedtests en de beschikbaarheid van hartmerkstoffen voor het uitsluiten van hartspierschade.” Hartmerkstoffen Schade aan het hartspierweefsel kan verschillende oorzaken hebben, maar de belangrijkste is wel een zuurstoftekort als gevolg van verminderde bloedtoevoer door een vernauwing van de kransslagader. Zuurstoftekort ofwel ischemie leidt eerst tot hartkramp (instabiele angina pectoris) en lichte hartschade, maar bij een totale afsluiting van één van de kransslagaderen is er sprake van een hartinfarct ofwel myocardinfarct waarbij hartspierweefsel afsterft. Van oudsher is bloedon16 Diagned, oktober 2000 derzoek een belangrijk hulpmiddel om schade aan het hart vast te stellen. Bij beschadiging komen bepaalde moleculen uit de hartspiercellen vrij en deze zogeheten hartmerkstoffen lekken weg naar de bloedbaan. Ofschoon er altijd een basishoeveelheid van deze stoffen aanwezig is in het bloed, treedt bij schade aan de hartspier een verhoging van de concentratie op. Voor de diagnose ‘acuut myocardinfarct’ dient volgens de richtlijnen van de WHO aan twee van de drie volgende criteria voldaan te worden: (a) typische klachten van pijn op de borst, (b) ECG-veranderingen en (c) een toename in het bloed van ‘hart-enzymen’. Maar de deskundigen vinden deze WHO-definitie niet meer passen bij de hedendaagse klinische praktijk. Professor Gerard Sanders, hoogleraar klinische chemie in het AMC: “Deze richtlijnen dateren uit 1981 en staan op dit moment ter discussie, met name vanwege de veel betere en uitgebreidere mogelijkheden van de huidige bloedtests.” Onlangs publiceerden de Associaties van Europese en Amerikaanse cardiologen gezamenlijk een consensus document waarin de klassieke WHO-richlijnen voor het myocardinfarct opnieuw zijn gedefinieerd. De aanpassingen zijn met name gericht op de rol en mogelijkheden van het bloedonderzoek. De moderne en snelle assays, die 24 uur per dag en 7 dagen in de week inzetbaar zijn en volautomatisch nauwkeurige bloedmetingen verrichten, geven snel na het ontstaan van de hartklachten betrouwbare informatie over het bestaan van hartspierbeschadiging. De meest gebruikte merkstoffen voor het vaststellen van hartschade zijn tegenwoordig myoglobine, creatine kinase (CK), met name het iso-enzym CK-MB, troponine T (TnT) en troponine I (TnI). Vroege diagnostiek Mede dankzij de ontwikkeling van gevoeliger en specifiekere tests, is het mogelijk om in een vroegtijdig stadium problemen in het cardiovasculair systeem te signaleren. Sanders: “Patiënten met instabiele angina pectoris lopen het risico dat zich uiteindelijk een volledig hartinfarct ontwikkelt. Vroeger bleef de hele voorgeschiedenis verborgen en werd alleen het hartinfarct zelf vastgesteld.” Cardioloog de Winter beaamt de veranderende diagnose definitie voor patiënten met hart- en vaatproblemen: “Bij ongeveer eenderde van de patiënten met instabiele angina pectoris, die niet voldoen aan de klassieke WHO-definitie voor myocardinfarct, is toch (geringe) hartspierbeschadiging aantoonbaar met behulp van de CK-MB bepaling, de TnT- of de TnI-test.” De Winter heeft zich gespecialiseerd in vroege diagnostiek: “Welke van de beschikbare tests het meest geschikt zijn in de praktijk, hangt af van in welk stadium van de ziekte de patiënt zich bevindt en van de (lokale) logistiek bij de hartbewakingsvoorzieningen.” Per jaar melden zich zo’n 1200 Snelle diagnose van een hartinfarct patiënten met pijn in de borst bij de afdeling Eerste Harthulp van het AMC. Van groot belang is snel te achterhalen of er werkelijk sprake is van een hartinfarct. De Winter: “Voor de patiënten die klagen over pijn op de borst, maar die geen afwijkend ECG vertonen, is het bloedonderzoek erg belangrijk, zowel voor het vaststellen van schade aan het hart als voor het uitsluiten ervan. Als bij zo’n patiënt de bloedconcentraties van hartmerkstoffen verhoogd zijn, behoort hij/zij tot een hoogrisicogroep en is opname en behandeling noodzakelijk.” Verschillende tests Tegenwoordig zijn verschillende bloedtests beschikbaar als zogeheten point-of-care (POC) tests. Deze kunnen aan het bed van de patiënt door niet-gespecialiseerd personeel worden uitgevoerd. De Winter: “In het AMC wordt op deze manier met succes de TnTtest toegepast op de hartbewaking. De kans op een cardiale gebeurtenis bij patiënten zonder troponinestijging blijkt lager te zijn dan bij patiënten met een abnormaal troponine.” Voor het uitsluiten van hartspierschade worden weer andere eisen gesteld aan een test. Klinisch chemicus Sanders: “Hierbij is met name het verloop van de bloedspiegel in de eerste uren van groot belang. We moeten daarbij zo nauwkeurig mogelijk het tijdstip kennen waarop een al dan niet cardiale gebeurtenis is opgetreden die de aanleiding tot de klachten heeft gegeven (t=0). Aan de hand van een serie metingen in de tijd volgen we de bloedspiegel. De hartmerkstof myoglobine bereikt al na twee tot drie uur een significante verhoging in het bloed, maar na ongeveer zes tot twaalf uur is de stof niet meer meetbaar. Opsporen hartschade na ongeval Hartmerkstoffen worden behalve voor de diagnostiek van een hartinfarct ook gebruikt om andere vormen van schade aan het hart te detecteren. Dr. Joost Swaanenburg1 onderzocht onder meer het gebruik van troponine en CK-MB voor het aantonen van hartspierschade als gevolg van letsel opgelopen bij een ongeval. Hij verdeelde de patiënten in twee categorieën: A en B. De eerste categorie (A) had een ongeval meegemaakt zonder borstletsel en bij deze groep is het zeer onwaarschijnlijk dat er hartschade is opgetreden. De tweede categorie (B) had wel borstletsel opgelopen en mogelijk hartschade. Swaanenburg concludeert dat de jarenlang als ‘gouden standaard’ gebruikte CK-MB bepaling in ongeveer de helft van de patiënten in categorie (A) verhoogde waarden te zien geeft, terwijl er geen klinische redenen zijn aan te nemen dat deze patiënten hartletsel hebben opgelopen. De verhoogde concentratie CK-MB (zie A) wordt veroorzaakt door schade aan skeletspieren. CK-MB geeft dus een vals positief resultaat als het gaat om het aantonen van hartspierschade na een ongeval. De troponinebepaling is duidelijk veel specifieker. Er is geen verhoging van troponine in categorie A en wel in B. Dat betekent dat tropanine alleen vrijkomt uit een beschadigde hartspier en niet uit beschadigde skeletspieren. Dit geldt zowel voor troponine T als troponine I. 1Dr. Joost Swaanenburg promoveerde in mei van dit jaar op het proefschrift: ‘The biochemical and clinical assessment of cardiac Met gerust hart naar huis De vroege aantoonbaarheid maakt myoglobine zeer geschikt voor gebruik als negatief voorspellende test. Nadelen zijn echter dat de stof niet specifiek is voor het hart en de snelle kinetiek waardoor de stof maar relatief korte tijd meetbaar is.” Het iso-enzym CK-MB is al jarenlang de ‘gouden standaard’ voor het uitsluiten van hartspierschade. De stof is weliswaar later detecteerbaar dan myoglobine en is in tegenstelling tot troponine, niet hartspecifiek. Ook bij schade aan skeletspieren stijgt de concentratie CK-MB in het bloed. Groot voordeel is echter de kinetiek van deze stof: CK-MB heeft een breder tijdvenster en is dus langer detecteerbaar in het bloed dan myoglobine. Voorlopig geeft het AMC de voorkeur aan de CK-MB test als het gaat om uitsluiten van een hartinfarct. De Winter: “Wij hebben heel veel ervaring met de seriële CK-MB meting en herkennen snel patronen. Bovendien is de test relatief goedkoop en, niet onbelangrijk, de meting gebeurt volautomatisch en duurt slechts 20 minuten.” Wel verwacht de Winter dat de troponinemeting in de toekomst een steeds belangrijkere aanvulling gaat worden. Het voordeel van troponine is dat de test gevoelig en snel is en zeer specifiek voor hartspiercellen, maar een nadeel is de trage kinetiek. De stof blijft zo lang in het bloed dat een eventueel tweede myocard-infarct niet zichtbaar is aan de hand van een troponinestijging.” En last but not least vinden zowel Sanders als de Winter een groot bezwaar van de troponine I test dat (nog steeds) een goede standaardisatie ontbreekt. Omdat verschillende reagentia worden gebruikt zijn de uitslagen van de verschillende tests van verschillende fabrikanten niet met elkaar vergelijkbaar.” ● markers for the detection of various forms of myocardial tissue damage.’ 17 Diagned, oktober 2000